1
HAVO|VWO
biologie voor jou HANDLEIDING
BI OLOGI E VOOR DE ONDERBOUW HAVO|VWO
AUTEURS
ARTEUNIS BOS ONNO KALVERDA GERARD SMITS BEN W AAS
ZEVENDE EDITIE MALMBERG 'S-HERTOGENBOSCH WWW.BIOLOGIEVOORJOU.NL
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
Inhoudsopgave 5 Handleiding bij deel 1 havo|vwo
4
5.1 INLEIDING
4
5.2 BENODIGDHEDEN
4
5.3 HANDLEIDING BIJ THEMA 1 WAT IS BIOLOGIE?
6
5.3.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
6
5.3.2 Benodigdheden
8
5.3.3 Hulpmiddelen
9
5.4 HANDLEIDING BIJ THEMA 2 PLANTEN
9
5.4.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
9
5.4.2 Benodigdheden
11
5.4.3 Hulpmiddelen
12
5.5 HANDLEIDING BIJ THEMA 3 ORGANEN EN CELLEN
12
5.5.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
12
5.5.2 Benodigdheden
15
5.5.3 Hulpmiddelen
15
5.6 HANDLEIDING BIJ THEMA 4 ORDENING
15
5.6.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
15
5.6.2 Benodigdheden
18
5.6.3 Hulpmiddelen
19
5.7 HANDLEIDING BIJ THEMA 5 STEVIGHEID EN BEWEGING
19
5.7.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
19
5.7.2 Benodigdheden
22
5.7.3 Hulpmiddelen
23
5.8 HANDLEIDING BIJ THEMA 6 WAARNEMING, REGELING EN GEDRAG
23
5.8.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
23
5.8.2 Benodigdheden
26
5.8.3 Hulpmiddelen
26
5.9 HANDLEIDING BIJ THEMA 7 BLOEMEN, VRUCHTEN, ZADEN
27
5.9.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties
27
5.9.2 Benodigdheden
29
5.9.3 Hulpmiddelen
30
5.10
JAARSCHEMA BIJ DEEL 1 HAVO|VWO
30
5.11
KERNDOELEN BIOLOGIE DEEL 1 HAVO|VWO
31
2
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
3
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
5
Handleiding bij deel 1 havo|vwo
5.1
INLEIDING
Dit deel van de docentenhandleiding bij Biologie voor jou gaat over de versie havo|vwo. Eerst treft u een overzicht aan van de benodigdheden bij het biologieonderwijs met de versie havo|vwo. Vervolgens vindt u een handleiding bij elk thema. Deze handleiding is opgebouwd uit de volgende onderdelen: 1 Didactische verantwoording/didactische suggesties Hierbij vindt u steeds aangegeven welke keuzen zijn gemaakt bij het samenstellen van het thema. Ook treft u aanwijzingen aan voor het gebruik van het thema. 2 Benodigdheden Hier vindt u een overzicht van benodigdheden voor het thema. 3 Hulpmiddelen Hieronder vindt u een overzicht van bruikbare hulpmiddelen, zoals naslagwerken, videoprogramma’s en internetsites. Achtereenvolgens komen de volgende thema’s aan de orde: Wat is biologie? Planten Organen en cellen Ordening Stevigheid en beweging Waarneming, regeling en gedrag Bloemen, vruchten, zaden Ten slotte vindt u een jaarschema bij deel 1 havo|vwo en een overzicht van de relatie tussen de kerndoelen biologie en deel 1.
5.2
BENODIGDHEDEN
Hierna vindt u een overzicht van alle benodigdheden voor deel 1 havo|vwo. In deze lijst is alleen opgenomen wat niet aan bederf onderhevig is. In de handleiding per thema staan de benodigdheden per thema opgesomd. Daar staan ook de benodigdheden vermeld die wel aan bederf onderhevig zijn. De opgegeven benodigdheden zijn globale hoeveelheden die voor een klas noodzakelijk zijn. Hulpmiddelen tekenmateriaal (1 set per leerling) mes, bijvoorbeeld een aardappelschilmes (5 stuks) loep (zo mogelijk 1 per leerling) meetlat of meetlint (tot 2 meter lengte) schaar (5 stuks) microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) brander prepareermateriaal (zo mogelijk 1 set per leerling) − voorwerpglas (100 stuks)
4
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
− − − − − − − −
dekglas (1 doosje) tissues (1 doos) druppelpipet scheermesje pincet (1 per leerling) prepareernaald filtreerpapier (1 rol) scalpel
Glaswerk/porseleinwerk reageerbuis (4 stuks met een doorsnede van 16 mm) petrischaal petrischaal met voedingsbodem (1 per leerling of per groepje leerlingen) flesje met een druppelpipet (10 stuks) (jam)potje of een bekerglas (30 stuks) Chemicaliën eosineoplossing (1000 mL) plantaardige olie joodoplossing (1000 mL) glycerine (1000 mL) of methylcelluloseoplossing (behangersplak) verdund zoutzuur (500 mL) suikeroplossing, 5% (500 mL) Preparaten (fabriekspreparaten of zelfgemaakte preparaten) klaargemaakt preparaat (zo mogelijk 1 per leerling) preparaat van een amoebe (1 per leerling) klaargemaakt preparaat van kraakbeen (1 per leerling) klaargemaakt preparaat van been (1 per leerling) klaargemaakt preparaat van stuifmeel (1 per leerling) Zaden bruine bonen, droog (2 pakken) tuinkers (250 g) Diversen kleurpotloden (een aantal dozen) en viltstiften reageerbuisrek (voor buizen van 16 mm doorsnede) margarinekuipjes (2 per leerling) watten envelop (1 per leerling) kartonnetje van 15 x 15 cm (2 per leerling) koelkast thermometer plantenpers, of een dik boek (1 per leerling) krantenpapier plakband, of zelfklevend doorzichtig plastic spelden plastic roerstaafje (1 per leerling) wit papier (1 vel per leerling) meetlint (15 stuks) ijzerdraad (3 stukjes per leerling) houten blokje met een gaatje voor het ijzerdraad (3 per leerling)
5
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
grote houten kraal (3 per leerling) plastic liniaal (5 stuks) afwasbak met water (2 stuks) karton (niet te glad) stuk van 35 x 30 cm (10 stuks) handdoek (3 stuks) viltstift (10 stuks)
5.3
HANDLEIDING BIJ THEMA 1 WAT IS BIOLOGIE?
5.3.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties Ongetwijfeld hebben uw leerlingen op de basisschool regelmatig zelfstandig aan opdrachten gewerkt. Toch zijn ze vaak onzeker als ze aan het eerste thema gaan beginnen. Ze geven aan niet goed te weten wat ze moeten doen of twijfelen over hun aanpak. Wanneer u het eerste thema zo veel mogelijk klassikaal doorwerkt, neemt dat bij de meeste leerlingen een hoop onzekerheid weg. Levend - dood - levenloos De basisstof start met ‘levend – dood – levenloos’. Leerlingen hebben vaak moeite met het onderscheid tussen dood en levenloos. Misschien kunt u dit onderscheid nog eens extra toelichten met behulp van een aantal voorwerpen in de klas. We introduceren in deze basisstof het woord ‘organisme’ voor een levend wezen. Voor de leerlingen moet het vanzelfsprekend worden om dit woord te gebruiken. Ook behandelen we hier de ‘levensverschijnselen’. We realiseren ons dat de classificatie ‘levend – dood – levenloos’ aan de hand van de levensverschijnselen een verregaande versimpeling is van het werkelijke onderscheid tussen levend, dood en levenloos. Voor de leerlingen geeft deze versimpeling meestal voldoende houvast. Veel leerlingen zullen zich niet realiseren dat ook een plant alle levensverschijnselen kan vertonen. Wanneer het ter sprake komt, kunt u toelichten dat een plant bijvoorbeeld naar het licht toe groeit en dus licht kan waarnemen. Tekeningen maken In basisstof 2 t/m 4 behandelen we enkele vaardigheden die belangrijk zijn in de biologielessen. We beginnen in basisstof 2 met tekenen. Tekenen is een belangrijke vaardigheid, omdat je door het tekenen van objecten beter naar de objecten kijkt: je ziet meer details. We besteden veel aandacht aan de verschillende soorten tekeningen (natuurgetrouwe en schematische tekeningen, en diverse doorsneden) en aan de tekenregels. De tekenregels geven de leerling houvast bij het maken van tekeningen. Uit ervaring blijkt bovendien dat de leerlingen betere tekeningen maken wanneer consequent wordt vastgehouden aan de tekenregels. Vanzelfsprekend kunt u bij deze les eventueel andere voorbeelden nemen om te laten natekenen. Vergroten In basisstof 3 bespreken we het werken met een loep. We brengen het werken met een loep in praktijk door naar de bouw van zaden te kijken. Daarbij benoemen we de onderdelen van een zaad (bruine boon) en we beschrijven hun functie. Bij het werken met een loep is het handig als elke leerling over een loep kan beschikken. Om vermissing te voorkomen, kunt u de loepen van een nummer voorzien. Eventueel kunt u elke leerling zelf een loep laten aanschaffen. De opdrachten in het werkboek hebben vooral betrekking op de delen van de bruine boon. Voor opdracht 8 zijn bonen nodig die u één dag van tevoren in het water hebt gelegd. Tabellen en grafieken maken In basisstof 4 behandelen we het maken van tabellen en (lijn)grafieken. We koppelen dit aan de groei van een kiemplantje van een bruine boon, omdat deze eenvoudig waargenomen kan
6
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
worden. We hebben er in de basisstof van dit thema van afgezien andere vormen van grafieken en diagrammen (bijvoorbeeld staafdiagrammen en cirkeldiagrammen) aan bod te laten komen. Het is raadzaam dat u zich ervan op de hoogte stelt welke grafieken en diagrammen leerlingen bij andere vakken (onder andere wiskunde) leren. Groei In basisstof 5 gaan we in op de groei en ontwikkeling van zaadplanten en van de mens. Hierbij komen de verschillen tussen groei en ontwikkeling aan de orde. Ook maken de leerlingen kennis met het begrip ‘groeispurt’. Er is een kleine context opgenomen over de schoolarts. In deze basisstof komt het maken en lezen van grafieken en tabellen nog eens terug. Nu lezen en maken de leerlingen grafieken en tabellen van de groei van de mens. Eventueel kunt u uitleggen dat de groeisnelheid in een lijngrafiek zichtbaar wordt gemaakt door de steilheid van de lijn. Hoe steiler de lijn, hoe hoger de groeisnelheid. Voor opdracht 12 is het handig als u een meetlat of een huishoudmeetlint met een schaalverdeling tot twee meter aan de muur of aan een deurkozijn bevestigt. Voor de bespreking van deze opdracht kunt u twee kolommen op het schoolbord tekenen: lengte van alle meisjes – lengte van alle jongens. Hierin kunnen de leerlingen hun eigen lengte noteren, waarna ze de gemiddelden van de klas kunnen uitrekenen. Aan het eind van deze basisstof kijken we naar de groei en ontwikkeling van meisjes in de periode tussen geboorte en volwassenheid. Ontwikkeling Basisstof 6 gaat over ontwikkeling. De ontwikkeling van een pinguïn en de metamorfose van een lieveheersbeestje worden behandeld. Daarna volgt de ontwikkeling bij mensen. De verschillende levensfasen worden genoemd. Hoofdthema’s in de biologie Basisstof 7 gaat over de hoofdthema’s in de biologie. Hiermee wordt een voorschot genomen op de biologie in de bovenbouw, waar zij een belangrijke rol spelen. Deze thema’s komen steeds terug in andere thema’s, ook in de onderbouw. Wellicht komen enkele thema’s in het begin wat abstract over, maar geprobeerd is deze door de voorbeelden concreter te maken. Biologie in beroepen In de laatste basisstof gaan we in op beroepen die met biologie te maken hebben. Deze basisstof is bedoeld als een eerste oriëntatie. Hierbij komen beroepen aan de orde waarbij enige kennis van de biologie nodig is. De beroepen zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de havo|vwoleerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof. De levenscyclus van de bruine kikker De gedaanteverwisseling van de bruine kikker wordt uitvoerig behandeld. Het is erg leerzaam om deze ontwikkeling ook in de klas te laten zien met behulp van kikkerdril dat uit een sloot is geschept. U moet de kikkervisjes na een tijdje ook weer terugzetten in deze sloot.
