Hbl
^^^^^^^^TU E ATC D
HooMrwlacteMr: f. v.d Ldic, L«id«n Rwlactl« «n Adm.i NovrdsIndaS, Leiden • Gironummer 41880
ïlit« Jaargang 26 - 19 JULI 1941
1 Cte
m
i i M
1 vfftL ff*4
m
-1«
"1**723
h
■91
i« •ff
■
kir: "Htm
iïi ^ •» •
^■-v .'•'V
•
mmmwm Er bestaat een verhaal van een schrijver, die door zijn
werk groote
beroemdheid
ver-
worven had en op het hoogtepunt van zijn carrière besloot om een boek te schrijven, waarin hij de som van zijn gedachten en zijn wijsGustaf Gründgens en Leny Marenbach in de film „Friedemann Bach".
heid, de quintessence van zijn leven, zou vast-
(foto Terr»)
leggen. Het boek werd 600 bladzijden dik. Hij verkortte het tot 300, toen tot 100 bladzijden en nadien hoorde men er nooit meer iets van. Tot-
te vormen) behoort Gustaf Gründgens,
op
te scheiden Is. Toch Is dit geen principe, geen
dat men bij z'n dood te hooren kreeg, dat het
hel artistieke leven van het huidige Duitschland
hobby. Gründgens houdt er niet van zich vast
boek, te beschouwen als zijn geestelijken nala-
het stempel van zijn persoonlijkheid heeft ge-
te leggen aan theorieën of ijzeren regels, leder
tenschap, slechts uit één zin bestond, maar deze was zóó duidelijk en zóó waar, dat het velen
drukt. In zijn ernst en vlijt voor de scheppende kunst
niet overdreven leek, dat de schrijver zijn halve
is hij stralend optimistisch. Hij heeft de tooneel-
van Shakespeare's „As you like it" is daar pen
leven
speelkunst steeds op ongewone wegen gehou-
uitstekend voorbeeld van. Dat achter zijn geniale creaties een berg van
besteed
had
om deze formuleering te
die
den en wenschte niet het pad van de gemakke-
vinden. Deze kleine geschiedenis wil
productieve artistieke kracht eischt een zekere elasticiteit. Gründgens'
beroemde
ensceneering
lijke middelmaat te volgen. Het uitbeelden van
minutieus werk staat, is nooit
wijzen, dat het vinden van de kortste en duide-
het leven alleen kan niet het doel van den ac-
zal dat binnenkort
lijkste formuleering voor iedere uitdrukking, voor
teur zijn, die nieuwe wegen wil wijzen. Hij wil
als
zijn karakters verzamelen als In een brandspie-
Terra-productie der Ufa, in ons land verschijnt.
iedere gedachte, voor iedere
er
alleen
artistieke
op
schep-
zijn
nieuwe
weer
merkbaar.
kunnen
Men
constateeren
film „Friedemann Bach", een
ping tenslotte het doel van ieder kunstenaars-
gel en ze dan gesublimeerd, krachtiger en be-
In tal van opzichten is Gründgens' creatie van
leven moet zijn. Velen zoeken hun leven lang
teekenisvoller dan het leven ze vaak weergeeft,
de titelrol in deze film een geniale improvisatie,
naar deze formule, zonder haar ooit te vinden.
die den adel van groote kunst heeft. Gründgens
Ook het genie valt zij niet in den schoot; men
uitstralen. Zoo zijn ook al Gründgens' groote groote rollen, zoowel op het tooneel als in de
moet er voor werken en strijden . . .
film. Of hij als Mephisto, Fiesco of Hamlet op-
tieke leiding had, zeer veel van z'n tijd gege-
treedt,
ven en van den merkwaardigen zoon van den
Ook de tooneelspeelkunst leeft en groeit door
of
hij
als Dr. Jura in Hermann Bahr's
heeft aan deze film, waarvan hij ook de artis-
deze gedachte en het beteekent niets, dat vele
„Concert" ten tooneele komt of als Lucullus in
grooten Johann Sebastian een diep doorvoelde
z.g. „goede" acteurs of actrices, verwend door
Hömbergs „Kirschen für Rom", of hij den ko-
figuur gemaakt. Zijn medespelenden zijn: Eugen
ning speelt in de film „Das Mädchen Johanna",
Klopfer,
levensweg is eerder een gemakkelijke wandeling
den professor in
Gustav Knuth, Johannes Riemann, Leny Maren-
door het dal en zij volgen dan nog
de
ironicus in „Capriolen", den wereldwijzen man
bach en Camilla Horn,
sporen van anderen. Wie echter tot het nieuwe
in Oscar Wilde's „Vrouw van geen beteekenis",
artisten derhalve. Er zijn maar weinig Duitsche
wil
steeds weer treft naast den rijkdom van vormen,
films, die op zoo'n groot aantal prominente ar-
die hij zijn figuren geeft, de mimische en taal-
tisten kunnen bogen. Het draaiboek van Helmut
kundige kernachtigheid. Deze te bereiken is het
Brandis en Eckart von Naso ontstond naar een
Tot de tooneelspelers, die buitengewone ga-
doel van zijn werk en Gründgens geeft zelf toe,
filmnovelle van Ludwig Metzger.
ven paren aan een ongewone energie, die ernst
dat dit streven zeer vermoeiend en inspannend is.
bewerking van Mark Lothar wordt door het or-
succes,
nooit
komen,
dit
wie
doel
bewust
bereiken. vaak
Hun
niet van het bekende en de
veelbetreden paden houdt,
die
moet
vechten,
z'n eigen weg in het gesteente hakken.
en vlijt combineeren (de beide factoren, die volyens velen allereerst noodig zijn om een genie
„Pygmalion",
Deze kernachtigheid bezit ook
den
de
eleganten
Wolfgang
Liebeneiner, een
Lotte
keurcollectie
De
Koch, van
JOKEWEI
muzikale
regisseur
kest van de Berlijnsche Staatsopera uitgevoerd,
Gründgens, die van den acteur Gründgens niet
terwijl Prof. Günther Ramin de orgelsoli vertolkt.
DIE IN HET CABARET VAN COR RUYS TE S HAAR DEBUUT HEEFT GEMAAKT (fco-, GOM
....
.,. . _
mm umNiiiN Lil Dagover en Willy Birgel In „Slotaccoord"
IOIH Ulllli HIIIIIU!
Willy Birgel met twee medespelers In dezelfde rolprent. ^k^ Joseph Sleber en Heinz Rühmann In „Paradijs der vrijgezellen"
liier vindt U weer een tiental foto's van scènes uit de films, die de Ufa gedurende het vacantieseizoen opnieuw voor het publiek vertoont. Het zijn alle goede films, die U graag nog eens zoudt willen zien, of die U zich beslist hebt voorgenomen te gaan zien, zoodra U daar de kans toe kreeg ! Welnu, die kans wordt U thans -
Sybille Schmitz In „Hotel Sacher"
.__^ ' .
. ..
.
Hetzelfde tweetal, than« met Hans Brausewetter, in dezelfde film.
geboden! Maak er dus gebruik van en verzuim niet, gedurende Uw vacantie een of meer keeren een bioscoop te bezoeken, waar zoon repriseUfa-film wordt gedraaid. Goede films zijn gelijk te stellen met goede boeken. Zij hebben blijvende waarde, en hoe meer men er vertrouwd mee raakt, des te meer men ze leert waardeeren!
Willy Birgel en Wolf Albach-Retty in dezelfde film.
.
________
MARIliA //
Wie de alleraardigste film ,,Een nacht in Mei" gaat zien, waarvan de Ufa gedurende het zomerseizoen reprises geeft in de meeste theaters van ons land, zal daarin de lieftallige actrice Marika Rökk vele kostuums zien dragen, waarin zij er steeds weer even bekoorlijk uitziet. Hetgeen al weer bewijst, hoe veelzijdig Marika's charme is I U krijgt er een voorproefje van als U de hierbij afgedrukte foto's bekijkt. 1. Marika in een stijlvol wandeltoilet van lichte en donkere zijde met een bijpassend hoedje. 2. Ook 'n jeugdig, sportief zomerjaponnetje van genopte foulard met een vest en garneering van wit piqué, flatteert deze jonge actrice ongemeen. Zij draagt er'n paar aardige zomer-sandalen en een hoed van donker stroo met opgeslagen rand bij. 3. Alle charme van „den goeden ouden tijd" vindt U terug in dit allerliefste toiletje, waarbij de gestreepte zijden rok en de luifelhoed, die met dezelfde gestreepte zijde is gevoerd, het zoo uitstekend „doen". 4. Hebt U ooit geweten, dat een reeofficier in gala-uniform er zóó aantrekkelijk kan uitzien? 5. Een vlot sportjasje met gepaspelde randen met een bijpassende blouse en hoed, en... een M
Op een eenzamen heuvel in het park van Rheinsberg — tegenover het stille slot, dat Frederik de Groote heeft bewoond, toen hij nog kroonprins was — staat een reusachtige obelisk, die prins Heinrich, de broer van den grooten koning, tegen het eind van de achttiende eeuw daar heeft laten oprichten. Zij is bedoeld als gedenkteeken voor prins August Wilhelm (een broer van Frederik en Heinrich); tevens is het fraaie monument echHans Hermann Schaufuss, een der generaals van ter gewijd aan de helden van den zevenjarigen oorlog, die, zooals 't in den gedenkdruk op de innerlijke beteekenls van 't gebeuren. steen staat, „door hun dapperheid en inzicht In deze rolprent zullen wij een reeks geneverdiend hebben, dat de wereld hen in «euwige raals ontmoeten, die de trouwste en dapperste herinnering behoude". Acht en twintig namen medestrijders van den grooten Frederik zijn gezijn er in gegrift en daaronder vindt men bijn* weest in zijn geweldige worsteling om de grootvoltallig de namen van de generaals, die den heid en vrijWeid van Pruisen. Daarom meenen grooten koning hebben geholpen in die zeven wij, dat het de moeite loont, een bezoek te moeilijke jaren van een waarlijken titanenstrijd brengen aan het gedenkteeken in het park van tegenover de overmachtige coalitie van zijn Rheinsberg, een monument, dat juist door zijn vijanden, de overwinning te bevechten. soberen eenvoud, zoo indrukwekkend is, en Zielen en Seydlitz, Schwerin en Keith, Tauentwaarop hun namen en — In waardige, schoone zien en de hertog van Beveren, Platen, Hülbewoordingen — de belangrijkste datums uit sen en Möllendori: in al deze namen weerspiehun leven en hun onsterfelijke daden zijn gelt zich de roem en de glans van een periode, die steeds tot de schitterendste uit het Duitsche vermeldAllereerst richt onze opmerkzaamheid zich verleden zal behooren. Hun strijd — die, dit op de mannen, die de populairste uit dien roemdient nadrukkelijk vermeld te worden, een verrijken tijd zijn: Seydlitz, de groote ruiter-genebitterde en bijna hopeloos schijnende was — raal, wiens naam onverbrekelijk verbonden is en hun overwinning wordt ons geschilderd in de aan bijna alle overwinningen van den zevennieuwe Tobis-film van Veit Harlan, „Der grosse jarigen oorlog; dan Zieten, die de zege beKönig". Deze film geeft niet alleen de uiterlijkhaalde in ieder gevecht, en Schwerin, de groote heid der dingen weer, doch legt vooral den na-
den Grooten Koning.
(Foto TobisjCfnema)
maarschalk, die op 6 Mei 1757, met het vaandel in de hand, bij Praag viel voor zijn koning en zijn land. Maar ook de nagedachtenis aan anderen is levendig gebleven tot op den huldigen dag. De hertog van Beveren, die in 1756 de zege behaalde bij Lowositz en een jaar later van uit Silezië binnendrong in Bohemen en de Oostenrijkers bij Reicheberg versloeg; generaal von Tauentzien, die in 1760 met succes Breslau verdedigde tegen Laudon; generaal von Möllendori, door wiens vastbesloten en dapper ingrijpen de reeds bijna verloren slag bij Torgau, gedurende den nacht ten gunste van Pruisen ten einde werd gestreden; maarschalk von Keith, die bij Hochkirch zijn trouw met den dood bevestigde ... Al deze mannen belichamen den heldengeest van Frederiks tijd en dus Is het niet te verwonderen, dat hun namen als het ware de zinnebeelden der Duitsche geschiedenis zijn geworden.
