Handleiding voor installateur NIBE™ F2026 LEK
Lucht/water-warmtepomp
IHB NL 1248-1 231006
Inhoudsopgave 1 Belangrijke informatie Veiligheidsinformatie
2 Bezorging en verwerking Transport en opslag Montage Geleverde componenten Verwijderen van de buitenmantel
3 Het ontwerp van de warmtepomp Algemeen Elektriciteitsmodules
4 Aansluiting van de leidingen Algemeen Leidingkoppeling verwarmingssysteemcircuit Drukval, zijde van het verwarmingssysteem Aansluitopties
5 Elektrische aansluitingen Algemeen Aansluitingen Optionele aansluitingen Accessoires aansluiten
6 Inbedrijfstelling en afstelling Voorbereidingen Vullen en ontluchten van het verwarmingssysteem Balanstemperatuur Stoptemperatuur
NIBE™ F2026
2 2
5 5 5 7 7
Softstarter Compressorverwarming Kraagverwarmer Regeling fasevolgorde Inbedrijfstelling en inspectie Ontluchten, zijde van het verwarmingssysteem Afstelling, debiet
7 Bediening - Inleiding 8 8 10
Algemeen Navigatie Uitleg display Regeling
24 24 24 24 25 25 26
28 28 28 29 30
11 11 11 11 13
8 Bediening - Kanalen
19
9 Storingen in comfort
19 20 22 23
24 24 24 24 24
Statuskanalen Temperatuurkanalen Instellen van kanalen
Problemen oplossen
32 32 32 32
34 34
10 Accessoires
38
11 Technische gegevens
39
Afmetingen en aansluitingen Geluidsdrukniveaus Technische gegevens Elektrisch schema
39 40 41 43
Index
49
Inhoudsopgave |
1
1 Belangrijke informatie Veiligheidsinformatie In deze handleiding worden de installatie- en onderhoudsprocedures voor uitvoering door specialisten beschreven.
Serienummer Het serienummer staat vermeld aan de onderkant van het product.
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaronder kinderen) met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale vermogens of een gebrek aan ervaring en kennis, tenzij deze personen onder toezicht vallen en de instructies opvolgen van een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Kinderen mogen niet met dit apparaat spelen. Rechten om ontwerpwijzigingen door te voeren zijn voorbehouden.
6HULHQXPPHU
©NIBE 2012.
Voorzichtig!
LEK
Symbolen
Dit symbool duidt aan dat de machine of een persoon gevaar loopt. LET OP! LET OP!
Dit symbool duidt belangrijke informatie aan over wat u in de gaten moet houden tijdens onderhoud aan uw installatie.
Vermeld bij het doorgeven van een storing altijd het serienummer van het product.
Landspecifieke informatie Handleiding voor installateur
TIP
Dit symbool duidt tips aan om het gebruik van het product te vergemakkelijken.
Deze installatiehandleiding moet bij de klant worden achtergelaten.
Keurmerk De F2026 is voorzien van het CE-merk en voldoet aan IP24. Het CE-keurmerk houdt in dat NIBE garandeert dat het product voldoet aan alle relevante, uit EU-richtlijnen voortvloeiende wet- en regelgeving ten aanzien van het product. Het CE-keurmerk is verplicht voor de meeste producten die in de EU worden verkocht, ongeacht het land waar ze zijn gemaakt. IP24 houdt in dat er geen objecten het product kunnen binnendringen met een diameter groter dan of gelijk aan 12,5 mm en schade kunnen veroorzaken en dat het product vanuit alle richtingen is beschermd tegen druppels.
2
Hoofdstuk 1 | Belangrijke informatie
NIBE™ F2026
Inspectie van de installatie Volgens de geldende voorschriften moet de verwarmingsinstallatie aan een inspectie worden onderworpen voordat deze in gebruik wordt genomen. De inspectie moet door een daartoe bevoegd persoon worden uitgevoerd. Vul de pagina "Belangrijke informatie" in de gebruikershandleiding met informatie over installatiegegevens in.
✔
Beschrijving
Opmerkingen
Handteke- Datum ning
Verwarmingsmiddel (pagina 11) Systeem doorgespoeld Systeem ontlucht Vuilfilter Afsluit- en afvoerklep Instellen laadstroom Elektriciteit (pagina 19) Zekeringen woning Veiligheidsonderbreker Aardlekschakelaar Verwarmingskabel soort/effect Zekeringgroote, verwarmingskabel (F3) Diversen Leiding voor condenswater Isolatie leiding condenswater, dikte (als de KVR 10 niet wordt gebruikt)
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 1 | Belangrijke informatie
3
Contactgegevens AT KNV Energietechnik GmbH, Gahberggasse 11, 4861 Schörfling Tel: +43 (0)7662 8963-0 Fax: +43 (0)7662 8963-44 E-mail:
[email protected] www.knv.at CH NIBE Wärmetechnik AG, Winterthurerstrasse 710, CH-8247 Flurlingen Tel: (52) 647 00 30 Fax: (52) 647 00 31 E-mail:
[email protected] www.nibe.ch CZ Druzstevni zavody Drazice s.r.o, Drazice 69, CZ - 294 71 Benatky nad Jizerou Tel: +420 326 373 801 Fax: +420 326 373 803 E-mail:
[email protected] www.nibe.cz DE NIBE Systemtechnik GmbH, Am Reiherpfahl 3, 29223 Celle Tel: 05141/7546-0 Fax: 05141/7546-99 E-mail:
[email protected] www.nibe.de DK Vølund Varmeteknik A/S, Member of the Nibe Group, Brogårdsvej 7, 6920 Videbæk Tel: 97 17 20 33 Fax: 97 17 29 33 E-mail:
[email protected] www.volundvt.dk FI NIBE Energy Systems OY, Juurakkotie 3, 01510 Vantaa Puh: 09-274 697 0 Fax: 09-274 697 40 E-mail:
[email protected] www.nibe.fi FR AIT France, 10 rue des Moines, 67000 Haguenau Tel : 03 88 06 24 10 Fax : 03 88 06 90 15 E-mail:
[email protected] www.nibe.fr GB NIBE Energy Systems Ltd, 3C Broom Business Park, Bridge Way, Chesterfield S41 9QG Tel: 0845 095 1200 Fax: 0845 095 1201 E-mail:
[email protected] www.nibe.co.uk NL NIBE Energietechniek B.V., Postbus 2, NL-4797 ZG WILLEMSTAD (NB) Tel: 0168 477722 Fax: 0168 476998 E-mail:
[email protected] www.nibenl.nl NO ABK AS, Brobekkveien 80, 0582 Oslo, Postadresse: Postboks 64 Vollebekk, 0516 Oslo Tel. sentralbord: +47 02320 E-mail:
[email protected] www.nibeenergysystems.no PL NIBE-BIAWAR Sp. z o. o. Aleja Jana Pawła II 57, 15-703 BIAŁYSTOK Tel: 085 662 84 90 Fax: 085 662 84 14 E-mail:
[email protected] www.biawar.com.pl RU © "EVAN" 17, per. Boynovskiy, Nizhny Novgorod Tel./fax +7 831 419 57 06 E-mail:
[email protected] www.nibe-evan.ru SE NIBE AB Sweden, Box 14, Hannabadsvägen 5, SE-285 21 Markaryd Tel: +46-(0)433-73 000 Fax: +46-(0)433-73 190 E-mail:
[email protected] www.nibe.se
Voor landen die niet in deze lijst staan kunt u contact opnemen met Nibe Sweden of kunt u kijken op www.nibe.eu voor meer informatie.
4
Hoofdstuk 1 | Belangrijke informatie
NIBE™ F2026
2 Bezorging en verwerking Transport en opslag De F2026 moet verticaal worden getransporteerd en opgeslagen.
Montage ႑
Plaats de F2026 buiten op een stevige, vlakke ondergrond die bestand is tegen het gewicht, bij voorkeur een betonnen ondergrond. Als er betonnen platen worden gebruikt, moeten deze gelegd zijn op asfalt of grind.
႑
De betonnen ondergrond of platen moeten zo worden geplaatst dat de onderste rand van de verdamper op gelijk niveau komt met de gemiddelde sneeuwdiepte ter plekke, met een minimale hoogte van ten minste 300 mm.
႑
De F2026 mag niet worden geplaatst in de buurt van geluidsgevoelige muren, bijv. naast een slaapkamer.
႑
Zorg er ook voor dat de plaatsing geen overlast oplevert voor de buren.
႑
De F2026 mag niet dusdanig worden geplaatst dat recirculatie van buitenlucht op kan treden. Dit zorgt voor een lager vermogen en mindere efficiëntie.
႑
Er kunnen grote hoeveelheden condenswater en smeltwater door ontdooiing worden geproduceerd. Condenswater moet via een afvoer of iets vergelijkbaars worden weggevoerd (zie pagina 6).
႑
Wees bij de installatie voorzichtig, zodat u geen krassen veroorzaakt op de warmtepomp.
Als er een kans is dat de sneeuw op het dak kan gaan schuiven, moet er een beschermend dak of een afdekking worden geplaatst om de warmtepomp, inclusief leidingen en bedrading te beschermen.
PLQ PP LEK
LEK
Plaats de F2026 niet direct op het gazon of een andere niet-stevige ondergrond.
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 2 | Bezorging en verwerking
5
Opvangbak van condenswater
Aanbevolen alternatieven
De opvangbak van condenswater wordt gebruikt om het condenswater te verzamelen of weg te voeren van de warmtepomp.
Caisson van steen
Voorzichtig!
Voor het functioneren van de warmtepomp is het belangrijk dat het condenswater wordt afgevoerd en dat de afvoer van het condenswater niet dusdanig geplaatst wordt dat dit tot schade aan de woning kan leiden. Voorzichtig!
Frostfritt 9RUVWEHVWHQGLJH djup GLHSWH
De leiding en verwarmingskabel voor het aftappen van de opvangbak van condenswater worden niet meegeleverd. Voorzichtig!
Voor deze doeleinden moet accessoire KVR 10 worden gebruikt. Voorzichtig!
De elektrische installatie en bedrading moeten worden uitgevoerd onder toezicht van een gekwalificeerde elektricien. LET OP!
LEK
Als de woning over een kelder beschikt, moet de caisson zo worden geplaatst dat deze geen nadelige effecten heeft op de woning. Eventueel kan de caisson direct onder de warmtepomp worden geplaatst. De uitlaat van de leiding voor condenswater moet zich op een vorstvrije diepte bevinden. Afvoer binnenshuis
Als geen van deze aanbevelingen wordt gebruikt, moet er worden gezorgd voor een goede afvoer van condenswater. ႑
Het condenswater (tot 50 liter/dag) dat in de opvangbak wordt verzameld, moet via een leiding naar een geschikte afvoer worden geleid, waarbij de kortst mogelijke route buitenshuis wordt aanbevolen.
႑
De leidingsectie die kan bevriezen moet worden verwarmd via de verwarmingskabel om bevriezing te voorkomen.
႑
Leg de leiding vanaf de F2026 schuin naar beneden aan.