7
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
Nestblijvers en nestvlieders Extra basisstof 10 behandelt de kenmerken van nestblijvers en nestvlieders. Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke competenties/vaardigheden aan de orde zijn geweest. Meestal worden die niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen aan het gebruik van een andere kleur. Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst, en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Voor de leerlingen die nog niet bekend zijn met het fenomeen van de diagnostische toets, is het wellicht zinvol om even aandacht te besteden aan de wijze waarop zij de diagnostische toetsen kunnen gebruiken in hun leerproces. Verrijkingsstof In de verrijkingsstof wordt leerlingen een keuzemogelijkheid geboden. Onze ervaring is echter dat leerlingen moeilijk kunnen kiezen. Het verdient dan ook aanbeveling bij dit eerste thema klassikaal te bespreken wat er bij de verschillende opdrachten komt kijken. De leerlingen kunnen kiezen uit drie verschillende onderdelen. Verrijkingsstof 1 gaat over het menselijk lichaam in getallen. Leuk om met de leerlingen door te nemen. In verrijkingsstof 2 proberen de leerlingen kenmerken van een kat en een hond in de juiste kolom te noteren. In verrijkingsstof 3 zoeken de leerlingen met behulp van naslagwerken uit welke namen er bestaan voor de mannetjes, vrouwtjes en jongen van bepaalde dieren.
5.3.2 Benodigdheden Basisstof 2 tekenmateriaal (1 set per leerling) kleurpotlood en viltstift (een aantal dozen) appel (2 per leerling) mes, bijvoorbeeld een aardappelschilmes (5 stuks) loep (zo mogelijk 1 per leerling) bruine boon, droog (1 per leerling) bruine boon die een dag in water heeft gelegen (1 per leerling) meetlat of meetlint (tot 2 meter lengte) Extra basisstof Voor de extra basisstof zijn geen speciale benodigdheden vereist. Verrijkingsstof Voor de verrijkingsstof zijn geen speciale benodigdheden vereist.
8
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
5.3.3 Hulpmiddelen Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor de onderbouw een programma gemaakt over het Onderwerp Levensfasen (blok 60). 5.4
HANDLEIDING BIJ THEMA 2 PLANTEN
5.4.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties In dit thema besteden we aandacht aan de levenscyclus en de bouw van planten. De verschillende delen en functies van wortels, stengels en bladeren komen aan de orde. Ook leren de leerlingen welke delen van planten worden gegeten door de mens. Verder leren de leerlingen om een experiment te ontwerpen. De levenscyclus van een plant In basisstof 1 beginnen we met de levenscyclus van een plant. De levenscyclus van een plant wordt besproken aan de hand van een tomatenplant. In het vorige thema hebben de leerlingen geleerd wat de delen van een zaad zijn en welke functies ze hebben. Zij hebben die kennis nu nodig om de levenscyclus van planten adequaat te kunnen beschrijven. Wij definiëren de levenscyclus en de ontwikkeling die de plant tijdens die cyclus doormaakt als een proces. Daarom hebben we de beschrijving van de levenscyclus zorgvuldig ingedeeld in verschillende fasen die waarneembaar zijn wanneer de tomatenplant in zijn levenscyclus wordt gevolgd. In basisstof 1 komt ook de vaardigheid het doen van onderzoek aan bod. Deze vaardigheid wordt stapsgewijs uitgelegd met behulp van een soort stripverhaal (afbeelding 4 op bladzijde 42). Benadruk het gegeven dat in het onderzoekje twee zakjes zaad worden onderzocht: een met gaatjes en een zonder gaatjes. Leg eventueel uit waarom. Naar aanleiding van de basisstof doen de leerlingen vervolgens zelf een onderzoek (opdrachten 2 en 3). Voor opdracht 3 hebt u een flinke hoeveelheid tuinkerszaadjes nodig. Waarschijnlijk laat u de leerlingen het practicum thuis uitvoeren. U kunt de tuinkerszaadjes dan in een envelop meegeven. Het practicum neemt enkele dagen in beslag omdat het zaad de tijd moet krijgen om te kiemen. De leerlingen maken een verslag van het practicum. Zij maken daarbij gebruik van afbeeldingen 4 en 5. Leg bij de voorbespreking duidelijk uit, aan welke eisen een goed verslag moet voldoen. Wortels In basisstof 2 gaan we in op de bouw en de functies van wortels. Bij deze basisstof kunt u eventueel enkele verschillende wortels (met bladeren) laten zien. Bijvoorbeeld die van een uitgestoken paardenbloem, een peen en een prei. De bouw van wortels is te zien in afbeelding 7 op bladzijde 45. Het is mogelijk dat sommige leerlingen de inzet in deze tekeningen niet kunnen plaatsen. U kunt dan uitleggen dat we in de biologie vaker op deze manier details vergroten. Tekeningen met zulke inzetjes komen in Biologie voor jou regelmatig voor. Opdracht 5 is een practicum waarin de vaardigheden Werken met de loep en Tekeningen maken nog eens worden herhaald. We geven in deze basisstof ook aan dat mensen en dieren wortels van planten eten en dat ze dus leven van het reservevoedsel dat planten hebben opgeslagen. We illustreren hiermee dat mensen en tal van dieren voor hun voedselvoorziening direct afhankelijk zijn van groene planten. Stengels In basisstof 3 gaan we in op de bouw en functies van stengels. Leerlingen kunnen moeite hebben met het onderscheid tussen de begrippen ‘knop (knoppen)’ en ‘knoop (knopen)’. U kunt hier dan extra aandacht aan besteden. In deze basisstof maken we onderscheid tussen kruidachtige en houtachtige planten. We leggen uit hoe deze planten aan hun stevigheid komen. De leerlingen leren ook dat je aan de jaarringen onder in de stam vaak kunt zien hoe oud een boom is geworden. En dat er een verband is tussen de dikte van een jaarring en de
9
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
milieuomstandigheden bij de vorming ervan. In afbeelding 16 op bladzijde 49 wordt de relatie tussen groeiomstandigheden en de dikte van jaarringen uitgewerkt. In opdracht 9 komt de wetenschap dendrochronologie aan de orde. De leerlingen leren dat met behulp van dendrochronologie de ouderdom van houten voorwerpen kan worden bepaald. In afbeelding 17 op bladzijde 50 zijn de beginopstelling en het eindresultaat te zien van een proef waarin een witte bloem enige tijd in een rode kleurstof heeft gestaan. U kunt dit eventueel ook als demonstratiepracticum in de klas laten zien. Voor deze proef kunt u eosine gebruiken als kleurstof. Het eindresultaat van de proef toont aan dat de stengel een belangrijke rol speelt bij het transport in de plant. Bladeren In basisstof 4 gaan we in op de bouw en functies van bladeren. Het begrip fotosynthese komt hierbij aan de orde. We leggen uit welke stoffen er worden geproduceerd bij fotosynthese en wat het belang is van fotosynthese. Vervolgens staan we stil bij het principe van fotosynthese. We vatten fotosynthese samen als een scheikundige reactie. We leggen uit welke grondstoffen er nodig zijn voor fotosynthese en op welke manier een plant deze grondstoffen verkrijgt. In verrijkingsstof 2 komt het belang van fotosynthese uitvoerig aan de orde. We hebben besloten om fotosynthese als aparte eenheid te behandelen, omdat we deze functies koppelen aan het inzicht dat bladeren het voedsel maken voor alle andere organismen (direct en indirect). Opdracht 12 is een tekenpracticum. De leerlingen hebben hiervoor verschillende bladeren van loofbomen nodig (berk, eik of beuk). Eetbare wortels, stengels en bladeren In basisstof 5 bekijken we de eetbare delen van planten nadrukkelijker. We bespreken welke specifieke delen door mens en dier worden gegeten en verbinden dit aan verschillende groenten. Bij deze basisstof kunt u eventueel wat verschillende groenten in de klas laten zien (bospeen, prei, radijs, rode biet). Laat van een groente bij voorkeur de gehele plant zien, inclusief het eetbare deel. Een experiment ontwerpen In basisstof 6 gaan we uitvoeriger in op het ontwerpen van een experiment. Hiervoor moet een werkplan worden gemaakt. In een stripverhaal wordt het maken van een werkplan uitgelegd. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de havo|vwoleerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof. Takken In extra basisstof 7 gaan leerlingen nauwkeuriger kijken naar takken van bomen en struiken. We leggen uit hoe bladval werkt en bekijken de knoppen aan takken. In opdracht 22 maken de leerlingen een natuurgetrouwe tekening van een tak. Kenmerken van een blad In extra basisstof 8 kijken we nader naar de kenmerken van een blad. Verschillende typen bladeren worden behandeld.