^■"^ Is
's
haantje al
uit
morgens
kraait, de
is
vroeg
Carola
veeren,
Ke< Höhn
zelfs
als
lij
géén haast heeft om rich naar de studio te begeven! Want . . iederen dag dient er een kwartiertje aan de „lijn" gewerkt te worden' ledere
vrouw
stelt
prijs
op
een soepel, veerkrachtig figuur; hoeveel te ster,
meer dus een film-
wier
groot
en
vormt
uiterlijk
van
werk
Des
bed,
gauw
trokken
zulk
belangrijk haar
dagelijksch
morgens een
en
een
onderdeel snel
badpak
begonnen
uit
aangemet
de
dagelijksche oefeningen! Carola doet
deie
het
liefst voor
een
grooten wandspiegel om al haar bewegingen te
zooveel
kunnen
mogelijk
controleeren
Vaak
komt ook de trainer er aan te pas, om een en
om
gaat
te
zooals
regelen
handje te
kijken,
van
het de
helpen
of alles volgens kunst
we de moét
gaan
DE FILMSTER
HANSI KNOTECK
_ i
^^^V—H Ml— "MN J I . ,
GALICIA scbeidy eon•ODCO?;
Spanje is niet alleen het land van Sinterklaas, stierengevechten en grillige jongedames, die tango's dansen! Het is niet alleen het land van grootsche maar barre schoonheid van dorre steenvlakten en verschroeiend heete zon. . . Neen, het is ook het land van stille, droomerige dorpjes, van idyllische landschappen van oleanders en citroenboomen. Maar. . . men moet deze plekjes weten te vinden en daarom nemen wij U, aan de hand van deze foto's, mee op een gedachtenreisje naar Galic.a het droomlandschap, dat in het Noordwesten van Spanje ligt, in het Zuiden begrensd door Portugal, in het Oosten door de Spaansche provincies Astune en Leon terwijl het in het Noorden en Westen wordt omspoeld door de golven van den Atlantischen Oceaan. , . n ■ Ju • Langs de kust leven de bewoners van visscherij, terwijl de bevolking dieper het land in voornamelijk het landbouwbedrijf beoefent. De bewoners zijn van Keltischen oorsprong en munten uit door een groote voorliefde voor hun eigen oude kleederdrachten, terwijl zij vroolijk en opgeruimd van aard zijn. In tegenstelling tot andere Spaansche landschappen, vindt men hier nog reusachtige naaldbosschen, die zich van de toppen der bergen tot aan de zee uitstrekken. Menschen, die het weten kunnen - reizigers, die Spanje goed kennen, en dichters, die vele malen deze streek hebben bezongen - prijzen Galicia als het meest idyllische plekje van heel Spanje...
HET DORPJE CAMBAROS IN DE BOCHT VAN MARIN, EEN TYPISCH VOORBEELD VAN DE SCHILDERACHTIGE LIGGING DER VISSCHERSDORPJES AAN DE KUST.
TERWIJL ZIJ DE GRAZENDE KOEIEN HOEDT, STAAN DE HANDEN VAN DEZE OUDE BOERIN NIET STIL...
DE LAATSTE VOORBEREIDINGEN, ALVORENS MEN TER VISCHVANGST GAAT. (Folo'i Rec/a)
■
v Ê£N COMPLEET VERHAAL Als ik vroeger mijn vriend Adam ontmoette — ik deed dat altijd wanneer ik van plan was meer dan drie glazen bier te drinken — keek ik altijd eerst naar den ringvinger van zijn linkerhand, waaraan af en toe een eenvoudig gouden bandje schitterde. Tien jaar lang was Adam verloofd. Wel is waar met onderbrekingen, maar — en dit was even verbazingwekkend als zeldzaam — steeds met dezelfde dame, met Emma. Was Adam, een vroolijke kerel met 'n al aardig kalen kop, geen Adonis — daartoe dronk hij veel te vaak meer dan drie glazen bier — Emma onderscheidde zich in heel veel opzichten van Venus. In zooverre pasten zij goed bij elkaar. Emma paste het echter heelemaal niet, dat Adam de vruchten des velds liever in een glas dan in een bord zagl De waard heet Quastel. Hij kan verklaren, hoe Adam onder de stekelige opmerkingen van Emma te lijden had, en hoe vaak zij elkaar woedend de ringen voor de voeten wierpen, om ze dan steeds voor latere gelegenheden weer op te rapen. Ze hebben beslist meer dan twintig keer bij Ouastel hun verlovingsfeest gevierd, en dit waren de eenige avonden waarop ook zij van ganscher harte meer dan drie glazen bier dronk. Maar Adam ... I Hoe diè van zijn pilsje genieten kon! Hij bloeide er letterlijk van opl „Bier voedt den man," placht hij te zeggen. Emma had voor de voedings-overtuigingen van haar verloofde slechts 'n verachtelijk glim-
DOOR HANS GÜNTHER lachje over. „Men kan het je aanzien," zei ze honend, en fixeerde scherp zijn neus. Het eene woord lokte het andere uit, en Quastel en ik moesten het twee keer beleven, dat ze zich op den avond van hun verloving weer „ontloofden". Mettertijd werd deze toestand onhoudbaar. Om er een einde aan te maken, besloten zij maar gauw te trouwen. Quastel en ik waren getuigen bij de plechtige ceremonie. Het was heel mooi — prachtig was het. Wij waren allemaal aangedaan, en het ging er vroolijk aan toe, bij Quastell Het merkwaardigste van dezen gedenkwaardigen dag echter was, dat ook Emma plotseling smaak kreeg voor een intensiever biergenot. Met één slag — zoo leek het althans — begreep zij het gansche verleden van den man, wiens toekomst zij van nu af deelde. Quastel verdiende dubbel en als ik van plan was meer dan drie glazen bier te drinken, sprak ik bij Quastel met hen af, met Emma en Adam — sinds hun huwelijksdag een onafscheidelijk paarl Nu is het echter zóó: indien er één in de familie drinkt, dan is het een kruis, indien er echter twéé drinken, dan leidt een dergelijke dorst naar een catastrophe. Emma's huishoudgeld werd krapper en krapper, en op 'n dag verdedigde Adam zeer energiek tegenover zijn vrouw het standpunt, dat het meer dan voldoende was, als h ij „quastelde". Emma was van een andere meening, en ziet, toen werd het bewijs geleverd, dat zelfs de
BIJ HET SPEL.
{Foto Blisobtth Hase)
plechtigste en ontroerendste ceremonie op den Burgerlijken Stand niet zoo diep doorwerkt bij twee aan elkaar gekoppelde menschenkinderen, dat hel en duivel ze niet van elkaar zouden kunnen krijgen. Men kon bovendien van de iets dikker geworden vingers der rechterhand de ringen nog betrekkelijk gemakkelijk afschuiven en ze elkander voor de voeten gooienl Emma diende een eisch tot echtscheiding in. Men kon van haar — zoo voerde haar advocaat aan - niet verlangen, dat zij haar huwelijk voortzette met de andere, natuurlijk alleenschuldige partij. Maar ook Adam had een handigen advocaat — mij. Ik beweerde dus hetzelfde als mijn collega ter anderer zijde en daardoor kwam het, dat de rechtbank beide partijen voor schuldig verklaarde, en de scheiding uitsprak! Emma voelde zich bezwaard en ging in hooger beroep tegen de uitspraak. Het proces werd voortgezet en het mag niet verzwegen worden,1 dat Adam juist In dien tijd heel erg „quastelde". Nu gebeurde het, dat ook Emma - in haar gemoedstoestand minstens evenzeer „aangegrepen" — haar dorst niet langer kon bedwingen en meende hem nergens anders te kunnen stillen dan bij — Quastel. Aanvankelijk zaten zij ieder aan een ander tafeltje. Maar toen zij allebei reeds veel meer dan drie glazen bier gedronken hadden, kwamen zij elkaar nader — ook in letterlijken zin. Ten slotte zaten zij aan één en hetzelfde tafeltje, verzoenden zich en gingen samen naar huis. Alles zou weer goed geweest zijn, als Emma niet direct spontaan aan haar advocaat een prentbriefkaart van het Café Quastel had gestuurd. „Neem het hooger beroep terugl" schreef zij, en Adam sloot zich daar met vriendelijke groeten hoogachtend bij aan. Mijn collega, die volkomen te goeder trouw aannam, dat zij overtuigd was geraakt van de vruchteloosheid van haar hooger beroep, en dat zij derhalve berustte in het vonnis der eerste uitspraak, voerde de opdracht van zijn cliënte uit, zonder er maar het geringste vermoeden van te hebben, dat Emma in werkelijkheid een terugname van haar klacht tot echtscheiding had bedoeld. Kortom — het beroep werd teruggenomen, en de uitspraak der eerste instantie van kracht. Adam en Emma waren gescheidenl Intusschen leefden zij vreedzaam samen, dron ken des avonds een glaasje pils en hadden heelemaal geen ruzie in hun tweede wittebroods weken. Maar zij leefden — en ze wisten het niet, de gelukkigen — in wilden echt. Ze waren eenigszins verbaasd, toen ik het hun zei. „Laten wij onzen ring weer gauw aan onze linkerhand steken," zei Adam ten slotte en noodigde mij uit voor de verlovingspartij bij Quas tel. Emma en Adam „ontloofden" zich daarna nog slechts één keer geheel belangeloos en kort, en teekenden toen zoo gauw mogelijk aan Weer waren Quastel en ik getuigen, en ook dit keer ging het er vroolijk aan toe. Maar mettertijd werd het stiller — steeds stiller. Wij zijn ouder geworden. Als wij — Emma, Adam en ik — nog eens een'keer behoefte hebben drie glazen bier te drinken, ontmoeten wij elkaar bij Quastel en spreken van den ouden tijd. Tusschen Emma en Adam bestaat er thans nog slechts één strijdvraag: ze weten niet, wan neer ze hun zilveren bruiloft moeten vieren „Tweemaal!" zegt Adam met zijn oude licht zinnigheid. Emma als spaarzame huisvrouw pleit echter voor den tweeden huwelijksdag — die is nog ver in het verschietl Maar hoe het ook zij, daarover zijn wij het alle drie eens en dat hebben wij ons vast voorgenomen: op welken dag het feest ook valt, op dien avond zullen we nog eens méér dan drie glazen bier drinken!
-.
DE STRIJD TEGEN HET
DOMME
Wan den succesvollen strijd, dien " Duitschland tegen het bolsjewisme voert, brengen wij op deze pagina eenige wèl-sprekende foto's. 1. Het binnentrekken der Duitsche troepen in Lemberg, waar zij door de bevolking op geestdriftige en hartelijke wijze werden ontvangen. 2. Overal langs den weg laten de vluchtende Sovjet-troepen groote hoeveelheden oorlogsmateriaal achter. — Hier ziet men een Sovjetpantserwagen van het zwaarste kaliber in de buurt van Lemberg. 3. Neergeschoten Sovjet-vliegtuigen op een vliegveld; op den achtergrond landende machines van het Duitsche luchtwapen. 4. Onweerstaanbaar dringen de Duitsche troepen steeds voorwaarts. - Een afdeeling infanterie tijdens een stormaanval in de straten van een Sovjet-stad. 5. Sovjet-soldaten, die na hun gevangenneming naar een verzamelpunt worden gebracht. - Ontelbaar zijn de gevangenen, die
De
geheele
door de Duitsche troepen tijdens hun opmarsch worden gemaakt. 6. Litausche soldaten, die door de Sovjets tot militairen dienst werden gedwongen, loopen naar de Duitsche troepen over. (Foto's: The Associated Press/Recla)
Europeesche jeugd meldt zich aan voor
den
strijd
tegen
Waar blijven de jonge Nederlanders? Meldt Bureau
U
bij
de
Centrale
Nordwest, Den
van
de
Waffen
S.S.
Haag, Stadhouderslaan 132,
het
Bolsjewisme!
