Handleiding voor de Short Title Catalogus Vlaanderen
Steven Van Impe Stijn van Rossem Goran Proot
Handleiding voor de Short Title Catalogus Vlaanderen Tweede, herziene uitgave
antwerpen 2005
A R M A R I U M | Publicaties voor erfgoedbibliotheken | 1
Vooraf
Armārium, -ii, n.: kast, boekenkast, en in overdrachtelijke zin: bibliotheek. ‘Claustrum sine armario, quasi castrum sine armamentario’: een klooster zonder bibliotheek is als een fort zonder wapenarsenaal.
De reeks Armarium. Publicaties voor erfgoedbibliotheken is gegroeid uit de wens om het werk van beheerders van erfgoedcollecties in bibliotheken te ondersteunen. De teksten die erin worden opgenomen zijn concreet, doelgericht en meestal praktisch georiënteerd. Het eerste nummer in de reeks beantwoordt volkomen aan dit profiel: het reikt een systematische methode aan om boeken uit het ‘typografisch ancien régime’ te beschrijven in een bibliografische databank, de Short Title Catalogus Vlaanderen. Van deze STCV mag worden verwacht dat hij zal uitgroeien tot dé retrospectieve bibliografie van de Vlaamse drukpersproductie, als het project er tenminste in slaagt nieuwe medewerkers en partners aan te trekken – een opdracht waarvoor een structurele subsidiëring onontbeerlijk is. Het is onze overtuiging dat de handleiding ook buiten deze specifieke context nuttige diensten zal bewijzen. De reeks is een initiatief van het overlegplatform ‘Erfgoedbibliotheken Vlaanderen’, dat zijn werkzaamheden startte in de lente van 2005. Het project wordt gecoördineerd door de Stadsbibliotheek Antwerpen en de interuniversitaire vakgroep Informatie- en Bibliotheekwetenschap van de Universiteit Antwerpen, en ontvangt een subsidie van het ministerie van de Vlaamse gemeenschap. Een breed samengestelde stuurgroep begeleidt de activiteiten, die tot doel hebben de samenwerking tussen de vele Vlaamse erfgoedbibliotheken te bevorderen, en deze bijzondere sector van het Vlaamse bibliotheeklandschap een ruimere bekendheid te geven. Het is onze hoop dat deze eerste publicatie door vele andere gevolgd zal worden. Zo kan stilaan een ‘armarium’ tot stand komen, een boekenkast vol nuttige kennis voor al wie verantwoordelijkheid draagt voor het rijke patrimonium dat in onze bibliotheken ligt opgeslagen. Pierre Delsaerdt & An Renard Promotoren project ‘Erfgoedbibliotheken Vlaanderen’
5
Inleiding
Een groot deel van onze cultuur en kennis werd en wordt nog steeds met behulp van gedrukte bronnen verspreid. Voor wie zich in het gedrukte erfgoed wil verdiepen, is een goede bibliografie onontbeerlijk. De STCV heeft als doel om alle edities te beschrijven die in het zeventiende- en achttiendeeeuwse Vlaanderen van de drukpers zijn gekomen. Dit omvangrijke project wordt stap voor stap en met behulp van de modernste middelen langzaam maar zeker gerealiseerd. Bij elke bibliografie hoort ook een degelijke handleiding die de gebruikers van de online databank wegwijs maakt in de beschrijvingen. De eerste editie van deze handleiding, die in 2002 verscheen onder de titel Handleiding STCV, heeft zich bewezen als een goed werkinstrument. De projectmedewerkers van het eerste uur hebben zich toen dan ook ruimschoots geïnspireerd op het Nederlandse voorbeeld, de Handleiding voor de medewerkers van de STCN, ’s-Gravenhage, 1988 (tweede editie). Na drie jaar is aan Vlaamse zijde eveneens het ogenblik voor een tweede, herziene editie aangebroken. De praktijkervaring heeft tot vele, kleine aanpassingen geleid. Foutjes werden verbeterd, onduidelijke of dubbelzinnige formuleringen werden weggewerkt, de onderdelen werden herschikt. Maar bovenal werd de handleiding het afgelopen jaar in het bijzonder vanuit het oogpunt van het niet-Nederlandstalige drukwerk kritisch onder de loep genomen. Sinds september 2004 is het STCV-project immers een tweede, grote fase ingegaan, waarbij in hoofdzaak het Latijnse, Franse, Italiaanse en anderstalige drukwerk uit de zeventiende eeuw wordt beschreven. Deze handleiding documenteert vijf jaar ervaring. Voor de bibliograaf biedt ze een solide basis voor het dagelijkse beschrijvingswerk. Voor de gebruiker van de databank is ze een duidelijke gids voor het correct interpreteren van de titelbeschrijvingen. Collega’s catalografen en bibliografen, ten slotte, kan ze tot voorbeeld strekken om deze of gene crux te overwinnen. Deze handleiding is het resultaat van jarenlange, volgehouden inspanningen van een immer enthousiast team van medewerkers. Mijn bewondering en dank gaan dan ook in de eerste plaats uit naar hen: Joost Depuydt, Stijn van Rossem, Koen De Vlieger-De Wilde en Steven Van Impe. Achter hen staat echter een veel ruimere groep dan men op het
7
eerste gezicht zou denken. Met veel genoegen wil ik dan ook zowel de initiatiefnemers van dit grote project, prof. dr. Jan Roegiers en prof. dr. Pierre Delsaerdt, als de talrijke instellingen die eraan participeren onder de aandacht brengen: de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, de Antwerpse Stadsbibliotheek, de Centrale Bibliotheek en de Maurits Sabbebibliotheek van de K.U.Leuven, en de Universiteitsbibliotheek van Gent. Talrijke collega’s uit deze precieuze bewaarinstellingen stonden ons in het dagelijkse werk welwillend bij. Op de steun van de medewerkers van de STCN, die ons in menig opzicht zijn voorgegaan, konden we altijd rekenen. Bijzondere dank gaat uit naar het automatiseringsteam van het bibliotheeknetwerk Anet en naar de medewerkers van de Antwerpse Universiteitsbibliotheek, die dit project mogelijk hebben gemaakt. Het is dankzij het geloof en de vooruitziendheid van de bibliotheekleiding dat de STCV is uitgegroeid tot wat ze is: de online bibliografie van het zeventiende-eeuwse boek uit Vlaanderen. Goran Proot Projectleider
8
Inhoud
Vooraf Inleiding
5 7
Preliminaria
13
I
15
Short Title Catalogus
II Selectiecriteria
16
iii Definities
18
IV Bibliografische eenheden
20
V Brocade
32
De bibliografische beschrijving
39
i
Talen
41
II 1 2 3 4 5
Titel Types van titelpagina’s Types van titels Keuze van de titels Weergave Invoer van de titels in Brocade
42 42 47 48 54 64
III 1 2 3 4 5 6 7
Auteur Algemeen Soorten auteurs Keuze van de personele auteur Invoer van de personele auteurs in Brocade Bijzondere gevallen van personele auteurs Keuze van de corporatieve auteurs Invoer van corporatieve auteurs in Brocade
66 66 67 68 71 73 76 77
IV 1 2 3 4
Editievermelding Algemeen Aangepaste of opeenvolgende editie Vertalingen Personen
79 79 80 80 82
short title catalogus vlaanderen
9
V 1 2 3 4 5 6 7 8
Impressum Algemeen Gewone en kopij-impressa Mogelijke vindplaatsen van het impressum Meerdere vindplaatsen van impressa Drukker: keuze en weergave Functie: keuze en weergave Plaats van uitgave: keuze en weergave Jaar van uitgave: keuze en weergave
84 84 84 86 89 94 96 97 102
VI 1 2 3 4 5 6 7
Collatie Algemeen Type collatie: normaal of oblong Paginering, foliëring en kolomaanduiding Bibliografisch formaat Katernopbouw (collatieformule) Meerdelige werken Invoer van de collatiegegevens in Brocade
107 107 107 107 110 111 122 123
VII 1 2 3 4 5 6
Vingerafdruk Algemeen Jaar en formaat Indicatoren Signaturen Tekst boven de signatuur Invoer van de vingerafdruk in Brocade
124 124 125 126 127 131 132
VIII Noten 1 Soorten noten 2 Algemene noten 3 Noten van het type ‘Met’ 4 Bibliografische referenties 5 Catalografische opmerkingen 6 Invoer van noten in Brocade
133 133 133 134 135 136 137
IX 1 2 3
138 138 139 142
10
Onderwerpsontsluiting Doel Toelichting bij de inhoudsontsluiting Invoer van de onderwerpscodes in Brocade
X 1 2 3 4
Typografische kenmerken Doel Algemene opmerkingen Invoer van de typografische kenmerken in Brocade Toelichting bij de typografische kenmerken
142 142 142 143 143
XI Exemplaarinformatie 1 Algemeen 2 Exemplaarinformatie
147 147 148
Bijlagen
151
I
153
Lijst van bijbelboeken
II Lijst van populaire anonieme werken
155
III Formaatbepaling
157
IV Controlelijst katernopbouw en paginering
159
V Lijst van bibliografische referenties
164
VI Inhoudsontsluiting
175
VII Typografische kenmerken
180
VIII Omzetting Griekse lettertekens
182
short title catalogus vlaanderen
11
Pr e l i m i na r i a
Pr e l i m i na r i a
I Short Title Catalogus Ontstaan
De STCV (Short Title Catalogus Vlaanderen) is ontstaan naar het voorbeeld van de STCN (Short Title Catalogue Netherlands). Het bureau van de STCN beschrijft immers alle drukwerken die vóór 1801 binnen de grenzen van het huidige Nederland, ongeacht de taal, tot stand kwamen, en bovendien alle drukwerken die in diezelfde periode waar ook ter wereld in het Nederlands werden uitgegeven. Op die regel werd van bij het begin een belangrijke uitzondering gemaakt: de drukwerken die op het grondgebied van het huidige België het licht zagen, werden niet opgenomen. Binnen de STCN ging men ervan uit dat het project in het Zuiden navolging zou krijgen. Met de STCV is er eindelijk een Zuid-Nederlandse tegenhanger opgericht, die een al even ambitieus streefdoel vooropstelt: alle drukwerken beschrijven die vóór 1801 binnen de grenzen van het huidige Vlaanderen (inclusief Brussel) tot stand kwamen. Tijdens de eerste fase (2000–2004) kwam om pragmatische redenen uitsluitend het Nederlandstalige drukwerk uit de periode 1601–1700 in aanmerking. In de tweede fase (2004–2007) viel dit taalcriterium weg. Tegen het einde van de tweede fase zal de databank zo een representatief beeld geven van de zeventiende-eeuwse boekproductie in Vlaanderen. Tussen bibliografie en catalogus
De STCV heeft karakteristieken zowel van een catalogus als van een bibliografie. Enerzijds worden enkel exemplaren beschreven die in een collectie aanwezig zijn (catalografisch karakter). In eerste instantie gaat het om de collecties in de UA-bibliotheken (Bibliotheek Stadscampus en Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap), de Antwerpse Stadsbibliotheek, de Leuvense Universiteitsbiblio theek (Centrale Bibliotheek en Bibliotheek van de faculteit Godgeleerdheid, thans herdoopt tot Maurits Sabbebibliotheek) en de Gentse Universiteitsbibliotheek. Wegens de beperkte omvang van de middelen zijn de bibliotheken van het Ruusbroecgenootschap en de Centrale Bibliotheek van de K.U.Leuven niet in de tweede fase van het project opgenomen.
short title catalogus vlaanderen
15
Anderzijds worden de werken als bibliografische eenheden ontleed. In principe beschrijft de STCV ideal copies; exemplaargebonden gegevens (band, herkomst, …) vallen buiten het werk van de STCV. Aan elementen als de collatie en de vingerafdruk wordt extra aandacht besteed (bibliografisch karakter). De beschrijvingen
Uit pragmatische overwegingen volgen beschrijvingen in de STCV-databank het Nederlandse model. Omdat de STCV van bij het begin voor het internet is ontwikkeld, wordt echter geen aandacht besteed aan gedrukte nevenproducten. In principe worden de beschrijvingen kort gehouden, wat vooral een weerslag heeft op de titels. Daarbij wordt erop gelet dat het signalement van het boek behouden blijft. De syntactische structuur van de titel blijft behouden, en er wordt voor gewaakt dat de titel geen verkeerde of misleidende informatie over het boek verschaft.
II Selectiecriteria 1 beperking in tijd
De periode waarop het STCV-project zich toelegt tijdens de eerste twee fases (2000–2007), strekt zich uit van 1 januari 1601 tot en met 31 december 1700. Ook werken die slechts gedeeltelijk of vermoedelijk uit deze periode stammen, worden opgenomen. 2 beperking in ruimte
Uit pragmatische overwegingen worden in eerste instantie alleen werken opgenomen die exclusief op het grondgebied van het huidige Vlaanderen (inclusief Brussel) werden gedrukt. Werken met een dubbel impressum, waarbij een van de adressen niet tot dat grondgebied behoort (bv. Noord-Nederlands adres, maar ook bijvoorbeeld Luik), worden voorlopig buiten beschouwing gelaten. Werken die reeds in de STCN zijn opgenomen eveneens. Gedrukte werken die vermoedelijk op dit grondgebied tot stand zijn gekomen, worden wel opgenomen, net als de werken die er in het verleden aan zijn toegeschreven. Zonodig wordt daarbij vermeld of zulke toeschrijvingen stroken met de realiteit. Werken met een Vlaams schijnadres worden eveneens opgenomen, ook al zijn ze in werkelijkheid elders gedrukt zijn. Bij twijfelgevallen spelen de volgende overwegingen mee:
• Boeken die vanuit een Zuid-Nederlands gezichtspunt zijn geschreven worden opgenomen. • Wanneer de uiterlijke, typografische kenmerken doen vermoeden dat het om een Zuid-Nederlands werk gaat, dan wordt het opgenomen. • Ernstige twijfelgevallen genieten het voordeel van de twijfel en worden opgenomen, met vermelding van de twijfelachtigheid in een algemene noot: ‘possibly/probably (not) printed in the Southern Netherlands’.
16
Preliminaria | II Selectiecriteria
3 materiële criteria
3.1 Eenbladdrukken
Alle gedrukte werken worden opgenomen, met uitzondering van plano’s of eenbladdrukken. Een tekst gedrukt op één ongeplooid blad, eventueel doorlopend over de recto- en versozijde, wordt eveneens als een eenbladdruk beschouwd. Deze werken zullen in een latere fase wel worden behandeld. Impressa op dergelijke (enkelzijdig bedrukte) plano’s staan uiteraard op de eerste, laatste en enige bladzijde. We beschouwen deze bladzijde als de titelpagina, en dit zowel voor titel, auteur(s) als impressum. Wanneer er geen echte titel is, wordt het incipit vermeld met als bron ‘titelpagina’. Speciale gevallen
• Tweezijdig bedrukte plano’s: twee onafhankelijke planoteksten die aan weerszijden van een vel zijn gedrukt, worden voorlopig niet behandeld. Ze worden verder beschouwd als eenbladdrukken. • Brieven van ambassadeurs: gebundelde brieven van ambassadeurs worden voorlopig niet behandeld. • Liederen op vliegende bladen: populaire liederen die op voor- en achterzijde van een heel of half blad verschenen (al of niet doormidden gesneden), worden wel beschreven. Zulke bladen hebben geen duidelijke rectoof versozijde; impressa en colofons komen op elke denkbare plaats voor. Van elke kant wordt een zelfstandige beschrijving gemaakt. De impressumgegevens worden bij alle beschrijvingen van één plano opgenomen, zo nodig met de bronaanduiding ‘extern’. In de werkaantekening komt de vermelding: ‘Impressum ontleend aan ander lied op zelfde blad’. 3.2 Couranten en tijdschriften
Couranten en tijdschriften worden voorlopig niet opgenomen. Couranten moeten voldoen aan drie criteria: ze hebben 1. een algemene, min of meer vaste titel 2. een min of meer vaste verschijningsfrequentie 3. een nummering per jaargang/aflevering Nieuwsbrief-achtige geschriften worden wel opgenomen. Ze kunnen op de titel een volgnummer dragen, maar hebben elk gewoonlijk een aparte signering en paginering. De Nieuwe Tijdingen van Abraham Verhoeven worden voorlopig niet opgenomen. Hiervan bestaat reeds een bruikbaar overzicht in de Bibliotheca Belgica. Andere publicaties van Abraham Verhoeven worden wel opgenomen. 3.3 Atlassen en verzamelingen gravures
Atlassen en verzamelingen gravures (bijvoorbeeld schrijfboeken, kaartenverzamelingen) die van een typografische titelpagina zijn voorzien, worden summier behandeld. Dit houdt in dat de typografische onderdelen (voorwerk en/of nawerk) exhaustief beschreven worden; gegraveerde elementen worden alleen
short title catalogus vlaanderen
17
deel 2 • Zie hoofstuk vi, 5.10 (p.122)
vermeld. Indien zulke verzamelingen geen typografische onderdelen bevatten worden ze terzijde gelaten. Voor atlassen wordt in een bibliografische noot verwezen naar Koemans Atlantes Neerlandici, tweede editie.
Voorbeeld 1
Atlas met voorwerk en nawerk in typografie
Titel
Titelpagina:
Auteur
Titelpagina: Abraham Ortelius [Ortelius, Abraham] [Primaire auteur]
Theatri orbis terrarvm Parergon; sive Veteris geographiæ tabvlæ
Titelpagina: Balthasar Moretus [Moretus, Balthasar I] [Editor]
Document: Haraeus, Franciscus [Illustrator]
Impressum
Titelpagina: ex officina Plantiniana [Officina Plantiniana] Titelpagina: Antverpiæ [Antwerpen]
1624 ex officina Plantiniana Balthasaris Moreti [Moretus, Balthasar I] Colofon: Antverpiae [Antwerpen] (col.1624) Colofon:
Editie
Titelpagina:
Collatie
1°
Latest, enlarged edition
4 6 * (49 bifolia) A-C
[8] f., xlix bifolia, [36] f.
Opmerking
Printer’s mark on f. C6 recto
Bibliografische referentie: Koeman, C. Atlantes Neerlandici, III, Ort 46 Met: Nomenclator ptolemaicvs (f. A recto - C4 verso)
iii Definities Alle drukken, oplagen en uitgaven van een werk worden apart beschreven. Bij de definities wordt de term editie als een neutrale term gebruikt die slaat op elke gedrukte presentatievorm, ongeacht zijn inhoudelijke of technische totstandkoming. Druk (edition)
Alle edities (exemplaren) die te eniger tijd van hetzelfde of grotendeels hetzelfde zetsel zijn gedrukt. Oplage (impression)
Deel van een druk dat alle exemplaren bevat die binnen één tijdsspanne van de pers zijn gekomen. In de periode vóór 1800 zijn druk en oplage vrijwel identiek, omdat het zetsel na de druk bijna altijd werd vernietigd. De termen kunnen voor die periode door elkaar worden gebruikt. Wij spreken telkens van druk.
18
Preliminaria | III Definities
Uitgave (issue)
Deel van een druk dat alle exemplaren omvat die gepresenteerd zijn (te koop aangeboden zijn) als een opzettelijk van andere uitgaven onderscheiden publicatie-eenheid. Alle uitgaven van een druk bestaan dus uit (grotendeels) dezelfde vellen. Een wijziging op de titelpagina om een fout te verbeteren creëert geen andere uitgave maar een andere staat. Een opzettelijke, inhoudelijke wijziging zorgt wel voor een andere uitgave (heruitgave, reissue), en dus voor een nieuwe bibliografische eenheid, die apart beschreven wordt. Staat (state)
Exemplaren met een kleine afwijking in het zetsel, meestal beperkt tot één of twee katernen, veroorzaken een andere staat. Cancels en correcties veroorzaken daarentegen geen andere staat: ze waren niet bedoeld. In de STCV worden andere staten niet systematisch opgespoord. Zonodig worden verschillen tussen exemplaren van dezelfde editie in een algemene noot meegedeeld. Wanneer een staatverschil een andere vingerafdruk veroorzaakt, worden beide vingerafdrukken opgenomen. Afwijkingen van de collatieformule worden in een algemene noot aangegeven. Met een andere staat kan ondermeer een andere lezersgroep zijn beoogd, door de toevoeging van een gedicht, een ander stuk tekst, een andere opdracht enz. Deze inhoudelijke verschillen kunnen op exemplaarniveau worden gemeld. Staatverschillen kunnen ook op de titelpagina voorkomen. In dat geval is het aangewezen om deze verschillen in een algemene noot te vermelden, om verwarring bij de gebruiker te voorkomen.