10
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke vaardigheden aan de orde zijn geweest. Veelal worden die vaardigheden niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen aan het gebruik van een andere kleur. Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst, en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Verrijkingsstof In de verrijkingsstof wordt leerlingen een keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit drie verschillende onderdelen. Verrijkingsstof 1 gaat over verschillende vormen van spruitgroenten. Verrijkingsstof 2 gaat over het belang van fotosynthese. De leerlingen leren dat veel producten zijn gemaakt van grondstoffen die zijn ontstaan door fotosynthese. Verrijkingsstof 3 gaat over gallen en galwespen. De leerlingen maken in opdracht 2 een natuurgetrouwe tekening van het blad van een eik met gallen en van het blad van een beuk met gallen.
5.4.2 Benodigdheden Basisstof margarinekuipje (2 per leerling) watten tuinkerszaadjes (ongeveer 40 stuks of een halve theelepel per leerling ) om uit te laten groeien tot kiemplantjes envelop (1 per leerling) kartonnetje van 15 x 15 cm (2 stuks) koelkast thermometer petrischaal filtreerpapier loep (1 per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling) stukje stengel met bladeren, bijvoorbeeld van een liguster of van een andere plant (1 per leerling) volledig blad van een berk, beuk of eik (1 per leerling) plantenpers, of een dik boek krantenpapier plakband, of zelfklevend doorzichtig plastic
11
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
Eventueel: wortels (bijvoorbeeld van een uitgestoken paardenbloem, een peen en een prei) witte snijbloemen (bijvoorbeeld anjers) reageerbuis (2 stuks) reageerbuisrek eosine plantaardige olie verschillende eetbare groenten zoals bospeen, prei, radijs, rode biet etc. (bij voorkeur de hele plant) Extra basisstof tak met duidelijke ringlittekens en bladlittekens tekenmateriaal (1 set per leerling) Verrijkingsstof tekenmateriaal (1 set per leerling) speld (1 per leerling) mesje blad van een eik met gallen (1 per leerling) blad van een beuk met gallen (1 per leerling) verschillende soorten spruitgroenten om te laten zien
5.4.3 Hulpmiddelen Heukels’ flora van Nederland, R. van der Meijden, Noordhoff Uitgevers B.V., ISBN: 900158344. Basisgids flora en fauna van Nederland, Vereniging Natuurmonumenten, ISBN: 9070099365. Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor het vmbo een programma gemaakt over het onderwerp Planten. Aflevering 5 gaat over Wortels, aflevering 6 gaat over Stengels en aflevering 7 gaat over Bladeren. Via www.schooltv.nl kunt u de dvd en de docentenhandleiding bestellen. Op de site van Schooltv Beeldbank zijn diverse educatieve clips over de levenscyclus van planten te vinden. Leerlingen kunnen onder andere de groei en ontwikkeling van bloemkool, courgette, maïs, aardbeien, paardenbloemen, tomaten en spruitjes bekijken. 5.5
HANDLEIDING BIJ THEMA 3 ORGANEN EN CELLEN
5.5.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties Dit thema gaat over organen en cellen. We besteden hier een apart thema aan omdat de conceptie van het begrip cel als bouwsteen van organismen erg belangrijk is voor tal van onderwerpen in de biologie. De ervaring leert ook dat het begrip cel erg abstract blijft voor de meeste leerlingen. Daarom introduceren we in dit thema de vaardigheid werken met de microscoop en bekijken we een aantal verschillende cellen. Plantaardige en dierlijke cellen komen in de basisstof apart aan de orde. Organen In basisstof 1 bekijken we organen, organenstelsels en weefsels bij mensen. De leerlingen leren dat het middenrif de romp scheidt in borstholte en buikholte. Daarna gaan ze na waar de verschillende organen in de romp liggen. U kunt de begrippen organen en organenstelsels verduidelijken door samen met uw leerlingen de organen in een torso te bekijken, of door wandplaten te bekijken van het verteringsstelsel, het beenderstelsel, het spierstelsel, het bloedvatenstelsel, het ademhalingstelsel en het zenuwstelsel. De genoemde stelsels zijn ook
12
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
afgebeeld in afbeelding 3 op bladzijde 80, maar het gebruik van de torso kan het geheel flink verduidelijken. We bespreken de cel als bouwsteen van weefsels. We maken duidelijk dat cellen ruimtelijk zijn. Tijdens de microscopiepractica kunt u de leerlingen daar ook nog eens op wijzen. Ten slotte leren de leerlingen dat weefsels zijn opgebouwd uit groepen cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie. De microscoop In basisstof 2, 3 en 4 behandelen we de vaardigheid werken met de microscoop. Om de hoeveelheid informatie te beperken, hebben we dit onderwerp verspreid over drie basisstoffen. In basisstof 2 bespreken we de onderdelen van de microscoop en hun functies. Werken met de microscoop In basisstof 3 gaan de leerlingen werken met de microscoop. Het is handig als elke leerling kan beschikken over een microscoop. De opdrachten 9 en 10 zijn practica. De leerlingen oefenen met deze opdrachten in het werken met de microscoop. Bij opdracht 9 en 10 gebruiken de leerlingen klaargemaakte preparaten. Hiervoor kunt u het beste preparaten nemen van niet al te ingewikkelde voorwerpen. De leerlingen moeten het preparaat immers tekenen. Bij opdracht 11 bekijken de leerlingen een krantenletter en bij opdracht 12 twee kruisende haren. Beide opdrachten geven de leerlingen meer inzicht in het functioneren van een microscoop. In afbeelding 12 hebben we voor de leerlingen op een rijtje gezet wat er fout kan zijn gegaan als ze geen beeld krijgen. Dit geeft de leerlingen de mogelijkheid hun eigen vaardigheid te controleren alvorens hulp in te roepen. Cellen Basisstof 4 gaat over de bouw van cellen. Eerst worden de delen met hun kenmerken en functies besproken. Daarna gaan de leerlingen zelf preparaten maken van cellen. In opdracht 15 maken ze een preparaat van cellen uit hun wangslijmvlies en in opdracht 16 maken ze een preparaat van een vliesje van een ui. Let erop dat de leerlingen niet een stukje van de rok meenemen. Met behulp van afbeelding 19 en 20 op blz. 89 en 90 kunt u bespreken wat er verder nog fout kan gaan bij het maken van een preparaat. Leg ook uit dat er geen overtollig vocht op het voorwerpglas mag zitten omdat de objectieven dan vies kunnen worden. Controleer een preparaat voordat een leerling het gaat bekijken. In deze basisstof behandelen we ook de plastiden die in plantaardige cellen kunnen voorkomen: bladgroenkorrels, zetmeelkorrels en kleurstofkorrels. We diepen hiermee de verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen verder uit. We geven aan dat plastiden van de ene soort kunnen overgaan in de andere soort. In opdracht 18 maken de leerlingen een preparaat van een blad van waterpest. Wanneer de waterpest vers is, kan er cytoplasmastroming worden waargenomen in de cellen van het blad. In opdracht 19 maken en bekijken de leerlingen een preparaat van zetmeelkorrels van een aardappel. In opdracht 20 komen de kleurstofkorrels in een tomaat aan de orde. De celkern In basisstof 5 wordt de celkern behandeld. Het begrip chromosoom wordt beschreven. Hiermee wordt de stap gezet naar erfelijke eigenschappen en DNA. Heel summier wordt de bouw van DNA beschreven. Niveaus van de biologie In basisstof 6 kijken we naar de verschillende organisatieniveaus in de biologie, van molecuul tot biosfeer. De leerlingen leren op deze manier dat biologie betrekking kan hebben op iets heel kleins, maar ook op iets heel groots. Op deze manier wordt ook weer de link gelegd met de biologie in de bovenbouw.