.-'
,»1
wer EEN Het was Kik Dalk den laatsten tijd niet erg naar den vleeze gegaan. Hij was een expert in het openen van brandkasten en genoot als zoodanig een uitstekende reputatie in de onderwereld, doch door de afwezigheid van zijn spitsbroeder Waai Banning was hij als het ware vleugellam geworden. Waai was het „denkend genie" van hun compagnonschap geweest; steeds was hij het, die een of ander „zaakje" had uitgedacht, de mogelijkheid er van had gezien. Hij had immer het plan de campagne opgemaakt, terwijl Kik het uitstekende instrument was geweest, dat de deuren der brandkasten had gedwongen open te gaan . . . Nu Waai weg was — hij „knapte" twee jaar op — voelde Kik zich als een visch op het droge. Financieel maakte hij een slechten tijd door; de twee of drie kleine „kraakjes", die hij op eigen gelegenheid op touw had gezet, waren een fiasco geworden. Mismoedig stond hij op en begon de kamer, die hij in een der „donkerste" gedeelten der hoofdstad bewoonde, op en neer te loopen, steeds zinnend op een middel om uit zijn impasse te geraken. Maar hoe hij ook dacht, hij zag geen uitkomst. Van al de jongens-van-devlakte, die hij kende, zou hij er niet één hebben kunnen opnoemen, met wien hij zou willen samenwerken. Hoewel er onder waren, wier handigheid bij hun collega's gunstig bekend stond, zou hij zich tóch niet aan hen hebben durven toevertrouwen. Hij was veel te bang om in aanraking met de politie te komenl En een tweeden. Waai, zóó handig en gewiekst, kende hij niet. Dat ze Waai ten slotte tóch gegrepen hadden, was een kwestie van verraad, daar kon zelfs de handigste vakman niets aan doen . . . Terwijl hij zoo, peinzend en zinnend, in zijn kamer op en neer liep, werd hij opeens in zijn gedachtengang gestoord door een bescheiden tikken op de deur. Instinctmatig deed hij een paar schreden achteruit — angst is onafscheidelijk aan een beroep als van Kik verbonden -' terwijl hij met een schorre stem „binnen" riep. Bijna op hetzelfde oogenblik .werd de deur geopend en trad een goed gekleede man het vertrek binnen. „Neem me niet kwalijk," zei deze, „ze hebben me beneden gezegd, dat hier Kik Dalk woont. Ben ik terecht? Ben je het zélf?" De ander keek hem wantrouwend aan. „Wat geeft het, wie ik ben?" vroeg hij toen. „Wat moet je van me?" Er klonk angst in zijn stem. De bezoeker lachte weer. „Je hoeft niet bang te zijn, hoor!" zei hij toen. „Ik ben niet van de politiel We zijn integendeel collega's. Ik wou met je praten over een zaakje. Je hebt niet geboft, toen Waai Banning tot twee jaar werd veroordeeld, hé?" Hij lachte voldaan, toen hij zag, dat zijn schot doel getroffen had. „Wie ben je?" vroeg Kik, zonder op de vraag van den ander in te gaan en er klonk iets als een bedreiging in zijn woorden. De ander maakte een kalmeerend gebaar met zijn hand. „Dat wilde ik je juist gaan vertellen," zei hij fluisterend. „Kunnen we hier ongestoord praten? Ja? Goed! - Als je niet roddelt over hetgeen ik je zal zeggen, zul je er wél bij varen. Onder den naam van Hendrik Steekman heb ik jou en je vriend in zekeren zin wel eens concurrentie aangedaan!" „Hendrik Steekman!" Verbaasd en zonder het te willen, tamelijk luid, had Kik dezen naam
(OMPLEET
herhaald. Zijn bezoeker keek schuw om zich heen. „Stil tochl" zei hij toen. „Je moet mijn naam niet zoo luid noemenl Dat Is niet gezond voor me, zie jel — Maar om kort te gaan. Ik ben gekomen, om Je een zaakje voor te stellen — ieder de helft, als je er wat voor voelt." „Ik wel," antwoordde Kik gretig. Zijn terughoudendheid was opeens in een soort eerbied veranderd, want, ofschoon hij hem nooit eerder had gezien, had hij toch vaak gehoord van Hendrik Steekman, die tot de gewiekste der inbrekers werd gerekend. „Wat is het voor iets?" „Heb je al eens gehoord van Michael Conti, den multimillionnair?" vroeg Steekman. Kik knikte. „Welnu, morgenavond om half elf zal zijn huis in het Villapark geheel verlaten zijn. Hij is dan weg, en ik zal er voor zorgen, dat de huisknecht en het overige personeel óók „weg" zijn! Het eenige, waarvoor ik jou bij dat karweitje noodig heb, is de brandkast. Ik heb geen gereedschap, waarmee ik dat ding open kan krijgen en naar wat ik van jou heb gehoord, ben jij de eenige die er kans toe zou zien." Kik Dalk kleurde van beroepstrots nu de ander hem zoo'n compliment maakte. Hij knikte haastig. „Er zit voor honderdduizend gulden in die kast en als we ze open krijgen, hebben we ieder veertigduizend gulden. De rest is voor den huisknecht en het overige personeel!" Bij het hoeren van deze cijfers haalde Kik diep adem. Het was haast te mooi om waar te zijn. Zijn geluk scheen plotseling gekeerd. Met Hendrik Steekman als partner zou het heele gevalletje zoo zeker zijn als vroeger met Waai. Opeens rees er echter een flauwe verdenking in hem op. „Het is toch wel eerlijk spel, niet?" vroeg hij achterdochtig. Steekman keek verontwaardigd, toen hij antwoordde: „Gebruik Je verstand! Als ik Je een poets wilde bakken, zou ik wat anders hebben verzonnen. Ik ben er net zoo goed bij betrokken als jij. Als je Je echter terugtrekt en er over kikt, zul Je er spijt van hebben." Bij de laatste woorden was er een dreigende uitdrukking in Steekmans oogen gekomen. Dalks achterdocht was verdwenen. Ongeveer elf uur dien volgenden avond slenterde Kik door het Villapark. Nauwelijks had de klok elf slagen doen hooren, of, volgens zijn instructies, liep hij regelrecht naar de deur van een der huizen en belde aan. Onmiddellijk hoorde hij voetstappen naderen in de gang en hij voelde, hoe zijn hart bonsde. Een paar seconden later stond hij van aangezicht tot aangezicht met Steekman. „Kom binnen," fluisterde deze. „Alles is in orde." „De bedienden?" vroeg Kik. Steekman lachte, terwijl hij hem voorging, de hal door naar een kamer, die er uitzag als een eetkamer. „Daar liggen ze," zei hij toen tegen
Kik. Kik werd twee mannen gewaar, die in een leunstoel hingen, alsof ze in een diepen slaap verzonken waren. Vóór hen op tafel stonden een karaf en twee glazen. „Bedwelmd," zei Steekman, op de karaf wijzend. „Maar ze wisten er van, hoorl Alles was afgesproken werk! Hei is slechts zoo gearrangeerd voor de politiel" Kik knikte begrijpend en geruststellend. Steek-
VERHAAL
man ging hem nu weer voor de gang in en een trap op. Boven was alles donker, maar In plaats van het licht aan te steken, lichtte hij zichzelf en zijn makker bij met een electrische lantaarn. Ze gingen een kamer binnen. „Daar staat de brandkast," zei Steekman, den lichtstraal der lantaarn op een der muren vallen latend. „Ik ben bang, dat je bij mijn lantaarn zult moeten werken. Deze kamer ligt aan de straat en, hoewel de gordijnen dicht zijn, zou het toch gevaarlijk kunnen zijn, licht aan te steken." In het witte schijnsel, dat de rest van de kamer in duisternis liet, onderzocht Kik de stalen deur. Hij zag een Ingenieus bedacht letterslot en constateerde oogenblikkelijk, dat de deur van het hardste staal was. Het zou geen gemakkelijk karwei worden. Hij trok zijn jas uit en legde zijn gereedschap netjes op 'n rij naast zich, terwijl Steekman in het donker in een gemakkelijken stoel plaats nam. Langzaam begon de boor te werken, met moeite zich een weg banend door het staal, dat zoo hard was als diamant... Tien minuten gingen voorbij... ... Een uur verliep, en in dien tijd verwisselde Kik verscheidene keeren zijn gereedschap. Voor het grootste deel deed hij zijn werk In het diepste stilzwijgen; slechts af en toe maakte hij over zijn schouder heen een opmerking tegen den man, die in het donker zat. Plotseling slaakte hij een zachten kreet van voldoening. Hij gebruikte nu een dun beiteltje, met een gebogen punt, dat hij In een der gaten had gestoken. Er klonk een zacht zuigend geluid en de deur van de brandkast draaide open ... op hetzelfde oogenblik, dat er iets héél onverwachts gebeurde: opeens werd de kamer helder verlicht! Kik sprong op en draaide zich om; toen wankelde hij achteruit en liet de lantaarn uit zijn hand vallen. Vóór hem stonden drie mannen; twee hadden ieder een revolver in de hand en de ander was Steekman. En het was deze, die de stilte verbrak. „Het spijt me, dat ik je er zoo heb tusschengenomen, Dalk," zei hij, „maar we konden de verleiding niet weerstaan!" Met de grootste moeite slaagde Kik er in, zich te beheerschen. „Wat beteekent dat? Wie zijn jullie? Van de politie?" vroeg hij schor. Steekman schudde zijn hoofd. „Neen," zei hij lachend. „We zijn heusch niet van de politiel Laai ik even voorstellen. Deze heer rechts van mij is mijnheer Michael Conti, de bewoner van dit huis. Mijn andere vriend is «mijnheer Saksen. Ik ben de privésecreiaris van mijnheer Conti. Ik kan je verzekeren, dat we allemaal genoten hebben van de meesterlijke wijze, waarop je de brandkast hebt geopend." Pas op d i t oogenblik begreep Kik, hoe leelijk hij er tusschen was genomen! Nu hei fortuin, waarvoor hij zich zóó had ingespannen, als rook in de lucht bleek verdwenen, werd zijn gezicht paars van woede. Hij wilde wat zeggen, toen de millionnair, die blijkbaar zijn gedachten raadde, hem een glas whisky inschonk. In één teug dronk Kik het leeg. „Dat zal Je wat opknappen, niet?" zei Conti. „Het spijt mij ook, dat wij je zoo voor den gek hebben gehouden, en ik hoop, dat je het ons niet al te kwalijk wilt nemen. Ik verveelde mij en mijn secretaris zei, dat het wel eens inte-
._.<:■ :'!-''-;,-.^:.'2.-:-.-i-.'■4:^1
"■ -V.
ressant zou zijn, als ik op mijn gemak in mijn eigen kamer zittend, kon zien, hoe 'n beroepsinbreker mijn eigen brandkast opende, zonder dat hij wist, dat ik hem gadesloeg. —Dalk, ik heb een kleine weddenschap gewonnen van mijnheer Saksen. Ik beweerde, dat mijn brandkast niet tegen een handigen inbreker en zijn gereedschap bestand was, terwijl hij - hij zit toevallig in de directie van de firma, die de kast heeft gemaakt — beweerde, dat ze nooit open was ie krijgen door Iemand, die den com binatlesiand van het slot niet kende. Ik heb de weddenschap gewonnen, zooals Je weet, en heb er vijfhonderd gulden mee verdiend. Ik sta ze graag als schadeloosstelling aan jou af. Misschien wil je zoo goed zijn, Saksen, de vijfhonderd gulden aan hem te betalen?" besloot hij, zich tot zijn vriend wendend. Met zeer gemengde gevoelens accepteerde Kik het geld en stak het in zijn zak. Vijfhonderd gulden als Je er eerst veertigduizend in het vooruitzicht zijn gesteld . . . Het was 'n teleurstelling, maar tezelfder tijd voelde hij zich toch ook weer in zijn schik, dat hij er len minste nog vijfhonderd had gekregen. Hij had nu evengoed al op weg naar het politiebureau kunnen zijn ... En méér dan ooit was hij van zijn domheid overtuigd! Wat had hij zich weer onnadenkend in een valstrik laten lokken . . . Na. een laatsten spijiigen blik op de kast te hebben geworpen, wendde hij zich met een ruk om en verliet het vertrek, naar beneden begeleid door den millionnair en diens secretaris.
DE IDEALE METHODE VAN VATENWASSCHEN VDOR DNZE HÜISVRDUWEN de a
„Wij zullen trachten een waschmiddel voor de vaat samen te stellen, dal geen zeep bevat en toch goed is", zeiden de scheikundigen van de Sunlight-fabrieken. Maandenlang namen zij alle mogelijke proeven en waschten vaatwerk
CenP
m,
tten*05
„
sehen
op alle denkbare manieren. Eindelijk werd hun arbeid met succes bekroond. Zij ontdekten Vet-Ex, net moderne pro duet, dat de vaten sneller en beter wascht dan welke zeep ook. En veel goedkooper. Juist iels voor den modernen lijd! Aardewerk, porcelein, glaswerk, lepels, vorken, ja zelfs hel fijnste kristal. Zie eens, hoe prachtig blinkend alles uit de omwaschteil mei Vel Ex komt! Voorts geeft Vel-Ex geen reuk o( smaak aan glas of porcelein, zooals sommige andere waschmiddelen doen
Voor
het verwijderen van vet is Vel-Ex absoluut onovertrefbaar. Spaar dus voortaan Uw zeep voor de behandeling van Uw linnengoed en neem uitsluitend Vet-Ex voor de vaat!
GEEN ZEEP MEER VOOR DE VAAT NEEM VET-EX THANS TE BAAT
fen nieuw product der Sunlight ZeeßTaMeken Den volgenden dag stonden de couranten vol van hel nieuws. In de woning van den heer Michael Conti, die in het buitenland vertoefde, had een brutale inbraak plaats gevonden. De dieven waren gesnapt, Juisi toen ze er met den buit vandoor wilden gaan. Een onderzoek had uitgemaakt, dat de brandkast door geoefende handen was geopend, ofschoon de manier, waarop het was gedaan, een geheim bleef, daar er geen gereedschap was gevonden. Door de arrestatie van Hendrik Steekman en diens twee handlangers, Linke Louw en Rooie Vos, had de politie de hand gelegd op een zeer bekende en ge vaarlijke inbrekersbende. Kik Dalk las hel bericht mei gevoelens van verbazing en spijl. Hij was dus nóg erger bedrogen, dan hij had verondersteld! Toen begreep hij opeens, dal de politie ook hém wel eens op hel spoor kon zijn! Als Sleekman of één van zijn vrienden was gaan praten, zouden ze ieder oogenblik op zijn kamer kunnen verschijnen om hem ie halen . . Zijn besluit was direct genomen. Hij voelde naar de vijfhonderd gulden, die hij den vorigen avond in zijn binnenzak had gestoken, pakte hetgeen voor hem van waarde was in een rooden zakdoek en rolde toen, evenals de Arabieren, zijn mallen op en verhuisde naar een ander gedeelte van de onderwereld, om daar betere lijden af Ie wachten . . .
Dr. H. NANNING'«
Vcor het ontharen van de teere huid der DAMES VAN STANDING zijn alleen de on tharln gspl aat j es
KINADRUPPELS Het aangewezen middel bij:
BLOEDARMOEDE . BLEEKZUCHT MALARIA - GEBREK AAN EETLUST, enz. geschikt, omdat deze verkrijgbaar zijn in twee soorten, fijn en extra fijn.
Men lette op den naam „Dr. H. ^Canning" buiten op de coode doos en op de flacon. — Prijs f 1.30.
BOBELO-ontharingsplaatjes zi)n beslist reukeloos en pijnloos. Importeur; H. J. G. JASPERS. AMSTERDAM
ROSSFILMKAARTEN, PLATEN,
rzmn MAPJES.FILMKALENDER, in
geheel
In den
nieuwe
uilvoering.
boekhandel verkrijgbaar.