႑
De uitlaat van de leiding voor condenswater moet op een vorstvrije diepte of binnenshuis zitten (onder voorbehoud van lokale verordeningen en voorschriften).
႑
Gebruik een waterzak voor installaties waarbij luchtcirculatie kan optreden in de leiding voor condenswater.
႑
6
De isolatie moet strak langs de onderkant van de opvangbak van condenswater liggen.
Hoofdstuk 2 | Bezorging en verwerking
:DWHUDIGLFKWLQJ
Het condenswater kan ook naar een afvoer binnenshuis worden geleid (onder voorbehoud van plaatselijke weten regelgeving). Leg de leiding vanaf de F2026 schuin naar beneden aan.
NIBE™ F2026
De leiding voor het condenswater moet zijn uitgerust met een waterzak om luchtcirculatie in de pijp te voorkomen.
Geleverde componenten
Doorspoelen afvoerkanaal
LEK
2 flexibele slangen (R25) met 4 afdichtingen
LEK
VuilfilterR25
Verwijderen van de buitenmantel
:DWHUDIGLFKWLQJ
Frostfritt 9RUVWEHVWHQGLJH djup GLHSWH
De uitlaat van de leiding voor condenswater moet zich op een vorstvrije diepte bevinden. Leg de leiding vanaf de F2026 schuin naar beneden aan. De leiding voor het condenswater moet zijn uitgerust met een waterzak om luchtcirculatie in de pijp te voorkomen.
Installatiegebied
utrymme om
350 mm
De afstand tussen de F2026 en de muur van de woning moet ten minste 350 mm zijn. De vrije ruimte voor de F2026 moet ten minste één meter zijn.
9ULMH UXLPWH DFKWHU
Fritt 9ULMH utrymme UXLPWH min. PLQ 400 mm PP
3000 mm
Fritt 9ULMHutrymme UXLPWH min. PLQ 400 mm PP
Fritt utrymme framför 9ULMH UXLPWH YRRU
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 2 | Bezorging en verwerking
7
3 Het ontwerp van de warmtepomp Algemeen ;-
%7
;/
41
+6
8% %3 50
(3 *4
*4
(%
%7
LEK
8%
41
%7
(%
+6
%3
%7
%7
;/
(%
(3
3)
%7
;/
%7
LEK
;/
3)
;/
8
Hoofdstuk 3 | Het ontwerp van de warmtepomp
%7
:0
NIBE™ F2026
Aansluiting van de leidingen XL 1 Aansluiting, verwarmingssysteem uit van F2026, G1 (Ø28 mm) XL 2 Aansluiting, verwarmingssysteem in van F2026, G1 (Ø28 mm) XL 20 Serviceaansluiting, hogedruk XL 21 Serviceaansluiting, lagedruk XL 40 Aansluiting, afvoer lekbak VVAC-onderdelen QN 2 4-wegklep RM 1 Terugslagklep WM 5 Opvangbak van condenswater Voelers, etc. BP 1 Hogedrukpressostaat BP 2 Lagedrukpressostaat BT 3 Temperatuursensor, retour BT 12 Temperatuurvoeler, condensor aanvoerleiding BT 14 Temperatuurvoeler, heet gas BT 15 Temperatuurvoeler, vloeistofleiding BT 16 Temperatuursensor, verdamper BT 17 Temperatuurvoeler, aanzuiggas BT 28 Temperatuursensor, omgeving Elektrische onderdelen EB 10 Compressorverwarming EB 11 Lekbak verwarming EB 13 Kraagverwarmer GQ 1 Ventilator Koedemiddelonderdelen EP 1 Verdamper EP 2 Condensor GQ 10 Compressor HS 1 Filterdroger QN 1 Expansieventiel Diversen PF 1 Typeplaatje PF 3 Serienummer XJ 5 Aansluitingen sensoren UB 1 Kabeldoorvoer, ingaande voeding UB 3 Kabeldoorvoer, sensor
Aanduidingen in onderdeellocaties volgens standaarden IEC 81346-1 en 81346-2.
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 3 | Het ontwerp van de warmtepomp
9
Elektriciteitsmodules $$
$$6 $$6) $$6
$$6
$$6
;- ; ; $$ $$ ) ; ;
&
%$ )& ; 8%
LE K
)%
;
Elektrische onderdelen AA 6 Relaiskaart met stroomgedeelte AA 10 Softstarter AA 21 Regelkaart met display S1 Plusknop S2 Minknop S3 Enter-knop S4 Reset-knop SF 3 Display-contrast BA 1 C2 F3 FB 1 FC 1 X1 X2 X3 X5 X6 X7
10
Diversen XJ 5 Aansluitingen sensoren UB 2 Kabeldoorvoer, ingaande voeding
Aanduidingen in onderdeellocaties volgens standaarden IEC 81346-1 en 81346-2.
Fasevolgordemonitor (3 fasen) Condensator, ventilator Zekering voor externe verwarmingskabel (250 mA), max 45 W. Automatische beveiliging Motorzekering Klemmenstrook, ingaande voeding Klemmenstrook, externe regelspanning Klemmenstrook, laadpomp, externe verwarmingskabel Klemmenstrook, thermostaat, communicatie, compressorblokkering Klemmenstrook, bijverwarming, uitvaltijd, hoofdalarm Klemmenstrook, 4-wegklep
Hoofdstuk 3 | Het ontwerp van de warmtepomp
NIBE™ F2026
4 Aansluiting van de leidingen Algemeen
Laadpomp
Leidingen moeten volgens de geldende normen en richtlijnen worden aangesloten.
Voorzichtig!
De laadpomp moet ingeschakeld zijn, zelfs als de F2026 is uitgeschakeld, om vriesschade te voorkomen.
De F2026 kan alleen functioneren tot een retourtemperatuur van ongeveer 50 °C en een uitgaande temperatuur van ongeveer 58 °C vanuit de warmtepomp. De F2026 is niet voorzien van externe afsluiters op de waterzijde. Deze moeten worden geïnstalleerd om toekomstige service te vereenvoudigen. De retourtemperatuur wordt beperkt door de retourleidingsensor.
Watervolume Bij koppeling met een F2026, wordt een minimaal beschikbaar systeemvolume met een capaciteit van ten minste 20 liter per kW op de warmtepomp aanbevolen. Voorzichtig!
Het leidingwerk moet worden doorgespoeld voordat de warmtepomp wordt aangesloten zodat eventuele verontreinigingen de componenten niet kunnen beschadigen.
De oplaadpomp kan ook rechtstreeks vanaf de F2026 worden geregeld, via klemmenstrook (X3), waarbij rekening wordt gehouden met de omgevingstemperatuur. Een andere mogelijkheid is de pomp aan te sluiten op een tussencircuit met een warmtewisselaar, pomp en water met antivries (geldt niet voor koppelen met VVM 300).
Drukval, zijde van het verwarmingssysteem F2026 -6, 8, 10 'UXNYHUOLHV Tryckfall N3D kPa 9
6 kW 8, 10 kW
8
Leidingkoppeling verwarmingssysteemcircuit ႑
De F2026 kan rechtstreeks worden aangesloten op het verwarmingssysteem, zie het hoofdstuk "Koppelen", of volgens één van de systeemoplossingen die gedownload kunnen worden van de website www.nibenl.nl.
႑
De warmtepomp moet via de bovenste aansluiting worden ontlucht (XL1, HM-uit) met behulp van de ontluchtingsnippel op de meegeleverde flexibele slang.
႑
Installeer het meegeleverde vuilfilter (SF) voor de inlaat, d.w.z. de onderste aansluiting (XL2, HM-in) op de F2026.
႑
Alle buitenleidingen moeten thermisch geïsoleerd zijn met een leidingisolatie met een dikte van ten minste 19 mm.
႑
Installeer de afsluitklep (AV) en de aftapklep (TV) dusdanig dat de F2026 geleegd kan worden in geval van langdurige stroomuitvallen.
႑
De meegeleverde flexibele slangen fungeren als trillingsdempers. De flexibele slangen zijn zo gemonteerd dat er een kleine hoek ontstaat waardoor ze als trillingsdempers fungeren.
NIBE™ F2026
7 6 5 4 3 2 1
$DQYRHU Flöde
0 0
0,10
0,20
0,30
0,40
0,50
0,60
0,70
l/sOV
:DUPWHLVRODWLH
L
Hoofdstuk 4 | Aansluiting van de leidingen
11
;/
;/
12
Hoofdstuk 4 | Aansluiting van de leidingen
NIBE™ F2026
Uitleg
Aansluitopties
AV CP1 FG1 HR LP RC RG1 RV SF SV SÄV TV UG VT VVG
De F2026 kan op verschillende manieren worden geïnstalleerd. De veiligheidsuitrusting moet worden geïnstalleerd conform de geldende voorschriften voor alle koppelingsopties. Zie www.nibenl.nl voor meer koppelingsopties. Bij koppeling met een F2026, wordt een minimaal beschikbaar systeemvolume met een capaciteit van ten minste 20 liter per kW op de warmtepomp aanbevolen.
Afsluiter Circulatiepomp Temperatuursensor, aanvoerleiding Hulprelais Laadpomp Regeling Retourtemperatuursensor Regelklep Vuilfilter Regelafsluiter Overstortventiel Aftapklep Sensor omgevingstemperatuur Verwarmingsthermostaat Warmtapwatersensor
De F2026 gekoppeld met de VVM 300 (stooklijnregeling)
RC
UG
) FIGHTER 2020
SÄV
AV
SF
AV
TV
990 VVM 300
De F2026 kan worden aangesloten op de VVM 300. DeF2026 wordt dan geregeld via de VVM 300 en functioneert met stooklijnregeling tegen het verwarmingssysteem en stelt de prioriteit vast voor de warmwaterproductie in de VVM 300. Als de F2026 niet aan de verwarmingsbehoefte kan voldoen, wordt de bijverwarming van de VVM 300 ingeschakeld. Als de omgevingstemperatuur tot onder de ingestelde stoptemperatuur daalt, schakelt de VVM 300 in en neemt de verwarming over.
NIBE™ F2026
Voorzichtig!
Tijdens het leiden van de kabels, moeten de sensorkabels en de communicatiekabels ten minste min. 20 cm gescheiden blijven van de kabels met hoge spanning om interferentie te voorkomen.
Hoofdstuk 4 | Aansluiting van de leidingen
13
De F2026, aangesloten op een olie-/pelletsgestookte boiler met een SMO 10 en een boiler (stooklijnregeling) SMO 10
P
HR SV1 FG1
CP1
PG RG1
HR
SÄV VXV1 UG HR FIGHTER 2020 ) VVG
HR
SF
RV LP1
De SMO 10 regelt de F2026, oliegestookte boiler, circulatiepompen, shunts enz. De F2026 werkt met de stooklijnregeling tegen het verwarmingssysteem en geeft het bijvullen van warm water via de driewegklep (VXV1) prioriteit. Als de F2026 niet in de verwarmingsbehoefte kan voorzien, start de oliegestookte boiler en wordt de bijverwarming ingeschakeld.
14
Hoofdstuk 4 | Aansluiting van de leidingen
Voorzichtig!
