Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
Inhoud 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
Inleiding Aanleiding Doel Doelgroep Toepasbaarheid Uitgangspunten Leeswijzer Verzoek
3 3 3 3 3 3 4 4
2 2.1 2.2 2.3
Algemeen deel, de handreiking in vogelvlucht Geluidbelaste gebieden in de Rijnmond Geluidbelaste gebieden in de Rijnmond Hogere waardenbeleid op hoofdlijnen in de Rijnmond
5 5 5 6
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Stroomdiagrammen Toelichting bij de stroomdiagrammen Opstellen en vaststellen van een bestemmingsplan, wijzigings- of uitwerkingsplan Vaststellen van hogere waarden Aanvragen van een omgevingsvergunning voor bouwen
4
Akoestische maatregelen ten behoeve van het reduceren van de geluidbelasting rond de woonomgeving of in de woning. 33 Inleiding 33 Planontwikkeling en geluid 34 Maatregelen voor vermindering van de geluidbelasting in de openbare buitenruimte 35 Maatregelen voor vermindering van de geluidbelasting in de woning 40 Akoestische prestatie 43
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 5 5.1
7 14 15 23 26
5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 5.12 5.13 5.14
Gegevens en overige informatie 45 Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, de maximaal te ontheffen waarde en de eisen aan het binnenniveau vanwege wegverkeer 45 Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, de maximaal te ontheffen waarde en de eisen aan het binnenniveau vanwege spoorwegverkeer 50 Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, de maximaal te ontheffen waarde en de eisen aan het binnenniveau vanwege industrielawaai 50 Scheepvaart, varende en stilliggende schepen 51 Geluid vanwege tramverkeer 52 30-km/uur wegen en woonerven 52 Luchtvaart 54 Cumulatie van geluid en de beoordeling van de cumulatie 55 Eisen aan een akoestisch onderzoeksrapport 56 Bezwaren en doelmatigheidscriteria 59 Startformulier Hogere Waarde 61 Interimwet stad-en-milieubenadering 64 Registreren en rapporteren van de hogere waardenbesluiten 67 Aanvraagformulier voor een omgevingsvergunning voor bouwen 69
6 6.1 6.2 6.3
Achtergrondinformatie Geluid Wegverkeer Industrielawaai
5.2 5.3
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
72 72 75 76
mei 2011
1
6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11
Verkrijgen verkeersintensiteiten Verkrijgen van spoorwegintensiteiten en breedtes van de zones Verkrijgen gegevens van gezoneerde industrieterreinen Anticipatie verschuiving van buitenstedelijk naar binnenstedelijk Hogere waardenprocedure Redelijke sommatie Aanvraagformulier verkeersgegevens Rijkswaterstaat Aanvraagformulier verkeersgegevens gemeente Rotterdam
77 77 77 77 77 79 81 82
7
Kaarten geluidzones
83
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
2
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
De verspreiding van deze handreiking moet er aan bijdragen dat de gebruikers vertrouwd raken met de wet- en regelgeving (Wet geluidhinder (Wgh) motivatieplicht, e.d.). In deze handreiking wordt tevens een werkwijze voorgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de invloed die ruimtelijke plannen hebben op het creëren of behouden van de akoestische kwaliteit van een gebied. Tevens worden accenten gelegd bij de uitvoering en bij een verdere uitwerking van ruimtelijke plannen waarbij rekening moet worden gehouden met het hogere waardenbeleid van de gemeente, de mogelijk te treffen akoestisch maatregelen om de beleving van de woonomgeving te optimaliseren en wordt geadviseerd intensiever samen te werken met andere disciplines. De handreiking “Bouwen op geluidbelaste locaties” is opgesteld in opdracht van de Stadsregio Rotterdam (SRR). De handreiking is besproken met een aantal medewerkers van gemeenten. Leidraad van de handreiking zijn drie stroomdiagrammen die aan het eind van dit hoofdstuk zijn opgenomen. Aan de hand van de stroomdiagrammen worden de te overwegen vragen in het werkproces gestructureerd aan de orde gesteld. Voor het beantwoorden van de vragen zijn in de bijlagen de gegevens opgenomen. Hierbij moet worden opgemerkt dat zo vroeg mogelijk in het planproces de mogelijk te treffen akoestisch maatregelen moeten worden overwogen.
1.2
Doel
Van belang is tijdig te onderkennen of een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen of een te ontwikkelen locatie in een geluidbelast gebied ligt. Als in een vroeg stadium van het planproces een milieuadvies wordt aangevraagd, kunnen knelpunten in een vroeg stadium worden herkend. Wanneer bij aanvang van de planontwikkeling rekening wordt gehouden met de bestaande geluidbelasting in een gebied, kan de planbeoordeling en de (eventuele) hogere waardeprocedure vlot verlopen. Aan de hand van de drie stroomschema’s wordt in de “beslissing” een vraag gesteld. In de verschillende hoofdstukken van deze handreiking zijn de antwoorden op de vragen opgenomen. Op deze wijze wordt overzichtelijk stap voor stap het proces doorlopen en is de noodzakelijke informatie bijgeleverd.
1.3
Doelgroep
De handreiking is bedoeld voor alle partijen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van visies en plannen in de Rijnmond1. Dit zijn bijvoorbeeld ontwerpers, projectontwikkelaars, stedenbouwkundigen, verkeerskundigen, architecten, uitvoerders van akoestische onderzoeken, plantoetsers en milieuadviseurs.
1.4
Toepasbaarheid
De drie processen en zo vroeg mogelijk “geluid” betrekken in het planproces waaronder onder andere wordt verstaan structuurvisie, MER-, planMer, e.d.
1.5
Uitgangspunten
Wet geluidhinder en Wet op de ruimtelijke ordening (goede ruimtelijke ordening)
1
De stroomschema’s zijn algemeen bruikbaar. Echter de bijlagen richten zich op het werkgebied van de DCMR Milieudienst Rijnmond.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
3
1.6
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 is een algemeen deel (handreiking in vogelvlucht) dat als een samenvatting kan worden beschouwd. In dit hoofdstuk is ook aandacht besteed aan het hogere waardenbeleid dat nagenoeg alle gemeenten in de Rijnmond hebben vastgesteld. In dit hoofdstuk zijn de algemene overeenkomsten, de hoofdpijlers, uiteengezet. Van belang is om bij de gemeente zelf het beleid op te vragen. Dit kan vaak via hun website. De daarop volgende hoofdstukken gaan specifieker in op de verschillende onderwerpen. Zo is in hoofdstuk 3 aandacht besteed aan de wettelijke stappen die aan het eind van een ontwerpproces moeten worden doorlopen. Uitvoerig wordt ingegaan op een drietal processen uiteengezet in stroomdiagrammen, te weten “Opstellen envaststellen van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan , “Vaststellen hogere waarden”, “Aanvragen van een omgevingsvergunning voor bouwen”. In hoofdstuk 4 zijn denkrichtingen aangeboden in het treffen van maatregelen aan de bron, in de overdracht van het geluid of maatregelen bij de ontvanger ten behoeve van het reduceren van de heersende geluidbelasting rond de woning en in de woning. Dit hoofdstuk is vooral van belang bij aanvang van het ontwerpproces. Welke kansen liggen er om de akoestische leefkwaliteit te optimaliseren als gebouwd gaat worden in een geluid belast gebied. Maatregelen direct meenemen in het planproces is effectiever en vaak goedkoper dan achteraf corrigeren. Om antwoorden te vinden op de vragen die zijn gesteld in de stroomdiagrammen, zijn in hoofdstuk 5 gegevens opgenomen waar de antwoorden gevonden kunnen worden op de gestelde vragen. In hoofdstuk 6 is achtergrondinformatie opgenomen, bijvoorbeeld wat is geluid, hoe om te gaan met trams, 30km/uur wegen en dergelijke. In hoofdstuk 7 zijn de zonekaarten opgenomen van de geluidzones. Een uitzondering hierop zijn de zones langs gemeentelijke, provinciale en waterschapswegen. Deze wegen zijn zonder zones opgenomen op verschillende kaarten.
1.7
Verzoek
Deze handreiking biedt uitgebreide informatie, mogelijke denkrichtingen en mogelijk te overwegen maatregelen voor een ieder die zich bezig houdt met het inrichten van gebieden en het onderhouden hiervan. Geadviseerd wordt op basis van de handreiking aan de slag te gaan. Neem eventueel bij vragen over procedures, denkrichtingen en te overwegen maatregelen contact op met DCMR Milieudienst Rijnmond, afdeling Gemeenten, Adviesloket RO, T: 010 - 246 8300, E:
[email protected]. Opmerkingen naar aanleiding van en aanvullingen op deze handreiking horen we ook graag. Dagelijks worden nog nieuwe oplossingen ontwikkeld. Wellicht ontdekt of bedenkt u zelf een oplossing of ontwerpprincipe dat nog niet in deze handreiking is beschreven. Stel ons daarvan op de hoogte, dan nemen we de aangereikte informatie zo spoedig mogelijk over in onze handreiking en op onze website. Zelf blijven we ook zoeken naar nieuwe mogelijkheden. Door deze toe te voegen, wordt deze handreiking steeds completer en bruikbaarder. Voor opmerkingen over en aanvullingen kunt u uw bericht sturen naar het adviesloket.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
4
2
Algemeen deel, de handreiking in vogelvlucht
2.1 Geluidbelaste gebieden in de Rijnmond Bouwen in de regio Rijnmond vindt steeds vaker plaats op locaties die milieubelast zijn. Als bouwplannen gepland zijn binnen een geluidzone, is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek wettelijk verplicht. In onderstaande figuur zijn liggingen van de verschillende geluidzones gevisualiseerd. Dit zijn de geluidzones langs rijkswegen, spoorwegen, rondom de luchthaven en rondom de industrieterreinen. Geconcludeerd kan worden dat enkele gebieden buiten deze contouren liggen. Voor deze gebieden moet dan weer de kanttekening worden gemaakt dat voor de gemeentelijke en provinciale wegen en de waterschapswegen de geluidzones niet in de kaart zijn opgenomen. Figuur: Enkele geluidzones in de Rijnmond
Bron: GisWeb Rotterdam
2.2 Geluidbelaste gebieden in de Rijnmond Doordat alle gemeenten in de Rijnmond te maken hebben met bouwen in geluidbelaste gebieden, hebben nagenoeg alle gemeenten beleid vastgesteld voor het verlenen van hogere waarden. De Wet geluidhinder bevat een stelsel van ten hoogste toelaatbare geluidbelastingen (voorheen “voorkeursgrenswaarden”) en de maximaal te ontheffen waarden (voorheen “maximale ontheffingswaarden”) voor het bouwen van woningen in de buurt van een weg, spoorweg en/of industrieterrein. De inzet is erop gericht die ten hoogste toelaatbare geluidbelastingen te behalen. Maar daar waar de ten hoogste toelaatbare geluidbelastingen niet worden gehaald, kan de gemeente hogere waarden vaststellen tot de maximaal te ontheffen waarden. De Wet geluidhinder kent per 1 januari 2007 een prioriteitsvolgorde. Eerst gaat de aandacht uit naar bronen overdrachtsmaatregelen. Als dat niet kan, dan wordt gekeken naar ontvangermaatregelen (aan de gevel). Deze volgorde is niet nieuw. Wel is nieuw dat niet meer in de wet is voorgeschreven aan welke criteria het bouwplan of bestemmingsplan moet voldoen als er hogere waarden worden aangevraagd. De motivering voor het afgeven van een hogere waarde door het bevoegd gezag is nadrukkelijk overgedragen aan dit bevoegd gezag. Wanneer en onder welke voorwaarden een hogere waarde wordt vastgesteld, heeft de gemeente vastgelegd in de nota ‘Hogere waardenbeleid Wet geluidhinder’. Het beleid van de gemeente Rotterdam
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
5
(‘ontheffingsbeleid Wet geluidhinder’) richt zich specifiek op nieuwbouw van woningen op geluidbelaste locaties. Het beleid van de overige gemeenten in de Rijnmond richt zich op alle geluidgevoelige objecten.
2.3 Hogere waardenbeleid op hoofdlijnen in de Rijnmond Gemeenten hebben ingezet om de leefomgevingskwaliteit in het algemeen te optimaliseren. Dit impliceert dat ook voor de geluidbelaste locaties nieuwe ontwikkelingen nadrukkelijk zullen worden getoetst aan de leefomgevingskwaliteit. Het gaat immers niet (alleen) om de cijfertjes, maar vooral om het voorkomen van hinder voor toekomstige bewoners en/of gebruikers. De uitdaging is om de bestaande geluidbelasting in een gebied zodanig te verminderen door aanpak van de bron of door het treffen van overdrachtmaatregelen om de geluidbelasting in het plangebied geheel of deels te verlagen. Als deze maatregelen niet doeltreffend of efficiënt zijn, dan is het van belang om in de ontwerpfase de aspecten als ‘minimalisering van het aantal blootgestelde woningen2’, ‘bouwen met een geluidluwe zijde’, ‘creëren van een geluidluwe buitenruimte al of niet een gezamenlijke’, ‘een akoestisch goede indeling van woningen’ mee te nemen. In hoofdstuk 4 zijn voorbeelden en denkrichtingen opgenomen welke maatregelen getroffen kunnen worden in de “akoestische” sfeer. Gesteld kan worden dat “hoe verder de geluidbelasting af ligt van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting” en “hoe dichter de maximaal te ontheffen waarde wordt benaderd” er meer akoestische en/of non- akoestische maatregelen moeten worden getroffen om de leefomgevingskwaliteit binnen bepaalde marges te houden. Van belang is te voorkomen dat “hinder” op “hinder” wordt gestapeld. Als de geluidbelasting hoog is, dan moeten andere hinderlijke factoren zo goed mogelijk worden geminimaliseerd en moeten positieve factoren zo veel mogelijk worden ingebracht in het plan. Voor stedenbouwkundigen, projectontwikkelaars, ontwerpers, architecten, en dergelijke zijn vooral de hoofdstukken 4 en 6 van belang. Kernpunten van het beleid zijn: • In een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming en bij verdere uitwerking van ruimtelijke plannen rekening houden met het geluidaspect. • Het aantal blootgestelden in een plan minimaliseren door bij planontwikkeling rekening te houden met de aanwezige geluidbron(nen). • Bij voorkeur maatregelen aan de bron en in de overdracht treffen. • Woningen in principe voorzien van een geluidluwe zijde en een buitenruimte aan de geluidluwe zijde. • Woon- en slaapvertrekken in principe niet aan de geluidbelaste zijde situeren. • Het aantal blootgestelden bij reconstructie van een (spoor)weg minimaliseren door het treffen van bij voorkeur maatregelen aan de bron en in de overdracht. • Maatregelen overwegen bij bouwen boven de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting.
2
Geluidgevoelige bestemmingen
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
6
3
Stroomdiagrammen Legenda
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
7
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
8
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
9
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
10
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
11
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
12
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
13
3.1 Toelichting bij de stroomdiagrammen Het proces “opstellen en vaststellen van een bestemmingsplan, wijzigings- of uitwerkingsplan” is zodanig opgesteld dat het milieuaspect geluid in een zo vroeg mogelijk stadium wordt meegenomen bij de planontwikkelingen. Het proces beschrijft niet alle te nemen stappen en beslissingen voor “opstellen en vaststellen van een bestemmingsplan, wijzigings- of uitwerkingsplan”. De gestelde vragen zijn van belang voor alle planprocessen (structuurvisie, (plan)MER, bestemmingsplan, enz..). In paragraaf 3.2 wordt hierop verder uitvoerig ingegaan en wordt naar hoofdstuk 5 verwezen waar antwoorden op de gestelde vraag te zijn vinden. Het proces “vaststellen hogere waarden” is aanvullend op “vaststellen van een bestemmingsplan, wijzigings- of uitwerkingsplan” uitgewerkt. De doelgroep van dit proces is vooral de ambtenaar die de aanvraag in behandeling neemt en de aanvrager om ervoor te zorgen dat de aanvraag compleet is en dat de aanvraag voldoet aan het beleid en de gestelde eisen van de gemeente. Het proces “aanvragen van een omgevingsvergunning voor bouwen” is uiteengerafeld in te beantwoorden vragen. Deze vragen moeten worden beantwoord met behulp van hoofdstuk 5. Van belang is in een zo vroeg mogelijk stadium te onderkennen of de aanvraag past binnen het bestemmingsplan. Als dit niet het geval is, kan de aanvraag niet zondermeer doorgang vinden. Past het wel binnen het bestemmingsplan, dan komen andere vragen aan de orde die alléén van belang zijn voor het milieuaspect geluid. In paragraaf 3.4 wordt hierop verder uitvoerig ingegaan en wordt naar hoofdstuk 5 verwezen waar antwoorden op de gestelde vraag te vinden is. In de nu vigerende Wet geluidhinder zijn de volgende termen opgenomen in de wet: “ten hoogste toelaatbare geluidbelasting” was voorheen “voorkeursgrenswaarde”. “de maximale te ontheffen waarde” was voorheen “maximale ontheffingswaarde”. Het is mogelijk dat in deze handreiking de oude en de nieuwe begrippen door elkaar zijn gebruikt.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
14
3.2 Opstellen en vaststellen van een bestemmingsplan, wijzigings- of uitwerkingsplan De ligging van de te ontwikkelen locatie, de locatie van de geluidgevoelige bestemmingen en de gevelbelasting vanwege geluid 1.
Van belang is in een zo vroeg mogelijk stadium te onderkennen of de geplande geluidgevoelige bestemmingen liggen in een geluidbelast gebied. Als dit in een vroeg stadium wordt onderkend, kunnen de eventueel noodzakelijk te treffen maatregelen zoveel mogelijk worden geïncorporeerd in het plan zelf. In hoofdstuk 7 zijn de kaarten van de geluidzones per gemeente opgenomen. Voor stedenbouwkundigen, projectontwikkelaars,ontwerpers, architecten, en dergelijke zijn vooral de hoofdstukken 4 en 6 van belang in deze fase van het planproces.
2.
Indien geluidgevoelige bestemmingen zijn gepland in de zone van een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein, dan moet er akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidbelasting op de gevels van die geluidgevoelige bestemmingen vanwege al die bronnen afzonderlijk. Om te achterhalen of geluidgevoelige bestemmingen zijn gepland in de zone van een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein zijn in hoofdstuk 7 van deze handreiking de ligging van wegen, spoorwegen en industrieterreinen opgenomen per gemeente met de daarbij horende zones. Een zone moet worden beschouwd als een aandachtsgebied. De ligging van de contouren rondom de luchthaven zijn ook opgenomen in hoofdstuk 7. In paragraaf 5.7 is het beleid opgenomen over bouwen binnen de invloedsfeer van de luchthaven.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
15
3.
Indien geluidgevoelige bestemmingen zijn gepland in de nabijheid van een 30-km/uur weg, een trambaan of een vaarweg, dan is het volgens de Wgh niet verplicht een akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidbelasting op de gevels van die geluidgevoelige bestemmingen. Echter op basis van jurisprudentie moet wel een afweging zijn gemaakt door het bevoegd gezag. In de paragrafen 5.4, 5.5 en 5.6 van deze handreiking is opgenomen hoe deze verschillende beoordelingen kunnen worden uitgevoerd.
4a.
Indien de te ontwikkelen locatie niet binnen een zone ligt van een weg, spoorweg, industrieterrein of vliegveld, en ook niet is gelegen in de nabijheid van een 30-km/uur weg, een trambaan of een vaarroute, dan moet in het bestemmingsplan, wijzigings- of uitwerkingsplan hier een passage over worden opgenomen.
4b.
Indien de te ontwikkelen locatie binnen een zone ligt van een weg, spoorweg, industrieterrein of vliegveld, of is gelegen in de nabijheid van een 30-km/uur weg, een trambaan of een vaarroute dan moet bij het bestemmingsplan, wijzigings- of uitwerkingsplan een akoestisch onderzoeksrapport worden overlegd of worden gemotiveerd dat geen hogere waarden behoeven te worden aangevraagd. Zie geplaatste opmerking onder punt 3.
5.
6.
In paragraaf 5.9 van deze handreiking is opgenomen welke eisen zijn gesteld aan een akoestisch onderzoeksrapport.
7.
In paragrafen 5.1, 5.2 en 5.3 van deze handreiking zijn per geluidgevoelige bestemming en per bronsoort (weg, spoorweg en industrie) de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, de binnenwaarden en de maximaal te ontheffen waarden opgenomen.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
16
Onderzoek naar maatregelen 8.
In hoofdstuk 4 van deze handreiking is per planfase mogelijke te overwegen maatregelen opgenomen.
9.
In paragraaf 5.10 van deze handreiking zijn criteria opgenomen om te toetsen of een maatregel effectief en doelmatig is. Stil gestaan is bij mogelijke bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard. Tevens is en verwijzing naar het doelmatigheidcriterium van het Rijk opgenomen.
10.
Als de maatregel effectief en doelmatig is, moet deze maatregelen worden geborgd in het bestemmingsplan, wijzigings- of uitwerkingsplan. Dit om te waarborgen dat daadwerkelijk deze maatregelen zijn getroffen bij oplevering van de geluidgevoelige bestemmingen3. Als met het treffen van maatregelen de geluidbelasting op geluidgevoelige bestemmingen onder of gelijk aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting komt, kan zonder het aanvragen van hogere waarden het plan doorgang vinden.
11.
In paragrafen 5.1, 5.2 en 5.3 van deze handreiking zijn per geluidgevoelige bestemming en per bronsoort (weg, spoorweg en industrie) de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, de binnenwaarden en de maximaal te ontheffen waarden opgenomen.
3
Indien een maatregel niet kan worden geborgd in een bestemmingsplan (denk bijvoorbeeld aan aanleg van stil asfalt), dan kan een dergelijke maatregel worden opgenomen als voorwaarde bij het ontheffingbesluit (het hogere waarde besluit) van B&W.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
17
Toetsen aan beleid en vaststellen van de hogere waarden 12.
Nagenoeg alle gemeenten in de Rijnmond hebben beleid opgesteld voor het vaststellen van hogere waarden besluiten. Indien er hogere waarden moeten worden vastgesteld voor een ruimtelijk plan, moet dit ruimtelijk plan voldoen aan de criteria die zijn gesteld door de gemeente in haar beleid. In hoofdstuk 2 zijn de hoofdlijnen van het beleid van nagenoeg alle gemeenten beschreven. Het vastgestelde beleid van de gemeente is te vinden op haar website.
13.
Als het ruimtelijk plan voldoet aan het beleid, kan de aanvraag van hogere waarden worden gestart. Zie hiervoor het stroomschema “vaststellen hogere waarden”.
14.
Als het ruimtelijk plan niet voldoet aan het beleid, moet contact worden opgenomen met de gemeente om te verifiëren of de gemeente bereid is, voor dit specifieke ruimtelijke plan, af te wijken van haar beleid. Feitelijk moet worden voorkomen dat een ruimtelijk plan afwijkt van het beleid van de gemeente. Indien in een vroeg stadium het vermoeden bestaat dat het ruimtelijk plan niet past binnen het beleid van een gemeente, dan dient zo spoedig mogelijk contact te worden opgenomen met die gemeente.
15.
Indien de gemeente niet bereid is af te wijken van haar beleid, dient het ruimtelijk plan te worden stopgezet en eventueel te worden gestart met een nieuw ruimtelijk plan dat wel voldoet aan het beleid van de gemeente.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
18
Toepassen dove gevels 16.