13
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de havo|vwoleerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof. Celdelingen en chromosomen Extra basisstof 7 gaat over het vormen van nieuwe cellen door celdeling. Het doel en het verloop van gewone celdeling komt aan de orde. Er wordt duidelijk gemaakt dat de celdelingen worden geregeld vanuit de chromosomen in de celkern van een cel. Ook leren de leerlingen dat elke soort organisme een vast aantal chromosomen heeft in elke celkern. Tot slot komt aan de orde dat de chromosomen de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme bevatten en dat elke dochtercel uiteindelijk dezelfde informatie voor erfelijke eigenschappen bevat als de moedercel. Huidmondjes In extra basisstof 8 gaan we dieper in op de bouw van de huidmondjes in een blad. Er wordt uitgelegd welke rol de huidmondjes spelen bij de gaswisseling en verdamping. In opdracht 27 maken de leerlingen zelf een preparaat van een stukje van een blad om daarna de huidmondjes met een microscoop te kunnen bekijken. Ook maken ze een tekening van het preparaat. In deze verrijkingsstof worden dus tal van vaardigheden geoefend. Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke vaardigheden aan de orde zijn geweest. Veelal worden die vaardigheden niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen door het gebruik van een andere kleur. Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst, en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Verrijkingsstof In de verrijkingsstof wordt leerlingen een keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit drie verschillende onderdelen. Verrijkingsstof 1 gaat over verwantschapsonderzoek, waarbij het gebruik van DNA wordt uitgelegd. De leerlingen leren wat een DNA-profiel betekent in het forensisch onderzoek. In een practicum (opdracht 2) isoleren de leerlingen hun eigen DNA uit wangslijmvliescellen. In verrijkingsstof 2 vergelijken de leerlingen de organenstelsels in het lichaam van een hond met die van de mens. Ze moeten daarvoor een tekening inkleuren.
14
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
Verrijkingsstof 3 gaat over de lichaamsbouw van insecten. Door organenstelsels in een sprinkhaan te tekenen, ontdekken de leerlingen dat ook een insect is opgebouwd uit organen en organenstelsels.
5.5.2 Benodigdheden Basisstof microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) klaargemaakt preparaat (1 per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling) krant schaar (5 stuks) voorwerpglas (1 per leerling) plakband ui (5 stuks) eosine in een flesje met een druppelpipet (10 stuks) stengeltje met bladeren van waterpest (10 stuks) aardappel (5 stuks) joodoplossing in een flesje met een druppelpipet (10 stuks) plastic roerstaafje (1 per leerling) eosine in een flesje met een druppelpipet (of methyleenblauw) (10 stuks) Extra basisstof blad van een plant (1 per leerling) prepareermateriaal (zo mogelijk 1 set per leerling) microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling) Verrijkingsstof Voor verrijkingsstof 1 3 reageerbuizen een spuitje (of maatcilinder) van 10 mL een waterbad van 60 °C een ORS-oplossing (ORS is een middel met veel zout dat wordt gebruikt als iemand uitgedroogd raakt, bijvoorbeeld door diarree) afwasmiddel koude alcohol (-20 °C) handschoenen
5.5.3 Hulpmiddelen Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor de onderbouw van vmbo/havo|vwo programma ‘s gemaakt over Het maken van tekeningen (blok 13) en Het gebruik van de microscoop (blok 14). 5.6
HANDLEIDING BIJ THEMA 4 ORDENING
5.6.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties Het belangrijkste doel dat ons bij dit thema voor ogen staat, is dat we de leerlingen kennis willen laten maken met de enorme variatie aan organismen. De meeste biologen hanteren de indeling van organismen in drie domeinen: bacteriën, archaea en eukaryoten. Archaea lijken op bacteriën, maar vormen toch een aparte groep. Bacteriën en archaea heten ook wel de prokaryoten. De eukaryoten worden ingedeeld in het rijk van de schimmels, de planten en de dieren. Afbeelding 2 op bladzijde 115 geeft een overzicht van deze indeling.
15
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
Het ordenen van organismen In basisstof 1 laten we de leerlingen kennismaken met het begrip ordenen. Daarna herhalen we kort de kenmerken van cellen, uit thema 3 Organen en cellen, die bij de indeling van organismen worden gebruikt. De verschillen en overeenkomsten in kenmerken tussen de cellen uit de verschillende rijken worden op een rijtje gezet in afbeelding 3 op bladzijde 116. We gaan ook in op het onderscheid tussen soorten en rassen. De leerlingen kennen de begrippen soort en ras misschien uit de context van het huisdier. Toch blijken ze vaak geen juiste voorstelling van de begrippen te hebben. Organismen worden vaak ingedeeld op basis van hun DNA. Dit is het werk van de moleculair bioloog (zie context op bladzijde 119). De domeinen bacteriën en archaea In basisstof 2 behandelen we het domein van de archaea en die van de bacteriën. Archaea leven vaak onder extreme omstandigheden. Ze lijken wel wat op bacteriën. We bespreken achtereenvolgens de kenmerken, de functies en de voortplanting door deling van bacteriën. De rol van bacteriën bij voedselbederf, besmetting en productie van voedingsmiddelen komt ook aan de orde. We leggen hiermee een link naar de rol van bacteriën in het dagelijkse leven. In opdracht 9 gaan de leerlingen zelf bacteriën kweken. U kunt ervoor kiezen om de leerlingen alleen of in groepjes met één voedingsbodem te laten werken. In een context komt een medisch-microbiologisch analist aan het woord. Het rijk van de schimmels In basisstof 3 worden de kenmerken, de voortplanting en de functies van eencellige en veelcellige schimmels behandeld. Ook hier bespreken we de rol van schimmels in het dagelijks leven. Voedselbederf, infectie, medicijnproductie en voedselproductie komen daarbij aan de orde. In opdracht 12 maken de leerlingen zelf een preparaat van gisten en bekijken dit onder de microscoop. In de opdrachten 13 en 14 doen ze dat met een veelcellige schimmel. Het rijk van de planten In basisstof 4 behandelen we het rijk van de planten. In thema 2 hebben de leerlingen uitvoerig kennisgemaakt met planten als organismen met wortels, stengels en bladeren. In deze basisstof breiden we het begrip planten uit. De leerlingen maken kennis met een groep planten zonder wortels, stengels en bladeren: de wieren. In opdracht 15 bekijken de leerlingen een zelfgemaakt preparaat van boomalgcellen en maken er een tekening van. In opdracht 18 bekijken en tekenen de leerlingen een mosplantje en een varenblad. Eventueel kunt u verschillende mossen, varens en paardenstaarten in de klas laten zien. We delen de zaadplanten verder in in bedektzadigen en naaktzadigen. Het rijk van de dieren Basisstof 5 gaat over de indeling van het dierenrijk. We behandelen eerst de kenmerken die we gebruiken bij de indeling van het dierenrijk: de vormen van symmetrie en de aanwezigheid van een skelet. Hierna volgt de indeling van het dierenrijk. In afbeelding 42 op blz. 132 en 133 geven we van elke stam enkele onderscheidende kenmerken en eigenschappen. Bij deze indeling komen we per stam ook steeds terug op de symmetrie en de aanwezigheid van een skelet. We hebben soorten organismen waarbij inconsistentie optreedt tussen de afdelingen en de gehanteerde kenmerken, zo veel mogelijk weggelaten. Door skeletten van organismen te laten zien (bijvoorbeeld van een spons, koraal, een mossel, een tuinslak, een zeekat, een kreeft, een zeester, enzovoort) kunt u dit thema voor leerlingen aanzienlijk verlevendigen. In opdracht 24 bekijken en tekenen de leerlingen een regenworm. Overige eencellige eukaryoten Als voorbeelden van organismen uit de afdeling van de eencellige eukaryoten komen in basisstof 6 de amoebe en het pantoffeldiertje aan de orde. Achtereenvolgens wordt de manier van voortbeweging, de manier van voeden en de manier van uitscheiden besproken.
16
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
In opdracht 25 bekijken de leerlingen met een microscoop een preparaat van een amoebe en maken er een tekening van. In opdracht 27 bekijken ze pantoffeldiertjes. In basisstof 7 kijken we naar de indeling in steeds kleinere groepen: domeinen, rijken, stammen, klassen, orden, families, geslachten en soorten. Centraal in deze indeling staat het begrip verwantschap, bijvoorbeeld aan de hand van het DNA. Afbeelding 48 op bladzijde 138 geeft een fraai overzicht van het domein eukaryoten. Het is aan te raden om te vermelden dat organismen doorgaans worden aangeduid met een wetenschappelijke naam die bestaat uit twee delen: een geslachtsnaam en een soortaanduiding. Samen vormen deze twee delen de soortnaam (dubbele naamgeving). De stam geleedpotigen In basisstof 8 gaan we in op de stam van de geleedpotigen. Ze worden ingedeeld in vier groepen. Het belangrijkste indelingscriterium is daarbij het aantal poten. In opdracht 33 noteren de leerlingen de onderscheidende kenmerken van elke groep in een schema. Ze kunnen hierbij gebruikmaken van afbeelding 51 op bladzijde 140. Opdracht 34 is bedoeld om de leerlingen bewust te maken van de enorme variatie aan geleedpotigen. De leerlingen maken hierbij gebruik van knipblad 3 in het werkboek. Afbeelding 55 op blz. 141 laat zien dat de geleedpotigen de grootste groep organismen vormen van het dierenrijk. Keuzeopdracht 36 is een bijzonder aardige opdracht. Het gaat over bromvliegen die een rol spelen in het vaststellen van het tijdstip van de dood bij het oplossen van een moord. De stam gewervelden In basisstof 9 bespreken we eerst de kenmerken waarmee we vervolgens de stam van de gewervelden indelen in vijf groepen. Afbeelding 60 op blz. 144 geeft een overzicht van de onderscheidende kenmerken en eigenschappen van elke klasse. In opdracht 37 staan gegevens over de groepen gewervelden in een tabel. Opdracht 39 gaat over het DNA van het vogelbekdier. Het indelen van organismen In basisstof 10 introduceren we de determineertabel. We leren de leerlingen organismen in de juiste groep in te delen met behulp van deze tabel. Hierbij komen de feiten uit het thema Ordening terug en worden ze nog eens verwerkt. Opdracht 44 toont de variatie binnen de groep van de lieveheersbeestjes. De indelingskenmerken voor vier groepen zijn hierbij gegeven. Een werkstuk maken In basisstof 11 leren de leerlingen hoe ze een werkstuk moeten maken. Het thema Ordening leent zich goed voor het maken van een werkstuk. Bij leerlingen uit de onderbouw moet u erop bedacht zijn dat ze in hun enthousiasme heel veel tijd aan een werkstuk kunnen besteden. Het is dan ook verstandig naast een minimumomvang een maximumomvang voor het werkstuk vast te stellen. Aan de hand van een stripverhaal wordt uitgelegd hoe leerlingen te werk moeten gaan. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de havo|vwoleerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof.