Tijdens het leiden van de kabels, moeten de sensorkabels en de communicatiekabels ten minste min. 20 cm gescheiden blijven van de kabels met hoge spanning om interferentie te voorkomen.
NIBE™ F2026
Meerdere F2026 samen met SMO 10 en een boiler (stooklijnregeling) SMO 10 HR
P
SV1
CP1
FG1
PG HR
RG1 BV
UG
SÄV
) +3VP2 FIGHTER 2020 AV
BV SÄV
SF
RV
LP2
TV SÄV
) +3VP1 FIGHTER 2020
VXV1 BV
AV
SF
HR
VVG
RV
LP1
TV
De SMO 10 regelt tot negen F2026 (waarvan maximaal een voor warm water), elektrische bijverwarming, circulatiepomp, shunt, enz. De F2026 werkt met de stooklijnregeling tegen het verwarmingssysteem en geeft het bijvullen van warm water via de driewegklep VXV1 prioriteit. De F2026 VP1 levert warm water. Als de F2026 niet aan de verwarmingsbehoefte kan voldoen, wordt de bijverwarming via de olie-gestookte boiler ingeschakeld. Als de bijverwarming is ingeschakeld, wordt warm water verwarmd via de elektrische bijverwarming in de boiler. Voorzichtig!
Tijdens het leiden van de kabels, moeten de sensorkabels en de communicatiekabels ten minste min. 20 cm gescheiden blijven van de kabels met hoge spanning om interferentie te voorkomen.
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 4 | Aansluiting van de leidingen
15
De F2026 gekoppeld met de EVC 13 (stooklijnregeling) RT 10
(9& 13 EVC
) FIGHTER 2020
SÄV
AV
SF
RV
TV
De F2026 wordt geregeld via een kamerthermostaat en stooklijnregeling op de retour vanuit het verwarmingssysteem. Als de F2026 niet aan de verwarmingsbehoefte kan voldoen, wordt de bijverwarming van EVC 13 ingeschakeld via de bestaande regelapparatuur. De bijverwarming kan boven een ingestelde omgevingstemperatuur worden geblokkeerd met behulp van het automatische regelsysteem in de F2026. Het verwarmingssysteem circuleert ook door de F2026 bij de ingestelde stoptemperatuur. Het warme water wordt uitsluitend geleverd via de bestaande boiler. De juiste curve wordt geselecteerd in de EVC 13 zodat deF2026 niet wordt verstoord. Bij deze optie is accessoire RT 10 nodig. Voorzichtig!
Tijdens het leiden van de kabels, moeten de sensorkabels en de communicatiekabels ten minste min. 20 cm gescheiden blijven van de kabels met hoge spanning om interferentie te voorkomen.
16
Hoofdstuk 4 | Aansluiting van de leidingen
NIBE™ F2026
De F2026 gekoppeld aan een elektrische/olie-gestookte boiler (stooklijnregeling) EB1 -EB1-QM60 -BP5 -FL2
P
-EB1-QM40
-EB 1 -EB1 -GP10 -RM1
-EB1-CM1
-EB1-QN25
-EB1 -EB100 -EB100
-FL10
-EB100 -AA25
Extern alt befintlig reglerutrustning.
([WHUQH RI EHVWDDQGH UHJHODSSDUDWXXU
-QM40 )
-HQ1
-GP12
-RN10 -QM1
De F2026 wordt geregeld via een kamerthermostaat en stooklijnregeling op de retour vanuit het verwarmingssysteem. Als de F2026 niet aan de verwarmingsbehoefte kan voldoen, wordt de bijverwarming ingeschakeld via de bestaande regelapparatuur. De bijverwarming kan boven een ingestelde balanstemperatuur worden geblokkeerd met behulp van het automatische regelsysteem in de F2026. In andere gevallen werkt de warmtepomp niet optimaal samen met de elektrische/olie-gestookte boiler. Het warme water wordt uitsluitend geleverd via de bestaande elektrische/olie-gestookte boiler. Bij deze optie is accessoire RT 10 nodig.
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 4 | Aansluiting van de leidingen
17
De F2026 gekoppeld met een houtgestookte ketel en een boiler (vaste temperatuurinstelling) UG
RC
Extern alt ([WHUQH RI befintlig reglerEHVWDDQGH utrustning. UHJHODSSDUDWXXU
) FIGHTER 2020
SÄV AV
TV
BV VT
SF RV LP1 99%$&. VVB / ACK
+RXWJHVWRRNWH VedpannaNHWHO
De F2026 laadt de boiler/accumulatortank (VVB/ACK). Als er een houtgestookte ketel gebruikt wordt, worden de warmtepomp en de elektrische bijverwarming gestopt als de temperatuur op de thermostaat (VT) stijgt en starten deze systemen weer als de temperatuur daalt. Recirculatie door de warmtepomp wordt voorkomen door een terugslagventiel (BV).
18
Hoofdstuk 4 | Aansluiting van de leidingen
NIBE™ F2026
5 Elektrische aansluitingen Algemeen ႑
Een warmtepomp mag alleen worden aangesloten met toestemming van de energieleverancier en onder toezicht van een gekwalificeerd installateur.
႑
Indien van een automatische zekering gebruik wordt gemaakt, moet deze een motorkarakteristiek "C" (compressorbedrijf) hebben. Zie "Technische gegevens" voor de maatbepaling van automatische zekeringen.
႑
De F2026 beschikt niet over een werkschakelaar op de ingaande voeding. De voedingskabel van de warmtepomp moet worden aangesloten op een circuitonderbreker met ten minste een schakelafstand van 3 mm. Als het pand aardlekschakelaars heeft, moet de warmtepomp van een afzonderlijke aardlekschakelaar worden voorzien. De ingaande voeding moet 400 V 3NAC 50Hz zijn en verlopen via verdeelkasten met zekeringen.
႑
Als er in het pand een isolatietest moet worden uitgevoerd, moet de warmtepomp worden ontkoppeld.
႑
Sluit de kabel van het regelsignaal voor de thermostaat aan op klem (X5). Kabelsoort: niet-afgeschermd LiYY, afgeschermd LiYCY. Kabeldiameter, ten minste 0,22met kabellengte korter dan 50m.
႑
Een andere mogelijkheid is de relevante afgeschermde signaalkabel aan te sluiten van klem (X5) naar SMO 10/VVM 300/EVP 510.
႑
Het leiden van de kabels voor sterkstroom moet gebeuren aan de hand van kabeldoorvoeren aan de linkerkant van de warmtepomp, gezien van de voorkant (UB1) en signaalkabels aan de achterkant (UB3).
႑
De laadpomp voor de F2026 kan worden aangesloten op een aparte voeding of een klemmenstrook (X3). LET OP! Als de F2026 niet gevoed wordt terwijl de laadpomp is aangesloten op klemmenstrook (X3), is er een kans op bevriezing
႑
Er kan een hoofdalarm worden aangesloten op de klem (X6).
)
;
$$
;
LE K
;
;
;
)%
%$
)&
Voorzichtig!
De elektrische installatie en onderhoud moet worden uitgevoerd onder toezicht van een erkend elektrotechnisch installateur. De elektrische installatie en de bedrading moeten worden uitgevoerd conform de geldende voorschriften. Voorzichtig!
Tijdens het aansluiten moet rekening worden gehouden met de externe regeling.
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 5 | Elektrische aansluitingen
19
Aansluitingen
Voorzichtig!
Om interferentie te voorkomen, mogen niet-afgeschermde communicatie- en/of sensorkabels naar externe aansluitingen niet dichter dan 20 cm bij een kabel met hoge spanning worden gelegd.
LEK
Spanningaansluiting
,QJDDQGH YRHGLQJ
De ingaande voedingskabel wordt in de fabriek aangesloten op de klemmenstrook -X1. Buiten de warmtepomp is er ongeveer 1,8 m kabel beschikbaar.
20
Hoofdstuk 5 | Elektrische aansluitingen
NIBE™ F2026
Aansluiten externe regelspanning Voorzichtig!
Markeer alle elektrische schakelkasten met waarschuwingsstickers voor externe spanning.
Antivriesfunctie
Bij temperaturen onder +2 °C, loopt de laadpomp periodiek, en bij temperaturen onder -20 °C loopt de pomp continu. Deze functie is van toepassing onder voorwaarde dat de F2026 gevoed wordt. 0LQXWHQ SHU PLQXWHQ
Bij de aansluiting van de externe regelspanning met aparte aardlekschakelaar moeten de kabels tussen de klemmenstrook X1:N en X2:N en tussen de klemmenstrook X1:L1 en X2:L1 worden losgehaald (zoals afgebeeld). Bedrijfsspanning (1x230V+N+PE) is aangesloten op X2:N en X2:L1 (zoals afgebeeld).
35
30
25
20
15
10
5
; 0
PE
5
4
3
2
1
0
-1 -2 -3 -4 -5 -6 -7 -8 -9 -10 -11 -12 -13 -14 -15 -16 -17 -18 -19 -20 -21 -22 -23 -24 -25
%HGUDGLQJ
7HPSHUDWXXU
N
Voorzichtig!
Er is een gevaar op bevriezing als de laadpomp wordt aangesloten op de klemmenstrook X3 en de F2026 niet gevoed wordt.
L1 L2 L3
([WHUQ
) 1 2
N
3 4
N L PE
5
L1
6 7
;
Bij het aansluiten van een externe regelspanning moet er een schakelaar (voor tariefregeling) worden gebruikt naar X5:1 en X5:5 (compressorblokkering) om een MPalarm te voorkomen. ([WHUQ
) 1 2 3
&RPSUHVVRUEORNNHULQJ
*3
;
Externe verwarmingskabel (KVR 10)
4
De F2026 is voorzien van een klemmenstrook voor een externe verwarmingskabel (EB14, niet meegeleverd). De aansluiting is gezekerd met 250 mA (F3, 15 W/m). Als er een andere kabel gebruikt wordt, moet de zekering worden vervangen door een zekering van de juiste grootte (zie tabel).
5 6
;
Laadpomp Om de F2026 in staat te stellen de laadpomp (GP12) te regelen, moet deze worden aangesloten op de klemmenstrook X3:4(N), 5(L) en 7(PE). De pompactiviteit is afhankelijk van de status van de F2026, behoefte aan verwarming/warm water en de omgevingstemperatuur. Het aansturen van de pomp gebeurt via de F2026. Bij potentiaalvrije aansluiting van de circulatiepomp, wordt de brug vervangen door een aparte spanningsvoeding voor X3:6(L). NIBE™ F2026
Lengte (m)
Totaal vermogen (W)
Zekering (F3)
NIBE-onderdeelnr.
1 3 6 10
15 45 90 150
T100mA/250V T250mA/250V T500mA/250V T800mA/250V
718085 518900* 718086 718087
* In de fabriek geïnstalleerd.
De externe verwarmingskabel (EB14) wordt aangesloten op klemmenstrook X3:1 en 4, zoals afgebeeld:
Hoofdstuk 5 | Elektrische aansluitingen
21
([WHUQ
Optionele aansluitingen
) 1 2
([WHUQH ZDUPWHNDEHO
3
Voorzichtig!