Als de berekende geluidbelasting hoger is dan wettelijk is toegestaan op gevels van geluidgevoelige bestemmingen (zie paragrafen 5.1, 5.2 en 5.3 van deze handreiking), dan kan worden overwogen deze geluidgevoelige bestemmingen aan de geluidbelaste kant te realiseren met “dove” gevels. In de Wet geluidhinder (Wgh) is een gevel gedefinieerd als een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak. Daarnaast kent de Wgh ook een gevel in afwijking van deze definitie. Onder een gevel in de zin van de Wgh wordt niet verstaan: a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en een zodanig goede geluidwering heeft dat het binnenniveau achter de gevel ten minste gelijk is aan of lager is dan 33 dB vanwege weg- en spoorwegverkeer en 35 dB(A) vanwege industrielawaai, of b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.
17.
Buiten het toepassen van “dove” gevels blijven er waarschijnlijk gevels over waarvoor hogere waarden moeten worden aangevraagd. Van belang is van te voren te onderkennen of de gemeente het toepassen van “dove” gevels onderschrijft en of de overige geluidbelaste geluidgevoelige bestemmingen voldoen aan het beleid van de gemeente. Nagenoeg alle gemeenten in de Rijnmond hebben beleid opgesteld voor de hogere waarden besluiten. Indien er hogere waarden moeten worden vastgesteld voor een ruimtelijk plan, dient dit ruimtelijk plan te voldoen aan de criteria die zijn gesteld door de gemeente in haar beleid.
18.
Als het ruimtelijk plan voldoet aan het beleid van de gemeente, moeten de “dove” gevels expliciet worden opgenomen in het bestemmingsplan, wijzigings- of uitwerkingsplan. Tevens is het van belang de aanwezigheid van “dove” gevels te communiceren naar de toekomstige bewoners. Indien noodzakelijk kan voor de overige geluidbelaste geluidgevoelige bestemmingen de aanvraag van hogere waarden worden gestart. Zie hiervoor het stroomschema “vaststellen hogere waarden”.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
19
19.
Als het ruimtelijk plan niet voldoet aan het beleid, moet contact worden opgenomen met de gemeente om te verifiëren of de gemeente bereid is voor dit specifieke ruimtelijke plan af te wijken van haar beleid. Feitelijk moet worden voorkomen dat een ruimtelijk plan afwijkt van het beleid van de gemeente. Indien in een vroeg stadium het vermoeden bestaat dat het ruimtelijk plan niet past binnen het beleid van een gemeente, dan dient zo spoedig mogelijk contact te worden opgenomen met die gemeente.
20.
Indien de gemeente niet bereid is af te wijken van haar beleid, dient het ruimtelijk plan te worden stopgezet en eventueel te worden gestart met een nieuw ruimtelijk plan dat wel voldoet aan het beleid van de gemeente.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
20
Toepassen Interimwet stad-en-milieubenadering 22.
Indien overschrijdingen van de wettelijk gestelde maximale te ontheffen waarden niet tijdelijk zijn (stap 21), kan overwogen worden voor het plan de Interimwet stad-en-milieubenadering toe te passen.
24.
Nu de Crisis- en Herstelwet is vastgesteld, is de provincie niet meer degene die wettelijk haar goedkeuring aan het besluit van B&W moet geven. Van belang is wel te verifiëren of een gemeente bereid is deze procedure te starten.
26.
In paragraaf 5.12 is het proces “stad-enmilieubenadering” beschreven. Tevens is informatief het provinciaal toetsingskader toegevoegd. Van belang is het “open-plan-proces” te starten met alle belanghebbenden. Getracht moet worden om de geluidbelasting van de bronnen te reduceren. Indien dit niet of niet in voldoende mate mogelijk is dient te worden gezocht naar compensatie. Compensatie kan worden gezocht in akoestische maatregelen (hoofdstukken 4 en 6). In een paragraaf 5.12 van deze handreiking zijn de te nemen stappen van de Interimwet stad-enmilieubenadering uiteen gezet.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
21
Toepassen Crisis- en herstelwet 21.
Voor gebieden in transitie kan het noodzakelijk zijn tijdelijke overschrijdingen van de wettelijk gestelde maximale te ontheffen waarden toe te staan. Om dit mogelijk te maken moet dit het project worden aangemeld bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
23.
Omdat elk project uniek is, wordt geadviseerd in overleg met het ministerie te treden om de kansen voor aanwijzing in te schatten.
25.
Geadviseerd wordt in nauwe samenwerking met het ministerie van Infrastructuur en Milieu de aanvraag voor te bereiden.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
22
3.3 Vaststellen van hogere waarden H1.
Het vaststellen van de hogere waarden bij een bestemmingsplan, wijzigings- of uitwerkingsplan of een omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met het bestemmingsplan is een besluit op basis van de Wet geluidhinder. Het is een besluit dat genomen wordt door het College van Burgemeester en Wethouders. Het is van belang te weten voor welk plan het besluit dient te worden genomen. Hiertoe is een startformulier opgesteld (paragraaf 5.11).
H2.
Gecontroleerd moet worden of de aanvraag ontvankelijk is. Indien niet ontvankelijk kan het proces worden beëindigd..
H3.
Gecontroleerd moet worden of de aanvraag compleet is en of het verzoek voldoet aan de gestelde eisen.
H4.
Indien de aanvraag niet compleet is of niet voldoet aan de gestelde eisen, moet de aanvrager worden verzocht de ontbrekende stukken toe te voegen of worden verzocht aan de gestelde eisen te voldoen. Daarnaast moet de aanvrager formeel worden geïnformeerd dat de doorlooptijd van het proces wordt gestopt en pas weer gaat lopen als de aanvraag compleet is en voldoet aan de gestelde eisen. In paragraaf 5.9 van deze handreiking is opgenomen welke eisen zijn gesteld aan een akoestisch onderzoeksrapport
H5.
H6.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
Indien de het akoestisch onderzoeksrapport ingediend bij de aanvraag onjuistheden bevat, moet de aanvrager worden verzocht deze onjuistheden aan te passen. Daarnaast moet de aanvrager formeel worden geïnformeerd dat de doorlooptijd van het proces wordt gestopt en pas weer gaat lopen als het akoestisch onderzoek voldoet aan de gestelde eisen en de onjuistheden zijn aangepast.
mei 2011
23
H7.
Het College van Burgemeester en Wethouders dient het te nemen ontwerp-besluit te motiveren. Dit kan op basis van het beleid of apart indien wordt afgeweken van het beleid of als er geen beleid is. Bij het vaststellen van de hogere waarden per bronsoort dient ook al het geluid van alle bronnen tezamen worden overwogen, het gecumuleerde geluid. In paragraaf 5.8 van deze handreiking zijn te overwegen kwaliteiten van het gecumuleerde geluid opgenomen.
H8.
Het ontwerp-besluit van het College van Burgemeester en Wethouders dient ter inzage te worden gelegd. Bovendien dient in dag-, nieuws- en huis-aan-huis-bladen deze ter inzage legging bekend te zijn gemaakt. De inzage-termijn is 6 weken (conform art. 3.11 vierde lid Awb).
H9.
Indien zienswijzen worden ingediend, moeten deze worden beantwoord en worden overwogen. Daarna neemt het College van Burgemeester en Wethouders een definitief besluit. Als er geen zienswijzen zijn ingediend binnen 4 weken, kan het College van Burgemeester en Wethouders een definitief besluit nemen (conform Awb4).
4
De totale doorlooptijd van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is maximaal 26 weken. de Als bijvoorbeeld in de 10 week van de doorlooptijd het ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd en er geen zienswijzen zijn binnengekomen binnen de 6 verplichte weken van ter inzage legging, dan moet het college binnen 4 weken beslissen. De totale doorlooptijd is dan 10+6+4 weken = 20 weken. Als er wel zienswijzen zijn ingediend, heeft het college de tijd tot maximaal 26 weken om de zienswijzen te de beantwoorden en haar besluit te nemen. Echter als bijvoorbeeld pas in de 16 week van de doorlooptijd het ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd en er geen zienswijzen zijn binnengekomen binnen de 6 verplichte weken van ter inzage legging, dan moet het college binnen 4 weken beslissen. Zijn er wel zienswijzen ingediend, dan rest slechts 4 weken voor beantwoording van die zienswijzen en het nemen van het besluit omdat de procedure binnen 26 weken moet zijn afgerond!
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
24
H10.
Zie geplaatste opmerking onder H9.
H11.
Zie geplaatste opmerking onder H7. Daarnaast moet in het definitieve besluit aandacht zijn besteed aan de eventueel binnengekomen zienswijzen.
H12.
Zie geplaatste opmerking onder H8. Daarnaast moeten belanghebbenden persoonlijk worden geïnformeerd. Binnen 6 weken moet bezwaar worden aangetekend.
H13.
Bezwaren op het besluit worden voorgelegd aan de bezwarencommissie van de gemeente.
H14.
De beschrijving van dit proces is niet opgenomen in deze handreiking. Indien na deze procedure geen beroep wordt ingesteld, moet na afronding van dit proces het besluit worden geregistreerd bij het kadaster.
H15.
Indien geen bezwaren zijn ingediend, is het besluit onherroepelijk. Dit besluit dient te worden geregistreerd bij het kadaster. In paragraaf 5.13 van deze handreiking is informatie opgenomen hoe de registratie moet worden uitgevoerd. Om alle genomen besluiten te kunnen visualiseren, verzoekt de DCMR ook een afschrift van het definitieve besluit te mogen ontvangen.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
25
3.4 Aanvragen van een omgevingsvergunning voor bouwen Onderzoeken of de aanvraag past binnen het vigerende bestemmingsplan B1.
2B.
Een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden aangevraagd bij het bevoegd gezag. Aan de aanvraag wordt een aantal eisen gesteld voordat de aanvraag in behandeling kan worden genomen. Zo is het van belang dat getoetst wordt aan het bestemmingsplan en of het van belang is of er akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd naar de noodzakelijke gevelisolatie. Bij het indien van de aanvraag dient een begeleidend formulier te worden gevoegd (paragraaf 5.14). Van belang is te melden of aan de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen past binnen het vigerende bestemmingsplan. Indien de deze niet past binnen het vigerende bestemmingsplan, dient de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen te worden uitgebreid met een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met het bestemmingsplan.
3B.
Van belang is te onderkennen of de aanvraag in strijd met het bestemmingsplan voldoet aan de eisen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (o.a. artikel 2.12) of dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen geheel niet past binnen het vigerende bestemmingsplan. In het laatste geval is belangrijk om te achterhalen of de gemeente bereid is mee te werken aan de aanvraag en het bestemmingsplan hiervoor te wijzigingen.
10B.
Indien de aanvraag wenselijk is en geheel niet past binnen het vigerende bestemmingsplan, moet een verzoek worden gedaan aan het bevoegd gezag voor het starten van een wijzigings- of uitwerkingsplan of een bestemmingsplanprocedure.
11B.
Indien de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan maar “goed ruimtelijk” kan worden onderbouwd, wordt geadviseerd de motivering voor te leggen aan het bevoegd gezag.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
26
De aanvraag past binnen het vigerende bestemmingsplan 4B.
Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen is gepland in de zone van een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein, dan moet er akoestisch onderzoek zijn uitgevoerd naar de geluidbelasting op de gevels van die geluidgevoelige bestemmingen vanwege al die bronnen afzonderlijk. In verband met de eventueel vastgestelde hoger waarden. Om te achterhalen of geluidgevoelige bestemmingen zijn gepland in de zone van een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein zijn in hoofdstuk 7 van deze handreiking de ligging van wegen, spoorwegen en industrieterreinen opgenomen per gemeente met de daarbij horende zones. Een zone moet worden beschouwd als een aandachtsgebied. De ligging van de contouren rondom de luchthaven zijn ook opgenomen in hoofdstuk 7. In paragraaf 5.7 is het beleid opgenomen over bouwen binnen de invloedsfeer van de luchthaven.
5B.
Indien het te realiseren plan is gelegen in de nabijheid van een 30-km/uur weg, een trambaan of een vaarweg, dan is het volgens de Wet geluidhinder niet verplicht een akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidbelasting op de gevels voor het bepalen van de noodzakelijke gevelisolatie. Echter voor de gezondheid en de hinderbeleving van de bewoners, is het van belang een goede akoestische binnenkwaliteit te waarborgen (maximaal 33 dB Lden). In de paragrafen 5.4, 5.5 en 5.6 van deze handreiking is opgenomen hoe deze verschillende beoordelingen kunnen worden uitgevoerd.
6B.
Indien alle tot nu toe gestelde vragen in het stroomschema zijn beantwoord en eventueel zijn voorzien van een akoestisch onderzoek, kan het aanvraagformulier volledig worden ingevuld en kunnen de noodzakelijke bijlagen bij de aanvraag worden gevoegd. In paragraaf 5.14 van deze handreiking is het aanvraagformulier voor een omgevingsvergunning voor bouwen opgenomen. Deze is ook digitaal op te downloaden van de website van DCMR en de gemeenten.
7B.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
Om te achterhalen of er akoestische onderzoeksrapporten zijn opgesteld, kunnen de kaarten opgenomen in hoofdstuk 7 worden gebruikt. Voor bouwlocaties binnen een geluidzone moet een akoestisch onderzoek zijn uitgevoerd.
mei 2011
27
8B.
Gegevens die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een akoestisch onderzoek, zijn of beschikbaar op de site van DCMR, of bij het bevoegd gezag of op te vragen bij de bronbeheerders. Informatie hierover is te vinden in paragraaf 6.4.
9B.
In paragraaf 5.9 van deze handreiking zijn de eisen die gesteld worden aan een akoestisch onderzoeksrapport uiteengezet. Omdat de verkeerstromen per jaar enorm kunnen verschillen inclusief de toekomstverwachtingen, wordt geadviseerd akoestische onderzoeken ouder dan 1 jaar voor het bepalen van de gevelbelasting vanwege gemeentelijk en provinciaal wegverkeer opnieuw uit te voeren.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
28
De aanvraag past niet binnen het vigerende bestemmingsplan (artikel 2.12 lid1a derde Wabo) 12B.
13B
14B.
Indien geluidgevoelige bestemmingen zijn gepland in de zone van een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein, dan moet er akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidbelasting op de gevels van die geluidgevoelige bestemmingen vanwege al die bronnen afzonderlijk. Om te achterhalen of geluidgevoelige bestemmingen zijn gepland in de zone van een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein zijn in hoofdstuk 7 van deze handreiking de ligging van wegen, spoorwegen en industrieterreinen opgenomen per gemeente met de daarbij horende zones. Een zone moet worden beschouwd als een aandachtsgebied. De ligging van de contouren rondom de luchthaven zijn ook opgenomen in hoofdstuk 7. In paragraaf 5.7 is het beleid opgenomen over bouwen binnen de invloedsfeer van de luchthaven. Indien geluidgevoelige bestemmingen zijn gepland in de nabijheid van een 30-km/uur weg, een trambaan of een vaarweg, dan is het volgens de Wgh niet verplicht een akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidbelasting op de gevels van die geluidgevoelige bestemmingen. Echter op basis van jurisprudentie moet wel een afweging zijn gemaakt door het bevoegd gezag. In de paragrafen 5.4, 5.5 en 5.6 van deze handreiking is opgenomen hoe deze verschillende beoordelingen kunnen worden uitgevoerd. Omdat wordt gebruik gemaakt van artikel 2.12 1a derde Wabo is het van belang een goede ruimtelijke onderbouwing bij de aanvraag te voegen.
15B.
In paragraaf 5.9 van deze handreiking is opgenomen welke eisen zijn gesteld aan een akoestisch onderzoeksrapport.
16B.
Indien geluidgevoelige bestemmingen zijn gepland in de nabijheid van een 30-km/uur weg, een trambaan of een vaarweg, dan is het volgens de Wgh niet verplicht een akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidbelasting op de gevels van die geluidgevoelige bestemmingen. Echter op basis van jurisprudentie moet wel een afweging zijn gemaakt door het bevoegd gezag. In de paragrafen 5.4, 5.5 en 5.6 van deze handreiking is opgenomen hoe deze verschillende beoordelingen kunnen worden uitgevoerd.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
29
17B.
In paragrafen 5.1, 5.2 en 5.3 van deze handreiking zijn per geluidgevoelige bestemming en per bronsoort (weg, spoorweg en industrie) de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, de binnenwaarden en de maximaal te ontheffen waarden opgenomen.
18B.
Omdat wordt gebruik gemaakt van artikel 2.12 1a derde Wabo is het van belang een goede ruimtelijke onderbouwing bij de aanvraag te voegen. Daarbij moet tevens een akoestisch onderzoeksrapport of een kwalitatieve akoestische beschouwing bijgevoegd worden.
19B.
In hoofdstuk 4 van deze handreiking zijn mogelijke te overwegen maatregelen opgenomen.
20B.
In paragraaf 5.10 van deze handreiking zijn criteria opgenomen om te toetsen of een maatregel effectief en doelmatig is. Stil gestaan is bij mogelijke bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard. Tevens is en verwijzing naar het doelmatigheidcriterium van het Rijk opgenomen.
21B.
Omdat wordt gebruik gemaakt van artikel 2.12 1a derde Wabo is het van belang een goede ruimtelijke onderbouwing bij de aanvraag te voegen. Daarbij moet tevens een akoestisch onderzoeksrapport bijgevoegd zijn.
22B.
In paragrafen 5.1, 5.2 en 5.3 van deze handreiking zijn per geluidgevoelige bestemming en per bronsoort (weg, spoorweg en industrie) de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, de binnenwaarden en de maximaal te ontheffen waarden opgenomen.
23B.
Nagenoeg alle gemeenten in de Rijnmond hebben beleid opgesteld voor het vaststellen van hogere waarden besluiten. Indien er hogere waarden moeten worden vastgesteld voor de aanvraag plan, moet de aanvraag voldoen aan de criteria die zijn gesteld door de gemeente in haar beleid. In hoofdstuk 2 zijn de hoofdlijnen van het beleid van nagenoeg alle gemeenten beschreven. Het vastgestelde beleid van de gemeente is te vinden op haar website.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
30
24B.
Als de aanvraag voldoet aan het beleid, moet bij de aanvraag tevens neg verzoek voor vaststellen van hogere waarden worden ingediend. Start hiervoor de procedure “vaststellen van hogere waarden”. Zie hiervoor het stroomschema “vaststellen hogere waarden”.
25B.
Als de aanvraag niet voldoet aan het beleid, moet contact worden opgenomen met de gemeente om te verifiëren of de gemeente bereid is, voor deze specifieke aanvraag, af te wijken van haar beleid. Feitelijk moet worden voorkomen dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met het bestemmingsplan afwijkt van het beleid van de gemeente. Indien in een vroeg stadium het vermoeden bestaat dat de aanvraag niet past binnen het beleid van een gemeente, dan zo spoedig mogelijk contact te worden opgenomen met die gemeente. Gevolg kan zijn om de aanvraag niet in te dienen. Als de berekende geluidbelasting hoger is dan wettelijk is toegestaan op gevels van geluidgevoelige bestemmingen (zie paragrafen 5.1, 5.2 en 5.3 van deze handreiking), dan kan worden overwogen deze geluidgevoelige bestemmingen aan de geluidbelaste kant te realiseren met “dove” gevels. In de Wet geluidhinder (Wgh) is een gevel gedefinieerd als een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak. Daarnaast kent de Wgh ook een gevel in afwijking van deze definitie. Onder een gevel in de zin van de Wgh wordt niet verstaan: a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en een zodanig goede geluidwering heeft dat het binnenniveau achter de gevel ten minste gelijk is aan of lager is dan 33 dB vanwege weg- en spoorwegverkeer en 35 dB(A) vanwege industrielawaai, of b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte. Buiten het toepassen van “dove” gevels blijven er waarschijnlijk gevels over waarvoor hogere waarden moeten worden aangevraagd. Van belang is van te voren te onderkennen of de gemeente het toepassen van “dove” gevels onderschrijft en of de overige geluidbelaste geluidgevoelige bestemmingen voldoen aan het beleid van de gemeente.
26B.
27B.
Nagenoeg alle gemeenten in de Rijnmond hebben beleid opgesteld voor de hogere waarden besluiten. Indien er hogere waarden moeten worden vastgesteld voor de aanvraag, dient de aanvraag te voldoen aan de criteria die zijn gesteld door de gemeente in haar beleid.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
31
28B.
Omdat wordt gebruik gemaakt van artikel 2.12 1a derde Wabo is het van belang een goede ruimtelijke onderbouwing bij de aanvraag te voegen. Daarbij moet tevens een akoestisch onderzoeksrapport bijgevoegd. Aandacht moet zijn besteed aan het beleid van de gemeente voor het vaststellen van hogere waarden besluiten.
29B.
Als de aanvraag niet voldoet aan het beleid, moet contact worden opgenomen met de gemeente om te verifiëren of de gemeente bereid is, voor deze specifieke aanvraag, af te wijken van haar beleid. Feitelijk moet worden voorkomen dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met het bestemmingsplan afwijkt van het beleid van de gemeente. Indien in een vroeg stadium het vermoeden bestaat dat de aanvraag niet past binnen het beleid van een gemeente, dan zo spoedig mogelijk contact te worden opgenomen met die gemeente. Gevolg kan zijn om de aanvraag niet in te dienen. Geadviseerd wordt na het doorlopen van dit proces de aanvraag niet in te dienen. Hoogstwaarschijnlijk zal de gemeente de aanvraag niet honoreren.
