Handreikingen voor duurzaam bouwen aan gemeenten
De 13 succesfactoren voor duurzaam bouwen en praktijkvoorbeelden voor interne samenwerking en projectmanagement
Marjolein van der Klauw
2
Deze publicatie is het resultaat van het stageonderzoek van Marjolein van der Klauw bij W/E adviseurs in de periode mei – september 2009. In haar afstudeeronderzoek heeft ze 10 gemeenten onderzocht op procedures en organisatie voor duurzaam bouwen van nieuwbouw. Daarbij zijn 5 gemeenten aangemerkt als succesvol en 5 gemeenten als minder succesvol. De verschillen die zij vond tussen deze twee groepen hebben geleid tot 13 succesfactoren voor duurzaam bouwen beleid. Deze 13 succesfactoren samen met diverse achtergrondinformatie en praktijkvoorbeelden hebben geresulteerd in dit document. We hopen dat veel gemeenten deze handreikingen zullen inzetten voor het stimuleren en organiseren van meer duurzame bouwprojecten. Speciale dank gaat uit naar alle interviewpartners bij de tien gemeenten voor de informatieve interviews.
Marjolein is momenteel werkzaam als Adviseur Energie en Duurzaamheid bij het Centrum voor Innovatie van de Bouwkolom en te bereiken via
[email protected] Utrecht, 2009
3
Voorwoord
Dit naslagwerk dient als inspiratiebron voor het verbeteren van de interne organisatie van gemeenten voor het realiseren van duurzamere nieuwe woningbouw. Hoewel de focus van dit werk ligt op nieuwbouwwoningen, is zeker ook bruikbaar voor de verbetering van processen voor bestaande bouw of utiliteitsbouw. Voor deze twee categorieën zijn echter minder praktijkvoorbeelden opgenomen, maar de organisatorische aanbevelingen zijn zeker relevant.
Duurzame ontwikkeling is het voorzien in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee toekomstige generaties te beperken om in hun behoeften te kunnen voorzien. Duurzaam bouwen is veel meer dan energiezuinig of klimaatneutraal bouwen. De nadruk bij duurzaam bouwen ligt op een verantwoorde manier van bouwen waarbij de milieubelasting zo laag mogelijk is en de kwaliteit zo hoog mogelijk. Sinds 1993 vormen drie hoofdlijnen de basis in Nederland: het zoveel mogelijk sluiten van stofkringlopen, het besparen van energie en het bevorderen van kwaliteit van gebouwen en gebouwde omgeving. Mogelijke smallere dimensies van duurzaam bouwen zijn energielasten, materiaalkeuze, wateren afvalstromen, gezondheid van gebruikers en de toekomstwaarde van een gebouw, welke gebruikt worden in het instrument GPR Gebouw.
Gemeenten spelen een cruciale rol in het uitvoeren van doelstellingen voor duurzaam bouwen op landelijk niveau. Het zijn de gemeenten die een plan van eisen op kunnen stellen voor nieuwbouwprojecten en die de projectleiders leveren om namens de inwoners de juiste richting aan de nieuwe ontwikkeling geven. Wanneer een gemeente op bestuurlijk en ambtelijk niveau met lef inzet op ambitieuze doelstellingen voor duurzaam bouwen, dan zullen die ambities ook echt vervuld worden! Echter, de interne gemeentelijke organisatie moet wel op sommige punten veranderen om zulke ambities te stellen en uit te voeren. Ten eerste moet er bestuurlijk en politiek draagvlak zijn voor duurzaam bouwen. Dit draagvlak dient dan ingezet te worden om capaciteit en budget vrij te maken voor de uitvoering van de ambities. Vervolgens dienen ook alle beleidsmakers, milieumedewerkers,
projectleiders en andere betrokken ambtenaren hun werkzaamheden opnieuw in te richten zodat inzetten op duurzaam bouwen een integraal onderdeel vormt van de werkzaamheden. Dergelijk voorwaarden zijn eenvoudig samen te vatten in een alinea als deze, maar het kan jaren kosten voordat eraan voldaan is en continuïteit gegarandeerd is.
Deze handleiding met handreikingen vormt een leidraad voor gemeenten die zich in willen zetten op duurzaam bouwen. Per persoon of afdeling en per projectfase staat helder omschreven wat succesfactoren zijn voor het realiseren van meer duurzame bouwprojecten. Tevens worden er veel praktijkvoorbeelden gegeven die elk hebben bijgedragen aan het creëren van een beter klimaat voor het halen van ambities. Laat dit document een inspiratiebron zijn voor vele gemeenten en een handig naslagwerk voor inzicht in de verantwoordelijkheden en mogelijkheden van elke medewerker.
De aanbevelingen in dit naslagwerk zijn verdeeld in de volgende twee categorieën. Bij elk onderdeel zullen praktijkvoorbeelden gegeven worden van Nederlandse gemeenten of andere organisaties.
1. Optimale interne samenwerking In dit hoofdstuk worden de taken van en verhoudingen tussen de verschillende afdelingen en managementlagen van gemeenten besproken. Elke ambtenaar en leidinggevende van de gemeente is betrokken bij het creëren van een ondernemende cultuur die open staat voor innovatie, experimenteren en vernieuwing. Enkele afdelingen, managers en wethouders spelen een sleutelrol in het creëren van een organisatie die zich inzet voor duurzaamheid en duurzaam bouwen specifiek. Al deze medewerkers moeten optimaal samenwerken voor continuïteit op de lange termijn van duurzame bouwresultaten. De taken van en relaties tussen de volgende organisatieonderdelen zullen besproken worden: • Gemeenteraad • Wethouders • Afdelingshoofden • Programmamanagers • Beleidsmakers • Projectleiders
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
4
Een belangrijk inzicht voor adviseurs is dat elke gemeente uniek is. Geen twee gemeenten zijn identiek in organisatie en motivatie, en dus heeft elke gemeente zijn eigen, unieke plan van aanpak nodig om meer duurzame bouwprojecten te realiseren.
2. Consistent projectmanagement In dit hoofdstuk wordt toegelicht aan welke voorwaarden elke fase van het project moet voldoen. Dit begint al bij het vaststellen van gemeentelijk beleid, ambities en ondersteunende regelingen en processen die de context vormen van de te realiseren projecten. De volgende fases worden onderscheiden: • Pre-initiatieffase • Initiatieffase • Voorlopig Ontwerp • Definitief Ontwerp • Bouwvergunningaanvraag • Overdracht van ontwerp naar uitvoering • Oplevering en gebruik • Communicatie van resultaten
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
5
Inhoud
Hoofdstuk 1: Optimale interne samenwerking....................................................... 6
1.1 Openheid voor vernieuwing en duurzaam bouwen ...................................................6 1.2 De Gemeenteraad .................................................................................................9 1.3 Wethouders ........................................................................................................ 11 1.4 Afdelingshoofden en programmamanagers ............................................................ 13 1.5 Beleidsmakers..................................................................................................... 15 1.6 Projectleiders...................................................................................................... 22
Hoofdstuk 2: Effectief project management ........................................................ 24
2.1 Pre-initiatieffase .................................................................................................. 24 2.2 Initiatieffase ....................................................................................................... 25 2.3 Voorlopig en Definitief Ontwerp fases ................................................................... 27 2.4 Bouwvergunningaanvraag.................................................................................... 28 2.5 Overgang van ontwerpfasen naar uitvoeringsfasen ................................................ 29 2.6 Oplevering en gebruik ......................................................................................... 31 2.7 Communicatie over duurzame projecten................................................................ 34
Fact sheet: aanbevelingen per projectfase........................................................... 37
Fact sheet: de 13 succesfactoren voor duurzaam bouwen................................... 38
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
6
Hoofdstuk 1: Optimale interne samenwerking is de kans klein dat er op korte termijn veel succes geboekt wordt op het gebied van duurzaam bouwen. In dit hoofdstuk worden de verantwoordelijkheden per afdeling en leidinggevende en de samenwerking tussen afdelingen en managementlagen besproken. Sommige aanbevelingen spelen voor veel medewerkers; andere aanbevelingen gelden voor specifieke sleutelfiguren.
1.1 Openheid voor vernieuwing en duurzaam bouwen
Onze aanbeveling is dat binnen de gemeente een cultuur gecreëerd wordt waarin medewerkers open staan voor vernieuwing en duurzaamheid en niet schuwen te experimenteren met innovatieve projecten. Elke gemeente kan een landelijke koploper zijn, als je maar durft! Voorbeelden om dit bewustzijn te creëren en medewerkers te triggeren om initiatieven voor vooruitstrevende projecten op te starten, zijn bijvoorbeeld een duurzaamheidsdag met brainstormsessies en excursies naar voorbeeldprojecten.
Elke medewerker van de gemeente speelt een rol in het creëren van een innovatiegerichte cultuur: een gemeente die niet te behoudend en voorzichtig is als het aankomt op vernieuwing en duurzaamheid. Een proactieve instelling van de medewerkers, een bewustzijn van het maatschappelijk belang van duurzaam bouwen en het delen van kennis en ideeën hierover zijn een belangrijke contextuele factor. Organisatorische cultuur is echter zeer moeilijk te veranderen en wanneer de medewerkers in het algemeen en de sleutelfiguren in het bijzonder niet openstaan voor vernieuwing en duurzaamheid,
Succesfactor 1: Creëer een open cultuur voor innovatie en vernieuwing ten bate van duurzaam bouwen. Alle medewerkers moeten zich gemotiveerd voelen om mee te denken en mee te werken aan het realiseren van meer duurzame bouwprojecten.