N.V. Luxe Papierwarenhandel v.h. ROUKES & ERHART, Baar
L
menopreisgaa^ S
reeds ^
——
^—
Leiningens strijd tegen de mieren SLOT Leiningen bezit een plantage in een gebied, dal midden in het oerwoud ligt. Op zekei en nadert een geweldig Jeger mieren zijn ing. Hy heeft een gracht doen gtaven \Jezen aanval te keeren. hor het gebruik wan petroleum weel fingen de dieren voorloopig op een afhd te houden. Maar toch welen langzamer* hamd vele mieren den overkant te bereiken. Imannen trekken zich achter een tweede gtg&f* de zoogenaamde petroleumgrachlr Drie dagen gaat de stiyd voort en nog Ëteeds komen tallooze mieten naderbij. Fr ië nu nog één manier om uilkomsl Ie breimen. De rivier moet naar de plantage gelemJ worden, Leiningen zal daarom trachten Me dam te bereiken. Hij beschermt zich vooi zijn vertrek op alle mogelijke manieren tegmi de mieren. Hij stopte ook nog watten in zijn neus •n ooren, liet petroleum over zijn kleeren gieten en wilde reeds op weg gaan, toen de oude „medicijnman" aan kwam loopen: hij bezat een zalf, die uit een soort kevers was bereid, en waarvan de mieren de lucht niet konden verdragen. Deze lucht beschermt de kevers tegen alle aanvallen van zells de moorddadigste mieren; de Indio smeerde er de laarzen, de handschoenen en het gezicht van zijn „baas" dik mee in — hij deed dit zelfs verscheidene malen. Leiningen dacht aan de verlammende uitwerking van het mierengif; hij liet zich door den ouden man een schaal van het tegengif geven, dat deze bereid en reeds dikwijls toegepast had. Leinlngen dronk het smerige goedje op, zonder den verschrikkelijken smaak te merken; met zijn gedachten was hij reeds bij den dam. Even later begaf hij zich naar den noordwestelijken hoek van de gracht, nam een reuzesprong en kwam midden tusschen de mieren terechtl De belegerden hadden niet de gelegenheid den nu volgenden wedloop van Leinlngen met den dood gade te slaan. De mieren waren weer op den binnensten oever van de gracht aangekomen — reeds vlamde daar de petroleum opl Voor den vierden keer op dezen dag, wierp de vuurgloed zijn weerschijn op de met zweet bedekte gezichten der Inheemschen — en op de roodachtig zwarte pantsers der onbarmhartige belegeraars. De roode en blauwe, donker omrande vuurtongen stegen op naar den hemel. Leinlngen liep - hij rende met lange, gelijkmatige sprongen, van slechts één enkele gedachte vervuld: hij móést er doorheenl Hij meed de nabijheid van boomen en struiken; afgezien van het korte oogenblik, dat zijn zolen den grond raakten, moesten de mieren geen gelegenheid hebben bij hem te komen. Dat zij hem desondanks toch bereiken zouden — ondanks de zalf aan zijn schoenen en de petroleum aan zijn kleeren was hem duidelijk; maar even zeker wist hij, dat hij den dam bereiken moest en zou. Oogenschijnlijk oefende de zalf haar afschrikwekkenden Invloed uit; pas toen hij reeds de helft van den weg had afgelegd, voelde hij een paar mieren onder zijn kleeren, en ook eenige op zijn gezicht. Terwijl hij voortrende, sloeg hij de dieren, bijna mechanisch, weg; hij voelde nauwelijks, dat hij gebeten werd. Hij zag, dat hij den dam steeds meer naderde — de afstand, die er hem van scheidde, werd kleiner en kleiner - verminderde tot vijfhonderd, tweehonderd - honderd meter . . . Toen had hij den dam bereikt en greep het met mieren bedekte rad beet. Hij had het nog nauwelijks aangeraakt, toen zich een stroom woedende mieren over zijn handen, armen en schouders stortte. Hij zette het rad in beweging — voordat het één keer om zijn as gedraaid had, hadden de mieren reeds zijn gezicht bereikt. Leinlngen draaide als een waanzinnige, zijn lippen vast op elkaar geklemd; zoodra hij zijn mond opendeed om adem te halen, probeerden de afschuwelijke Insecten tusschen zijn lippen door te dringen, en zich vast te bijlen
In zijn slijmhuid; hij moest zijn tanden op elkaar geklemd houden, om te zorgen, dat zij zich niet aan zijn tong en gehemelte hechtten. Hij draaide en draaide; de afsluiting zonk lager en lager, steeds meer naar den bodem van de rivier; reeds stortte het water zich In de gracht. De stroom drong zich door de opening, die er nu In den steenen dam ontstaan was. De overstrooming van de plantage nam een aanvang . . . Leinlngen liet het rad los. Pas nu drong het tot hem door, dat hij geheel onder de mieren zat. Zijn kleeren waren er mee bezaaid, ondanks de petroleum; meer dan genoeg hadden den weg naar zijn lichaam gevonden, andere hingen aan zijn gezicht. Nu hij zijn taak had volbracht, voelde hij pas de vlijmende pijn, die de in zljr* vleesch zagende en borende insecten veroorzaakten. Een seconde lang dacht hij er aan zich in het water te gooien, om van de afschuwelijke pijnen verlost te worden. Om dan echter door de piraya's opgegeten te worden . . ? Terwijl hij reeds weer den terugtocht had aanvaard, trok hij de mieren van zijn handschoenen en kleeren; streek ze van zijn bloedende gezicht, drukte ze onder zijn kleeren dood. Een der dieren had zich vlak bij den rand van zijn muskietenbril in zijn wang gebeten; Leinlngen had het losgerukt, maar de pijn van den beet en de scherpe zuren drongen in zijn oogzenuwen. Zijn blik leek versluierd dpor vurige kringen, die in een melkachtigen nevel ronddraaiden. Hij snelde een tijdlang voort alsof hij blind was, er vóór alles op bedacht niet te vallen. Het brouwsel van den medicijnman vermocht wel de uitwerking van het gif der mieren te verzwakken, maar niet het geheel tegen te gaan; zijn hart werkte moeilijk en onregelmatig; zijn longen werden als door een reusachtige hand samengeperst. De brandende gordel van petroleum, waar hij op ^f rende, leek nog oneindig ver verwijderd; zou hij hem nog ooit bereiken? Snel wisselende beelden joegen door zijn hersens; episoden uit zijn leven — tegelijkertijd constateerde een ander deel van zijn hersens, dat nuchter en op de manier van een toeschouwer dezen met mieren bedekten, proestenden en ultgeputten mensch, die Leinlngen heette, gadesloeg, dat dit voorbijjagen van levensepisoden aan de laatste oogenblikken van een stervende' herinnerde. Een steen op zijn weg ... hij wankelde . . . viel ... Hij wilde opstaan, maar had het gevoel alsof er een reusachtig gewicht boven op hem lag, waardoor het hem onmogelijk was op te staan. Toen zag hij plotseling — zeer duidelijk en overdreven groot ~ het met mieren bedekte, voor zijn oogen stervende pampashert. Binnen zes minuten geheel kaal gegeten tot op het gebeente! Maar zóó wilde hij niet sterven — hel en dulvell Hij wilde leven! Iets, dat wel buiten hemzelf leek te bestaan, trok hem met geweld omhoog. Hij was overeind. Hij begon weer te loopen. Door den vuurgordel suisde er een gedaante en viel aan den anderen kant van de gracht op den grond: Leinlngen! Op het moment, dat hij neerviel, toen hij zijn doel had bereikt en dit wist, verloor hij zijn bewustzijn — voor den eersten keer in zijn leven. Hij zag er afschuwelijk uit. De peons wierpen zich op hem; rukten de kleeren van zijn lichaam, trokken de mieren, die zich In zijn vleesch hadden Vastgebeten, van hem af. Zijn heele lichaam leek één groote, bloedende wond. Op sommige plaatsen waren er diepe gaten in zijn vleesch gebeten — op
andere plaatsen lagen de beenderen' bloot. Men droeg hem het huis binnen . . . Toen het vuurgordljn naar den grond zakte zag men daar, waar tot een half uur geleder nog een onafzienbare schare dieren had ge loerd, een breede watervlakte. De rivier wa over de plantage gestroomd; het geweldige leger met zich meesleurend. Snel had het water het geheele lager gelegen terrein gevuld, terwijl de mieren vergeefs naar den heuvel vluchtten, waarop zich het huis verhief. De vuurgordel versperde hun den weg. Zóó, tusschen water en vuur ingesloten, waren zij aan de vernietiging prijsgegeven, waarvan zij zoo vaak het werktuig waren geweest. Aan de monding van de gracht, waar. de steenen dam voor den tweeden keer onderbroken werd, vloeide het water weg in de oude stroombedding; daarheen namen de milllarden mieren hun weg, om voor eeuwig te verdwijnen. De vuurgordel doofde uit, toen het water tot de petroleumgracht gestegen was en de vlammen verstikte. De vloed steeg steeds hooger. Daar de afvoer door meegesleurd hout en struiken voor een deel verlegd was, naderde de watervlakte langzaam den bovensten rand van den steenen dam en spoelde ook hier de karige resten van het enorme leger weg. Het water steeg boven de met mieren bedekte struiken uit; het spoelde om den voet van den heuvel, die een toevlucht voor de belegerden was geweest. Een tijd lang probeerden aangespoelde mieren nog op het droge te komen — maar ze werden door de bezetting met petroleumstralen teruggeworpen. Leiningens lichaam lag, van het hoofd tot de voeten in verband gewikkeld, op zijn bed. Met geneeskrachtige krulden en zalven had men het bloeden gestelpt, de wonden bedekt. Zou hij er het leven afbrengen? „Hij sterft niet, als hij niet wil," zei de oude man, die hem verbonden had. Leinlngen sloeg zijn oogen op. „In orde?" vroeg hij. „Is alles goed?" „Ze zijn weg," antwoordde zijn verpleger. „Zé zijn ter helle gevaren . . ." Hij bracht een kom met een versterkend slaapmiddel aan Leiningens lippen. Leinlngen slurpte den Inhoud uit. „Nogal verfomfaaid, niet, ouwe Jongen?" mompelde hij. „Het zal wel eenige weken duren. Nou, ik heb wel gezegd, dat ik weer terug zou komen, al zou ik wat magerder zijn geworden." Hij lachte vaag voor zich heen, sloot zijn oogen. De drank begon zijn werk te doen. Hij sluimerde in . . .
1812—01. Het lijfje van deze japon is van vrooüjk gekleurde stof gemaakt, behalve de schouderpasjes en de korte mouwen, waarvoor witte stof is gekozen. Het witte rokje heeft een voorbaan in de kleur van het lijfje. Benoodlgd : 2 M. witte en 1.50 M. gekleurde stof, beide van 90 cM. breedte.
FRITZ REUTER
1812—02. Dit model heeft raglan-mouwen, welke op den schouder jn fijne plooitjes gestikt zijn. Ook het hoog opgeknipte rokje Is aan den bovenkant in plooien gelegd. De twee banen, welke kruiselings over het lijfje loopen, worden aan den achterkant toegestrikt. Benoodlgd : 3.75 M. stof van 90 cM. breedte.
OIOIPLOMItlD VIOOUOUW»
PAPESTRAAT 2« — DÏN HAAG Telefoon 116887
1812—03. Keurige zomerjapon van gestreepte stof. De rok Is door plooien verwijd. Het lijfje sluit met knoopen en Is gegarneerd met effen stof in de tint van een der strepen. Benoodlgd : 3.50 M. stof van 90 cM. breedte. 1812—04. Vlot japonnetje van genopte stof. De rok is gegarneerd met randen In de kleur van de noppen en ook de manchetten zijn van deze effen stof gemaakt. De ceintuur sluit aan den achterkant met een strik. Benoodlgd : 3.50 M. genopte en 1 M. garneerstof, beide van 90 cM. breedte.
Specialiteit In toonverbetering Voor viool .... f 7.50 Voor cello .... f 15.— Attesten ter Inzage van beroemde solisten, o.a. van Jan Kubellk ADVIES GRATIS
1812—'05. Zoowel de voor- als de achterkant van dit japonnetje beeft In den rok een puntig geknipte baan. In het lijfje is aan den voorkant een beetje ruimte verwerkt. De knoopjes en de ceintuur zijn in een afstekende tint gekozen. Benoodlgd : 3.75 M. stof van 90 cM. breedte. Van deze modellen zijn bü de administratie van ons blad patronen verkrijgbaar in de maten 58 tot en met 48 legen den piffs van fO,S5 per stuk. l8l2
-OS Efgen feefcenfng
:
---■■- ^T"^"
:
■
i \1. B'nod
'■&ffr:r$ß:V-
PAUL STEENBERGEN
(Foto /, Mtrkelbnch, A'riam)
ANNIE VAN EES
(/-o(o itodfried de Groot, Adam)
ÜHWiü
m^^^^m
Viwfc
KLEINE GESCHIEDEN1SJES.