17
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
Indeling van de zaadplanten In extra basisstof 12 delen de leerlingen de zaadplanten verder in in naaktzadige en bedektzadige planten. Belangrijk is dat leerlingen zien dat bij naaktzadige planten de zaden niet verborgen zitten in een vrucht, maar open en bloot (naakt) in een kegel zitten. Laat daarom in de klas een kegel zien waarin de zaden zichtbaar zijn. Beoordelingspracticum De mossel In extra basisstof 13 gaan de leerlingen de bouw van een mossel bestuderen. Let erop dat de mosselen slechts kort mogen worden gekookt. Bepaalde delen zijn anders niet goed meer waar te nemen. U kunt met dit practicum behalve de onderzoeksvaardigheden van de leerlingen ook hun tekenvaardigheid beoordelen. Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke vaardigheden aan de orde zijn geweest. Veelal worden die vaardigheden niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen door het gebruik van een andere kleur. Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst, en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Verrijkingsstof In de verrijkingsstof wordt leerlingen een keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit drie verschillende onderdelen. Verrijkingsstof 1 gaat over eetbare dieren. Verrijkingsstof 2 is een practicum waarin de leerlingen een preparaat maken van Tubifex. De leerlingen krijgen het advies om twee voorwerpglaasjes te gebruiken bij het maken van het preparaat. Een enkel dekglaasje is te licht waardoor de Tubifex te veel kan bewegen. Wijs de leerlingen erop dat ze de glaasjes niet op elkaar moeten drukken. De wormen worden dan geplet. De leerlingen bekijken het preparaat met een microscoop en maken tekeningen van het organisme. Verrijkingsstof 3 gaat in op de misleidende namen die bepaalde organismen hebben. De naam hazelworm suggereert bijvoorbeeld dat het organisme met deze naam tot de wormen behoort. Een hazelworm is echter een reptiel. De leerlingen gaan van een aantal organismen met misleidende namen opzoeken tot welke stam en klasse/groep ze behoren. Hierbij gebruiken ze naslagwerken, of internet.
5.6.2 Benodigdheden Basisstof petrischaal met voedingsbodem (1 per leerling of per groepje leerlingen) tekenmateriaal (1 set per leerling) klompje bakkersgist prepareermateriaal (1 set per leerling) 18
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) beschimmelde boterham of beschimmeld stuk fruit loep (1 per leerling) stukje boomschors met groene aanslag (boomalg) mosplantje (bijvoorbeeld haarmos) met een sporendoosje (1 per leerling) deel van een varenblad (bijvoorbeeld mannetjesvaren) met sporenhoopjes (5 stuks) regenworm (zo mogelijk 1 per leerling) wit papier (1 vel per leerling) flesje water met een druppelpipet (10 stuks) preparaat van een amoebe (1 per leerling) kweek van pantoffeldiertjes glycerine of methylcelluloseoplossing (behangersplak)
Eventueel: verschillende soorten mosplantjes verschillende soorten varens verschillende soorten paardenstaarten Extra basisstof gekookte zeemossel in een schaaltje (1 per leerling) scalpel of een mesje (1 per leerling) schaar (1 per leerling) tekenpapier (1 vel per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling) Verrijkingsstof Tubifex (1 potje) microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) pincet (5 stuks) prepareermateriaal (1 set per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling)
5.6.3 Hulpmiddelen Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor de onderbouw van vmbo/havo|vwo programma’s gemaakt over Schimmels (blok 17), Determineren: herkennen van soorten planten (blok 22), Ordenen (blok 67) en Determineren (algemeen) (blok 14). Op de site van Schooltv Beeldbank is een educatieve clip te vinden over Biologische bodemsanering: bacteriën reinigen de grond. 5.7
HANDLEIDING BIJ THEMA 5 STEVIGHEID EN BEWEGING
5.7.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties Dit thema begint met het benoemen van de beenderen van het skelet van de mens. Daarna komen de functies van het skelet aan de orde. Door middel van benoemen en kleuren, leren de leerlingen de namen van de beenderen. Het leren van de namen is geen doel op zichzelf. De namen komen in de rest van het thema steeds terug. Als de leerlingen de namen van de beenderen niet kennen, kunnen ze bijvoorbeeld ook geen voorbeelden geven van soorten gewrichten. Overigens wordt in de Centraal Schriftelijke Examens biologie regelmatig gevraagd naar de naam van een bot. Bij deze handleiding vindt u in het algemene gedeelte een bouwplaat van het skelet van de mens. U kunt de bouwplaat kopiëren en door de leerlingen in elkaar laten zetten en kleuren.
19
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
Er ontstaat dan een wandplaat van het skelet die door de leerlingen als referentie kan worden gebruikt tijdens de verwerking van dit thema. Het skelet van de mens In basisstof 1 leren de leerlingen eerst de delen van het skelet te benoemen. Ook de beenderen van de schedel van de mens moeten ze benoemen en kleuren. Verder leren de leerlingen dat bij een baby de schedelbeenderen nog niet aan elkaar zijn gegroeid maar dat er fontanellen zitten tussen de beenderen. Naar de functie van de fontanellen wordt in opdracht 12.5 gevraagd. De functies van het skelet In basisstof 2 bespreken we vier functies van het skelet: stevigheid, bescherming, beweging mogelijk maken en vorm geven. Opdracht 3 en 7 gaan over de overeenkomsten en verschillen in de bouw en de functies van armen en benen. We behandelen de relatie tussen vorm en functie. Verder delen we zoogdieren in op basis van hun manier van lopen. We onderscheiden zoolgangers, teengangers en topgangers (hoefgangers). De bouw van botten In basisstof 3 bespreken we de samenstelling van beenweefsel en kraakbeenweefsel. In opdracht 10 bekijken de leerlingen klaargemaakte preparaten van kraakbeen en been onder de microscoop en maken er vervolgens tekeningen van. Opdracht 11 is een demonstratiepracticum waarbij de leerlingen verschillende behandelde botten bekijken. Voor dit practicum moet u botjes enkele dagen in het zoutzuur leggen. Andere botjes moet u enige tijd in de vlam van een brander houden om de lijmstof te verbranden. We hebben ervoor gekozen om het bewerken van de botjes niet door de leerlingen zelf te laten uitvoeren. Zoutzuur is namelijk een gevaarlijke stof voor de leerlingen en ook het uitbranden van de botjes is niet geheel zonder risico. U kunt de proef eventueel wel in het lokaal opzetten zodat de leerlingen ook de beginsituatie zien. Het uitbranden van de botjes in de klas kunt u beter beperken tot één botje. Het stinkt namelijk nogal. De overige botjes kunt u in een andere ruimte uitbranden. U kunt de botjes verpakken in stevige plastic zakjes (bijvoorbeeld diepvrieszakjes). De leerlingen kunnen dan goed waarnemen hoe de botjes aanvoelen, zonder dat ze de botjes helemaal verkruimelen. Ze komen zo ook niet in contact met zoutzuur. U moet de botjes die in het zoutzuur hebben gelegen overigens heel goed afspoelen. Als u de botjes voor het uitbranden ontvet, worden ze niet zwart. De botjes kunnen worden ontvet door ze een half uur in 5% kaliloog te koken of door ze een etmaal te laten staan in benzine op kamertemperatuur. Verder gaan we in deze basisstof in op de verandering in samenstelling van de beenderen tijdens het leven. Beenverbindingen In basisstof 4 behandelen we de verschillende manieren waarop botten met elkaar verbonden kunnen zijn: vergroeid, door een naad, door kraakbeen en door gewrichten. Ook de beweeglijkheid van de verschillende verbindingen komt aan de orde. Wanneer u een skelet van de mens in uw lokaal hebt, kunt u de verbindingen in het skelet aan de leerlingen laten zien. In deze basisstof behandelen we ook de bouw van gewrichten. Bij de bouw van een gewricht introduceren we de term kapselbanden, een term die de leerlingen regelmatig horen, bijvoorbeeld wanneer het gaat over sportblessures. De term ‘kapselband’ kan verwarring wekken. Bij elk gewricht bestaat het gewrichtskapsel uit een binnenste laag: de synoviale membraan en een buitenste laag: de fibreuze membraan. De synoviale membraan scheidt gewrichtssmeer af. De fibreuze membraan geeft stevigheid. Sommigen noemen de fibreuze membraan een kapselband. Anderen gebruiken deze term voor stevige gewrichtsbanden, bijvoorbeeld bij het kniegewricht of het heupgewricht.