Succesfactor 2: Mocht u constateren dat uw gemeente relatief behoudend is en sleutelfiguren zich te weinig inzetten voor duurzaam bouwen, dan is een aanpak op projectbasis wellicht een oplossing. Door slechts één of enkele projecten aan te wijzen als innovatieve projecten met een toonaangevend duurzaam karakter, is de kans van slagen groter. Wanneer dergelijke projecten succesvol zijn en veel aandacht krijgen, kan in uw gemeente langzaam grotere motivatie ontstaan voor meer duurzame bouwprojecten.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
Praktijkvoorbeeld 1.1.1: De duurzame donderdag van de gemeente Zwolle Op donderdag 28 mei 2009 organiseerde de gemeente Zwolle de Duurzame Donderdag voor haar eigen medewerkers. Een citaat uit het nieuwsbericht over deze succesvolle dag1: Zwolle – Donderdag was het Duurzame Donderdag bij de gemeente Zwolle. Een dag die in het teken stond van duurzaamheid. Het doel is bewustwording van het onderwerp en een eerste aanzet voor strategiebepaling voor de komende tijd. Medewerkers van de gemeente Zwolle konden deze dag nadenken en plannen bedenken over hoe ze duurzaamheid in de gemeentelijke organisatie kunnen toepassen. Er wordt veel over duurzaamheid gesproken, ook bij lokale overheden. De vraag is wat duurzaam is, wat je ermee moet of kunt? Daarvoor was het donderdag 28 mei Duurzame Donderdag bij de gemeente Zwolle. Medewerkers van de gemeente konden de hele dag door deelnemen aan verschillende workshops of activiteiten, variërend van nadenken over strategie tot het concreet maken van duurzaamheid in het eigen werk. Er waren ook ludieke acties zoals vergaderen op een duurzame fiets: de kletsfiets, geschikt voor 7 personen. Om het onderwerp duurzaamheid onder de aandacht te brengen is in het Stadhuis een foto-expositie over duurzaamheid. Medewerkers van de gemeente Zwolle hebben hun visie op duurzaamheid gefotografeerd en gemotiveerd. Bron: http://www.weblogzwolle.nl/content/view/11988/55/
Praktijkvoorbeeld 1.1.2: Het klimaatjaar van de gemeente Hoorn Een fragment1 uit een nieuwsartikel over de start van het Klimaatjaar in Hoorn wat gepaard gaat met het programma Puur Hoorn, dat diverse activiteiten en regelingen organiseert: Hoorn - Wethouder Jan de Boer riep tijdens de Warme Truiendag op om in Hoorn er een Jaar van het Klimaat van te maken. Onder het motto 'Puur Hoorn' zijn er acties opgezet om 'het goede voorbeeld' te geven en om daadwerkelijk uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Zo is er gekozen om stroom opgewekt uit Hoorns huisvuil te gebruiken (via de Huisvuilcentrale te realiseren), om meer duurzaam in te kopen (per 2015 wil Hoorn 100% duurzaam inkopen), milieuvriendelijke auto's te gebruiken en om bijvoorbeeld ontwikkelingen van plannen voor bedrijventerreinen als 't Zevenhuis en Runshopcentre 'klimaatneutraal' in te vullen. Bovendien zijn er particulieren subsidies voor huisisolatie (sinds 1 februari) en is er wekelijks op de 'gemeentepagina' in het Westfries Weekblad een Energietip. Alle inspanningen van de stad op dit terrein worden gebundeld onder het logo 'Puur Hoorn' en het motto: 'Puur Hoorn, samen op weg naar een frisse toekomst'. Drie graden minder warmte in het stadhuis was afgelopen vrijdag overigens nauwelijks merkbaar. Mogelijk wordt er dit jaar nog een Klimaatweek georganiseerd voor alle medewerkers van de gemeente. Bron: http://www.echo.nl/wf-ho/buurt/lees/842557/warme.trui.en.puur.gevoel/
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
8
Praktijkvoorbeeld 1.1.3: De wethouder Ruimtelijke Ordening van Utrecht1
heeft aangegeven dat hij de bouw van 500 woningen op het voormalige Veemarkthallenterrein ‘toonaangevend duurzaam’ wil ontwikkelen. Op deze manier is het formuleren van generieke ambities en beleid niet noodzakelijk voor het realiseren van duurzame bouwprojecten. Een wethouder die een dergelijk stempel op een project drukt, kan dus toch een impuls aan duurzaam bouwen geven.
Praktijkvoorbeeld 1.1.4: Mens en Milieuvriendelijk Wonen Zwolle (MMWZ) Binnen dit programma vinden enkele projecten plaats die al in een zeer vroege fase het duurzaamheidstempel meekregen. MMWZ De Bongerd is opgeleverd in 1993 en MMWZ Stadshagen wordt gebouwd. De Bongerd is met de volgende dubo-aspecten gebouwd1: “De bouw is milieuvriendelijk en energiezuinig uitgevoerd op een manier die in veel gevallen verder gaat dan de maatregelen die in het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen zijn beschreven. Het bouwsysteem is houtskeletbouw waarbij vooral gebruikgemaakt is van vurenhout uit Canadese en Scandinavische productiebossen. De betonnen vloeren zijn afgewerkt met een gegoten dekvloer op basis van gipsanhydriet. Anhydriet is gemaakt van rogips, dat minder milieubelastend is dan gewoon gips omdat het een industriële reststof is. De dekvloer is van de betonnen ondergrond gescheiden door een compound spray, dat een paraffine-achtig laagje achterlaat. Hierdoor hecht het anhydriet niet aan het beton, waardoor de kanaalplaten te zijner tijd geschikt zijn voor hergebruik. De houtskeletbouwwoningen hebben 'ademende' wanden zonder dampdichte folie. In alle buitenwanden en daken is cellulose, een recyclingproduct van papier, toegepast. Hierdoor gaat de isolatie-waarde van gevels, vloer en dak sterk omhoog. Dertig woningen zijn voorzien van een zonneboilercombi. Deze installatie zorgt voor zowel het warme tapwater als het warme water voor de cv-installatie. Hiervoor wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van zonnewarmte, die in een collector op het dak van de woning wordt opgevangen. In 3 woningen zijn warmtewanden aangelegd, afgewerkt met leemstuc. Een warmtewand is energiezuinig en heeft vooral in combinatie met leemstuc, een gunstig effect op het binnenmilieu.” In alle woningen zijn zeer waterzuinige toiletten volgens het Gustavsbergsysteem geïnstalleerd. De toiletten gebruiken slechts vier liter water per spoelbeurt. Verder zijn op 3 woningen photovoltaïsche cellen aangebracht, die zonlicht moeten omzetten in elektriciteit. Bron: http://www.mmwzdebongerd.nl/
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
9
1.2 De Gemeenteraad dergelijke doelen relatief eenvoudig is, maar het opstellen van een stappenplan en het behalen van korte termijn doelen ontbreekt. Het is een taak van de Gemeenteraad om te blijven informeren naar de voortgang om deze ambities te halen.
Succesfactor 3: De Gemeenteraad dient politieke druk uit te oefenen op wethouders op het behalen van ambities voor duurzaam bouwen. Het regelmatig ter discussie stellen van de voortgang op het behalen van korte en lange termijn doelen, houdt de aandacht gericht op het verwezenlijken van ambities.
In zeer veel gemeenten stemt de Gemeenteraad vrijwel altijd in met nieuwe voorstellen voor duurzaam bouwen. Wanneer de wethouder de plannen steunt en de capaciteit ervoor vrijgemaakt kan worden, stemmen de leden van de raad vrijwel altijd vaak in. Dat is zeer positief!
Behalve locale politieke druk, beschikt de Gemeenteraad over het instrument Raadsinitiatief. De Gemeenteraad kan daarmee actief aansturen op het maken van beleid voor duurzaam bouwen. In de gemeente Den Haag heeft het raadsinitiatief “Op naar een acht” van 3 raadsleden DE impuls gegeven voor duurzaam bouwen. Zonder dit raadsinitiatief was het wellicht bij het ad hoc uitvoeren van projecten Echter, deze vooral passieve bijdrage aan gebleven en was structurele inbedding van duurzaam duurzaam bouwen kan ook aangevuld worden met een bouwen niet verwezenlijkt. meer actieve houding. Hoewel in veel gemeenten de Gemeenteraad slechts minimale inspanningen levert om zich hard te maken voor het realiseren van duurzame bouwprojecten, moet de potentie op invloed niet onderschat worden. Door politieke druk uit te oefenen op wethouders die Milieu of Ruimtelijke Ordening in hun portefeuille hebben, kan de gemeenteraad slechte prestaties afkeuren en goede prestaties uitdragen via de media.
Met name in gemeenten waar een lange termijn doel gesteld is, zoals een klimaatneutrale gemeente in 2040 of volledig CO2 neutrale woningen in 2030, is het van belang dat er toegezien wordt op de realisatie van deze doelen. In de praktijk blijkt dat het stellen van
Succesfactor 4: De Gemeenteraad dient gebruik te maken van het Raadsinitiatief wanneer zij constateert dat wethouders en beleidsmakers zich onvoldoende inspannen voor duurzaam bouwen. In een dergelijk Raadsinitiatief kunnen ambitieuze doelstellingen vastgesteld worden of beleid om deze doelen te halen.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
Praktijkvoorbeeld 1.2.1: Het Raadsinitiatief “Op weg naar een acht” in Den
Haag Op 15 februari 2007 hebben de raadsleden Willem Minderhout (PvdA), Ries Smits (CDA) en Heleen Weening (GroenLinks) het initiatiefvoorstel “Duurzaam bouwen: Den Haag op weg naar een Acht” ingediend. Het college heeft hier in hun reactie op 22 mei positief op gereageerd, met enkele kanttekeningen over o.m. juridische moeilijkheden. Op weg naar een Acht duidt op het behalen van de score 8 in GPR Gebouw. Het belang van het initiatiefvoorstel wordt in het voorstel als volgt verwoord: “Dit initiatiefvoorstel is te bezien als een impuls voor de ontwikkeling van een integrale visie op duurzaamheid en een verinnerlijking van het belang van duurzaamheid bij de realisatie van bouwprojecten binnen de gemeente Den Haag. Het is slechts een eerste - belangrijke - stap op de weg naar duurzaamheid. […] De initiatiefnemers van dit voorstel streven ernaar om duurzaam bouwen tot standaard te maken in Den Haag. Bij nieuwbouw kan een grote milieuwinst geboekt worden als duurzaam bouwen van meet af aan uitgangspunt bij de planvorming is. Het te laat inbrengen van duurzaamheidseisen leidt tot vertraging en vaak niet tot een optimaal plan. In diverse partijprogramma’s voor de laatste gemeenteraadsverkiezing staan krachtige passages over het belang van duurzaam bouwen. In het collegeprogramma ´MeeDoen´ staat slechts dat duurzame herstructurering van Zuidwest van groot belang wordt geacht. Hiermee wordt ondermeer tegemoet gekomen aan een motie van GroenLinks. Wij zijn van mening dat de gemeenteraad er goed aan doet dit ambitieniveau naar boven bij te stellen en duurzaam bouwen tot standaard te maken in heel Den Haag.” Bron: www.denhaag.pvda.nl
Praktijkvoorbeeld 1.2.2: Raadsinitiatief klimaatcoördinator in Overbetuwe Naast het al langer lopende project “Klimaat en Duurzaam Bouwen” heeft de gemeenteraad ingestemd met een raadsinitiatief dat in eerste instantie voorziet in de aanstelling van een klimaatcoördinator, die met (beleids)voorstellen komt hoe in 2030 te komen tot een klimaatneutrale gemeente Overbetuwe. Uitgangspunt in deze is een tijdelijke invulling gedurende een jaar voor 0,6 fte. Bron: Programmabegroting 2009-2012, Elst: www.overbetuwe.nl
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
11
1.3 Wethouders duurzame projecten of andere succesvolle resultaten. De wethouder kan bijvoorbeeld innovatieve gebouwen openen en in de landelijke en locale media aandacht vragen voor vooruitstrevende projecten en beleid. Wethouders blijken echte sleutelfiguren voor het realiseren van projecten voor duurzaam bouwen. De wethouders met Milieu, Bouwen en Ruimtelijke Ordening (of gelijksoortig zoals Stadsontwikkeling) in hun portefeuille spelen hierin de meest belangrijke rol. Voor de wethouder Milieu geldt dat deze enerzijds haar beleidsmakers en –uitvoerders moet enthousiasmeren en stimuleren voor het realiseren van duurzame bouwprojecten. Het blijkt dat er in veel gemeenten weinig communicatie is – of slechts ad hoc – tussen wethouders en beleidsmakers en de beleidsmakers zich daarom weinig gesteund voelen in hun taken en ambities.