30B.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
32
4 Akoestische maatregelen ten behoeve van het reduceren van de geluidbelasting rond de woonomgeving of in de woning. 4.1 Inleiding In hoofdstuk 6 is achtergrondinformatie opgenomen. Onder andere wordt in hoofdstuk 6 in grote stappen uitgelegd hoe geluid zich voortplant, kan worden weerkaatst, e.d.. Ook worden in hoofdstuk 6 de factoren die invloed hebben op de geluidbelasting vanwege wegverkeer, zoals wegdek, afstand, snelheid en verkeersintensiteit beschreven. Voor het verkrijgen van verkeersintensiteiten bij een bronbeheerder van een weg of verkrijgen van gegevens van een industrieterrein is ook in hoofdstuk 6 de informatie opgenomen (paragraaf 6.4). In dit hoofdstuk zijn uitdagende voorbeelden van akoestische maatregelen opgenomen. Stil gestaan wordt per fase van het planproces welke kansen er liggen aan te treffen maatregelen. Hierbij moet worden opgemerkt dat in paragraaf 2 drie verschillende planfasen worden onderkend om te komen tot een goed ontwerp. Plan -en ontwerpfase Gesteld kan worden dat door het verifiëren of de te bebouwen locatie binnen een zone ligt, als het ware stap 1 van een Quick Scan Milieu is uitgevoerd. Als de te ontwikkelen locatie ligt in een geluidzone, wordt geadviseerd een advies voor geluid ten behoeve van het bouwplan op hoofdlijnen aan te vragen. Op hoofdlijnen kan bijvoorbeeld zijn de ligging van geluidcontouren op verschillende hoogtes over de onbebouwde te ontwikkelen locatie. Hierdoor verkrijgt de ontwikkelaar inzicht in de mogelijk optredende geluidbelastingen op verschillende hoogtes. Het preadvies maakt voor geluid op hoofdlijnen onderscheid tussen de volgende opties: (A) Geluid behoeft geen of weinig aandacht omdat het plan geen geluidgevoelige bestemmingen betreft of buiten de geluidzones van de bronnen wegverkeer, spoorwegverkeer, vliegverkeer en industrie valt. (B) Op basis van indicatieve berekeningen/waarnemingen blijkt dat overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dreigt. Samenloop van verschillende geluidbronnen speelt nauwelijks een rol. (C) De ontwikkeling op de betreffende locatie wordt door een of meerdere geluidbronnen belast waardoor overschrijding van de maximaal te ontheffen waarde dreigt. Bij meerdere bronnen moet aandacht worden besteed aan de samenloop van de verschillende bronnen en op welke wijze de maatregelen rekening houden met die samenloop. Eventueel kan de stad-en-milieubenadering worden gekozen of kan worden gekozen het project aan te melden voor de Crisis- en herstelwet. Geadviseerd wordt (zeker in optie C) dat in het ontwerpbouwplan naast allerlei andere factoren ook rekening wordt gehouden met het zoveel mogelijk beperken van het aantal geluidbelaste geluidgevoelige bestemmingen. Extra aandacht verdienen situaties met een samenloop van verschillende geluidbronnen. Tijdens deze fasen zal een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd dat inzicht moet geven in de geluidsituatie. De invulling van het akoestisch onderzoek is afhankelijk van de planfase. Het is mogelijk dat naar aanleiding van het onderzoek het bouwplan moet worden aangepast. (A) In de fase van het masterplan ligt de nadruk op maatregelen aan de bron, in de overdracht en (aard van) de bestemming (als het om de akoestische factoren gaat). (B) In de stedenbouwkundige fase concentreren de akoestische maatregelen zich op het vlak van overdracht, bestemming en ontvangerszijde. (C) In de bouwkundige fase gaat de aandacht uit naar akoestische maatregelen op het vlak van bestemming en nabij de ontvanger. Concretiseringfase Nadat de ontwerpfase is afgerond, wordt het een en ander vastgelegd in een bestemmingsplan, wijzigingsof uitwerkingsplan of in een omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met het bestemmingsplan. Als op basis van de uitwerking van de maatregelen blijkt dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting (voorheen voorkeursgrenswaarde) niet wordt overschreden, hoeft geen hogere waarde te worden vastgesteld. Het plan kan zonder akoestisch onderzoek verder in procedure worden gebracht.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
33
In geval van overschrijding van de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting moet worden bepaald in hoeverre het plan in overeenstemming is met het hogere waardebeleid van de gemeente. Als het plan in overeenstemming is met het beleid kan de hogere-waarde-procedure in gang worden gezet. Het verzoek moet gericht worden aan B&W van de gemeente. De DCMR Milieudienst Rijnmond adviseert gemeenten het akoestisch onderzoeksrapport te laten controleren door de DCMR. De DCMR heeft mede als doelstelling de akoestische leefomgevingkwaliteit binnen de Rijnmond te waarborgen. De DCMR toetst het plan aan het gemeentelijk beleid. Tegelijk vindt toetsing plaats aan de normering die verbonden is aan de Wet geluidhinder en de bijbehorende besluiten en criteria. De DCMR stelt ook een advies op over de aanvaardbaarheid van de samenloop van verschillende geluidbronnen (cumulatie). Uit deze toetsing volgt een advies. Dit kan inhouden dat optimalisatie van de geluidsituatie tot de mogelijkheden behoort. In dat geval wordt de gemeente geadviseerd om aanvulling of aanpassing van het plan te verzoeken. Als het ruimtelijk plan doorgang mag vinden, start de hogere-waarde-procedure. Van belang is dat belanghebbenden actief worden geïnformeerd over het besluit van B&W.
4.2 Planontwikkeling en geluid
Inleiding In het ontstaan en de ontwikkeling van een plan zijn het masterplan, de stedenbouwkundige fase en de bouwkundige fase te onderscheiden. Bij omvangrijke plannen zijn deze fasen duidelijke onderdelen. Bij kleinschalige plannen schuiven de fasen ook wel in elkaar. Geluidmaatregelen kunnen worden gekoppeld aan de verschillende (plan)schaalniveaus. Grofweg kan onderscheid worden gemaakt tussen maatregelen aan de bron en overdracht, bij de overdracht en bestemming en bij de ontvanger. Onderstaande tabel vat de mogelijkheden samen. Aard geluidmaatregel
Planfase: Masterplan
Stedenbouwkundig
X
X
Nabij de bron en overdracht Overdracht, functies en verkaveling Nabij de ontvanger, het gebouw en de indeling
X
Bouwkundig
X X
Tijdens het masterplan gaat het vooral om het treffen van maatregelen aan de bron of in de overdracht. Reguliere bronmaatregelen kunnen worden getroffen, maar ook het situeren van geluidongevoelige bestemmingen aan de geluidbelaste kant of het realiseren van afscherming. Het situeren van functies speelt ook een belangrijke rol in de stedenbouwkundige fase. Ook kan in deze fase aandacht worden besteed aan de wijze van verkaveling. In de bouwkundige fase is primair aandacht voor maatregelen aan het gebouw, zoals opbouw van gevels en indeling van ruimten.
Overzicht geluidmaatregelen Vanuit de planniveaus is een koppeling gemaakt naar mogelijk te treffen akoestische maatregelen. Tevens is bepaald voor welke bronsoort (wegverkeer, spoorverkeer, industrie, vliegverkeer) de diverse maatregelen toepasbaar zijn. Ook vliegtuiglawaai is hierin meegenomen. Dit is overigens geen onderdeel van de normering in de Wet geluidhinder. De informatie over het vliegverkeer maakt het ‘geluidplaatje’ meer compleet (zie ook paragraaf 5.7). Van iedere maatregel is op kwalitatieve wijze het effect beoordeeld. Maatregelen zijn veelal van invloed op het stedenbouwkundige ontwerp. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen: geen invloed (-), beperkte invloed (+/-) en grote invloed (++).
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
34
Omschrijving maatregelenniveau en middel
Schaalniveau 1) a
b
Toepasbaar voor bronssoort 2) c
Akoestisch effect3)
wegverkeer
railverkeer
industrie
vliegverkeer
x x
+ + + +
+ + -
--+ +
---
++ + ++ +
x x x x
X
+ +/+ +
+ +/+ +
+ +/+ +
+ +/-
+ +/+ +
x x x
+ + +
+ + +
+ + +
+/+ +/-
+ + +
Niveau: bron en overdracht Ondergronds/deels overkapt/verdiept Profilering rijlijn Schermen en wallen Emissiemaatregelen
x x x x
Niveau: Overdracht en bestemming Afstand Bodem: water en groen Afschermende functies: bijv. kantoren Oriëntering
x x x
Niveau: ontvanger Situering Gevels Indeling
1)
2) 3)
Onderscheid tussen schaalniveaus: a: masterplan, b: stedenbouwkundig, c: bouwkundig Per maatregel is aangegeven in welke ontwikkelfase/op welk schaalniveau de maatregel kan worden toegepast. Toepasbaar voor verschillende bronsoorten (+: goed toepasbaar, -: niet goed, --: niet toepasbaar): Effect van akoestische maatregelen (++ groot reducerend effect, +: beperkt effect, +/- geen of gering effect)
4.3 Maatregelen voor vermindering van de geluidbelasting in de openbare buitenruimte
Maatregelen in de overdracht/bij de ontvanger Niveau van overdracht Verdiepte ligging van (spoor)weg, wallen of schermen In paragraaf 6.2 zijn enkele rekenvoorbeelden opgenomen. Reduceren van windgedragen geluid Geluid komt verder wanneer het wind mee heeft. Ook temperatuurverschillen in de verschillende luchtlagen hebben invloed op de “weerkaatsing” van het geluid in de atmosfeer. Weersomstandigheden kunnen tot tijdelijke geluidoverlast op grote afstand van de bron leiden. Bomen en beplanting kunnen windsnelheden reduceren en op die manier de geluidoverlast op afstand door de wind helpen voorkomen. Voorkom grote wateroppervlakken Boven water draagt geluid ver. Water weerkaatst het geluid. Bovendien beïnvloeden grote waterpartijen de temperatuur van de lucht boven het water waardoor het mogelijk is dat het geluid via de verschillende luchtlagen weer terug naar de grond wordt weerkaatst. Afhankelijk van de breedte van het water kan dit bijdragen tot een aanzienlijke toename van het geluid als het water ligt tussen de bron en de ontvanger. Stedenbouwkundig niveau Indien rekening wordt gehouden met geluid op stedenbouwkundig niveau kunnen ingrijpende maatregelen op blok (gebouw)- en woningniveau worden voorkómen. Nagenoeg alle in deze paragraaf geschetste
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
35
principes hebben tot doel om een geluidschaduw te creëren en vervolgens de geluidschaduw zo goed mogelijk te benutten (zie ook paragraaf 6.1). Belangrijke kenmerken van een goed ontwerp: • zo min mogelijk dove gevels; • zoveel mogelijk geluidluwe gevels; • geen aanvullende eisen aan de woningplattegrond. Ontwerprichtlijnen Op stedenbouwkundig niveau zijn er verschillende ontwerprichtlijnen voor een optimaal akoestische richting. Denk bijvoorbeeld aan een gesloten uitvoering van de bebouwing, het realiseren van een hofjesstructuur of het gebruik maken van hoogteverschillen. Hieronder volgen de voornaamste ontwerprichtlijnen. Aaneengesloten bebouwing aan de hinderzijde Door de bebouwing aan de hinderlijke zijde aaneengesloten vorm te geven ontstaat achter de eerste strook bebouwing een geluidschaduw (zie ook paragraaf 6.1). Hoe hoger de bebouwing hoe groter de geluidschaduw. Ontwerpaandachtspunten: • Wanneer er sprake is van een hinderbron op grote afstand, kan een scherpe hoek boven op het gebouw de afbuiging van geluid vergroten en daarmee de geluidschaduw; • Wanneer er sprake is ven een lijnbron werkt aaneengesloten bebouwing het best. Ieder gat in de eerste strook bebouwing vermindert de werking van de blokkade; • Aaneengesloten bebouwing met de zuidgevel naar de hinderbron zorgt voor een geluidluwe ruimte achter de bebouwing met weinig bezonning. Bij de inrichting van de openbare buitenruimte moet hier rekening mee worden gehouden. Opgemerkt moet worden dat de geluidschaduw groter is dan de schaduw van de zon. Gesloten bouwblokken voor een rustig binnenterrein In gebieden waar een hoge geluidbelasting is, is het zinvol te bouwen in gesloten bouwblokken. De woningen hebben dan een rustige en een drukke kant. De binnenhoven kunnen een oase van rust worden. Afhankelijk van de leefstijl van de bewoners en gebruikers van de wijk kan een keuze worden gemaakt in de mate van openbaarheid van het binnenterrein. Het binnenterrein kan worden ingericht uit privé-tuinen voor bewoners, als een gezamenlijke tuin of een openbare tuin. Ook kan het binnenterrein worden ingericht met woningen.
(auto)(snel)weg of spoorweg
Hoogbouw hoog
hoog Hoog bouw
Hoog hoog bouw Laag bouw
Laag laag bouw
Laag
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
laag
Laag bouw
mei 2011
36
Ontwerpaandachtspunten: • Van belang is rekening te houden met de akoestiek door het voorkomen dat het geluid wordt weerkaatst (zie ook paragraaf 6.1). Dit kan door plaatsen van balkonnetjes, hellende of geen volledig vlakke gevels, dempende gevelbekleding of beplanting; • Wanneer het geluid van een grote afstand komt, kan een scherpe hoek boven op het gebouw of een scherpe dakrand de afbuiging van geluid vergroten en daarmee de geluidschaduw (zie ook paragraaf 6.1); • Als het binnenterrein onderdeel gaat uitmaken van de openbare rustige buitenruimte, moet zorgvuldig de (smalle) doorgangen worden ontworpen om het geluid zoveel mogelijk buiten te sluiten; • Wanneer het binnenterrein zelf voor geluidproductie zorgt (spelende kinderen op de speelplaats, een terras van een horecagelegenheid en dergelijke), kunnen gaten in de bebouwing juist worden gebruikt om een bepaalde mate van (achtergrond)geluid naar binnen te laten; • Hoe hoger, hoe beter. De bebouwing aan de geluidbelaste zijde(n) moet zo hoog mogelijk worden uitgevoerd. Voor het achterliggende deel van het plan geldt: hoe hoger de bebouwing aan de geluidbelaste zijde(n), hoe beter dit is voor de geluidsituatie van het achterliggende deel. De aanbevolen ontwerprichtlijn is een minimaal verschil van twee lagen tussen eerste- en tweedelijns bebouwing; • Kleine hofstructuren. Meer kleine hofstructuren zijn beter dan één grote. De geluidschaduw is namelijk het grootst direct achter de afschermende bebouwing.
(auto)(snel)weg
Hoogbouw
Hoog bouw
Hoogbouw
Laag bouw Laagbouw
Hoog bouw
Hoog bouw Laagbouw
Laag bouw
Laagbouw
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
Hoog bouw
Laagbouw laag
mei 2011
37
Afscherming door objecten zoals niet geluidgevoelige bestemmingen in het gebied tussen weg en plangebied.
(auto)(snel)weg of spoorweg
‘Geluidongevoelige’ functies (bijv. werken)
‘Geluidgevoelige’ functies (bijv. wonen) Voorkom geluidweerkaatsing in lange smalle hoge straten Wanneer een geluidbron in het verlengde van de straat ligt, kan het geluid tussen de gevels diep de straat in worden gekaatst (paragraaf 6.1). Gevels langs deze straten met zicht op de geluidbron kunnen wanneer ze schuin naar boven worden geplaatst voor geluidreductie in de straat zorgen. Het geluid dat anders diep de straat in wordt gekaatst, wordt door dit ontwerp juiste uit de straat gekaatst. Ook het plaatsen van bomen kan voor verstrooiing van het geluid zorgen, dempende oppervlakken juist weer voor absorptie. Voorkom geluidweerkaatsing door gevels achter de eerstelijns bebouwing De strook achter een gesloten strook bebouwing kan geluid afkomstig van een ver weg gelegen bron weerkaatsten in de geluidschaduw van het bouwblok gelegen tussen de bron en het weerkaatsende bouwblok. Door de gevel van het achterliggende bouwdeel uit te voeren met dempend materiaal, of niet te vlak of schuin hellen naar boven toe, wordt het geluid respectievelijk gedempt, verstrooid of naar boven weerkaatst. Waar de weerkaatsing op de gevel moet worden verwacht, hangt af van de afbuiging van het geluid vanaf de bron en de afstand tussen de bouwdelen.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
38
Terraswering werkt als scherm
Voorbeeld Door de blokken niet haaks op de weg, maar met een hoek kleiner dan 90 graden te oriënteren, zal er minder geluid op de gevel vallen. De gehele gevel kan in plaats van haaks ook trapsgewijs worden uitgevoerd. rijlijn Gedeeltelijk afgeschermde gevel
Geluidluw binnenterrein
Geluidluw binnenterrein
Instraling, effect beperkt
Gedeeltelijk afgeschermde gevel
Niet haakse gevel
Getrapte gevel
Oplossingen combineren Als de oplossingen uit bovenstaande voorbeelden worden gecombineerd, kan ook een goed kwalitatief stedenbouwkundig plan ontwikkeld worden, indien sprake is van geluidbelasting door twee haaks op elkaar gelegen wegen. Er kan bijvoorbeeld worden gekozen voor de oplossing die als volgt schematisch is weergegeven (voorkeursvariant vanuit akoestisch oogpunt bij twee geluidbelaste zijden):
(auto)(snel)weg of spoorweg Buitenschil hoogbouw, niet geluidgevoelig
Ontsluiting van plan
(auto)(snel)weg
Binnenschil woningen hoogbouw
Hoog (+/- 9 lagen) (niet geluidgevoelige functies, bijv. werken) Hoog (geluidgevoelige functies, bijv. wonen) Midden (+/- 7 lagen) (geluidgevoelige functies, bijv. wonen) Laag (+/- 5 lagen) (geluidgevoelige functies, bijv. wonen)
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
39
Let op negatieve gevolgen De ontwerpvrijheid op gebouw- en woningniveau wordt negatief beïnvloed door de volgende stedenbouwkundige ontwerprichtingen: • Haaks op de geluidbron georiënteerde woningen. Dit levert namelijk twee geluidbelaste zijden op en dus het ontbreken van een geluidluwe zijde. • Vrijstaande hoge gebouwen, zoals woontorens en quadrantwoningen. De bovenste verdiepingen zijn meestal onbeschut ten opzichte van de geluidbron(nen) en ondervinden daarom een hoge geluidbelasting. • Een relatief diepe bouwmassa die het noodzakelijk maakt woningen eenzijdig te oriënteren. Bij geluidbelasting boven de maximaal te ontheffen waarde op eenzijdig georiënteerde verblijfsruimten worden dikwijls oplossingen gekozen die ten koste gaan van bijvoorbeeld de leefkwaliteit. Daarbij kan het gaan om akoestische en/of ventilatietechnische gevolgen of het gebruikoppervlak van de woningen. • De aanwezigheid van akoestisch harde oppervlakken zoals waterpartijen, pleinen en straten. Groenstroken zijn akoestisch zacht en daarom aan te bevelen.
(auto)(snel)weg of spoorweg
Hoog gebouw Variant A Veel woningen belast
4.4
Variant B Veel woningen belast
Diep gebouw Variant C Geen onbelaste zijde
Maatregelen voor vermindering van de geluidbelasting in de woning
Afscherming door een terrasgevelstructuur Het oprichten van een terrasgevelstructuur beperkt de geluidbelasting op de eigenlijke gevel van de woning positief. De hoogte van de balkonrand dient zodanig te zijn dat tenminste de zichtlijn met de betreffende geluidbron wordt doorbroken. Terrasgevel (zijaanzicht)
bron
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
40
Deels afscherming door een zaagtandgevel Met behulp van zaagtanden kunnen gevels van woningen worden verdeeld in een dove gevel met een hoge geluidbelasting en een gevel met een lage geluidbelasting, waarin te openen delen mogen worden opgenomen. Deze regel geldt alleen als het geluid van een duidelijke richting komt. Een zaagtand kan ook worden toegepast om een geluidluwe zijde aan de woning te creëren. Het een en ander schematisch weergegeven: rijlijn
Hoge Geluidbelasting
Lage geluidbelasting
Afschermende galerij Wanneer de geluidbelasting op een gevel slechts enkele decibels hoger is dan de maximaal te ontheffen waarde, is het mogelijk om met een galerijontsluiting de geluidbelasting op de achterliggende gevels te verminderen. Hiertoe dient de galerij uitgevoerd te worden met een hoge (circa 1,7 m) borstwering en een absorberend plafond. Hierdoor blijft de ontwerpvrijheid behouden en kunnen de gevels van de woningen worden uitgevoerd met te openen delen.
Hoogte borstwering = ca. 1,7 m. (als afscherming)
bron
Absorptie
Afscherming door voorzetgevel, vliesgevel, dove gevel of coulisenscherm De gehele gevel wordt, daar waar de maximaal te ontheffen waarde wordt overschreden, voorzien van een constructief met de woning verbonden geluidscherm over alle lagen die een te hoge geluidbelasting ondervinden. Als ontwerprichtlijn kan een afstand van minimaal drie meter tot de gevel worden aangehouden. Voor de brandveiligheid is het aan te bevelen de vluchtwegen vanuit de woningen niet aan deze zijde te situeren, omdat de vluchtwegen niet met elkaar in verbinding mogen staan.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
41
Een dove gevel kan worden uitgevoerd door middel van een afgesloten galerij. De ruimte die aan deze galerij grenst, is geen verblijfsruimte. De gehele gevel wordt, daar waar de maximaal te ontheffen waarde wordt overschreden, voorzien van een coulissenscherm. Dit coulissenscherm bestaat uit verticaal georiënteerde platen (coulissen) die aan de buitenzijde van de galerij worden gesitueerd en loodrecht op de gevel staan. Dit belemmert ventilatie en zichtlijnen minimaal, terwijl op de gevel een aanzienlijke (6-8 dB) geluidreductie wordt gerealiseerd.
Volledig afgesloten galerij (dove gevel)
Scherm aan woning (verticaal): ~3 meter
< 48
open
Voorzet scherm
< 48
> 53
< 48
bron
> 53
< 48
bron < 53
rijlijn
Verticale absorberende beplating (coulissen)
galerij
zichtlijn
Coulissenscherm (reductie:6-8 dB(A)) )
woningen
Geluidwalwoning De dove gevel kan worden uitgevoerd als onderdeel van een geluidwal. Bij een zogenoemde geluidwalwoning loopt de dove gevel als het ware van de geluidwal over in het dak van de woning. Zo ontstaat een geluidluwe zijde aan de andere kant, waar het directe geluid volledig wordt afgeschermd door de geluidwal. Geluidwalwoning
Dak/gevel dicht uitgevoerd
Geluidluwe zijde
Bron (weg) maaiveld
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
geluidwal
mei 2011
42
Afsluitbare balkons Balkons of buitenruimten kunnen door middel van een af te sluiten glazen gevel van geluidwering worden voorzien. Door keuze voor dicht of open wordt gekozen voor geluidoverlast of voor rust. Geluidscherm als serre Door een serre voor de gehele gevel te bouwen wordt de geluidbelasting op de gehele gevel minder en kunnen grote buitenruimten worden gerealiseerd. Bij het ontwerp moet rekening worden gehouden met oververhitting, luchtkwaliteit en lichtinval. Door een gehele overkapping te realiseren tussen twee bouwblokken kan het geluid van vliegverkeer worden geweerd uit de buitenruimte Woningniveau Afhankelijk van de maatregelen op stedenbouwkundig en gebouwniveau kunnen aanvullende maatregelen op woningniveau vereist zijn. Dat kan zijn om bijvoorbeeld aan de Wet geluidhinder, het Bouwbesluit en/of het gemeentelijk beleid te voldoen. Enkele voorbeelden van oplossingen op woningniveau zijn: • Een geluidluwe zijde van een woning ontstaat door in het ontwerp een loggia op te nemen. Een zo groot mogelijk afschermend effect wordt bereikt door de loggia te voorzien van een absorberend plafond en het oppervlak van de te openen delen te minimaliseren, op basis van de benodigde spuiventilatiecapaciteit voor de achterliggende ruimte. Voor het geluid dient de loggia op de achterliggende gevel beoordeeld te worden in geopende toestand. Het afschermende effect van een loggia bedraagt maximaal vijf decibel als er aan alle zijden geluid invalt en maximaal tien decibel bij geluid dat direct vanuit een bepaalde richting komt. Bij geluid dat vanuit één bepaalde richting (eenzijdig) invalt op de woning, is het effectief om de zijde van de loggia in de richting waar het geluid niet vandaan komt absorberend uit te voeren, zodat de reflectie van deze wand wordt voorkomen. • Situeer slaapkamers zoveel mogelijk aan de zijde waar de laagste geluidbelasting optreedt. • Voorkom waar mogelijk in het woningontwerp enkelzijdig georiënteerde ruimten aan een dove gevel. Een ‘doorzonkamer’ die zowel aan de dove als aan de stille gevel grenst, kan enkelzijdig worden gespuid via de stille gevel. • Pas voor enkelzijdig georiënteerde ruimten aan een dove gevel mechanische spuiventilatie toe. Dit kan door bijvoorbeeld een mechanische wandsuskast. Het is ook mogelijk de ventilatie van de woning in het gebalanceerde ventilatiesysteem te verwerken. Voor het realiseren van deze vorm van spuiventilatie is instemming nodig van de verantwoordelijke instantie.