De volgende pagina's over thermostaten, bijverwarming, hoofdalarmen en uitvaltijd zijn niet van toepassing als de F2026 wordt geregeld via de SMO 10/VVM 300/EVP 510.
4 5
(%
6 7
)
;
Thermostaatregeling
Voorzichtig!
De leiding moet bestand zijn tegen de warmte van de verwarmingskabel. Voor deze doeleinden moet accessoire KVR 10 worden gebruikt.
Om de compressor in of uit te schakelen wordt er gebruik gemaakt van een eenvoudige thermostaat of een potentiaalvrij contact. De thermostaat moet onderbrekend zijn (NC) als de ingestelde temperatuur wordt bereikt. De contactor moet potentiaalvrij zijn. Sluit de thermostaat aan op klemmenstrook X5:2 en 5, zoals hieronder afgebeeld.
Het leiden van de kabels
([WHUQ
) 1 2 3
7KHUPRVWDDW
4 5 6
De volgende afbeelding geeft het aanbevolen kabeltraject aan van de elektriciteitskast naar de opvangbak van condenswater in de F2026. De transfer van elektriciteitskabel naar verwarmingskabel moet plaatsvinden achter de inlaat naar de opvangbak van condenswater. De afstand tussen de elektriciteitskast en de inlaat naar de opvangbak van condenswater moet ongeveer 1930 mm zijn.
;
Bijverwarming/uitvaltijd De F2026 is uitgerust met een potentiaalvrije contactor die bestemd is voor de bijverwarming. Max. 250V 2A. De instelling voor de omgevingstemperatuur (balanstemperatuur) als het extra relais wordt ingeschakeld, wordt gemaakt via kanaal A5, zie het hoofdstuk "Bediening Kanaalomschrijving". De externe bijverwarming is via klemmenstrook X6:1 van het extra relais aangesloten op 3 Voorwaarden voor het aansluiten van bijverwarming:
9RRUORRS
LEK
9HUZDUPLQJVNDEHO
Sensor omgevingstemperatuur De sensor voor de omgevingstemperatuur (BT28) bevindt zich aan de onderkant van de F2026.
႑
De omgevingstemperatuur moet lager zijn dan de ingestelde balanstemperatuur (kanaal A5).
႑
De compressor moet in bedrijf zijn gedurende een bepaalde minimale periode die kan worden ingesteld in kanaal A6. Het ontdooien maakt ook onderdeel uit van deze periode.
Als de omgevingstemperatuur onder het niveau van een ingestelde waarde zakt, stoptemperatuur (uitvaltijd), worden de activiteiten van de compressor in kanaal A7 geblokkeerd en moet de gehele verwarming plaatsvinden met behulp van de externe bijverwarming via het uitvalrelais, klemmenstrook X6:4 (6). Deze functie wordt ook ingeschakeld als de F2026 wordt uitgeschakeld. Als de omgevingstemperatuur boven 35 °C komt, worden de activiteiten van de compressor geblokkeerd en wordt het uitvalrelais ingeschakeld.
22
Hoofdstuk 5 | Elektrische aansluitingen
NIBE™ F2026
De aansluiting met het extra relais wordt gemaakt zoals hieronder afgebeeld. ([WHUQ NO
1
NC
2
COM
3
%LMYHUZDUPLQJ Tillsatsvärme
)
5
NC
6
COM
De F2026 is uitgerust met een contact voor de externe indicatie van een hoofdalarm. Deze functie wordt ingeschakeld bij alle soorten van bestaande alarmen. Max. belasting op het relaiscontact is 250V 2A. De aansluiting voor de externe indicatie van hoofdalarmen wordt gemaakt op de klemmenstrook X6:7 naar 9 zoals hieronder getoond:
4
NO
8LWYDOWLMG Stillestånd
Externe indicatie van een hoofdalarm
;
([WHUQ
6
Maximale belasting over de relaiscontactoren is 250V 2A.
Het extra en uitvalrelais worden geactiveerd tijdens normale bedrijfsomtandigheden voor de F2026. Beide relais worden uitgeschakeld in geval van bedrijfsstoringen.
NC
9
De contactoren zijn spanningsloos weergegeven.
NO
8
Bijverwarming en uitvaltijd worden tot stand gebracht tussen NC en COM.
Summalarm +RRIGDODUP
7
COM
Tijdens activiteiten zonder een behoefte aan bijverwarming of uitvaltijd, zijn de relaiscontactoren tussen NO en COM gesloten.
)
;
Accessoires aansluiten Instructies voor het aansluiten van accessoires vindt u in de bijgeleverde installatie-instructies voor het betreffende accessoire. Zie pagina 38 voor de lijst met accessoires die kunnen worden gebruikt met de F2026.
Voorbeeld van extra aansluiting
Eenvoudig elektrisch schema voor aansluiting van extra relais voor bijverwarming en uitvaltijd.
NO NC &20 O/C
12 – 230V
+XOSFRQWDFWRU Hjälpkontaktor QLHW PHHJHOHYHUG
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 5 | Elektrische aansluitingen
23
6 Inbedrijfstelling en afstelling Voorbereidingen
Compressorverwarming
႑
Controleer voor inbedrijfstelling of het verwarmingscircuit gevuld en goed ontlucht is.
႑
Controleer het leidingsysteem op lekkage.
De F2026 is uitgerust met een compressorverwarming die de compressor voor het opstarten opwarmt als de compressor koud is. Voorzichtig!
Vullen en ontluchten van het verwarmingssysteem
De compressorverwarming moet gedurende 6 – 8 uur voor de eerste start worden aangesloten, zie het hoofdstuk "Opstarten en inspectie".
1. Het verwarmingssysteem is tot op de vereiste druk gevuld met water.
2. Ontlucht het systeem met de ontluchtingsnippel op de meegeleverde flexibele slang en mogelijk ook de circulatiepomp.
Kraagverwarmer De F2026 is uitgerust met een kraagverwarmer die de ventilatorkraag indien nodig opwarmt (niet geactiveerd bij levering).
2QWOXFKWLQJVQLSSHO
Voorzichtig!
De kraagverwarmer is uitsluitend nodig in die gevallen waarin de omgevingstemperatuur gedurende langere perioden te laag is.
Regeling fasevolgorde %$
Balanstemperatuur De balanstemperatuur is de buitentemperatuur waarbij het door de warmtepomp geleverde capaciteit gelijk is aan de capaciteitsbehoefte in het gebouw. Dit betekent dat de warmtepomp tot deze temperatuur de gehele capaciteitsbehoefte in het gebouw voor zijn rekening neemt. Stel de balanstemperatuur, bijverwarming, in kanaal A5 in.
Stoptemperatuur Als de stoptemperatuur (kanaal A7) wordt ingesteld tussen -7 en -20 C, wordt de aanvoertemperatuur lineair beperkt van -7 C / 58 °C tot -20 °C / 50 °C (zie diagram op pagina 42). Als de omgevingstemperatuur onder de ingestelde waarde van de stoptemperatuur komt, moet de verwarming plaatsvinden met behulp van de bijverwarming.
LE K
De fasevolgordesensor (BA1) start zodra de voeding is aangesloten op de warmtepomp. Controleer de fasevolgorde zoals hieronder wordt weergegeven. ႑
Bij een correcte fasevolgorde brandt een rode led.
႑
Als er een fout is opgetreden in de fasevolgorde ontvangt de warmtepomp een alarm 07 in kanaal S1 en knippert de led. Voorzichtig!
Controleer de fasevolgorde tijdens het starten!
Softstarter De F2026 is uitgerust met een softstart (AA10) die de ingaande stroom voor de compressor beperkt. 24
Hoofdstuk 6 | Inbedrijfstelling en afstelling
NIBE™ F2026
Inbedrijfstelling en inspectie
)
;
$$
;
1. Communicatiekabel naar thermostaat, klemmenstrook (X5) moet zijn aangesloten.
2. Schakel de isolatorschakelaar in. 3. Zorg ervoor dat de F2026 is aangesloten op de stroombron.
4. Controleer of de automatische beveiliging (FB1) is ingeschakeld.
5. Controleer of de circuitonderbreker van de motor (FC1) is ingeschakeld.
6. Controleer of de led op de fasevolgordesensor (BA1) rood verlicht is.
7. De compressorverwarming (EB10) moet ten minste 6 - 8 uur in bedrijf zijn voordat de compressorstart geactiveerd kan worden. Dit gebeurt door de regelspanning in te schakelen en de communicatiekabel of de thermostaat af te sluiten.
8. Het display op de regelkaart (AA21) geeft afhankelijk van de omgevingstemperatuur C0/CC F0 H1/H3 weer. Tijdens deze periode wordt de compressor verwarmd om de levensduur te verlengen.
9. De communicatiekabel of externe thermostaten worden na 6 - 8 uur aangesloten. Zie de sectie "Thermostaatregeling" onder het hoofdstuk van de elektrische aansluitingen.
10. Start de SMO 10/VVM 300/EVP 510 opnieuw op. 11. Als de aansluiting tot stand is gebracht, kan de
LE K
;
;
;
)%
%$
)&
Ontluchten, zijde van het verwarmingssysteem De eerste tijd komt er lucht vrij uit het warme water en het kan nodig zijn om het systeem te ontluchten. Indien er borrelende geluiden bij de warmtepomp worden waargenomen, kan het nodig zijn om de circulatiepomp, radiatoren van het hele systeem nogmaals te ontluchten. Als het systeem stabiel is (juiste druk en volledig ontlucht) kan het automatische regelsysteem voor de verwarming naar behoefte worden ingesteld.
compressor indien gewenst ongeveer 20 minuten later worden gestart.
12. Stel het debiet in overeenstemming met het schema in, zie de sectie "Afstelling, debiet".
13. Pas de menu-instelling indien gewenst aan. 14. Vul het inbedrijfstellingsrapport in de gebruikershandleiding in.
15. Verwijder de beschermende laag van de afdekking op de F2026. Voorzichtig!
Tijdens het aansluiten moet rekening worden gehouden met de externe regeling.
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 6 | Inbedrijfstelling en afstelling
25
kan het debiet met 30 % worden verhoogd om zo een
Afstelling, debiet
lagere ΔT te bereiken.
Afstelling van het temperatuurverschil (ΔT) tussen de aanvoertemperatuur en de retourtemperatuur kan het beste worden uitgevoerd tijdens de warmwaterproductie of bij hoge belasting.
De schema's tonen de warmtepomp met hoge ventilatorsnelheden, op lage ventilatorsnelheden zal ΔT 0,5 tot 1 graad lager uitkomen (niet van toepassing op de F2026-6 kW, die alleen over één ventilatorsnelheid beschikt).
Het is het eenvoudigste om van de temperaturen gemeten in kanaal T2 (aanvoertemperatuur) kanaal T3 (retourtem-
1 en 4 aanvoertemperatuur. 35 °C 2 en 5 aanvoertemperatuur. 45 °C
peratuur) af te trekken. Dit temperatuurverschil (ΔT) kan worden aangepast met behulp van de circulatiepomp en de regelafsluiter. De afstelling kan worden uitgevoerd als een stabiel bedrijf bereikt wordt ongeveer 5 minuten na de start, of ongeveer 5 minuten na het ontdooien bij koude omgevingstemperaturen.