De tweede wethouder die van cruciaal belang is, is de wethouder die verantwoordelijk is voor alle bouwprojecten. Hoe dit georganiseerd is, verschilt per gemeente. Deze taak valt bijvoorbeeld onder Ruimtelijke Ordening, Bouw en Wonen, Stadsontwikkeling of Gebiedsontwikkeling. Onder deze portefeuille vallen alle projectleiders, die een doorslaggevende rol hebben om duurzaamheid in te brengen in alle projecten. Voor deze wethouder is het essentieel dat deze de projectleiders stimuleert om de belangen van duurzaam bouwen te vertegenwoordigen. Omdat projectleiders vaak veel vrijheid krijgen in het afwegen van verschillende belangen, dienen zij erop
Succesfactor 5: De wethouder Milieu moet (1) zijn ambtenaren en afdelingshoofden stimuleren om zich in te zetten voor duurzaam bouwen en waar mogelijk hierover met haar ambtenaren en afdelingshoofden in gesprek gaan, (2) zich inzetten in het voorzien van middelen en capaciteit voor het realiseren van ambities, (3) opkomen voor de belangen van duurzaamheid bij discussies met andere wethouders over nieuwe projecten en (4) op lokaal en landelijk niveau aandacht geven en vragen voor innovatieve duurzame projecten en beleid. Anderzijds moet de wethouder zelf enthousiasme uitstralen en opkomen voor de duurzaamheidsbelangen in discussies met andere wethouders. Vaak gebeurt het dat de belangen van verschillende wethouders elkaar tegenspreken bij het vaststellen van randvoorwaarden voor nieuwe projecten. Omdat duurzaam bouwen vaak duurder is, is duurzaamheid strijdig met financiële belangen van grondverkoop en goedkope volkshuisvesting voor groepen met lagere inkomens. De wethouder Milieu moet desondanks opkomen voor de belangen van duurzaam bouwen in discussies met collega wethouders. Ook in externe communicatie dient de wethouder Milieu zich te profileren met innovatieve
aangestuurd te worden om duurzaamheid niet weg te onderhandelen, maar hier actief op blijven aansturen, ook als de projectontwikkelaar het hier niet mee eens is. Voorbeelden van gemeenten waar de betreffende wethouder of directeur haar projectleiders niet stimuleert, resulteren vaak in weinig succesvolle projecten. Ook deze wethouder dient de belangen van duurzaam bouwen te vertegenwoordigen in discussies met collega wethouders en op lokaal en landelijk niveau aandacht te vragen voor innovatieve projecten en vooruitstrevend beleid. Tevens dient ook deze wethouder zich in te zetten voor het genereren van extra middelen en capaciteit om de ambities te realiseren.
Succesfactor 6: De wethouder Ruimtelijke Ordening / Gebiedsontwikkeling moet (1) zijn projectleiders en afdelingshoofden stimuleren om zich in te zetten voor duurzaam bouwen, (2) zich inzetten in het voorzien in benodigde middelen en capaciteit, (3) opkomen voor de belangen van duurzaamheid bij discussies met andere wethouders en (4) op lokaal en landelijk niveau aandacht vragen voor innovatieve duurzame projecten en beleid.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
Praktijkvoorbeeld 1.3.1: Mary Fiers, Wethouder Wonen en Ruimte in
Eindhoven promoot duurzaam bouwen beleid Persbericht 08-06-2009: De gemeente Eindhoven gaat een prijs uitreiken aan projectontwikkelaars, woningcorporaties en/of particulieren voor het meest duurzame bouwproject. Dat kondigde Mary Fiers, wethouder Wonen en Ruimte dit weekend aan tijdens de Dag van de Bouw. Zaterdag 6 juni konden ook in Eindhoven belangstellenden bouwprojecten bezoeken. In de vierde editie van dit evenement was duurzaamheid het centrale thema. Wethouder Mary Fiers bezocht twee projecten in de wijk Meerhoven waarbij duurzame toepassingen zijn doorgevoerd. “Woningcorporaties en ontwikkelaars moeten niet alleen gestimuleerd worden, ze moeten ook beloond worden”, aldus Mary Fiers: “Eindhoven wil tenslotte een stad zijn waar het aangenaam wonen, werken en leven is. Voor nu én voor later. En duurzaamheid in bestaande- en nieuwbouw levert daar een belangrijke bijdrage aan. Door duurzaam te bouwen zijn we bewust bezig met de toekomst en dat kunnen we alleen maar toejuichen.” Bron: http://www.eindhoven.nl/nieuws/Duurzaam-bouwen-aan-de-toekomst-beloond.htm
Praktijkvoorbeeld 1.3.2: Michael Boddeke. Wethouder Milieu in Apeldoorn
spreekt bij Bouwhuisdebat Nieuwsbericht 02-09-2009: Wethouder Boddeke is één van de sprekers op het landelijke debat ‘duurzaam bouwen’ dat het architectuurhuis Bouwhuis op 21 september organiseert. Het streven van de gemeente Apeldoorn om in 2020 energieneutrale stad te zijn is voor het Bouwhuis aanleiding om dit debat te organiseren. Energieneutraal betekent dat alle energie van de gebouwde omgeving van Apeldoorn in 2020 tot stand moet komen met behulp van duurzame bronnen. De gemeente kan dit doel niet alleen bereiken en heeft bij dit streven steun nodig van inwoners, architecten, projectontwikkelaars, bouwbedrijven, energiebedrijven en de bankwereld. Bron: http://www.eindhoven.nl/nieuws/Duurzaam-bouwen-aan-de-toekomst-beloond.htm
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
13
1.4 Afdelingshoofden en programmamanagers • • Omdat de gemeenteraad en wethouders elke termijn wisselen en de samenstelling van hun portefeuilles ook veranderlijk is, ligt de verantwoordelijkheid voor continuïteit van beleid en het halen van lange termijn doelstellingen bij afdelingshoofden, directeuren, programmamanagers, programmacoördinatoren en andere leidinggevenden en inhoudelijk managers in het ambtelijk apparaat. Omdat projectontwikkeling en klimaatbeleid bij uitstek een lange termijn karakter hebben, zijn deze managers van cruciaal belang voor continuïteit in het realiseren van duurzame bouwprojecten.
• •
een programmamanager duurzaam bouwen die door de wethouder is aangesteld; een stuurgroep waarin afdelingshoofden en / of wethouders samen met ambtenaren zitting hebben en die regelmatig bijeen komt; een wethouder met een sterke motivatie en sterke invloed / aansturing van ambtenaren; een bureau duurzaamheid (zoals in Den Haag en Apeldoorn) dat bestaat uit circa 4 medewerkers die projectleiders en milieubeleidsmakers adviseren.
Succesfactor 7: ambtelijke managers (directeuren / afdelingshoofden) hebben grote invloed op het realiseren van continuïteit voor het behalen van korte en lange termijndoelstellingen. Omdat politieke verantwoordelijkheid voor het realiseren van lange termijn doelstellingen vaak onduidelijk of geen prioriteit is, moeten ambtelijke managers hierop aansturen.
Wanneer bij gemeenten de verantwoordelijkheid en het leiderschap voor duurzaam bouwen bij een beleidsmaker of uitvoerend ambtenaar ligt, of zelfs wanneer het leiderschap bij meerdere beleidsmakers ligt, is de kans dat er veel succesvolle bouwprojecten zijn laag. Het blijkt dat leiderschap en verantwoordelijkheid moeten liggen bij een gemotiveerde programmamanager, een wethouder, een bureau duurzaamheid van enkele ambtenaren, een stuurgroep etc. De vorm van leiderschap maakt niet zoveel uit, zolang de persoon / personen de mogelijkheden hebben om te voorzien in capaciteit en middelen om ambities te realiseren EN zolang deze politieke legitimiteit voor hun werk hebben. Dit kunnen dus zijn:
Politieke en ambtelijke steun aan de verantwoordelijken en voldoende capaciteit en middelen voor het uitvoeren van het beleid en het behalen van ambities zijn cruciaal voor succesvol leiderschap en resultaat. Ook legitimiteit om collegae aan te spreken op hun verantwoordelijkheden is essentieel.
Succesfactor 8: Verantwoordelijkheid en leiderschap voor duurzaam bouwen moeten liggen bij een persoon met managementfunctie, die voldoende politieke en ambtelijke steun krijgt en beschikt over de capaciteit en middelen om het beleid uit te voeren en de ambities te halen.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
14
Praktijkvoorbeeld 1.4.1 De stuurgroep Klimaatbeleid in Hoorn Deze stuurgroep is begin 2009 opgericht en bestaat uit twee wethouders: de eerste heeft Milieu (inclusief Klimaat) in zijn portefeuille en de tweede Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting. Naast de twee wethouders zitten enkele afdelingshoofden en een beleidsmaker in de werkgroep. Ze overleggen tweewekelijks en duurzaam bouwen is één van de onderwerpen. Het college van Hoorn wordt maandelijks op de hoogte gesteld van de vorderingen.