Afbeelding 1 a en 1 b Staatverschil: de signatuur ‘W w’ is tijdens het drukken toegevoegd RG 3018 B 6 α f. 2W1 recto en RG 3018 B 6 β f. 2W1 recto
IV Bibliografische eenheden Algemeen principe
De STCV beschrijft bibliografische eenheden. Een bibliografische eenheid onder scheidt zich door een aparte titelpagina, gecombineerd met een aparte signering en een aparte paginering. Bij de bepaling van bibliografische eenheden geldt het volgende algemene principe: elk drukwerk dat in dezelfde drukgang is ontstaan en als een aparte publicatie wordt gepresenteerd krijgt een aparte beschrijving (bibliografisch onafhankelijke publicaties). Als dit werk meerdere volumes telt, worden deze in de regel in één beschrijving behandeld. Wanneer één werk verschillende onderdelen telt, omdat ze bijvoorbeeld een aparte titelpagina hebben, hangt het af van hun bibliografische afhankelijkheid of deze onderdelen apart beschreven worden. Een onderdeel met een eigen titelpagina, signering en paginering is een semi-onafhankelijke publicatie. Deze werken worden apart beschreven maar worden door middel van een relatie met de moederbeschrijving verbonden. Een werk dat niet los van het hoofdwerk gedrukt kan zijn, omdat de paginering of de signering doorlopen, is een afhankelijke publicatie. Zulke onderdelen krijgen geen aparte beschrijving maar worden wel vermeld in een noot van het type ‘met’. 1 Bibliografisch onafhankelijke publicaties (Monografieën)
Veel werken bestaan uit een opeenvolging van hoofdstukken, boeken, delen, … zonder dat er voor al die onderdelen een aparte drukgang is geweest. Deze onderdelen vormen samen één geheel, een bibliografisch onafhankelijke publicatie of monografie. Ze staan volledig op zichzelf. Voor dergelijke werken wordt dan ook slechts één beschrijving gemaakt. In de regel hebben beschrijvingen van bibliografisch onafhankelijke publicaties slechts één collatieformule en één vingerafdruk. Uitzondering Soms worden bij staatverschillen of twijfelgevallen variante vingerafdrukken opgenomen. Afwijkende collatieformules worden echter nooit in een apart collatieveld opgenomen, maar worden in een algemene noot aangegeven (‘Some copies with an additional quire § 6’).
Wanneer verderop in een werk een andere titelpagina voorkomt, maar het werk is doorlopend gesigneerd en/of gepagineerd, of er is een custode die naar het volgende onderdeel verwijst, dan is er duidelijk sprake van één drukgang en dus ook van één bibliografische eenheid. Ook een inhoudstafel die beide onderdelen vermeldt, of een gemeenschappelijk privilegie of index kunnen er op wijzen dat het geheel in één keer werd gedrukt. We hebben dan te maken met een apart genoemd onderdeel dat wordt aangegeven met een noot van type ‘met’.
20
Preliminaria | IV Bibliografische eenheden
2 Bibliografisch afhankelijke publicaties (Delen van meerdelige werken)
Sommige werken bestaan uit meerdere delen die in afzonderlijke volumes zijn uitgegeven. In feite zijn deze delen het resultaat van verschillende drukgangen, waarbij vaak zelfs een kortere of langere periode verstreken is tussen het drukken van de delen. Toch worden deze werken als één inhoudelijk geheel beschouwd, omdat het voorkomen van een aanduiding van deze delen steeds wijst op het bestaan van de andere delen: anders is het werk niet compleet. Daarom krijgen deze verschillende delen samen één enkele bibliografische beschrijving. Uitzondering In sommige gevallen is het aangewezen om de verschillende delen apart te beschrijven, met name: • wanneer niet alle delen van het werk voorhanden zijn • wanneer de titels van de onderdelen sterk van elkaar afwijken • wanneer de delen bij verschillende drukkers/uitgevers verschenen zijn In die gevallen wordt de samenhang van de verschillende delen duidelijk aangegeven, door: • de deelaanduidingen zoveel mogelijk in de titel over te nemen • in een algemene noot te verwijzen naar de overkoepelende titel of de titel van het eerste deel • in het collatieveld van een apart gedrukt voorwerk te verwijzen naar de volgende delen, zoals: ‘§4 and 12 volumes’ • het aanmaken van een gepaste oorspronkelijke titel die verwijst naar de overkoepelende titel of de titel van het eerste deel, aangevuld met een geredigeerde aanduiding van het betrokken deel
Een reeks met meerdere delen krijgt dus in de regel één beschrijving, zodat de inhoudelijke eenheid van het werk bewaard blijft. De titel(s), de auteur(s) en het impressum worden ingevuld zoals bij een monografie, als één geheel. Voor de collatie en de vingerafdruk wordt evenwel een opsplitsing gemaakt per bibliografisch afhankelijk onderdeel. Het eerste collatieblok geeft de samenstelling van de reeks weer. Dit blok bevat de formaataanduiding. De aanduiding van het aantal volumes wordt in het veld Katernopbouw opgenomen. Daarna volgen de collatieblokken van de verschillende delen, telkens met de paginering en de katernopbouw. Deze velden krijgen vooraan een aanduiding van het deel waarop ze betrekking hebben, bestaande uit hun rangnummer, onmiddellijk gevolgd door een hekje en een spatie.
short title catalogus vlaanderen
21
voorbeeld 2 • Zie (p.22)
Voorbeeld 2
Een bibliografisch afhankelijke publicatie in drie volumes
Titel
Titelpagina:
Auteur
Titelpagina: Cornelivs Hazart [Hazart, Cornelius] [Primaire auteur]
Impressum
Titelpagina:
Document: Titelpagina:
Collatie
Opmerking Nummer
Triomph der pausen van Roomen Bouttats, Frederik [Illustrator]
Michiel Knobbaert [Cnobbaert, Michiel] Antwerpen [Antwerpen] 1678–1681
2° 3 volumes 1# ã 6 (ã1 + π1) e 6 A 2 B-3K4 3L 4 (3L3 + χ3L4) 3M-3N 4 (with 41 engraved folios) 1# [26], 452, [18] p. 2# a 6 A-3H 4 3I 6 (with 41 engraved folios and 2 folding plates) 2# [12], 430, [14] p. 3# π 4 A-2V4 2X 2 (with 50 engraved folios) 3# [8], 333 [= 335], [13] p. On the engraved title page (f. π1): Triomph der pavsen van Roomen
Bibliografische referentie: Backer-Sommervogel [S.J.] IV, 192, nr. 66 Vingerafdruk: 1#
167802 - # a1 ã4 es$a : # a2 e4 vel - # b1 A t : # b2 3N3 ten$lof$ 167902 - # a1=a2 a4 ete - # b1 A $ : # b2 3I4 en$v Vingerafdruk: 3# 168102 - # b1 A t$ : # b2 2X de Vingerafdruk: 2#
Per bibliografisch afhankelijk deel wordt een aparte vingerafdruk opgesteld. Deze wordt net als de collatie voorafgegaan door een aanduiding van het deel waarop hij betrekking heeft, onmiddellijk gevolgd door een hekje en een spatie. Bij een reeks is het vaak zo dat aparte delen ook als aparte volumes gebonden zijn. Dat is echter niet altijd het geval: soms worden dunnere onderdelen samengebonden. Los van de bindwijze krijgt elk bibliografisch afhankelijk onderdeel (bestaande uit een aparte titelpagina, aparte paginering en aparte katernsignatuur) een afzonderlijk blok voor collatie en vingerafdruk, ook al wijst bijvoorbeeld een overkoepelende titelpagina op de samenhang van de verschillende delen. De bindwijze wordt op exemplaarniveau aangegeven. 3 Bibliografisch semi-onafhankelijke publicaties (Onderdelen)
In een aantal werken komen onderdelen voor die de volgende vier kenmerken vertonen: • ze worden (summier) aangekondigd op de titelpagina of in het voorwerk • ze beginnen met een aparte titelpagina • ze zijn apart gesigneerd • ze zijn apart gepagineerd
22
Preliminaria | IV Bibliografische eenheden
De aankondiging vooraan in het werk is niet altijd even expliciet, en vaak worden de onderdelen verkort of met een andere titel aangeduid. Soms is er een apart voorwerk toegevoegd dat de onderdelen aankondigt, terwijl op de titelpagina slechts in algemene termen naar de delen wordt verwezen. Het wegvallen van signering of paginering, of het beginnen van paginering in een verder ongepagineerd werk, worden ook beschouwd als een nieuwe signering of paginering. Een nieuwe signering in onderkast wordt eveneens als een nieuwe signering beschouwd. In sommige gevallen is het omschakelen van de signering onvoldoende duidelijk (wanneer de vorige reeks eindigt op Z) en moet gezocht worden naar andere elementen. Voorbeelden A-P Aa-Cc: nieuwe reeks in de signering A-Z a-d: nieuwe reeks in de signering A-Z A-P: nieuwe reeks in de signering A-Z AA-CC: onduidelijk geval A-Z Aa-Pp: onduidelijk geval
Bij twijfel kunnen custoden, gemeenschappelijke registers of privileges, … bijkomende aanwijzingen geven over het al dan niet samenhoren van de onderdelen. Wanneer een onderdeel in het laatste katern van het vorige deel begint, wijst dit eerder op bibliografische afhankelijkheid dan wanneer het begin van een nieuw onderdeel met een nieuw katern samenhangt. In de hier beschreven gevallen is er sprake van semi-onafhankelijke onderdelen. De onderdelen zijn namelijk apart van de pers gekomen (daarop wijzen de aparte signering en/of paginering en de aparte titelpagina), maar ze horen toch nauw samen (daarop wijst de aankondiging op de titelpagina of vooraan in het eerste deel). Deze onderdelen worden daarom apart beschreven, maar ze worden wel met elkaar in relatie gebracht. Daarbij onderscheiden we twee mogelijkheden: de constructie ‘incorporates’ en de constructie ‘contains’. Uitzondering Soms komt het voor dat twee werken als aparte bibliografische eenheden worden beschouwd, maar dat ze toch samen van de pers zijn gekomen. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer twee werken een duidelijke inhoudelijke samenhang hebben, maar toch een aparte titelpagina, een nieuwe paginering en een nieuwe reeks in de signatuur, maar waarbij die signatuur suggereert dat ze op een andere volgt (bijvoorbeeld een signatuur als AA). In dat geval wordt dit vermeld in een algemene noot.
short title catalogus vlaanderen
voorbeeld 3 • Zie (p.24)
23
Voorbeeld 3
Aparte eenheden zijn samen van de pers gekomen
Titel
Titelpagina:
Poemata
Auteur
Titelpagina:
Carolus Malapertius [Malapert, Charles] [Primaire auteur]
Impressum
ex officina Plantiniana, apud viduam & filios Io. Moreti [Moretus, Jan i [Weduwe en zonen]] Titelpagina: Antverpiæ [Antwerpen] 1616
Collatie
12° 2A-2F 12 135, [4], [5 blank] p.
Opmerking
Some copies issued together with Bernardus Bavhvsius, Epigrammatvm selectorvm libri V. Antverpiæ, Ex officina Plantiniana, apud viduam & filios Io. Moreti, 1616 Bibliografische referentie: BL Low Countries, 1601–1621 M-13
• Zie voorbeeld 4 a – c
Titelpagina:
3.1 Incorporates / Part of incorporates
Bij deze constructie worden op de titelpagina van een werk, meestal in een kleiner lettertype, een of meerdere andere werken bij naam aangekondigd. We hebben dan te maken met een hoofdwerk waaraan een aantal semi-onafhankelijke onderdelen zijn toegevoegd. Deze andere werken hebben een aparte titelpagina en zijn apart gesigneerd en/of gepagineerd, maar horen toch bij elkaar. Dat blijkt in de eerste plaats uit de aankondiging op de titelpagina, maar kan bovendien ook blijken uit het voorkomen van een gemeenschappelijke inhoudstafel, register of privilegie of een custode die naar het begin van het geïncorporeerde deel verwijst.
Voorbeeld 4 a
Hoofdwerk met een verwijzing naar de dochterbeschrijving (zie voorbeeld 4 b)
Titel
Titelpagina:
Een cleyn tractaetken vande liefde Godts
Auteur
Titelpagina:
Ian de Sangere [Sangere, de, Jan] [Primaire auteur]
Impressum
Titelpagina:
Hieronymus Verdussen [Verdussen, Hieronymus i] Antvverpen [Antwerpen] 1616
Titelpagina:
Collatie
12° A-E12 F6 (F5-6 blank) 2A-G12 128, [4 blank]; 168 p.
Opmerking
Bibliografische referentie: Bib. catholica Neerlandica impressa 6317
Bevat
De voncxkens der goddelijcker liefden
Nummer
Vingerafdruk: 161612 - # 1b1 A2 om : # 1b2 F4 r$u$ - # 2b1 A2 kt$i : # 2b2 G6 neer
24
Preliminaria | IV Bibliografische eenheden
Voorbeeld 4 b
De dochterbeschrijving met een verwijzing naar het hoofdwerk (zie voorbeeld 4 a)
Titel
Titelpagina:
De voncxkens der goddelijcker liefden
Auteur
Titelpagina:
Franciscus vanden Broecke [Broecke, vanden, Franciscus] [Vertaler]
Impressum
Titelpagina:
Titelpagina:
Hieronymus Verdussen [Verdussen, Hieronymus i] Hantvverpen [Antwerpen] 1616
Editie
Titelpagina:
Translated from the French into Dutch
Collatie
12° A-G12 168 p.
Opmerking
Bibliografische referentie: Bib. catholica Neerlandica impressa 6336
Onderdeel van Een cleyn tractaetken vande liefde Godts Nummer
Vingerafdruk: 161612 - # b1 A2 kt$i : # b2 G6 neer
Voorbeeld 4 c
Afhankelijk onderdeel in algemene noot (signering loopt door)
Titel
Titelpagina:
Auteur
Titelpagina: Ian de Sangere [Sangere, de, Jan] [Primaire auteur] Document: Sichem, van, Christoffel II [Illustrator]
Impressum
Titelpagina:
Titelpagina:
Een cleyn tractaetken van de liefde Godts
Franchoys Fabri [Fabri, Franciscus] Loven [Leuven] 1628
Collatie
8° A-2C8 [4], 56, [26], 221 [= 121], [1] f.
Opmerking
Bibliografische referentie: Bib. catholica Neerlandica impressa 8006
Nummer
Vingerafdruk: 162808 - # *b1 A2 $n : # *b2 2C4 en$t
Met: De voncxkens der goddelijcker liefden (f. N6 recto - 2C8 verso)
Opmerking
Als blijkt dat een semi-afhankelijk onderdeel ook apart werd verkocht, krijgt de moederbeschrijving een algemene noot. Dat kan bijvoorbeeld blijken doordat de signering en/of paginering opnieuw begint. Dit is echter niet altijd zo. Het komt ook voor dat een gedeelte van een katern plots anders wordt gesigneerd bij het begin van een inhoudelijk nieuw onderdeel. Voorbeeld: collatie A-E12, maar katern E wordt vanaf f. E9 tot en met f. E12 ge signeerd als a1-a4, zodat het lijkt te gaan om een aparte katern a4.
short title catalogus vlaanderen
25
• Zie voorbeeld 5
Voorbeeld 5
Semi-onafhankelijk onderdeel ook apart verkocht
Titel
Titelpagina:
Den regel van S. Benedictvs
Auteur
Zype, vanden, Hendrik [Vertaler]
Impressum
Titelpagina:
Extern:
Titelpagina:
Guiliam de Neue [Neve, de, Guilliame] Brvgghe [Brugge] 1625
Collatie
8° π 4 (π1 + (…) 2 ) A-F 8 (lacks F7, F8; blank?), 2 A-V 8 2 (…) 2 [23], [1 blank], 77, [3]; [15], [1 blank], 295, [1 blank], [7], [1 blank], [3], [1 blank] p.
Opmerking
F5 verso and F6 recto corrected by pasting over 2 A-V8 (…)2 also issued separately as: Hendrik vanden Zype, Tractaet vande besluytinghe der vrovwen cloosters, 1625
Bevat
Tractaet vande besluytinghe der vrovwen cloosters
Voorbeeld 6 a
Container: moederbeschrijving (zie voorbeeld 6 b)
Titel
Titelpagina:
Neder-dvytsche gedichten bestaende in eenighe trevrspelen, en andere
Auteur
Titelpagina:
Gvilielmvs Zeebots [Zeebots, Willem] [Primaire auteur]
Impressum
Titelpagina: Titelpagina:
weduwe van Bernardyn Maes [Masius, Bernardinus ii [Weduwe]] Loven [Leuven] 1662
Editie
Titelpagina:
Second edition, corrected and enlarged
Collatie
8° π 4 A-P 4 Q 2 , 2 [A] 4 2 B-K 4 , 3 [A] 4 3 B-I 4 3 K 2 , χ 2 4 A-P 4 4 Q 2 [8] , 124 ; [6] , 74 ; [4] , 72 ; [4] , 124 p.
Opmerking Omvat
• Zie voorbeeld 6 a – b
Bibliografische referentie: Goovaerts, L. Ecrivains de l’ordre de Prémontré [O.Praem.]
II, 432-433, nrs. 1-4
De historie vanden suyveren patriarch Ioseph Den blyden kers-nacht ofte De geboorte Christi onses salighmakers Het leven ende martyrie vanden H. Adrianvs Henrick den viii. koningh van Engelant oft De scheuringe van Engelant ende ’t afwyken van’t catholiek geloof, onder den selven Henrick 3.2 Contains / Part of contains
Deze constructie komt niet vaak voor. Ze is te herkennen aan de aanwezigheid van een beperkte ‘container’ vooraan het werk. In essentie bestaat deze container uit een titelpagina, eventueel gevolgd door een voorwerk, waaraan dan andere
26
Preliminaria | IV Bibliografische eenheden
publicaties zijn toegevoegd. Die publicaties zijn doorgaans eerder verschenen, al is dat niet noodzakelijk. Achteraan kunnen bijvoorbeeld een register of een inhoudstafel volgen die de hele verzameling ontsluit. In tegenstelling tot een incorporates kan men hier dus niet spreken van één hoofdwerk. In het algemeen is de samenstelling van een container minder vast dan die van een incorporates. Bij een incorporates ligt de samenstelling van de semionafhankelijke onderdelen meer vast doordat ze min of meer op de titelpagina van het eerste werk zijn aangekondigd. Bij een container draagt de speciaal vervaardigde titelpagina doorgaans een algemene, vage titel, waardoor de samenstelling van het geheel tamelijk vrij blijft. Voorbeeld 6 b
Container: dochterbeschrijving (zie voorbeeld 6 a)
Titel
Titelpagina:
Auteur
Document: Zeebots, Willem [Primaire auteur]
Impressum
Titelpagina:
Titelpagina:
Collatie
Opmerking
De historie vanden suyveren patriarch Ioseph weduwe van Bernardyn Maes [Masius, Bernardinus ii [Weduwe]] Loven [Leuven] (1662)
8° π 4 ( - π1 ) A-P 4 Q 2 [6] , 124 p. Bibliografische referentie: Goovaerts, L. Ecrivains de l’ordre de Prémontré [O.Praem.]
II, 432-433, nr. 1
Onderdeel van Neder-dvytsche gedichten bestaende in eenighe trevrspelen, en andere
Uitzondering Bij omvangrijke, kunstmatige verzamelingen zonder vaste inhoud (dus ook zonder inhoudstafel) worden geen relaties gelegd. In de katernopbouw van de overkoepelende beschrijving wordt wel aangegeven dat er onderdelen zijn. Voorbeeld Collatie: § 4 and 24 separately entered tragedies
3.3 Beschrijving van incorporates en container
Bij de beschrijving van een incorporates of een container gaat men steeds uit van een ‘moederbeschrijving’, waaraan andere werken worden toegevoegd. In de moederbeschrijving worden elementen van de hele publicatie opgenomen. In de dochterbeschrijvingen worden alleen de gegevens die eigen zijn aan het onderdeel genoteerd. Bij een incorporates is de moederbeschrijving het hoofdwerk. Bij een container is de moederbeschrijving de overkoepelende titel (eventueel gevolgd door een apart voorwerk), of het eerste werk.
short title catalogus vlaanderen
27
Veld Titel
Moederbeschrijving
Dochterbeschrijving
Overkoepelende titel, titel van het hoofdwerk of van het eerste werk
Titel van het semi-onafhankelijke onderdeel zoals aangekondigd op de aparte titelpagina
Auteurs
Alle auteurs van alle onderdelen
Auteurs van de aparte titelpagina
Impressum
Impressum van de overkoepelende titelpagina, plus eventuele afwijkende impressa van de dochterbeschrijvingen
Impressum van de aparte titelpagina. Indien deze afwijkt van moederbeschrijving wordt dit aangegeven in een algemene noot.
Collatie
Hele publicatie, per onderdeel gescheiden door leestekens: ; bij de paginering , bij de collatieformule
Enkel van het onderdeel
Vingerafdruk
Hele publicatie in één veld, met toevoeging van volgnummers per onderdeel (1b1, 2b1, 3b1, …)
Enkel van het onderdeel
Inhoud & typografie
Alle codes van alle onderdelen
Enkel van het onderdeel
Relatie
incorp contains
partofi partofc
voorbeeld 7, • Zie afbeelding 2 a – b (p.29–31)
4 Apart genoemde delen (Noot van type ‘met’)
Wanneer in een werk twee titelpagina’s voorkomen, of er wordt op de titelpagina afzonderlijk en expliciet verwezen naar een onderdeel van het werk, maar de werken zijn doorlopend gesigneerd en/of gepagineerd, of er is een custode die naar het volgende deel verwijst, dan is er duidelijk sprake van één drukgang en dus ook van één bibliografische eenheid. De doorlopende signering en/of paginering maakt het bovendien moeilijk om het werk als een aparte entiteit te presenteren. We maken dan ook slechts één bibliografische beschrijving. Het komt ook voor dat een deel van het werk wel apart op de titelpagina vermeld wordt, maar geen aparte titelpagina heeft. Ook dan nemen we een noot van type ‘met’ op. Afzonderlijk genoemde appendices, indices of notenapparaten worden niet opgenomen in een noot van type ‘met’. In de noot van het type ‘met’ worden, indien aanwezig, volgende elementen genoteerd: 1. auteur van het onderdeel 2. titel van het onderdeel 3. impressumgegevens 4. plaats in het werk
28
Preliminaria | IV Bibliografische eenheden
Afbeelding 2 a Het bijwerk wordt reeds aangekondigd op de titelpagina: dit resulteert in een noot van het type ‘met’ UA RG 3002 i 31
Voorbeeld 7
Noot van het type ‘met’ | Apart genoemde delen, maar typografisch afhankelijk
Titel
Titelpagina:
Den eenvoudigen catholyck
Auteur
Titelpagina:
Adr. van Walenburg [Walenburch, van, Adriaan] [Primaire auteur] Pieter van Walenburg [Walenburch, van, Petrus] [Primaire auteur]
Impressum
Titelpagina:
Joannes Baptista Verdussen [Verdussen, Joannes Baptista i] [Boekverkoper] Titelpagina: Antwerpen [Antwerpen] 1687 Titelpagina:
Collatie
12° 6 12 12 4 * ( - * 6) A ( - A1 ) B-Y Z [12], 430, [4], [10], 87, [1 blank] p.
