VAN KNOP TOT KELK 19
HATIORA GAERTNERI (REGEL) BARTHLOTT Albert Pilot
Vroeg in het voorjaar, en overdekt met oranjerode bloemen: dat is mijn beeld van de Paascactus, die nu als Hatiora gaertneri te boek staat. Maar er is ook een mooie paarse variant, en inmiddels zelfs een prachtige wit-bloeiende plant. Gemakkelijk groeiend, goed knopvormend en rijkbloeiend vormen deze planten een mooi onderdeel van mijn verzameling.
Afb. 1: de eerste knopjes verschijnen.
Vroeg in het voorjaar begint Hatiora gaertneri knoppen te vormen aan de uiteinden van de platte leden. Als kleine puntjes verschijnen de eerste tekenen van de lente aan het eind van januari na een rustperiode in het begin van de winter (afb. 1). Heel langzaam worden de knoppen groter bij lage temperaturen (rond de 10 o C in
©Succulenta Jaargang 82 (1) 2003
mijn kas) en de geringe lichtintensiteit in de daarop volgende weken. Maar de spitse kleurige bloemknoppen zijn heel aantrekkelijk op de groene leden waaruit de plant is opgebouwd (afb. 2 en 3). Naarmate de lente doorzet worden de knoppen groter totdat de puntige, helder gekleurde bloemen opengaan en de plant tooien in een zee van bloemen (afb. 4). Foto’s van de schrijver Evenals de eerder besproken Kerstcactus (Pilot, 2002) gaat het bij deze lidcactussen om een geheel ander soort cactus dan die meestal besproken worden in Succulenta. Maar ook de herkomst van de planten is anders: hybridisatie en veredeling speelt een overheersende rol in de beschikbaarheid en ontwikkeling van dit type planten. Producenten werken vaak
13
Afb. 2: de knoppen worden groter en spitser.
gedurende tientallen jaren aan de ontwikkeling van hun sortiment en de kennis die nodig is om die ontwikkeling te sturen. Daarbij gaat het om de kleuren van de bloemen, maar ook om andere planteigenschappen zoals vermindering van de gevoeligheid voor ziekten, betrouwbaarheid van knopvorming, terugdringen van knopval, groeisnelheid en uniformiteit. De start van de veredeling ligt bij het kruisen van deskundig geselecteerde planten en het opkweken van het daaruit verkregen zaad. Zo’n kruising levert maximaal 100 planten, waaruit een selectie na 4 tot 5 jaar kan worden vermeerderd door stekken. De volgende testfase duurt 2-3 jaar omdat de planten maar één keer per jaar bloeien, en leidt tot de beslissing om met een beperkt aantal planten een praktijktest uit te voeren. Jaarlijks worden zo’n 10.000 nieuwe planten opgezet, waarvan er zo’n 20 in proefbedjes terecht komen, waarna nog eens 90% die praktijktest niet doorstaat. Gemiddeld levert zo’n langdurig proces dus
14
2 cultivars per jaar op! Na die uitverkiezing moet er nog vermeerderd worden vanuit de beschikbare 20-100 planten, zodat pas 3-4 jaar daarna de eerste planten in de winkel staan (De Vries, 2002). Het bovenstaande geef t een beeld van het veredelingsproces dat plaatsvindt bij een combinatie van 4 Deense en Nederlandse partners, waaronder J de Vries Potplantencultures. Het heef t geleid tot de eerder genoemde prachtig wit-bloeiende en goed groeiende Paascactus (zie afb. 6). En wat betref t de belangstelling voor deze planten: de kweker meldt een omzet van zo’n 2 miljoen paascactussen per jaar! Groei en bloei
De knopvorming van de hatiora begint (meestal, zie hierna voor een andere werkwijze) door een koudeperiode van 5-12o C gedurende enkele maanden. Ook de dagelijkse lichtperiode speelt een belangrijke rol, de zogenaamde fotoperiodiciteit, die ik bij de Kerstcactus besproken
©Succulenta Jaargang 82 (1) 2003
Afb 3: de witte knoppen op een donkergroene onderkant.