Praktijkvoorbeeld 1.4.2: Organisatie van klimaatbeleid in Eindhoven Grote gemeenten hebben behoefte aan een breed gedragen en breed verankerde organisatie voor vernieuwend beleid. Het Klimaatbeleid in Eindhoven is zodoende georganiseerd in diverse typen groepen met diverse typen managers. De programmamanager is de formele trekker van het opstellen en uitvoeren van de Klimaatvisie. Momenteel is het Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid 2009-2012 ‘van succesvolle projecten naar structurele uitvoering’ van kracht. De organisatie van deze uitvoering is als volgt: • Eindverantwoordelijke Afspraken over de eindverantwoordelijkheid van het klimaatbeleid, bijvoorbeeld wethouder, het college of de gemeentesecretaris. • Programmamanager Ambtelijke trekker en ambtelijk verantwoordelijk voor het programma. • Energie/klimaatcoördinator Verantwoordelijk voor de dagelijkse uitvoering van het programma. • Aanvullende en ondersteunende medewerkers Een vaste medewerker communicatie en een vaste medewerker controlling/financiën. • Klimaatteam Compact team van medewerkers (+/- 6) die direct betrokken zijn bij de dagelijkse uitvoering van het klimaatprogramma. Voorzitter van het team is de programmamanager. • Werkgroep klimaatbeleid Werkgroep waarin medewerkers of sleutelfiguren van verschillende diensten, sectoren en afdelingen zitting hebben die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van één of meerdere ambities uit het programma. Voorzitter van de werkgroep is de eindverantwoordelijke. • Klankbordgroep Een klankbordgroep van medewerkers of externe partijen die gevraagd en ongevraagd input leveren.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
15
1.5 Beleidsmakers worden met problemen in de uitvoering van het beleid, kan deze nog beter beleid maken om dergelijke problemen tegen te gaan. Gemotiveerde beleidsmakers voor duurzaam bouwen met voldoende doorzettingsvermogen en inzicht in de complexiteit van het implementatieproces zijn noodzakelijk voor succesvol duurzaam bouwen en continuïteit in de uitvoering van het beleid. Uit een vergelijking van gemeenten is gebleken dat beleidsmakers die ook uitvoerende / controlerende taken of interne adviestaken (aan bijvoorbeeld projectleiders) hebben, vaak meer succesvol beleid kunnen realiseren. Wanneer een beleidsmaker ook regelmatig geconfronteerd
Tevens is gebleken dat wanneer een gemeente beschikt over een scherp lange termijn doel en een goed gedefinieerd stappenplan om deze doelen te halen met tussentijdse doelen, vaker succesvol zijn in het realiseren van duurzame bouwprojecten. De reden hiervoor kan zijn dat er meer druk is om korte termijn doelen te halen, en wethouders aangesproken kunnen worden op hun verantwoordelijkheid om dergelijke doelen te halen.
Succesfactor 9: Beleidsmakers voor duurzaam bouwen dienen ook uitvoerende taken of interne adviesfuncties te vervullen om beter in te kunnen spelen op de dagelijkse problemen bij het uitvoeren van duurzaam bouwen beleid.
Praktijkvoorbeeld 1.5.1: Lange termijn doelen Apeldoorn: CO2 neutraal in 2035 & gebouwde omgeving Energieneutraal in 2020 Heerhugowaard: CO2 neutraal in 2025 Utrecht: CO2 neutraal in 2030 Tilburg: CO2 neutraal in 2040 Goirle: CO2 neutraal in 2023-36 Zaanstad: Haarlem: Waalwijk: Den Haag:
Klimaatneutraal in 2020 Klimaatneutraal in 2030 (verkennend) Klimaatneutraal in 2043 Klimaatneutraal in 2050
Zutphen: Energieneutraal in 2020 Groningen: Energieneutraal in 2025 Eindhoven: Energieneutraal tussen 2035-2045 Amstelland & Meerlanden: Energieneutraal in 2040
Succesfactor 10: Een gemeente dient te beschikken over een duidelijke lange termijndoel voor duurzaam bouwen en een goed plan om dat in tussenstappen te bereiken met tussentijdse doelen.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
16
Verduidelijking klimaatdoelen: CO2-neutraal: Een CO2-neutrale gemeente stoot netto in een jaar geen CO2 uit om tegemoet te komen aan de lokale energievraag. Uitstoot kan eventueel worden gecompenseerd door elders opgewekte duurzame energie of andere compensatievormen zoals CO2-opslag in oude gasvelden of bosaanplant. De gemeente draagt dan nog in beperkte mate bij aan de klimaatverandering. Klimaatneutraal: Een klimaatneutrale gemeente is een CO2-neutrale gemeente die nog een stapje verder gaat. Een klimaatneutrale gemeente stoot in de eindsituatie netto in een jaar geen broeikasgassen (CO2, CH4, N2O, CFK’s) uit om tegemoet te komen aan de lokale energievraag. Uitstoot kan eventueel worden gecompenseerd. De gemeente draagt dan in het geheel niet bij aan de klimaatverandering. Energieneutraal: Een energieneutrale gemeente houdt zich niet bezig met het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, maar richt zich op een nieuwe, duurzame energievoorziening. Dit betekent dat zij niet kan terugvallen op compensatiemaatregelen als klimaatbossen en CO2-afvang en CO2-opslag om de doelstelling te halen. Door zich expliciet met de energievoorziening bezig te houden, wordt ook impliciet aandacht besteedt aan CO2-reductie en duurzame energieproductie. Bron: Routekaart naar een Klimaatneutraal Waalwijk Naast de aanbeveling dat beleidsmakers regelmatig uitvoerende of intern adviserende taken moeten verrichten en ze een stappenplan voor een helder lange termijndoel moeten (laten) ontwikkelen en uitvoeren, zijn er nog meer succesfactoren voor duurzaam bouwen in de gemeente. Communicatie van beleid naar collegae van de afdeling milieu en projectleiders is essentieel voor goede implementatie en uitvoering van het beleid. Tevens is het belangrijk om te luisteren naar de moeilijkheden die deze collegae hebben met het uitvoeren van het beleid, zodat er mogelijk barrières weggenomen kunnen worden of in aanvullende en
ondersteunende informatie voorzien kan worden. Ten vierde heeft een vergelijkende studie uitgewezen dat gemeenten waar financiële regelingen voorkomen om projectontwikkelaars tegemoet te komen in de hogere kosten voor duurzaam bouwen, (relatief) meer succesvolle duurzame bouwprojecten realiseren. Hoewel continuïteit in financiële regelingen een pre is, is ook financiële compensatie op projectbasis een succesfactor. Voor grote utilitaire projecten en zeer innovatieve projecten is een projectspecifieke subsidie zeker ook een succesfactor.
Succesfactor 11: Nieuw beleid voor duurzaam bouwen moet als tweerichtingsverkeer georganiseerd worden: de beleidsmakers moeten alle betrokken collegae (met name milieumedewerkers en projectleiders) op de hoogte stellen van wat van hun verwacht wordt en de uitvoerders moeten problemen terugkoppelen aan de beleidsmakers. Succesfactor 12: Stel financiële regelingen beschikbaar voor duurzaam bouwen. Dit kan een generieke subsidie voor woningbouw zijn, maar ook projectspecifiek voor een innovatief project of grote utiliteitsbouw. Maak hierbij ook handig gebruik van de mogelijkheden van provinciale (m.n. Gelderland, Noord-Brabant en Noord-Holland), nationale (bijv. SLOK) en Europese (bijv. voor zonne-energie / PV) subsidieregelingen.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
Praktijkvoorbeeld 1.5.2: Financiële regelingen in Eindhoven 1. De statiegeldregeling voor ontwikkeling van woningen in Meerhoven in Eindhoven. In deze regeling krijgt de projectontwikkelaar 5000 euro per woning terug als ze voldoen aan de duurzaamheidseisen, namelijk dat elke woning minimaal een 7 moet scoren op elk van de zes GPR Gebouw thema’s. De projectontwikkelaar rapporteert de GPR berekeningen die vervolgens door de gemeente gecontroleerd worden. Echter, SenterNovem keurt deze vorm van financiële druk af, op grond van een uitspraak van de rechtbank van Breda van 24 mei 2007. 2. Een verlaging van de grondprijs van nieuwe bouwprojecten. De voorwaarde is dat nieuwbouwprojecten hoog moeten scoren op duurzaamheid: minimaal een 7,5 op elk thema van GPR Gebouw. 3. Uitstel van betaling voor bouwleges voor bestaande gebouwen die duurzaam worden verbouwd. De eis is dat de duurzaamheidscore van het pand door de verbouwing met 2 GPR-punten per thema omhoog gaat. Bron voor punt 2 en 3: Persbericht 07-07-2009
Praktijkvoorbeeld 1.5.3: Verlaging van de V.O.N. prijs in Apeldoorn Behalve dat Apeldoorn relatief vaak gebruik maakt van provinciale, nationale en Europese subsidies voor pilotprojecten en duurzame toepassingen, hebben ze ook een gemeentelijk regeling. In Apeldoorn mogen bij nieuwbouw de kosten voor technologie voor duurzaam bouwen van de V.O.N. prijs afgetrokken worden. Hiervoor betaalt de gemeente dus indirect. Vervolgens worden de kosten door de projectontwikkelaar wel vaak doorberekend in de verkoopprijs. Het bedrag dat van de V.O.N. prijs afgetrokken wordt, varieert tussen 0 en 10.000 euro.