4.5 Akoestische prestatie De keuze voor de oplossingen op gebouw- en woningniveau is vaak van allerlei factoren afhankelijk. Opdrachtgever en architect hebben hun ideeën over eventueel toe te passen concepten. Ook de gemeente zelf heeft voorkeuren voor het wel of niet toepassen van bepaalde concepten van woningen en gebouwen. Afhankelijk van de heersende geluidbelasting kan een effectieve keuze worden gemaakt tussen de verschillende oplossingen. Hierbij is ook van belang of de locatie geluidbelast wordt door één of meerdere bronnen en de positionering van deze bronnen ten opzichte van de locatie. Resultaat In onderstaande tabel is inzichtelijk gemaakt wat de te verwachten geluidreductie zou kunnen zijn bij de beoogde maatregel (genoemde waarden zijn indicatief). Het resultaat is onder andere afhankelijk van de exacte dimensionering van bijvoorbeeld de gebouwvorm en gevelstructuur, de (wel of niet) toegepaste absorptiematerialen en de eventueel aanwezige reflecties van tegenoverliggende gebouwen. Met andere woorden: de precieze effecten van bovengenoemde maatregelen moeten altijd per situatie door middel van akoestisch onderzoek worden berekend.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
43
Tabel Geluidreducerend effect van verschillende oplossingen op gebouw- en woningniveau vanwege een aanwezige lijnbron Schaal Niveau
Type oplossing
Geluidreducerend effect per oriëntatie t.o.v. rijlijn (in decibels)
Ondergronds/ verdiept
5 tot 10
Bron en overdracht
Profilering rijlijn
Circa 3
Schermen en wallen
0 tot 10
Bronmaatregelen
0 tot 5
Vergroten afstand
0 tot 3
Bodem (water en groen)
+ 2 tot -2
Afscherming door andere functies
Tot 10
Gebouw
Parallel
Loodrecht
Terrasgevel
5
5
Niet haakse gevel
0
3-5
Getrapte gevel
0
10-12
Zaagtandgevel
0
5-8
Afschermende Galerij (open)
5
5
Dicht scherm voor gehele gebouw
10-15
10-15
Afgesloten galerij
20
20
Coulissescherm
6
10
Geluidwalwoning
10-12
10-12
5
8-10
Woning Loggia
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
44
5
Gegevens en overige informatie
5.1 Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, de maximaal te ontheffen waarde en de eisen aan het binnenniveau vanwege wegverkeer laatste update: 01 februari 2010 Inleiding In deze bijlage is kort uiteengezet wat onder “nieuwe situaties” en “bestaande situaties” bij wegverkeerslawaai wordt verstaan. Ook wordt inzicht gegeven in de normstelling in “nieuwe situaties”. De gebruikte begrippen zijn aan het eind van de bijlage verklaard. In de bijlage is verwezen naar de van toepassing zijnde artikelen in de Wet geluidhinder (Wgh). Nadere informatie kan gevonden worden in de artikelsgewijze toelichting op de Wgh, de toelichting “Zones langs wegen” en ”Besluit geluidhinder” (bijvoorbeeld: wat wordt verstaan onder vervangende nieuwbouw, voorwaarden voor het verlenen van een hogere waarde, ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor geluidgevoelige bestemmingen anders dan woningen, etc.). Relatie met de Wet ruimtelijke ordening In de Wgh zijn geluidzones langs wegen vastgesteld. Een zone moet worden beschouwd als een planologisch aandachtsgebied. Indien een bestemmingsplan wordt ontwikkeld dat onder andere betrekking heeft op gronden die behoren (of zullen gaan behoren) tot een zone, zal rekening moeten worden gehouden met de normstelling van de Wgh. Concreet: een bestemmingsplan kan alleen worden vastgesteld nadat is gebleken dat geluidgevoelige bestemmingen aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (voorheen voorkeursgrenswaarde) van 48 dB Lden kunnen voldoen, of nadat een hogere waarde is vastgesteld. Er zal dus eerst een akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd. Dit geldt ook bij het voorbereiden van een wijzigings- of uitwerkingsplan of een omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met het bestemmingsplan. Bij de bouw van de woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen moet daarom alleen worden getoetst aan het geldende bestemmingsplan (en dus indirect aan de Wgh). De omgevingsvergunning voor bouwen moet nog wel worden getoetst aan de eisen in de woningwet en aan het bouwbesluit. De binnenwaarden moeten voldoen aan het bouwbesluit; de gevelwering moet in voldoende mate geluidwerend zijn. Vaak dient voor de bepaling van de geluidwering een akoestisch onderzoeksrapport te worden opgesteld. Het akoestisch onderzoek Voor nieuwe situaties geldt dat eerst zal moeten worden onderzocht welke geluidbelasting er ter plaatse van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen is te verwachten en welke maatregelen moeten worden getroffen om de geluidbelasting te beperken. Overeenkomstig artikel 110e van de Wgh moet dit onderzoek volgens het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 worden uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek bestaat uit twee delen. Ten eerste het nagaan welke geluidbelasting kan worden verwacht zonder maatregelen en ten tweede het nagaan welke maatregelen moeten worden getroffen om te kunnen voldoen aan de wettelijke grenswaarden. Dit kunnen zowel bron-/verkeersmaatregelen (instellen van 30 km-zone, aanbrengen van ander wegdek en dergelijke) als planologische maatregelen zijn, zoals het rangschikken van geluidgevoelige en geluidongevoelige bestemmingen en overdrachtsmaatregelen. Het onderzoek moet uitgaan van het prognosejaar. Het prognosejaar is vaak 10 jaar na realisatie van het project. De geluidbelasting moet worden bepaald per weg. Voordat getoetst wordt aan de grenswaarde kan de aftrek ex artikel 110g Wgh worden toegepast. Deze aftrek is gebaseerd op de veronderstelling dat het verkeer in de toekomst stiller zal worden. Voor wegen waar 70 km/u of meer gereden mag worden is de aftrek 2 dB en voor alle andere wegen 5 dB.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
45
Nieuwe en bestaande situaties Indien binnen een zone van een weg de geluidbelasting van de weg ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen boven de voorkeurswaarde van 48 dB Lden uitkomt, kan in sommige gevallen een hogere waarde worden aangevraagd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen “nieuwe situaties” en “bestaande situaties”. In de volgende gevallen is er sprake van een nieuwe situatie: a. bij de vaststelling van een bestemmingsplan waarbij de bouw van woningen of de realisering van geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van een weg mogelijk wordt (artikel 76 Wgh); b. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met het bestemmingsplan waarbij de bouw van woningen of de realisering van geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van een weg mogelijk wordt (artikel 76a Wgh); c. bij de aanleg van een weg buiten toepassing van de bestemmingsplanprocedure, indien binnen de aanwezige of toekomstige zone langs die weg woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd zijn (artikel 79 tot en met 81 Wgh). De reconstructie van een weg is een bijzondere vorm van een nieuwe situatie. In alle overige gevallen is sprake van een bestaande situatie. De regeling voor bestaande situaties wegverkeerslawaai is neergelegd is de artikelen 88 tot en met 90 van de Wgh. De regeling heeft uitsluitend betrekking op de aanpak van saneringssituaties. In deze bijlage wordt hierop niet verder ingegaan. Normstelling in nieuwe situaties In onderstaande tabel is voor de verschillende combinaties de maximaal te ontheffen waarde (voorheen de maximale ontheffingswaarde) weergegeven voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Onder “nieuw te projecteren” wordt verstaan: het in het bestemmingsplan mogelijk maken van de aanleg van een weg of de bouw van woningen of andere geluidgevoelige gebouwen. Combinaties als “woning in aanbouw - weg aanwezig” zijn dus niet van toepassing. De bouw van de woning en aanleg van de weg is immers al in een eerder bestemmingsplan mogelijk gemaakt en is dus geen “nieuwe situatie”. Stedelijk situatie woning
situatie zone
maximaal te ontheffen waarde in dB
aanwezig of in aanbouw
nieuw te projecteren
63 (artikel 83.3 a)
geprojecteerd
nieuw te projecteren
58 (artikel 83.1)
nieuw te projecteren
nieuw te projecteren geprojecteerd in aanleg aanwezig
58 (artikel 83.1) 58 (artikel 83.1) 58 (artikel 83.1) 63 (artikel 83.2)
Buitenstedelijk situatie woning
situatie zone
maximaal te ontheffen waarde in dB
aanwezig of in aanbouw
nieuw te projecteren
58 (artikel 83.3 b)
geprojecteerd
nieuw te projecteren
53 (artikel 83.1)
nieuw te projecteren
nieuw te projecteren geprojecteerd in aanleg aanwezig
53 (artikel 83.1); 58 voor agrarische bedrijfswoningen (artikel 83.4) 53 (artikel 83.1); 58 voor agrarische bedrijfswoningen (artikel 83.4) 53 (artikel 83.1); 58 voor agrarische bedrijfswoningen (artikel 83.4) 53 (artikel 83.1); 58 voor agrarische bedrijfswoningen (artikel 83.4)
situatie woning
situatie zone
Maximaal te ontheffen waarde in dB
nieuw te projecteren
aanwezig
68 in stedelijk gebied (artikel 83.5) 63 binnen de bebouwde kom én binnen de zone langs een auto(snel)weg (artikel 83.6) 58 buiten de bebouwde kom (artikel 83.7)
Vervangende nieuwbouw
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
46
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
47
Geluidgevoelige bestemming
situatie
onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen andere gezondheidszorggebouwen
Maximaal te ontheffen waarde in dB
situatie
63 (artikel 3.2 Bgh)
stedelijk
53 (artikel 3.2 Bgh)
woonwagenstandplaatsen
53 (artikel 3.2 Bgh)
Andere geluidgevoelige terreinen
58 (artikel 3.2 Bgh)
Maximaal te ontheffen waarde in dB 58 (artikel 3.2 Bgh)
buitenstedelijk
53 (artikel 3.2 Bgh) 53 (artikel 3.2 Bgh) 58 (artikel 3.2 Bgh)
Opmerkingen: Het begrip “vervangende nieuwbouw” in de Wgh heeft een beperktere betekenis dan in het normale spraakgebruik. In de motivering van een hogere waardenbesluit zal moeten worden ingegaan op wat wordt begrepen onder “een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur” en “een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden” zoals in artikel 83, lid 5 Wgh is opgenomen; De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting is altijd 48 dB Lden, zie artikel 82 eerste lid Wgh; De voorwaarden voor het vaststellen van een hogere waarde is opgenomen in hoofdstuk VIIIA, Afdeling 1 van de Wgh; Het hoogst toelaatbare binnenniveau is 33 dB, zie artikel 111, lid 2 Wgh; Stedelijk is de vast te stellen hogere waarde meestal 5 dB hoger omdat daar in het algemeen het heersend niveau hoger is en maatregelen zoals schermen vaak niet mogelijk zijn.
Zones van wegen Artikel 74 1. Een weg heeft een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg: a. in stedelijk gebied: 1°. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter; 2°. voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken genoemde geval: 200 meter; b. in buitenstedelijk gebied: 1°. voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter; 2°. voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter; 3°. voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 250 meter. 2. Het eerste lid geldt niet met betrekking tot: a. wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; b. wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt. Wegen waarvan op grond van een door een gemeenteraad vastgestelde geluidniveaukaart vaststaat dat de geluidbelasting op 10 m uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt.
3. Voor de toepassing van artikel 76 wordt, indien het een nog aan te leggen weg betreft, de daarbij behorende zone geacht aanwezig te zijn, zodra die weg in een ontwerp-bestemmingsplan is opgenomen. 4. De ruimte boven en onder de weg behoort tot de zone langs de weg.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
48
Artikel 75 1. De afstanden, genoemd in artikel 74, eerste lid, worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook. Eventuele vluchtstroken, bermen, parkeerstroken en dergelijke zijn voor de bepaling van het begin van de zone niet van belang. 2. Indien zich langs een weg een zone bevindt die bestaat uit delen met een onderling verschillende breedte, geldt voor de aansluiting van de verschillende zonedelen dat het breedste zonedeel over een afstand gelijk aan een derde van de breedte van dat zonedeel, gemeten vanaf het punt van versmalling van de zonebreedte, nog langs de wegas doorloopt en met een loodlijn aansluit op de smalste zone. 3.
Aan de uiteinden van een weg loopt de zone door over een afstand gelijk aan de breedte van de zone ter hoogte van het einde van de weg. De zone loopt door langs een lijn die is gelegen in het verlengde van de wegas. Zij behoudt de breedte die zij had ter hoogte van het einde van de weg.
Begrippen bebouwde kom de bebouwde kom, vastgelegd krachtens de Wegenverkeerswet 1994. (binnen)stedelijk gebied het gebied binnen de bebouwde kom met uitzondering van het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (voor zover deze binnen de bebouwde kom is gelegen). buitenstedelijk gebied het gebied buiten de bebouwde kom alsmede het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (voor zover deze binnen de bebouwde kom is gelegen). geluidbelasting in dB op een geheel getal af te ronden geluidbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189). andere geluidgevoelige gebouwen 1°. onderwijsgebouwen; 2°. ziekenhuizen en verpleeghuizen; 3°. andere gezondheidszorggebouwen, te weten: a. verzorgingstehuizen; b. psychiatrische inrichtingen; c. medisch centra; d. poliklinieken, en e. medische kleuterdagverblijven; delen van het gebouw die niet zijn bestemd voor geluidgevoelige onderwijsactiviteiten maken voor de toepassing van de Wgh geen deel uit van een onderwijsgebouw. geluidzone langs een weg volgens de Wgh bevindt zich aan weerszijden van een weg een geluidzone (artikel 74), waarvan de breedte afhankelijk is van het aantal rijstroken van de weg en de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk gebied). Binnen deze zone gelden de grenswaarden van de Wgh. De wettelijke zonebreedten zijn zo bepaald dat buiten de zone in principe geen geluidniveaus voorkomen van meer dan 48 dB Lden. Is dat wel het geval dan heeft dat in juridisch opzicht geen consequenties.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
49
geprojecteerde weg een weg die nog niet in aanleg is, maar waarvan de aanleg in een geldend bestemmingsplan wordt voorzien. geprojecteerde woning een nog niet aanwezige woning waarvoor bij het geldende bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor bouwen verleend kan worden, maar nog niet is afgegeven. weg in aanleg een weg waarvan met de aanleg is begonnen. woning in aanbouw een nog niet bestaande woning waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is afgegeven.
Berekenen geluidbelasting vanwege wegverkeer (SRM1) Op de site www.stillerverkeer.nl is een invulprogramma te openen waarmee de geluidbelasting op een bepaalde afstand van een weg kan worden berekend. Het is een recht toe recht aan berekening die de geluidbelasting berekent in Letmaal, Lden en Lnight op basis van de ingevulde gegevens zoals aantallen auto’s, vrachtauto’s in de dag avond en nacht, de snelheid, wegdek, afstand, hoogte enz. http://www.stillerverkeer.nl/index.php?section=rmv&subject=RMW02&page=SRM1
5.2 Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, de maximaal te ontheffen waarde en de eisen aan het binnenniveau vanwege spoorwegverkeer Situatie
Nieuwe woning
Ten hoogste Maximaal te toelaatbare ontheffen waarde geluidbelasting in dB in dB 68 55
Binnenniveau in geluidgevoelige I ruimten in dB 33
5.3 Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, de maximaal te ontheffen waarde en de eisen aan het binnenniveau vanwege industrielawaai De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege een industrieterrein is 50 dB(A) etmaalwaarde voor alle geluidgevoelige bestemmingen. Voor wat betreft de maximale te ontheffen waarde en de eisen die gesteld worden aan het binnenniveau zijn per geluidgevoelige bestemming eisen gesteld. In deze bijlage van de handreiking is een tabel opgenomen op de volgende pagina. Daarnaast is er nog de “zeehavennorm” en aparte eisen voor vervangende nieuwbouw van woningen. Indien er geen sprake is van vervangende nieuwbouw en van een “zeehavennorm”, is de maximale te ontheffen waarde 55 dB(A) etmaalwaarde.
Zeehavennorm In een gebied, dat binnen een zone van een industrieterrein ligt, met activiteiten die zeehavengebonden zijn en noodzakelijk in de open lucht plaatsvinden, geldt voor nieuw te bouwen woningen de zogenoemde ‘zeehavennorm’. De maximale grenswaarde voor nieuw te bouwen woningen is dan 60 dB(A) (artikelen 50 en 60 Wgh). B&W kan de zeehavennorm toepassen als de woningen worden gebouwd in het kader van een herstructurering of planmatige verdichting van een bestaand woongebied, of wanneer de woningen worden gebouwd, aansluitend aan het bestaande woongebied en er slechts sprake is van een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
50
Indien B&W van plan zijn de zeehavennorm toe te passen, wordt geadviseerd in een zo vroeg mogelijk stadium contact op te nemen en overleg te voeren met alle belanghebbenden waaronder begrepen, de wettelijke zonebeheerder en, indien van toepassing met het Havenbedrijf Rotterdam en het bedrijfsleven (KvK en/of Deltalinqs).
Vervangende nieuwbouw Met betrekking tot nieuw te bouwen woningen, die dienen ter vervanging van bestaande woningen of van andere geluidgevoelige gebouwen, kan een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 65 dB(A), met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot: a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur; b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen. Tabel voor waarden vanwege industrielawaai voor nieuwbouw: Geluidgevoelige bestemming
Ten hoogste toelaatbare geluidbelasting in dB(A)
Maximaal te ontheffen waarde in dB(A)
Binnenniveau in geluidgevoelige I ruimten in dB(A)
woningen
50 (Wgh)
55/60/65 (Wgh, zie hierboven)
35 (Wgh)
onderwijsgebouwen , ziekenhuizen of verpleeghuizen
50 (artikel 2.1 Bgh)
60 (artikel 2.2 Bgh) 30/35 (artikel 2.4 Bgh)
andere II gezondheidszorggebouwen
50 (artikel 2.1 Bgh)
55 (artikel 2.2 Bgh) 30/35
III
(artikel 2.4 Bgh)
woonwagenstandplaatsen
50 (artikel 2.1 Bgh)
55 (artikel 2.2 Bgh) 30/35
III
(artikel 2.4 Bgh)
Andere geluidgevoelige terreinen
50 (artikel 2.1 Bgh)
55 (artikel 2.2 Bgh) 30/35
III
(artikel 2.4 Bgh)
IV
III
I:
Verblijfsruimten (artikel 1.1 onder e Bgh): 1°. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen; 2°. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen; 3°. onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van andere gezondheidszorggebouwen 4°. theorievaklokalen van onderwijsgebouwen; 5°. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
II:
verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medisch centra, poliklinieken, en medische Kleuterdagverblijven (artikel 1.2 Bgh).
III:
a. binnen de verblijfsruimten, genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 1° tot en met 3°, 30 dB(A) niet te boven zal gaan, en b. binnen de verblijfsruimten, genoemd in artikel 1.1, onderdeel e, onder 4° en 5°, 35 dB(A) niet te boven zal gaan. Indien de onderwijsgebouwen niet in de avond- en of nachtperiode gebruikt worden, kunnen er hogere geluidbelastingen worden vastgesteld.
IV:
5.4
Scheepvaart, varende en stilliggende schepen
Voor varende een afgemeerde schepen is geen regelgeving opgesteld. Echter op grond van jurisprudentie van de Raad van State moet het bevoegd gezag bij het nemen van een besluit voor het verlenen van goedkeuring aan of het vaststellen van een plan, zich uitspreken over de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting op de geluidgevoelige bestemmingen vanwege onder andere de scheepvaart. Bij een onderzoek in het kader voor een hogere waarde voor de Wet geluidhinder nabij een drukke waterweg dient in het akoestisch onderzoeksrapport aandacht te worden besteed aan het geluid van
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
51
varende en eventueel afgemeerde schepen. Op basis van deze gegevens kunnen B&W een deugdelijke motivering bij haar besluit opstellen. Bij de MER-studie voor de aanleg van Maasvlakte 2 zijn onder andere berekeningen uitgevoerd voor het bepalen van de invloed van de toename van de scheepvaart van en naar de Maasvlakte 2. Bij DCMR Milieudienst Rijnmond zijn de rekenresultaten (figuur) van deze MER op te vragen voor nadere studie voor woningbouwplannen langs het water (zie website).
5.5
Geluid vanwege tramverkeer
Het geluid vanwege niet aangewezen spoorwegen hebben geen zone (tramverkeer). Bij een onderzoek in het kader van een hogere waarde voor de Wet geluidhinder (Wgh) wordt het geluid vanwege tramverkeer daarom niet betrokken. Echter, ondanks dat een niet aangewezen trambaan geen geluidzone heeft, moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening de geluidbelasting van het tramverkeer bij de beoordeling van het ruimtelijke plan of voor het bepalen van de gevelwering worden betrokken. In de Regionale Verkeers- en Milieukaart (RVMK) is naast de gezoneerde (spoor)wegen ook het geluid vanwege tramverkeer opgenomen. Geadviseerd wordt het geluid vanwege het tramverkeer mee te nemen in het bepalen van de gevelwering van geluidgevoelige bestemmingen. Het geluid vanwege het tramverkeer wordt opgeteld bij het geluid vanwege wegverkeer exclusief de aftrek.
Te overwegen valt zelfs bij het bepalen van de hogere waarden het geluid vanwege tramverkeer mee te nemen. Geadviseerd wordt dat het geluid van het tramverkeer als spoorweglawaai te beschouwen en de cumulatie van weg en rail volgens hoofdstuk 2 “Rekenmethode cumulatieve geluidsbelasting” uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder uit te voeren.