20
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
In deze basisstof onderscheiden we drie typen gewrichten: het kogelgewricht, het scharniergewricht en het rolgewricht. In het werkboek maken de leerlingen kennis met een afwijking aan gewrichten die wordt veroorzaakt door eenzijdige overbelasting: bursitis. Spieren In basisstof 5 behandelen we de werking van spieren. Bij het practicum van opdracht 19 is het belangrijk dat de ‘spierballen’ zo dik mogelijk worden gemaakt. Eventueel kunnen de leerlingen iets zwaars (bijvoorbeeld een gewicht van 500 g) in de hand nemen. Bij de bespreking van de antagonisten in de bovenarm is het van belang te benadrukken dat de spieren samenwerken. De spier die ontspant, ontspant geleidelijk en niet abrupt. Het samentrekken en ontspannen van spieren is voor de leerlingen een abstract gebeuren. In opdracht 21 moeten zij daarom de spieren tekenen in de pootgewrichten van een zoogdier en van een geleedpotige. Zij moeten zich dan een voorstelling maken van de veranderingen in de dikte en de lengte van een spier bij het buigen en strekken van de poten. Houding en beweging Basisstof 6 gaat in op het voorkomen van klachten die te maken hebben met het skelet of de spieren. Naar aanleiding hiervan bespreken we het belang van een goede lichaamshouding en regelmatige lichaamsbeweging. Ook de juiste manier van tillen komt aan de orde. Veel (rug)klachten worden veroorzaakt door een verkeerde lichaamshouding. Voor leerlingen uit de onderbouw is het belangrijk dat ze het nut inzien van een goede lichaamshouding. Omdat ze een groeispurt doormaken, moeten ze vaak wennen aan hun langere lichaam. Ze nemen dan een ineengedoken lichaamshouding aan of gaan achterover hangen op hun stoel. Wanneer mensen ouder worden en (rug)klachten krijgen, is het echter moeilijk om een verkeerd aangeleerde houding te corrigeren. In opdracht 25 doen de leerlingen een onderzoek naar de functie van de dubbele-S-vorm van de wervelkolom. Opdracht 23 is een practicum waarmee een leerling zelf kan nagaan of hij op school op de juiste manier kan zitten. In afbeelding 29 staan de tien regels voor verstandig tillen op een rijtje. Blessures In basisstof 7 bespreken we de oorzaken van verschillende soorten blessures. Daarna gaan we in op de behandeling van deze blessures. In afbeelding 39 staan de belangrijkste oorzaken van sportblessures opgesomd. Afbeelding 40 is een deel van een brochure die uitlegt hoe je door een warming-up, rekoefeningen en een cooling-down sportblessures kunt voorkomen. We hebben gekozen voor deze brochurevorm omdat de leerlingen zo leren informatie op te zoeken in gegevensbestanden. Leerlingen vinden informatie over sport en sportblessures meestal erg interessant, zeker als ze zelf sporten. Omdat steeds meer leerlingen behoorlijk veel tijd achter de computer doorbrengen, bespreken we in deze basisstof RSI. We geven aan hoe het ontstaat en hoe het is te voorkomen. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de havo|vwoleerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof.
21
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
Het skelet van verschillende zoogdieren In extra basisstof 8 behandelen we de overeenkomsten en verschillen tussen de skeletten van verschillende zoogdieren en het skelet van de mens. Op die manier ontdekken de leerlingen dat de skeletten van zoogdieren veel overeenkomsten vertonen. Problemen met de wervelkolom Extra basisstof 9 gaat over hernia en spit. Deze afwijkingen veroorzaken veel overlast. Met behulp van schematische tekeningen en een röntgenfoto wordt uitgelegd wat er aan de hand is bij hernia. Ook de symptomen komen aan de orde. Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke vaardigheden aan de orde zijn geweest. Veelal worden die vaardigheden niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen door het gebruik van een andere kleur. Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst, en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Verrijkingsstof In de verrijkingsstof wordt leerlingen een keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit drie verschillende onderdelen. In verrijkingsstof 1 komt de stevigheid van de voet aan de orde. Eerst onderzoeken de leerlingen wat het nut is van de welving van de voet. Ze tekenen ook de afdruk van een holle voet en van een platte voet. Ten slotte onderzoeken ze het verschil tussen een onbelaste voet en een belaste voet door in een practicum (opdracht 3) afdrukken te maken van hun eigen voeten. In verrijkingsstof 2 wordt spierweefsel behandeld. Eerst kijken de leerlingen naar dwarsgestreept spierweefsel, zoals de skeletspieren en daarna naar glad spierweefsel. In opdracht 2 kijken de leerlingen in een microscopisch practicum naar preparaten van beide typen spierweefsel. Verrijkingsstof 3 gaat over de kracht die spieren kunnen leveren. In een practicum vergelijken de leerlingen welke arm de meeste kracht kan leveren. De leerlingen maken van hun onderzoek een verslag.
5.7.2 Benodigdheden Basisstof microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) klaargemaakt preparaat van kraakbeen (1 per leerling) klaargemaakt preparaat van been (1 per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling) botje dat in verdund zoutzuur heeft gelegen (10 stuks) botje dat in een vlam is gehouden (10 stuks) 22
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
botje, onbewerkt (10 stuks) zoutzuur, verdund (500 mL) brander meetlint (15 stuks) ijzerdraad (3 stukjes per leerling) houten blokje met een gaatje voor het ijzerdraad (3 per leerling) grote houten kraal (3 per leerling)
Eventueel: skelet van de mens gewicht van 500 g (enkele) kaliloog, 5% of benzine (500 mL) stevige plastic zakjes, bijvoorbeeld diepvrieszakjes (30 stuks) Extra basisstof Voor de extra basisstof zijn geen speciale benodigdheden vereist. Verrijkingsstof plastic liniaal (5 stuks) afwasbak met water (2 stuks) stuk karton, (niet te glad) van 35 x 30 cm (10 stuks) handdoek (3 stuks) viltstift (10 stuks) weegschaal (3 stuks)
5.7.3 Hulpmiddelen Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor de onderbouw van vmbo/havo|vwo een programma gemaakt over Het geraamte (blok 57). Op de site van Schooltv Beeldbank zijn educatieve clips te vinden over geraamte bovenlichaam, geraamte arm, geraamte been, geraamte wervelkolom, wervels, de rug, samenstelling bot, de schedel, tiltechnieken, kniegewricht, heupgewricht en armspieren. 5.8
HANDLEIDING BIJ THEMA 6 WAARNEMING, REGELING EN GEDRAG
5.8.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties De basisstof van dit thema start met het beschrijven van de werking van zintuigen. Er wordt besproken hoe impulsen die ontstaan in de zintuigen, kunnen worden doorgegeven via het zenuwstelsel. Basisstof 2 gaat over de huid en basisstof 3 over de zintuigen in de neus en op de tong. In basisstof 4 bespreken we de oren en in 5 de ogen. In basisstof 6 kijken we uitgebreid naar het zenuwstelsel. Het gedrag wordt behandeld in basisstof 7 en we eindigen dit thema met het hormoonstelsel in basisstof 8. In de extra basisstof 9 komen de bouw en functie van de hersenen en in 10 de weg die impulsen afleggen bij bewuste acties en reflexen aan de orde. Reageren op je omgeving De leerlingen leren in basisstof 1 wat een zintuig is en wat de adequate prikkels zijn voor de verschillende zintuigen. We bespreken ook dat de drempelwaarde voor een prikkel niet altijd even hoog is en dat er gewenning kan optreden wanneer een prikkel enige tijd aanhoudt. Vervolgens behandelen we de bouw en de werking van het zenuwstelsel. De nadruk ligt hierbij op de weg die impulsen afleggen in het zenuwstelsel. We geven duidelijk het verschil aan tussen prikkels en impulsen. Omdat leerlingen deze twee termen gemakkelijk verwarren, doet u er goed aan dit verschil nog eens te benadrukken.