3 en 6 aanvoertemperatuur. 55 °C De vermelde vermogens verwijzen naar de compressor, ventilator en regeling bij nominale doorstroming van het verwarmingssysteem. Tijdens bedrijf waarbij ontdooien nodig is, komt de relatie tussen input en output ongeveer 10% lager uit.
Het temperatuurverschil komt overeen met het schema hieronder (+1- 2 K). Bij buitentemperaturen onder 28 °C
F2026-6 )DVHVWURRP $ $DQJHJHYHQ YHUPRJHQ N:
˂7
12
20 1 2 3
18 16
1 2 3
10 8
14 12
1RPLQDDO YHUPRJHQ
6
10 6 5 4
4
8 6
)DVHVWURRP
2
4
0
2 -20
-15
-10
-5
0
5
10
15
20
25
30
-20
-15
-10
-5
0
5
10
15
%XLWHQWHPSHUDWXXU
20
25
30
%XLWHQWHPSHUDWXXU
F2026-8 )DVHVWURRP $ $DQJHJHYHQ YHUPRJHQ N:
˂7
15
18 1 2 3
16 14
13 12 11
12
10
1RPLQDDO YHUPRJHQ
9
10
8
6 5 4
7
8
6
6
5
)DVHVWURRP
4
4
3
2
2
-20
-15
-10
-5
0
5
10
15
20
25
30
%XLWHQWHPSHUDWXXU
26
1 2 3
14
Hoofdstuk 6 | Inbedrijfstelling en afstelling
-20
-15
-10
-5
0
5
10
15
20
25
30
%XLWHQWHPSHUDWXXU
NIBE™ F2026
F2026-10 )DVHVWURRP $ $DQJHJHYHQ YHUPRJHQ N:
˂7
18
18 1 2 3
16 14
1 2 3
17 16 14
12
1RPLQDDO YHUPRJHQ
12
10
10
8
8
6
6 5 4
6
4
)DVHVWURRP
4 2
2 -20
-15
-10
-5
0
5
10
15
20
25
30
%XLWHQWHPSHUDWXXU
NIBE™ F2026
-20
-15
-10
-5
0
5
10
15
20
25
30
%XLWHQWHPSHUDWXXU
Hoofdstuk 6 | Inbedrijfstelling en afstelling
27
7 Bediening - Inleiding Algemeen
Navigatie
De F2026 is uitgerust met een interne elektronische regeling die functies aanstuurt die nodig zijn voor het functioneren van de warmtepomp, bijvoorbeeld ontdooien, stoppen bij max./min. temperatuur, aansluiting van de compressorverwarming en de opvangbak van condenswater en de controle op de drukschakelaars. De temperaturen, het aantal starts en de bedrijfstijd kunnen ook worden uitgelezen. De geïntegreerde regeling wordt tijdens de installatie ingesteld en kan tijdens onderhoud worden gebruikt.
34
Onder normale bedrijfsomstandigheden hoeft de huiseigenaar geen toegang te hebben tot de regeling.
Plusknop
De F2026 beschikt over een geïntegreerde retourleidingsensor die de retourtemperatuur beperkt.
Met de plusknop (S1) bladert u (vooruit) door het kanaalsysteem of verhoogt u de waarde van de geselecteerde parameter.
De F2026 kan ook worden in- en uitgeschakeld via signalen van andere regelapparatuur of een thermostaat. Als de F2026 wordt geregeld via de accessoire SMO 10, wordt de regeling omschreven in de meegeleverde instructies. De SMO 10 communiceert met de F2026, hetgeen betekent dat de instellingen en meetwaarden van de F2026 kunnen worden aangepast en uitgelezen via de SMO 10.
Zie het hoofdstuk “Bediening” - “Kanaalomschrijving”
Minknop Met de minknop (S2) bladert u (achteruit) door het kanaalsysteem of verlaagt u de waarde van de geselecteerde parameter. Zie het hoofdstuk “Bediening” - “Kanaalomschrijving”
Enter-knop De Enter-knop (S3) wordt gebruikt om veranderingen in waarden te activeren en te bevestigen. Zie het hoofdstuk “Bediening” - “Kanaalomschrijving”
Om de waarde aan te passen, drukt u op de Enter-knop om de aanpassingsstand te activeren. De waarde knippert. Pas de waarde zoals gewenst aan met behulp van de plus- of minknop. Door de plus- of minknop ongeveer 3 seconden ingedrukt te houden, versnelt u de verandering van de waarde. Bevestig uw keuze vervolgens met de Enter-knop. De waarde knippert niet meer. De instructies zijn onderverdeeld in drie delen: status, temperaturen en instelbare waarden. Snel bladeren tussen de verschillende typen is mogelijk door de Enter-knop in te drukken als STATUS, TEMP. of ADJUST. worden weergegeven.
28
Hoofdstuk 7 | Bediening - Inleiding
NIBE™ F2026
Uitleg display
H0
Compressorverwarming uit Verwarming opvangbak van condenswater uit
C0
F0
S1
H0
Kraagverwarmer uit
01
Compressor: C0
H1
Compressorverwarming aan
H2
Verwarming opvangbak van condenswater aan
H3
Compressorverwarming aan
Toont de huidige status van de compressor. C0
Compressor uit, circulatiepomp uit
C
Knippert als het starten van de compressor wordt verhinderd door tijdsvoorwaarden of een hoge retourtemperatuur.
C1
Compressor aan, circulatiepomp aan
CC
Compressor uit, circulatiepomp aan
CD
Bezig met ontdooien
Verwarming opvangbak van condenswater aan H4
Kraagverwarmer aan
H5
Compressorverwarming aan Kraagverwarmer aan
H6
Verwarming opvangbak van condenswater aan Kraagverwarmer aan
H7
Compressorverwarming aan Verwarming opvangbak van condenswater aan Kraagverwarmer aan
Ventilator: F0 De ventilator heeft twee snelheden, hoog of laag (niet van toepassing op F2026-6 kW die uitsluitend over één ventilatorsnelheid beschikt). De ventilator wordt geregeld door de omgevingstemperatuur. De lagere snelheid wordt gebruikt als de omgevingstemperatuur te hoog is om de output te beperken. De ventilator loopt niet tijdens ontdooien. Bij een omgevingstemperatuur die lager is dan de temperatuur in de onderstaande tabel, wijzigt de ventilatorsnelheid naar hoog. Type
Omgevingstemperatuur (°C)
8 kW
11
10 kW
13
F0
Ventilator uit
F1
Ventilator aan, lage snelheid
F2
Ventilator aan, hoge snelheid
Kanaal: S1 Geeft het huidige kanaal weer. Wijzigen van kanalen met behulp van de plus- of minknop.
Waarde: 01 Geeft de huidige waarde weer. Verhogen/verlagen van de waarde met behulp van de plus- of minknop.
Verwarming: H0 De compressorverwarming is altijd actief als de compressor is uitgeschakeld. De verwarmer van de opvangbak van condenswater is tijdens ontdooien aangesloten als de omgevingstemperatuur lager of gelijk is aan 2,5 °C. De kraagverwarmer is tijdens ontdooien aangesloten als de temperatuur onder 2 °C komt, als het in kanaal A14 is toegestaan en als de compressor loopt. Deze verwarmer start ook op bij iedere derde keer ontdooien.
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 7 | Bediening - Inleiding
29
Regeling
A = Ingestelde temperatuur voor koude buitenlucht + 2,1 °C.
Regeling, koude buitenlucht
1. De omgevingstemperatuur (kanaal T1) zakt onder de
႑
႑
႑
႑
႑
ingestelde temperatuur in kanaal A7 (B). De warmtepomp stopt en beide relais worden geactiveerd.
Als de omgevingstemperatuur (kanaal T1) onder de ingestelde temperatuur zakt in kanaal A7, stopt de warmtepomp en wordt 03 weergegeven in kanaal S1. Zowel het extra relais als het uitvalrelais worden dan tegelijkertijd geactiveerd.
2. De omgevingstemperatuur is 2,1 °C boven de ingestelde temperatuur in kanaal A7 (A). De time counter start vanaf 0.
Als de omgevingstemperatuursensor een temperatuur registreert die ten minste 2,1 °C hoger is dan de in kanaal A7 ingestelde temperatuur, start er een time counter.
3. De omgevingstemperatuur zakt onder A. De timer
Als deze counter de 45 minuten heeft bereikt, worden zowel het extra relais als het uitvalrelais gedeactiveerd om een comfortabelere temperatuur voor de start van de compressor te bewerkstelligen.
5. De time counter heeft tot 45 minuten geteld. Beide
wordt gereset en gestopt.
4. De omgevingstemperatuur komt weer boven A. De time counter start opnieuw (vanaf 0. relais worden gedeactiveerd.
6. De time counter heeft tot 60 minuten geteld. Het is de compressor toegestaan weer te starten.
Als er nog eens 15 minuten zijn verstreken, is het de compressor toegestaan te starten en wordt het extra relais een paar seconden later ook weer geactiveerd. Het uitvalrelais blijft echter gedeactiveerd.
Voorzichtig!
Als de omgevingstemperatuur op een bepaald moment tijdens de gehele 60 minuten uitkomt onder kanaal A7 + 2,1 °C, wordt de counter gereset. De counter begint pas weer te tellen als de temperatuur weer voldoende hoog is.
Als de VVM 300/SMO 10 is aangesloten, wordt niet de waarde in het menu 4.0 gebruikt, maar de waarde van de omgevingstemperatuur in het menu 5.9.
Het is de omgevingstemperatuur van de warmtepomp die bepalend is.
B = Ingestelde temperatuur voor koude buitenlucht (kanaal A7). %XLWHQWHPSHUDWXXU Utelufttemperatur utelufttemp.
A B
1
30
Hoofdstuk 7 | Bediening - Inleiding
2
3
4
5
6
NIBE™ F2026
Regeling, ontdooien ႑
Als de compressor loopt en temperatuur van de verdampersensor (kanaal T7) onder de instelling in kanaal A9 valt, begint een time counter iedere minuut op te tellen.
႑
Als de time counter de instelling in kanaal A8 heeft bereikt, start het ontdooien.
႑
Als de kraagverwarmer geactiveerd wordt in kanaal A14, is de omgevingstemperatuur lager of gelijk aan 2°C, loopt de compressor en start de kraagverwarmer bij iedere derde keer ontdooien. De kraagverwarmer voorkomt de vorming van ijs op de ventilatorkraag.
႑
Als het "ventilator ontdooien" geactiveerd is in kanaal A15, begint het de ventilator afhankelijk van de verdampertemperatuur en het al of niet ingeschakeld zijn van de kraagverwarmer, te ontdooien. Het ventilator ontdooien voorkomt de vorming van ijs op de ventilatorbladen en het ventilatorrooster.