Praktijkvoorbeeld 1.5.4: Subsidie voor groene daken Meerdere gemeenten in Nederland hebben subsidieregelingen voor groene daken, hoewel deze vaak tijdelijk van aard was. Groene daken hebben drie grote voordelen: (1) het gebouw waar het groene dak op ligt en de directe omgeving worden schoner en dus gezonder, (2) de energiekosten zijn lager door de isolerende werking, en (3) voor hoogbouw in de omgeving geeft het een prettiger uitzicht. In Groningen en Rotterdam kregen inwoners in 2008 30 euro subsidie per vierkante meter als ze een groen dak laten aanleggen, dat is 60 procent van de kosten. Ook in Amsterdam, Leeuwarden, Utrecht, Harderwijk en Den Haag bestaan / bestonden dergelijke subsidieregelingen. In Duitsland wordt per jaar 14 miljoen vierkante meter groen dak geïnstalleerd. Bron: www.subsidiegroenedaken.nl
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
18
Praktijkvoorbeeld 1.5.5: Revolving Funds in Tilburg Het Revolving Fund is een financiële constructie waarbij een budget wordt vastgesteld dat aan een bepaald doel uitgegeven kan worden in de vorm van een lening met een lage rente. De aflossingen met rente op deze leningen worden vervolgens weer in het fonds gestort, waardoor het fonds zichzelf blijft aanvullen en dus kan blijven investeren in nieuwe projecten in de vorm van leningen. In Tilburg is in 2008 in totaal 4 miljoen euro aan Revolving Funds ingesteld voor het financieren van de onrendabele top van diverse soorten bouwprojecten. Hiervan wordt 1 miljoen euro aan Frisse Scholen en 2 miljoen euro aan energiebesparende maatregelen in openbare gebouwen besteed. Enkele voorbeelden van terugverdientijden: een zonneboiler is in 4 jaar afgelost, een WKO in 11 jaar en PV in 14 jaar. De constructie is vooral geschikt voor gebouwen met lange termijn huurders, zoals scholen of bestuurlijke gebouwen. Tilburg beschouwt deze methode als zeer succesvol en zeker een aanrader voor andere gemeenten! Onder meer Dongen en Apeldoorn hebben gelijksoortige constructies. Behalve in het voorzien van financiële regelingen voor het faciliteren van duurzaam bouwen, dienen ambtenaren te voorzien in heldere ambities en conceptvorming rondom duurzaam bouwen. Omdat duurzaam bouwen zoveel omvattend is, kan het op veel verschillende manieren ingevuld worden. Bij het schrijven van een klimaatvisie of een specifiek beleidsplan voor duurzaam bouwen, dient de conceptualisering en afbakening van duurzaam bouwen dus helder te zijn. Met name duidelijke meetbaarheid van prestaties is behulpzaam in monitoring van uitvoering van beleid. Denk aan de zogenoemde SMART-methodiek voor het stellen van doelen: een doel moet specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden zijn. Een behulpzaam instrument voor gemeenten om zulke doelen te stellen en te monitoren is GPR Gebouw. Dit instrument heeft duurzaamheid opgesplitst in 5 thema’s: energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Waar andere meetinstrumenten vaak de nadruk op energetische prestaties leggen,
beschouwt GPR Gebouw de hele breedte van duurzaamheid op een strak gedefinieerde manier. De conceptualisatie van duurzaam bouwen ziet er als volgt uit: Op elk van de vijf thema’s kan een score tussen 0 en 10 gehaald worden, waarbij bij een 10 op alle aspecten de meest duurzame keuze gemaakt is. Waar mogelijk staat het behalen van een 6 gelijk aan prestaties op bouwbesluitniveau. Elke keuze die meer duurzaam is dan bouwen volgens bouwbesluit levert een hogere score op. Ambities voor duurzaam bouwen kunnen op projectbasis of op generiek niveau (bijvoorbeeld voor de hele gemeente of alle nieuwbouwprojecten) gesteld worden met behulp van GPR Gebouw. N.B. In versie 3.2 van GPR Gebouw werden 6 thema’s gebruikt: Energie, Materialen, Water, Afval, Gezondheid en Woonkwaliteit. Sinds oktober 2008 is versie 4 beschikbaar.
GPR Gebouw 4
Energie
Milieu
Gezondheid
Gebruikskwaliteit
Toekomstwaarde
Energieprestatie (EPA )
Water
Geluid
Toegankelijkheid
Toekomstgerichte voorzieningen
Vermindering energievraag
Milieuzorg
Luchtkwaliteit
Functionaliteit
Flexibiliteit
Materialen
Thermisch comfort
Technische kwaliteit
Belevingswaarde
Licht en visueel comfort
Sociale veiligheid
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
Praktijkvoorbeeld 1.5.6: vastgestelde GPR ambities bij gemeenten Eindhoven: op elk thema moet minimaal een 7 gescoord worden bij nieuwbouw (GPR Gebouw versie 3.2). Alle plannen die hoger scoren dan een 7,5 op alle thema’s maken aanspraak op een korting op de grondprijs. En renovatieprojecten waarbij de GPR score met 2 punten toeneemt op elk thema (versie 4.0), maken aanspraak op uitbetaling van bouwleges. Den Haag: nieuwbouwprojecten voor woningbouw dienen op elk thema minimaal een 7 te scoren (versie 3.2). Het plan is om binnen twee jaar deze ambitie te verhogen naar een 7.5 en op den duur naar een 8. Dit is het kader van het Raadsinitiatief: Op weg naar een acht. Apeldoorn: hier is vastgesteld dat voor nieuwe woningbouwprojecten de totale score van de 6 onderdelen (versie 3.2) minimaal 47 moet zijn (gemiddeld een 7,8), maar waarbij Energie een 8, Materialen een 8,5 en Woonkwaliteit minimaal 8 moeten zijn. Tilburg: alle nieuwbouwwoningen moeten met GPR Gebouw ontwikkeld worden en minimaal een 7 op elk thema scoren (versie 4.0). Tevens moet alle nieuwe utiliteitsbouw met GPR ontwikkeld worden en 7's op alle thema's worden nagestreefd (geen harde eis). Ook moeten gemeentelijke gebouwen altijd minimaal een 7 scoren op elk thema. De gemeente eist verder dat er per gebouw een EPC van -10% (dus nu 0,72) gerealiseerd wordt en dat er een EPL score van 7,4 bij realisatie in 2010 gehaald wordt. Hoe later het project gerealiseerd wordt, hoe strenger deze eis zal worden. Helmond: De ambities die behaald moeten worden zijn een 7 voor energie een 8,5 voor Gebruikskwaliteit en gemiddeld een 7 voor de overige modules (versie 4.0).
Praktijkvoorbeeld 1.5.7: GPR ambities en DO-scores voor woonzorgzone de
BaLaDe in Waalwijk
Woonzorgzone Balade
Materialen
Water
Afval
7,4
7
7,5
7,5
8,1
8
7,5
8,1
7,6
8,2
8,3
9,1
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
Gezond- Woonheid kwaliteit
Energie
W/E adviseurs
20
Praktijkvoorbeeld 1.5.8: GPR scores in de DO-fase van drie projecten in
vergelijking met gemeentelijke ambities in Zwolle Gezond- Woonheid kwaliteit
Energie
Materialen
Afval
Water
Gemeentelijke ambitie
6,6
6
7
6,5
6
7
SEIN (epilepsiecentrum)
6,8
7,2
7,3
6,7
7,4
8
Mens en Milieuvriendelijk Wonen Zwolle (MMWZ)
8,6
8,3
7,1
7,7
6,5
9,7
Doorsneewoning Stadshagen (Bouwfonds)
6,7
5,2
6,7
6,6
6,3
7,8
MMWZ Stadshagen in Zwolle (www.mmwz.nl):
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
21
Praktijkvoorbeeld 1.5.9: GPR scores in de DO-fase van drie projecten in Den
Haag (NB. enkele scores zijn indicaties; ambities op projectbasis in grijs) Gezond- Woonheid kwaliteit
Energie
Materialen
Water
Afval
Stadsboerderij Op Den Dijk
10 9,8
8 9
7,5 8,7
7 9,5
7 8,8
7 -
Pisuissestraat
8,1
8,2
7,5
8,6
8,7
9,5
10
8
7,5
-
-
-
8
8,2
7,3
5,5
7,4
9,1
Waterweide
Stadsboerderij Op Den Dijk:
Villa’s in Waterweide (Wateringse Veld):
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
22
1.6 Projectleiders beperkt. Bijvoorbeeld het verplicht stellen van het behoud van lood, koper en zink in monumenten draagt bij aan het vervuilen van water met zware metalen, wat zowel tot vervuild drinkwater als vervuild oppervlaktewater kan leiden. Terwijl beleidsmakers zich vooral bezighouden met het opstellen van visies en programma’s om in de toekomst duurzaamheid nog beter te faciliteren, moeten de projectleiders een actieve rol innemen in het uitvoeren en implementeren van het beleid. Projectleiders hebben een complexe taak en moeten noodgedwongen vaak keuzes maken tussen verschillende maatschappelijke belangen. Duurzaamheid is er daar één van, maar kennis over de stand van zaken in kosten en baten van duurzaam bouwen is vaak niet toereikend. Ook is vooralsnog de bestuurlijke druk om duurzaam te bouwen vaak laag. Gevestigde maatschappelijke belangen als de esthetische waarde van gebouwen en het faciliteren van sociale woningbouw wegen daardoor vaak zwaarder dan duurzaamheid. Projectleiders hebben het pas echt moeilijk als er sprake is van conflicterend beleid of ambities. Zo kan de afdeling milieu pleiten voor PVC kozijnen, omdat deze het meest duurzaam zijn, terwijl de welstandcommissie liever aluminium kozijnen wil, zoals dat in Maastricht gebeurd is. Er kan zelfs binnen de afdeling milieu conflicterend beleid voorkomen: zo kan aan de ene kant een drinkwatergebied gekoesterd worden, terwijl ditzelfde gebied ook voor warmteopslag voor woningen kan dienen. Projectleiders moeten zich bewust zijn van de volgende vormen van conflicterend beleid of beleid dat duurzaam bouwen niet ondersteunt of stimuleert: • Tegenstrijdig welstandsbeleid: zo kan de welstandcommissie zich uitspreken tegen PVC kozijnen, terwijl dat zeer duurzaam is of voor aluminium terwijl dat zeer duur en niet duurzaam is. Vooral voor hoogbouw is het plaatsen van aluminium kozijnen minder noodzakelijk om esthetische redenen. • Tegenstrijdig monumentenbeleid: voor bestaande monumentale gebouwen is vaak vastgesteld dat deze zo veel mogelijk in de oorspronkelijke staat moeten blijven, wat de mogelijkheden voor bijvoorbeeld isolatie, dubbel glas en andere vormen van energiebesparing erg
• Tegenstrijdige beeldkwaliteitplannen in het stedenbouwkundig beleid: in Eindhoven is bijvoorbeeld bepaald dat voor nieuwe gebouwen geen dakoverstek ontworpen mag worden. Dit leidt echter tot minder schaduw en een slechtere warmtehuishouding van het gebouw en draagt daardoor bij aan een hoger energiegebruik. • Tegenstrijdig volkshuisvestingbeleid: elke gemeente stelt minimumeisen aan woningcorporaties en projectontwikkelaars voor het bouwen van woningen voor huishoudens met lagere inkomens. De maximale koop- en huurprijzen van woningen beperken de mogelijkheden voor het toepassen van technologie voor energiebesparing en duurzaamheid. Met name de kosten voor energiebesparing verdienen zichzelf op de lange termijn terug. Diverse financiële constructies zijn mogelijk om dergelijke tegenstrijdigheden te vermijden. grondbeleid: de afdeling • Tegenstrijdig grondzaken van de gemeente streeft na om een zo hoog mogelijke winst te maken op grondverkoop. Dit beperkt de projectontwikkelaars in hun mogelijkheden voor duurzaam bouwen, die vaak de bouwkosten verhogen terwijl de verkoopprijs gelijk blijft. De afdeling grondzaken moet daarom opnieuw afwegen wat zij werkelijk belangrijk vindt: het blijven genereren van relatief hoge inkomsten uit grondverkoop of een (marginaal) lagere opbrengst, maar een veel hogere kwaliteit woningen. • Tegenstrijdig nationaal beleid in het Bouwbesluit: volgens het publiek recht mogen geen hogere eisen gesteld worden dan in het Bouwbesluit vermeld staan. Er zijn echter diverse oplossingen en pilots ontwikkeld die deze wet respecteren en tegelijkertijd toch betere duurzame prestaties leveren. Bedank u goed dat duurzaamheid niet altijd contractueel afgedwongen hoeft te worden, maar dat door middel van goede organisatie en doelgericht onderhandelen er veel bereikt kan worden.