5.6 30-km/uur wegen en woonerven Wegen waarvoor een maximale snelheid van 30 km per uur geldt, hebben volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geen zone. Bij een onderzoek in het kader van een hogere waarde voor de Wgh worden deze wegen daarom niet betrokken. Echter, ondanks dat een dergelijke weg geen geluidzone heeft, moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening de geluidbelasting van deze weg bij de beoordeling van het ruimtelijke plan worden betrokken. Op grond van jurisprudentie van de Raad van State moet het bevoegd gezag bij het nemen van een besluit voor het vaststellen van een plan, zich uitspreken over de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting op de geluidgevoelige bestemmingen vanwege 30-km/uur wegen. Ook moet op grond van het Bouwbesluit bij de bepaling van de binnenwaarde de geluidbelasting vanwege 30-km/uur wegen worden betrokken. Deze overwegingen kunnen zich richten op de geluidbelasting vanwege de weg of het binnenniveau binnen de desbetreffende geluidgevoelige bestemmingen. Daartoe zullen de geluidbelasting en het binnenniveau indien mogelijk kwalitatief worden beoordeeld. Afhankelijk van de etmaalintensiteit en het wegdektype kunnen de 30-km/uur wegen geluidbelastingen hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB veroorzaken. Bovenstaande jurisprudentie heeft betrekking op 30 km/uur-wegen, maar de redenering zou ook van toepassing kunnen zijn ten aanzien van de zogenaamde woonerven. Indien wordt voorbij gegaan aan de belangenafweging in het besluit op grond van de Wro, kan worden geoordeeld dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering en derhalve in strijd is met artikel 3:46 van de Awb. Daarom kan ervoor worden gekozen ook bij 30 km/uur-wegen en bij woonerven het hogere waardenbeleid toe te passen.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
52
Berekenen geluidbelasting vanwege verkeer op een 30 km/uur-weg (SRM1) Op de site www.stillerverkeer.nl is een invulprogramma te openen waarmee de geluidbelasting op een bepaalde afstand van een 30 km/uur-weg kan worden berekend. Het is een recht toe recht aan berekening die de geluidbelasting berekent in Letmaal, Lden en Lnight op basis van de ingevulde gegevens zoals aantallen auto’s, vrachtauto’s in de dag avond en nacht, wegdek, afstand, hoogte enz.. Let op dat de standaard ingevulde snelheid van 50 km/uur moet worden gewijzigd naar 30 km/uur. http://www.stillerverkeer.nl/index.php?section=rmv&subject=RMW02&page=SRM1
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
53
5.7 Luchtvaart Luchtvaartlawaai ten gevolge van luchtverkeer van Rotterdam/The Hague Airport kan een rol spelen in de gemeente. Voor luchtvaart geldt het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaart (BGGL) en het Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart (BKL) als wettelijk kader5. De grenswaarden die hierbij van belang zijn, zijn de 35 Ke-contour voor grote luchtvaart en de 47 Bkl-contour voor kleine luchtvaart6. In 2001 zijn ingevolge artikel 18 van de Luchtvaartwet in het aanwijzingsbesluit van Rotterdam Airport de geluidcontouren van het luchtvaartterrein vastgesteld. Geluidzones rond luchthavens worden aangegeven met Kosteneenheden (Ke), een maat voor de totale geluidbelasting gedurende het jaar. Ke kan worden omgerekend naar Lden, de Europese geluidmaat die in de toekomst ook in het Nederlandse luchtvaartbeleid wordt gehanteerd. Een deel van het grondgebied van een gemeente kan zich bevinden binnen de 20 Ke-contour van Rotterdam/The Hague Airport. Bij de beoordeling van cumulatie kan het derhalve zijn dat luchtvaartlawaai moet worden meegenomen. Ten behoeve van de cumulatie zijn Lden-contouren van Rotterdam/The Hague Airport bijgevoegd. In het BGGL7 is bepaald dat in principe nieuwbouw van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen (zoals scholen en medische inrichtingen) binnen de 35 Ke-geluidcontour niet is toegestaan. De vigerende Ke-contouren van Rotterdam/The Hague Airport zijn in hoofdstuk 7 opgenomen. Binnen de Stadsregio Rotterdam is besloten dat Rotterdam/The hague Airport zich moet kunnen ontwikkelen tot een hoogwaardige, op zakenverkeer gerichte luchthaven. Hiertoe is in het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) bepaald dat in het gebied tussen de 20 en 35 Ke-contour geen nieuwe bebouwing met een gevoelige bestemming in het buitengebied wordt toegestaan, tenzij de uitbreiding in RR2020 is opgenomen. Herstructurering en intensivering in bestaand bebouwd gebied binnen de 20 Kecontour is wel toegestaan. Rekening moet worden gehouden met de herziening van het aanwijzingsbesluit. Het onderzochte alternatief dat Rotterdam/The Hague Airport wil uitvoeren en waarvoor de luchthaven een herziene aanwijzing vraagt van de minister van Verkeer en Waterstaat, het voorkeursalternatief 3b, omvat ‘herstellen en verruimen’ van de randvoorwaarden. Voor het herstellen (verbeterde rekenmethoden voor vliegtuiggeluid) en het met overheidsvluchten (regeringsvluchten, militaire vluchten en politievluchten) gedurende het etmaal - na de sluiting van het Marinevliegkamp Valkenburg - verruimen van de randvoorwaarden waaronder de luchthaven functioneert (en inherent hieraan verruiming van de Ke-contouren) heeft Rotterdam/The Hague Airport een milieueffectrapport (MER) opgesteld, dat onderdeel vormt van het verzoek aan de minister om herziening van het aanwijzingsbesluit. Het toepassen van nieuwe rekenvoorschriften om ook vliegtuiggeluid van minder dan 65 dB(A) mee te rekenen, resulteert in een ruimere 35 Ke-contour. Het faciliteren in overheidsvluchten overdag en ’s nachts (67 vliegtuigbewegingen per jaar) resulteert - na herstel van de rekenmethoden - in een nog iets ruimere 35 Ke-contour. De aangevraagde en door de minister van Verkeer en Waterstaat voorgestelde nieuwe Kecontouren van Rotterdam/The Hague Airport zijn nog niet in hoofdstuk 7 opgenomen.
5
6
7
Momenteel geldt een nieuw wettelijk kader, neergelegd in het wetsvoorstel Regelgeving Burger en Militaire Luchthavens (RBML). Deze wet regelt de overgang van de huidige Luchtvaartwet naar de Wet luchtvaart. Voor de herziene aanwijzing voor Rotterdam Airport wordt, op grond van het overgangsrecht, nog de procedure gevolgd zoals deze is vastgelegd in de nu geldende Luchtvaartwet. Voor lichtere toestellen die de routes voor het klein verkeer volgen, zoals recreatievluchten die op Rotterdam Airport plaatsvinden, geldt de Bkl-contour (Belasting kleine luchtvaart). Deze zone en de omvang van dit vliegverkeer blijven ongewijzigd ten opzichte van de aanwijzing uit 2001. Het plangebied ligt buiten de vastgestelde 47 Bkl-contour en blijft derhalve voor deze scan buiten beschouwing. Het BGGL is gebaseerd op artikel 25 van de Luchtvaartwet. Dat artikel is vervallen (sinds december 2008) en daarmee is de basis weg voor het BGGL en dus ook het BGGL formeel vervallen. Op grond van artikel IX, tweede lid van de RBML (ook in werking sinds december 2008, Stb. 562, 2008) blijft het BGGL wel van toepassing op de bestaande aanwijzingen (die geldig blijven totdat er een omzettingsbesluit is genomen).
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
54
Het totstandkomingsproces van het herziene aanwijzingsbesluit (een besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu, voorheen de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) bevindt zich nog in de fase voorafgaand aan het voorontwerpbesluit.
5.8 Cumulatie van geluid en de beoordeling van de cumulatie Bij het vaststellen van een hogere waarde moet rekening worden gehouden met eventuele cumulatie van geluidbelastingen (artikel 110a, zesde lid, Wgh). Dit kan het geval zijn, indien een geluidgevoelige bestemming is gesitueerd binnen meerdere zones op grond van de Wgh (artikel 110f Wgh). Hierbij wordt opgemerkt dat het gaat om de hindergewogen gecumuleerde geluidbelastingen op gevels van geluidgevoelige bestemmingen. In artikel 1.4 en bijlage I, behorende bij het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 is aangegeven hoe de cumulatie moet worden berekend. In het akoestisch onderzoek worden in een dergelijk geval de effecten van de samenloop van de verschillende geluidbronnen aangegeven en tevens op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij de te treffen maatregelen. Het bevoegd gezag kan in een dergelijk geval alleen een hogere waarde vaststellen als de gecumuleerde geluidbelasting, naar haar oordeel, niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting. In welke gevallen sprake is van ‘onaanvaardbare geluidbelasting’ is niet aangegeven in de regelgeving. Het bevoegd gezag kan in bepaalde gevallen besluiten de hogere waarde niet vast te stellen of een lagere waarde dan de gevraagde vast te stellen en daarmee impliciet zwaardere maatregelen verlangen. Indien de geluidbelasting van een 30 km/uur-weg hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, dan moet de geluidbelasting van deze weg worden meegenomen in de cumulatie. Hieronder is een tabel opgenomen waarin de landelijk geaccepteerde kwalificatie van gecumuleerde geluidbelasting is vermeld. Deze tabel kan als richtlijn worden gebruikt bij de beoordeling van de cumulatieve geluidbelasting.
Gecumuleerde geluidbelasting < 45 dB 45 - 50 dB 50 - 55 dB 55 - 60 dB 60 -65 dB 65- 70 dB >70 dB
Beoordeling akoestisch klimaat Zeer goed Goed Redelijk Matig Slecht Zeer slecht Extreem slecht
Ook eventuele aanwezige scheepvaart moet bij de beoordeling van de cumulatie worden betrokken. In het akoestisch onderzoeksrapport dienen voldoende aangrijpingspunten te zijn opgenomen voor een dergelijke overweging. Voor de cumulatie van het geluid kan gebruik worden gemaakt van de website van Martin van den Berg (http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV/cumureken.htm). Door gebruik te maken van deze tabel is direct inzichtelijk het percentage ernstig gehinderden. In deze tabel is ook de luchtvaart meegenomen; echter niet de scheepvaart. Omdat het geluid van de scheepvaart niet zo hinderlijk is, wordt geadviseerd in de kolom “railverkeer” de scheepvaart in te vullen. Van belang is bij de overwegingen van B&W mee te nemen dat bovenstaande tabel een algemene benadering is zonder rekening te houden met het gebiedstype. Zo zou het acceptabel kunnen zijn dat in de binnenstad of woningen gelegen in de zone van een drukke weg een hoger geluid mag heersen dan in een rustige woonwijk. Deze gebiedsafhankelijke benadering moet per situatie worden overwogen.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
55
5.9 Eisen aan een akoestisch onderzoeksrapport Inhoud akoestisch onderzoeksrapport behorende bij een een hogere waardenbesluit Wet geluidhinder Uitgangspunten Uitgangspunt is dat het akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (hierna: Rmv) en de gemeentelijke nota Hogere waardenbeleid Wet geluidhinder en dat het akoestisch onderzoeksrapport ten minste de gegevens bevat die zijn genoemd in hoofdstuk 1 van bijlage I van het Rmv. In het Rmv worden voor de wettelijke bronnen industrieterreinen, wegen en spoorwegen per categorie van bronnen de regels aangegeven voor de vaststelling van de geluidbelasting vanwege deze bronnen en de wijze waarop akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Indien een plan of project net buiten de wettelijke zone van een rijks- of provinciale weg of spoorweg ligt, wordt ook de geluidbelasting van de desbetreffende weg berekend. De wettelijke bronnen zijn industrielawaai IL, wegverkeerslawaai VL, railverkeerslawaai RL en luchtvaartlawaai LL. De niet-wettelijke bronnen zijn scheepvaart, 30 km/u wegen, schoolplein, parkeerterrein en helicoptergeluid. Het onderzoek is gericht op het toekomstig maatgevend jaar. Veelal is dit de situatie 10 jaar na de vaststelling van het bestemmingsplan of het nemen van het projectbesluit. In geval van een wegreconstructie zijn hierbij twee peiljaren van belang: 1 jaar voor de reconstructie en 10 jaar na afronding van de reconstructiewerkzaamheden. Onderzoek is gericht op alle geluidgevoelige bestemmingen die door brede bestemmingen, op basis van de planvoorschriften, mogelijk worden gemaakt. Denk hierbij aan bijvoorbeeld dubbele functies, mogelijke verschuiving van bestemmingsgrenzen en het optoppen van woningen. In het akoestisch onderzoeksrapport worden ten minste de volgende gegevens opgenomen: 1. Organisatorische en algemene gegevens 1.1 Naam van de opdrachtgever. 1.2 Naam van de uitvoerder. 1.3 Datum van het onderzoeksrapport. 1.4 Aanleiding en doel, onder vermelding van de artikelen van de Wet geluidhinder op grond waarvan het akoestisch onderzoek is vereist. 1.5 Planstatus en planbeschrijving met onderbouwing van de situering, functietoewijzing en vormgeving van het plan in relatie tot de ligging van de geluidbron(nen). 2. Toegepaste rekenmethode 2.1 Aangetoond wordt dat de desbetreffende situatie valt binnen het toepassingsbereik van de gebruikte methode. 2.2 Indien een andere methode is toegepast, de noodzaak daarvan en de beschrijving en verantwoording van deze methode. 2.3 Alle invoergegevens van de toegepaste rekenmethode en indien het emissieregister is geraadpleegd ook de datum waarop of het versienummer van het bestand. 3. Inhoudelijke gegevens 3.1 Kaarten en/of tekeningen met bestaande en/of geprojecteerde wegen, spoorwegen, industrieterreinen en zones hiervan en woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen binnen de zones. 3.2 Situering, akoestisch relevante dimensies en aard van de doorgerekende geluidafschermende voorzieningen, zowel op oorspronkelijk kaartmateriaal als in de vorm van de geschematiseerde computerinvoer. 3.3 Situering, akoestisch relevante dimensies en aard van de overige geluidreflecterende en- afschermende objecten of constructies.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
56
3.4 Scheidingslijnen tussen akoestisch harde en zachte bodemvlakken, met een aanduiding van de aard van de bodem. 3.5 Grafische weergave van geometrische invoergegevens. 4. Gegevens betreffende wegverkeerslawaai 4.1 Wegtype, wegdektype, aanwezige weghellingen, met verkeerslichten geregelde kruispunten, snelheidsbeperkende maatregelen en eventueel een tekening en/of kilometeraanduiding van een geluidscherm met een onderbouwing hiervan. 4.2 Maatgevende verkeersintensiteiten per etmaal en dag-, avond- en nachtuur gemiddelde en verkeerssnelheden en in een bijlage de door de bronbeheerder aangeleverde verkeersintensiteiten. 4.3 Datum van de schatting of vaststelling van de verkeerstoestand en het jaar waarop deze betrekking heeft. 4.4 Toegepaste aftrek overeenkomstig artikel 110g van de Wgh. 4.5 Aandachtspunten De gehanteerde verkeersgegevens voor stedelijke wegen zijn afgegeven door de afdeling Verkeer & Vervoer van de gemeente en die van provinciale /rijkswegen door de desbetreffende overheden. Deze gegevens zijn gebaseerd op toekomstige ontwikkelingen waarvoor reeds een (wettelijk/bestuurlijk) besluit is genomen. Trambanen en relevante 30 km/uur-wegen moeten in het onderzoek zijn meegenomen en zijn overwogen. Andere niet-wettelijke bronnen in overleg met DCMR (denken aan scheepvaartlawaai, horecalawaai, schoolplein enz.) meenemen. Voor nieuwe verkeerstoestanden (invoering 30 km/uur, snelheidsverlaging, vervanging wegdek enz.) moet een (verkeers)besluit aanwezig zijn/worden aangevraagd, waarin het jaar van de invoering van de maatregel is aangegeven. 5. Gegevens betreffende railverkeerslawaai 5.1 Emissiegetal en de daarbij behorende invoergegevens en maatgevend jaar 5.2 Aandachtspunten Metro en lightrail in het onderzoek meenemen. Uitgaan van de meest recente versie van het akoestisch spoorboekje. Bij twijfel aan de uitgangspunten afstemmen met DCMR of de bronbeheerder (Prorail en RET). Rekening houden met de geplande geluidsaneringsschermen. In geval van meerdere trajecten, die als een geheel kunnen worden aangemerkt, de geluidbelasting vanwege alle spoortrajecten tezamen aan de grenswaarde van de Wgh toetsen. 6. Gegevens betreffende industrielawaai 6.1 Invoergegevens en op welke wijze de resultaten zijn verkregen. 6.2 Alle benodigde gegevens zoals beschreven in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999. 6.3 Aandachtspunten De berekeningen baseren op het rekenmodel, dat ten grondslag heeft gelegen aan de geluidsaneringsoperatie van het desbetreffende industrieterrein. 7. Berekende geluidbelastingen 7.1 Geluidbelasting per bron op in beginsel iedere gevel en op iedere bouwlaag (1,5 m boven vloerhoogte of gemotiveerd andere hoogte, voor buitenruimte 1,2 m). 7.2 Gecumuleerde geluidbelasting met en zonder niet-wettelijke bronnen (bij gevallen met overschrijding van de voorkeursgrenswaarde) binnen een bronsoort op alle gevels en op alle bouwlagen (1,5 meter vloerhoogte of 2/3 hoogte bouwlaag); voor wegverkeer met en zonder tramverkeer. 7.3 Gecumuleerde geluidbelasting met en zonder niet wettelijke bronnen vanwege verschillende bronsoorten op alle gevels en op alle bouwlagen (1,5 meter vloerhoogte of 2/3 hoogte bouwlaag). 7.4 Aaandachtspunten voor luchtvaartlawaai
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
57
Drie normen zijn van belang: de voorkeursgrenswaarde op grond van de Luchtvaartwet: de 35 Ke-contour; de voorkeursgrenswaarde op grond van Beleid Rotterdam (motie Beynen): de 20 Kecontour; de 47 Bkl-contour op grond van het Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart. De situering van het plangebied ten opzichte van deze contouren aangeven. 8. Onderzochte maatregelen 8.1 Mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen en effecten daarvan om de geluidbelasting tot de voorkeursgrenswaarde te beperken en indien van toepassing onderbouwen waarom geen (verdergaande) bron en/of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn. 9. Hogere waardenbeleid 9.1 Beschrijving van de woningindeling. 9.2 Beschrijving van een geluidluwe gevel en/of buitenruimte. 9.3 Indien hogere waarden moeten worden aangevraagd; aangeven per gevel en per bronsoort de aan te vragen hogere waarde. Op basis van deze gegevens moet het startformulier Hogere Waarde worden ingevuld. 10. Gegevens betreffende de geluidwering van de gevel 10.1 Referentiespectrum. 10.2 Invoergegevens met bronvermelding. 10.3 Wijze waarop kan worden geventileerd. 10.4 Aandachtspunten Om te bepalen of er extra eisen aan de geluidwering moeten worden gesteld om aan het Bouwbesluit te voldoen, moet de totale geluidbelasting per bronsoort worden bepaald. De hoogste waarde is bepalend. Als extra gevelmaatregelen noodzakelijk zijn, moet in een apart rapport worden aangetoond dat deze maatregelen voldoende zijn. Bij het dimensioneren van de gevelmaatregelen wordt geadviseerd om, afhankelijk van de maatgevende bronsoort, één van de onderstaande spectra aan te houden:
Spectrum wegverkeerslawaai Octaafband [Hz] 125 Correctiewaarde Ci -14
250 -10
500 -6
1.000 -5
2.000 -7
Spectrum railverkeerslawaai Octaafband [Hz] 125 Correctiewaarde Ci -27
250 -17
500 -9
1.000 -4
2.000 -4
Spectrum Havenspoorlijn Octaafband [Hz] 125 Correctiewaarde Ci -27
250 -10
500 -6
1.000 -4
2.000 -6
Spectrum industrielawaai Indien industrielawaai de bepalende bron is, wordt geadviseerd om het spectrum te bepalen uit de berekende geluidbelasting op het bouwplan. Vanwege de grote diversiteit binnen industrielawaai is niet op voorhand aan te geven welke bron bepalend is. Bij de berekening van de karakteristieke geluidwering van de gevel (formeel de uitwendige scheidingsconstructie) worden, volgens de aan het Bouwbesluit gekoppelde NEN, alleen de octaafbanden 125 Hz tot en met 2000 Hz beschouwd. Gezien de vorm van het spectrum van industrielawaai, adviseren wij om bij de berekeningen van de karakteristieke geluidwering en de hieraan gekoppelde binnenniveaus in de verblijfsruimten in ieder geval toch rekening te houden met de octaafband 63 Hz; de geluidisolatie van met name lichte gevelcomponenten is bij 63 Hz gering.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
58
11. Overig te inventariseren punten 11.1 Van belang is te melden wat de LAmax is op de gevels van de woningen in de dag-, avond en nachtperiode. 11.2 Van belang is te melden welke categorieën van inrichtingen in de nabijheid liggen (binnen een straal van 100 meter) van de nieuwbouw met hun hoofdactiviteit.
5.10 Bezwaren en doelmatigheidscriteria De ontwikkelaar moet maatregelen overwegen als uit het akoestisch onderzoeksrapport blijkt dat de voorkeursgrenswaarden worden overschreden. In deze bijlage zijn bezwaren opgenomen die de gemeente reeds heeft overwogen als een legitiem bezwaar. Echter elk bezwaar tegen het treffen van een maatregel moet altijd goed gemotiveerd zijn opgenomen in het akoestisch onderzoeksrapport. Bijlage: Voorbeelden van bezwaren bij geluidbeperkende maatregelen Het kan zijn dat geluidbeperkende maatregelen weliswaar akoestisch doeltreffend en mogelijk zouden zijn, maar dat zij stuiten op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard (artikel 110a, vijfde lid, Wgh). In de Wgh en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten is niet aangegeven wat - inhoudelijk - wordt verstaan onder deze bezwaren. Om onduidelijkheid hieromtrent te vermijden, zijn hieronder een aantal voorbeelden geformuleerd, die invulling geven aan deze bezwaren. Onderstaande voorbeelden zijn bedoeld als hulpmiddel bij het formuleren van een hogere waardenbesluit. De voorbeelden zijn niet uitputtend bedoeld. Bezwaren van stedenbouwkundige aard Een hogere waarde kan worden vastgesteld, wanneer kan worden aangetoond dat nieuwbouw ter plaatse dringend noodzakelijk is en dat de bebouwing niet anders kan worden gesitueerd en/of vormgegeven. Het gaat dus om locatiespecifieke kenmerken. Voor uitbreidingssituaties aan de rand van de bebouwde kom zijn stedenbouwkundige overwegingen moeilijker te motiveren. In de praktijk kan het om stedenbouwkundige redenen wenselijk zijn om buitenruimten aan de geluidbelaste zijde te situeren, bijvoorbeeld vanwege de aanwezigheid van zon. Ook kan om reden van volkshuisvesting of stedenbouw, dat een geluidgevoelige bestemming geheel op een geluidbelaste zijde is georiënteerd, bijvoorbeeld bij studentenwoningen of starterswoningen. Om geluidhinder zoveel mogelijk te voorkomen, moet in dat geval worden gezocht naar alternatieve oplossingen, bijvoorbeeld in de vorm van een gemeenschappelijke buitenruimte, die wel geluidluw is gelegen. Het creëren van een tweede buitenruimte is eveneens een mogelijkheid. Door het kiezen van passende gebouwvormen, zoals terrasgevels, ‘uitkragende’ balkons of geluidabsorberende nissen, is het mogelijk om op architectonisch niveau passende maatregelen te treffen. Bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard Een verkeersmaatregel als het verminderen van de verkeersintensiteit op een weg kan in een ander deel van de gemeente voor een verslechtering zorgen. Dit zou dan een reden zijn waarom deze geluidbeperkende maatregel stuit op bezwaren van verkeerskundige aard. Maatregelen dienen te passen binnen de systematiek van het verkeerscirculatieplan van de gemeente. Bij overdrachtsmaatregelen speelt verkeersveiligheid een rol, bijvoorbeeld omdat geluidschermen door zichtbeperking voor een onveilige situatie kunnen zorgen. Aanleg van stil asfalt kan worden overwogen op termijn (passend binnen het onderhoudsplan van de gemeente). Echter als vervanging van “stil wegdek” leidt tot een “lappendeken” kan worden gemotiveerd waarom niet voor deze maatregel is gekozen. Bezwaren van landschappelijke aard Een hogere waarde kan worden vastgesteld, wanneer geluidreducerende maatregelen, bijvoorbeeld een doorsnijding van een waardevol open landschap zouden veroorzaken, grondwaterstromen zouden beïnvloeden of flora en fauna zouden belemmeren.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
59
Bezwaren van financiële aard Bron- en overdrachtsmaatregelen brengen extra kosten met zich mee. Op zich is dit geen argument om af te wijken van de voorkeursgrenswaarde. Wel moet een afweging worden gemaakt tussen de kosten van de maatregelen en het accepteren van een hogere geluidbelasting. Hierbij is de doelmatigheid van de maatregelen in het geding. Een geluidscherm zal eerder financieel haalbaar zijn als er veel geluidgevoelige bestemmingen bij betrokken zijn. Hetzelfde geldt voor een geluidreducerend wegdek. Bij slechts weinig geluidgevoelige bestemmingen zal de doelmatigheid afnemen en zullen de kosten van gevelisolatie lager zijn dan bron- en overdrachtsmaatregelen. De kosten van de maatregelen moeten inzichtelijk worden gemaakt en er moet worden gekeken welke maatregel het meest doelmatig is in het beperken van de geluidbelasting ten opzichte van de kosten ervan. Doelmatigheidscriterium van Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat hanteert een doelmatigheidscriterium om te bepalen waar geluidreducerende maatregelen rond een geluidbron worden genomen als er sprake is van te hoge geluidbelastingen. De afweging die gemaakt moet worden is of er (een combinatie van) bronmaatregelen (zoals stil asfalt), maatregelen in de overdracht (zoals schermen) of maatregelen bij de ontvanger (zoals gevelisolatie) moeten komen. Deze afweging is nodig om te voorkomen dat hoge kosten voor een geluidreducerende maatregel (zoals een hoog geluidscherm) worden gemaakt om slechts enkele woningen af te schermen. In zulke gevallen kan het dan goedkoper zijn om de woningen zelf te isoleren. Het doelmatigheidscriterium is bedoeld om een objectieve en controleerbare afweging te maken (Bron: www.geluidwiki.nl). In het blad Geluid van maart 2010 is een artikel opgenomen waarin uiteen is gezet hoe dit doelmatigheidscriterium “werkt”. Op de site www.overheid.nl is het doelmatigheidscriterium te downloaden (stcrt-2009-20367).