Het ontdooien gaat als volgt in zijn werk:
1. De vierwegklep schakelt over op ontdooien 2. De ventilator stopt en de compressor blijft lopen. 3. Als het ontdooien voltooid is, schakelt de vierwegklep terug naar de verwarmingsstand waarna de ventilator na 30 seconden weer begint.
4. De omgevingstemperatuursensor is vergrendeld en het alarm voor hoge temperatuur wordt gedurende twee minuten na ontdooien geblokkeerd. Er zijn vijf mogelijke redenen waarom het ontdooien stopt:
1. De temperatuur van de verdampersensor heeft de in kanaal A10 ingestelde temperatuur bereikt (normale stop).
2. Het ontdooien duurt langer dan ingesteld in kanaal A11. Kan het gevolg zijn van onvoldoende energie in de warmtebron en/of omdat de sensor op de verdamper slecht geplaatst is en een te lage temperatuur afgeeft (in het geval van koude buitenlucht).
3. De temperatuur op de retoursensor zakt tot onder 10 °C.
4. De hogedrukschakelaar schakelt in tijdens ontdooien. Dit wordt aangegeven als alarm 10 in kanaal S1 en de compressor wordt gestopt. Na twee minuten start de compressor weer (als de druk omlaag is gegaan). Als dit niet het geval is, wordt er een constant hogedrukalarm afgegeven (alarm 06).
5. De temperatuur op de aanvoertemperatuursensor zakt tot onder 4 °C.
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 7 | Bediening - Inleiding
31
8 Bediening - Kanalen Statuskanalen
S6 Toont of er aanvullingen zijn geactiveerd. Actieve input, aangegeven met 1.
Status Deze kanalen tonen de status en de statistieken.
Kanaal S1 Toont de actuele bedrijfsstatus van de F2026. Waarde 01 Normaal bedrijf. 02 Ontdooien ingeschakeld. 03 Lage buitenluchttemperatuur. 04 Hoge retourtemperatuur. 05 Lagedrukschakelaar (BP2) ingeschakeld. 06 Hogedrukschakelaar (BP1) ingeschakeld. 07 Motorzekering (FC1) en/of fasevolgordesensor (BA1) is ingeschakeld. 08 Sensoralarm. Eén van de temperatuursensoren is defect. 09 Communicatiefout (alleen in geval de SMO 10/VVM 300 is aangesloten). 10 Hogedrukschakelaar (BP1) ingeschakeld tijdens ontdooien (automatische reset). 11 Niet gebruikt. 12 Aanvoer- en retourleidingsensoren onjuist geïnstalleerd. 13 Warme buitenlucht. Wordt getoond als de omgevingstemperatuur boven 35 °C komt. 14 Hoge aanvoertemperatuur. 15 Ontdooien onderbroken. Wordt getoond als ontdooien 3 keer op rij is mislukt. 16 Korte bedrijfstijden. Wordt getoond als de bedrijfstijden korter zijn dan 2 minuten en dat 3 keer op rij. 17 Heetgasalarm. Wordt getoond als het heetgas boven 120 °C komt. Het alarm wordt automatisch gereset als de temperatuur zakt tot onder 60 °C. Als het alarm 3 keer is geactiveerd binnen 240 minuten, gaat deze continu af. S2 Waarde Toont de status van de compressor. 00 Compressor uit. 01 Compressor aan. XX Compressor geblokkeerd als gevolg van een alarm nn Compressor start over nn minuten. S3 Toont het aantal compressorstarts, bij elkaar opgeteld. S4 Toont de totale bedrijfstijd van de compressor in uren, bij elkaar opgeteld. S5 Toont de bedrijfsuren voor aangesloten bijverwarming, bij elkaar opgeteld.
32
Hoofdstuk 8 | Bediening - Kanalen
Gedeactiveerde input, aangegeven met 0. S7 Alarminvoerstatus (HP, LP en MS), 1geeft aan dat de input OK is.
S7 1 / 1 / 1 S10 Nummer van de softwareversie.
Temperatuurkanalen Temp. Deze kanalen tonen de huidige temperaturen.
Kanaal T1 Gemeten temperatuur op de omgevingstemperatuursensor (BT28). T2 Gemeten temperatuur op de aanvoertemperatuursensor (BT12). T3 Gemeten temperatuur op de retourleidingsensor (BT3). T4 Gemeten temperatuur op de zuiggassensor (BT17). T5 Gemeten temperatuur op de heetgassensor (BT14). T6 Gemeten temperatuur op de vloeistofleidingsensor (BT15). T7 Gemeten temperatuur op de verdampersensor (BT16).
Instellen van kanalen Adjust. Op deze kanalen worden de instellingen uitgevoerd.
Kanaal A1 Adres voor communicatie met SMO 10/VVM 300/EVP 510. Bij aansluiting op de VVM/EVP 510, moet dit kanaal op 1 staan. Bij aansluiting op SMO 10 moet dit worden geselecteerd zodat iedere F2026 in het systeem een uniek adres ontvangt (1 – 9) voor communicatie met de SMO 10. Bijvoorbeeld 3 x F2026 in hetzelfde systeem worden toegewezen aan de adressen 1, 2 en 3. De F2026 die warm water levert, moet worden ingesteld op 1.
NIBE™ F2026
A3 Start-temperatuursverschil retourtemperatuur. Nadat de compressor is gestopt vanwege een hoge retourtemperatuur, moet de retourtemperatuur tot de ingestelde waarde zakken voordat de compressor kan starten. De waarde kan worden ingesteld tussen 0 en 10 °C. De fabrieksinstelling is 4 °C.
A4
A5
A6
A7
A8
Met een aangesloten SMO/VVM/EVP 510 kan dit menu niet worden gewijzigd en is deze vastgelegd op 2 °C. Minimale tijdsperiode in minuten tussen de verschillende compressorstarts. De waarde kan worden ingesteld tussen 20 en 60 minuten. Fabrieksinstelling 20 minuten. Balanstemperatuur, de ingestelde omgevingstemperatuur als het extra relais geactiveerd kan worden vanuit kanaal A6, zonder enige invloed op de werking van de compressor. Het bijverwarmingsrelais wordt als eerste geactiveerd na de ingestelde tijd op kanaal A6. De waarde kan worden ingesteld tussen -15 en +10 °C. De fabrieksinstelling is 0 °C. Tijd van continu bedrijf met de compressor voordat de bijverwarming wordt toegestaan. De waarde kan worden ingesteld tussen 1 en 120 minuten. Fabrieksinstelling 120 minuten. Stoptemperatuur, de ingestelde waarde van de omgevingstemperatuur als het uitvalrelais is geactiveerd, de F2026 stopt. Als de stoptemperatuur is ingesteld tussen 0 en -20 °C, wordt de aanvoertemperatuur lineair beperkt tot -7 °C / 58 °C tot -20 °C / 50 °C (zie diagram op pagina 42). De fabrieksinstelling is -20 °C. Minimale looptijd, warmteproductie voordat nieuwe ontdooiing is toegestaan. De waarde kan worden ingesteld tussen 10 en 90 minuten. Fabrieksinstellingen volgens de tabel hieronder. Type 6 kW 8 kW 10 kW
A13 Herstellen van de standaard fabrieksinstellingen. De waarde 0 moet worden veranderd in 1 en de toepassing moet worden bevestigd met de Enter-knop. A14 Activeren van de kraagverwarmingsfunctie De waarde 0 moet worden veranderd in 1 en de toepassing moet worden bevestigd met de Enter-knop. A15 Activeren van het "ventilatorontdooien". De waarde 0 moet worden veranderd in 1 en de toepassing moet worden bevestigd met de Enter-knop.
Minuten 60 50 45
A9 Starttemperatuur voor toestaan ontdooien (verdampersensor). De waarde kan worden ingesteld tussen 1 en 5 °C. Fabrieksinstelling.1 °C. A10 Stoptemperatuur voor ontdooien (verdampersensor). De waarde kan worden ingesteld tussen 10 en 40 °C. Fabrieksinstelling.10 °C. A11 Langst toegestane ontdooiingstijd. De waarde kan worden ingesteld tussen 5 en 12 minuten. Fabrieksinstelling 7 minuten. Voorzichtig! In het geval van ontdooiproblemen, kan de waarde in het kanaal A11 omhoog worden gebracht om het probleem op te lossen. A12 Handmatig activeren van de ontdooiingsprocedure. De waarde 0 moet worden veranderd in 1 en de toepassing moet worden bevestigd met de Enter-knop.
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 8 | Bediening - Kanalen
33
9 Storingen in comfort Problemen oplossen
႑ Wacht totdat het warme water is verwarmd. ႑
႑ Zie de handleiding van het binnendeel.
Voorzichtig!
Werk achter afschermingen die zijn vastgezet met schroeven mag uitsluitend worden uitgevoerd door, of onder toezicht van, een gekwalificeerde installateur. Voorzichtig!
Aangezien de F2026 kan worden aangesloten op een groot aantal verschillende externe eenheden, moeten ook deze worden gecontroleerd.
Onjuiste instelling in het NIBE-binnendeel.
Lage kamertemperatuur ႑
Gesloten thermostaten in meerdere kamers. ႑ Zet de thermostaten in zoveel mogelijk kamers op max.
႑
Externe schakelaar voor het wijzigen van de geactiveerde kamerverwarming. ႑ Controleer alle externe schakelaars.
႑
Onjuiste instelling in het NIBE-binnendeel. ႑ Zie de handleiding van het binnendeel.
Voorzichtig!
Hoge kamertemperatuur
In het geval dat het herstel van de defecten gepaard gaat met werkzaamheden binnen de vastgeschroefde luiken, moet de elektriciteit worden afgesloten via de veiligheidsschakelaar.
႑
Externe schakelaar voor het wijzigen van de geactiveerde kamerverwarming. ႑ Controleer alle externe schakelaars.
႑
Onjuiste instelling in het NIBE-binnendeel. ႑ Zie de handleiding van het binnendeel.
Voorzichtig!
In het geval van ontdooiproblemen, kan de waarde in het kanaal A11 omhoog worden gebracht om het probleem op te lossen.
De F2026 is uitgeschakeld
Voorzichtig!
႑
Het alarm wordt bevestigd als de spanning op de warmtepomp wordt onderbroken en daarna weer wordt hersteld.
႑
႑
De externe regelapparatuur heeft geen startsignaal afgegeven. ႑ Controleer de instellingen op de regelapparatuur.
De volgende tips kunnen worden gebruikt om storingen in het comfortniveau te herstellen:
႑ Vervang de zekering of reset de MCB.
႑
႑
Groeps- en hoofdzekeringen van de woning.
႑
De aardlekschakelaar van de woning.
႑
De circuitonderbreker van de motor op de warmtepomp (FC1).
႑
De automatische beveiliging van de warmtepomp (FB1).
Lage warmtapwatertemperatuur of gebrek aan warmtapwater Dit gedeelte van het hoofdstuk over het oplossen van problemen geldt alleen als de warmtepomp is aangesloten op de boiler. ႑ 34
Hogedrukpressostaat geactiveerd. Weergegeven als 06 in kanaal S1. ႑ Controleer of het systeem goed is ontlucht. Controleer de zekeringen. Controleer of het vuilfilter verstopt is. Controleer of de circulatiepomp draait.