Omdat de beleidsmakers van de diverse afdelingen binnen de gemeente hun belangen behartigen bij de projectleiders van nieuwe projecten,
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
23
hebben de projectleiders de ingewikkelde taak om verstandige afwegingen tussen alle maatschappelijk belangen te maken waarbij ook de belangen van de projectontwikkelaar en de eindgebruiker niet uit het oog verloren mogen worden. Om zichzelf in deze moeilijke taak tegemoet te komen doet de projectleider er goed aan om in een zo vroeg mogelijk stadium uitgebreid van gedachten gewisseld te hebben met alle beleidsmakers en een breed gedragen visie van randvoorwaarden opgesteld te hebben. Wanneer het een groot project betreft, of wanneer veel discussie verwacht wordt, is het verstandig om een externe partij in te schakelen
om deze discussiefasen te begeleiden en randvoorwaarden van het project te rapporteren.
de
Wanneer de visie en randvoorwaarden vastgesteld zijn en deze door alle beleidsmakers ondersteunt worden, zal de projectleider hiervan profiteren in het vervolg van het proces. In het volgende hoofdstuk wordt uitgebreider aandacht besteed aan welke maatregelen bijdragen aan het realiseren van duurzame bouwprojecten gedurende de verschillende fases van het bouwproces.
Succesfactor 13: Zorg dat in een zo vroeg mogelijk stadium van een project alle beleidsmakers hun maatschappelijke ambities kunnen laten horen en dat een breed gedragen visie op randvoorwaarden en programma van eisen opgesteld wordt, waar geen conflicterende doelen in voorkomen. Voor grote projecten is het raadzaam deze discussies te laten begeleiden door een extern bureau en de visie en eisen zo nauwkeurig mogelijk vast te leggen.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
24
Hoofdstuk 2: Effectief project management In dit hoofdstuk zal per fase van het bouwproces nagegaan worden wat er gedaan dient te worden om duurzaam bouwen te verankeren en ook daadwerkelijk te realiseren en benutten. Dit begint al bij het creëren van de juiste context voordat een specifiek project gestart wordt en eindigt bij het voldoende informeren van de gebruikers van het gebouw.
2.1 Pre-initiatieffase Voordat er per project ambities voor duurzaam bouwen gesteld kunnen worden, doelen nagestreefd kunnen worden en subsidies toegepast kunnen worden, moeten deze eerst vastgesteld worden. Dit ligt buiten de macht van de projectleider en beleidsmakers, wethouders en politici moeten in deze stimulerende en heldere context voorzien hebben. In de volgende zaken moet voorzien zijn, voordat er op projectbasis effectief en doelmatig gewerkt kan worden. • Specifieke doelen voor de korte en lange termijn moeten vastgesteld staan, zodat bekeken kan worden hoe elk project kan bijdragen aan het behalen van de doelstellingen. Wil de gemeente bijvoorbeeld dat alle woningen in 2020 klimaatneutraal zijn, dan dient daar nu al op geanticipeerd te worden.
• In het stedenbouwkundig plan dient vastgesteld te staan wat op grote lijn de mogelijkheden en ambities voor duurzaamheid zijn. Technologieën waarbij grote winst in CO2-reductie en energiebesparing te halen zijn, dienen vaak op wijkniveau uitgevoerd te worden. Voorbeelden zijn collectieve warmtevoorziening, warmte-koudeopslag, collectieve drinkwatervoorziening en kringlopen op gebiedsniveau. Financiële programma’s moeten vastgesteld • zijn en de benodigde budgetten en procedures moeten beschikbaar zijn. Tevens dienen alle betrokken afdelingen bij de financiële regeling ingelicht te zijn over wat hun rol is. • Er moet bepaald zijn hoe duurzaamheid van een gebouw gemeten gaat worden. Zowel de ambities voor duurzaam bouwen als de uiteindelijke resultaten moeten strak gedefinieerd en meetbaar zijn. Een methode om duurzaamheid van een gebouw te meten is GPR Gebouw. Wanneer van tevoren niet duidelijk is wat de gemeente onder duurzaam bouwen verstaat, is het lastig om doelen te halen of ambities te vervullen. Ook is het dan voor de projectleider lastig om naar de projectontwikkelaar te communiceren wat er verwacht wordt.
Pre-initiatieffase: •
Gemeentelijke ambities en een visie op duurzaamheid moeten scherp zijn.
•
Het moet op wijkniveau / gebiedsniveau vastgesteld zijn welke grote infrastructuren voor duurzame energie, warmte, water etc. aangelegd en gebruikt worden.
•
Financiële programma’s moeten beschikbaar zijn en de procedures om gebruik te maken van de regelingen moeten vastgelegd zijn.
•
De methode om ambities voor duurzaam bouwen te stellen en resultaten te meten dienen van tevoren vastgesteld te zijn.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
25
2.2 Initiatieffase lager in het algemeen de uiteindelijke meerkosten zijn.”
In de initiatieffase worden de randvoorwaarden van projecten vastgesteld en gecommuniceerd naar de projectontwikkelaar. In deze randvoorwaarden moet helder zijn aan welke minimumeisen de ontwikkelaar moet voldoen. Een bruikbare methode om doelen te formuleren is de SMART-methodiek: een doel dient specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden zijn. Waar mogelijk is het raadzaam om realistisch ambitieus te zijn en op projectbasis de mogelijkheden voor duurzaamheid te verkennen.
Integraal ontwerpen is cruciaal, omdat in een zo vroeg mogelijk stadium alle betrokkenen op één lijn komen en er een breed gedragen visie opgesteld wordt. Dit bespaart onduidelijkheden in het vervolg van het ontwerp- en bouwproces. Bij het samenstellen van een zogenoemd ‘bouwteam’ worden bouwers, aannemers en installatiebedrijven al in het ontwerpproces betrokken. Dit heeft als voordeel dat zij aan het ontwerpteam aan kunnen geven wat hun mogelijkheden en beperkingen zijn, zodat hier van tevoren rekening mee gehouden kan worden. Tevens
Initiatieffase: •
De gemeente moet een breed gedragen visie op randvoorwaarden voor het project aanleveren, waarin ook de ambities voor duurzaamheid van het project helder gecommuniceerd worden.
•
Een team dient samengesteld te worden rondom het ontwerpteam dat input levert op de mogelijkheden en beperkingen voor duurzaam bouwen. In dit team zitten o.m. vertegenwoordigers van de gemeente en van de uitvoerders / bouwers.
•
Er dient vastgesteld te worden op welke tijdsmomenten de voorlopige prestaties van duurzaamheid in het ontwerp besproken worden.
De eisen in de randvoorwaarden vanuit de gemeente zijn van velerlei aard en ook duurzaam bouwen moet hierin een plek hebben, zodat de architect weet wat er verwacht wordt voordat deze begint met ontwerpen. Een behulpzaam principe in het rekening houden met veel eisen van verschillende en soms elkaar tegensprekende aard is ‘integraal ontwerpen’. Anke van Hal1 schrijft dat
zijn ze beter op de hoogte van de ambities voor duurzaam bouwen en begrijpen ze gemaakte keuzes voor technologie en materiaal beter, waardoor ze minder snel over zullen gaan op alternatieve technologie of materiaal. Op dit moment gebeurt het nog regelmatig dat aannemers keuzes in het ontwerp vervangen door alternatieven, waardoor het gebouw wel goedkoper, maar minder duurzaam wordt.
“onder integraal ontwerpen wordt verstaan dat de betrokken partijen vanaf een vroegtijdig stadium intensief samenwerken, waarbij ze de aandacht niet beperken tot het eigen vakgebied, maar gezamenlijk integrale oplossingen zoeken voor de problemen die ze tegenkomen. In veel projecten vindt een dergelijke samenwerking plaats in een bouwteam, maar vanzelfsprekend zijn er ook andere samenwerkingsvormen. Hoe eerder serieus aandacht aan de consequenties van milieumaatregelen wordt geschonken des te
Wanneer gekozen wordt voor het toepassen van een meetinstrument voor duurzaamheid zoals GPR Gebouw, dan moeten de projectontwikkelaar en architect hier zo vroeg mogelijk over geïnformeerd worden: wat is het instrument precies? Hoe werkt het? Wat zijn de minimumeisen / ambities? In hoeverre zijn deze haalbaar? Hoe moeten de architecten dit inzetten? Op welke momenten in het ontwerpproces moeten ze resultaten laten zien? Het is wellicht handig om de architect en projectontwikkelaar een cursus met GPR Gebouw te geven of ze op een persoonlijke en projectgerichte manier te introduceren met het meetinstrument.
1 Bron: Anke van Hal, Draaiboek bouwen met ambitie. Delen beschikbaar in Google Boeken.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
26
Tevens dient duidelijk te zijn op welke momenten in het ontwerpproces de prestaties op het gebied van duurzaamheid getoond moeten worden aan de projectleider of milieumedewerker van de gemeente. Dit kan bijvoorbeeld bij presentatie van het Voorlopig Ontwerp en Definitief Ontwerp, maar
ook op andere manieren. Het is handig om in een vroeg stadium de prestaties te bespreken, omdat dan nog relatief eenvoudig aanpassingen in het ontwerp gedaan kunnen worden.
Praktijkvoorbeeld 2.3.1: voorlichting over en sublicenties van GPR Gebouw
in Den Haag In de periode 2004-2007 heeft de gemeente Den Haag actief ingezet op het gebruik van GPR Gebouw voor diverse projecten, waaronder delen van Wateringse Veld, de Puisissestraat en diverse stadsboerderijen. Een medewerker duurzaam bouwen van de afdeling milieu assisteerde de projectleiders bij het informeren van projectontwikkelaars en architecten over het gebruik van GPR Gebouw. Hij heeft zowel algemene als projectspecifieke voorlichting gegeven over het gebruik van GPR Gebouw en alle geïnteresseerde partijen hebben een gratis sublicentie gekregen. Deze intensieve voorlichting en begeleiding heeft geresulteerd in succesvolle toepassing van het instrument en heldere communicatie van de behaalde duurzaamheid in woningen en gebouwen. Woningaanbieder Vestia heeft tevens de behaalde scores gecommuniceerd naar de potentiële bewoners.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
27
2.3 Voorlopig en Definitief Ontwerp fases
Gedurende de VO en DO fase is het met name de taak van de architect en projectontwikkelaar om duurzaamheid zo goed mogelijk te verankeren in het ontwerp. Ze kunnen hierin begeleid worden door de gemeente door de vorderingen en problemen te bespreken met de projectleider en medewerkers met kennis over duurzaamheid, van bijvoorbeeld de afdeling milieu of een bureau duurzaamheid.