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
60
5.11 Startformulier Hogere Waarde Startformulier Hogere waarden Wet geluidhinder Inzenden aan: college van burgemeester en wethouders van de Gemeente _____________ ______________________ ______________________ ______________________
Naam Project:
_________________________
Algemene gegevens Naam -------------------------------------------------------------------------------------Adres -------------------------------------------------------------------------------------Postcode -------------------------------------------------------------------------------------Plaats --------------------------------------------------------------------------------------
Contactpersoon -------------------------------------------------------------------------------------Afdeling/functie -------------------------------------------------------------------------------------Telefoonnummer -------------------------------------------------------------------------------------E-mailadres --------------------------------------------------------------------------------------
Vooroverleg Gevoerd met -------------------------------------------------------------------------------------Datum -------------------------------------------------------------------------------------Afspraken
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
61
Projectgegevens Wet ruimtelijke ordening Het verzoek om hogere waarden geschiedt in het Wro-kader van de voorbereiding van: 0 Bestemmingsplan -----------------------------------------------------------------------------------0 Uitwerkingsplan -----------------------------------------------------------------------------------0 Wijzigingsplan ----------------------------------------------------------------------------------0 omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met het bestemmingsplan ----------------------------------------------------------------------------------0 Anders
Wet geluidhinder 1.
In een eerdere planfase is een hogere waarde/MTG vastgesteld: 0 Niet van toepassing 0 Plan en status ---------------------------------------------------------------------------------Bestemming en vastgestelde hogere waarde/MTG: Geluidgevoelige bestemming
2.
Hogere waarde/MTG
Zoneplichtige geluidbron: 0 Wegverkeer 0 Railverkeer 0 Industrie
3.
Categorie geluidbron: 0 0 0 0 0 0 0 0
4.
Aanwezig wegverkeer Aanwezig railverkeer Aanwezige industrie Reconstructie van een weg Wijziging van een zone (industrie) Vaststelling van een zone (industrie) Geprojecteerd/te wijzigen (wegverkeer) Niet geprojecteerd/nieuw
Rechtsgrond (van toepassing zijnde artikel Wgh / Bgh): 0 Artikel 83 lid 1 Wgh voor wegverkeer 0 Artikel 83 lid 2 Wgh voor wegverkeer 0 Artikel 4.10 Bgh voor railverkeer 0 Artikel 59 lid 1 Wgh voor industrie
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
62
0 Artikel 110a Wgh 0 ________________
5.
Aantal en soort object: 0 0 0 0 0 0
Nieuwe woning Nieuwe agrarische woning Vervangende woning Aanwezige of in aanbouw zijnde woning Geprojecteerde woning Andere geluidgevoelige gebouwen:
aantal aantal aantal aantal aantal
__ __ __ __ __
---------------------------------------------------------------------------------0
6.
Situatie artikel 1Wgh: 0 Stedelijk gebied 0 Buitenstedelijk gebied
Verzochte hogere waarden Uitgaan van worst case-situatie (max.aantal objecten). Hogere waarde per bron ( in dB voor RL en VL en in dB(A) voor IL) Adres/ Waarneempunt
Aantal woningen
Bron
Verzochte hogere waarde
Bijlagen 0 X X X X X X X X X X 0 0
Verslag vooroverleg Projectbeschrijving Akoestisch onderzoeksrapport Kaarten/tekeningen (situatie voor plan, situatie na plan, situering geluidzones, situering geluidoverdrachtbeperkende maatregelen, en dergelijke) Verklaring overeenkomstig artikel 111 Wet geluidhinder Beschrijving bron- en overdrachtsmaatregelen Beschrijving gevelmaatregelen Beschrijving akoestisch gunstige inrichting ruimtelijk plan Beschrijving akoestisch gunstige indeling geluidgevoelige ruimten Beschrijving geluidluwe gevel en/of geluidluwe buitenruimte Beschrijving Onvoldoende doeltreffend en/of overwegende bezwaren Beschrijving geluidafschermende voorziening
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
63
5.12
Interimwet stad-en-milieubenadering
De benodigde informatie is in de vorm van diverse publicaties voorhanden: • •
Een provinciaal toetsingskader Stad en Milieu, dat door GS is vastgesteld (informatief opgenomen als bijlage inclusief het meldingsformulier Interimwet stad-en-milieubenadering). Een handreiking Stad en Milieubenadering van IPO, VNG en VROM uit 2005. De digitale versie van deze handreiking is –samen met veel andere in dit kader relevante informatie- te vinden op www.stadenmilieu.nl.
Procedure en voorwaarden De Stad en Milieubenadering biedt de mogelijkheid om voor de milieu-aspecten geluid en geur van veehouderijen af te wijken van wettelijke normen. Het afwijken van de milieunormen kan pas een optie zijn als een aantal stappen zijn doorlopen: • • •
Stap 1: alle betrokken partijen moeten gezamenlijk aan tafel, de milieusituatie in beeld brengen en knelpunten zoveel mogelijk oplossen door het treffen van bronmaatregelen. Stap 2: als bronmaatregelen geen uitkomst bieden moeten de mogelijkheden die de bestaande wet biedt worden benut (creatieve oplossingen en maatwerk). Stap 3: wanneer regels de ontwikkeling van een gebied blijven hinderen kan de gemeente onder voorwaarden afwijken van de milieunormen (stap 3-besluit).
Stad en Milieu opteert voor een open planproces; het is een uitnodiging om met een groot aantal partijen een zoekproces in te gaan. Het succes is dus niet af te meten aan het (beperkte) aantal keren dat een stap 3 besluit genomen wordt. In de praktijk vinden namelijk de plannenmakers eerder in het proces de oplossingen. Gezien het feit dat in “Stap 3” B&W een besluit kunnen nemen boven de wettelijke milieunormen, wordt geadviseerd de GGD tijdig te betrekken in het proces. Een gezondheidsffectscreening kan worden overwogen, maar is niet wettelijk verplicht. Indien de bronmaatregelen ontoereikend zijn (stap 1) en de bestaande wet- en regelgeving geen soulaas bieden (stap 2) moeten compenserende maatregelen genomen worden (stap 3). Dat kan op vrijwillige basis ook al in stap 2 gebeuren. Bij compenserende maatregelen is de volgorde: eerst binnen hetzelfde milieucompartiment (geluid), dan binnen andere milieucompartimenten (bijvoorbeeld geur) en tenslotte buiten milieu (bijvoorbeeld in de vorm van groenvoorzieningen). Hoofdstukken 4 en 6 van deze handreiking geven mogelijk te overwegen maatregelen. Als de initiatiefnemer er voor kiest om niet binnen het plangebied te compenseren is sprake van een juridische complicatie. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als aparte bestemmingsplannen worden vastgesteld voor woongebieden en een park dat als compenserende maatregel kan worden gezien. De Interimwet en de toelichting daarop spreken zich er niet over uit of een (ruimtelijke) compenserende maatregel en het projectgebied in één en het zelfde bestemmingsplan moeten worden opgenomen. Op zich is een park als compenserende maatregel denkbaar. Voor de duidelijkheid lijkt het beter om compenserende maatregel en projectgebied in één bestemmingsplan te laten vallen. Van belang is dat de gemeente in het stap 3-besluit duidelijk maakt dat de maatregelen die voorgesteld worden financieel en maatschappelijk haalbaar zijn. De wet geldt voor zowel stedelijk als landelijk gebied en er zijn geen beperkingen aan de omvang van een project. Het doorlopen van een Stad en Milieubenadering is een gemeentelijke verantwoordelijkheid die (doorloop)tijd en (publiekrechtelijke) kennis en ervaring vraagt.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
64
Looptijd Interimwet De Interimwet stad-en-milieubenadering is in de Crisis- en herstelwet verlengd tot 2014. Het streven is dat daarna een nieuwe wet Gebiedsontwikkeling en Milieu beschikbaar is. Maatregelen In juridische zin moet onderscheid gemaakt worden tussen privaatrechtelijke en publiekrechtelijke wegen om maatregelen voor te schrijven dan wel af te dwingen. Publiekrechtelijk is met de nieuwe Wro en de Grondexploitatiewet de mogelijkheid geïntroduceerd van binnengemeentelijke fondsvorming (bovenplanse verevening). Voorwaarde daarvoor is een exploitatieplan en de betreffende maatregelen kunnen daarna in de vorm van een ‘overeenkomst’ tussen gemeente en ontwikkelaar worden vastgelegd. Het opnemen van milieueisen in beleidskaders (met name bestemmingsplannen) is mogelijk, maar moeten redelijk zijn. Het bestemmingsplan Zuidplaspolder is in dat opzicht een voorbeeld. Het besluit Geadviseerd wordt in het ontwerpbesluit duidelijk te omschrijven op welk gebied het besluit betrekking heeft. Geadviseerd wordt een duidelijke omschrijving van het totale gebied aan het besluit toe te voegen, ondersteund met een of meerdere kaarten waarop de begrenzing van het projectgebied te aangeven. Geadviseerd wordt (artikel 11 lid 2 van de Interimwet) de omstandigheden duidelijk te omschrijven in het besluit die de noodzaak van zuinig en doelmatig ruimtegebruik onderbouwen en die een optimale leefomgevingskwaliteit waarborgen. Geadviseerd wordt in het besluit duidelijk aan te geven wat het gewenste ruimtegebruik in het gebied is, voor zover dat verband houdt met de toepassing van artikel 2 of 3 van de Interimwet. Geadviseerd wordt in het besluit duidelijk te omschrijven van welke normen of wettelijke voorschriften worden afgeweken. Geadviseerd wordt in het besluit duidelijk te omschrijven welke gevolgen worden verwacht voor het milieu en de gezondheid. Geadviseerd wordt in het besluit duidelijk te omschrijven welke compenserende maatregelen zijn overwogen en welke maatregelen daadwerkelijk getroffen moeten worden. Geef hierbij duidelijk aan op welke wijze de uitvoering van de maatregelen worden gegarandeerd en worden gemonitoord. Provinciale uitgangspunten bij de toepassing van de Interimwet stad-en-milieubenadering (informatief toegevoegd) Op 1 februari 2006 is de Interimwet stad-en-milieubenadering in werking getreden. De in deze Interimwet opgenomen regeling biedt de gemeenteraad de mogelijkheid om ten aanzien van een door hem aangewezen projectgebied te besluiten tot afwijking van milieukwaliteitsnormen op het gebied van geluid, lucht en bodem en van bepalingen op het gebied van stank en ammoniak. Afwijken kan uitsluitend indien dat voor het realiseren van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale leefomgevingkwaliteit in dat gebied noodzakelijk is. Er dient sprake te zijn van het vestigen van milieugevoelige bestemmingen en van het vestigen of verplaatsen van kleinschalige bedrijvigheid bij functiemenging van wonen en werken. Naast deze mogelijkheid biedt de Interimwet gemeenten de mogelijkheid om gebruik te maken van een gemeentelijke coördinatieprocedure ten aanzien van ruimtelijk relevante besluiten. Het toetsingskader Interimwet stad-en-milieubenadering van de provincie Zuid-Holland is van toepassing op stad en milieuprojecten binnen deze provincie en geeft weer hoe Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland willen omgaan met de Interimwet stad-en-milieubenadering. Dit toetsingskader moet worden gezien als een aanvulling op de Handreiking Stad en Milieubenadering, die gezonden is aan iedere gemeente van de provincie Zuid-Holland. De uitgangspunten bij de toepassing van de Interimwet stad-en-milieubenadering 1. Het gebruik van het procesinstrument van stad en milieu wordt aanbevolen in al die situaties waar milieu een gewenste ruimtelijke ontwikkeling in de weg lijkt te staan. Bij het toepassen van de stad-enmilieubenadering is het de wens van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland dat een zgn. stap 3besluit zoveel mogelijk wordt voorkomen. Maatregelen aan de bron verdienen de voorkeur. Indien de gemeente toch besluit tot het nemen van een zgn. stap 3-besluit zal zij moeten aantonen dat zij alle andere mogelijkheden in overweging hebben genomen en zal zij moeten aangeven waarom deze niet tot een oplossing hebben geleid.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
65
2. 3.
De leefomgevingkwaliteit moet er per saldo op vooruit gaan met name voor bestaande woningen die in voorkomende gevallen wellicht meer milieubelasting zullen ondervinden. Er mag geen sprake zijn van een ontoelaatbare verslechtering van de volksgezondheid in een gebied.
Stad en Milieuproces Het afwijken van de milieunormen kan pas een optie zijn als een aantal stappen zijn doorlopen: Stap 1: alle betrokken afdelingen binnen een gemeente moeten gezamenlijk aan tafel en knelpunten zoveel mogelijk oplossen door bronmaatregelen. Stap 2: als bronmaatregelen geen uitkomst bieden moeten de mogelijkheden die de bestaande wet biedt worden benut (creatieve oplossingen en maatwerk). Stap 3: wanneer regels de ontwikkeling van een gebied blijven hinderen kan de gemeente onder voorwaarden afwijken van de milieunormen (stap 3-besluit). Een stap 3-besluit dient tegelijk met een vastgesteld bestemmingsplan ter goedkeuring te worden voorgelegd aan Gedeputeerde Staten. De wet geldt voor zowel stedelijk als landelijk gebied en er zijn geen beperkingen aan de omvang van een project. De provincie Zuid-Holland zet zich in voor een optimale leefomgevingkwaliteit en een doelmatig en zuinig ruimtegebruik. De provincie staat voor een woningbouwopgave ook in gebieden waar de milieukwaliteit niet overal even goed is. De provincie Zuid-Holland adviseert c.q. stimuleert gemeenten de stad- en milieubenadering toe te passen in al die situaties waar uit een eerste globale verkenning blijkt dat gestelde normen mogelijk worden overschreden. Voordeel van een dergelijke benadering is dat vanaf het begin van het ruimtelijk planproces alle betrokken partijen (dus ook afdeling milieu) aan tafel zitten. Bij het toepassen van de stad-en-milieubenadering wordt het gebruik van methoden als MILO, MIRUP of LOGO sterk aanbevolen. Met behulp van deze methoden is het namelijk goed mogelijk te bepalen welke ambitie een gemeente heeft ten aanzien van een gebied. Het begrip leefomgevingkwaliteit omvat nadrukkelijk meer dan alleen milieukwaliteit. De leefomgevingkwaliteit wordt bepaald door verschillende factoren: milieukwaliteit (waaronder volksgezondheidsaspecten), ruimtelijke (waaronder de kwaliteit van de openbare ruimte), sociale en economische aspecten. Het gaat hierbij met name om de fysieke aspecten van de leefomgeving. Bij het zoeken naar compenserende maatregelen wordt de gemeente het gebruik van bestaande onderzoeken met betrekking tot het bouwen in milieubelaste locaties sterk aanbevolen. Goedkeuring Gedeputeerde staten van Zuid-Holland had in haar beleid voor goedkeuring voor een door de gemeente op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering genomen besluit tot het afwijken van milieunormen goedkeuren de volgende toetsingscriteria: • Het besluit van de gemeente moest voldoen aan de vereisten als gesteld in de Interimwet stad-enmilieubenadering. • De gemeente moest in haar overwegingen bij het besluit rekening hebben gehouden met het door de GGD uitgebrachte advies, alsmede indien geen sprake is van een ontoelaatbare verslechtering van de volksgezondheid in het betreffende gebied. • De gemeente moest haar besluit voldoende hebben gemotiveerd. • De gemeente moest in haar besluit op het onderdeel compenserende maatregelen rekening hebben gehouden met de in de Interimwet Stad en Milieubenadering gegeven voorkeursvolgorde. • In het besluit moesten voldoende compensatiemaatregelen zijn opgenomen, alsmede indien voldoende zekerheid bestaat over het daadwerkelijk uitvoeren van deze maatregelen. • In het proces van totstandkoming van het besluit moesten alle voor het gebied relevante partijen in de gelegenheid zijn geweest hun mening over het voornemen van de gemeente kenbaar te kunnen maken. • Op duidelijke wijze moest zijn aangegeven hoe de Handreiking Stad en Milieubenadering is toegepast. Vooroverleg Het wordt gemeenten aanbevolen om in al die situaties waar sprake is van ruimtelijke plannen voor het bouwen in een milieubelast gebied vooroverleg te starten met alle belanghebbenden.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
66
Projectteam Op basis van het projectplan werd de gemeente geadviseerd een projectteam samen te stellen waarin betrokkenen gezamenlijk werken aan het formuleren van de gewenste inrichting en kwaliteit van het betreffende gebied.
5.13 Registreren en rapporteren van de hogere waardenbesluiten
Kadastrale registratie van het besluit hogere waarde (bron VROM) Wet geluidhinder Artikel 110i van de (nieuwe) Wet geluidhinder stelt het volgende: Een bestuursorgaan doet een door hem genomen onherroepelijk geworden besluit, houdende een beslissing tot het vaststellen van een hogere waarde dan de bij of krachtens deze wet genoemde waarden, zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van dat wetboek is niet van toepassing. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing als een besluit als bedoeld in het eerste lid, ingevolge een besluit of uitspraak in rechte waarbij dat besluit is ingetrokken of gewijzigd, of anderszins zijn waarde heeft verloren, in die zin dat op grond van de betrokken mededeling van het bestuursorgaan de vermelding van de desbetreffende korte aanduiding in de kadastrale registratie wordt verwijderd bij de betrokken percelen. Het eerste lid stelt dat onherroepelijk geworden besluiten tot het vaststellen van hogere waarden zo spoedig mogelijk kadastraal dienen te worden geregistreerd, terwijl het tweede lid aangeeft dat als een dergelijk besluit wordt ingetrokken, wordt gewijzigd of geen waarde meer heeft, de kadastrale registratie daarop moet worden aangepast. De kadastrale registratie biedt niet alleen voor burgers de mogelijkheid om inzicht te verkrijgen in vastgestelde hogere waarden voor woningen, ook voor de gemeente zelf kan het nuttig zijn om bijvoorbeeld in latere gevallen van reconstructies, via het kadaster over de vastgestelde hogere waarden te kunnen beschikken. De kadastrale registratie betekent niet dat de vastgestelde hogere waarde rechtstreeks aan het betreffende kadastrale perceel wordt gekoppeld: er wordt slechts een aanduiding opgenomen dat er een hogere waarde is vastgesteld. Het besluit daaromtrent is vervolgens wel opvraagbaar bij het kadaster. De kadastrale registratie moet gebeuren op het niveau van een kadastraal perceel of gedeelte daarvan. Dat houdt in dat het besluit pas aan het kadaster kan worden aangeboden voor inschrijving als daarbij tevens de kadastrale aanduiding wordt vermeld. Als er sprake is van globale bestemmingsplannen of appartementengebouwen waarvoor de uiteindelijke kadastrale aanduiding ten tijde van het nemen van het besluit tot vaststellen van hogere waarden nog niet bekend is, is het raadzaam de registratie pas te laten plaatsvinden als de definitieve kadastrale aanduiding bekend is. Kadastrale registratie Het aanbieden van de inschrijving kan elektronisch (dit is een methode, waarbij de stukken digitaal beschikbaar moeten zijn), zie daarvoor de website van het kadaster (www.kadaster.nl), maar ook analoog. Daarbij moet voor de registratie het volgende in acht worden genomen. De voor de inschrijving (of wijziging daarvan) benodigde stukken: De kadastrale aanduidingen van de percelen waarop het besluit betrekking heeft, moeten altijd worden vermeld. Dit kan ofwel in het besluit zelf ofwel in de onder een besluit gestelde voetverklaring. Als sprake is van besluiten die betrekking hebben op gedeeltelijke kadastrale percelen, dient nauwkeurig te worden beschreven op welk deel van het perceel het besluit betrekking heeft. Alhoewel dat geen verplichting is, verdient het, als service voor (toekomstige) bewoners, aanbeveling om bij de stukken een overzicht op te nemen waarbij per adres (straatnaam, huisnummer, postcode) en kadastrale aanduiding wordt aangegeven welke hogere waarde in dB er is vastgesteld, onder vermelding van datum en nr. van het betreffende besluit.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
67
Stukken die op papier voor inschrijving worden aangeboden dienen in tweevoud te worden aangeboden aan een regiokantoor van het kadaster. Het kadaster verzendt een ontvangstbevestiging en na inschrijving stuurt zij één set van de aangeboden stukken retour, voorzien van het “relaas van inschrijving”, dat is een aanduiding dat de inschrijving in het kadastrale openbare register heeft plaatsgevonden. Bij elektronische aanbieding van stukken vindt toezending in enkelvoud plaats en zullen de aangeboden stukken niet retour gezonden worden. Wel wordt een elektronisch bewijs van ontvangst en elektronisch bewijs van inschrijving verstrekt. Specifieke eisen aan de papieren afschriften Onderstaande eisen hebben betrekking op de voor het Kadaster bestemde stukken die op papier voor inschrijving worden aangeboden. 1. De afschriften (besluit, enz.) mogen op gewoon blanco papier worden aangeleverd; de speciale Kadasterformulieren (ook wel bekend als Rijksformulieren) behoeven niet meer te worden gebruikt 2. Boven- en ondermarges moeten 2 centimeter te zijn, een marge van 5 centimeter in de linkerkantlijn moet worden aanhouden. 3. De voor inschrijving bedoelde stukken moeten rechtsboven voorzien zijn van een paginanummer en hoeven niet geparafeerd te zijn. 4. Binnen de vrij te houden 2 centimeter ondermarge dient aan de linkerzijde de tekst Hypotheken 4 te worden opgenomen. 5. Bijlagen groter dan A4-formaat (maar kleiner dan of gelijk aan A0-formaat) dienen als afzonderlijk afschrift te worden bijgevoegd, en zullen dus, net als het stuk waarvan de bijlage deel uitmaakt, de verklaring van eensluidendheid moeten bevatten. 6. Voorzien van een verklaring van eensluidendheid (zie hierna) 7. Het geheel dient ongevouwen te worden aangeboden De verklaring van eensluidendheid Het besluit zal nagenoeg altijd ondertekend worden door de burgemeester en de secretaris in uitvoering van een besluit van B&W. In de Uitvoeringsregeling Kadasterwet (art.3, lid 3) is bepaald dat een verklaring van eensluidendheid wordt getekend door de ondertekenaar(s) van het stuk, dan wel door één (of meer) van hen die daartoe uitdrukkelijk in het stuk gemachtigd zijn. De verklaring bevat de volledige voornamen en namen, woonplaats met adres van degene die de verklaring ondertekent (adres van de betreffende gemeente mag worden opgevoerd) en wordt als laatste geplaatst op de voor het Kadaster bestemde stukken. Een notaris mag de verklaring eveneens tekenen. Ondergetekende/n, …………. (voornamen en naam voluit) , burgemeester van de gemeente ……, ………… (mag adres van de gemeente zijn), en ……… (voornamen en naam voluit) , secretaris van de gemeente ……….. , ……… (mag adres van de gemeente zijn), verklaart/verklaren dat bovenstaand afschrift eensluidend is met het ter inschrijving aangeboden stuk. Voor de inschrijving in de openbare registers brengt het kadaster een geringe vergoeding in rekening. Voor de actuele tarieven wordt verwezen naar de website van het kadaster. Tenslotte In sommige gevallen zal een zekere tijdspanne aanwezig zijn tussen de datum van het besluit waarbij de hogere waarde wordt vastgesteld en het moment waarop de aanbieding aan het kadaster kan plaatsvinden. Er wordt dan ook aanbevolen om binnen de gemeentelijke organisatie een procedure en planning vast te stellen opdat duidelijk is wie op welk moment de aanbieding aan het kadaster zal verzorgen.