HUN EERSTE BAL VRIJ NAAR HET HONGAARSCH IN HET BEGIN Van, an de snelheid der eerste
Melitta Blonding, de gevierde filmster, begeeft zich naar het stadhuis om ie zeggen, dat ze wil trouwen. De ambtenaar vraagt haar een en ander. Onder andere ook: „Is u al eens getrouwd geweest?" „Jawel," antwoordt de filmdiva. „En met wien, als ik vragen mag?" Waarop Melitta woedend wordt, en tegen den ambtenaar uitvalt: „Wat beteekent dat eigenlijk? Ben ik hier bij den ambtenaar van den Burgerlijken Stand of bij iemand, die mij aan een geheugen-test wil onderwerpen?"
volgende <een idee geven, zooals wij Blatt lezen: De bekende journalist Wachenhusen vertelt in zijn ringen, dat de directie der spoorwegen het verzoek aan invaliden te verbieden, bedelend met den trein loopen ...
in
Das.
herinneontving, mee te
EEN WIJNFLESCH ALS BRANDMELDER. Ieb je dien knal gehoord?" riep de jongeman tegen zijn vrouw, sprong uit bed en zocht naar de oorzaak van het geluid. Hij ontdekte onmiddellijk, dat de kurk van een wijnflesch gesprongen was, die de man des avonds op verzoek van zijn vrouw ongeopend had weggezet. Tegelijkertijd merkte hij evenwel, dat de planken waarop de flésch stond, gloeiend heet waren. Niets goeds veronderstellend, rukte hij de ramen open en zag beneden zich het houten huis in vlammen staan. Hij greep zijn vrouw en kon zich nog ntt op het allerlaatste oogenblik met haar, via een balkon aan den achterkant van het huis, in veiligheid brengen.
H:
woordde de jonge man verbaasd. „Dat weet ik, ik spreek dan ook over den tijd, als wij eenmaal getrouwd zullen zijn . . ." i
^onderwijzer: „Welk dier gebruikt het minste voedsel?" ^^Hansje: „De mot, mijnheer."
SLECHT GETELD. wetenschap kent thans ongeveer een millioen dieren, waaronder meer dan 750.000 insecten, 28.000 vogels, 20.000 visschen en 13.000 zoogdieren. Honderdvijftig jaar geleden daarentegen, waren er slechts
NIET INGEWILLIGD* I 'eiier Joseph II was een vijand van alle modedwaasheden en uitte zijn misnoegen daarover zeer openhartig. Op een der algemeene audiënties overhandigden twee dames, van wie één een tulband-achtigen, komisch aandoenden hoofddoek droeg, den keizer de verzoekschriften. Joseph II willigde het verzoek van de eene dame direct in, tegen de andere zei hij echter: ,,U moet u met uw verzoek tot uw vorst, den Sultan, wenden,.."
spoortreinen kan
het
| iefste," fluisterde het meisje tegen haar verloofde, „ik zal al je zorgen met je deelen." „Maar mijn schattebout. Ik heb heelemaal geen zorgen," ant-
„Hoezoo de mot?" „Die eet alleen maar gaten."
Pruisische
IC
10.300 insecten, 2100 vogels en 210 zoogdieren bekend.
VOORZICHTIG MET DIAMANTEN. Diamanten zijn, ondanks hun groote hardheid, bros. Al kan men ze ook aan een zeer hoogen onderwerpen, zoodat men ze in de industrie heel veel doeleinden gebruiken kan, zoo moet men hen
zeer druk voor toch
niet op een steenen vloer laten vallen. Bijna altijd zullen zij dan in talrijke kleine stukjes uit elkaar springen.
DE SALAMANDER VERSLAAPT DEN ZOMER. Wanneer in het heete jaargetijde de tropische rivieren en moerassen tot smerige poelen worden of geheel opdrogen, zoodat de Afrikaansche salamander (Protopterus annectens) niet meer door zijn kieuwen kan ademhalen, dan gebruikt hij hiervoor zijn zwemblazen, die met een korten ader in zijn strottenhoofd uitloopen en op die manier als longen dienst doen. De salamander bezit echter bovendien nog de mogelijkheid, zelfs geheel buiten water te leven; hij begraaft zich daartoe in het slijk, bouwt daar een nest, dat hij met slijm behangt, zoodat het vocht niet kan verdampen, en vervalt daarna in een slaperlgen toestand.
SPITS.
K
ijk eens, mannie, hier Een jong paartje in
hangt een mooi het groen. Hoe
schilderij, zou
Karazony Felix is een onuitstaanbaar, twistziek mensch. Iedereen ontwijkt hem en hij zelf blijft ook liefst zijn evenmenschen uit den weg. Op die manier leeft hij met zijn vrouw en zijn drie dochters in Görcsen. Maar niet in het dorp zélf, doch een goed half uur er vandaan, op een Woeste vlakte. Karazony's vrouw verouderde en verwelkte in het witgekalkte poesta-huis met het strooien dak, zonder ander verdriet te kennen dan het eeuwige getwist van haar man en zonder een andere vreugde dan dat hij niet a 11 ij d thuis was. De drie dochters groeiden in die omgeving op... Op de dorpsschool leerden zij wat lezen, schrijven en rekenen en toen zij voorgoed thuisbleven, sidderden zij mét hun moeder voor den tiran. Zoo verstreek de tijd en de drie meisjes begonnen langzamerhand naar drie oude vrijsters te groeien. Het despotisme en de afzondering veranderden de goede eigenschappen, die zij alt kinderen hadden bezeten, in niet te verdragen karakterfouten, die haar ten slotte voor zichzelf en haar omgeving onuitstaanbaar maakten. Degenen, die ondanks het humeur van Karazony gewoon waren af en toe een bezoek aan het poesta-huis te brengen, mijdden het nu voor de drie zonderlinge oude jongejuffrouwen. Deze verbitterden met den dag en ergerden zich vooral aan de eenvoudige jongens van het land, die een enkelen keer wel eens een praatje met haar maakten. , „Hoe onbeschaafd zijn die kinkels toch!" klaagden zij eeuwig en altijd. In werkelijkheid waren zij slechts kwaad, omdat die „kinkels" haar niet uit heur jongejuffrouwen-staat verlosten. Mama Clari, zooals mevrouw Karazony genoemd werd, piekerde vaak over haar dochters. „Ze zullen nooit aan den man komen, nooit!" zei ze soms tegen haar man. „Het kan me niets schelen!" mopperde hij dan terug. „Ze hebben tot aan haar dood toe te eten en te drinken. Ze erven alle drie driehonderd morgen land. Dan hebben ze toch zeker niet zoo'n slungel van het land hier als man noodig, is het wel?" Karazony behoorde tot de slechtste echtgenooten, die men zich denken kan en tóch schold hij altijd en eeuwig op de slechte mannen. „Binnen een paar weken wordt er in Ehesi 'n bal gegeven!" waagde Mama Clari op een goeden dag op te merken. „Ik vind het best. Wat zou dat?" vroeg Karazony. „Zouden die drie arme kinderen daar nu óók niet eens heen kunnen gaan?" Karazony had een buitengewoon goede bui, want hij antwoordde: „Voor mijn partl Laat ze gaan!"
het
heeten?" „Dat zie je toch. Het staat er op. „Verkocht"."
De
wereldberoemde
Kruschen
Zout, zoo
wonderen. —
EEN KEIZER ALS WORSTELAAR. Commodus Lucius Aurelius, Romeinsch Keizer van 161 tot 192, was zoo trotsch op zijn successen als wprstelaar, dat hij van de geheele wereld verlangI
de, hem als een Hercules te vereeren. Hij won 1031 worstelwedstrijden en voor iederen gewonnen wedstrijd liet hij zich achttienduizend gulden uitbetalen. Ten slotte werd hij door den worstelaar Narcissus in de arena met de handen geworgd.
EEN ARABISCHE ARTS.
zal
zij
ons overwinnen."
aan
als de
dosis
ze Is, doet hardnekkigste
vormen van
Rheumatische pijnen zullen
U dat bevestigen, want die weten bij
ondervinding
hoe weldadig
een
bloed-zuive-
rende Kruschen-kuur werkt op het heele gestel
KRUSCHEN
Bij all e apoth. en drog.
De Arabische arts Harith kwam bij een zieke en zei: „U en ik en de ziekte, dat zijn er drie. Als u met mij meewerkt, dan overwinnen wij de ziekte, zoo niet, dan
Lijders
dagelijksche
klein
1.62, 1.47. 0.76, 0.41, p. (1.
De drie ouwe jongejuffrouwen bloeiden letterlijk op, toen zij deze vreugdevolle en onverwachte tijding kregen. In Ehesi zou het bal zijn! Hun eerste bal! Uit ouderwetsche kasten werden ouderwet sehe kleedingstukken gehaald en dagen lang werd er in het poesta-huis genaaid en gegarneerd met linten en strikken. Mama Clari, de drie dochters, twee dienstmeisjes en de doove koetsier, die vroeger kleermaker was geweest, naaiden en werkten om het hardst. In Ehesi zou het bal zijn! Mijnheer Karazony gedroeg zich geduldig genoeg. Alleen moest men de stoffen voor hem verbergen, want anders zou hij ze zonder pardon in stukken hebben gescheurd. Gedurende de voorbereidingen voor het bal schenen de drie dochters met den dag liever en aangenamer in den omgang te worden. Als hun vader in den koestal was, oefenden zij zich in de huiskamer in het dansen. Zóó was de wals, zóó de polka en zóó de mazurka. Maar wie herinnerde zich de figuren nog van de menuet? Die hadden ze toch eens gekend! ... In Ehesi zou het bal zijn. Eindelijk brak de lang verwachte dag aan De drie ouwe jongejuffrouwen waren geen ouwe jongejuffrouwen meer, maar vroolijke, opgewonden meisjes. Zij hadden den ganschen nacht geen oog dicht gedaan. Voor dag en dauw stonden zij reeds op en probeerden nog eens de danspassen en pasten haar japonnen nog eens aan. Want dien dag zou het in Ehesi bal zijn! Mijnheer Karazony werd wal menschelijker. De naïeve vreugde van zijn dochters scheen Indruk op hem te maken. Ehesi lag drie uur van Görcsen af. Daarom nam hjj zijn maatregelen. De oude koets werd voor den dag gehaald', vier paarden werden uitgezocht en als koetsier werd de oude Janos aangewezen. Den vorigen dag was er een boodschap naar den hotelhouder in Ehesi gezonden, opdat hij de beste kamer voor Mama Clari en de drie meisjes zou reserveeren. Het was een koude winterdag Tegen den avond stak er een snijdende Noordenwind op. De sneeuw daalde in dichte vlokken uit den hemel neer . . . Maar het .gaf niets. Mama Clari en de drie dochters stonden reeds te wachten, gehuld in haar dikke pelzen. Vier vroolijke, opgewekte menschen zouden het in de koets met de noodige warme dekens best kunnen uithouden, al zou het buiten nog zoo koud zijn. De doove Janos, die zijn vurige paarden slechts met moeite kon bedwingen, was reeds voorgereden. De wind sloeg hem de sneeuw in het gezicht, de dieren snoven en stampvoetten en de oogen van den ouden man brandden. De dames stonden te midden van het bewonderende personeel aan de huisdeur, terwijl een bediende het portier van de koets opende en handig de kleeden en dekens op de banken schikte. De doove Janos meende, juist toen een windvlaag hem de sneeuw in de oogen sloeg, een geluid te hooren. Hij keek om. Inderdaad, het portier was dichtgeslagen! Gelukkig maar, nou kon hij eindelijk wegrijden. „Vort!" Het reeds ongeduldige vierspan suisde als een peil uit den boog weg en raasde als een orkaan den weg af, op weg naar Ehesi . . Velden, dorpen en bosschen vlogen voorbij en de koetsierszlel van den dooven Janos trilde van vreugde, telkens wanneer hij met zijn zweep klapte, als hij door een dorp reed . . .
„Daar is Ehesi al," bromde hij, na ongeveer twee en een half uur. Voort ging het op het verlichte stadje toe. In Ehesi zou het bal zijn, en daarom was het tamelijk druk in de straten van het stadje, toen de zware koets over de slecht geplaveide straten hobbelde . . . Tot hij eindelijk stil hield voor het gebouw, waarin het bal gegeven werd. Eenlge jongelui, „commissarissen van orde", openden bereidwillig het portier. „Dames!" zei er een in de donkere ruimte van de koets. Geen antwoord . . . Een van hen streek een lucifer aan . . . Algemeene verbazing: de wagen was leeg! Leeg! Geen mensch was er in! Alleen de dekens en een koffer lagen op de banken. „Je moet ze onderweg verloren hebben!" zeiden ze tegen Janos, die op zijn hoofd krab de en antwoordde: „Dat moet wel . . ." Hij krabde nog eens op zijn hoofd en besloot toen maar terug te rijden naar Görcsen . . . Onderweg dacht hij nog eens over het geval na. „Ik denk, dat ik ze niet eens heb meege nomen!" meende hij. En zóó was het. Mama Clari en de doch ters hadden reeds lang haar baljaponnen uit getrokken en zich in het poesta-huis in slaap geweend. Karazony zou den dooven Janos den volgenden dag alle beenderen breken, maar wat gaf dat? Bovendien kon hij het eigenlijk niet eens helpen! Toen de wind het portier dicht wierp, had hij heilig geloofd, dat de dames waren ingestapt en dat de knal beteekende: rijd maar weg! Dat hij het vertwijfelde roepen, dat men hem achterna zond, niet hoorde, kan geen verwondering baren. Hij was immers doof en hel mag nog mooi genoemd worden, dat hij in dien hevigen wind het dichtvallen vin het portier hoorde. Toen de koels weer thuis was en de paarden waren uilgespannen, was het in Ehesi bal . . geweest!