Opmerking
Met: Gesantschap van den koning der Papegajen […] aen Olivier Cromwell
(f. T9 recto - Z4 recto)
short title catalogus vlaanderen
29
Afbeelding 2 b Einde van het hoofdwerk. De titelpagina van het bijwerk wordt reeds aangekondigd door de bladwachter ‘GE’. UA RG 3002 i 31
Deze elementen worden overgenomen van het onderdeel, in veel gevallen dus van de bijkomende titelpagina. Auteur, titel en impressum worden volgens de geldende regels voor de titelpagina geciteerd en getranscribeerd. Indien de auteur aan het begin van het onderdeel niet vermeld wordt, maar elders in het werk voorkomt (eerste titelpagina, privilegie, …) dan wordt de hoofdvorm genoteerd. De titel en het impressum van de bijkomende titelpagina dienen als uitgangspunt voor de verwijzing. Ontbreekt de titel daar, dan wordt de verwijzing van de echte titelpagina geciteerd. In andere gevallen wordt het incipit gebruikt. Indien de bijkomende titelpagina geen impressum vermeldt, dan blijft informatie hierover achterwege. De verwijzing naar de locatie is steeds verplicht, en gebeurt tussen ronde haakjes. Men vermeldt de eerste en de laatste folio, telkens met aanduiding van de foliozijde waarop het onderdeel voorkomt. Uitzondering: verzamelwerken en opera omnia In grote verzamelingen met titels als Opera omnia worden geen noten van het type ‘met’ gebruikt, aangezien de aanwezigheid van elk onderdeel wordt geïmpliceerd in de omvattende titel van het hoofdwerk. Wanneer het echter gaat om een apart aangekondigd deel door een andere auteur, bijvoorbeeld een biografie of commentaar, wordt deze wel opgenomen in een noot van type ‘met’.
V Brocade 1 Invoer in Brocade
De STCV-beschrijvingen worden in de bibliotheekautomatiseringssoftware Brocade aangemaakt. Brocade is ontwikkeld en wordt onderhouden door Anet. Deze software voorziet zowel in de invoersjablonen voor oude drukken, thesauri of authority files als de mogelijkheid om verschillende OPAC’s te creëren. 2 Speciale tekens
De meeste velden in Brocade laten een beperkte invoer in HTML toe. Enkele veelgebruikte HTML-tags zijn: •
om een regeleinde aan te geven • <sup> en om tekens in superscript te plaatsen Daarnaast kan men ook gebruik maken van enkele speciale verkorte notaties: • Tekens tussen accolades { } komen in superscript • «pi» of «03C0» voor de letter π • «chi» of «03C7» voor de letter χ • «aelig» en «AElig» voor æ respectievelijk Æ • «0152» en «0153» voor œ respectievelijk Œ Brocade herkent alle tekens van de tekenset iso-latin-1. Voor andere tekens is een lijst van codes beschikbaar.
32
Preliminaria | v Brocade
Griekse letters kunnen op verschillende manieren worden ingegeven: tussen dubbele vishaakjes (zoals «pi»), met de functie ‘Speciale tekens’ in een tekstverwerker, of door een Griekse indeling voor het toetsenbord te gebruiken. Het sys teem zet de ingevoerde Griekse tekens automatisch om in de juiste cijfercode. 3 Autoriteitsbestanden
Brocade is opgevat als een geheel van deeldatabanken die met elkaar in relatie staan (relationele databanken). Verschillende groepen van gelijksoortige informatie zoals informatie over auteurs, corporatieve auteurs, geografische namen, drukkers en andere worden in aparte bestanden of files ondergebracht. Dat heeft het voordeel dat deze informatie in principe slechts één maal moet worden ingevoerd, en daarna telkens opnieuw kan worden opgeroepen, geconsulteerd en aangevuld. Deze bestanden zijn opgevat als autoriteitsbestanden of authority files. Dat wil zeggen dat men de gegevens in die bestanden slechts kan wijzigen indien men daartoe gemachtigd is. Dit verhoogt de coherentie van de bestanden. Het consulteren van deze bestanden daarentegen heeft geen beperkingen. De authority files vergemakkelijken dus het beheer van weerkerende informatie (zoals auteursgegevens) enerzijds en het koppelen van die informatie aan de beschrijvingen anderzijds. 3.1 Het bestand voor personele auteurs
De auteursgegevens die in dit hoofdstuk worden behandeld vinden hun plaats in het autoriteitsbestand ‘Personen’, de corporatieve auteurs in de file ‘Corporatieve auteurs’. De hieronder beschreven verwerking ervan is vergelijkbaar met die van de geografische namen en de drukkers. Personele auteurs worden systematisch opgeslagen in de ‘Personenthesaurus’. Daarbij wordt er zorg voor gedragen dat alle mogelijke variante vormen van dezelfde persoonsnaam onder dezelfde hoofdvorm worden bijeengebracht. Hierbij geldt het principe: één persoon krijgt één thesaurusrecord. De hoofdvorm is de genormaliseerde, ‘arbitraire’ naam waaronder de auteur het bekendst is. Voor klassieke en middeleeuwse auteurs gebruiken we de hoofdvorm zoals deze wordt gegeven door de RAK (Regeln für die alphabetische Katalogisierung). De naamsvorm in dit veld wordt als volgt genoteerd: Achternaam, partikels, Voornaam [extensie]
Onder partikels verstaan we alle voorvoegsels die aan een naam zijn toegevoegd maar hiervan worden gescheiden door een spatie of een apostrof. Enkel de Ierse en Schotse partikels O’… en Mac…/Mc… blijven bij de naam behouden. Tussen twee elementen komt een komma gevolgd door een spatie. De extensie kan in een apart veld worden ingevoerd, en verschijnt in de indexen steeds tussen vierkante haakjes. Enkele extensies kunnen gecontroleerd worden ingevoerd, maar vrije invoer is ook mogelijk. De extensie kan bijvoorbeeld aanduidingen bevatten als ‘jr.’ of ‘sr.’, of klassieke aanduidingen ter onderscheiding
short title catalogus vlaanderen
33
van homoniemen (‘rhetor’, ‘philosophus’). Een Romeins cijfer dat een generatie in een dynastie of familie aanduidt, komt echter niet in de extensie, maar wel in de hoofdvorm, na de voornaam. Het partikel ‘s.’ voor een heilige komt nooit voor in het hoofdwoord, maar komt in een apart trefwoord met daarin de blote naam (enkel de voornaam) van de auteur. Voorbeeld: Hoofdvorm van een auteur Brande, vanden, Stijn [jr.] Hollander, d’, Joost Voorbeeld: Hoofdvorm van een drukker Bellerus, Petrus I [Weduwe en erfgenamen]
In deze records komen vervolgens alle relevante verwijzingen terecht waaronder de auteur bekend is, of die in de geraadpleegde werken en literatuur voorkomen. Zowel de hoofdvormen als de verwijzingen worden geïndexeerd, zodat de gebruiker zonder moeite bij de juiste record terecht komt. Iemand die op het trefwoord ‘Suivius’ zoekt, wordt dus naar de hoofdvorm van ‘Hazart, Cornelius’ doorverwezen. Na het doorklikken op de hoofdvorm, komt men bij de authority record zelf terecht, waar alle trefwoorden worden gepresenteerd. Relaties
Bij elke personele auteur worden minstens twee en meestal drie soorten relaties gelegd van het type BT (broader term): • de periode waarin de persoon geleefd heeft: een auteur die in de zeventiende eeuw leefde en werkte krijgt de aanduiding ‘92.17’ • de geografische regio(’s) waar de persoon actief was • meestal wordt er ook een verdere aanduiding van het beroep of de hoedanigheid waarvoor de persoon bekend was toegevoegd, bijvoorbeeld ‘juristen,’ ‘Italiaanse letterkunde’ of ‘Christendom: personen’ Scope notes
Bij personele auteurs wordt steeds een scope note van het type ‘bio’ aangemaakt. In deze noot geeft men minimaal het geboortejaar (begindatum), het jaar van overlijden (einddatum), de geboorteplaats (beginplaats) en de plaats van overlijden (eindplaats). Wanneer men geen exact jaar kent, noteert men als volgt: c. 1608
Jaren voor onze tijdrekening worden aangeduid met ‘ante Chr.’ Aanduidingen als termini post of ante quem of eeuwen worden omgezet naar een circa-vermelding. De plaatsnamen worden steeds in het Nederlands vermeld, zonder toevoegingen. Eventueel kunnen verdere verduidelijkingen in de biografische scope note worden opgenomen.
34
Preliminaria | v Brocade
Het vrije veld in de biografische scope note kan men benutten zoals men wil. De invulling ervan is verplicht voor religieuze auteurs: bij deze auteurs vermeldt men steeds de orde waartoe ze behoorden. De orde-aanduiding wordt afgekort volgens de lijst van Herwig Ooms, Repertorium universale siglorum ordinum et institutum religiosorum in ecclesia catholica, Brussel 1959. Bij heiligen wordt steeds de feestdag vermeld. De biografische scope notes zijn steeds intern: ze kunnen door de eindgebruiker niet geraadpleegd worden. In het veld ‘Bron’ wordt de bibliografische referentie opgenomen die gebruikt is om de gegevens uit de biografische scope note te vinden. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van de bekende standaardwerken en van de werken die in de STCV-referentielijst voorkomen. Indien de gegevens afkomstig zijn uit een externe online databank die in de lijst van referenties voorkomt, kan in de plaats van het bronveld de link naar de externe databank worden toegevoegd. Referenties
Het is mogelijk om bij auteurs een hyperlink te leggen naar een externe databank. Belangrijke databanken zijn de RKD1 (voor grafische kunstenaars), Agrippa (voor Vlaamse auteurs), en BBKL2 (voor religieuze auteurs). 3.2 Corporatieve auteurs
De invoer van corporatieve auteurs komt grotendeels overeen met die van persoonlijke auteurs. Religieuze instellingen krijgen een gestructureerd hoofdwoord bestaande uit de afkorting van de orde, gevolgd door de locatie, met daarna eventueel een verdere verwijzing. We volgen daarbij de regels voor transcriptie en hoofdlettergebruik zoals vermeld in het hoofdstuk over auteurs. Voorbeelden S.J., Brugge S.J., Antwerpen, college Raad van Brabant Staten van Brabant
3.3 Uitgevers oude drukken
De hoofd- en trefwoorden van uitgevers, drukkers en boekverkopers volgen grotendeels dezelfde regels als die voor de auteurs. Hier worden echter geen relaties toegevoegd. In de authority record van de drukker worden verder een aantal extra scope notes opgenomen die kunnen helpen bij de identificatie: 1. biografie 2. adres 3. uithangbord 4. beroep
short title catalogus vlaanderen
35
1 rkd: Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (www.rkd.nl) 2 bbkl: BiographischBibliographisches Kirchenlexicon (www.bautz.de/bbkl)
De velden moeten in de hierboven opgesomde volgorde worden toegevoegd. In de velden adres, uithangbord en beroep worden de gegevens als volgt genoteerd. Eerst geeft men het eerste gegeven, in genormaliseerde vorm, gevolgd door de jaartallen waarvoor dit geldig is. Daarna geeft men eventueel een tweede gegeven op dezelfde manier. Tenslotte somt men, per hoofdvorm, de niet-genormaliseerde varianten op die in de beschreven edities werden aangetroffen. Om te voorkomen dat lege velden door het systeem verwijderd worden, wordt hier een liggend streepje toegevoegd. Voorbeeld Mommaert, Jan i Adres
Brussel 1603, 1606, 1608, 1610-1613, 1615, 1617, 1620, 1626–1631 achter het Stadhuis, tegenover Onze-Lieve-Vrouwefontein 1617, 1620 achter het Stadhuis 1608, 1615, 1626, 1628-1629 achter het Stadhuis, in de Stoofstraat 1603, 1611 achter Stadthuys, teghen ouer onse L. Vrouwe Fonteyne woonende achter t’Stadt-huys achter Stadt-huys achter Stadt-huys, inde stoof-strate
Uithangbord
in de Drukkerij 1603, 1608, 1611, 1628, 1631 in de Druck erije [!] inde Druckerye De l’Imprimerie sub signo Prœli Typographici
Beroep
Gezworden boekdrukker 1606, 1610, 1612, 1630 gezworen boekdrukker der prinselijke stad Brussel 1626–1627 Drukker van de stad 1631 typ. jur. imprimeur iure imprimeur juré ghesworen boeckdrucker der Princelijcker Stadt Brussele Imprimeur jurè de la Ville de Bruxelles Civitatis Typ.
36
Preliminaria | v Brocade
Inhoud
Code
Biografie: oudheid
92.001
Biografie: 1–499
92.001.9
Biografie: 1600–1699
92.17
Christendom: personen
27.92
België: personen
949.3.92
Frankrijk: personen
944.92
Italië: personen
946.1.92
Nederland: personen
949.2.92
Spanje: personen
946.0.92
Latijnse letterkunde: auteurs
971.92
Middeleeuwse Latijnse letterkunde: auteurs
871.3.92
Neolatijnse letterkunde: auteurs
871.6.92
Nederlandse letterkunde: auteurs
839.3.92
Franse letterkunde: auteurs
840.92
Spaanse letterkunde: auteurs
860.92
Filosofen
10.92
Kerkvaders
23.012.92
Historici
93.92
Juristen
34.92
Medici
61.92
Grafici
76.92
Wiskundigen. Statistici. Logici
51.92
Uitgevers. Drukkers. Boekverzorgers. Bibliofielen
09.92
Bibliografen. Bibliothecarissen
02.92
short title catalogus vlaanderen
Vaak gebruikte relaties
37
De bi bl io gr a fis ch e be s ch r i j v i ng
De bi bl io gr a fis ch e be s ch r i j v i ng
i Talen 1 Definities
Binnen de STCV worden drie types talen onderscheiden: doeltalen, mediërende talen en brontalen. Onder de doeltaal verstaat men de taal waarin het werk verschijnt. Indien talen in het werk een substantiële plaats innemen, dan worden die vermeld. De mediërende taal is de taal waarlangs een werk vertaald is. Zo zijn vele werken slechts onrechtstreeks uit het Latijn via het Frans in het Nederlands vertaald. Soms komen ook meerdere talen als mediërende taal in aanmerking. De brontaal is de taal waarin een werk oorspronkelijk verschenen is. 2 Gebruik
Bij werken die niet vertaald zijn, en bijvoorbeeld enkel in het Nederlands verschenen zijn, geeft men geen brontaal, noch een mediërende taal aan. In vele gevallen wordt de brontaal van een werk op de titelpagina, in de approbatie of het privilegie vermeld. Soms wordt ook de mediërende taal vermeld. Deze informatie, die niet noodzakelijk met de realiteit overeenstemt, wordt in de editievermelding opgenomen. In de velden van de doeltaal, mediërende taal en de brontaal wordt alleen de reële situatie weergegeven. Ook wanneer de brontaal en de mediërende taal van een vertaling nergens in het werk worden vermeld, tracht de bibliograaf ze te achterhalen. Het onderscheid en de opname van deze drie types talen kunnen de gebruikers tot voordeel strekken, bijvoorbeeld bij vertaalonderzoek. 3 Invoer in Brocade
De invoer van de talen gebeurt in twee stappen: men selecteert het type taal (brontaal, mediërende taal, doeltaal), en vervolgens voert men de taalcode in. De taalcodes kunnen met behulp van de zoekknop naast het veld van de talen worden opgeroepen, of via de Catalografie-beheersfuncties (Beheer taalcodes) worden geconsulteerd.
short title catalogus vlaanderen
41
Voor invoer van meer dan één taal van hetzelfde type (bv. 2 doeltalen), moeten beide talen in hetzelfde veld worden ingevuld. Dit kan door de beide talen achtereenvolgens te selecteren, ofwel door beide codes na elkaar in het veld in te tikken. Tussen twee codes moet telkens een puntkomma en een spatie worden ingetikt. Veel gebruikte taalcodes en hun Nederlandse verwoording
dut
Nederlands
fre
Frans
eng
Engels
ger
Duits
spa
Spaans
ita
Italiaans
lat
Latijn
grc
Oud-Grieks
II Titel 1 Types van titelpagina’s
Algemene kenmerken van een titelpagina
Niet elke pagina die aan het begin van een werk staat is een titelpagina. Verschillende elementen dragen ertoe bij om een titelpagina als zodanig te beschouwen. Niet alle elementen moeten op elke titelpagina aanwezig zijn, maar de titelpagina moet minimaal een titel bevatten. In een aantal gevallen kan een titel erg vaag zijn. De andere elementen kunnen afwezig blijven. In de meeste gevallen onderscheidt een titelpagina zich ook door de opmaak van de rest van het boek. De titelpagina kan de volgende onderdelen bevatten: 1. Titel van het werk 2. Auteur(s) van het werk 3. Editievermelding 4. Impressum 5. Drukkersmerk 6. Ornamenten en afbeeldingen Deze onderdelen worden verderop uitvoerig behandeld.
42
De bibliografische beschrijving | II Titel
Pagina’s met titels
In de publicaties komen vaak verschillende pagina’s voor waarop een titel of een stuk van de titel is vermeld. De volgende gevallen komen voor: Franse titel, Schmutztitel of voortitel (French title)
Vaak de eerste titelpagina, waarop een sterk verkorte titel staat. In de handleiding wordt steeds ‘voortitel’ gebruikt. In de databank gebruiken we de Engelse term ‘French title’. De Duitse term ‘Schmutztitel’ verwijst naar de functie van deze titelpagina: omdat de boeken in de boekhandel gewoonlijk nog niet waren ingebonden, en de katernen op stapels lagen, diende de bovenaan liggende Schmutztitel als bescherming tegen stof en vuil. De boekhandelaar zag meteen in welke stapel het gevraagde boek lag. Bij het binden werd deze pagina soms verwijderd. Een voortitel wordt nooit als een titelpagina beschouwd.
afbeelding 3 a • Zie (p.44)
Frontispice
Een frontispice is een voor het gehele werk typerende illustratie in het voorwerk waarop ten hoogste een titel of titelelementen voorkomen. Zodra een dergelijke illustratie ook een auteur of gegevens uit het impressum bevat, is er sprake van een gegraveerde titelpagina. Een frontispice wordt nooit als een titelpagina beschouwd. Een frontispice is per definitie een illustratie, een Schmutztitel daarentegen is nooit verlucht. Overkoepelende titelpagina
Deze bevat een overkoepelende titel of verzameltitel. Dit soort titel komt vaak voor bij een meerdelig werk, of een werk dat bijvoorbeeld wegens de omvang in meerdere delen is uitgegeven. Elk deel heeft gewoonlijk een eigen titel pagina, maar vooraan bij het eerste deel is soms achteraf een overkoepelende titelpagina bijgebonden. Soms doet de titelpagina van het eerste deel dienst als overkoepelende titelpagina. In dat geval is deze titelpagina soms fraaier vormgegeven dan de titelpagina’s van de volgende delen. We beschouwen deze titelpagina dan als de overkoepelende titelpagina. Typografische titelpagina
Op de typografische titelpagina zijn één of meer elementen in typografie aangebracht. Dat neemt niet weg dat er ook een gravure (een afbeelding en/of gegraveerde tekst), een blokdruk of een ornament op kan staan. Zodra op een titelpagina typografie is gebruikt, wordt ze als een typografische titelpagina beschouwd. Gegraveerde titelpagina
Een titelpagina die volledig gegraveerd is, zowel de tekst als de mogelijke afbeeldingen. Niet elke gegraveerde titelpagina bevat een figuur of een afbeelding. Soms is de gegraveerde titelpagina uit het exemplaar weggesneden. Omdat de gegraveerde titelpagina’s vaak apart zijn gedrukt, en daardoor vaak aan de katernen zijn toegevoegd, is het niet altijd duidelijk of er een gegraveerde titel pagina is geweest of niet.
short title catalogus vlaanderen
43
afbeelding 3 c • Zie (p.46)
afbeelding 3 b • Zie (p.45)
Afbeelding 3 a Franse titelpagina ua Mag-P 15.47:1 – 2de ex.
44
Afbeelding 3 b Gegraveerde titelpagina, die bovendien dienst doet als overkoepelende titelpagina ua Mag-P 15.47:1 – 2de ex.