Het belangrijkste advies voor gemeenten en projectleiders in deze fase is om de voortgang op het ontwerpen van een duurzaam gebouw op de agenda te blijven zetten. De architect moet gestimuleerd worden om de gestelde ambities te halen en dit kan door middel van feedback op de ontwerpen. Wanneer het onrealistisch blijkt om de vooraf gestelde ambities te halen, dient een oplossing gevonden te worden. Dit kan bijvoorbeeld een coulance zijn op het behalen van de energieprestatieambities, maar een strengere eis voor bijvoorbeeld de gezondheid van een gebouw.
Tevens kunnen de architect en projectontwikkelaar advies inwinnen van externe bureaus en de bouwers, aannemers en installateurs die de uitvoering zullen doen. Indien er een bouwteam is ingesteld in de initiatieffase is het raadzaam om de uitvoerders te betrekken in het ontwerpproces om misverstanden en het inzetten van minder duurzame alternatieven in de uitvoeringsfase te voorkomen.
VO en DO fase: •
De projectleider van de gemeente moet de voortgang op het behalen van de duurzaamheidambities op de agenda blijven zetten en de architect en projectontwikkelaar stimuleren om de ambities te halen.
•
De architect moet duurzaamheid verankeren in de ontwerpen en mogelijkheden en beperkingen bespreken met de gemeente en uitvoerders.
•
Wanneer ambities onrealistisch blijken dient een alternatief bedacht te worden, door bijvoorbeeld een andere dimensie van duurzaamheid te verbeteren.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
28
2.4 Bouwvergunningaanvraag
Tot op heden is het volgens het publiek recht nog niet toegestaan om als gemeenten strengere eisen dan het Bouwbesluit te eisen. Daarom is het niet mogelijk om bij het beoordelen van de bouwvergunningaanvraag een vergunning af te wijzen op grond van het niet halen van de duurzaamheidsambities, wanneer deze ambities strenger zijn dan het bouwbesluit eist.
Wel kan een vrijblijvende controle op duurzaamheid in het ontwerp plaatsvinden. Wanneer bijvoorbeeld een GPR berekening is ingediend, dan kan deze gecontroleerd worden en feedback plaatsvinden hoe er op een eenvoudige manier nog betere prestaties behaald kunnen worden. Een voorbeeld is het vervangen van standaard houten kozijnen door FSC houten of PVC kozijnen. Dergelijke eenvoudige upgrades zijn in deze fase nog mogelijk, maar kunnen niet verplicht worden.
Bouwvergunningaanvraag:
•
Medewerkers van de afdeling milieu kunnen vrijblijvende feedback geven op hoe eenvoudig nog verbeteringen in de duurzaamheid van het project aangebracht kunnen worden.
•
Wanneer een GPR berekening wordt ingediend, dient deze gecontroleerd te worden en feedback plaats te vinden. Dit kan ook aanbevelingen betreffen hoe het project nog duurzamer gebouwd kan worden.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
29
2.5 Overgang van ontwerpfasen naar uitvoeringsfasen
Een bekend probleem bij het realiseren van duurzame bouwprojecten is dat er informatie verloren gaat bij de overgang van het ontwerpproces naar het uitvoeringsproces. Vaak zijn de overwegingen en argumenten voor bepaalde duurzaamheidskeuzes niet bekend bij de uitvoerders en dan kunnen ze bepaalde keuzes veranderen. Zo kan uit duurzaamheidsoverwegingen voor FSC houten kozijnen gekozen zijn, maar omdat normaal hout goedkoper is, kan de bouwer toch voor normale kozijnen kiezen. Het gebrek aan informatie over de keuzes in het ontwerp kan voorkomen worden door de uitvoerders al te betrekken in de ontwerpfases. Ook kan er een kennisoverdracht plaatsvinden op het formele moment dat het project wordt overgedragen van de ontwerpers naar de uitvoerders.
Zowel binnen de gemeente als binnen de uitvoeringscombinatie dient in continuïteit van ontwerpbeslissingen voorzien te worden. Binnen de gemeente dient de projectleider in volledige informatieoverdracht naar de plantoetsers te voorzien. Deze plantoetsers dienen vervolgens te voorzien in kennisoverdracht naar de uitvoerende partijen. Deze uitvoerende partijen staan onder leiding van de hoofdaannemer. Het is dus cruciaal dat de hoofdaannemer op de hoogte is van de redeneringen achter duurzaamheidskeuzes en dat de hoofdaannemer deze informatie overdraagt aan de onderaannemers.
• Ten eerste dient de hoofdaannemer en enkele cruciale onderaannemers betrokken te worden in het ontwerpproces, zodat ze op de hoogte zijn van argumentatie achter bepaalde keuzes en ze vroegtijdig kunnen ingrijpen wanneer ze problemen in de uitvoeringsfase verwachten. Wanneer het bouwteam niet erg groot is, kunnen alle uitvoerende partijen al eerder betrokken worden. • Op het moment dat de werkzaamheden worden overgedragen van het ontwerpteam naar het uitvoeringsteam dient een intensieve bijeenkomst gepland te worden waarbij alle sleutelfiguren aanwezig zijn: de projectontwikkelaar, de bouwvoorbereider, de architect, de hoofdaannemer, enkele onderaannemer, de projectleider, plantoetser en bouwplaatsinspecteurs van de gemeente en eventueel een extern projectmanagementbureau. Het doel van een dergelijke bijeenkomst is om de argumentatie achter duurzaamheidskeuzes over te brengen aan de uitvoerders en om misverstanden en het gebruik van ongunstigere alternatieven zoveel mogelijk te beperken. • Wanneer de bouwvoorbereider zo goed mogelijk heeft voorzien in het behoud van kennis en keuzes en de bouw van start gaat, dienen regelmatig controles plaats te vinden of de keuzes ook daadwerkelijk gerealiseerd worden. Deze taak kan door de gemeentelijke bouwplaatsinspecteurs vervuld worden. Omdat toezicht op duurzaamheid extra capaciteit vergt, is het raadzaam hier voortijdig budget voor vrij te maken in het totale ontwikkelingsbudget.
Een praktische manier om deze kennisoverdracht te organiseren bestaat uit drie componenten:
Overgang van ontwerp naar uitvoering: •
Wanneer de hoofdaannemer en enkele onderaannemers betrokken zijn in het ontwerpproces, is de kans op succes in kennisoverdracht groter.
•
Het plannen van een uitgebreide bijeenkomst op het moment van de overdracht waarbij alle ontwerpende, begeleidende en uitvoerende partijen aanwezig zijn, zorgt voor goede informatieoverdracht.
•
Inspecties op de bouwplaats door de gemeente (al dan niet betaald door de ontwikkelaar) vormen de laatste controle op duurzaamheidskeuzes.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
Praktijkvoorbeeld 2.3.1: Bouwplaatsinspecties op duurzaam bouwen in Den
Haag, bekostigd door de ontwikkelaars Bij de ontwikkeling van één van de duurzame woningbouwprojecten in Wateringse Veld in Den Haag vonden er bouwplaatsinspecties plaats op het naleven van beloften op duurzaamheid. Aan de hand van de ingediende GPR Gebouw berekeningen hebben inspecteurs in fases gecontroleerd of de uitvoerders zich aan de ontwerpen hielden. Aangezien de capaciteit voor bouwplaatsinspecties beperkt is, is er in een vroeg stadium al budget vrijgemaakt bij de ontwikkelingscombinatie onder leiding van Bouwfonds. De gemeente kon in totaal 20 uur besteden aan inspecties op duurzaamheid. Hieronder vielen bijvoorbeeld het controleren van materialengebruik, zoals FSC certificaten en toepassing van lood, koper en zink.
Praktijkvoorbeeld 2.3.2: Bouwplaatsinspecties op duurzaam bouwen in
Tilburg Enkele jaren geleden had Tilburg een gestructureerde aanpak voor bouwplaatsinspecties op duurzaam bouwen. Aan de hand van de ingediende GPR berekeningen controleerden de inspecteurs of de bouwers zich aan de beloften hielden. Indien noodzakelijk werden de GPR scores aangepast wanneer er veranderingen optraden. De inspecties waren verdeeld over 5 á 6 momenten in het bouwproces, tegelijkertijd met de reguliere controle. Dit komt neer op een inspectie ongeveer eens in de 2 maanden op het onderdeel van de bouw wat op dat moment zichtbaar was. Een GPR controle duurde ongeveer 2 á 3 uur. Tegenwoordig vinden geen gestructureerde controles op GPR meer plaats door een gebrek aan capaciteit. Mogelijk gaat dit binnenkort wel weer van start.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
31
2.6 Oplevering en gebruik bewoner eigenlijk nauwelijks verwarmen of afkoelen.
Nadat de bouw gerealiseerd is, vindt de oplevering van het gebouw aan de gebruikers plaats. Hierbij is het belangrijk om de gebruikers goed te informeren over hoe ze om moeten gaan met alle technologie in het gebouw. Verscheidene voorbeelden zijn te noemen waarbij de bewoners niet genoeg geïnformeerd waren en dit tot problemen leidde. Denk bijvoorbeeld aan het niet vervangen van ventilatiefilters, waardoor schadelijke stoffen toch het huis inkomen, of bewoners die in de muur boren waarna er warm water uit de muur komt. Een ander bekend misverstand is het verkeerd regelen van de thermostaat in gebouwen waar warmtesystemen zijn, waarbij de bewoners ’s nachts energie gebruiken om hun huis af te koelen en ’s ochtends weer om het huis op te warmen: dit leidt tot een torenhoge energierekening, terwijl een
zou
hoeven
Geregeld worden de mogelijkheden die de technologie biedt voor energiebesparing niet benut. Steeds vaker worden kantoorgebouwen of scholen voorzien van vraaggestuurde ventilatie en verwarming, waardoor energie bespaard kan worden door in te stellen dat er ’s avonds en in het weekend geen warmte en ventilatie nodig is. Echter, wanneer er nooit iemand deze instellingen heeft ingevoerd, gebruikt het gebouw onnodig veel energie wat hogere kosten meebrengt.