heb. De verdere knopvorming en de bloei worden gestimuleerd door een stijging van de lichthoeveelheid en de temperatuur. Het gebruikelijke tijdstip waarop de knoppen verschijnen is eind januari, de bloei is dan omstreeks april. Maar door temperatuur en licht te variëren is het mogelijk bloeiende planten te hebben vanaf begin februari tot eind mei. De grootte van de commerciële omzet van deze planten hangt natuurlijk sterk af van mate waarin de planten knoppen aanleggen gedurende de herfst en de verdere knopontwikkeling in de winter. Daarom is er uitvoerig onderzoek gedaan naar factoren die dat beïnvloeden (zie o.a. Kaukovirta, 1979 en Hartley e.a. 1995). Nell geef t een overzicht van twee procedures, die in gebruik zijn om knopvorming te stimuleren (Nell, 1988). De eerste werkwijze start met een verlaging van de temperatuur in september of oktober tot 8-12 o C gedurende 50-80 dagen. Fotoperiodiciteit heef t weinig effect
©Succulenta Jaargang 82 (1) 2003
bij deze temperaturen. Planten worden droog gehouden maar mogen niet slap gaan hangen. Vier weken voor verkoop wordt de temperatuur in stappen van 1 o C per 3 dagen langzaam verhoogd tot 16 o C (niet sneller, anders vallen de knoppen af). Ook wordt dan normaal water gegeven. Deze werkwijze wordt vooral in Europa toegepast. Een tweede werkwijze, die in de Verenigde Staten ontwikkeld is, verloopt zonder de koude periode, maar past zorgvuldig fotoperiodiciteit toe. Bij een temperatuur van 17-20 o C worden de planten in bloei getrokken door continue lange dagen of door 2, 4, 6 of 8 weken van korte dagen, gevolgd door lange dagen. Toename van het aantal korte dagen heef t tot gevolg dat het aantal bloemen groter wordt. Groeimiddelen worden niet gebruikt bij de paascactus. Onderzoek heef t laten zien dat gebruik van zilverthiosulfaat geen vermindering van knopval geef t. Benzyladenine (Cytokinine) verdubbelt bijna het
15
Afb. 4: in volle bloei.
aantal bloemen maar leidt tot latere bloei en kleinere bloemen. Grote hoeveelheden (kunst)mest verlaagt het aantal knoppen dat gevormd wordt. De lichtintensiteit moet bij voorkeur 5000-6000 footcandles zijn in de zomer, en 3000-4000 in de herfst en de winter om een optimale groei en knopvorming te krijgen. Lage lichtintensiteit gedurende de koude periode in combinatie met een vroege bloeiforcering reduceert het aantal gevormde knoppen. Europese kwekers gebruiken een hoge lichtintensiteit gedurende 16 uur per dag tijdens de winter om het aantal knoppen te vergroten. Hatiora is een goede plant voor kwekers omdat het transport geen problemen geef t, de plant uiterst stress-bestendig en goed houdbaar is. Er zijn planten bekend die meer dan een meter in doorsnee zijn en duizenden bloemen dragen. De huidige hybriden hebben een beperkt aantal kleuren, waaronder rood, oranje, paars (afb. 6), roze en nu dus ook wit (afb. 5, door De Vries
16
‘wit’ genoemd, door Epric ‘Dreamland’). Er zijn ook bijzondere bloemvormen en tweekleurige varianten beschikbaar, maar die worden vrijwel niet commercieel gekweekt. Die hebben echter wel de aandacht van speciale verenigingen, zoals de Epric-society (www.epric.org). Hatiora is een sterke plant waar zelden problemen mee zijn. Een lichte plaats met eventueel direct zonlicht is te prefereren. Optimale groei wordt bereikt door kunstmest te geven met een verhouding 20-510, tweemaal per maand in de zomer en eens per maand in de herfst en de winter. Kaliumcarbonaat, potas of beendermeel wordt aanbevolen om de bloei te bevorderen. De bloemen bloeien enkele dagen, de gehele bloei duurt enkele weken. Op eigen wortel zijn jonge planten minder sterk dan geënte (Bravenboer, 1978). Enten kan op pereskia-stammetjes, Eriocereus jusbertii of opuntia via spleetenting of schuine
©Succulenta Jaargang 82 (1) 2003
enting. Een succesverhaal over enting op Eriocereus martinii wordt door Neutelings (1976) beschreven. Graag grove bosgrond met veel turfmolm en wat zand. in januari verschijnen de knoppen. Dan niet meer verdraaien. Geef in bloeitijd veel water. Na de bloei verpotten, in de zomer schermen tegen felle zon. Eind augustus minder water, in november-december rust geven. Stekken gaat het beste door in het voorjaar delen van de plant af te draaien, niet te snijden. Gebruik daarvoor overjarige leden waaraan al 2 of meer leden zijn gevormd. Deze behoeven niet gedroogd te worden, ze kunnen meteen in het stekmedium van 3 delen fijne turfmolm en een deel zand. De stekken worden dicht bij elkaar op rijtjes gezet, de helf t van het onderste lid in de grond. De stekbak bij voorkeur op bodemwarmte zetten, zodat de temperatuur 22-28 o C is. Elke dag nevelen, zodat de turfmolm niet uitdroogt. Een bedekking met plastic folie zorgt voor