45
46
2 Types van titels
Verschillende types van titel
We onderscheiden, al naargelang van de functie, verschillende types van titels. Per beschrijving kunnen meerdere types, en soms ook meerdere instanties van hetzelfde type voorkomen. 1. Hoofdtitel. De hoofdtitel is de titel waaronder het werk bekend is gemaakt. De hoofdtitel staat doorgaans op de titelpagina. 2. Oorspronkelijke titel. Bij vertalingen is dit de titel van de brontekst. Bij een tweede of latere editie is dit de titel van de eerste of de vroegst bekende editie. Deze titel komt overeen met de sorteertitel in de STCN. 3. Uniforme titel. Bij uitgaven van bijbels en bijbelboeken, en bij de uitgaven van populaire anoniemen wordt een uniforme titel opgenomen. Deze titels liggen qua vorm en inhoud vast. Ze zijn opzoekbaar in het authoriteitsbestand (zoeksleutel: titels). 4. Sorteertitel. Bij welbepaalde categorieën van publicaties zoals overheidspublicaties en thesissen wordt een sorteertitel aangemaakt. De categorie wordt met een taalonafhankelijke code aangeduid. In het extensieveld wordt de datum genoteerd waarop de publicatie van kracht werd (bij overheidspublicaties) of waarop de thesis werd verdedigd. De sorteertitel zoals die hier wordt gebruikt, komt niet voor bij de STCN. 5. Paralleltitel. Enkel in het zeldzame geval dat een titel op de titelpagina in een andere taal of talen wordt herhaald (afzonderlijk gepresenteerd, zonder inleidende formuleringen als ‘ofte’, ‘dat is’, ‘sive’, …), is er sprake van een paralleltitel.
◀ Afbeelding 3 c Typografische titelpagina UA Mag-P 15.47:2 – 2de ex.
• Zie afbeelding 4 a – 4 b
Afbeelding 4 a en 4 b De typografische titelpagina van dit werk vermeldt een paralleltitel, de gegraveerde echter niet UA Mag-P 11.370
short title catalogus vlaanderen
47
Aantal titels in een beschrijving
• Zie 2 (p.47)
Elke beschrijving bevat minstens één titel, met name van het type hoofdtitel. Geen enkele beschrijving kan twee hoofdtitels bevatten. In ongeveer de helft van de beschrijvingen is ook een oorspronkelijke titel opgenomen. De oorspronkelijke titel laat toe om verschillende vertalingen van een werk samen te brengen (bijvoorbeeld volgens doeltaal, chronologisch geordend), of om verschillende edities van een werk met afwijkende spelling in de hoofdtitel te verzamelen en chronologisch te ordenen. Een beschrijving kan uitzonderlijk meer dan één oorspronkelijke titel bevatten. De uniforme titel is verplicht voor bijbels, bijbelboeken en populaire anoniemen. In de meeste gevallen volstaat één uniforme titel. Wanneer er meerdere bijbelboeken vernoemd moeten worden, neemt men de overkoepelende aanduiding van het hogere niveau, ongeacht of alle boeken die hiertoe behoren aanwezig zijn. De sorteertitel is verplicht voor overheidspublicaties en thesissen. In principe bevat een beschrijving slechts één sorteertitel. De paralleltitel komt enkel in het hierboven beschreven geval voor. De eerste of belangrijkste titel wordt als hoofdtitel opgenomen, de volgende titels worden als paralleltitels genoteerd. Een beschrijving kan zoveel paralleltitels bevatten als er op de titelpagina van het werk voorkomen. In de praktijk bevat een beschrijving doorgaans twee titels: een hoofdtitel en een oorspronkelijke titel. In een aantal gevallen kan daar een derde titel bijkomen, met name bij bijbels en populaire anoniemen; zelden moeten paralleltitels worden opgenomen. Beschrijvingen van overheidspublicaties bevatten telkens twee titels: een hoofdtitel en een sorteertitel. Heruitgaven van overheidspublicaties kunnen bovendien ook nog een oorspronkelijke titel krijgen. Bij deze publicaties komen uniforme titels nooit, en paralleltitels vrijwel niet voor. Hoofdwoord
Het hoofdwoord, dat in de STCN in hoofdzaak wordt toegekend aan anonieme werken om ze bij een papieren uitvoer te kunnen sorteren tussen de werken met auteurs, wordt in de STCV niet gebruikt. 3 Keuze van de titels
3.1 Keuze van de hoofdtitel Hiërarchie
In de werken komen vaak verschillende titelpagina’s voor, met daarop verschillende schrijfwijzen of formuleringen van de titel. Met het oog op de uniformiteit van de beschrijving is er een strikte hiërarchie opgesteld om de hoofdtitel van het werk aan te duiden. Zowel voor de beschrijver als voor de gebruiker heeft dit het voordeel dat er geen twijfel bestaat over de keuze van de hoofdtitel indien er bijvoorbeeld meerdere titelpagina’s in een werk aanwezig zijn.
48
De bibliografische beschrijving | II Titel
De hiërarchie is als volgt: 1. Verzameltitel of overkoepelende titel op een aparte, zogenaamde overkoepelende typografische titelpagina bij meerdelige werken. Indien er enkel een gegraveerde verzameltitelpagina aanwezig is, gaat de typografische titelpagina van het eerste deel voor. 2. Titel op de typografische titelpagina 3. Titel op de gegraveerde titelpagina 4. Titel op de bedrukte omslag (zelden voor zeventiende-eeuwse Vlaamse drukken) 5. Bovenschrift van de tekst (geen titelpagina in de strikte zin van het woord, de tekst begint meteen na de titel op dezelfde pagina) 6. ‘Running title’ (titel die doorheen het gehele werk bovenaan de pagina wordt herhaald) 7. Zelfgemaakte titel op basis van een eerdere editie van hetzelfde werk 8. Zelfgemaakte titel op basis van de voortitel, een vermelding in het voorwerk, in het privilegie, in de approbatie, of elders in het werk 9. Zelfgemaakte titel op basis van de algemene inhoud van het werk Sterk afwijkende titels
Indien er meerdere titelpagina’s (overkoepelende en/of typografische en/of gegraveerde) aanwezig zijn, en de titels wijken sterk van elkaar af, dan is het meestal aangewezen om in een aparte algemene noot deze afwijkende titels te vermelden. De voortitel wordt in elk geval verwaarloosd. Indien deze titel echter relatief bekend is, en sterk van de hoofdtitel afwijkt, kan hij in een algemene noot worden vermeld. Schema voor de bronaanduiding
Afhankelijk van de titel waarvoor men kiest, verschilt de bronaanduiding van de titelgegevens. In het schema hieronder worden alle mogelijke bronaanduidingen systematisch weergegeven. Herkomst van de titel
Bron
Opmerkingen
Overkoepelende titelpagina
tp.
Afwijkende titelgegevens in noot Bijkomende gegevens van gegraveerde titelpagina: doc.
Typografische titelpagina
tp.
Afwijkende titelgegevens in noot Bijkomende gegevens van gegraveerde titelpagina: doc.
Gegraveerde titelpagina
tp.
Als er geen overkoepelende of typografische titelpagina is
doc.
Als er wel een overkoepelende of typografische titelpagina is
Bovenschrift
doc.
Algemene noot: ‘No title page; title from f. […]’
‘Running title’
doc.
Algemene noot: ‘No title page; title from running title’
Zelfgemaakte titel
ext.
Algemene noot: ‘No title page; […]’
short title catalogus vlaanderen
49
Afbeelding 5 a en 5 b Keuze van de titelpagina. In dit geval bevat de gegraveerde titelpagina meer informatie dan de typografische, maar wordt de hoofdtitel toch overgenomen van de typografische titelpagina. Informatie uit de gegraveerde titelpagina, zoals de auteur en het impressum, krijgt als bronaanduiding ‘document’. UA Mag-P 11.920
De bronaanduiding van gegevens onttrokken aan een gegraveerde titelpagina varieert: indien er geen typografische titelpagina aanwezig is, wordt de bronaanduiding ‘titelpagina’; indien er wel een typografische titelpagina aanwezig is, wordt de bronaanduiding ‘document’. Dit geldt ook voor de bedrukte omslag. De voorbeelden in de opmerkingen zijn slechts indicatief. Geen titelpagina
Indien elke titelpagina ontbreekt (in de hiërarchie beschreven onder gevallen 5 tot en met 9), dan wordt een titel gekozen op basis van een vorige editie (bron: ‘extern’) of op basis van een ander element uit het document (bron: ‘document’). Indien geen vorige edities bekend zijn, of indien het opportuun is om een titel te kiezen op basis van een bovenschrift, de ‘running title’, een titelvermelding in het voorwoord, het privilegie, de approbatie of een andere aanduiding in het werk (bron: ‘document’), dan verantwoordt men de vindplaats van deze ‘titel’ in een algemene noot.
50
De bibliografische beschrijving | II Titel
Zo’n algemene noot heeft de volgende structuur: No title page; title from f. A1 recto (= incipit) No title page; title from running title; incipit: ‘[…]’ No title page; title from approbation (f. L6 verso); incipit: ‘[…]’ Lacks title page; title from f. A1 recto (= incipit) Lacks title page; title from running title; incipit: ‘[…]’ Lacks title page; title from approbation (f. L6 verso); incipit: ‘[…]’ Lacks title page; title from the ‘[…]’ edition
Indien de ideal copy geen titelpagina bevat, wordt de noot ingeleid met ‘No title page’; indien de ideal copy vermoedelijk wel een titelpagina bevat, maar die ontbreekt in de geconsulteerde exemplaren, dan begint de noot met ‘Lacks title page’. Daarna volgt de verantwoording van de (voorlopige) titel. Indien die overeenstemt met het incipit, dan volstaat de vermelding van de plaats (f. […] recto/verso), gevolgd door ‘(= incipit)’. Indien de titel aan de running title is ontleend, dan wordt het incipit ook apart genoemd. Indien de titel aan de approbatie, het privilegie enz. is ontleend, dan volgt een aanduiding van de plaats in het werk en wordt het incipit ook apart genoemd. Onduidelijke en nietszeggende titels
Indien de hoofdtitel geen juiste weergave van de inhoud van het werk geeft, dan moet de inhoud van het werk in een algemene noot worden toegelicht. De titel kan bijvoorbeeld te algemeen gesteld zijn, of zelfs een andere inhoud suggereren dan het werk bevat. Ook zeer korte titels en opschriften die niet genoeg informatie over de publicatie verschaffen, kunnen in een annotatie worden toegelicht. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij overheidspublicaties. Verschillende titels ongelijkwaardig op de titelpagina gepresenteerd
Het komt voor dat een werk verschillende teksten bevat naast het werk dat als belangrijkste op de titelpagina is aangekondigd. Indien deze bijkomende teksten omvangrijk zijn, en bijvoorbeeld elk afzonderlijk door een titelpagina worden voorafgegaan, dan kunnen ze in een noot van type ‘met’ worden vermeld. De verschillende auteurs die op de titelpagina worden genoemd worden in elk geval in de beschrijving opgenomen. In andere gevallen vat de titel een aantal teksten, al dan niet van verschillende auteurs, onder een algemene noemer samen. Dan kunnen de verschillende teksten van de verschillende auteurs in noten van het type ‘met’ worden opgesomd, samen met de aanduiding van de vindplaats in het werk. Verschillende titels gelijkwaardig op de titelpagina gepresenteerd
Zoals uit de tekst hierboven reeds blijkt, gebeurt het vaker dat verschillende werken –al dan niet van verschillende auteurs– op de titelpagina worden gepresenteerd. Meestal is één van die werken belangrijker dan de andere, en moeten de andere teksten als secundair worden beschouwd. Ook de omvang van de verschillende onderdelen in de publicatie geeft daar meestal een aanwijzing over. Naargelang het geval worden de als secundair beschouwde teksten in een noot van het type ‘met’ genoemd.
short title catalogus vlaanderen
51
deel 1 • Zie hoofdstuk iv, 4
Apart genoemde delen (p.28)
Af en toe gebeurt het echter dat twee of meer werken –al dan niet van verschillende auteurs– toch op een gelijkwaardige manier op de titelpagina zijn gepresenteerd, zonder dat één van de teksten als secundair kan worden beschouwd. In die gevallen nemen de teksten in de publicatie ook een gelijkwaardige plaats in. In dit bijzondere geval neemt men de eerste titel als hoofdtitel op in de beschrijving. De andere titels worden met hun respectievelijke auteurs elk in een aparte beschrijving opgenomen die voor het overige leeg blijft. Aan de eerste, volledige beschrijving wordt voor elke titel een relatie toegekend van het type ‘Includes’ (code: ‘incl’). Vanuit de bijhorende beschrijvingen wordt telkens een relatie naar de beschrijving met de eerste titel gelegd van het type ‘Included in’ (code: ‘inclin’). Liederen op vliegende bladen
Bij liederen op vliegende bladen met weinig- of nietszeggende titels wordt het incipit in de annotatie gegeven. Ook de beginregel wordt in een annotatie opgenomen. Voorbeelden van noten in verband met titels Title on the engraved titel page: […] (indien de gegraveerde titelpagina een sterk afwijkende titel vermeldt, of een titel waaronder het werk algemene bekendheid geniet) Some copies have […] in the title (indien de titelpagina staatverschillen vertoont) Some copies have the engraved title page of the […] edition On […] (toelichting over de inhoud van het werk) Text in Dutch and French (indien de taal van de titel iets anders zou suggereren) Brvgge on the title page pencorrected from Brvgce
3.2 Keuze van de oorspronkelijke titel
Indien van een werk meer dan één editie bestaat, of wanneer een werk uit een andere taal is vertaald, dan is het aanbevolen om een oorspronkelijke titel te bepalen. De oorspronkelijke titel laat toe om bij het zoeken van een bepaald werk alle edities chronologisch te sorteren, of bij vertalingen alle verschillende vertalingen per taal en chronologisch te sorteren. Bij vertalingen wordt de oorspronkelijke titel van de brontekst gegeven. Bij een tweede of latere editie wordt de titel van de eerste of vroegst bekende editie vermeld. Bijbels krijgen een uniforme titel en geen oorspronkelijke titel. Ze worden, voor wat dit aspect van de beschrijving betreft, niet als vertalingen beschouwd. Omdat de oorspronkelijke titel in feite slechts een bijkomend element bevat, moet niet met dezelfde strengheid worden gehandeld als bij de hoofdtitel. Indien de titel in de brontaal moeilijk te achterhalen is, of als informatie over vroegere edities ontbreekt, dan kan men genoegen nemen met een voorlopige, hypothetische titel, of zich op een andere titel baseren.
52
De bibliografische beschrijving | II Titel
3.3 Keuze van de uniforme titel
Bij de beschrijving van bijbels en onderdelen ervan (afzonderlijk uitgegeven bijbelboeken) en bij de beschrijving van populaire anonieme werken wordt er systematisch een uniforme titel toegevoegd aan de beschrijving. Deze titels zijn reeds in Brocade opgenomen in de thesaurus van (uniforme) titels. Bij de beschrijving wordt steeds de hoofdvorm geselecteerd. De lijst van uniforme titels van bijbelboeken is te vinden in bijlage i. Deze lijst is hiërarchisch opgebouwd, zodat groepen van boeken die samen zijn uitgegeven onder één gemeenschappelijke noemer kunnen worden samengebracht. Als er meer dan één bijbelboek in een publicatie voorkomt, wordt het niveau gekozen dat alle aanwezige boeken overspant, zelfs indien niet alle boeken die hieronder vallen in het werk zijn opgenomen. De lijst van uniforme titels van populaire nederlandstalige anonieme werken is te vinden in bijlage ii.
bijlage i • Zie (p. 153)
bijlage ii • Zie (p. 155)
3.4 Keuze van de sorteertitel
Het eigenlijke titelveld van de sorteertitel (bij overheidspublicaties en thesissen) levert geen problemen op: in het titelveld voert men de code voor het type publicatie in (respectievelijk ‘
’ en ‘’). De keuze van de datum die in het extentieveld moet worden ingevoerd, is in een aantal gevallen wat moeilijker. Het komt namelijk regelmatig voor dat de publicatie meerdere data vermeldt: de datum waarop het plakkaat of de ordonnantie door bijvoorbeeld de koning werd uitgevaardigd; daarnaast de datum waarop het document door de plaatselijke overheid (bijvoorbeeld de magistraat van een stad) werd behandeld en goedgekeurd; de datum waarop het door de secretaris van een vergadering werd opgemaakt en/of ondertekend; de datum waarop het plakkaat of de ordonnantie voor een bepaalde plaats daadwerkelijk van kracht werd. Varianten en combinaties van deze data duiken in de werken op. Als regel geldt dat de datum waarop het document daadwerkelijk voor een bepaalde plaats van kracht werd, in het extensieveld wordt opgenomen. De andere data worden, voor zover ze al niet uitdrukkelijk in het titelveld zijn vermeld, in een algemene noot opgenomen. Ook onduidelijke situaties, waarbij de ene van de andere datum moeilijk kan worden onderscheiden, worden in algemene noten toegelicht. 3.5 Keuze van de paralleltitel
Paralleltitels worden alleen opgenomen indien een werk op de titelpagina achter eenvolgens in verschillende talen wordt aangekondigd, bijvoorbeeld eerst in het Latijn en vervolgens in het Nederlands. Beide titels verschillen alleen qua taal, niet of nauwelijks qua inhoud. De titels worden duidelijk afzonderlijk gepresenteerd, dus zonder inleidende formules als ‘ofte’, ‘dat is’, ‘sive’, … De eerste titel wordt als hoofdtitel opgenomen. De volgende titels worden elk apart als paralleltitel opgenomen, om hoeveel parallelle titels het ook moge gaan. De volgorde van de titelpagina wordt daarbij in acht genomen.
short title catalogus vlaanderen
53
afbeelding 4 a • Zie (p. 47)
4 Weergave
4.1 Weergave van de hoofdtitel
De titel is een cruciaal element van de beschrijving. Elke beschrijving bevat namelijk minstens een hoofdtitel, terwijl niet elke beschrijving een auteur, een drukker of een exacte datering bevat. Voor de zeldzame paralleltitel worden dezelfde regels als voor de hoofdtitel gehanteerd, maar de paralleltitel wordt in het algemeen veel sterker afgekort dan de hoofdtitel. Normale gevallen a Algemene regels
1. De titel wordt geciteerd. 2. De syntactische structuur van de titel moet kloppen. 3. Nodeloos lange titels worden (overeenkomstig de naam van het project en de traditie van Short Title Catalogues) ingekort. Een niet relevante aanhef aan het begin van een titel als ‘Ad maiorem Dei gloriam’ of ‘Soli Deo gloria’ wordt zonder verantwoording weggelaten. 4. De Latijnse genitiefaanduiding van een auteur wordt niet opgenomen in de titel, tenzij de weglating problematische gevolgen heeft. Ook wanneer twee werken van twee verschillende auteurs op de titelpagina voorkomen, worden de namen voor de duidelijkheid overgenomen. Voorbeeld Theognidis Sententiæ elegiacæ selectæ et Pythagoræ Avrea carmina
5. Bij het inkorten mogen woorden als ‘vande’ gesplitst worden in ‘van’ en ‘de’ om een eleganter resultaat te verkrijgen. In normale omstandigheden (waarbij er niet wordt ingekort) wordt ‘vande’ of ‘van de’ letterlijk geciteerd zoals het op de titelpagina voorkomt. Voorbeeld Ter gelegentheyt van het huwelyck vande zeergeleerde, voortreffelycke, edelachtbare en edelmoedige heer, de heer Christoffel van Schellingen… wordt: Ter gelegentheyt van het huwelyck van […] de heer Christoffel van Schellingen
6. Bij het inkorten moet men ervoor waken dat de titel voldoende verschilt van andere, gelijkluidende titels. Dit geldt in het bijzonder voor plakkaten en ordonnanties. 7. Bij het inkorten moet men ervoor waken dat de titel de noodzakelijke informatie over het werk behoudt. Bij reisverhalen moet de naam van de reiziger en het reisdoel behouden blijven, bij gelegenheidsdrukken de aard van de gelegenheid en namen; bij academische redes de naam van de redenaar en zijn promotor, de plaats en de datum; bij overheidspublicaties het bestuurslichaam, de datum van uitvaardiging en het onderwerp; bij veilingcatalogi de naam van de verzamelaar en de verkoper.