Start met een controle van de volgende mogelijke storingsbronnen: Of de warmtepomp draait of de voedingskabel naar de F2026 is aangesloten.
Koude buitenlucht. Weergegeven als 03 in kanaal S1. ႑ Wacht totdat de omgevingstemperatuur 2 °C hoger is dan de ingestelde stopwaarde van de warmtepomp.
Basishandelingen
႑
De zekeringen zijn gesprongen.
႑
Lagedrukpressostaat geactiveerd. Weergegeven als 05 in kanaal S1. ႑ Controleer of de luchtstroom geblokkeerd is.
႑
De omgevingstemperatuur is hoger dan 35 °C. Weergegeven als 13 in kanaal S1. ႑ Wacht totdat de omgevingstemperatuur lager is dan 33,0 °C.
႑
Ventilator gestopt. ႑ Controleer of de luchtstroom geblokkeerd is.
႑
Tijdsvoorwaarden staan start niet toe. ႑ Wacht totdat de ingestelde voorwaarden zijn verlopen. (Als C in het display knippert, zijn de startvoorwaarden ingesteld.)
Groot warmtapwaterverbruik.
Hoofdstuk 9 | Storingen in comfort
NIBE™ F2026
႑
႑
Motorzekering (FC1) en/of fasevolgordesensor (BA1) is ingeschakeld (MS-alarm). Weergegeven als 07 in kanaal S1. ႑ Controleer de zekeringen.
Voorzichtig!
႑ Controleer de fasevolgorde op de ingaande voeding.
Alleen van toepassing in sommige gebieden.
Stroom- en retourleidingsensoren onjuist geïnstalleerd. Weergegeven als 12 in kanaal S1. ႑ Controleer de installatie van het leidingwerk.
႑
IJsvorming op de ventilatorbladen en voorrooster
႑
"Ventilator ontdooien" (kanaal A15) niet geactiveerd. ႑ Activeer "ventilator ontdooien" in kanaal A15.
De warmtepomp ontdooit niet. ႑ Controleer de temperatuur op de retourleidingsensor (kanaal T3). Als deze onder 10 °C ligt, ontdooit de warmtepomp niet. Controleer de temperatuur op de verdampingssensor (kanaal T7). Als deze hoger is dan de ingestelde starttemperatuur, functioneert het ontdooien (kanaal A9) tijdens de compressorfunctie van de warmtepomp niet.
႑
Hoge stroomtemperatuur (T2). Weergegeven als 14 in kanaal S1. ႑ Controleer de laadstroom en het vuilfilter dat gedeeltelijk verstopt kan zitten.
႑
Hoge retourtemperatuur (T3). Weergegeven als 04 in kanaal S1. ႑ Controleer de laadstroom en let op de begrenzingen van de compressor bij lage omgevingstemperaturen.
႑
Ontdooien mislukt. Weergegeven als 15 in kanaal S1. ႑ Controleer de laadstroom.
႑
Korte bedrijfstijden Weergegeven als 16 in kanaal S1. ႑ Controleer het aansluitverschil voor de thermostaat. Controleer de starttemperatuur van warm water in een NIBE-binnendeel. Controleer de laadstroom en het vuilfilter dat gedeeltelijk verstopt kan zitten.
႑
De heetgastemperatuur is hoger dan 120 °C. Weergegeven als 17 in kanaal S1. ႑ Neem contact op met de koelingsmonteur.
IJsvorming in de kraag van de ventilator Voorzichtig!
Alleen van toepassing in sommige gebieden. ႑
Kraagverwarmer (kanaal A14) niet geactiveerd. ႑ Activeer de kraagverwarmer in kanaal A14.
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 9 | Storingen in comfort
35
Gegevens temperatuursensor
Sensorplaatsing %3
%3
LP
%7
%7 %7
Temperatuur (°C)
%7 %7
HP
34
34
%7 %7
BP1 BP2 BT3 BT12 BT14 BT15 BT16 BT17 BT28
36
Hogedrukpressostaat Lagedrukpressostaat Temperatuursensor , retourleiding verwarmingssysteem Temperatuurvoeler, condensor aanvoerleiding Temperatuurvoeler, heet gas Temperatuurvoeler, vloeistofleiding Temperatuursensor, verdamper Temperatuurvoeler, aanzuiggas Sensor omgevingstemperatuur
Hoofdstuk 9 | Storingen in comfort
-40 -35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100
Weerstand (kOhm) 351,0 251,6 182,5 133,8 99,22 74,32 56,20 42,89 33,02 25,61 20,02 15,77 12,51 10,00 8,045 6,514 5,306 4,348 3,583 2,968 2,467 2,068 1,739 1,469 1,246 1,061 0,908 0,779 0,672
Spanning (VDC) 3,256 3,240 3,218 3,189 3,150 3,105 3,047 2,976 2,889 2,789 2,673 2,541 2,399 2,245 2,083 1,916 1,752 1,587 1,426 1,278 1,136 1,007 0,891 0,785 0,691 0,607 0,533 0,469 0,414
NIBE™ F2026
Gegevens voor heetgassensor Temperatuur (°C)
Weerstand (kOhm)
Spanning (V)
40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100 105 110 115 120 125 130 135 140
118,7 96,13 78,30 64,11 52,76 43,64 36,26 30,27 25,38 21,37 18,07 15,33 13,06 11,17 9,59 8,26 7,13 6,18 5,37 4,69 4,10
4,81 4,77 4,72 4,66 4,59 4,51 4,43 4,33 4,22 4,10 3,97 3,83 3,68 3,52 3,36 3,19 3,01 2,84 2,67 2,50 2,33
NIBE™ F2026
Gegevens voor verdampersensor, omgevingssensor en zuiggassensor Temperatuur (°C) -50 -45 -40 -35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100
Weerstand (kOhm) 77,58 57,69 43,34 32,87 25,17 19,43 15,13 11,88 9,392 7,481 6,000 4,844 3,935 3,217 2,644 2,186 1,817 1,518 1,274 1,075 0,911 0,775 0,662 0,568 0,490 0,4233 0,367 0,320 0,280 0,245 0,216
Spanning (VDC) 4,71 4,62 4,51 4,37 4,21 4,03 3,82 3,58 3,33 3,07 2,80 2,54 2,28 2,03 1,80 1,59 1,39 1,22 1,07 0,93 0,81 0,71 0,62 0,54 0,47 0,41 0,36 0,32 0,28 0,25 0,22
Hoofdstuk 9 | Storingen in comfort
37
10 Accessoires AB
I II III
AB
-2
I II
0
I II
AB
+2
VVM 300
LEK
LEK
LE K
VVM 300
VPA
SMO 10
KVR 10
Binnendeel.
Warmwatercilinder met dubbele mantel
Regeling
VPA 300/200 Onderdeelnr. 088 710
Leidingen condenswater, verschillende lengten. Maximale installatielengte binnen beugels.
VPA 450/300 Onderdeelnr. 088 660
KVR 10-10, 1 m (1 m) Onderdeelnr. 067 171
Art.nr. 069 010
Art.nr. 089 638
KVR 10-30, 3 m (2,5 m) Onderdeelnr. 067 172 KVR 10-60, 5 m (5 m) Onderdeelnr. 067 173
K
AJ
30 °C
LE
10
20
25
LE
K
15
HR 10
RT 10
VT 10
VST 11
Hulprelais
Kamerthermostaat
Verwarmingsthermostaat
Warmtapwaterregeling
Art.nr. 089 423
Art.nr. 418 366
Art.nr. 418 801
Wisselventiel, Cu-leiding Ø28 Max. aanbevolen laadvermogen, 15 kW Art.nr. 089 152
LE
K
VST 20 Warmtapwaterregeling Driewegventiel, DN 32 (11/4") Max. aanbevolen laadvermogen, 40 kW Art.nr. 089 388 38
Hoofdstuk 10 | Accessoires
NIBE™ F2026
11 Technische gegevens Afmetingen en aansluitingen
130
315
370
XL2
30-50
440 70
200
1045
465
XL1
125
350 1075 1175 365
520
75
130
Ø 40
utrymme om
350 mm
1200
9ULMH UXLPWH DFKWHU
Fritt 9ULMH utrymme UXLPWH min. PLQ 400 mm PP
3000 mm
Fritt 9ULMHutrymme UXLPWH min. PLQ 400 mm PP
Fritt utrymme framför 9ULMH UXLPWH YRRU
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 11 | Technische gegevens
39
Geluidsdrukniveaus De F2026 wordt normaal gesproken naast een wand van een huis geplaatst. Dat levert een geluidsverdeling in een bepaalde richting op waarmee rekening moet worden gehouden. Probeer dan ook altijd om een locatie te vinden langs de zijde waaraan de minst geluidsgevoelige zone grenst.
De geluidsdrukniveaus worden verder beïnvloed door muren, stenen, verschillen in bodemniveaus enz. Deze moeten dan ook puur als richtwaarden worden beschouwd. De F2026 functioneert met lage of hoge ventilatorsnelheid, afhankelijk van de omgevingstemperatuur (niet van toepassing op de F2026 - 6 kW, die over slechts één ventilatorsnelheid beschikt).