Registratie van het besluit hogere waarde bij DCMR Milieudienst Rijnmond DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR) verzoekt het bevoegd gezag de vastgestelde hogere waarden met bijbehorende gegevens ook door te geven aan DCMR. DCMR zal deze data verwerken zodat deze data geografisch (met behulp van “GIS”) kan worden geraadpleegd.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
68
5.14 Aanvraagformulier voor een omgevingsvergunning voor bouwen Op de internetsite van de DCMR Milieudienst Rijnmond (www.dcmr.nl) is een aanvraagformulier voor een geluidsrapport voor een omgevingsvergunning voor bouwen te downloaden. DCMR heeft dit aanvraagformulier in overleg met de gemeente Rotterdam ontwikkeld (zoekvraag: geluidsrapport). Het op te vragen formulier is hieronder weergegeven.
Aanvraagformulier Geluidsrapport voor een omgevingsvergunning voor bouwen
Algemene gegevens aanvrager 1.
Organisatie
2.
Naam contactpersoon
3.
E-mail
4.
Telefoonnummer
Postadres 5. Straat + huisnummer of postbusnummer 6.
Postcode + plaats
Factuuradres (indien anders dan boven genoemd adres) 7. Organisatie 8.
Naam contactpersoon
9.
Straat + huisnummer of postbusnummer
10.
Postcode + plaats
11.
Registratienummer Kamer van Koophandel
12.
Factuur onder vermelding van
Gegevens bouwplan 13.
Naam bouwplan
14.
Straatnaam + huisnummer bouwlocatie, eventueel kavelnummer
15.
Gemeente
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
69
16.
Hoogte
17.
Nieuwbouw of renovatie
18.
Aantal woningen
19.
Bestemming (woning, school, kantoor etc.)
20.
Behandelend bouwinspecteur
21.
Past het bouwplan binnen het bestaande bestemmingsplan? Informeer hiernaar bij uw bouwinspecteur
22.
Is de aanvraag voor de bouwvergunning voor 1 juli 2008 ingediend? Zie voor meer informatie de toelichting onderaan dit formulier en www.dcmr.nl/geluidsrapport of informeer bij uw bouwinspecteur
23.
Is een situatietekening van het bouwplan en eventuele andere bijlagen als bijlage bijgevoegd?
0
nee, ga door naar vraag 22
0
ja, ga door naar vraag 23
0
ja, een artikel 19 WRO-procedure is van toepassing. Het geluidsrapport zal aan de eisen voor deze procedure voldoen.
0
nee, de aanvraag voor de bouwvergunning is na 1 juli 2008 ingediend en vóór 1 oktober 2010. De procedure projectbesluit is van toepassing. Het geluidsrapport zal aan de eisen voor deze procedure voldoen.
0
nee, de aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend na 1 oktober 2010. De procedure omgevingsvergunning voor bouwen is van toepassing. Het geluidsrapport zal aan de eisen voor deze procedure voldoen.
0
ja
0
nee, een aanvraag zonder situatietekening kan helaas niet in behandeling worden genomen.
0
ja, Let op: voor het luchtrapport en het geluidsrapport moeten dezelfde gegevens gebruikt worden.
0
nee
Een situatietekening is een plattegrond van het betreffende gebouw en de directe omgeving. De tekeningen kunt u bijvoorbeeld in pdf- of jpg-formaat aan te leveren.
24.
Is een luchtrapport noodzakelijk voor de aanvraag voor de bouwvergunning? Informeer bij uw bouwinspecteur of een luchtrapport nodig is.
25.
Opmerkingen
Toelichting aanvraagformulier Indienen aanvraag U kunt het aanvraagformulier samen met een situatietekening en eventuele andere bijlagen indienen bij
[email protected]. Helaas is het niet mogelijk uw aanvraag per post in te dienen. Het aanvraagformulier kan alleen in
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
70
behandeling worden genomen wanneer een situatietekening is bijgevoegd. Een situatietekening is een plattegrond van het betreffende gebouw en de directe omgeving. De tekeningen kunt u bijvoorbeeld in pdf- of jpg-formaat aan te leveren. Kosten Aan het opstellen van een geluidsrapport zijn kosten verbonden. Nadat de DCMR uw aanvraag heeft ontvangen, ontvangt u een offerte. Uw akkoord op deze offerte ontvangen wij graag via
[email protected]. Doorlooptijd De doorlooptijd van het geluidsrapport is naar verwachting vier weken na akkoord op de offerte en na ontvangst van de verkeersgegevens. Verkeersgegevens De DCMR geeft in de offerte aan of wegverkeerslawaai een rol speelt en van welke wegen verkeersgegevens nodig zijn. Deze verkeersgegevens moet u zelf opvragen bij de wegbeheerder. U ontvangt bij de offerte van de DCMR een formulier voor het aanvragen van de verkeersgegevens bij de wegbeheerder. Het is mogelijk dat de wegbeheerder u hiervoor kosten in rekening brengt. Verkeersgegevens luchtrapport Mocht voor de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor bouwen naast een geluidsrapport ook een luchtrapport noodzakelijk zijn, dan moeten in beide rapporten dezelfde verkeersgegevens gebruikt worden. Informeer bij uw bouwinspecteur of een luchtrapport nodig is. Artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening (oude WRO) Wanneer een bouwplan niet past in het bestemmingsplan kan het bevoegd gezag worden gevraagd een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oude WRO) toe te passen. Het verzoek moet dan wel zijn gedaan voor 1 juli 2008. Het is nog steeds mogelijk een geluidsrapport aan te vragen dat hoort bij een artikel 19 procedure die voor 1 juli 2008 is ingediend. Bij uw bouwinspecteur kunt u navragen of een vrijstellingsprocedure nodig is. Zie voor meer informatie www.dcmr.nl/geluidsrapport. Projectbesluit Wet ruimtelijke ordening (nieuwe Wro) Het projectbesluit Wet ruimtelijke ordening (nieuwe Wro) kan van toepassing zijn bij bouwaanvragen ingediend na 1 juli 2008. Deze procedure dient u te volgen indien een bouwplan niet in overeenstemming is met het bestaande bestemmingsplan en er nog geen nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld dat het bouwplan mogelijk maakt. Bij uw bouwinspecteur kunt u navragen of een procedure tot vaststelling van een projectbesluit wordt toegepast. Zie voor meer informatie www.dcmr.nl/geluidsrapport. Omgevingsvergunning voor bouwen niet strijd met het bestemmingsplan Voor aanvragen ingediend na 1 oktober 2010 geldt dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. In die gevallen dient een geluidrapport te worden opgesteld voor een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen. Omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.12 lid 1a derde Wabo) Voor aanvragen ingediend na 1 oktober 2010 geldt dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. In die gevallen dient een geluidrapport te worden opgesteld voor een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met het bestemmingsplan waarop ook hogere waarden kunnen aangevraagd. Contact Stuur uw vraag naar
[email protected] of neem telefonisch contact op met het secretariaat van bureau Geluid van de DCMR 010 246 8294.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
71
6
Achtergrondinformatie
6.1 Geluid Overgenomen uit “Kaderteksten Woonconcepten” Aan de maatregelen tegen geluidhinder liggen fysische eigenschappen van het geluid ten grondslag. Voor het correct toepassen van de maatregelen is het van belang enig inzicht te hebben in deze eigenschappen. Daarom zijn in deze tekst de belangrijkste eigenschappen samengevat over het optellen van geluid, het verplaatsen van geluid, het afschermen van geluid, het weerkaatsten van geluid, het dempen van geluid en het maskeren van geluid. Geluid optellen Twee gelijksoortige bronnen zorgen samen voor een geluidproductie van 3 dB meer dan de productie van één van die twee bronnen afzonderlijk. Wanneer er 2 geluidbronnen zijn waarbij de ene bron meer dan 10 dB luider is dan de andere bron, is de totale geluidproductie gelijk aan die van de luidste bron. Het verplaatsen van geluid • Bij een puntbron in het vrije veld neemt het geluid bij een verdubbeling van de afstand ten opzichte van de bron af met 6 dB. • Bij een lijnbron in het vrije veld neemt het geluid bij een verdubbeling van de afstand ten opzichte van de bron af met 3 dB. • Geluid beweegt over grote afstanden niet in een rechte lijn maar met een boog. • Geluid wordt met de wind meegedragen, met wind mee wordt het geluid naar beneden afgebogen met tegenwind naar boven. Het afschermen van geluid Een object zorgt voor geluidreductie bij de ontvanger wanneer het object in de geluidloop van de bron naar de ontvanger staat. Het object dwingt het geluid hierdoor een grotere afstand af te leggen naar de ontvanger toe. Het gebied waar het geluid door het object gereduceerd wordt, wordt ook wel de geluidschaduw genoemd. De geluidschaduw is grofweg gelijk aan het gebied waar geen zicht is op de bron. Een geluidschaduw zorgt niet voor 100% geluidreductie. Een aantal aspecten beïnvloedt de maat van de geluidschaduw: • Wanneer de bron op grote afstand van de ontvanger staat, gaat het geluid met een boog van de bron naar de ontvanger. De geluidschaduw is hierdoor dus kleiner. • Een stomp object buigt het geluid naar beneden af. De geluidschaduw is dan kleiner. • Het geluid kan door andere objecten de geluidschaduw in worden gekaatst. De geluidschaduw wordt hierdoor kleiner. Zie ook “weerkaatsen van geluid”. Voorbeeld Er is sprake van een lijnvormige geluidbron op grote afstand, bijvoorbeeld een weg. Achter de eerste strook bebouwing ontstaat een geluidschaduw. Hoe hoger de bebouwing hoe groter de geluidschaduw. Een scherpe hoek boven op het gebouw (bijvoorbeeld een hekwerk op het dak) vermindert de afbuiging van geluid en vergroot daarmee de geluidschaduw nog meer. Omdat er sprake is van een lijnbron werkt een aaneengesloten bebouwing het best om geluid uit het achterliggende gebied te weren. Ieder gat in de eerste strook bebouwing moet daarom zo klein mogelijk zijn (kleiner dan 5%). Weerkaatsen van geluid (reflectie) Geluid wordt weerkaatst door objecten. Hoe harder en gladder een object hoe groter de weerkaatsing. Een vlak geluidweerkaatsend oppervlak werkt hetzelfde voor geluid als een vlakke spiegel voor licht. Bij volledige weerkaatsing is het weerkaatste geluid gelijk aan het directe geluid afkomstig van de bron. Geluid kan meerdere malen door verschillende oppervlakken weerkaatst worden. Hoe meer een ruimte is omsloten hoe langer het geluid in de ruimte blijft en hoe groter de geluidtoename (galmen van geluid,
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
72
bijvoorbeeld in een badkamer). Het geluidweerkaatsend oppervlak verandert de richting van het geluid zoals een spiegel het licht in een andere richting stuurt. Geluid kan over water ver dragen. Boven water is de lucht vaak koeler, hierdoor krijgt het geluid de vorm van een boog. Het geluid wordt aan het eind van de boog door het wateroppervlak weerkaatst en het geluid begint aan de volgende boog. Zo kan het geluid als het ware over het water stuiteren. Het geluid blijft in de koude luchtlaag boven het water hangen. Dit betekent dat in theorie het geluid van een lijnbron niet met 3 dB afneemt met een verdubbeling van de afstand en het geluid van een puntbron lineair is in plaats van logaritmisch (dus minder snel). Maatregelen tegen weerkaatsing hebben dus alleen zin wanneer: • Het directe geluid wordt geweerd of; • Geluid één of meerder malen kan worden weerkaatst. Objecten verstrooien geluid. Door complex gevormde objecten (zoals bijvoorbeeld een boom met dikke takken) wordt het geluid meerdere kanten op gekaatst. Dit betekent dat complexe vormen een rol kunnen spelen in het voorkomen van reflectiegeluid. Voorbeelden: • Wanneer het geluid zowel direct als via een weerkaatsend oppervlak bij de ontvanger aankomt, is het totale geluidniveau te vergelijken met de geluidproductie van twee gelijkwaardige bronnen. Het directe geluid tezamen met het weerkaatste geluid geeft een maximaal 3 dB hoger geluidniveau. • Wanneer de bron ver weg ligt, gaat het geluid met een boog over de eerste rij bebouwing heen. Wanneer het geluid dan op de tweede rij bebouwing stuit, wordt het geluid de geluidschaduw in gekaatst, die door de eerste rij bebouwing wordt gevormd. Het geluid is niet rechtstreeks van de bron afkomstig, waardoor het weerkaatste geluid de voornaamste bron vormt. Het weerkaatste geluid kan in dit geval voor een flinke toename van het geluid zorgen. • Bij straten waar de geluidbron zich in het verlengde van de straat bevindt, kunnen de gevels het geluid diep de straat in kaatsen. Het geluid wordt van de ene naar de andere gevel gekaatst. Naarmate verder de straat wordt ingegaan, wordt de afschermende werking van gebouwen aan weerszijde van de straat ten opzichte van de lijnbron groter. Hierdoor zou een snellere afname van het geluid worden verwacht dan in het open veld. Het geluid weerkaatst echter via de gevels, waardoor dit niet het geval is. Dit betekent dat wanneer de gevels 100% weerkaatsend zouden zijn, het geluidniveau zou afnemen vergelijkbaar met de afname bij een lijnbron zonder belemmering (van de bouwblokken aan weerszijden van de weg). In de praktijk is een gevel nooit 100% weerkaatsend en het geluidniveau wordt wel lager en de richtingshoek kleiner. Absorptie van geluid Niet alle oppervlakken weerkaatsen geluid even goed. Absorptie is het niet weerkaatsen van geluid, doordat oppervlakken het geluid absorberen. Absorberende materialen zijn over het algemeen zacht en wollig of heel erg poreus (bijvoorbeeld lavagesteente). Maatregelen die geluid dempen, hebben alleen zin in situaties, waarbij het geluid kan weerkaatsen en het weerkaatste geluid tot meer geluid leidt. Dit is alleen het geval wanneer direct geluid wel wordt geweerd en weerkaatsend geluid niet. Ook treedt dit effect op wanneer geluid meerdere malen kan weerkaatsen. Dit speelt bijvoorbeeld een rol bij de tweede rij bebouwing en omsloten ruimten. Hoe meer een ruimte is omsloten, hoe belangrijker demping kan zijn (bijvoorbeeld een suskast). Het geluid kan immers via de lucht minder goed verdwijnen. Hoe groter het percentage absorberend materiaal in een oppervlak, hoe minder de weerkaatsing. Absorberende materialen Volledige absorptie is moeilijk te bereiken in de gebouwde omgeving. Glas weerkaatst bijvoorbeeld altijd geluid en veel dempende materialen zijn, vanwege hun wollige karakter, niet geschikt om buiten te gebruiken. Een voorbeeld van een buitentoepassing van absorberende materialen is geïmpregneerde steenwol met een open gevelbekleding ervoor. Hoe opener de gevelbekleding, hoe beter. Gevelbegroeiing kan een rol spelen bij de verstrooiing van geluid, maar heeft geen absorberend effect. Wel kan gevelbegroeiing als open gevelbekleding dienen en de steenwol aan het zicht onttrekken. Een zachte straatbekleding (zoals gras) is wel effectief voor het verminderen van de weerkaatsing van geluid. Vooral wanneer de straat een breed profiel heeft, is dit zinvoller dan de gevel van dempend materiaal te voorzien. De vloer beslaat dan immers een groter deel van het totaal omsluitende materialen dan de gevel.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
73
Schermen langs wegen opgebouwd van gaas gevuld met lavagesteente of losse stenen absorberen ook het geluid vanwege de vele holtes. Groene daken en dergelijke hebben naast andere voordelen ook een absorberende werking voor geluid. Maskeren van geluid De mate van geluidhinder hangt niet alleen af van het geluidniveau. Er zijn bronnen van geluid denkbaar die onder bepaalde voorwaarden niet als hinderlijk of zelfs als plezierig worden ervaren. Theoretisch is het mogelijk om een hinderlijke geluidbron te overstemmen met geluid dat door mensen als plezierig of minder storend worden ervaren, ook wel het maskeren van geluid genoemd (soundscapes). Bij het maskeren van geluid is een aantal kanttekeningen te plaatsen. Met maskeren van geluid wordt een nieuwe geluidbron geïntroduceerd. Het extra geluid kan voor vele mensen als plezierig worden ervaren, echter het is ook mogelijk dat het extra geluid door anderen als hinderlijk wordt ervaren. Naast het gegeven dat het extra geluid als plezierig moet worden ervaren, zijn er fysieke voorwaarden waar een maskering van geluid aan moet voldoen, namelijk: • Vergelijkbare frequentiespectra. Een geluidbron wordt alleen gemaskeerd wanneer het frequentiespectrum van het maskerende geluid vergelijkbaar is met het spectrum van de hinderbron. • Een effectief maskerend geluid heeft een geluidniveau van 10 dB hoger dan de hinderbron. Een geluidbron overstemt een andere bron wanneer het geluidniveau van de overstemmende bron minimaal 10 dB hoger is dan die van de te overstemmen bron. Wanneer maskerend geluid wordt ingezet op een locatie met een geluidniveau hoger dan 60 dB, moet het maskerende geluid dus minimaal een niveau hebben van 70 dB. Echter dan is het geluid zo luid dat het in alle gevallen als hinderlijk zal worden ervaren. Maskerend geluid kan dus eigenlijk alleen worden toegepast als de hinderbron een geluidniveau lager heeft dan 50 dB. • Het maskerende geluid moet vergelijkbaar zijn met de hinderbron. Bij een lijnvormige hinderbron is het zinnig om ook een lijnvormige maskerende bron neer te zetten zodat overal de bron effectief wordt gemaskeerd. • Lokale bronnen worden als minder hinderlijk ervaren. Een geluidbron is niet meer te ervaren wanneer deze een geluidniveau produceert dat 10 dB lager is dan een andere aanwezige geluidbron met een vergelijkbaar spectrum. Dit betekent ook dat lokale geluidbronnen geen extra overlast veroorzaken wanneer deze een geluidniveau hebben van 10 dB lager dan de andere geluidbron, een vergelijkbaar spectrum heeft en een vergelijkbaar verloop heeft in de tijd. Dit schept mogelijkheden. Het geluidniveau neemt af naarmate de afstand tot de bron groter wordt. Dichtbij de bron gaat dit sneller dan op grote afstand van de bron. Veel hinderbronnen bevinden zich op grote afstand van de ontvanger, het geluid dat ervaren wordt, neemt dus weinig meer af. Maskerende bronnen van geluid hebben maar een beperkte zone waarin ze te ervaren zijn. Om een lijnvormige hinderbron te maskeren moeten lokale bronnen dus met enige regelmaat aanwezig zijn. Ervaren van hinder door geluid De geluidbronnen in de Rijnmond zijn vaak continue bronnen (24 uur) en liggen op grote afstand van de ontvanger. Het geluid in de nacht is maatgevend omdat veel lokale geluidbronnen in de avond en nacht stilvallen. Het resterende geluid wordt hierdoor extra opvallend. Op geluidluwe, stille plekken kunnen kleine bronnen als pratende mensen, ook overdag, als hinderlijk worden ervaren. Hier kan rekening mee worden gehouden door in deze ruimten geluidabsorberende materialen in te zetten of het geluid te maskeren. Laag frequent geluid wordt over het algemeen als hinderlijker ervaren dan hoogfrequent geluid. Het probleem bij laag frequent geluid is dat de bron moeilijk te traceren is en dat dit geluid moeilijk te isoleren en te absorberen is.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
74
6.2 Wegverkeer
Factoren die van belang zijn voor het bepalen van de geluidbelasting vanwege wegverkeer De geluidbelasting vanwege een weg is afhankelijk van een aantal factoren, te weten: • Aantal motorvoertuigen (hierbij moet rekening worden gehouden met het aantal zware, middel zware en lichte voertuigen zowel in de dag-, avond-, en nachtperiode8) • De snelheid van het verkeer • Het type wegdek • De afstand tot de geluidgevoelige bestemmingen.
Mogelijke bronmaatregelen Verminderen aantal motorvoertuigen in het algemeen. Verminderen aantal zware en of middel zware motorvoertuigen door invoering van milieuzonering. Verlagen van de snelheid. Veranderen van het type wegdek door een stillere deklaag. Echter hierbij moet de kanttekening worden geplaatst dat voor langzaam rijdend verkeer met veel optrekken, afremmen, op- en afdraaien vele wegdekken niet duurzaam zijn.
Mogelijke maatregelen in de overdracht Zoals al gemeld is de geluidbelasting vanwege een weg mede bepaald door de afstand tussen de weg en de ontvanger. Een afstandsverdubbeling heeft tot gevolg dat de geluidbelasting met 3 dB wordt verlaagd. Door het plaatsen van geluidschermen of geluidwallen vlak langs de weg of vlak bij de ontvanger wordt de weg die het geluid moet overbruggen aanzienlijk groter om bij de ontvanger te komen met als gevolg dat de geluidbelasting aanzienlijk lager zal zijn. In plaats van schermen of geluidwallen kan ook worden gedacht aan afschermende niet geluidgevoelige bebouwing langs een weg of dicht bij de ontvanger. Een andere mogelijke maatregel is een vliesgevel als een overdrachtsmaatregel die vast zit aan de gevel van een geluidgevoelige bestemming. Ook door het verminderen van reflecties in relatief smalle straten heeft effect op de geluidbelasting. Zo zullen gladde strakke loodrechte gevels ten opzichte van elkaar het geluid beter reflecteren dan schuin geplaatste iets achterover hellende gladde strakke gevels. Gevels met oneffenheden zoals bijvoorbeeld balkons zullen ook het reflecteren van geluid beperken. In relatief brede straten kan door het aanbrengen van zachte bodemvlakken (bijvoorbeeld gras of struiken in de middenberm) de absorptie van geluid vanwege de rijstroken aan beide zijden worden vergroot. Volledig gesloten bouwblokken, aaneengesloten in een vierkant, sluiten het geluid uit aan de binnenzijde. In hoofdstuk 4 zijn mogelijke maatregelen beschreven.
Mogelijke maatregelen aan de gevel Hierbij valt te denken aan vliesgevels, voorzetgevels, dove gevels, kierdichtingen en dergelijke.
Rekenvoorbeelden Invloed type wegdek op de geluidbelasting Het effect van het aanbrengen van ‘stil asfalt’ is van vele factoren afhankelijk, zoals: samenstelling van verkeer (aandeel vrachtverkeer), de verkeerssnelheid en de aard/samenstelling/type van het stille asfalt. Onderstaand figuur geeft weer welke effecten kunnen worden behaald bij respectievelijk 50 en 70 km/uur. De reducties zijn voor de geschetste toestand bepaald ten opzichte van verharding in klinkers.