„Hoe kan je nu, ieiwijl je nog zoo klein bent. een sigaret in je mond steken)' „Waar moei ik hem dan anders steken?" {Mare Autah^)
^^^■■^^^^^^^^"
—7,—,V^.;f>?.::',?* -'-■■•.^- ;■-"?
!
:-';-'v'
IK HAAL MIJZELF AF... EEN COMPLEET VERHAAL DOOR HANS GÜNTHER
pvnw
Van alle werkkringen, die een vrouw rich kan kiezen, is die van film' actrice een van de meest dankbare, maar. . . ook een van de meest vermoeiende, is het oordeel van Viktoria v. Ballasko. Gelukkig maar, dat er tusschen de opnamen wel eens een half uurtje overschiet, dat rustig in de kleedkamer kan worden doorgebracht, totdat 't oogenblik van wederoptreden is aangebroken. En in zoo'n half uurtje kun je je dan ook weer eens heerlijk opknappen en zorgen, dat je er tiptop uitziet, zoodra je voor de camera verschijnt. Natuurlijk begin je met eerst even languit op de bank neer te vallen en alle zorgen te vergeten. Dat is de beste manier van uitrusten en als je dan bovendien het draaiboek nog onder je hoofd legt, vergeet je beslist geen woord van je rol! (1). Maar stel je voor, dat je het ergste overkomt, dat een moderne vrouw kan treffen... een ladder in je kous! Dat kun je dan in je rustpauze ook mooi verhelpen. Gauw een paar nieuwe kousen opgezocht, waarvan je natuurlijk altijd een flinke hoeveelheid in voorraad hebt in je kleedkamer, en ze voorzichtig aangetrokken (2). De garderobière zorgt er voor, dat de make-up niets te wenschen over laat, want daar mag natuurlijk niets aan mankeeren, als je onder de filmlampen staat (3). H aar prachtige lange wimpers verzorgt Viktoria echter zelf; dat vertrouwt zij zelfs de geroutineerde garderobière niet toe! (4). (F°to's ufa)
Twee jaar is het hu geleden — op den dag af twee jaar dat ik In den trein zat die mij uit mijn geboorteplaats naar deze groote stad bracht. Bijna iedereen, die hier woont, werd den een of anderen dag door een dergelijken trein op een der vele stations afgezet, na zich losgerukt te hebben uit de stilte van een of ander stadje om zich hier in den maalstroom van deze stad te werpen, deze stad, die voor slechts weinigen een veilige of lieve verblijfplaats Is geworden. Maar sinds zij uit den trein gestapt zijn, zijn ze hier gebleven. Ze troffen de stad aan, zooals zij op dat moment Juist was, — ze kwamen midden in dezen maalstroom terecht, die geen uur van den dag of van den nacht stil houdt, en doken er In onder. Niemand nam notitie van hen — men liep achteloos langs hen heen, precies zooals zij zelf later — een klein deeltje In het reusachtige gewoel geworden — achteloos langs de stations voorbij liepen en zich niet bekommerden om den stroom, die er steeds en steeds weer naar buiten wordt geperst. Twee jaar geleden om dezen tijd was ik er nog niet. Toen stond op deze plaats voor de slagboomen mijn vriend, om nij af te halen. Vandaag sta H( er. Ik wil mij — in gedachten — zelf een keer afhalen. Precies zooals mijn vriend het toen gedaan heeft. Ik wil eens zien, wat twee jaar zijn in deze groote stad. Zeven honderd en dertig maal Is men hier naar bed gegaan, zeven honderd en dertig maal opgestaan -« men doet heel wat ervaring op in zeven honderd dertig dagen. Dat kunt u geloovenl In het gaan en komen der treinen is nauwelijks eenige verandering aangebracht. Precies op tijd schuift de diklijvige locomotief onder de overkapping, met kleine stille lampen, die bijna blind in den langen, lichten avond blikken. Het duurt een poosje, voor de eerste reizigers den uitgang bereiken. Het zijn menschen, voor wie een treinreis van verscheidene uren en bijna even zooveel honderd kilometer niets bijzonders is. Het is hun onverschillig, of zij in deze stad of ergens anders wonen — het zijn steeds dezelfden. Ze dragen alleen maar groote actentasschen bij zich. In het voorbijrennen geven zij hun kaartje af. Ook als zij afgehaald worden, snellen zij nog zonder zich op te houden naar den uitgang toe. Ze blijven niet eens staan om een groet uit te spreken — zoo weinig tijd hebben zij. Het lijkt wel alsof zij een ritje met de tram hebben gemaakt. Na hoogstens een halve minuut zijn alle sporen van de reis bij hen uiigewischt. Dan komen de menschen, die slechts door hun zware koffers werden opgehouden, bovendien ook niet vaak op reis zijn, 'maar precies weten dat zij nu met bus 10 of lijn 39 verder moeten gaan. Ze zijn hier al vaak geweest of keeren van vacanfle terug. In een lange karavaan en onder een hevig gedrang passeeren zij den uilgang. Men wenkt tegen hen, en meestal verlaten zij in gezelschap het station. Tol hen zal ik later ook behooren, ofschoon ik nu nog niet weet wie mij dan zal afh-len. Er volgt een pauze. Maar de controleurs weten, dat iedereen er nog niet door is. Pas nu verschijnen — met lange tusschenpoozen — de nakomers aan den uitgang. Ze kijken dikwijls om, en het lijkt wel, alsof zij aarzelend nog bij zichzelf te rade gaan of zij maar niet beter direct weer kunnen omkeeren. In werkelijkheid worden zij slechts beheerscht door het gevoel, iets vergeten te hebben en in het begin toch alles verkeerd te doen. Zoodra zij bij den uitgang zijn gekomen, vragen zij om inlichtingen, maar luisteren eigenlijk heelemaal niet, als men hun antwoord geeft. Ze hebben nog tijd . . . Tot hen hoorde ik toentertijd ook, twee jaar geleden. Precies op de minuut af twee jaar geleden. En dit is het oogenblik, dat ik met het perronkaartje door den uitgang ga . . . Ik sluip langs de leege wagens, die uit mijn geboorteplaats zijn gekomen. Morgenavond of op zijn laatst overmorgen ochtend zal Ik weer In mijn geboorteplaats zijn. Ik kijk naar een van 'de groote biljetten, waarop de treinenloop staat aangegeven, en teeder strijk ik met mijn hand over den naam der stad, die het dichtst bij mijn geboorteplaats ligt. Tien uur geleden stonden de wagens daar nog. Wat beteekenen tien uur tegen zeven honderd dertig Hagen? Het is zoo dicht bij en toch zoo ver . . .
j
Ik verlaat het station en slenter door de straten. Reeds sinds langen tijd hebben mijn oogen zich aan het vele licht van deze groote stad gewend. Het is iets alledaagsch geworden, en ik kan mij nauwelijks voorstellen, dat het indertijd zoo'n indruk op mij heeft gemaakt. Ik kijk de café's en restaurants binnen, waarin het wemelt van menschen. Ik heb indertijd, en bijna op ieder van die zeven honderd dertig dagen gewenscht, met een mensch, die mij lief was, op een van deze terrassen te kunnen zitten en van uit een dergelijke geborgenheid In den maalstroom van de straat te kunnen kijken. Ik heb er verscheidene keeren gezeten — alleen, met zijn tweeën, in kleiner of grooter gezelschap, en toch was ik altijd alleen . . . Mijn vriend heeft het mij twee jaar geleden wel gezegd, toen ik aankwam en ik het mij niet kon voorstellen, omdat men toch overal op menschen stootte. Maar nu weet ik het, en hij heeft het ook wel niet vergeten, ofschoon zijn beroep hem reeds sinds langen tijd naar een andere, veel kleinere stad gedreven heeft. Ik schrijf hem uit het café'tje, waarin wij toentertijd zaten, en ook naar huis schrijf ik nog eens, dat ik twee jaar geleden hier goed ben aangekomen — op kaarten met veel stoelen en tafeltjes. Ze hebben hier niets anders. Ik gooi mijn kaarten op dezelfde bus als toen en ga verder. Dan sta ik voor het huis, waar ik de eerste maanden heb gewoond. Ik ga de vier trappen op, en leder kraken en knarsen is een herinnering voor mij. Ik zou de namen van de menschen die hier wonen niet kunnen opnoemen — ik ken ze niet. Maar ieder bordje op de deur ken ik, zoo vaak heb ik het gelezen. Tot op een enkele uitzondering na heeft zich hier niets veranderd. Ik bel. Voorzichtig loert de huisbewaarster door het luikje, dan doet zij open en zegt, dat ze blij is. Bijna al haar vroegere huurders komen haar van tijd tot tijd bezoeken, en ook met de beeren die nu bij haar wonen Is zij tevreden. Ze heeft zich indertijd, twee jaar geleden, ernstige zorgen over haar dochter gemaakt, die vaak ziek is geweest. Nu is het de zoon, die haar bekommerd doet zijn; hij heeft zakelijke moeilijkheden, en met zijn verloofde kan hij het ook niet goed meer vinden. Dat alles vertelt de oude vrouw mij, terwijl zij mij naar mijn kamer brengt. Ik kijk nog eens op de binnenplaats, in welker leegte stil en langzaam de nacht neerzinkt. Ik bekijk de schilderijen aan de wanden. Het zijn dezelfde als van voor twee jaar — dat weet Ik. Maar wat zij voorstellen, ben ik al lang vergeten, als Ik weer afscheid neem . . . Ik sta weer op straat, waar boomen en gaslantaarns licht en schaduw verdeelen. Ik daal af in den tunnel van de ondergrondsche, waaruit mij een lucht van teer en vocht tegemoet komt. Ik pers mij in een overvollen wagen — als in een sardlnenblikje zitten de lichamen op elkaar geplakt. Wat beteekent een kleine mensch in deze groote stad? Onder een viaduct wacht ik op de tram. Veel menschen wachten hier dag en nacht, en ook een vrouw, die ik mooi vind, wacht met mij en de anderen. Ik weet, dat ik haar niet zal aanspreken. Daardoor zal ik haar dan den ganschen avond lang niet — en misschien pas morgen of overmorgen vergeten . .. Zoo denk ik. Maar dan valt er plotseling een bundeltje tijdschriften, dat dwars over haar groote handtasch lag, op den grond. Natuurlijk raap ik het voor haar op. Wij hebben toen besloten niet meer te wachten. Wij zitten op een' der terrassen en kijken uit een dergelijke geborgenheid in den maalstroom van de straat, waardoor de menschen schuiven. Ook zij is sinds een paar jaar in deze stad en werkt op een .kantoor. Wij zwijgen, en dan spreken wij weer met elkaar. Wij zijn niet vreemd voor elkander — wij voelen het; want er is veel eenzaamheid, veel heimwee in deze groote stad . . . De lampen branden helderder — zoo lijkt het mij nu. Misschien Is het geluk als het komt... in deze stad grooter dan ergens anders. - De zeven honderd één en dertigste dag begint. Misschien haalt mij het volgende jaar tóch iemand af.. .
vitaminp F de eenige ISasis voor een gezonde huid! Zonder voldoende vitamine F verlept de mooiste huid, - en daar ons voedsel ons niet voldoende vitamine F toevoert, is het ..schoonheidsnoodzaak", om dit tekort op andere wijze aan te vullen. Alleen Dobbelmans Castelia crèmes kunnen U daarbij helpen, ledere tube van deze verrukkelijke schoonheidscrême bevat 2000 eenheden vitamine F. Zoo wordt en blijft Uw teint jong, zacht en frisch !
VITAMINE J^ CRÈMES COLO CRÈME VANISHING CRÈME
.15
((,'«/
per tube
Weer zoo'n goed o.&QBE LM^N -product!
w
^■"
"■»—^^-"
HUMOR
VMMG KOEKOEK EN SPERWER
De
Ik heb nog zoo geel, dat je niet alle kunstmest op de aardbeien moest doen!" (Die Koralle)
koekoek
en
de
sperwer
zijn
niet
twee,
maar één-en-dezelfde vogel, 's Winters is 't
van
een
veroeoiging
van
een
broed-territorium, maar daar blijft het
jouw sperwer en 's zomers de koekoek. Vandaar
bij. Er wordt geen nest gebouwd, en
dat we hier zeggen: zoolang de koekoek roept,
de vogels vormen zich niet tot paren.
rooft
Het wijfje
hij
niet,"
zei
onlangs
een
buitenman
Reeds eerder heb ik over deze verwarring gemaar
dat
maakt, wist ik beide vogels den
—
legt
haar eieren
in
de
nesten van andere vogels die, onbe-
tegen me. lezen,
men
niet. wel
alleen
nog
steeds
Inderdaad
eenige echter
verschillend
en
hebben
«oortkenmerken,
dat
wust, voor de uitkomst en de opvoeding van den jongen koekoek zorgdragen. Aangezien het koekoekswijfje
overeenkomst te vin-
't met de keuze van de pleegouders
zeer
er
(out
tusschen
bij
is
deze
oppervlakkige
waarneming — maar overigens leven beiden zoo
driksen op mijn borst getatouëerd heeft, lijkt zóó goed, dat ik het in een lijstje heb laten zettenl" {Das lil. Blati)
zien
zij
men
zulke direct
typeerende ontdekt,
van
haar toekomstig
kind
niet
zoo
nauw neemt, gaat er nogal eens een ei verloren, bij voorbeeld als zoo'n
dat
ei terecht komt in bet nest van groo-
deze vogels maar heel weinig gemeen hebben.
tere vogels, zooals klapekster, eider-
De koekoek (Cuculus canorus L), een unicum van
onze avifauna,
is
de eenige
broedparasiet
eend of fuut, die het vreemde eendje in de bijt niet lang dulden. De kleine zangvogels zijn
in
in Nederland, en heeft zich daardoor algemeen
't bijzonder uitverkoren om de ondankbare taak
bekend
gemaakt.
ontbreekt,
van koekoek-opvoeder op zich te nemen en zij
zoowel
bij
vrouwtje,
doen dit zoo spontaan, dat de koekoek voor uit-
waardoor
Het
ouder-instinct
het mannetje als van
nestbouw
en
bij
het
broedselverzorging
sterven
behoed
is.