23
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
Bij opdracht 5 voeren de leerlingen een practicum uit waarbij de betrouwbaarheid van de warmte- en koudezintuigen wordt onderzocht. Ze volgen hierbij de fasen van een natuurwetenschappelijk onderzoek. Hypothese, resultaten en conclusie vullen ze zelf in. De huid Basisstof 2 gaat over de bouw en de functie van de huid. U kunt in de klas een leerling laten demonstreren dat de cellen van de hoornlaag afslijten. Vraag aan een leerling met een donkere trui met lange mouwen of hij of zij mee wil werken. Laat die leerling dan de linkeronderarm ontbloten door zijn of haar mouw op te stropen. De mouw van de andere arm wordt door de leerling in de hand vastgehouden. Met deze mouw wrijft de leerling een aantal malen stevig over de ontblote onderarm. Op de mouw zal daarna een lichte plek te zien zijn. Dit zijn hoorncellen. Crèmes om te scrubben zijn op dit principe gebaseerd. Doordat de hoorncellen door het scrubben worden verwijderd, voelt de huid daarna gladder aan. Opdracht 10 is een practicum waarbij de leerlingen onderzoeken of de huid op drie plaatsen van hun lichaam evenveel tastknopjes per vierkante centimeter bevat. De neus en de tong Basisstof 3 beschrijft hoe ruiken en proeven in zijn werk gaat. Opdracht 12 is een practicum over de werking van de smaakzintuigen. Het practicum wordt uitgevoerd volgens de fasen van een natuurwetenschappelijk onderzoek. De oren In basisstof 4 wordt de bouw en functie van het gehoorzintuig besproken. We besteden ook aandacht aan gehoorschade. Op www.oorcheck.nl kunnen de leerlingen meer informatie vinden over de werking van het oor. Zij kunnen ook hun eigen gehoor testen en een ipod-check doen. Leerlingen komen via deze site meer te weten over de risico’s op gehoorschade. De ogen In basisstof 5 bespreken we eerst de uitwendige bouw van de ogen. Daarna bespreken we de inwendige bouw van de ogen en de pupilreflex. Bij leerlingen bestaat het misconcept dat de pupilreflex er onder andere voor zorgt dat je scherp kunt zien. Wijs de leerlingen erop dat dat de functie is van de lens en dat de pupil alleen de hoeveelheid licht regelt die op het netvlies valt. In een context wordt het werk van een optometrist besproken. Veel leerlingen met een bril komen in aanraking met een optometrist. Het practicum over de blinde vlek (opdracht 22) is altijd een succes! Dat geldt ook voor practicum 23, over de pupilreflex. Het zenuwstelsel In basisstof 6 behandelen we de bouw en functie van verschillende typen zenuwcellen. Van zenuwen wordt alleen de bouw besproken. In een context wordt het verschijnsel ’slapend been’ besproken. Gedrag In basisstof 7 komt het onderwerp gedrag aan de orde. De leerlingen leren wat een gedragsketen is. We kijken ook naar de oorzaken van gedrag. In een onderzoek gaan leerlingen na of gedrag erfelijk is of aangeboren. Ook de functies van gedrag komen aan de orde. Aan het eind bestuderen de leerlingen hoe gedrag beïnvloed kan worden door stoffen als alcohol en andere drugs. Deze stoffen beïnvloeden het zenuwstelsel. Jongeren beginnen op steeds jongere leeftijd met het drinken van alcohol. Ook drinken ze per persoon steeds meer alcohol. Het zogenaamde ‘comadrinken’ (alcoholvergiftiging) komt steeds vaker voor. Het is daarom belangrijk dat leerlingen goed op de hoogte zijn van het effect van het gebruik van alcohol op korte en lange termijn. Afbeelding 38 geeft een uitgebreid overzicht van de effecten van alcohol na het drinken van een bepaald aantal glazen met alcoholhoudende drank. Afbeelding 39 geeft de risico’s weer van het drinken van alcohol op
24
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
jonge leeftijd. In opdracht 31 schrijven de leerlingen een betoog over de stelling dat de leeftijdsgrens waarop alcohol gekocht mag worden terecht verhoogd is van 16 naar 18 jaar. Het hormoonstelsel In basisstof 8 komt het hormoonstelsel aan de orde. We starten deze basisstof met een context over diabetes of suikerziekte. Dit is een van de meest voorkomende en snelst toenemende aandoeningen in Nederland. We bespreken daarna de bouw en functie van de hormoonklieren. Vervolgens gaan we in op de ligging van de belangrijkste hormoonklieren: de hypofyse, de schildkier, de eilandjes van Langerhans, de bijnieren en de eierstokken of de teelballen. We gaan in deze basisstof alleen verder in op de functie van de eilandjes van Langerhans. Leerlingen leren hoe de hormonen die de eilandjes van Langerhans produceren de bloedsuikerspiegel min of meer constant houden. Ze weten dan ook wat er misgaat bij diabetes. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de havo|vwoleerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof. De hersenen In extra basisstof 9 behandelen we de bouw en functies van de verschillende delen van de hersenen. De weg die impulsen afleggen Extra basisstof 10 gaat over bewuste reacties en reflexen. Het verschil tussen een bewuste reactie en een reflex komt aan de orde. Om een reflexboog te kunnen beschrijven, hebben we de terugtrekreflex als voorbeeld genomen. Bij het practicum van opdracht 39 is het ook mogelijk om met de zijkant van de hand de kniepeesreflex op te wekken. Om de kniepeesreflex te laten plaatsvinden, moeten leerlingen precies onder de knieschijf slaan en moet het been ontspannen zijn. In de context over reflexen worden meer voorbeelden van reflexen gegeven. Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau. In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke vaardigheden aan de orde zijn geweest. Veelal worden die vaardigheden niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen aan het gebruik van een andere kleur. Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken.
25
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Verrijkingsstof Verrijkingsstof 1 gaat over gezichtsbedrog. Leerlingen ontdekken dat de hersenen de impulsen die afkomstig zijn van de gezichtszintuigen niet altijd helemaal goed verwerken. In verrijkingsstof 2 wordt uitgelegd hoe we diepte kunnen zien en hoe een 3D-film werkt. In verrijkingsstof 3 vullen de leerlingen een cirkelpuzzel in. Een goed ingevulde puzzel levert meteen een soort samenvatting van de leerstof van dit thema op.
5.8.2 Benodigdheden Basisstof bekerglas (45 stuks) water op kamertemperatuur (ongeveer 20 ºC) ijswater (ongeveer 0 ºC) warm water (ongeveer 40 ºC) blinddoek (15 stuks) passer (15 stuks) liniaal (15 stuks) mes of spatel (15 stuks) potje met suiker (15 stuks) potje met zout (15 stuks) glas water (15 stuks) horloge met secondeaanduiding of stopwatch (15 stuks) filtreerpapier of keukenpapier (1 rol) lege wc-rol (15 stuks) spiegel (15 stuks) Eventueel: wandplaat met het zenuwstelsel van de mens wandplaat met het hormoonstelsel van de mens Extra basisstof reflexhamertje of een liniaal (15 stuks) model van de hersenen Verrijkingsstof materialen om gezichtsbedrog te laten zien enkele 3D-brillen om te demonstreren
5.8.3 Hulpmiddelen Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor de onderbouw van vmbo/havo|vwo programma’s gemaakt over de onderwerpen: prikkelverwerking (blok 61) en het centrale zenuwstelsel (blok 62). Via www.schooltv.nl kunt u de dvd’s en de docentenhandleidingen bestellen. Op de site van Schooltv Beeldbank zijn diverse educatieve clips over de onderwerpen het zenuwstelsel en zintuigen te vinden. Leerlingen kunnen onder andere clips bekijken over de werking van het zenuwstelsel, beknelde zenuwen en gehoorbeschadiging. Via de site van het Trimbos-instituut kunt u informatie krijgen over alcohol en drugs en over het gebruik daarvan. De site is te bereiken via www.trimbos.nl.
26
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
Via de site van de Hersenstichting kunt u informatie krijgen over de bouw en de werking van de hersenen en over aandoeningen van de hersenen. De site is te bereiken via www.hersenstichting.nl. Op www.planetperplex.com/nl zijn nog meer voorbeelden te vinden van gezichtsbedrog. Op www.oorcheck.nl kunnen de leerlingen meer informatie vinden over de werking van het oor en over gehoorschade.
5.9
HANDLEIDING BIJ THEMA 7 BLOEMEN, VRUCHTEN, ZADEN
5.9.1 Didactische verantwoording/didactische suggesties In dit thema behandelen we de voortplanting bij zaadplanten. Veel leerlingen hebben in het basisonderwijs al kennisgemaakt met de leerstof van dit thema. We bespreken eerst de bouw en functie van bloemen. Daarna bespreken we de verschillende stadia en processen in de levenscyclus van zaadplanten. Bloemen Basisstof 1 start met de bouw van bloemen en de functies van de verschillende delen. Opdracht 1 en 2 zijn practica over de bloemen van een witte dovenetel. In opdracht 2 bekijken we de uitgebloeide bloemen. Hoewel de witte dovenetel een bloemvorm heeft die afwijkt van de algemene vorm, hebben we om verschillende redenen toch voor deze plant gekozen. De bloemen van een witte dovenetel zijn duidelijk en de delen zijn goed terug te vinden. De plant heeft bovendien een lange bloeiperiode en groeit massaal in de meeste delen van ons land. Er wordt dus geen noemenswaardige schade aan de natuur toegebracht wanneer de bloemen worden verzameld. Als u dat wilt, kunt u de witte dovenetel vervangen door een andere plant. U kunt de witte dovenetels zelf verzamelen of door leerlingen laten meebrengen. Vooral als u veel parallelklassen hebt, heeft het laatste de voorkeur. De bedoeling van het practicum is leerlingen kennis te laten maken met een bloem en de delen ervan. Het is niet noodzakelijk dat leerlingen na de opdrachten 1 en 2 ook meteen de namen van alle delen kennen. In opdracht 3, 4 en 5 worden de namen van de delen herhaald. Een model van een bloem kan een goed hulpmiddel zijn bij dit thema. Het kan echter nooit een vervanging zijn voor levend materiaal. We hebben bij de schematische tekeningen van bloemen gekozen voor bovenstandige vruchtbeginsels. We besteden verder ook geen aandacht aan het onderscheid tussen een bovenstandig en een onderstandig vruchtbeginsel. Opdracht 6 is een practicum over kroonbladeren. De leerlingen zoeken de kenmerken van de kroonbladeren van een aantal verschillende planten op. Bestuiving Basisstof 2 gaat over bestuiving. We leggen uit wanneer er wel en wanneer er geen sprake is van bestuiving. Ook de termen kruisbestuiving en zelfbestuiving komen aan de orde. Daarna gaan we in op het verschil tussen insectenbloemen en windbloemen. Als demonstratie zou u een potje met insectenbloemen en een potje met windbloemen in de klas kunnen laten zien. In opdracht 9 worden de belangrijkste verschillen tussen windbloemen en insectenbloemen op een rijtje gezet. Opdracht 10 is een practicumopdracht waarbij de leerlingen leren dat hooikoorts wordt veroorzaakt door het stuifmeel van windbloemen. Zij moeten een onderzoek verrichten om hier achter te komen. Opdracht 11 is een practicumopdracht waarbij leerlingen stuifmeel van verschillende bloemen gaan bekijken. In de context wordt aandacht besteed aan de bijensterfte die tegenwoordig veel optreedt. Zonder bijen vindt er vaak geen bestuiving plaats en wordt er geen honing gemaakt. Bevruchting Basisstof 3 behandelt de bevruchting. Het is voor leerlingen vaak moeilijk om zich voor te stellen wat er bij de bevruchting gebeurt. Opdracht 12 kan daarbij verhelderend werken. Het is