54
De bibliografische beschrijving | II Titel
8. De alternatieve titel (soms ook ondertitel genoemd) wordt steeds geciteerd. De alternatieve titel wordt doorgaans ingeleid met formules als ‘dat is’, ‘ofte’, ‘sive’, enzovoort. Voorbeeld Een alternatieve titel ingeleid door ‘ofte’ [Pretere, de, Guillaume], Catechismus ofte Christelycke leeringh Voorbeeld Een alternatieve titel ingeleid door ‘dat is’ Cornelius Hazart, Ghebovwsel sonder grondt dat is Calvinisten gheloof sonder Schriftvre b Transcriptie van de hoofdtitel
1. Bij het reduceren van bovenkast naar onderkast blijft de letter behouden. ‘NIEVVE’ wordt derhalve ‘nievve’. 2. De echte ligaturen æ, œ, Æ en Œ worden zo weergegeven. Andere ligaturen worden ontbonden. 3. De ‘et’-ligatuur (, , , , &, &, &, …) wordt steeds als ‘&’ (ampersand) getranscribeerd. 4. De combinatie van twee V’s blijft behouden, zowel in boven- als onderkast. Indien de combinatie ‘VV’ of ‘vv’ door bijsnijden van één van de letters ‘W’ resp. ‘w’ moet suggereren, dan wordt ‘W’ resp. ‘w’ genoteerd. 5. Variante lettervormen worden niet onderscheiden. De lange ſ wordt door een gewone ‘s’ weergegeven, ß als ‘ss’. 6. De hoofdletter ‘I’, gebruikt voor dubbele ‘ii’ of ‘ij’ bij Latijnse genitiefvormen, blijft behouden. Voorbeeld: ‘Ivsti LipsI defensio postuma’. 7. Afkortingen worden doorgaans overgenomen. Een aantal veel voorkomende afkortingen die met een titulus worden aangeduid, worden tussen vierkante haken opgelost. ‘vandê’ wordt getranscribeerd als ‘vande[n]’, ‘VÂ’ als ‘va[n]’, ‘-q.’ als ‘q[ue]’ en ‘-ũ’ als ‘-u[m]’. Bij twijfel over de juiste oplossing wordt de afkorting letterlijk getranscribeerd. 8. De Gotische kapitalen ‘I / J’ en ‘U / V’ (I/J en U/V) worden steeds als ‘I/i’ en ‘V/v’ gelezen en/of gereduceerd. 9. Cursief wordt niet onderscheiden. 10. Bij transcriptie van Grieks worden alle ligaturen, afkortingen enzovoort voluit geschreven. Bij reductie van Griekse kapitalen vervallen accenten en de spiritus. De iota subscripta (ῃ, ῳ) wordt achter de η of ω geplaatst. De ‘Σ’ aan het eind van een woord wordt ‘ς’. 11. De aanwezigheid van notenbalken met muzieknotatie wordt tussen vierkante haken vermeld, en verder niet overgenomen. Dit geldt ook voor de bijhorende tekst. 12. Een e-cedille ( ) wordt steeds getranscribeerd als ‘æ’ 13. Duitse komma’s ( / ) worden als komma getranscribeerd, niet als slash.
short title catalogus vlaanderen
55
afbeelding 3 b – c • Zie (p. 45–46)
H. Ingram, • William ‘The ligatures of
early printed Greek’, in Greek, Roman and Byzantine studies 7 (1966), p. 371–389.
c Hoofdletters
1. Hoofdletters worden zoveel mogelijk klein gemaakt. Kleine letters worden over het algemeen nooit omgezet in hoofdletters. 2. Functionele hoofdletters (eigennamen, begin van de zin) blijven behouden. We volgen zoveel mogelijk het ‘natuurlijke gebruik’ van hoofdletters in de taal van de titel: zo zal een nationaliteit, landstaal, … afhankelijk van de taal van de titel al dan niet een hoofdletter krijgen. In het Latijn krijgen nationaliteiten en talen hoofdletters. Voorbeeld Dialogen in het Frans en Nederlands = Dialogues en français et néerlandais
Woorden afgeleid van eigennamen behouden in het Latijn de hoofdletter. Indien het gaat om een auteursvermelding, dan wordt de auteur in zo’n geval wel opgenomen onder de hoofdvorm, met als bron ‘document’. Voorbeeld Titel: Opera omnia Vergiliana Auteur: Vergilius Maro, Publius (hoofdvorm)
3. De hoofdletter aan het begin van de alternatieve titel blijft behouden. Opgelet: woordjes als ‘ofte’ leiden niet altijd een alternatieve titel in en worden dus niet automatisch gevolgd door een hoofdletter! Voorbeeld: alternatieve titel Franciscus de Sales, Adriaen van Meerbeeck [vert.], Aen-leydinghe oft Onderwys tot een devoot godt-vruchtigh leven, Ghendt, Ian vanden Kerckhove, 1630 Voorbeeld: ‘ofte’ gebruikt als voegwoord Belydinge van de seven pointen ofte artikelen des geloofs, Brussel, Lambert Marchand, 1673
4. De hoofdletter van een geciteerde titel blijft behouden. Een geciteerde titel is een titel die binnen een hoofdtitel wordt aangehaald. Onze Vader, Pater noster, Ave Maria en Wees gegroet worden eveneens als geciteerde titels beschouwd. Voorbeeld Arnovt van Gelvwe, Zee-brandt om te verdrijven alle de archlistighe zeemonsters […] oft Een schrift-matighe verdedinghe van het Catholyck memorie-boeck, teghen Pieter Cabeljaus Nieuw-ghereformeerde memorie-boeck, Antwerpen, Michiel Cnobbaert, 1663
• Zie ook d 3
5. Er worden geen hoofdletters toegevoegd, behalve in een specifiek geval: aan het begin van een hoofdtitel moet een letter in onderkast in een hoofdletter worden veranderd. Indien het eerste woord van de hoofdtitel een gereduceerd lidwoord is, dan krijgt het tweede woord een hoofdletter.
56
De bibliografische beschrijving | II Titel
6. Eenletterafkortingen behouden hun hoofdletter, meerletterafkortingen niet. ‘H.’ blijft dus behouden, ‘HH.’ wordt als ‘hh.’ getranscribeerd. Opeenvolgende eenletterafkortingen zoals bijvoorbeeld ‘R.D.’ blijven behouden. Bij andere afkortingen worden letters in superscript steeds op de lijn getranscribeerd. 7. Franse, Engelse en Latijnse titulatuur die afgekort is, behoudt de hoofdletters, ook al is de afkorting meer dan één letter lang. ‘Mr.’, ‘Mme’, ‘Mrs’ en ‘Dom.’ blijven dus behouden. Zijn deze titels echter voluit geschreven, dan worden eventuele hoofdletters naar onderkast gebracht: ‘monsieur, ‘dominus’. Nederlandse titulatuur, afgekort of niet, wordt steeds met kleine letters geschreven. 8. Kerkgenootschappen, geestelijke stromingen en hun aanhangers verliezen hun hoofdletters: christenen, christelyck, christianus, joodse, judaica, jansenisten, jezuïeten, … (maar wel: ‘societas Iesv’). Namen van dagen en van feestdagen (behalve Kerstmis en Pasen) verliezen de hoofdletter (sacramentsdag, ascensio Domini), behalve wanneer het gaat om eigen namen (sint Maartensdag) of van andere woorden die de hoofdletter expliciet behouden. 9. Behouden de hoofdletters: Oude Testament, Nieuw Testament, Heilige Schrift, H. Schriftuere, God, Deus, onze lieve Heer (behalve indien gevolgd door ‘Jesus Christus’), onze lieve Vrouw, Diva Virgo, H. Roomse Rijk, onze Vader, H. Land, Heilig Land, H. Evangelie; het Brugse Vrije, het land vanden Vryen, het land van Waes, Raad van Vlaanderen, … 10. Verliezen de hoofdletters: bijbel, heilige waterdoop, psalm, nationale synode, paus, bisschop (en andere geestelijke en wereldlijke gezagsdragers), de heilige geest (maar wel: de H. geest), antichrist, H. sacrificie (e.d.), onze heer zalichmaker Jesus Christus, diva virgo Maria, afleidingen van God-: godvruchtig, godsaligh, goddelijk (e.d.), … d Weglatingen
1. Weglatingen aan het begin van een titel (bijvoorbeeld auteursnaam in genitief of aanroeping als ‘Jesus, Maria, Jozef ’), of aan het eind van een titel, worden niet verantwoord. 2. Weglatingen midden in de hoofdtitel worden verantwoord met ‘[…]’. 3. Lidwoorden aan het begin van de titel die met een apostrof zijn afgekort, worden in onderkast gezet; het tweede woord begint dan verplicht met een hoofdletter, ook al staat er op de titelpagina een kleine letter. Enkel in deze gevallen moet een letter in onderkast in een hoofdletter worden veranderd. e Ronde en vierkante haken
1. Alle soorten haken die op de titelpagina voorkomen, worden in de beschrijving weergegeven met ronde haken.
short title catalogus vlaanderen
57
• Zie ook c 5
2. Redactionele ronde haken komen in de titel slechts voor wanneer het weglaten van de deelaanduiding in de hoofdtitel onmogelijk of niet wenselijk is. Het eerste geval doet zich voor wanneer de deelaanduiding een hecht syntactisch verband heeft met de rest van de titel. Het weglaten kan daarnaast niet wenselijk zijn wanneer de deelaanduiding de aanhef van de titel is, of wanneer de delen van een meerdelig werk apart beschreven moeten worden. 3. Redactionele vierkante haken worden in vier gevallen gebruikt: ◆ om defecten aan te vullen ◆ om een in te vullen datum aan te duiden ◆ om afkortingen met een titulus aan te vullen (bv. ‘va[n]de’) ◆ om een aperte fout in de oorspronkelijke tekst te markeren (met ‘[!]’)
• Zie ook i 1–2 • Zie ook i 3 • Zie ook b 7 • Zie ook h
f Regeleinden
1. Regelafbrekingen worden verwaarloosd. 2. Woorden die gesplitst zijn over twee regels worden voluit, zonder koppelteken getranscribeerd, tenzij het koppelteken ook gebruikt kan worden wanneer het woord op één regel staat. g Cijfers
1. Romeinse cijfers worden genormaliseerd: ‘( I )’ of ‘∞’ worden ‘M’, een ‘I’ gevolgd door een ‘ ’ (omgekeerde C) wordt ‘D’. Ook ‘I C’ waar duidelijk ‘D’ wordt bedoeld, wordt als ‘D’ getranscribeerd, met een opmerking hierover in een algemene noot. Verder worden de cijfers overgenomen zoals ze er staan. 2. De gebruikte kapitalen of onderkasten en de punten worden gehandhaafd, de spaties ertussen vallen weg. Punten achter Romeinse en Arabische cijfers en datums blijven behouden, tenzij op het einde van een titel. h Fouten
• Zie ook e 3
Aperte fouten kunnen worden aangegeven met een ‘[!]’ na het woord, voorafgegaan en gevolgd door een spatie. i Defecten
1. Defecten in de titel die veroorzaakt zijn door een beschadiging worden zo mogelijk aangevuld. Dit wordt aangegeven in een algemene noot wanneer het om een enige exemplaar gaat, en in een annotatie op exemplaarniveau wanneer er meerdere exemplaren beschreven werden. 2. Defecten in de titel veroorzaakt door een zetfout worden overgenomen. Ze worden gevolgd door een ‘[!]’. In een oorspronkelijke titel wordt de fout verbeterd, om de opzoekbaarheid te garanderen. 3. Bewuste weglatingen die bedoeld zijn om met de hand te worden ingevuld, bijvoorbeeld een deel van een datum, worden aangegeven door middel van een spatie tussen vierkante haken: ‘[ ]’.
• Zie ook e 3
58
De bibliografische beschrijving | II Titel
Afbeelding 6 Een duidelijke zetfout in de titel: ‘volmaeckheit [!]’ UA RG 3104 H 2 1ste ex.
j Correcties
Bij correcties door overplakken, bijschrijven, stempelen e.d. wordt de correctie geciteerd. Het gecorrigeerde element van de beschrijving en de correctiemethode worden in een algemene noot vermeld. k Imitatie van epigrafie
Titels in kapitalen waarbij elk woord door een punt wordt gevolgd (imitatie van Latijnse opschriften) worden in onderkast weergegeven met weglating van de punten.
short title catalogus vlaanderen
59
Latijnse • Voor dateringen zie g
l Spatiëring
Spaties die er horen te staan worden getranscribeerd. In de vingerafdruk wordt een spatie door het dollarteken weergegeven: ‘$’. Waar spaties ontbreken waar die evident wel moeten staan, wordt dat gesignaleerd met een ‘[!]’ achter de aan elkaar geschreven woorden. Spaties die er niet horen te staan worden getranscribeerd. Na het tweede deel van het gesplitste woord volgt een ‘[!]’. Voor spaties in combinatie met apostrophes: zie verder onder M. m Apostroffen en afkortingen
1. Bij vaste verbindingen van gereduceerde lidwoorden en voorzetsels worden de spaties genegeerd. Bijvoorbeeld: dleven, d’heren. 2. Bij ingekorte woorden en lossere verbindingen blijft een gegeven spatie voor of na de apostrof behouden. 3. Bij Franse en Italiaanse woorden worden na een apostrof nooit spaties gegeven. Bijvoorbeeld: De l’inquisition; dell’ingenioso hidalgo. 4. Voor woorden die in de titel afgekort zijn gelden de volgende transcriptieregels: a. Indien er een punt staat tussen een aantal letters of onder een aantal letters in superscript of indien er helemaal geen punt staat, dan wordt er een punt gezet op de plaats waar er letters in de afkorting werden weggelaten. Voorbeelden Bon (voor ‘baron’) wordt ‘b.on’, Mt (voor ‘majesteit’) wordt ‘m.t’, S (voor ‘sœur’) wordt s.r
b. Indien er een punt staat na de afkorting (op de lijn of superscript), dan wordt het punt op die plaats behouden. Voorbeelden Mat. (voor ‘majesteit’) wordt ‘mat.’, Joe. (voor ‘joffrouwe’) wordt joe. n Uitgeschreven jaartallen
Bij uitgeschreven jaartallen staan soms spaties teveel of te weinig tussen de onderdelen. De feitelijke situatie wordt weergegeven. o Accenten
1. Accenten en andere diakritische tekens in Latijnse alfabetten worden getranscribeerd waar dat mogelijk is met de gewone karakterset (iso-latin-1). Zo kan een a met een tilde wel (ã), een e met een tilde echter niet. Wanneer de combinatie niet mogelijk is, wordt het accent gewoon weggelaten. Dit geldt ook voor accenten op hoofdletters die als hoofdletter behouden blijven. 2. Accenten, tituli en andere frequente afkortingstekens die kunnen worden opgelost, worden niet overgenomen.
• Zie ook b 7 (p.55)
60
De bibliografische beschrijving | II Titel
3. Accenten die achter een letter vallen worden bij de transcriptie wanneer mogelijk op de juiste plaats boven de letter gezet, en anders weggelaten. Voorbeeld CIVILITE´ wordt civilité.
Bijzondere gevallen a (Delen van) meerdelige werken
Gewoonlijk worden meerdelige werken in één beschrijving ondergebracht. Uit de katernopbouw wordt duidelijk om hoeveel delen het gaat en de informatie over de paginering, de katernopbouw en de vingerafdruk wordt per deel in een nieuw veld gepresenteerd. Bij dit soort titels kan de deelaanduiding achterwege blijven, of wanneer ze om de een of andere reden niet uit de titel kan worden gelaten, kan de deelaanduiding worden vervolledigd tussen ronde haken. In dat geval wordt de aanvulling ingeleid met een liggend streepje en tussen ronde haken geplaatst, telkens met een spatie tussen de verschillende elementen.
ook vi. Collatie • Zie (p.107)
en vii. Vingerafdruk (p.124)
ook 4.1 a (p.54) • Zie en e (p.57)
Voorbeeld De deelaanduiding kan moeilijk worden weggelaten en wordt vervolledigd: Carolvs Scribani, Hieronymus Wierx [ill.], Het eerste (-tweede) deel der Meditatien, Antwerpen, Ioach. Trognesius, 1613 Katernopbouw: 2 volumes 1 # * -3 *8 A-Y 8 Z 4 2 A-2G 8 2 # a-2b 8
In een aantal gevallen wordt voor elk deel toch een aparte beschrijving gemaakt: wanneer niet alle delen ter beschikking staan, of wanneer de titels van de afzonderlijke delen substantieel van elkaar verschillen. We doen dit ook wanneer verschillende delen door verschillende drukkers werden gedrukt. De deelaanduiding wordt in de titel zo mogelijk behouden. Ze is niet noodzakelijk, omdat uit de oorspronkelijke titel blijkt dat er meerdere delen in het geding zijn. Het is echter interessant om ze te behouden, omdat ze de gebruiker meteen een indicatie over de andere delen kan geven. In geen geval wordt een deelaanduiding als ‘Part 1’ aan de hoofdtitel toegevoegd. Zo nodig kan een algemene noot uitkomst bieden. De verwijzing naar het geheel gebeurt dan in de oorspronkelijke titel, waar een titel voor het geheel wordt gegeven, gevolgd door een geredigeerde deelaanduiding. b Overheidspublicaties
Bij overheidspublicaties moet aan drie elementen bijzondere aandacht worden besteed: 1. De uitvaardigende instantie 2. De politiek-geografische entiteit
short title catalogus vlaanderen
61
ook 4.2 • Zie Weergave van de
oorspronkelijke titel (p.63)
3. De datum van uitvaardiging Deze elementen worden in de mate van het mogelijke in de hoofdtitel behouden. Die titel zal bij dit soort publicaties doorgaans veel langer zijn dan gewoonlijk. De hierboven genoemde elementen die niet op de titelpagina voorkomen, moeten in veel gevallen toch in de beschrijving worden opgenomen, met als bronaanduiding ‘document’ of ‘extern’. Dat geldt met name voor de uitvaardigende instantie (corporatieve auteur) en de datum van uitvaardiging (extensieveld van de sorteertitel). Voor de keuze van de juiste datum van uitvaardiging verwijzen we ook naar 3.4. In tegenstelling tot de STCN wordt er geen gecodeerde aanduiding opgenomen voor de politiek-geografische entiteit waarop de overheidspublicatie van toepassing is. Indien een of meer van deze elementen niet of niet helemaal in de beschrijving kunnen worden verwerkt, kan voor elk van van hen een aparte algemene noot worden geschreven. Dit is echter niet nodig wanneer de informatie al voldoende uit de titel of een ander veld blijkt. Indien het niet duidelijk is wie verantwoordelijk was voor de publicatie, (of eventueel op welk gebied ze van toepassing was), dan kan men zijn toevlucht nemen tot een algemene noot waarin men dit element met meer vrijheid kan behandelen dan bijvoorbeeld in het veld van de corporatieve auteur. Dit is met name het geval bij ordonnanties die op een gegeven ogenblik zijn uitgevaardigd, en later een aantal keer werden aangevuld en opnieuw uitgegeven. Ook wanneer de datum van uitvaardiging niet te achterhalen is, wordt dat in een algemene noot toegelicht.
ook 3.4 • Zie Keuze van de sorteertitel (p. 53)
Voorbeelden van algemene noten bij overheidspublicaties Issued by the Raad van State 14-02-1635 and amplified 28-04-1670 Date of issue not stated Renewed 31-08-1643 c Titels in niet-Latijnse alfabetten
Titels in niet-Latijnse alfabetten worden in twee groepen verdeeld: titels in Griekse alfabetten en titels in andere alfabetten (dus niet-Latijnse, nietGriekse alfabetten). Titels in het Griekse alfabet worden met behulp van codes of met de Griekse indeling van het toetsenbord met Griekse letters ingevoerd. Er wordt een oorspronkelijke titel toegevoegd waarin de Griekse titel naar het Latijnse alfabet getranscribeerd wordt volgens de geldende regels. Indien er een titel in Latijns of in Grieks alfabet op de titelpagina staat, dan worden bijkomende titels in het niet-Latijnse en niet-Griekse alfabet (cyrillisch, Hebreeuws, enz.) verwaarloosd. In een algemene noot wordt het voorkomen van deze andere titels vermeld. Indien de bijkomende titels relevante bijkomende informatie bevatten, dan worden ze getranscribeerd naar het Latijnse alfabet, en in een algemene noot wordt de situatie toegelicht.
bijlage viii • Zie (p.182)
62
De bibliografische beschrijving | II Titel
Gaat het om woorden of delen van woorden in een niet-Latijns/nietGrieks alfabet die niet zonder meer kunnen worden weggelaten, dan worden deze getranscribeerd. In een algemene noot wordt de situatie toegelicht. Indien een titel enkel in een niet-Latijns/niet-Grieks alfabet op de titelpagina voorkomt, dan wordt de titel naar het Latijnse alfabet getranscribeerd. In een algemene noot wordt de toestand toegelicht. 4.2 Weergave van de oorspronkelijke titel
Voor de transcriptie van de oorspronkelijke titel worden zoveel mogelijk dezelfde transcriptieregels gehanteerd als voor de hoofdtitel. Indien dat opportuun is, kan de beschrijver van deze regel afwijken, bijvoorbeeld wanneer de originele titel niet of slechts uit tweede hand bekend is. Zo nodig kan de beschrijver zelf een oorspronkelijke titel bedenken. In dat geval is de spelling vrij. Soms is slechts een deel van een oorspronkelijk werk vertaald of opnieuw uitgegeven. In die gevallen wordt de oorspronkelijke titel afgesloten met een punt, en volgt daarop een spatie en de aanduiding van de gepresenteerde delen, opgemaakt in de redactietaal (het Engels). Die aanduiding begint telkens met een hoofdletter. Zoals hierboven reeds werd aangegeven, kan het ook nodig zijn om een oorspronkelijke titel aan te maken voor meerdelige werken waarvan niet alle delen voorhanden zijn, of waarvan de deeltitels te veel van elkaar verschillen. De oorspronkelijke titel wordt aan het eerste deel ontleend, of bij gebrek daaraan aan een vroegere editie. Daarna volgen een punt en een spatie, waarna in de redactietaal het deel wordt aangeduid. Die deelaanduiding begint met een hoofdletter. In uitzonderlijke gevallen, wanneer het werk uit meer dan negen delen bestaat, kan het nuttig zijn met twee beduidende cijfers te werken om een correcte sorteervolgorde te verkrijgen. Het eerste deel krijgt dan de aanduiding ‘Part 01’. 4.3 Weergave van de uniforme titel, de sorteertitel en de paralleltitel
De uniforme titel wordt gehaald uit de thesaurus van (uniforme) titels, en bestaat uit een code. Codes van populaire anoniemen en bijbelboeken zijn ook opgenomen in de bijlagen i en ii. De sorteertitel wordt gecodeerd opgenomen als voor overheidspublicaties en voor thesissen. De paralleltitels worden weergegeven volgens de regels van de hoofdtitel. Voor die regels verwijzen we naar het onderdeel Weergave van de hoofdtitel. Het belangrijkste verschil is dat paralleltitels, net omdat ze in wezen nauwelijks bijkomende informatie verschaffen, veel sterker worden afgekort dan de hoofdtitel.
short title catalogus vlaanderen
63
ook (Delen van) • Zie meerdelige werken (p. 61)
bijlagen i en ii • Zie (p.153–156)
ook 4.1 • Zie Weergave van de hoofdtitel (p.54)
5 Invoer van de titels in Brocade
5.1 Hoofdtitel
Titelveld In het titelveld wordt de overeenkomstige hoofdtitel genoteerd. Het systeem is geprogrammeerd om nietszeggende (lid)woorden aan het begin van de titel weg te rangschikken op basis van de aangegeven taal. Indien het programma niet de juiste keuze maakt, dan kan de underscore (‘_’) manueel worden geplaatst net voor het woord waarop de titel moet worden gesorteerd. Er wordt slechts één underscore per titel in aanmerking genomen. Extensie (leeg) Type Hoofdtitel: ondertitel Taal De taal waarin de titel is gesteld. Bij meertalige titels telt de taal van het eerste stuk van de titel. Deze taal moet het systeem in staat stellen om nietszeggende (lid)woorden aan het begin van een titel weg te rangschikken. Bron Titelpagina, Document of Extern
5.2 Oorspronkelijke titel
Titelveld Extensie Type Taal
In het titelveld wordt de overeenkomstige oorspronkelijke titel genoteerd. (leeg) Oorspronkelijke titel De taal waarin de titel is gesteld. Bij meertalige titels telt de taal van het eerste stuk van de titel. Deze taal moet het systeem in staat stellen om nietszeggende (lid)woorden aan het begin van een titel weg te rangschikken. Bron Extern
5.3 Uniforme titel
Titelveld In het titelveld wordt de overeenkomstige uniforme titel genoteerd. Deze titels kunnen worden opgezocht in het autoriteitsbestand (zoeksleutel: titels). Van deze titels moet steeds de hoofdvorm worden geselecteerd. Extensie (leeg) Type Uniforme titel Taal Taal van de uniforme titel. Voor bijbelboeken is de taal steeds Latijn. Bron Extern
64
De bibliografische beschrijving | II Titel
5.4 Sorteertitel
Titelveld Bij de weergave van de sorteertitel rijzen geen problemen, omdat er alleen maar codes moeten worden ingevoerd. Die code is afhankelijk van het type publicatie: • Overheidspublicaties • Thesissen Extensie In het extensieveld wordt de exacte datum van uitvaardiging genoteerd, op de volgende manier: 4 cijfers voor het jaar, komma, 2 cijfers voor de maand, komma, 2 cijfers voor de dag. Na de komma’s worden geen spaties ingevoerd. Indien de dag niet bekend is, wordt de laatste komma weggelaten en vallen de laatste twee cijfers vallen weg. Indien ook de maand niet bekend is, vervallen deze gegevens op een analoge wijze. Indien wel een dag bekend is, maar niet de maand, dan vult men voor de maand twee keer nul in. Indien het jaar niet bekend is, maar wel een maand of een dag, dan gaat men op een analoge wijze tewerk.