Het
koekoekswijfje
legt
ge«>n sprake is. In den paartijd roept het manne-
voorkeur haar ei in een nest. waarin zich
tje zijn helderen tweeklank en geeft wel iets te
versch
legsel
bevindt,
nadat
zij.
zoo
bij een
noodig.
(Accfpltmr n/ius i )
eerst
plaats
reeds
in
boord "
heeft
het te
gemaakt,
nest
door
bevindende
gooien.
Bij
eenige,
eieren,
regelmatige
zich
„over-
bebroeding
komt het koekoeksei eerder uit dan de overige en het jonge vogeltje werpt met behulp van zijn vleugelstompjes de andere „Waarom kleur jij
ook altijd
zoo,
aardigs zeg?"
als ik ]e (^ '"■
iets
eieren
uit het
nest
De ouden blijken hierover niet ontstemd te zijn,
B,aU
>
want
zij
vangen
direct aan, voedsel
voor
hun
pleegkind te vergaren. Hoe wreed ons dit alles ook mag lijken, toch is het een prachtig staaltje van aanpassing, want de
betrekkelijk
kleine zangvogels zouden
nooit
in staat zijn, het voedsel voor het koekoeksjong en een voltallig eigen legsel, In voldoende male aan te sleepen. Nu krijgt de koekoek zooveel, dat ChauHeur: „Ik heb maar zoo'n gevoel, dat ik wat vergeten heb..." iSördag i Jylland)
hij
„Dit, mijnheei. Is »"Mllll wekker, voor menschen die erg vast slapen. Eerst belt hij tien minuten, dan »luit hij tien minuten en dan springt hij uit elkaar.' . (Sönaag i JyllanJ)
inderdaad
als
kool
gaat groeien
spoedig grooter wordt dan soms,
om
en
vaak
zijn verzorgers,
hem te voeren,
op
zijn
die
rug moeten
plaats nemenl De sperwer (Acclpiter nisus L.) bouwt, zooals elke andere Inheemsche vogel, een nest, waarin
de
drie
bruine
tot
vijl
vlekken,
eieren,
keurig
blauwgroenig
verzorgd
met
worden
Eet
de koekoek bij voorkeur rupsen, de sperwer is een absolute roofvogel en De
eet alles.
overeenkomst tusschen koekoek
en
sper
wer moet dan ook gezocht worden in uiterlijke kenmerken, hoofdzakelijk grootte en kleur vogels
zijn
ongeveer
even
groot,
Beide
hebben
een
bruin-grijzigen rug en een gelig witte borst, met grijsbruine
dwarsbanden.
sperwer is
de
overwegend. Hij: „Mijn lielste roosje . Zij: „Mijn heerlijke stekel cactus ...' draagt u in ieder geval aan uw vrouw, of zij er niet bij wil zingenl"
(Neue t.z.)
-.% ■■',.. .■
vooral
houden
volgens
kop, DE KOEKOEK.
-—-,-.--ï-T.--«^,.■■
,
,: ■■:-:'-.■..'■::"
.
ir,.r„i,„ ,,„r.„, i >
•:.-;
.*S*:
(T»»i»n,noefi t
M
ff^tn
Ook
elkaar,
aanleiding
(Die Woche)
bruine de
in
de
mannetjes
de
borstveeren
vliegbeelden
vleugelvorm.
ons de
kunnen
pooten en
verschillend
de
Bij
kleur
geven
relK de
lijken
En
gelijkenissen tot k'eu'
op
verwarring, der
op
hiermee
ooqen l
die want zijn ^ P
impulsief geweest. . . bracht
mijn
ge-
dachten misschien steeds wel wal tè vlug onder" woorden ..." Mr. Bollen (lachend): „Me-
EEN Het tooneel stelt een advocaten-kantoor voor. Als het scherm opgaat, zit mr. Holten, aan zijn bureau. Terwijl hij zijn hoofdmet zijn linkerhand steunt, bladert hij met de rechter in eenige papieren. Na eenlgen tijd schudt hij treurig het hoofd . . . Personen: Mr. Bolten; Jan Farting; zijn vrouw; twee figuranten. Mr. B o 11 e n (nadat hij eenigen tijd in de papieren op zijn bureau heeft zitten lezen, somber zijn hoofd schuddend): „Het is jammer, en ik weet niet of het me gelukken zal .. . Het zijn eigenlijk nog zulke kinderen . . ." (De telefoon op zijn bureau gaat. Hij neemt den hoorn van het toestel en luistert. Zegt dan): „Laat mijnheer maar binnenkomenl" Jan Farting (na eenige
seconden
bin-
E E N-A C T E R T J E
nentredend, terwijl hij groet): „Mr. Boltenl" Mr. B o 11 e n : „Mijnheer Farting. Gaat u zitten. (Hij schuift een stoel voor hem bij zijn bureau). Uw vrouw is er nog niet..." Jan Farting (zenuwachtig): „Ja, ik . . . Ik ben wat vroeger gekomen ... ziet u . .. omdat ik u voor het laatst nog eens wil zeggen . . ook namens mijn vrouw ... dat u werkelijk geen pogingen In het werk hoeft te stellen om een verzoening tusschen ons tol stand te brengen. Ons besluit staat vast; we moeten de gevolgen zoo goed mogelijk zien te dragen, ons zoo weinig mogelijk van de praatjes van de menschen aantrekken en ... nu ja, van de rest van ons leven maken, wat er nog van te maken vilt. We zullen nu onafhankelijk van elkaar en leder voor zich ons geluk moeten zien te vinden ..."
Mr. B o 11 e n (een beetje verstrooid, voor zich uitkijkend op de papieren): „Natuurlijk... u heeft gelijk ... Ik zal dan ook niet trachten een verzoening tot stand te brengen. Het is mij volkomen duidelijk dat u de zaak van alle kanten heeft bekeken en. niet dan na rijp beraad tot uw besluit bent gekomen. En wat de praatjes van de menschen aangaat, ach, u moet daar niet al te veel van voorstellenl Tegenwoordig hebben er zooveel vriendschappelijke echtscheidingen plaats, dat ze werkelijk geen onderwerp voor een chronique scandaleuse meer uitmaken ... Bovendien, u Is allebel jong, nietwaar, zoodat het zeker niet uitgesloten is, dat u het geluk, waarvan u sprak, belden ook zult vinden... Laat Ik eens zien (hij kijkt In zijn papieren), de villa „Zonnevanck" met de bijbehoorende parken, die u op naam van uw vrouw heeft laten zetten, toen u trouwde, moeten weer op uw naam komen, nietwaar?' Jan Farting (eenlgszins nerveus, met neergeslagen oogen): „Ja, daar stond mijn vrouw op. Alles, wal ik op haar naam heb laten zetten, toen we trouwden, wil zij weer teruggeven. Ik van mijn kant wensch dus vanzelfsprekend ook niets te houden van hetgeen zij van haar bezittingen op mij heeft doen overschrijven. (Vaag glimlachend). Het was bovendien een beetje belachelijk ook, dat zij dit inderdaad gedaan heeft. Een vrouw schenkt een man gewoonlijk niets als ze trouwen." Mr. B o 11 e n : „O ja, tóch wel, zoolets wordt wel meer gedaan. Alleen hadden de schenkingen niet ongedaan behoeven te worden gemaakt. Wèl als uw zoontje was blijven leven, mijnheer Fartingf Dèn hadden er natuurlijk andere financieele maatregelen moeten worden genomen. Nu was dit niet 'noodlg, omdat u allebei rijk genoeg bent, zoodat zoowel de eene als de andere partij zonder hulp van de andere kan leven .. ."' Jan Farting: (die moeite heeft moeten doen, om zich te beheerschen, toen mr. Bolten over zijn zoontje sprak): „Het is maar goed, dat onze jongen gestorven is. Hoe hadden we hem behoorlijk moeten groot brengen In deze omstandigheden?
Het
kind
zou
Immers
werkelijk tehuis hebben gehad . . .' Mr. B o 11 e n : „Zeer juist. Ik
geen
begrijp
uw
standpunt natuurlijk volkomen. Het is zonder twijfel het beste, zooals het nu Is, en . . . ha, ik geloof, dat ik de stem van uw vrouw hoor. (De telefoon gaat. Hij neemt den hoorn). „Ja? Goed! Laat mevrouw binnenkomen." (Tot Jan Farting): ,,Het Is uw vrouw ..." Jan Farting (onrustig zitten gaand): „O . . ." Er wordt getikt en
op zijn
stoel
ver-
mevrouw Farting komt
binnen. Mevrouw Farting: „Mr. Bolten . . . (reikt hem de hand, terwijl mr. Bolten een stoel voor haar neerzet aan den anderen kant van zijn schrijfbureau). Dag JanI Wat zie je bleek! Ben je ziek geweest?" (Ze gaat zitten). Jan Farting (haastig): „O neen... voel
me best. Mk hoop dat jij
maakt?" Mevrouw
ZOMER
{Foto Victor Meeussei)
Farting
het
(t|e
ook
Ik
goed
luidruchtig):
„Best, dank jel Ik heb me in geen jaren zoo gezond gevoeld. Ik zie nu, dat jij er ook goed uitziet. Het was zeker door het licht, dat op je gezicht viel, dat ik eerst dacht, dat je er niét goed uitzag ... en je weet, ik ben altijd nogal
^i-..
vrouvrtje, dal is een fout - Indien het tenminste een fout genoemd mag worden - die de lijd spoedig genoeg herstellen zal. Mag Ik zoo vrij zijn, over te gaan lot de raak, waarvoor we hier bij elkaar zijn? Ik moet namelijk om half twaalf op hel kantongerecht zijn. Ik zal even bellen voor de getuigen . .. U weel, een dergelijke formaliteit Is nu eenmaal noodzakelijk . .. (Hij drukt op een schelknopje op zijn bureau). Een oogenblikje, alstublieft. (Zoekt tusschen de papieren op zijn bureau, /angschikl ze en kucht een paar keer zenuwachtig). Mevrouw
en
Jan
Farting
kijken elkaar tersluiks aan. Als hun blikken elkander ontmoeten, zien ze telkens schuw voor zich. Er wordt getikt en oe beide getuigen Komen binnen, die zich bescheiden op den achtergrond houden en bij de deur
ZIJ VEKZORCT ZK Ml T OP l)K JUISTE WIJZE! Men kan tanden niet beoordeelen naar de voorzijde alleen. Want tandstcen, het groote gevaar voor het gebit, zit meestal verborgen achter de tanden. Langzaam maar zeker groeit het aan, wordt steenhard en dringt tusschen tanden èn tandvleesch. Terwijl zij aan de voorzijde nog mooi wit zijn, raken de tanden los en vallen uit. Bij goede tandverzorging op de moderne wijze wordt het tandsteen doelmatig bestreden! De moderne tandverzorging is... 'iet regelmatig poetsen van de
blijven slaan. Mr. Bollen (zijn cliënten aanziend): „Het Is mijn plicfil u ernstig te vragen, of u vast besloten zijl om uw huwelijk na zoo'n korten tijd reeds door de wet Ie doen ontbinden?" Mevrouw en Jan Farting (belden tegelijk, trachten een onverschilligen klank in hun stem te leggen): „Ja." Mr. B o 11 e n : „U legt elkander
tanden met Solidox-tandpasta, het eenige Nederlandsche tandpasta, dat Sulforicinoleiiat bevat (Nederl. Octrooi 19178), hetgeen volgens wetenschappelijke onderzoekingen tandsteen verwijdert en voorkomt. Begin nog heden met de moderne tandverzorging. Ga Solidox gebruiken! Poets Uw tanden met Solidox, aan de voorzijde en vooral ook aan de achterzijde. Tweemaal per dag poetsen met Solidox en tweemaal per jaar naar den tandarts! Dan bent U zeker van witte en tevens gezonde tanden.