een goede luchtvochtigheid. Na 3 weken is alles beworteld en kunnen we oppotten in 4 delen potgrond, 2 delen turfmolm en 1 deel zand. De pH moet ongeveer 5,5 zijn; een te hoge of te lage pH veroorzaakt rotting De oorzaak van rot is een meelachtige weegluis die gaatjes boort in de wortels. Zet 2-3 stekken bij elkaar om een goede plant te krijgen. Daarna zorgen voor een matige temperatuur en geen felle zon. Het grote aantal bloemen leidt tot een sterke verdamping, zodanig dat de wortels dikwijls slecht herpakken. Verpotten voordat de plant tot bloei komt kan helpen om problemen te voorkomen. Bruine plekken kunnen vermeden worden door in de zomer af en toe eens te begieten met zuiveringszout of maagzout dat dan als fungicide dienst doet en goed is tegen vlekken en schimmels (Desender, 1995). Historie en beschrijving
Het geslacht Hatiora werd beschreven in 1923 door Britton & Rose. De naam verwijst naar Thomas Hariot, een 16e eeuwse botanist, maar vanwege een nomenclatuurprobleem (de naam is al eerder
©Succulenta Jaargang 82 (1) 2003
gebruikt, zie Krook, 1854) werd in plaats van Hariota het anagram Hatiora door hen gebruikt (Anderson, 2001). Hij onderscheidt 5 soorten, die sterk gelijkend zijn met Rhipsalis, maar te onderscheiden door een duidelijk onderscheiden groei van de leden als segmenten van de stam, sterk gekleurde eindstandige bloemen vanuit de areolen, en een pericarpel en vrucht die rond of hoekig zijn in dwarsdoorsnede. Hatiora gaertneri (Regel) Barthlott 1987 wordt door Anderson als Paascactus aangeduid, met een naamgevingsgeschiedenis vanaf Epiphyllum russellianum, var. Gaertneri Regel in 1884. Barthlott & Taylor (1995) hebben een aanzet tot een monografie over dit geslacht gepubliceerd. De plant is afkomstig van Paraná en Santa Catarina, Zuid-Brazilië en groeit daar op 300-1300 m hoogte. Het is een sterk vertakte struik met overhangende, gelede twijgen. De onderste leden zijn 3-6 kantig. De bovenste leden zijn bladachtig, breed lijnvormig of omgekeerd eirond, met aan weerszijden 3-6 insnijdingen, 3-6 cm lang, 1,5-3,5 cm breed. De areolen hebben 3-12 korte borstelharen, eindstandige meervoudige areolen hebben tot 1,5 cm lange borstelige doorns. De bloemen zijn kort trechtervormig, radvormig opengaand, zonder receptaculum. De onderste bloembladen en buitenste meeldraden zijn vergroeid tot een korte buis. Ze zijn alleenstaand of er staan enkele bij elkaar in de toppen van de jongste leden, 4-7,5 cm lang, fel scharlakenrood. De vrucht is omgekeerd eirond, scherp 5-kantig, vlezig, rood, later verdrogend en hard wordend. De zaden zijn langgerekt, scheef eirond, iets zijdelings afgeplat, de zaadhuid is glad en roodbruin. Daarnaast is ook Hatiora x graeseri zeer bekend in cultuur, maar onbekend in de natuur. Het is een hybride: H. gaertneri x H. rosea (Anderson, 2001). Voorts lijkt ook Hatiora salicornioides (‘drunkard’s dream’) mij een prachtige plant: bronsgroen met goudgele of oranje bloemen, die er prachtig uitziet op foto’s. Ik houd me aanbevolen voor een stekje!
17
Afb. 5: de witte bloem gaat open.
ISHS Acta Horticulturae 405. Zie www.actahort.org. Kaukovirta, E. (1979) The ef fect of ethephon and chlormequat on flowering in Rhipsalidopsis gaertneri and the Zygocactus hybrid ‘Weihnachtsfreude’. In: R.M. Rudnicki (ed.) Symposium on growth regulators in floriculture. ISHS Acta Horticulturae 91. Zie www.actahort.org. Krook, J.J. (1854) Handboek tot de kennis, voortkweking en behandeling van alle tot heden bekende cactus-soorten in haren ganschen omvang. Amsterdam: Günst. Nell, T.A. (1988) Easter Cactus, a crop for American growers. Grower Talks 52-05 Sep p.84 3 pages (zie downloads op http: //www.jdevries.nl). Neutelings, Th. (1976) Van maand tot maand. Succulenta 55, 10, 209211. Pilot, A. (2002) Schlumbergera Lem. Van knop tot kelk 14. Succulenta 81, 2, 69-75. Vries, J. de (2002) Rhipsalidopsis. http://www.jdevries.nl
Afb. 6: een prachtige combinatie van kleuren.
Met dank aan Hans de Vries van J de Vries Potplantencultures voor de witte hybride.
Literatuur Anderson, E.F. (2001) The Cactus Family. Portland: Timber Press. Barthlott, W. & N.P. Taylor (1995) Notes towards a monograph of Rhipsalideae (Cactaceae). Bradleya 13: 43-79. Bravenboer, S.K. (1978) Cactussen. Amsterdam: Elsevier. Desender-Bruneel, M. (1995) Cactussen & Vetplanten, mijn hobby. Izegem (B): Uitgeverij Hochepied. Hartley, G., T.A. Nell, R.T. Leonard, J.E. Barrett en T.H. Boyle (1995) Ef fect of interior light and temperature on longevity of Rhipsalidopsis. In: T. Fjeld & E. Stromme (eds.) VI International Symposium on postharvest physiology of ornamental plants.
18
Berkenlaan 13, 3707 BA Zeist,
[email protected]
©Succulenta Jaargang 82 (1) 2003