Voorbeelden 9 nov. 1672 feb. 1671 12 xx 1671 9 nov. xxxx xx nov. xxxx 12 xx 16xx
1672,11,09 1671,02 1671,00,12 0000,11,09 0000,11 0000,00,12
Type Sorteertitel Taal ‘Mul’ Bron Extern
5.5 Parelleltitel
Titelveld In het titelveld wordt de overeenkomstige paralleltitel genoteerd. Voor elke nieuwe paralleltitel wordt een nieuw titelblok aangemaakt. Extensie (leeg) Type Paralleltitel Taal De taal waarin de titel is gesteld. Bij meertalige titels telt de taal van het eerste stuk van de titel. Deze taal moet het systeem in staat stellen om nietszeggende (lid)woorden aan het begin van een titel weg te rangschikken. Bron Titelpagina. Paralleltitels elders uit het document of uit externe bronnen komen niet in aanmerking voor opname, omdat een paralleltitel van nature uit al weinig extra informatie bevat.
short title catalogus vlaanderen
65
III Auteur 1 Algemeen
Hoofdauteur / hoofdwoord
De STCV is per definitie als een digitale databank opgevat, zonder dat het de bedoeling is om te komen tot een papieren versie. Het gebruik van thesauri en het aangeven van de bron van de informatie en van de functie van de auteur maken het mogelijk om de beschreven publicaties gemakkelijk op elke mogelijke auteur terug te vinden. Het onderscheid tussen anonieme en nietanonieme werken, en de daarmee samenhangende keuze van het hoofdwoord, is een aspect dat in de STCV vervalt. Aantal auteurs
In tegenstelling tot de STCN neemt de STCV een zo breed mogelijk gamma van ‘auteurs’ op. Daaronder wordt verstaan: alle personen of instanties die inhoudelijk of artistiek betrokken waren bij de totstandkoming van het boek, en die op basis daarvan terug te vinden zijn. Auteurs die worden vermeld op de titelpagina(’s), in de approbatie, het privilegie of op gravures, worden zoveel mogelijk opgenomen; personen aan wie werken zijn opgedragen en die in voorwoorden en opdrachten worden genoemd, niet. Het vermelden van al deze ‘passieve’ auteurs zou immers te ver leiden. Ook auteurs van liminaria, gedichten en lofprijzingen op de auteur of het werk, inleidingen, korte commentaren, notenapparaten of korte biografieeën van de hoofdauteur(s) worden niet apart opgenomen. Het gebruik van de thesauri of authority files
Brocade is opgevat als een geheel van deeldatabanken die met elkaar in relatie staan (relationele databanken). Verschillende groepen van gelijksoortige informatie zoals informatie over auteurs, corporatieve auteurs, geografische namen, drukkers en andere worden in aparte bestanden of files ondergebracht. Dat heeft het voordeel dat deze informatie in principe slechts één maal moet worden ingevoerd, en daarna telkens opnieuw kan worden opgeroepen, geconsulteerd en aangevuld. Deze bestanden zijn opgevat als autoriteitsbestanden of authority files. Dat wil zeggen dat men de gegevens in die bestanden slechts kan wijzigen indien men daartoe gemachtigd is. Dit verhoogt de coherentie van de bestanden. Het consulteren van deze bestanden daarentegen heeft geen beperkingen. De authority files vergemakkelijken dus het beheer van weerkerende informatie (zoals auteursgegevens) enerzijds en het koppelen van die informatie aan de beschrijvingen anderzijds. De auteursgegevens die in dit hoofdstuk worden behandeld vinden hun plaats in het autoriteitsbestand ‘Personen’, de corporatieve auteurs in de file van ‘Corporatieve auteurs’. De verwerking ervan komt in hoge mate overeen met die van de geografische namen en de drukkers, die in het impressum voorkomen.
66
De bibliografische beschrijving | III Auteur
Personele auteurs worden systematisch opgeslagen in de ‘Personenthesaurus’. Daarbij wordt er zorg voor gedragen dat alle mogelijke variante vormen van dezelfde persoonsnaam onder dezelfde hoofdvorm worden bijeengebracht. Hierbij geldt het principe: één persoon krijgt één thesaurusrecord. De hoofdvorm is de genormaliseerde ‘theoretische’, ‘arbitraire’ naam waaronder de auteur het bekendst is. De naamsvorm in dit veld wordt als volgt genoteerd: achternaam, partikels, voornaam [extensie]
Tussen twee elementen komt een komma gevolgd door een spatie. De extensie kan in een apart veld worden ingevoerd, en verschijnt in de indexen steeds tussen vierkante haakjes. Een aantal extensies kunnen gecontroleerd worden ingevoerd, maar vrije invoer is ook mogelijk. De extensie kan bijvoorbeeld aanduidingen bevatten als ‘jr.’ of ‘sr.’, of klassieke aanduidingen als ‘rhetor’ of ‘philosophus’ enzovoort. Een Romeins cijfer dat een generatie in een ‘dynastie’ of familie aanduidt, komt echter niet in de extensie, maar wel in de hoofdvorm, na de voornaam. Voorbeeld: Hoofdvorm van een auteur Brande, vanden, Stijn [jr.]
In deze records komen vervolgens alle relevante trefwoorden (in Brocade nu ‘verwijzingen’ genoemd) terecht waaronder de auteur bekend is, of die in de geraadpleegde werken en literatuur voorkomen. Zowel de hoofdvormen als de trefwoorden worden geïndexeerd, zodat de gebruiker zonder moeite bij de juiste record terecht komt. Iemand die op het trefwoord ‘Suivius’ zoekt, wordt naar de hoofdvorm van ‘Hazart, Cornelius’ doorverwezen. Na het doorklikken op de hoofdvorm, komt men bij de authority record zelf terecht, waar alle trefwoorden worden gepresenteerd. Wanneer we de auteursvermelding slechts in de titel terugvinden als een afgeleid adjectief, nemen we de hoofdvorm van de auteur op met als bron ‘document’. Voorbeeld Titel: Formulae Terentinianae novo delectu Auteur: Terentius Afer, Publius (hoofdvorm) Bron: Document 2 Soorten auteurs
Personele auteurs
In eerste instantie gaat het om de personen die op de titelpagina te vinden zijn (auteur, bewerker, compilator, vertaler, tekstbezorger, …). Desgevallend kunnen ook namen worden opgenomen die elders in het werk werden aangetroffen (bijvoorbeeld een vertaler of bewerker genoemd in het voorwoord of de approbatie); voor illustratoren gebeurt dit systematisch. Ten slotte kunnen ook auteurs worden opgenomen die aan externe bronnen werden ontleend, indien die informatie nuttig en betrouwbaar is. Dit wordt verantwoord in een
short title catalogus vlaanderen
67
algemene noot, of in de bibliografische vermelding waarin de informatie werd gevonden. Bij anoniem gepubliceerde werken worden de toeschrijvingen zo goed mogelijk gedocumenteerd. Corporatieve auteurs
Naast de hierboven genoemde voorbeelden van personele auteurs, neemt de STCV ook corporatieve auteurs op. Een corporatieve auteur komt in hoofdzaak voor bij overheidspublicaties (plakkaten, ordonnanties, keuren, instructies, sententies, enzovoort). De corporatieve auteur is in dat geval de uitvaardigende instantie. Een corporatieve auteur kan ook worden opgenomen bij een aantal andere publicaties. Zo kunnen de regels van een bepaalde kloosterorde uitgegeven zijn op naam van de orde, of toneelprogramma’s kunnen verzorgd zijn door een bepaald college van een bepaalde orde in een bepaalde stad, enzovoort. Regerende vorsten, pausen, bisschoppen en dergelijke worden steeds beschouwd als personele auteurs. Contemporaine synodes, vergaderingen, concilies, … waarvan de besluiten worden uitgegeven, beschouwen we als corporatieve auteur. Daarnaast kunnen de notulanten, indien op de titelpagina vermeld, als ‘editor’ opgenomen worden. 3 Keuze van de personele auteur
Eén hoofdvorm, vele trefwoorden
Zoals hierboven reeds aangegeven worden de personele auteurs systematisch in de ‘Personenthesaurus’ opgeslagen. Daarbij wordt er zorg voor gedragen dat alle mogelijke variante vormen van dezelfde persoonsnaam onder dezelfde hoofdvorm worden bijeengebracht. Hierbij geldt het principe: één persoon krijgt één thesaurusrecord, onder welke naamsvarianten of pseudoniemen hij zich ook uitgaf. Zo is bijvoorbeeld het pseudoniem Suivius voor Cornelis Hazart onder de hoofdvorm ‘Hazart, Cornelius’ ondergebracht. Het aanmaken van een verwijzing van ‘Suivius’ naar ‘Hazart’ is door de automatische indexering op zowel hoofdvormen als trefwoorden overbodig geworden. Schema voor de bronaanduiding
Afhankelijk van de titel waarvoor men kiest, verschilt de bronaanduiding van de auteursgegevens. In het schema hieronder worden alle mogelijke bron aanduidingen systematisch weergegeven.
68
De bibliografische beschrijving | III Auteur
Herkomst van de auteur
Bron
Typografische titelpagina
titelpagina
Gegraveerde titelpagina
titelpagina indien er enkel een gegraveerde tp. is document indien er ook een typografische tp. is
Approbatie, privilegie, …
document
Illustraties binnen of buiten collatie, niet op de titelpagina
document
Auteur als adjectief in de titel
document
Bibliografische referenties, andere beschrijvingen, …
extern
Indien een typografische titelpagina een auteur niet vermeldt, en op de gegraveerde titelpagina wordt hij wel genoemd, dan wordt die auteur dus opgenomen onder zijn hoofdvorm met als bronaanduiding ‘document’. Keuze voor hoofdwoord of trefwoord
De bron van de informatie bepaalt of in de beschrijving de variante vorm van de naam wordt opgenomen, dan wel of er enkel naar de hoofdvorm van de naam wordt verwezen. Indien de naam wordt gevonden op de titelpagina, wordt steeds het variante trefwoord van de naam opgenomen. Indien die overeenkomt met de hoofdvorm van de naam, wordt er toch een identiek trefwoord aangemaakt. Een aanpassing van de hoofdvorm heeft op die manier geen invloed op de specifieke variant die werd aangetroffen en in de beschrijving is opgenomen. Indien de naam elders in het werk of extern werd aangetroffen, wordt de hoofdvorm in de beschrijving opgenomen. Functie-aanduiding
Voor het aanduiden van de functie van de personele auteur werd een beperkte lijst van elf mogelijke functies vastgelegd: Primaire auteurs aut Primaire auteur Secundaire auteurs adp Bewerker (herziener, samenvatter,…) com Compilator (bloemlezer, samensteller,…) dis Promovendus of defendens (van een thesis) dub Twijfelachtige auteur edt Editor (tekstbezorger, redacteur, wetenschappelijke uitgever,…) hnr Gehuldigde/passief auteur ill Illustrator (schilder/ontwerper, tekenaar, graveur) mus Musicus (componist, muziekuitvoerder) ths Promotor (van een thesis) trl Vertaler
short title catalogus vlaanderen
69
Daarnaast biedt Brocade nog andere functies aan (o.a. medewerker, ‘clb’, en regisseur, ‘drt’). De STCV maakt van deze functie-aanduidingen geen gebruik. Wanneer een auteur op een titelpagina twee maal vermeld wordt, bijvoorbeeld als schrijver en als vertaler of illustrator, nemen we hem op met als vermelding de belangrijkste functie (meestal is dat ‘aut’). Primaire versus secundaire auteur
Voor de STCV primeert de functie-aanduiding boven het onderscheid tussen primair en secundair auteur. Bij een werk dat is uitgegeven omwille van de illustraties (vb. verzameling gravures met titelpagina) zou men de illustrator als ‘primair auteur’ kunnen beschouwen. Toch wordt de illustrator hier als ‘ill’ aangeduid, om zijn werkelijke relatie tot het werk duidelijk te maken. Bij samenvattingen en bewerkingen wordt de samenvatter of bewerker ook steeds als dusdanig aangeduid (adp). Indien hij bekend is, wordt de oorspronkelijke auteur steeds ‘primair auteur’ (aut). Bijzondere gevallen Redacteurs van tijdschriften
Auteurs en redacteurs van tijdschriften worden geen ‘primair auteur’ (aut). Ze krijgen als functieaanduiding ‘editor’ (edt). Thesissen
Voor academische disputaties, dissertaties en thesissen wijkt de STCV af van wat gangbaar is in de STCN. Ongeacht wie de feitelijke auteur is van de tekst, wordt de promovendus (defendens) steeds aangeduid als ‘dis’, de promotor (praeses) steeds als ‘ths’. Indien met zekerheid kan worden uitgemaakt wie van beiden de feitelijke auteur is, dan kan dit expliciet in een annotatie worden vermeld. Geen van beiden wordt dus als ‘primair auteur’ (aut) gekwalificeerd. De promotor mag niet worden verward met de rector magnificus op wiens gezag (‘ex auctoritate’) een promotie plaatsvindt. De rector magnificus wordt niet opgenomen in de beschrijving. Dit vormt geen uitzondering op de regel dat alle namen van de titelpagina worden opgenomen, omdat de rector geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van de tekst. Reisverhalen
Bij anoniem gepubliceerde reisjournalen wordt de ‘reiziger’ als ‘primair auteur’ (aut) behandeld. Redevoeringen
Bij anoniem gepubliceerde publieke voordrachten van redevoeringen en gedichten wordt de declamator als ‘primair auteur’ (aut) behandeld. Confessies
Bij een confessie of belijdenis zoals bv. ‘Confessie ofte belijdenisse van Lowijs Gaufridi’ wordt Lowijs Gaufridi als ‘primair auteur’ (aut) opgenomen, ook al is de tekst bijvoorbeeld door de biechtvader bezorgd.
70
De bibliografische beschrijving | III Auteur
4 Invoer van de personele auteurs in Brocade
Hoofdvorm of trefwoord?
Afhankelijk van de bron wordt de hoofdvorm dan wel het trefwoord van de auteur in de beschrijving opgenomen. Men onderscheidt twee mogelijkheden: 1. De personele auteur draagt de bronaanduiding ‘titelpagina’ 2. De personele auteur draagt de bronaanduiding ‘document’ of ‘extern’ In het eerste geval neemt men de variante naamsvorm op die op de titelpagina voorkomt. Men koppelt deze naamsvorm aan de thesaurusrecord van de betrokken auteur. In het tweede geval neemt men de hoofdvorm van de auteur op. Het trefwoord dat in het werk werd aangetroffen kan echter wel belangrijk zijn, bv. voor de identificatie in een ander werk. Daarom worden deze ‘bijkomende trefwoorden’ zoveel mogelijk toch in de personenthesaurus opgenomen, echter zonder ze aan de beschrijving zelf te koppelen. De variante naamsvormen functioneren als extra zoekingangen met behulp waarvan men bij de auteur terecht kan komen. Weergave van de hoofdvorm
Zowel de hoofdvorm als de trefwoorden van een auteur worden opgeslagen in de personenthesaurus. Bij het aanmaken van een nieuwe auteur in die thesaurus moet men de volgende regels in acht nemen: 1. De hoofdvorm is representatief voor de auteur 2. Auteurs met dezelfde naam zijn van elkaar te onderscheiden Men kiest bij voorkeur die hoofdvorm waaronder een auteur algemeen het bekendst is, hetzij door de frequentie van die naam, hetzij door de traditie. De hoofdvorm kan, als het nodig is, steeds gewijzigd worden: hoofdvormen zijn immers arbitrair. In principe volgt de STCV de gangbare regels in Brocade wat betreft de aanmaak van nieuwe hoofdvormen. De trefwoorden of variante naamsvormen mogen nooit worden geschrapt of aangepast: ze verwijzen namelijk naar varianten die in de drukwerken voorkomen. De wijziging van een trefwoord wijzigt meteen ook de auteurs vermelding in alle beschrijvingen waarin dat trefwoord wordt gebruikt. Moet een trefwoord in een beschrijving worden aangepast, dan maakt men een nieuw trefwoord aan dat men vervolgens aan deze beschrijving koppelt. Formele regels voor de creatie van een hoofdvorm
Bij het aanmaken van een hoofdvorm gelden volgende regels: 1. Men noteert de naam in deze volgorde: achternaam, partikels, voornaam (+ eventueel Romeins cijfer) 2. Aanduidingen als ‘junior’, ‘senior’, ‘rhetor’, ‘philosophus’, ‘weduwe’ enzovoort worden in de extensie bij de naam ondergebracht 3. Bijkomende onderscheidende informatie wordt ondergebracht in de biografische scope note
short title catalogus vlaanderen
71
4. Bij namen van klassieke auteurs komt de naam waaronder de auteur het beste gekend is vooraan (bijvoorbeeld Tacitus, Publius Cornelius; Vergilius Maro, Publius) 5. Bij namen van middeleeuwse auteurs blijft de voornaam vooraan staan (bijvoorbeeld Thomas a Kempis; Balduinus Avennensis) De biografische scope note
In de mate van het mogelijke wordt elke persoon in de thesaurus van een biografische scope note voorzien. Die notities zijn louter bedoeld voor intern gebruik. De biografische scope note bevat volgende elementen: 1. Biografische gegevens zoals de kloosterorde (afkortingen volgens Herwig Ooms, Repertorium universale siglorum ordinum et institutum religiosorum in ecclesia catholica, Brussel, 1959), de wereldlijke naam, het beroep 2. Geboortedatum en datum van overlijden 3. Geboorteplaats en plaats van overlijden 4. De bron van deze informatie Weergave van het trefwoord
• Zie ook p.60
Zoals hierboven reeds aangegeven worden alle trefwoorden die bij een bepaalde auteur horen, opgeslagen in de thesaurus. Trefwoorden worden nooit gewijzigd, alleen toegevoegd. Bij het transcriberen van het trefwoord gelden volgende formele regels: 1. De naamsvariant wordt geciteerd; omschrijvingen als ‘eenen priester der soc. Jesu’ behouden het lidwoord. 2. Leestekens en spaties blijven behouden. Ook een als komma bedoelde puntkomma of een als afkortingspunt bedoelde dubbele punt blijven behouden (bv. ‘Joan: Bapt: Clouwet’). 3. Afkortingen van titels als ‘b.on’ of ‘sermes.’ volgen bij opname als auteursaanduiding de regels van de transcriptie van de titels. 4. Hoofdletters aan het begin van een naam (voornaam en achternaam) blijven behouden, andere hoofdletters worden naar onderkast gereduceerd. Losse partikels (bv. ‘vande’, ‘vander’, ‘der’, ‘a’ etc.) worden steeds met kleine letters genoteerd. Namen die volledig in onderkast staan (bv. bij graveurs op de titelpagina), krijgen aan het begin van de voor- en achternaam een hoofdletter. De partikels krijgen geen hoofdletter. 5. De echte ligaturen æ, œ, Æ en Œ worden zo weergegeven. Andere ligaturen worden ontbonden. 6. De combinatie van twee V’s blijft behouden, zowel in boven- als onderkast. Indien de combinatie ‘VV’ of ‘vv’ door bijsnijden van één van de letters ‘W’ resp. ‘w’ moet suggereren, dan wordt ‘W’ resp. ‘w’ genoteerd. 7. Variante lettervormen worden niet onderscheiden. De lange ſ wordt door een gewone, korte ‘s’ weergegeven, ß als ‘ss’.