niets ten laste, wat. . . h'm . . . enfin ... wat u het recht zou geven om u als volkomen vrij te beschouwen van de banden, die u binden, en om een ander te zoeken, waarmee u misschien gelukkiger zoudt kunnen leven?" Jan Farting (flink): „Absoluut niet." Mevrouw Farting (met 'n verraderlijken klank in haar stem): „Absoluut niet!" Mr. B o 11 e n : „Het is dus alleen, omdat u voelt, dat u niet bij elkaar hoort, omdat u, om hel nu eens heel gewoon te zeggen, niet voor elkaar bestemd zijl?" Jan Farting (eenlgszins aarzelend): „Zeker, dal is alles. We zijn getrouwd, maar onze karakters harmonieeren niel. We zijn geen vrienden geworden in ons huwelijk, als ik het zoo eens zeggen mag!" Mevrouw Farting: „We hebben ons vergist, zooals zooveel anderen. Dat Is de heele kwestie." Mr. B o 11 e n : „Juist. U houdt dus niet langer van elkaar en voelt daarom, dat het beier is te schelden?" Jan en mevrouw Farting knikken zwijgend. Mr. Bollen (nu volkomen zakelijk): „Dan zal ik thans overgaan tol het voorlezen der acten . . ." Jan
Farting
(haastig):
„Is
dit wel
noo-
zijn stem werkelijk onverstaanbaar. Als hij nog eenigen tijd heeft voorgelezen, zegt hij opeens duidelijk): „Zoodat zij dus voortaan volkomen vreemden voor elkander zullen zijn . . ." Jan Farting (een blik op zijn vrouw werpend, die vermijdt hem aan te zien): „Die laatste woorden zijn niet noodlg . . . We kunnen toch vrienden blijven . . ." Mr. B o 11 e n (ernstig): „Goed! Dus dan zullen we die woorden schrappen. Overigens gaat u met de voorwaarden accoord?" Jan en mevrouw Farting knikken slechts. Mr. Bollen
(weer
opeens
zenuwachtig):
„Dan blijft er dus niets anders over dan te teekenen. De getuigen zullen ook teekenen en dan is de zaak naar Ik hoop volgens uw wensch in orde gebracht. De verdere wettelijke formaliteiten kunt u aan mij overlaten. Mijnheer Farting, wilt u zoo vriendelijk zijn hier uw handteekenlng te zetten . . .?" Jan Farting
staal
zenuwachtig en onzeker
dlg? We hebben toch alle bijzonderheden uitvoerig besproken?"
van zichzelf op dit beslissende moment op en haalt, terwijl hij naast Mr. bolten gaat staan,
Mr. B o I t e n (zijn schouders ophalend): „Ja, ziet u eens, dit is nu eenmaal door de wet voor-
zijn vulpenhouder uit zijn handteekenlng wil ting onrustig op haar houdt mr. Bolten hem
geschreven en ik moet mijn plicht doen. Bovendien, het i: zoo gebeurd en (lachend) u verstaat toch nooit, wat een advocaat leest ... U behoeft dan ook niel te luisteren als u niet wilt... Nu dan (hij neemt de papieren in zijn hand en leest met bijna onverstaanbare stem): „Heden, den vijf en twintigsten Juni negentien honderd een en veertig, verschenen voor mij, mr. Willem Bollen, advocaat en procureur te.'.. (Hier wordt
-..-■-^^
hand tegen. Mr. B o 11 e n:
zijn zak. . . Juist als hij zetten en mevrouw Farstoel heen en weer schuift, door een gebaar van zijn
„Een
oogenblik,
dat is
waar
ookl Ik heb nog Iets vergeten ... Een kleinigheid. Een stukje grond, dat u in uw trouwen gekocht hebt. Ik weel nog niet, of u dit zélf wilt behouden of dat u het, aan uw vrouw wilt schenken . . ."
Jan grond?
Farting (verbaasd): „Een stukje Ik heb sinds mijn trouwen geen grond
gekocht. . ." Mr. Bol ten (ernstig): „Neem me niet kwalijk, maar ik bedoel het graf van uw zoontje . . ." Een oogenblik heerscht er diepe stilte. Jan Farting is zichtbaar ontroerd en zijn vrouw begint zachtjes te snikken. Mevrouw Farting
(schreiend):
,,lk kan
het niel dragen . . . Mijn jongen, o, Jan . . . ons kind ... als hij nog eens leefde . . .1" Jan Farting Iracht een paar keer Iets te zeggen doch slaagt er niet in de prop, die In zijn keel gekomen is, weg te slikken. Mr. B o I t e n snuffelt opeens ijverig in zijn acten en geeft den getuigen een wenk, zich te verwijderen. Jan Farting blijft nog eenigen tijd besluiteloos staan, dan gaat hij langzaam naar zijn vrouw toe, grijpt haar hand en zegt ook met door tranen verstikte stem: ,,Ons kind ... hij blijft tóch van ons beiden ... en zijn grafje . . . neen, dat. . . moeten we sèmen houden . . ." Mevrouw Farting (haar tranen wegslikkend): „Ja, hij was ons kind ... O, Jan, kunnen we . . . kunnen we elkaar niet beter leeren begrijpen? Ik vond het zoo naar, toen die stukken werden voorgelezen. Kunnen we het niet nog eens probeeren ....?" Jan Farting (gretig) „Graag ... ter herinnering aan onzen jongen . . ." Mr. B o 11 e n (glimlacht en knikt goedkeurend met zijn hoofd). (DOEK)
■1
.
WOU ELKE QÖSAVE »UZEN OPLOSSINGEN ZOEK EN VIND 2 JULI 1941
KRUISWOORDRAADSEL Horizoniaat
OPLOSSING KRUISWOORDRAADSEL
18. deel van een schip 19. vlieziffe buis 20. (ïêtal Verticaal: 1. 2. 4. 6.
vaardijfheid stevig voorbijgaand gebruik gemeente in Gelderland
7. zooffdier 8. wandelweff
W/t
1
a
5- een korte tijd 7. nood 9. kleeren aandoen 12. het landen 15. vechten 17. bepaald hoofdtelwoord
''M
INVULRAADSEL
1. kogclvormif! 3 (JrappijJ 4. deel van een «chip
1
2
z
u
-4 h
11. middag 13. dooreengekneed mengsel 14. iemand die de gymnaatiek beoefent
>
'
i L r 1i i i -
T
V A
rr
T R
's i
E M
LnT t
—
a
i
11 £
T
•
n
OPLOSSING VIERKANTRAADSEL
OPLOSSING INVULRAADSEL IEMAND OP ZIJN NUMMER ZETTEN
Lt
TT
K P V 5 G V
n
15. brommend geluid maken 16. spleet
OPLOSSING HEKWERKRAADSEL
u D E M
W A R A H II
1 T 6 R A D
E E E E R E
L
n M M D R
OPLOSSING LETTERGREEPKRUISWOORDPUZZLE il lOölVBI Ij^ LOOP pOrtj 6EM Lt pJ^ÉsTES «£ [MAfllXB OAS VEH FrEiipa Dt Bfl M HE ■KITA fncn BfltM DC mXM NEnnoipa ME pMujKjwtmi 6Ef1 1^1 »i» nEmvELOlS^ mt K fzuf] om ^^ HEn| LIJK | HEID
20 7 2«. i 26 11 28 IS
4.
1
i>
/>.
1
5. 4
a
Van links boven naar recht» onder: 1. boodschapper 2. bergplaats 3. windstreek -fafkorting) ' 4. trachten 5. patgang van een paard 8. rtjstpoeder (Ind.) 9. voedsel nuttigen 10. mens v. h. manlijU geslacht 11. voertuig 12. uitroep
O« te gebruiken letters: a, a. a, a, a, a, d, d, e, e, e, g, g, g, g, k, k. k, k. 1, m, m, r, t. t. De letters, goed ingevuld, vonnen horizontaal en verticaal dezelfde woorden van de volgende beteekenis: 1. van bet verstand berooid 2. het aanhoudend kammen 3. bedekkende verflaag 4. stuk karton 5. vloerbedekking
1
6 19 8 25
\li
27 16 29
't
1 22 5 18 9 30 13 31
OPLOSSING FILMSTERPAARDENSPRONG PUZZLE
Door toevoeging van een verbindingsletter kunnen de woorden uit de eerste rij, met die van de tweede, één woord vormen. De gebruikte verbindingsletters zullen den naam van een filmster vonnen. De eerste rij woorden staat in de juiste volgorde. beuk en ar ka kam »r Jfi linden eri voor taal koren nootje slik er ' blad ,: raaf zool . W»P l bof at 7 aan ., «e dan aar
Van links onder naar rechts boven: 6. voorzetsel 7. jongensnaara 8- hoofd 9. zoogdier 10. hoofdpl. gouv Sumatra's O-kust 13. bergplaats 14 voorzetsel 15. meisjesnaam 16 houten werktuig, waarmede een ratelend geluid wordt gemaakt 17 vogel
HONINGRAATRAADSEL
m
1. vroeger 2. zonnegod {Egyptische myth.) 3. een lyrische dichtsourt 4. keukenmeid (Ind.) De te gebruiken letters: a, a, d, « e, e, e, e, g. i. i. i. ■. k, k. k, I, 1. m, n n, o, u, P. P. r, r, r, s. t, t, t. Op de stijlen leest men een bekvnd gtzvgde.
hoofdprijien
werden
deze
week
verwor-
3. dooreenmengen
andere ingezonden worden, doch liefst op een apart velletje papier.
Het als opgave geplaatste gedeelte van de foto Is door een wit lijntje aangegeven.
vogels
De hoofdprijs van f. 2.50 werd deze week toegekend aan :
(fig-) 6. druipen door een lekyat
mejuffrouw J. van Delden, Amsterdam. (Fofo U/a; Wie ven onze speurders kan ons leggen wat dit gedeelte van een foto voorstelt 7
troostprijzen
konden
worden
toegekend
den den den den den den den den den den den den
heer heer heer heer heer heer heer heer heer heer heer heer
L J. P. M. E. H. G. R. J. H. G. A.
Miske, Middelharnls; Vijfschaft, Groningen; J. Douw, Rotterdam, C. Hokke, Rotterdam, Unkel, Amsterdam; Keijzer, Rotterdam; H. Peerbolte, Rotterdam, Schuyffel, Grave; Vis, Amsterdam; Bartels, Enschede, de Heide, Rotterdam, M. v. d. Starre, Rotterdam
Den hoofdprijs van de filmpuzile verwieil mejuffrouw C. W. v. Straaten, 's-Gravenhage De troostprijzen vielen ten deel aan: mevrouw C. A. v. d. Zee, Rotterdam; mevrouw M. de Ras, 's-Gravenhage; den heer B. Dingemans, Amsterdam; den heer D. L. Tuyl, Schiedam; den heer P. de Ruiter, Pernis; den heer H. Keemink, Rotterdam; den heer A. Gerhards, Amsterdam, den heer M. v. Beek, Amsterdam; den heer L. Algra, Leiden; den heer H. Burggraaf, Rotterdam.
enveloppe of briefkaart a u.b. duidelijk vermelden:
De oplossing van het voorlaatste foto-probleem.
4. neusgat in den snavel (Ier
De
aan: mevrouw A. Blom, Breda; mevrouw D. Guddee-Beschop, Rotterdam, mejuffrouw S. v. Beek, Utrecht; mejuffrouw C. v. d. Meulen, Rotterdam; mejuffrouw G. Kwint, Utrecht; mejuffrouw W. v. d. Bijl, Lemmer, den heer G. J Otten, 's-Gravenhage, den heer J. v d. Hoeven, Voorschoten,
Film puzzle 30 Juli. Deze puzzle kan tegelijk met de
Wij zull«n -veer een prijs van f. 2.50 beneven* twee trooitpnjzan verdeelen onder hen die ons een goed antwoord zenden. Da verdeeluig der prijzen geschiedt op een manier, waarbij alle inzenden van goede oploifingen gelijke kansen hebben op het verkrijgen van een der prijzen. U gelieve Uw antwoord in te zenden vóór 30 Juli aan Mr Detective, Noordeinde 8, Leidan. Op briefkaart of enveloppe varmeiden : Amateur Detective 30 Juli.
2. dampen
7. blaten
Wij stellen een hoofdprijs van ƒ 2.50 en tien film foto's beschikbaar om te verdeelen onder de guede oplossers. Antwoorden in te zenden vóór 30 Juli aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op de
X ^M^TXUTR-BXTXCTIVE
1. wel bekome het nl
8. baard op de bovenlip MARTS HARELL HErNZ RUHMANN ANNY ONORA
W/,
FILMSTER-VERBINDINGSRAADSEL
5. voordeel van iemand halen
23 2 21 10 17 31 12
PUNTENRAADSEL
De
ven door: mevrouw H. van Hout, Amsterdam, mevrouw P. Freen, 's-Gravenhage; mejuffrouw E. Mentink, Rotterdam; den heer Th, D. v. Daalhuizen, Rotterdam, den heer Th. Visser, Warns.
1
10 stuk stof
V E ft S
DE PRIJSWINNAARS
LADDERRAADSEL
De troostprijzen vielen ten deel aan: mevrouw Ober, Oegstgeest; den heer A. v. Heeringen, Leiden.
(Foto Pax)
9. hard loopen
.
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, stellen wij een prijs van ƒ2.50 benevens vier troostprijzen beschikbaar. In totaal dus deze week 7 prijzen van ƒ 2.50 elk, 22 troostprijzen en 10 filmfoto's. DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort, gelieve men vóór 30 Juli 1941 in te zenden aan Dr. Puzzelaar, Noordeindc 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk: Oplossingen Zoek en Vind 30 Juli 1941
MARIELUISE CLAUDIUS
....
■
:
;
:
(fWü 013)
ET
TH
Hoofdr«lact«ur: P. v-d t.«»»«. UMtt R«da<:ti« «nAdm., Hoordélmje «. Le»«ten - Gironummer 4J890
Jttt« Jaargang No. 27 - 26 JULI 1941
11 ct.
\
•
11
; vV 'WlUPi
I
VÄ^Äl
■
■
.
ANSJE
IL
|)()RIT KREYSLER ,.,, m I-RIKOE DATZ1G, die beide optreaen in de Wien-film der UI.' „Mtine Tochter lebt in V. ien .
■, ■