8
Dagperiode: 07.00 uur tot 19.00 uur; avondperiode: 19.00 uur tot 23.00 uur, nachtperiode: 23.00 uur tot 07.00 uur.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
75
Invloed verschillende wegdektypes op de geluidbelasting Wegdektype
Snelheid = 50 km/h reductie Klinkers /// Fijn asfalt, dab 0/16 6 ZOAB 7 2 - laags ZOAB 10
Snelheid = 70 km/h Reductie /// 6 8 11
Ontvanger op 5 meter
wegdek 14 meter
Invloed van de snelheid op de geluidbelasting Verlaging van rijsnelheden heeft direct invloed op de geluidemissie van wegen. Het effect van snelheidsverlaging is afhankelijk van de samenstelling van het verkeer (percentage vrachtverkeer) en de aanwezige verharding. Het effect is geïllustreerd aan de hand van de volgende schematische voorstelling. Fout! Objecten kunnen niet worden gemaakt door veldcodes te bewerken. Invloed van een schermhoogte op de geluidbelasting Het effect van schermen langs wegen is sterk afhankelijk van de lokale situatie. Als schermen dicht bij de bron of dicht bij de waarnemer (het gebouw) staan, is het effect groter. Bij hogere waarneemhoogtes (woonlagen) is het effect van schermen vaak minimaal. Van twee fictieve situaties hebben we het effect van afscherming geïllustreerd. Fout! Objecten kunnen niet worden gemaakt door veldcodes te bewerken. Fout! Objecten kunnen niet worden gemaakt door veldcodes te bewerken.
6.3 Industrielawaai Het begrip “redelijke sommatie” is in paragraaf 6.9 beschreven. De normstelling is beschreven in paragraaf 5.3. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op pieklawaai en de aanwezigheid van andere inrichtingen in de buurt van een nieuwbouwlocatie.
Piekgeluid In de Wet geluidhinder zijn geen wettelijke eisen gesteld aan piekgeluid. In de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening zijn wel normen opgenomen voor piekgeluiden. Geadviseerd wordt bij woningbouwplannen ook rekening te houden met de geluidbelasting vanwege pieklawaai op gevels van de nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen. Vaak is deze informatie niet te vinden in het akoestisch onderzoeksrapport. In de eisen die de DCMR Milieudienst stelt aan een akoestisch onderzoeksrapport wordt gevraagd informatie over piekniveaus op gevels van geluidgevoelige bestemmingen te rapporteren.
Solitair gelegen inrichten en bedrijventerreinen In de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening zijn normen voor vergunningplichtige inrichtingen opgenomen voor het equivalente geluidniveau en piekgeluiden. In het Besluit algemene regels inrichtingen
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
76
milieubeheer (Activiteitenbesluit) zijn normen voor meldingsplichtige inrichtingen opgenomen voor het equivalente geluidniveau en piekgeluiden. Geadviseerd wordt bij woningbouwplannen ook rekening te houden met de geluidbelasting vanwege solitair gelegen inrichtingen en bedrijventerreinen en het mogelijke pieklawaai op gevels van de nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen. Vaak is deze informatie niet te vinden in het akoestisch onderzoeksrapport. In de eisen die de DCMR Milieudienst stelt aan een akoestisch onderzoeksrapport wordt gevraagd informatie over piekniveaus op gevels van geluidgevoelige bestemmingen te rapporteren.
6.4 Verkrijgen verkeersintensiteiten Rijkswaterstaat: website, geen kosten aan verboden, binnen 2 weken reactie. Een aanvraagformulier is in paragraaf 6.10 opgenomen. Rotterdam: telefonisch contact opnemen met dS+V. Kosten aan verbonden, binnen 2 weken reactie. Een aanvraagformulier is in paragraaf 6.11 opgenomen Overige regiogemeenten Rijnmond, m.u.v. Spijkenisse, Vlaardingen en Barendrecht, RVMK. (Regionale Verkeers- en Milieukaart).
6.5 Verkrijgen van spoorwegintensiteiten en breedtes van de zones Alle gegevens over aangewezen spoorwegen zijn opgenomen in ASWIN. Het uitbrengen van ASWIN geschiedt onder toezicht van ProRail en met betrokkenheid van het Ministerie van VROM en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (thans: Infrastructuur & Milieu). ProRail is verantwoordelijk voor de gegevens over het huidige en toekomstige gebruik van het spoor, over de spoorconstructie, de snelheden en de geluidsschermen die zijn opgenomen in ASWIN. De jaarlijkse productie van een nieuw peiljaar met actuele gegevens, het geregeld uitbrengen en actualiseren van een prognose en het beheer van al deze bestanden geschiedt op initiatief van ProRail.
6.6 Verkrijgen gegevens van gezoneerde industrieterreinen DCMR Milieudienst Rijnmond houdt in opdracht van de gemeente de boekhouding, het zonebeheer, bij van de gezoneerde industrieterreinen in de Rijnmond. In hoofdstuk 7 zijn de liggingen van de verschillende zones rondom de (gezoneerde) industrieterreinen inzichtelijk gemaakt. Om voor nieuwbouwplannen de hogere waarden binnen een zone te kunnen berekenen, kan contact worden opgenomen met de DCMR Milieudienst Rijnmond, bureau Geluid.
6.7 Anticipatie verschuiving van buitenstedelijk naar binnenstedelijk De provincie Zuid-Holland heeft het beleid dat als een provinciale weg na realisatie van de nieuwbouw als een binnenstedelijke weg kan worden beschouwd, voor de nieuw te bouwen woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen bij het bepalen van voor de maximaal te ontheffen waarde uitgegaan mag worden van ‘stedelijk wegverkeer’.
6.8 Hogere waardenprocedure De gemeente stelt een ontwerpbesluit hogere waarden op en verzamelt de daarop betrekking hebbende stukken. Bij het ontwerpbesluit hogere waarden worden ten minste gevoegd (artikel 5.4 Bgh): -
de benodigde hogere waarde; de redenen die aan het verzoek ten grondslag liggen; de resultaten van het akoestisch onderzoek; een verklaring dat maatregelen zullen worden getroffen om de binnenwaarde te garanderen;
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
77
-
een of meer kaarten met bijbehorende verklaringen en afstanden tot de bron.
Op de voorbereiding van een hogere waardenbesluit is de uniforme voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Awb van toepassing (artikel 110c, eerste lid, Wgh). Kennisgeving ontwerpbesluit hogere waarden B&W begint met de publicatie van een kennisgeving van het ontwerpbesluit hogere waarden in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Indien het hogere waardenbesluit betrekking heeft op een of meer belanghebbenden, dan wordt een afschrift van het ontwerpbesluit tevens aan hen toegezonden. Er is geen limitatieve lijst van wie belanghebbend is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in eerdere uitspraken een beperkt belanghebbendenbegrip ontwikkeld. Kort gezegd was eenieder die een directe relatie heeft met de woningen, waarvoor de hogere waarde wordt aangevraagd, zoals (toekomstige) eigenaren en de bewoners van de woningen of diegene, die een optie hebben om de woning te kopen, belanghebbend. Daarnaast zijn bedrijven op een gezoneerd industrieterrein belanghebbenden. Een andere belanghebbende is de beheerder van de weg, de spoorweg of het industrieterrein. Als het ontwerpbesluit betrekking heeft op een geluidgevoelige bestemming binnen een zone rondom een industrieterrein, dan zijn bijvoorbeeld ook de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein belanghebbend. Echter in een uitspraak van 27 mei 2009 heeft de Afdeling deze jurisprudentielijn verlaten. De maatstaf die thans wordt gehanteerd is de volgende: "Het besluit tot vaststelling van hogere geluidgrenswaarden vanwege de voorgenomen wijziging of aanleg van een (spoor)weg, of van de voorgenomen bouw van een woning of een andere geluidgevoelig gebouw of terrein, is een noodzakelijke voorwaarde om de voorgenomen activiteit, eventueel na het nemen van vervolgbesluiten in het kader van de ruimtelijke ordening, te realiseren. Bij zo'n besluit zijn rechtstreeks de belangen betrokken van iedere persoon die door de realisering van de voorgenomen activiteit rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt. Een besluit tot vaststelling van hogere waarden voor bestaande woningen binnen de zone van een (spoor)weg of van een krachtens de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein, heeft als gevolg dat vanwege de (spoor)weg of het industrieterrein feitelijk een hogere geluidemissie mag optreden dan mogelijk zou zijn zonder vaststelling van die waarden. Dit besluit raakt in ieder geval rechtstreeks de belangen van alle personen die als omwonende of gebruiker van grond dan wel bebouwing feitelijk gevolgen van deze verhoogde geluidemissie kunnen ondervinden. Een besluit tot vaststelling van hogere waarden in het kader van de zogenoemde sanering van (spoor)weglawaai of industrielawaai, heeft tot gevolg dat daarmee wordt vastgelegd tot in welke mate het geluidniveau in de omgeving van het te saneren traject of industrieterrein moet worden teruggebracht. Met dit besluit wordt in zoverre de saneringsprocedure voor het traject of industrieterrein in kwestie afgerond. Nadien bestaat er in beginsel geen mogelijkheid meer om af te dwingen dat via een saneringsregeling het geluidniveau ter plaatse verder wordt teruggebracht. Dit besluit raakt daarom in ieder geval rechtstreeks de belangen van alle personen die als omwonende of gebruiker van grond feitelijk geluidbelasting van het te saneren traject kunnen ondervinden." Deze uitspraak betekent dat personen die belanghebbende zijn bij besluiten in het kader van de ruimtelijke ordening, ook belanghebbenden zijn bij hogere waardenbesluiten. Personen die belanghebbende zijn bij een bepaald onderdeel van een (omvangrijk) ruimtelijk besluit, zijn alleen belanghebbende bij een hogere waardenbesluit voor dat onderdeel van het besluit. (bron:http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=zaak&nummerzaak=2008 05817) Ter inzagelegging Vervolgens legt B&W het ontwerpbesluit hogere waarden, evenals de daarbij behorende stukken, gedurende 6 weken ter inzage. Het ontwerpbesluit hogere waarden van B&W dat ten behoeve van vaststelling of herziening van een bestemmingsplan wordt genomen moet gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd (artikel 110c Wgh). Dit geldt overigens niet voor een
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
78
omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met het bestemmingsplan, uitwerkings- of wijzigingsplan. B&W houdt het ter inzage gelegde dossier actueel met eventuele nieuwe stukken. Zienswijzen Vanaf het tijdstip, waarop het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, kunnen gedurende 6 weken mondelinge hiervan wordt een verslag gemaakt - en schriftelijke zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren worden gebracht. Er wordt gereageerd op de zienswijzen conform de regels, die daarvoor gelden binnen de gemeente. Beslistermijn Bij een besluit neemt B&W in normale situaties binnen 6 maanden na ontvangst van de aanvraag of de start van de ambtshalve wijziging een definitief besluit. Indien er geen zienswijzen naar voren zijn gebracht bij een besluit op een aanvraag, geldt een beslistermijn van 4 weken na het verstrijken van de inzagetermijn. Kennisgeving hogere waardenbesluit Het definitieve hogere waardenbesluit wordt bekend gemaakt door toezending aan degenen, die hun zienswijze naar voren hebben gebracht. Tot slot wordt ook van het besluit mededeling gedaan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Het besluit en de daarop betrekking hebbende stukken kunnen worden ingezien gedurende de termijn, waarbinnen tegen het besluit beroep kan worden ingesteld, 6 weken. In de kennisgeving wordt duidelijk gemaakt dat beroep tegen het hogere waardenbesluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mogelijk is en dat de beroepstermijn met betrekking tot het hogere waardenbesluit, als dit besluit genomen is door B&W ten behoeve van vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, pas ingaat vanaf het moment dat beroep kan worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan (artikel 145 Wgh). Beroep Bij de beroepsprocedure is een koppeling aangebracht met de beroepsprocedure van een bestemmingsplan. In artikel 145 van de Wgh is bepaald dat, wanneer een hogere waardenbesluit gepaard gaat met de vaststelling van een bestemmingsplan, de termijn voor het instellen van beroep gelijk is met de beroepstermijn van het besluit tot vaststelling van het desbetreffende bestemmingsplan. Ditzelfde geldt voor een hogere waardenbesluit, dat wordt vastgesteld in relatie tot het besluit van de gemeenteraad om tot aanleg van een weg buiten een bestemmingsplan over te gaan (artikel 145, tweede lid, van de Wgh). Belanghebbenden kunnen rechtstreeks beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar alleen als diegene ook tijdens de voorbereidingsprocedure zijn zienswijzen naar voren heeft gebracht. Dit laatste tenzij hem niet kan worden verweten, dat hij geen zienswijzen heeft ingediend. Inschrijving in Kadaster B&W laat een door haar genomen onherroepelijk geworden hogere waardenbesluit zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers van het Kadaster. De gemeente stelt het Kadaster eveneens op de hoogte als een besluit tot vaststelling van een hogere waarde, door een uitspraak van de rechter, waarbij het besluit is ingetrokken of gewijzigd, of anderszins zijn waarde heeft verloren. De gegevens in het Kadaster moeten hierop worden aangepast of worden verwijderd (artikel 110i Wgh).
6.9 Redelijke sommatie Met de invoering van de nieuwe Wet geluidhinder (Wgh) op 1 januari 2007 is de bevoegdheid in het kader van zonebeheer bij de gemeenten komen te liggen. Dit heeft tot consequentie dat de gemeenten ook de bevoegdheid hebben tot het opstellen van beleid. Een van de wettelijke mogelijkheden in het kader van beleid rondom industrielawaai is redelijke sommatie (RS); sinds 2006 geregeld in artikel 2.3 van het Rekenen meetvoorschrift geluidhinder 2006 (Rmv). Op een industrieterrein met meerdere inrichtingen kan het voorkomen dat de volledig vergunde geluidruimte niet daadwerkelijk elke dag wordt benut. Met andere woorden: de feitelijke geluidbelasting vanwege een industrieterrein ligt lager dan de vergunde geluidbelasting vanwege een industrieterrein. Dit komt omdat gemiddeld over een jaar niet alle inrichtingen op het industrieterrein altijd tegelijkertijd op volle, vergunde capaciteit werkzaam zullen zijn.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
79
De bedoeling van RS is, dat bij de bepaling van de geluidbelasting vanwege een industrieterrein rekening kan worden gehouden met het feit, dat de feitelijke geluidbelasting lager ligt dan de vergunde geluidbelasting. Op deze manier kan de beschikbare geluidruimte beter worden benut. Bij de toepassing van de redelijke sommatie wordt een aftrek toegepast bij de berekening van het equivalente geluidniveau vanwege het industrieterrein. De aftrek bedraagt gehele waarden, aldus 0, 1, 2 of 3 dB en is forfaitair voor de gehele zone. De akoestische factoren, die van belang zijn bij het bepalen van de hoogte van de aftrek, zijn onder meer het aantal inrichtingen, welke bepalend zijn voor de geluidbelasting en of deze inrichtingen een jaargemiddelde, continue geluiduitstraling hebben. In bijlage II van het Rmv zijn de voorwaarden aan de toe te passen aftrek opgenomen. De geluidruimte die door het redelijk sommeren ontstaat, kan gebruikt worden om nieuwe ontwikkelingen op het industrieterrein mogelijk te maken of om de woningbouwmogelijkheden binnen de zone te vergroten. De extra geluidruimte kan echter slechts éénmaal worden toegewezen; of aan de industrie of aan de woningbouw. Als deze ruimte wordt toegewezen aan de woningbouw, heeft dit geen gevolgen voor de beschikbare geluidruimte voor de industrie. Voor de industrie blijft alles bij het “oude”. Voor de woningbouw betekent dit dat de berekende hogere waarde voor nieuwbouw kan worden verminderd met de RS-aftrek van 1, 2 of 3 dB. Echter meenemen van deze aftrek bij vaststelling kan alleen nadat overeenstemming is met de wettelijke zonebeheerder. Als deze ruimte wordt toegewezen aan de industrie, heeft dit geen gevolgen voor de nieuwbouwplannen in de zone van dit industrieterrein. Voor woningbouw blijft alles bij het “oude”. Voor de industrie betekent dit echter dat bij toetsing aan de zone gebruik mag worden gemaakt van de RS-aftrek van 1, 2 of 3 dB. Ook hier geldt weer dat pas gebruik kan worden gemaakt van de aftrek na goed overleg met belanghebbenden waaronder onder andere wettelijke zonebeheerder. Indien RS wordt toegepast, is het van belang bij zonebeheer en bij vestiging van bedrijven hiermee rekening te houden. Het mag niet zo zijn dat doordat vele discontinue bedrijven verdwijnen en hiervoor in de plaats komen vele continue bedrijven dat het RS anders wordt en daarmee de hinder van de industrie. Artikel 2.3 van het Rmv geeft het bevoegd gezag ruimte om de aftrek niet of slechts gedeeltelijk toe te passen als het van oordeel is dat de ruimte aan een andere ontwikkeling zou moeten worden besteed. Eenieder (bedrijf of bouwer) kan bij het bevoegd gezag een verzoek tot toepassing van RS indienen. Een gemeente kan een dergelijk verzoek voorgelegd krijgen in de hoedanigheid van zonebeheerder (Wgh), van bevoegd gezag omgevingsvergunningen voor inrichtingen (Wabo/Wet milieubeheer) of van opsteller van bestemmings- en bouwplannen (Wet ruimtelijke ordening). Van belang is voor alle gezoneerde industrieterreinen het RS te bepalen en vast te stellen. De gemeente Rotterdam is reeds in overleg met omliggende gemeente over haar beleid op dit punt.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
80
6.10 Aanvraagformulier verkeersgegevens Rijkswaterstaat
Aanvraagformulier verkeersgegevens Rijkswaterstaat Voor een geluidsrapport behorende bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen
Mailt u voor het opvragen van de verkeersgegevens dit ‘aanvraagformulier verkeersgegevens Rijkswaterstaat’ naar
[email protected]. Toelichting aanvrager geluidsrapport U kunt de verkeersgegevens voor de relevante rijkswegen opvragen bij: Rijkswaterstaat, Dienst Zuid-Holland Contactpersoon Rijkswaterstaat: Dhr. V. Hooijmeijer, telefoonnummer 010 402 64 22,
[email protected] Wanneer u de verkeersgegevens ontvangt, wordt u verzocht deze vervolgens naar
[email protected] te sturen onder vermelding van ‘verkeersgegevens N2009xxx’. Dit laatste nummer is het rapportnummer.
Toelichting Rijkswaterstaat Er is een geluidsrapport voor een bouwplan aangevraagd bij de DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR). Dit geluidsrapport is nodig voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor bouwen. Om dit geluidsrapport te kunnen opstellen zijn verkeersgegevens nodig. Op dit formulier heeft de DCMR de voor het bouwplan relevante wegen aangegeven. Daarnaast is het ‘aanvraagformulier geluidsrapport’ toegevoegd met daarop de gegevens van de aanvrager en de gegevens van het bouwplan. Voor het geluidsrapport moeten prognose-verkeersgegevens met als peildatum over 10 jaar worden gehanteerd. De verkeersgegevens die nodig zijn voor het geluidrapport, bestaan uit: Voertuigverdeling licht / middel / zwaar Etmaalintensiteit Maximaal toegestane snelheid Type wegdekverharding Hierbij wordt u verzocht om de verkeersgegevens van de onder genoemde relevante rijkswegen te leveren aan de aanvrager van het geluidsrapport. De aanvrager van het geluidsrapport levert deze gegevens vervolgens aan de DCMR. De verwachte levertijd bedraagt twee weken. Mocht deze levertijd niet mogelijk zijn, dan wordt u verzocht de aanvrager en de DCMR hierover per e-mail te informeren; e-mail DCMR
[email protected]. Contact DCMR Milieudienst Rijnmond Stuur uw vraag naar
[email protected] of neem telefonisch contact op met het secretariaat van bureau Geluid van de DCMR 010 246 8294.
Naam bouwplan Rapportnummer
Relevante Rijkswegen nr
Rijksweg
Toe- / afrit
Tussen
Voor medewerker Geluid: Voeg het aanvraagformulier geluidsrapport toe aan dit formulier en maak er 1 pdf van. Als het aanvraagformulier een pdf is, kun je het als volgt doen: maak een printscreen van het aanvraagformulier – plak dit in irfanview – sla op als jpg-bestand. – ga onderaan in aanvraagformulier verkeersgevens staan – kies invoegen affbeelding uit bestand.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
81
6.11 Aanvraagformulier verkeersgegevens gemeente Rotterdam
Aanvraagformulier verkeersgegevens dS+V Voor een geluidsrapport behorende bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen
Voor het opvragen van de verkeersgegevens dit ‘aanvraagformulier verkeersgegevens dS+V’ mailen naar:
[email protected].
Toelichting aanvrager geluidsrapport U dient de verkeersgegevens voor de relevante gemeentelijke wegen op te vragen bij: Gemeente Rotterdam dS+V, afdeling Verkeer en Vervoer, bureau Verkeersmanagement 010 489 63 75.
[email protected] Voor het leveren van de verkeersgegevens brengt dS+V kosten in rekening. Deze kosten bestaan uit een starttarief van € 75 (excl. BTW) en daarnaast € 75 (excl. BTW) per wegvak. U ontvangt van dS+V een e-mail met het offertebedrag. Nadat u hiermee akkoord bent gegaan, bedraagt de verwachte levertijd drie weken. Wanneer u de verkeersgegevens ontvangt, wordt u verzocht deze vervolgens naar
[email protected] te sturen onder vermelding van ‘verkeersgegevens N2009xxx’. Dit laatste nummer is het rapportnummer.
Toelichting dS+V Er is een geluidsrapport voor een bouwplan aangevraagd bij de DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR). Dit geluidsrapport is nodig voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor bouwen. Om dit geluidsrapport te kunnen opstellen zijn verkeersgegevens nodig. Op dit formulier heeft de DCMR de voor het bouwplan relevante wegen aangegeven. Daarnaast is het ‘aanvraagformulier geluidsrapport’ toegevoegd met daarop de gegevens van de aanvrager en de gegevens van het bouwplan. Hierbij wordt u verzocht om de verkeersgegevens van de onder genoemde relevante gemeentelijke wegen –conform afspraak – binnen drie weken te leveren aan de aanvrager van het geluidsrapport. De aanvrager levert deze gegevens vervolgens aan de DCMR. Mocht deze levertijd niet mogelijk zijn, dan wordt u verzocht de aanvrager en de DCMR hierover per e-mail te informeren; e-mail DCMR
[email protected]. Contact DCMR Milieudienst Rijnmond Stuur uw vraag naar
[email protected] of neem telefonisch contact op met het secretariaat van bureau Geluid van de DCMR 010 246 8294.
Naam bouwplan Rapportnummer
Relevante gemeentelijke wegen (maximaal 5) nr
Straatnaam
Tussen de zijstraten
en/of invoegen plaatje uit Googlemaps Voor medewerker Geluid: Voeg het aanvraagformulier geluidsrapport toe aan dit formulier en maak er 1 pdf van.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
82
7
Kaarten geluidzones
PM Voorlopig kan gebruik worden gemaakt van “regioGIS” voor de verificatie of de te ontwikkelen locatie is gelegen in een geluidzone. Daarnaast kan paragraaf 5.1 er op worden nagelezen voor de breedte van een zoen van een weg.
Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties
mei 2011
83