R
LEK
2m
40
F2026-6
F2026-8
F2026-10
Geluidsniveau
LW(A)
57
57/62
57/62
Geluidsdrukniveau op 2 m. Ventilator laag/hoog
dB(A)
46
46/51
46/51
Hoofdstuk 11 | Technische gegevens
NIBE™ F2026
Technische gegevens 3x400V
6
8
10
Vermogensgegevens bij nominale stromen 1) 15/55 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COP 7/35 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COP 7/55 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COP 2/35 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COP 2/45 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COP 2/55 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COP -7/35 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COP -7/45 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COP -7/55 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COP -15/35 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COP -15/45 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COP
kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/kW/-
7,35/2,30/3,20 6,78/1,53/4,43 6,07/2,26/2,69 5,90/1,55/3,81 5,56/1,81/3,07 5,23/2,26/2,31 4,34/1,56/2,78 4,25/1,77/2,40 3,94/2,16/1,82 3,60/1,47/2,44 3,50/1,94/1,80
9,80/3,04/3,22 9,30/2,23/4,17 8,32/2,96/2,81 8,11/2,14/3,78 7,68/2,47/3,11 7,11/2,86/2,48 6,02/1,98/3,04 5,81/2,30/2,52 5,55/2,66/2,09 4,88/1,87/2,61 4,22/2,47/1,71
11,52/3,58/3,22 10,90/2,65/4,11 9,89/3,47/2,85 9,40/2,54/3,71 9,08/2,92/3,11 8,70/3,37/2,58 7,31/2,37/3,08 7,05/2,74/2,58 6,70/3,12/2,15 5,77/2,22/2,60 5,69/3,01/1,89
Vermogensgegevens volgens EN 14511 7/35 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COPEN14511
kW/kW/-
6,24/1,50/4,16
8,57/2,21/3,87
9,80/2,62/3,74
7/45 Afgegeven / Toegevoerd vermogen / COPEN14511
kW/kW/-
5,95/1,75/3,40
8,30/2,55/3,26
9,60/2,99/3,21
Elektrische gegevens Nominale spanning Max. bedrijfsstroom, warmtepomp
Arms
4,9
400V 3NAC 50 Hz 6,4
7,6
Max. bedrijfsstroom, compressor
Arms
4,3
5,9
6,9
Startstroom
Arms
18
24
27
Max. toegestane impedantie bij aansluitpunt
2)
Nominaal vermogen ventilator (laag/hoog) Zekering
Ohm
-
-
-
W Arms
70 10
90/130 10
90/130 10
Koudemiddel systeem Type koudemiddel Soort compressor Boilerinhoud, warmtapwater Hogedrukpressostaat HP Verschil pressostaat HP Lagedrukpressostaat LP Verschil pressostaat LP
kg MPa MPa MPa MPa
2,0
Bron Luchtstroom
m3/h
1500
Max./min. luchttemp. Ontdooisysteem
°C
Verwarmingsmiddel Min./max. systeemdruk verwarmingssysteem Nominale doorstroming Daling interne druk bij nominale doorstroming Max./min. temp. verwarmingssysteem continu bedrijf Aansluiting verwarmingssysteem ext. draad
MPa l/s kPa °C mm
Afmetingen en gewicht Breedte
mm
NIBE™ F2026
R404A Scroll 2,2 2,9 (29 bar) -0,7 (-7 bar) 0,03 (0,3 bar) 0,07 (0,7 bar)
1700/ 2000
2,2
1700/ 2000
-20/35 Heetgas ontdooien
0,16 1,3
0,05/0,3 (0,5/3 bar) 0,20 1,5 58/20 G1 (?28 mm)
0,25 2,2
1200 Hoofdstuk 11 | Technische gegevens
41
3x400V Diepte Hoogte met voet Gewicht (excl. verpakking)
mm mm kg
Diversen Beschermklasse Kleur Art.-nr.
1)De vermelde vermogens verwijzen naar de compressor, ventilator en regeling bij nominale doorstroming van het verwarmingssysteem. Tijdens bedrijf waarbij ontdooien nodig is, komt de relatie tussen input en output ongeveer 10% lager uit. 2)Max. toegestane impedantie bij netvoedingsaansluitpunt conform
EN 61000-3-11. Startstromen kunnen korte spanningsdips veroor-
6
8
10
146
520 1095 148
149
064 084
IP 24 donkergrijs 064 085
064 086
zaken die bij ongunstige omstandigheden gevolgen kunnen hebben voor andere apparatuur. Als de impedantie bij het netvoedingsaansluitpunt hoger is dan de aangegeven impedantie, kan er interferentie optreden. Overleg, als de impedantie in het netvoedingsaansluitpunt hoger is dan de aangegeven impedantie, eerst met de stroomleverancier voordat u de apparatuur aanschaft.
Werkgebied :DWHUWHPSHUDWXXU r& 70
60
50
$DQYRHUWHPSHUDWXXU 5HWRXUWHPSHUDWXXU
40
30
20
10
0 -30
%XLWHQOXFKWWHPSHUDWXXU -20
-10
0
10
20
30
40
r&
Tijdens kortere tijden zijn lagere werktemperaturen aan de waterzijde toegestaan, bijv. tijdens opstarten.
42
Hoofdstuk 11 | Technische gegevens
NIBE™ F2026
Elektrisch schema
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 11 | Technische gegevens
43
44
Hoofdstuk 11 | Technische gegevens
NIBE™ F2026
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 11 | Technische gegevens
45
46
Hoofdstuk 11 | Technische gegevens
NIBE™ F2026
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 11 | Technische gegevens
47
Vertalingstabel English 4-way valve Additional heat output Alarm Alarm output Ambience temp Charge pump Communication input Compressor Cone heater Control CPU card Crank case heater Downtime output Driptray heater Evaporator temp. External heater (Ext. heater) Fan Fan high speed Fan low speed Fluid line temp. High pressure pressostat KPR block Low pressure pressostat Main supply On/Off Return line temp. Softstart Supply line temp. Supply voltage Temperature sensor, Hot gas Temperature sensor, Suction gas Thermostat input
48
Hoofdstuk 11 | Technische gegevens
Vertaling 4-wegklep Hulpuitgang Alarm Alarmuitgang Sensor omgevingstemperatuur Laadpomp Communicatie-ingang Compressor Kraagverwarmer Bediening CPU-kaart Compressorverwarming Uitgang uitvaltijd Lekbak verwarming Verdamper, temperatuursensor Externe verwarmer Ventilator Hoge ventilatorsnelheid Lage ventilatorsnelheid Vloeistofleiding, temperatuursensor Hogedrukpressostaat Compressorblokkering Lagedrukpressostaat Voeding Aan/Uit Retourleiding, temperatuursensor Softstarter Aanvoerleiding, temperatuursensor Ingaande voeding/spanning Temperatuurvoeler, heet gas Temperatuurvoeler, aanzuiggas Thermostaatingang
NIBE™ F2026
12 Index Index A Aansluiten externe regelspanning, 21 Aansluitingen, 20 Aansluiten externe regelspanning, 21 Aansluiting van de leidingen, 11 Aansluitopties, 13 Algemeen, 11 Aansluitopties, 13 Accessoires, 38 Accessoires aansluiten, 23 Afmetingen en aansluitingen, 39 Afstelling, debiet, 26 Antivriesfunctie, 21 B Balanstemperatuur, 24 Bediening, 28, 32 Bediening - Inleiding, 28 Bediening - Kanalen, 32 Bediening - Inleiding, 28 Algemeen, 28 Navigatie, 28 Regeling, 30 Regeling, koude buitenlucht, 30 Regeling, ontdooien, 31 Uitleg display, 29 Bediening - Kanalen, 32 Instellen van kanalen, 32 Statuskanalen, 32 Temperatuurkanalen, 32 Belangrijke informatie, 2 Veiligheidsinformatie, 2 Bezorging en verwerking, 5 Geleverde componenten, 7 Installatiegebied, 7 Montage, 5 Transport en opslag, 5 Verwijderen van de buitenmantel, 7 Bijverwarming/uitvaltijd, 22 C Compressorverwarming, 24 Contactgegevens, 4 D De F2026, aangesloten op een olie-/pelletsgestookte boiler met een SMO 10 en een boiler (stooklijnregeling), 14 De F2026 gekoppeld aan een elektrische/olie-gestookte boiler (stooklijnregeling), 17 De F2026 gekoppeld met de EVC 13 (stooklijnregeling), 16 De F2026 gekoppeld met de VVM 300 (stooklijnregeling), 13 De F2026 gekoppeld met een houtgestookte ketel en een boiler (vaste temperatuurinstelling) , 18 Drukval, zijde van het verwarmingssysteem, 11 E Elektriciteitskast, 10 Elektrische aansluitingen, 19 Aansluitingen, 20 Accessoires aansluiten, 23 Algemeen, 19 Laadpomp, 21 Optionele aansluitingen, 22 Sensor omgevingstemperatuur, 22 Spanningaansluiting, 20 Elektrisch schema, 43 Vertalingstabel, 48 Enter-knop, 28 Externe indicatie van een hoofdalarm, 23 NIBE™ F2026
G Geleverde componenten, 7 Geluidsdrukniveaus, 40 H Het ontwerp van de warmtepomp, 8 Componentenlijst elektriciteitskast, 10 Lijst met onderdelen, 8–9 Locatie onderdelen, 8 Locatie onderdelen elektriciteitskast, 10 I Inbedrijfstelling en afstelling, 24 Afstelling, debiet, 26 Balanstemperatuur, 24 Compressorverwarming, 24 Ontluchten, zijde van het verwarmingssysteem, 25 Opstarten en inspectie, 25 Regeling fasevolgorde, 24 Softstartrelais, 24 Stoptemperatuur, 24 Voorbereidingen, 24 Vullen en ontluchten van het verwarmingssysteem, 24 Inspectie van de installatie, 3 Installatiegebied, 7 Instellen van kanalen, 32 K Keurmerk, 2 Koppelingsopties De F2026, aangesloten op een olie-/pelletsgestookte boiler met een SMO 10 en een boiler (stooklijnregeling), 14 De F2026 gekoppeld aan een elektrische/olie-gestookte boiler (stooklijnregeling), 17 De F2026 gekoppeld met de EVC 13 (stooklijnregeling), 16 De F2026 gekoppeld met de VVM 300 (stooklijnregeling), 13 De F2026 gekoppeld met een houtgestookte ketel en een boiler (vaste temperatuurinstelling) , 18 Meerdere F2026 samen met SMO 10 en een boiler (stooklijnregeling), 15 Uitleg, 13 L Laadpomp, 11, 21 Antivriesfunctie, 21 Leidingaansluitingen Drukval, zijde van het verwarmingssysteem, 11 Laadpomp, 11 Leidingkoppeling verwarmingssysteemcircuit , 11 Watervolume, 11 Leidingkoppeling verwarmingssysteemcircuit , 11 M Meerdere F2026 samen met SMO 10 en een boiler (stooklijnregeling), 15 Minknop, 28 Montage, 5 N Navigatie, 28 Enter-knop, 28 Minknop, 28 Plusknop, 28 O Ontluchten, zijde van het verwarmingssysteem, 25 Opstarten en inspectie, 25 Optionele aansluitingen, 22 Bijverwarming/uitvaltijd, 22 Externe indicatie van een hoofdalarm, 23 Hoofdstuk 12 | Index
49
Thermostaatregeling, 22 P Plusknop, 28 Problemen oplossen, 34 Sensorplaatsing, 36 R Regeling, 30 Regeling, koude buitenlucht, 30 Regeling, ontdooien, 31 Regeling fasevolgorde, 24 S Sensor omgevingstemperatuur, 22 Sensorplaatsing, 36 Serienummer, 2 Softstartrelais, 24 Spanningaansluiting, 20 Statuskanalen, 32 Stoptemperatuur, 24 Storingen in comfort, 34 Symbolen, 2 T Technische gegevens, 39, 41 Afmetingen en aansluitingen, 39 Elektrisch schema, 43 Geluidsdrukniveaus, 40 Technische gegevens, 41 Temperatuurkanalen, 32 Thermostaatregeling, 22 Transport en opslag, 5 U Uitleg, 13 Uitleg display, 29 V Veiligheidsinformatie, 2 CE-merk, 2 Contactgegevens, 4 Inspectie van de installatie, 3 Serienummer, 2 Symbolen, 2 Verstoringen van comfort Problemen oplossen, 34 Verwijderen van de buitenmantel, 7 Voorbereidingen, 24 Vullen en ontluchten van het verwarmingssysteem, 24
50
Hoofdstuk 12 | Index
NIBE™ F2026
NIBE™ F2026
Hoofdstuk 12 |
51
52
Hoofdstuk 12 |
NIBE™ F2026
NIBE AB Sweden Hannabadsvägen 5 Box 14 SE-285 21 Markaryd
[email protected] www.nibe.eu