72
De bibliografische beschrijving | III Auteur
8. Afkortingen worden doorgaans overgenomen. Een aantal veel voor komende afkortingen die met een titulus worden aangeduid, worden tussen vierkante haken opgelost: ‘vandê’ wordt getranscribeerd als ‘vande[n]’, ‘VÂ’ wordt getranscribeerd als ‘va[n]’. 9. De Gotische kapitalen ‘I/J’ en ‘U/V’ worden steeds als ‘I/i’ en ‘V/v’ gelezen en/of gereduceerd. 10. Cursief wordt niet onderscheiden. 11. De auteursnaam, die bij Latijnse en Griekse werken meestal in de genitivus op de titelpagina staat, wordt omgezet naar de nominativus. Soms hebben Latijnse namen in hun nominatieve vorm reeds een genitieve uitgang (bv. ‘Balduinus Avennensis’ voor ‘Boudewijn van Avesnes’). 12. Bijkomende formules, motto’s, deviezen, functies, geboorteplaatsen en beroepsaanduidingen worden verwaarloosd. 5 Bijzondere gevallen van personele auteurs
Namen in een taal met een ander alfabet
Namen van auteurs die in het Grieks worden geciteerd op de titelpagina, worden in het Grieks opgenomen in de beschrijving en daartoe als trefwoord in Griekse karakters opgenomen in de personenthesaurus. Bovendien wordt een trefwoord aangemaakt met een transliteratie van deze Griekse variant naar het Latijnse alfabet. De spelling van de hoofdvorm komt in de gangbare Latijnse vorm van deze auteursnaam. Bij namen van auteurs in andere talen, met een ander alfabet dan het Latijn se of het Griekse (Hebreeuws, Arabisch, cyrillisch enz.) wordt de variante naamsvorm van de auteur getranscribeerd naar het Latijnse alfabet. Eventueel kan de naam in het oorspronkelijke alfabet worden toegevoegd als bij komend trefwoord. De hoofdvorm komt in de gangbare westerse vorm van deze auteursnaam. Koningen en andere regerende vorsten (ook pausen, bisschoppen enz.)
In tegenstelling tot de STCN, wordt in de STCV steeds de variante vorm overgenomen van de titelpagina, zelfs indien enkel de functie wordt vermeld. Voorbeeld Hoofdvorm: Filips iv [koning van Spanje] Trefwoord: le roy d’Espaigne
Pseudoniemen
Een pseudoniem waarvan de echte auteursnaam bekend is, wordt steeds als trefwoord geciteerd in de beschrijving en daartoe als trefwoord opgenomen bij de record van de echte auteursnaam. Voorbeeld Hoofdwoord: Scribani, Carolus Trefwoord: Clarus Bonarscius Trefwoord: C.B.
short title catalogus vlaanderen
73
de Griekse tekenset • Zie en transliteratie in bijlage viii (p.182)
Een onopgelost pseudoniem met naamstructuur wordt als trefwoord geciteerd in de beschrijving, maar in dit geval wordt het gekoppeld aan een hoofdvorm op naam van het niet-geïdentificeerde pseudoniem, die dan wordt behandeld als een gewone naam. In de biografische noot wordt de situatie verder toegelicht. Voorbeeld Hoofdwoord: Snot, Piet Trefwoord: Piet Snot
Auteursaanduidingen
Is de auteursnaam verborgen achter een niet als persoonsnaam te behandelen of op te vatten aanduiding als initialen, letter- of andere tekens, kwalificaties enz., dan worden deze steeds als variant trefwoord opgenomen bij de als auteur geïdentificeerde persoon. Indien de auteursaanduiding niet geïdentificeerd kan worden, wordt ze als variant trefwoord ondergebracht onder een niet nader geïdentificeerde hoofdvorm. Omschrijvingen als ‘een priester der societeyt Iesu’ of ‘eenen minderbroeder’ worden voor de hoofdvorm geredigeerd naar ‘Priester S.J.’ of ‘Priester O.F.M.’. Bij andere omschrijvingen wordt in de hoofdvorm de spelling eveneens geactualiseerd en het eventuele lidwoord vooraan weggelaten. Zo wordt het variante trefwoord ‘eenen liefhebber der waerheydt’ ondergebracht onder de hoofdvorm ‘Liefhebber der waarheid’. Merk op dat zulke hoofdvormen telkens met een hoofdletter beginnen. Voor de trefwoorden is dat niet noodzakelijk het geval. Foutieve of dubieuze namen
Staat er op de titelpagina een misleidende of foute auteursnaam dan kunnen er zich twee mogelijkheden voordoen: ofwel berust de foute auteursnaam op een vergissing (bijvoorbeeld bij een drukfout), ofwel gaat het om een bewuste mystificatie. De foute auteursnaam berust op een vergissing
•
Zie voorbeeld 8
De foute naam wordt als variant trefwoord opgenomen bij de hoofdvorm van de eigenlijke, bedoelde auteur. De functie-aanduiding wordt ‘primair auteur’ (aut), met als bron ‘titelpagina’. In een algemene noot wordt de vergissing toegelicht.
Voorbeeld 8
Foute auteursnaam berustend op een vergissing
Titel
Titelpagina:
Historiarvm de gestis Romanorvm liber secvndvs
Auteur
Titelpagina:
L. Ivlius Florus [Florus, Lucius Annaeus] [Primaire auteur]
Impressum
Titelpagina:
apud Ioannem Mevrsivm [Meurs, van, Jan] Antverpiæ [Antwerpen] 1640
Titelpagina:
Opmerking
The real author is Lucius Annaeus Florus
74
De bibliografische beschrijving | III Auteur
De foute auteursnaam is een bewuste mystificatie
De eigenlijke auteur publiceert zijn boek opzettelijk onder de naam van een andere, echt bestaande persoon. De mystificatie moet uit bronnen of onderzoek blijken. De foute naam wordt als variant trefwoord opgenomen bij de hoofdvorm van de foute auteur. De functie-aanduiding wordt ‘twijfelachtige auteur’ (dub). Daarnaast wordt de eigenlijke juiste auteur als een tweede auteur opgenomen, met als functie ‘primair auteur’ (aut) en als bronaanduiding ‘extern’. In een algemene noot komt de vermelding: ‘Mystification; the real author is […]’
Indien de eigenlijke juiste auteur niet bekend is, maar het zeker om een mystificatie gaat, luidt de algemene noot als volgt: ‘Mystification; the real author is unknown’
Meerdere auteurs
In principe worden steeds alle auteurs opgenomen die op de titelpagina worden gepresenteerd. Het probleem voor de keuze van de op te nemen informatie situeert zich daardoor eerder bij de keuze van de titelpagina dan bij de auteurs. De volgende gevallen worden onderscheiden: 1. Verschillende titels van meer dan één auteur zijn in één uitgave verenigd onder een gemeenschappelijke titel. Uiteraard wordt die ene, gemeenschappelijke titel opgenomen, ongeacht of die titel voldoende significant is of niet. Alle auteurs worden opgenomen. 2. Verschillende titels van meer dan één auteur zijn in één uitgave verenigd, met de auteursnamen en de verschillende titels op de titelpagina, en de auteurs en titels worden niet gelijkwaardig gepresenteerd. Enkel de voornaamste titel wordt in het titelveld opgenomen. De andere titels kunnen, als ze voldoende belangrijk worden geacht, in een annotatie van het type ‘met’ worden vermeld. Alle auteurs worden opgenomen. De band tussen auteurs en titels blijkt uit de noten en/of de digitale afbeelding van de titelpagina. 3. Verschillende titels van meer dan één auteur zijn in één uitgave verenigd, met de auteursnamen en de verschillende titels op de titelpagina, en de auteurs en titels worden gelijkwaardig gepresenteerd. De eerste titel wordt in het titelveld opgenomen van de beschrijving. Deze ‘moederbeschrijving’ bevat tevens alle auteurs. De andere titels worden elk afzonderlijk opgenomen in nieuwe beschrijvingen, de zogenaamde ‘dochterbeschrijvingen,’ die enkel de auteurs en titels bevatten die voor dat onderdeel relevant zijn. Tussen moeder- en dochterbeschrijving wordt een relatie gelegd van het type ‘includes’ (incl) c.q. ‘included in’ (inclin). 4. Verschillende titels van meer dan één auteur zijn in één uitgave verenigd, maar de auteurs van de kleinere onderdelen worden niet op de (echte) titelpagina vermeld: het gaat om apart genoemde, afhankelijke delen die
short title catalogus vlaanderen
75
• Zie ook p.52
in een noot van type ‘met’ terecht komen. In zo’n geval worden deze bijkomende auteurs opgenomen als hoofdwoord, met als bronvermelding ‘document’. Ze worden ook opgenomen in het vrije tekstveld van de noot van type ‘met’. Anoniem gepubliceerde werken
In de on line-databank van de STCV vervalt het gebruik van een hoofdwoord voor anonieme werken. Anoniem gepubliceerde werken die met zekerheid kunnen worden toegeschreven aan een auteur, krijgen een verwijzing naar de hoofdvorm van die auteur in het auteursveld, met als bronaanduiding ‘extern’. Minder zekere toeschrijvingen aan een auteur worden enkel in een algemene noot opgenomen, toeschrijvingen die eerder twijfelachtig zijn belanden hoogstens in de catalografische opmerkingen. Eénzelfde trefwoord (meestal een vage auteursaanduiding) kan uiteraard naar verschillende hoofdvormen verwijzen, afhankelijk van de identificatie van de omschrijving. Voorbeelden
Titelpagina
Weergave in de personenthesaurus
Een priester der Societeit Iesu
Een priester der Societeit Iesu
hoofdvorm
Priester S.J.
trefwoord
een priester der societeit Iesu
hoofdvorm
Smidt, de, Aegidius
trefwoord
een priester der societeit Iesu
Motto’s en deviezen
Motto’s of deviezen die naast de auteursnaam voorkomen op de titelpagina worden niet in de beschrijving opgenomen. Indien ze bij anoniemen of pseudo niemen kunnen helpen bij de identificatie, kunnen ze eventueel worden opgenomen in een algemene noot. 6 Keuze van de corporatieve auteurs
Algemeen
Overheidspublicaties worden in de STCV (in tegenstelling tot de STCN) niet anoniem beschreven, maar aan een corporatieve auteur toegewezen. De bibliograaf zal in de tekst van de overheidspublicatie op zoek gaan naar de ‘uitgevende instantie’: de overheidsinstelling die de ordonnantie heeft uitgevaardigd. Daarbij wordt gezocht naar de instantie die zich qua niveau zo dicht mogelijk bij de praktijk bevond. Een plakkaat dat door de Geheime Raad is opgemaakt, en vervolgens door verschillende steden afzonderlijk is bekrachtigd en gepubliceerd, krijgt als corporatieve auteur de magistraat van de betrokken stad, en niet de
76
De bibliografische beschrijving | III Auteur
geheime raad. Personen die overheidspublicaties ambtshalve ondertekenden (secretarissen van overheidsinstelling, vorsten, …) worden niet opgevat als auteur, en verder ook niet in de beschrijving weergegeven. Zoals boven vermeld worden regerende vorsten, koningen, landvoogden, pausen, bisschoppen, … wel behandeld als persoonlijke auteurs wanneer zij zelf de uitvaardigers zijn van de publicatie in kwestie. Corporatieve auteurs worden systematisch opgeslagen in de thesaurus voor Instellingen & Manifestaties. Enkel indien de uitgevende instantie op de titelpagina bij name wordt genoemd, zal dat specifieke trefwoord worden opgenomen in de beschrijving. Alle andere mogelijke formuleringen die in het werk worden aangetroffen kunnen wel als trefwoorden aan het thesaurusrecord worden toegevoegd, zonder dat ze aan de beschrijving worden gekoppeld. Bijzondere gevallen
Twee soorten publicaties worden niet beschouwd als overheidspublicaties en krijgen geen corporatieve auteur. Ze worden beschreven op naam van de personele auteur of compilator. 1. Brieven van ambassadeurs aan hun regering en andere semiofficiële stukken 2. Becommentarieerde compilatie-uitgaven van ordonnanties, genre Vlaems recht Het komt ook voor dat overheidspublicaties verlucht zijn, en dat de illustrator bekend is. In dat geval wordt naast de corporatieve auteur gewoon ook een personele auteur met de functie ‘ill’ (illustrator) aangemaakt. 7 Invoer van de corporatieve auteurs in Brocade
Hoofdvorm of trefwoord?
Hier gelden dezelfde regels als bij de personele auteurs. Vaak moet de corporatieve auteur in het document worden gezocht, waardoor de hoofdvorm in de beschrijving terecht komt. De in het werk gevonden variante trefwoorden worden echter steeds in de thesaurus opgenomen. Functie-aanduiding
Bij corporatieve auteurs wordt steeds de functie ‘primaire auteur’ (aut) geselecteerd. Veel voorkomende corporatieve auteurs
Onderstaande lijst geeft een beknopt overzicht van de hoofdvormen van een aantal veel voorkomende corporatieve auteurs. Merk op dat voor de stedelijke overheden werd gekozen voor de algemene formulering ‘Stad’ als hoofdvorm, ongeacht de lokaal vaak zeer verschillende benamingen voor deze overheden. De lokale varianten kunnen als trefwoord worden opgenomen om de opzoekbaarheid te vergroten.
short title catalogus vlaanderen
77
• Zie iii 4 (p. 71)
Bij religieuze ordes wordt eerst de orde afgekort genoemd, dan de stad of de provincie, en tot slot eventueel het huis, het college of de afdeling. Hetzelfde geldt voor andere religieuze instellingen met een plaatsgebonden karakter zoals synodes en concilies, broederschappen, sodaliteiten, … Wereldlijke instellingen Centrale overheidsinstellingen Raad van State
a::061.78417
Geheime Raad
a::061.78404
Staten-Generaal
a::061.40276
Gewestelijke overheidsinstellingen Raad van Brabant
a::061.78418
Raad van Vlaanderen
a::061.12847
Staten van Vlaanderen
a::061.80146
Staten van Brabant
a::061.79046
Lokale overheidsinstellingen: steden (enkele voorbeelden) Antwerpen, Stad
a::061.5
Brussel, Stad
a::061.6717
Leuven, Stad
a::061.2803
Mechelen, Stad
a::061.5314
Lier, Stad
a::061.68733
Turnhout, Stad
a::061.5306
Gent, Stad
a::061.4553
Brugge, Stad
a::061.17493
Kerkelijke instellingen Religieuze ordes en colleges (enkele voorbeelden) S.J., Antwerpen, college
a::061.78605
O.Cart., Leuven
a::061.78541
O.C.D., Gent
a::061.78876
O.E.S.A., Leuven, college
a::061.78766
O.E.S.A., Gent, college
a::061.80948
O.F.M., Antwerpen
a::061.78990
O.P., Antwerpen, college
a::061.78590
O.Praem., Antwerpen
a::061.78877
Concilies, synodes, …
78
Mechelen, bisdom, synode
a::061.83180
Concilie van Trente
a::061.83182
De bibliografische beschrijving | III Auteur
Veel voorkomende kloosterordes
Voor religieuze ordes, zoals deze ondermeer worden gebruikt in de authority records van instellingen, van anonieme werken met een orde-aanduiding, en in de biografische noot van de auteurs, gebruiken we de afkortingen uit het repertorium van H. Ooms. Hier volgt een lijst van de meest voorkomende gevallen. Orde
Afkorting
Augustijnen
O.E.S.A.
Capucijnen
O.F.M.Cap.
Cisterciënzers
S.O.Cist.
Dominicanen, predikheren
O.P.
Franciscanen
O.F.M.
Jezuïeten
S.J.
Karmelieten
O.Carm.
Kartuizers
O.Cart.
Norbertijnen, premonstratenzers
O.Praem.
Ongeschoeide karmelieten
O.C.D.
Recolecten (-minderbroeders)
O.F.M.Rec.
IV Editievermelding 1 Algemeen
In het veld ‘Editie’ komen in principe de gegevens van de titelpagina (bron: titelpagina) betreffende de uitgave. In sommige gevallen kan het nuttig zijn externe informatie op te nemen, bijvoorbeeld wanneer er discussie kan bestaan. Dit is echter geen verplichting. De editievermelding komt steeds in een Engelstalige redactionele formulering. Ze begint steeds met een hoofdletter, en eindigt zonder punt. Voorbeelden Enlarged and corrected edition Translated from the Spanish into Dutch
De volgorde en de weergave van de titelpagina worden zoveel mogelijk aangehouden. Dat geldt zowel voor de vermeldingen binnen één editievermelding, als voor de opeenvolging van verschillende editievermeldingen. Per aparte editievermelding op de titelpagina, en per bron, wordt een nieuw editieveld aangemaakt.
short title catalogus vlaanderen
79
Soms worden de editievermeldingen op de titelpagina in één lange zin samengebracht. Dit wordt zoveel mogelijk behouden, zonder echter de grammaticale structuur te beladen. Waar nodig kan gekozen worden voor een opsplitsing over meerdere velden. De termen ‘oversien’ of ‘recognita’ impliceren niet dat er iets aan de tekst is gewijzigd, enkel dat iemand deze heeft nagekeken en goedgekeurd. ‘Ab auctore recognita’ wordt niet vermeld, ‘recognita ac castigata’ wordt gewoon ‘Corrected’. 2 Aangepaste of opeenvolgende editie
Vaak wordt op de titelpagina van een werk aangegeven dat het om een eerste, een nieuwe, of een zoveelste uitgave of druk gaat. Deze vermeldingen worden overgenomen zoals ze op de titelpagina gepresenteerd staan, in dezelfde volgorde. Het gaat bij deze vermeldingen ook om de geschiedenis van de editie of druk, niet om de geschiedenis van het werk of de inhoud. Een ‘eerste druk’ kan dus teksten bevatten die reeds eerder verschenen zijn onder een andere vorm. Dit komt bijvoorbeeld vaak voor bij verzamelde werken. 3 Vertalingen
Informatie over vertalingen wordt steeds opgenomen. Deze kan komen van de titelpagina, het document of externe bronnen (bv. bibliografische referenties). De vermelding zoals ze op de titelpagina voorkomt wordt in de mate van het mogelijke gevolgd. In bijkomende editievelden kan dan externe informatie worden genoteerd. Voorbeelden Translated into Latin Translated from the Dutch Translated from the Latin into Dutch Translated from the Italian into Latin and from the Latin into French Translated into French and enlarged
Voorbeeld 9
Zie ook afbeelding 7
Titel
Titelpagina:
Vita Roberti Bellarmini
Auteur
Titelpagina:
Iacobus Fvligattus [Fuligatti, Jacob] [Primaire auteur]
Mallery, van, Karel [Mallery, van, Karel] [Illustrator]
Impressum
Titelpagina: Silvester Petra Sancta [Pietra-Santa, Sylvester] [Vertaler] Extern:
Titelpagina:
Titelpagina:
Editie
Titelpagina: Titelpagina:
80
ex officina Plantiniana Balthasaris Moreti [Moretus, Balthasar i] Antverpiæ [Antwerpen] 1631 Translated from the Italian into Latin, and enlarged Second, corrected edition
De bibliografische beschrijving | IV Editievermelding
Afbeelding 7 Editievermelding op de titelpagina wordt syntactisch vereenvoudigd weergegeven in de beschrijving (zie voorbeeld 9) UA Mag-P 12.694
Vertaling van vaak voorkomende Latijnse editievermeldingen
Oorspronkelijk
Engelse verwoording
Nederlands
Nunc primum edita
First edition
Eerste uitgave
Aucta
Enlarged edition
Vermeerderde uitgave
Editio nova et auctior
New, enlarged edition
Nieuwe, vermeerderde uitgave
Editio emendatoria
Corrected edition
Verbeterde uitgave
Nunc primum in n volumen redacta
First edition in n volumes
Eerste uitgave in n delen
Editio altera
Second edition
Tweede uitgave
Editio castigata
Corrected edition
Verbeterde uitgave
Opera omnia nunc primum in unum volumen redacta
First edition
Eerste uitgave
Ad autographum redactam
Corrected on the autograph
Verbeterd naar het handschrift
Per auctorem emendatam
Corrected by the author
Door de auteur verbeterd
In versibus translatam
Versified
Berijmd
Editio repurgata
Corrected edition
Verbeterde uitgave
Editio secunda aucta et recognita
Second, enlarged edition
Tweede uitgave, vermeerderd en overzien.
Ad autographum fidem recensiti
Corrected on the autograph
Gecorrigeerd op basis van het autograaf
Locupletata
Enlarged edition
Verrijkt
Editio postrema
Latest edition
Laatste uitgave
À mendis expurgata
Corrected edition
Van fouten gezuiverd
4 Personen
Persoonsnamen of namen van instellingen die in de editievermelding voorkomen, worden opgenomen in het auteursveld en krijgen daar een functieaanduiding die de relatie tot het werk verduidelijkt (vertaler, bewerker, …). Ze worden niet herhaald in het editieveld. Indien er onduidelijkheid kan ontstaan over de precieze functie (twee vertalers, …) wordt de situatie toegelicht in een algemene noot.