Heldere communicatie over het gebruik van ventilatieen lichtsystemen, warmteen koudesystemen, waterleidingen in de muur en vloer en dergelijke is dus cruciaal om optimaal gebruik te kunnen maken van de financiële en gezondheidsvoordelen.
Praktijkvoorbeeld 2.6.1: Bewonershandleiding “Duurzaam wonen langs de Rotte” (1/3) Voor de projecten De Laantjes, Eilandwoningen, Erfwoningen en Dijkwoningen in De Erven, Waterwoningen en Singelwoningen in Nieuw-Terbregge is een heldere en uitgebreide bewonershandleiding geschreven over de toegepaste duurzame technologie van de woningtypes. Deze handleiding is gemaakt door Deelgemeente Hilligersberg-Schiebroek van Rotterdam, ProperStok Woningen bv, Woningstichting PWS, W/E adviseurs en de Europese Commissie. Voor het project Eilandwoningen is deze handleiding 32 pagina’s en bestaat uit de volgende hoofdstukken: (1) De eerste weken in uw woning, (2) Inrichting van woning en tuin, (3) Verwarming, (4) Ventilatie, (5) Warm water met de zonneboiler, (6) Water en waterbesparende voorzieningen en (7) Onderhoud van de woning.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
te
32
Praktijkvoorbeeld 2.6.1: Bewonershandleiding “Duurzaam wonen langs de Rotte” : De Eilandwoning (2/3)
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
33
Praktijkvoorbeeld 2.6.1: Bewonershandleiding “Duurzaam wonen langs de Rotte” : De Eilandwoning (3/3)
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
34
2.7 Communicatie over duurzame projecten
Wanneer de projecten succesvol duurzaam gerealiseerd zijn, is het als gemeente verstandig om hier veel aandacht aan te besteden. Hoe enthousiaster de gemeente haar projecten uitdraagt, hoe makkelijker in de toekomst partijen te overtuigen zijn om ook duurzaam te bouwen en hoe meer uw gemeente als voorbeeld zal dienen voor andere gemeenten.
Zowel interne als externe communicatie van resultaten is van belang. Intern is het prettig voor alle betrokken medewerkers om te weten wat er met ‘hun’ projecten is gebeurd. Voor milieubeleidsmakers is het bovendien nuttig om inzicht te hebben in de resultaten, zodat zij deze aan hun wethouder en eventueel de gemeenterad kunnen rapporteren. Eventuele problemen die zich gedurende het ontwerp en de uitvoering hebben voorgedaan, kunnen als input dienen voor nieuw beleid of betere vormen van samenwerking.
Externe communicatie is belangrijk, omdat zo de betrokken marktpartijen in het zonnetje worden gezet en daardoor hun imago verbetert. Dit heeft als voordeel voor de gemeente dat deze marktpartijen in het vervolg gewilliger zijn om mee te werken aan duurzame projecten. Tevens kan positieve aandacht in landelijke media de eigen medewerkers nog meer motiveren om nieuwe duurzame projecten tot een succes te maken.
De aandacht van media kan bijvoorbeeld getrokken worden door een wethouder – of nog liever een minister – het duurzame gebouw of de wijk te laten openen en er een feestelijke dag van te maken. Ook kunnen de projecten in vaktijdschriften voor de bouwsector of publieke sector belicht worden. Een prijsvraag voor meest duurzame project van het jaar kan ook bijdragen aan aandacht voor duurzame projecten. Bovendien betrek je daarmee de projecten waar de gemeente initieel geen directe invloed op had.
Opleveringsfase: Bij het opleveren van de duurzame gebouwen zijn drie vormen van communicatie essentieel:
1. Heldere gebruikershandleidingen voor de bewoners. 2. Communicatie binnen de gemeente van gerealiseerde projecten aan alle betrokken medewerkers. 3. Externe communicatie in de media (liefst landelijk) van gerealiseerde projecten.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
35
Praktijkvoorbeeld 2.7.1: het online GPR Register van de
Milieudienst IJmond De Milieudienst IJmond is enkele jaren geleden gestart met uitgebreide informatieverstrekking over duurzaam bouwen en het gebruik en de resultaten van projecten met GPR Gebouw. Met name de informatie in het GPR Register is uniek, omdat nauwelijks andere gemeenten hun resultaten zo scherp presenteren. http://www.milieudienstijmond.nl/ondernemers/duurzaam_bouwen/gpr_gebouw/gpr-register/ Een voorbeeld van een GPR project op het website van de Milieudienst IJmond:
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
36
Praktijkvoorbeeld 2.7.2: prijsvragen voor duurzaam bouwen Twee voorbeelden van prijsvragen voor duurzaam bouwen door gemeenten: •
Prijsvraag duurzaam bouwen voor particulieren op vrije kavels in Hengelo: 10 ontwerpen en twee winnaars:
•
Prijsvraag gemeente Westerveld voor de bouw van 20 duurzame starterswoningen: 25 ontwerpen (2003).
“Architectenbureau Wouda en Van der Schaaf won vanwege het uiterlijk van de woningen, de bruikbaarheid, de uitbreidingsmogelijkheden, de duurzame voorzieningen en de praktische indeling. Het winnende ontwerp heeft een waslijst van dubomaatregelen, waaronder balansventilatie met warmteterugwinning, een hoge isolatiewaard (Rc>4m2K/W), laag energieverbruik (Epc>0,73), vloerverwarming en het gebruik van diverse duurzame materialen.” (www.mfdrenthe.nl)
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
37
Fact sheet: aanbevelingen per projectfase
Pre-initiatieffase • • • •
Scherpe gemeentelijke ambities en een visie op duurzaamheid. Vaststellen op gebiedsniveau welke grote infrastructuren aangelegd en gebruikt worden. Beschikbaarheid van financiële programma’s. Methode vaststellen om ambities voor duurzaam bouwen te stellen en resultaten te meten.
Initiatieffase • • •
Breed gedragen visie op randvoorwaarden en duurzaamheid vanuit de gemeente. Oprichten van een klankbordgroep met vertegenwoordigers van de gemeente en de uitvoerders dat het ontwerpteam begeleidt op het gebied van duurzaamheid. Vaststellen op welke tijdsmomenten de voorlopige prestaties op het gebied van duurzaamheid in het ontwerp besproken worden.
VO en DO fase • • •
Regelmatig de voortgang op het behalen van de duurzaamheidambities bespreken en de architect en projectontwikkelaar stimuleren om de ambities te halen. De architect moet duurzaamheid verankeren in de ontwerpen en mogelijkheden en beperkingen bespreken met de gemeente en uitvoerders. Met alternatieven voor duurzaamheid komen wanneer ambities onrealistisch blijken.
Bouwvergunningaanvraag • •
Vrijblijvende feedback van medewerkers van de afdeling milieu over hoe eenvoudig verbeteringen in de duurzaamheid van het project aangebracht kunnen worden. GPR berekeningen controleren en er feedback op geven wanneer deze worden ingediend.
Overgang van ontwerp naar uitvoering • • •
Kennisoverdracht van duurzaamheidsaspecten in het ontwerp door de hoofdaannemer en enkele onderaannemers te betrekken in het ontwerpproces. Een informatieve bijeenkomst op het moment van de overdracht waarbij alle ontwerpende, begeleidende en uitvoerende partijen aanwezig zijn over o.m. duurzaamheid. Inspecties op de bouwplaats door de gemeente, al dan niet betaald door de ontwikkelaar.
Opleveringsfase • • •
Heldere gebruikershandleidingen voor de bewoners. Communicatie binnen de gemeente van gerealiseerde projecten aan alle betrokken ambtenaren. Externe communicatie in de media van gerealiseerde projecten.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
38
Fact sheet: de 13 succesfactoren voor duurzaam bouwen
3 2 1
De Gemeenteraad dient gebruik te maken van het Raadsinitiatief wanneer zij constateert dat wethouders en beleidsmakers zich onvoldoende inspannen voor duurzaam bouwen.
De wethouder Milieu moet (1) zijn ambtenaren en afdelingshoofden stimuleren om zich in te zetten voor duurzaam bouwen, (2) zich inzetten in het voorzien van middelen en capaciteit, (3) opkomen voor de belangen van duurzaamheid bij discussies met andere wethouders en (4) op lokaal en landelijk niveau aandacht geven aan duurzame projecten en beleid.
4 Creëer een organisatiebrede open cultuur voor innovatie en vernieuwing ten bate van duurzaam bouwen.
Innovatie! Duurzaam!
5
6 Ambtelijke managers (directeuren / programmamanagers) moeten aansturen op het realiseren van continuïteit voor het behalen van korte en lange termijndoelstellingen.
De Gemeenteraad dient politieke druk uit te oefenen op wethouders op het behalen van korte en lange termijn doelen voor duurzaam bouwen.
Gemeenteraad
Wethouders Afdelingshoofden en programmamanagers
7
Verantwoordelijkheid en leiderschap voor duurzaam bouwen moeten liggen bij een persoon met managementfunctie, die voldoende politieke en ambtelijke steun en capaciteit krijgt.
Beleid
8
Beleidsmakers voor duurzaam bouwen dienen ook uitvoerende taken of interne adviesfuncties te vervullen.
10 Nieuw beleid moet aan projectleiders en milieumedewerkers gecommuniceerd worden en zij moeten feedback geven.
9 Er moet beleid met een goed stappenplan voor een lange termijn klimaatdoel zijn, waarbinnen duurzaam bouwen doelen voor de korte termijn zijn vastgelegd.
Uitvoering
11 Stel subsidies en andere financiële regelingen in voor duurzaam (ver)bouwen & maak gebruik van provinciale en landelijke regelingen.
Handreikingen voor duurzaam bouwen voor gemeenten Marjolein van der Klauw |
W/E adviseurs
De wethouder Ruimtelijke Ordening / Gebiedsontwikkeling moet (1) zijn projectleiders en afdelingshoofden stimuleren om zich in te zetten voor duurzaam bouwen, (2) zich inzetten in het voorzien in benodigde middelen en capaciteit, (3) opkomen voor de belangen van duurzaamheid bij discussies met andere wethouders en (4) op lokaal en landelijk niveau aandacht vragen voor innovatieve duurzame projecten en beleid.
12 Projectleiders moeten ervoor zorgen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van een project alle beleidsmakers hun maatschappelijke ambities kunnen laten horen en er een breed gedragen en duurzame visie opgesteld wordt.
13 Wanneer u constateert dat uw gemeente relatief behoudend en voorzichtig is in duurzaam bouwen, dan werkt een incrementele aanpak op projectbasis wellicht het beste.