27
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
een practicum waarbij de leerlingen zelf kunnen zien dat er een stuifmeelbuis groeit uit een stuifmeelkorrel. Vruchten en zaden Basisstof 4 gaat over het ontstaan van vruchten en zaden. Voor de leerlingen is het ontstaan van vruchten en zaden tamelijk abstract. Afbeelding 21 laat daarom de verschillende opeenvolgende stadia zien van de veranderingen in een bloem van een boonplant. We hebben gekozen voor de boonplant omdat we die ook in thema 1 en thema 2 hebben gebruikt. De leerlingen kennen de bouw van een bruine boon en weten hoe de levenscyclus van een boonplant verloopt. Opdracht 18 is een practicum waarbij de leerlingen een tomaat bekijken en tekenen als voorbeeld van een vrucht met zaden. Dit practicum werkt verhelderend voor de leerlingen. In plaats van een tomaat kunt u ook een appel of een peer nemen. Een appel is weliswaar een schijnvrucht, maar het is acceptabel om die voor brugklassers als vrucht te gebruiken. Ook andere eetbare vruchten en zaden komen in deze basisstof aan de orde. Als demonstratie kunt u een verzameling van verschillende eetbare vruchten en zaden in de klas laten zien. Verspreiding van vruchten en zaden Basisstof 5 gaat over de verspreiding van vruchten en zaden. Als u vruchten en zaden in de klas wilt laten zien, zult u die in het najaar al moeten verzamelen. U kunt ze natuurlijk ook door uw leerlingen laten verzamelen. Dan moet u in het najaar een verzamelopdracht voor de leerlingen inlassen. De leerlingen hebben dan dit thema weliswaar nog niet doorgewerkt. Met een korte uitleg van u zullen ze de vruchten en zaden snel kunnen indelen naar de manier waarop deze worden verspreid. U kunt de verzamelde vruchten en zaden op een droge, koele plek bewaren totdat dit thema aan de orde komt. In de opdrachten 25 en 26 zoeken de leerlingen van verschillende vruchten en zaden op hoe ze verspreid worden. Extra basisstof De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot het basisprogramma voor de havo|vwoleerling behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de onderwerpen in de reguliere basisstof. U bepaalt zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen betrekking hebben op deze extra basisstof. Ongeslachtelijke voortplanting Extra basisstof 6 behandelt de ongeslachtelijke voortplanting bij planten. De leerlingen maken kennis met de volgende vormen van ongeslachtelijke voortplanting: het vormen van kleine plantjes (Bryophyllum), knollen, bollen, uitlopers of wortelstokken, stekken en weefselkweek. Opdracht 28 is een practicum. De leerlingen bekijken de lengtedoorsnede van een uienbol en maken er een tekening van. In opdracht 29 komt nog een vorm van ongeslachtelijke voortplanting aan de orde: oculeren. Aan het eind van deze extra basisstof wordt de weefselkweek uitgelegd als nieuwe techniek om planten te kweken. Mannelijke en vrouwelijke bloemen Extra basisstof 7 gaat over mannelijke en vrouwelijke bloemen. Aan de orde komen de termen eenslachtig, tweeslachtig, tweehuizige soorten en eenhuizige soorten. Samenvatting De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhouden uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op doelstellingenniveau.
28
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
In de samenvatting is daarnaast steeds aangegeven welke vaardigheden aan de orde zijn geweest. Veelal worden die vaardigheden niet in de toets bevraagd. Ook de leerinhouden van de extra doelstellingen zijn in de samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te herkennen aan het gebruik van een andere kleur. Diagnostische toets Met behulp van de diagnostische toets kan de leerling nagaan of hij het thema inhoudelijk voldoende beheerst. De toetsvragen zijn geordend op doelstellingenniveau. In het werkboek is een bijbehorend scoreblad opgenomen. Ook ten behoeve van de extra doelstellingen zijn toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen. De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen hij beheerst, en welke nog niet. De leerling kan de diagnostische toets ook maken op de methodesite. De leerling krijgt dan meteen te zien of hij de vragen goed heeft beantwoord. Verrijkingsstof In de verrijkingsstof wordt leerlingen een keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit drie verschillende onderdelen. In verrijkingsstof 1 kijken de leerlingen naar minder bekende vruchten. Veel allochtone leerlingen zijn hier wel mee bekend. In verrijkingsstof 2 bestuderen de leerlingen een willekeurige bloem en maken er tekeningen van. Wijs ze eventueel nog eens op de tekenregels. U kunt de bloemen zelf verzamelen of door de leerlingen laten meebrengen. In het laatste geval zult u bij afwijkende bloemvormen hulp of uitleg moeten bieden. In verrijkingsstof 3 bekijken de leerlingen de paardenbloem. De paardenbloem is een samengesteldbloemige plant. Ook de vruchtjes met de bekende parachuutjes kunnen worden bekeken als voorbeeld van windverspreiding.
5.9.2 Benodigdheden Basisstof bloeiende witte dovenetel (2 per leerling) plakband, of zelfklevend doorzichtig plastic pincet (1 per leerling) witte dovenetel met uitgebloeide bloem(en) (1 per leerling) klaargemaakt preparaat van stuifmeel (1 per leerling) microscoop (zo mogelijk 1 per leerling) prepareermateriaal (1 set per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling) suikeroplossing, 5% (500 mL) tomaat (1 per leerling) mes (5 stuks) Eventueel: model van een bloem versgeplukte insectenbloemen en windbloemen wandplaten van insectenbloemen en windbloemen een verzameling van verschillende eetbare vruchten en zaden Extra basisstof planten met ongeslachtelijke voortplanting als demonstratiemateriaal uienbol (1 per leerling) mes (5 stuks)
29
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
tekenmateriaal (1 set per leerling)
Verrijkingsstof bloeiende plant (1 per leerling) pincet (1 per leerling) tekenmateriaal (1 set per leerling)
5.9.3 Hulpmiddelen Heukels’ flora van Nederland, R. van der Meijden, Noordhoff Uitgevers B.V., ISBN: 900158344. Teleac/NOT heeft in de serie Bio-Bits voor het vmbo een programma gemaakt over het onderwerp Planten. Aflevering 8 gaat over Bloemen en vruchten. Via www.schooltv.nl kunt u de dvd en de docentenhandleiding bestellen. Op de site van Schooltv Beeldbank zijn diverse educatieve clips over de levenscyclus van planten te vinden. Leerlingen kunnen onder andere de groei en ontwikkeling van bloemkool, courgette, maïs, aardbeien, paardenbloemen, tomaten en spruitjes bekijken. 5.10 JAARSCHEMA BIJ DEEL 1 HAVO|VWO Verdeling van de thema’s over het schooljaar periode
thema’s
begin - Kerstmis
1 Wat is biologie? 2 Planten 3 Organen en cellen
Kerstmis - Pasen
4 Ordening 5 Stevigheid en beweging
Pasen - einde
6 Waarneming, regeling en gedrag 7 Bloemen, vruchten, zaden
Deze verdeling is globaal. De verdeling is onder andere afhankelijk van de vakantieplanning in uw regio en van de organisatie van het schooljaar op uw school. Aantal lessen per thema per onderdeel thema
totaal
Basisstof en Extra basisstof
Diagnostische toets
Verrijkingsstof
Beoordelingstoets
1
13
10
1
3
1
2
11
8
1
3
1
3
11
8
1
3
1
4
16
13
1
3
1
5
12
9
1
3
1
6
13
10
1
3
1
7
10
7
1
3
1
Bij dit schema zijn we uitgegaan van 75 lesuren op jaarbasis. Het vermelde aantal uren is een gemiddelde. U kunt vanzelfsprekend per thema variëren. Ook door de leerlingen bepaalde onderdelen thuis te laten maken (bijvoorbeeld een deel van de verrijkingsstof) kunnen er variaties optreden.
30
© Uitgeverij Malmberg
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
5.11 KERNDOELEN BIOLOGIE DEEL 1 HAVO|VWO Bij het schrijven van de zevende editie van deel 1 havo|vwo zijn de Kerndoelen Biologie 19982003 ook nog belangrijke uitgangspunten geweest. In de bijlagen van het algemene gedeelte kunt u de nieuwe kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs en de oude kerndoelen voor de basisvorming vinden. In de onderstaande tabel is weergegeven welke (delen) van de Kerndoelen Biologie 1998-2003 in de thema’s van deel 1 havo|vwo aan bod komen. De rest van de kerndoelen wordt uitgewerkt in deel 2 havo|vwo.
31
© Uitgeverij Malmberg
1 2 3 4a b 5a b c d 6a b 7a b c d 8a b c d e f 9a b 10 11 a b 12 a b c 13 a b c d 14 15 a b c 16 17
x x x x x
x x x
x x x
x x x
x x x x
x x x
vruchten, zaden
7 Bloemen,
regeling en gedrag
6 Waarneming,
beweging
5 Stevigheid en
4 Ordening
cellen
3 Organen en
2 Planten
kerndoelen
1 Wat is biologie?
1 HAVO|VWO HANDLEIDING
x x x
x x x x x
x x
x x x
x x x x
x x x x
x x x
x
x
x
32
© Uitgeverij Malmberg