82
De bibliografische beschrijving | IV Editievermelding
Afbeelding 8 Editievermelding in het document UA RG 3108 i 4 1ste ex.
V Impressum 1 Algemeen
hoofdstuk vii • Zie (p.124)
• Zie afbeelding 9
hoofdstuk iv • Zie (p.79)
voorbeeld 10 • Zie (p.86)
Het impressum of drukkersadres geeft aan waar, door wie en wanneer een publicatie werd bezorgd. Soms vermeldt het ook de functie van de bezorger (verderop gemakshalve ‘drukker’ genoemd): hij kan het boek hebben gedrukt, uitgegeven of alleen maar verkocht. Niet elk impressum vermeldt al deze elementen: vaak ontbreekt de functie-aanduiding, af en toe ook de naam van de drukker, de plaats en/of het jaar van uitgave. Bij academische geschriften komt het voor dat de datum of de plaats niet in het impressum, maar in de titel vermeld worden. Deze gegevens komen in het impressum terecht met als bron ‘document’ (en dus in de hoofdvorm), en worden ook steeds opgenomen in de titel. Ze worden dus niet beschouwd als onderdeel van het impressum. In de vingerafdruk zal deze datum niet vermeld worden. Sommige impressa vermelden verschillende drukkers, en op sommige publicaties staan meerdere impressa: hetzij naast of onder elkaar, hetzij op verschillende plaatsen in het boek (bijvoorbeeld op de titelpagina en in het colofon). Wanneer de beide drukkers samen optreden, dus wanneer er slechts één impressum is met meerdere drukkers, worden deze beschouwd als een compagnie. Zo’n compagnie krijgt een afzonderlijke authority record in het drukkersbestand. Wanneer het gaat om twee duidelijk afzonderlijke impressa dan vullen we meerdere impressumvelden in. Ook wanneer het gaat om twee of meer drukkers die door een accolade met elkaar zijn verbonden, beschouwen we dit als verschillende impressa. Uitzonderlijk komt er ook extra informatie in het impressum voor. Zo kan het impressum de oorspronkelijke taal van uitgave vermelden, de naam van de auteur of andere elementen. Mededelingen over de oorspronkelijke taal komen terecht in een editieveld, eventueel met een algemene noot ter verklaring. Auteursvermeldingen worden wel in het impressumveld opgenomen, zelfs indien er uitsluitend ‘gedrukt voor de auteur’ of ‘sumptibus authoris’ staat: in dat geval wordt deze vermelding opgenomen als trefwoord en krijgt de auteur een eigen authority record in de drukkersthesaurus. 2 Gewone en kopij-impressa
▶ Afbeelding 9 Samenwerkingsverband van drukkers UA RG 3023 H 2
Er zijn twee soorten impressa: het ‘gewone impressum’, dat veruit het meeste voorkomt, en het zeldzame ‘kopij-impressum’. Het kopij-impressum is herkenbaar aan formuleringen als ‘Gedrukt na de copy tot [plaats]’, ‘Gedrukt naar de Latijnse kopie, die gedrukt is te [plaats]’, en ‘Copy […]’. Soms komt ook de mededeling ‘Gedrukt naar de kopij’ zonder verdere vermelding voor. In dat geval wordt de mededeling verwaarloosd.
84
De bibliografische beschrijving | V Impressum
short title catalogus vlaanderen
85
Voorbeeld 10
Verschillende impressa op de titelpagina, waaronder één auteursvermelding
Titel
Titelpagina:
Specvlvm astronomicvm, sive Organvm forma mappæ expressvm
Auteur
Titelpagina:
A. Romanus [Roomen, van, Adriaan] [Primaire auteur]
Impressum
Titelpagina:
ex officina Ioannis Masij [Masius, Joannes i] Lovanii [Leuven] 1606
Titelpagina:
Titelpagina: sumptibus authoris [Romanus, Adrianus]
Extern:
S.l. (1606)
Titelpagina:
Titelpagina:
prostat […] apud Levinum Hulsium [Hulsius, Levinus] Francofurti [Frankfurt am Main] (1606)
In een aantal gevallen is het moeilijk uit te maken of het impressum een gewoon dan wel een kopij-impressum is. In die twijfelgevallen wordt het impressumtype ‘normaal’ geselecteerd, en kan het volledige impressum in een algemene noot geciteerd worden. Bij overheidspublicaties, die wel eens vaker herdrukt werden met behoud van het oorspronkelijke impressum zonder dat de oorspronkelijke drukker nog actief was, moet men bijzonder goed opletten. Slechts wanneer men absoluut zeker is dat het om een kopij-impressum gaat, wordt voor het type ‘kopij-impressum’ gekozen. Verdere toelichting komt dan in een algemene noot. In alle twijfelgevallen, zelfs bij sterke vermoedens, wordt het type ‘gewoon’ behouden maar wordt de twijfel verwoord in een algemene noot. 3 Mogelijke vindplaatsen van het impressum
Een impressum kan op verschillende plaatsen gevonden worden, en er kunnen ook meerdere impressa op verschillende plaatsen tegelijk in het werk staan. De meest courante vindplaats is onderaan de typografische titelpagina. Als er een gegraveerde titelpagina is, heeft deze ook vaak een impressum, meestal eveneens onderaan maar soms verwerkt in het één of ander decoratief element van de gravure. Bij meerdelige werken komt het impressum soms enkel voor op de overkoepelende titelpagina. Tenslotte kan het impressum vaak gevonden worden in het colofon op de laatste pagina of elders achteraan in het werk. Drukkersinformatie buiten het impressum ▶ Afbeelding 10 Kopij-impressum UA RG 3036 E 2
Regelmatig treft men ook informatie over de drukker aan in het privilege of elders in het werk, en soms kent men drukkersinformatie (plaats, drukker, functie, jaar, …) alleen uit deze bronnen. In die gevallen is er geen sprake van een echt ‘impressum’ en moet men als vindplaats ‘document’ noteren. In een algemene noot wordt de precieze bron van de informatie gegeven.
86
De bibliografische beschrijving | V Impressum
Voorbeeld Date derived from approbation (f. E7 verso)
Soms kan men informatie over de drukker, plaats of jaar van uitgave alleen terugvinden in externe bronnen (bijvoorbeeld een bibliografie). In die gevallen wordt deze bron in elk geval vermeld in een bibliografische noot. Soms kunnen we slechts een periode afleiden uit de naam van de drukker. Ook dat wordt vermeld in een algemene noot. Voorbeeld 11
Titel Impressum
Datum afgeleid uit externe informatie Titelpagina:
Bagijnken van Parijs, noch is hier by ghedaen die wijse leeringe, die Catho zijnen sone leerde
Titelpagina:
Pauwels Stroobant [Stroobant, Pauwels] Antwerpen [Antwerpen] [1596–1617]
Titelpagina:
Collatie
8° A8 B4 [12] f.
Opmerking
Date from the years of activity of the printer
Ook wanneer het impressum niet bekend is doordat de titelpagina ontbreekt kunnen we op basis van andere gegevens een impressum reconstrueren. In een algemene noot wordt dan aangegeven waar de informatie gevonden werd: bv. ‘Printer from approbation (f. 2T6 verso)’.
• (p.48)
Zie hoofdstuk ii, 3
Bronaanduiding voor het impressum
Afhankelijk van de keuze van de titelpagina verschilt de bronaanduiding van de impressumgegevens, en de manier waarop eventuele bijkomstige gegevens worden aangegeven. In het schema hieronder worden alle mogelijke bronaanduidingen systematisch weergegeven. Indien er op eenzelfde plaats twee verschillende impressa voorkomen, worden ze allebei opgenomen en krijgen ze uiteraard dezelfde bronvermelding.
88
De bibliografische beschrijving | V Impressum
Herkomst impressum
Bron
Opmerkingen
Overkoepelende titelpagina
tp.
Afwijkende impressumgegevens in noot Bijkomende impressa opnemen met als bron ‘doc.’/‘col.’
Typografische titelpagina
tp.
Afwijkende impressumgegevens in noot Bijkomende impressa opnemen met als bron ‘doc.’/‘col.’
Gegraveerde titelpagina als enige
tp.
Bijkomende impressa opnemen met als bron ‘doc.’/‘col.’
Gegraveerde titelpagina met typografische titelpagina
doc.
Bijkomende impressa opnemen met als bron ‘doc.’/‘col.’
Bedrukte omslag als enige
tp.
Algemene noot: ‘Imprint from printed cover’ Bijkomende impressa opnemen met als bron ‘doc.’/‘col.’
Bedrukte omslag met andere titelpagina
doc.
Bijkomende impressa opnemen met als bron ‘doc.’/‘col.’
Colofon
col.
Afwijkende impressumgegevens in algemene noot Bijkomende impressa opnemen met als bron ‘doc.’/‘col.’
Privilegie, approbatie, …
doc.
Algemene noot: ‘Date/Printer from […] (f. x)’
Bibliografische referenties
ext.
Bibliografische noot ‘… mentions the date/printer’
Periode van activiteit
ext.
Algemene noot: ‘Date from printers years of activity’
4 Meerdere vindplaatsen van impressa
Keuze van het primaire impressum
Komen er op meerdere plaatsen in het werk impressa voor, dan moeten we vaststellen welk van deze impressa het belangrijkste is. Daarvoor volgen we deze hiërarchie: 1. Impressum op de typografische titelpagina 2. Impressum in het colofon 3. Impressum op de gegraveerde titelpagina 4. Gegevens uit het document 5. Gegevens van externe bronnen Indien het werk een impressum bevat (gevallen 1, 2 en 3) dan worden de andere gegevens uit het werk (de approbatie, …) buiten beschouwing gelaten. Indien deze opvallend zouden afwijken, kunnen ze in een algemene noot vermeld worden. Als we de afwijkende impressumgegevens slechts uit een externe bron kennen, vermelden we dit expliciet in een algemene noot.
short title catalogus vlaanderen
89
Meerdere impressa in een werk
• Voorbeelden 12 en 13 • Voorbeeld 14 Voorbeeld 12
Titel
Indien er in een werk meerdere impressa voorkomen, dan onderscheidt men twee mogelijkheden: ofwel zijn de impressa identiek, ofwel zijn ze niet identiek. Twee impressa zijn identiek wanneer ze dezelfde informatie over het werk verschaffen. Een andere formulering, een afwijkende spelling, een jaartal in Arabische in plaats van Romeinse cijfers, … brengen geen nieuwe informatie over het werk. Een tweede, identiek impressum wordt buiten beschouwing gelaten. Wel worden spellingsvarianten van de drukkersnaam, het adres of het uithangbord toegevoegd aan de drukkersthesaurus of de geografische thesaurus. Zetfouten in jaartallen worden niet beschouwd als een afwijkende variant. Ze worden wel mee opgenomen in de drukkersthesaurus, onder de vorm ‘YYYY [= YYYY]’. Wanneer een tweede impressum echter significant afwijkt, dus als het een andere drukker, een andere plaats en/of een ander jaartal vermeldt dan het eerste impressum, dan spreken we van een bijkomend impressum. Wanneer het slechts gaat om een afwijkend jaartal, dan vermelden we dit in een algemene noot: ‘The year in the colophon reads […]’ of ‘the year on the engraved title page reads […]’. Deze data worden ook toegevoegd aan de drukkersthesaurus, maar tussen haakjes: ‘(YYYY)’ of ‘(col. YYYY)’. Romeinse data worden omgezet in Arabische cijfers, tenzij het gaat om een duidelijke fout (bijvoorbeeld defectieve of niet op de lossen data). Dan wordt de datumvermelding geciteerd tussen enkele aanhalingstekens, en aangevuld met een uitroepteken tussen vierkante haken. Afwijkend jaartal in colofon
Titelpagina:
Den gheesteliicken dormter begrijpende xlvi. cellekens der passien Christi […] eenen gheestelijcken vvijser […] met oock een instructie om de seven ghetijden devotelijck te volbrenghen
Auteur
Titelpagina:
Vincentivs Hensbergh [Hensberch, Vincent] [Primaire auteur]
Impressum
Titelpagina:
Hendrick Aertsens [Aertssens, Hendrik i] Antvverpen [Antwerpen] 1626
Titelpagina:
Collatie
8° A-N8 190, [2] p.
Opmerking
The year in the colophon reads 1627 Bibliografische referentie: Bib. catholica Neerlandica impressa 7674
90
De bibliografische beschrijving | V Impressum
Voorbeeld 13
Afwijkend jaartal op gegraveerde titelpagina
Titel
Titelpagina:
Sponsus sanguinum Den bloedighen bruydegom
Auteur
Titelpagina:
Michiel Zachmoorter [Zachmoorter, Michiel] [Primaire auteur]
Impressum
Titelpagina: Titelpagina:
Joseph Jacops [Jacobs, Joseph (fl. ca. 1655–1689)] Antwerpen [Antwerpen] 1673
Editie
Titelpagina:
Seventh edition, enlarged and corrected
Collatie
16° A-V8 W8 X-2C8 432 p.
Opmerking
On the engraved title page: ‘1676’ Bibliografische referentie: Bib. catholica Neerlandica impressa 13115
Voorbeeld 14
Foutief, niet op te lossen jaartal in colofon
Titel
Titelpagina:
Auteur
Titelpagina:
Impressum
Titelpagina:
Levens vande heylighe patriarchen coninghen propheten ende andere treffelijcke persoonen van’t oude Testament
Andræas de Boeye [Boeye, de, Andreas] [Primaire auteur] Abr. à Diepenbeke [Diepenbeeck, van, Abraham] [Illustrator] Titelpagina: Pet. de Iode [Jode, de, Petrus ii] [Illustrator] Titelpagina:
Titelpagina:
Hendrick Aertssens [Aertssens, Hendrik i] Antwerpen [Antwerpen] 1642
Collatie
4° a 4 e 4 A-5M 4 ( 5M4 blank) [16], 799, [28], [1 blank], [1], [3 blank] p.
Opmerking
The date in the colophon reads ‘Anno md.lii’ Bibliografische referentie: Bib. catholica Neerlandica impressa 9527 Bibliografische referentie: Backer-Sommervogel [s.j.] I, 1585, nr. 7
Gaat het om een andere drukker en/of plaats, dan wordt het bijkomende impressum overgenomen in een tweede impressumblok. Als het afwijkende impressum in het colofon wordt gevonden, dan nemen we de spellingsvariant als trefwoord op in de beschrijving, en kiezen we als bron ‘colofon’. Gaat het om een bijkomend, afwijkend impressum op de gegraveerde titelpagina, dan wordt het hoofdwoord in de beschrijving genoteerd (bron: ‘document’). Een algemene noot geeft aan waar het bijkomende impressum werd aangetroffen.
short title catalogus vlaanderen
91
• Voorbeeld 15
Voorbeeld 15
Bijkomend impressum in colofon
Titel
Titelpagina:
Terentivs
Auteur
Titelpagina:
M. Antonius Mvretus [Muret, Marcus Antonius] [Editor] Terentivs [Terentius Afer, Publius] [Primaire auteur]
Impressum
Titelpagina:
Titelpagina: in ædibus viduæ, & hæredum Petri Belleri [Bellerus, Petrus i
[Weduwe en erfgenamen]]
Titelpagina: Antverpiae [Antwerpen]
1606 typis Andreæ Bacxij [Bacx, Andreas I] Colofon: Antverpiae [Antwerpen] (col.1606) Colofon:
Wanneer enkel een andere drukker wordt vermeld, dan neemt het colofonimpressum de plaats en het jaar van de titelpagina over, met als bronvermelding ‘document’. 16 en • Voorbeeld afbeelding 11
Titeluitgaven
Bij titeluitgaven is een oud impressum soms nog zichtbaar of – bijvoorbeeld als het overplakt is – reconstrueerbaar. Vaak wordt ook een gegraveerde titelpagina van een vorige editie zonder aanpassing overgenomen. In die gevallen nemen we het oudste leesbare impressum op als eerste impressum, met daarna in aparte impressumvelden alle bijkomende, afwijkende impressa die in het werk worden aangetroffen. Daarbij volgen we de algemene regels: impressa van de titelpagina (ook overplakkingen op de titelpagina) en het colofon worden opgenomen als trefwoorden, impressa uit het document en van secundaire titelpagina’s worden opgenomen als hoofdwoord. Elke afzonderlijke situatie leidt tot een aparte editie: wat telt, is de vorm waaronder het werk te koop is aangeboden. Wanneer men een werk aantreft met een ‘gewoon’ impressum, en in een ander exemplaar is het impressum overplakt, of men heeft een titelpagina toegevoegd, dan worden twee aparte beschrijvingen aangemaakt. Is slechts één exemplaar bekend, met een overplakt of toegevoegd impressum, dan is er slechts één beschrijving: men weet niet of het werk ook zonder het bijgevoegde impressum verkocht is. Titeluitgaven waarvan het oorspronkelijke impressum wel, maar het overplakte impressum niet aan de geografische of chronologische afbakening van de STCV voldoen, worden bij uitzondering toch opgenomen. De situatie wordt steeds toegelicht in een algemene noot, waarin de vindplaatsen van de bijkomende impressa worden vermeld.
92
De bibliografische beschrijving | V Impressum
Voorbeeld 16
Titeluitgave met overplakt impressum
Titel
Titelpagina
Seraphinschen sterren-hemel waer in beschreven zyn de levens van de heylighen, salighen […] in den derden reghel van […] Franciscus
Auteur
Titelpagina:
Hermannus Petri [Petri, Hermannus] [Primaire auteur]
Impressum
Titelpagina:
Judocus de Grieck [Grieck, de, Judocus] Brussel [Brussel] 1692–1693
Titelpagina:
Titelpagina:
Titelpagina:
Opmerking
Jan Meyer [Meyer, Jan] Gent [Gent] [1700–]
The original imprint (Brussel, Judocus de Grieck, 1692–1693) is pasted over by the eighteenth century imprint (Gent, Jan Meyer)
Afbeelding 11 Titeluitgave met overplakt impressum UA RG 3032 E 4/1
short title catalogus vlaanderen
93
• Zie 4 (p. 89)
5 drukker: keuze en weergave
Men neemt in het eerste impressumveld de drukkersinformatie over uit het impressum dat het hoogst in de hiërarchie staat. Dat geldt ook voor de andere elementen (functie, plaats, jaar) die verderop aan bod komen. Keuze voor hoofdvorm of trefwoord
Afhankelijk van de bron van het impressum wordt de naam van de drukker op een andere manier opgenomen in de beschrijving. Gebruiken we het impressum van de titelpagina of van het colofon, dan wordt de variante naamsvorm, zoals deze voorkomt op de titelpagina of in het colofon, als trefwoord genoteerd. Komen de gegevens van de drukker uit het document of uit een externe bron dan wordt enkel de hoofdvorm opgenomen. De bijkomende variante naamsvormen worden wel opgenomen in de drukkersthesaurus, maar ze worden niet gekoppeld aan de beschrijving. Wanneer de toeschrijving in de externe bron niet helemaal zeker is, dan wordt de drukker niet in het impressumveld opgenomen, maar wordt deze in een algemene noot vermeld. Wanneer de toewijzing eerder twijfelachtig is, blijft ook deze vermelding achterwege. Indien de drukker onbekend of onzeker is, dan wordt in het drukkersveld de vermelding ‘sine nomine’ (a::06.2510) genoteerd, met als bron ‘extern’. Fantasiemededelingen in het impressum als ‘gedrukt voor de Liefhebbers’ worden verwaarloosd. Weergave: hoofdvorm
Zowel de hoofdvorm als de trefwoorden van een drukker worden opgeslagen in de drukkersthesaurus. Bij het aanmaken van een nieuwe drukker in die thesaurus moet men erop letten dat de hoofdvorm representatief is voor de drukker, en dat drukkers met dezelfde naam van elkaar onderscheiden kunnen worden. Men kiest bij voorkeur die hoofdvorm waaronder een drukker algemeen het bekendst is, hetzij door de frequentie van de naam, hetzij door de traditie. De hoofdvorm kan, als het nodig is, steeds gewijzigd worden: de keuze is immers arbitrair. Variante naamsvormen (auteursvermeldingen of trefwoorden) daarentegen mogen nooit worden geschrapt of aangepast: ze verwijzen namelijk naar varianten die in de drukwerken en de beschrijvingen voorkomen. Bij het opnemen van een hoofdvorm gelden de volgende regels: 1. Men noteert de naam in deze volgorde: achternaam, partikels, voornaam, volgnummer. Drukkers met dezelfde naam worden door Romeinse cijfers onderscheiden. Door het opnemen van geboorte- en sterftejaren in de biografische noot worden verdere dubbelzinnigheden voorkomen. 2. Extra aanduidingen als ‘weduwe van’, ‘erfgenamen van’ enzovoort worden in de extensie bij de naam ondergebracht. 3. Wanneer meerdere drukkers (vaak in familieverband) voor een editie
94
De bibliografische beschrijving | V Impressum
hebben samengewerkt, en die samenwerking blijkt uit de gezamenlijke presentatie van hun namen in één impressum, dan wordt voor dat samen werkingsverband een nieuwe hoofdvorm aangemaakt. De eerste naam wordt genoteerd volgens de regels in punt 1 hierboven, de volgende namen in hun natuurlijke volgorde. Bij drukkers die hebben samengewerkt, worden de namen verbonden met een ampersand (&). Voorbeeld: hoofdvorm en trefwoorden van een drukker Hastens, van, Henrick Henrick van Hastens Henrick van Haestens Henricus Hastenius Voorbeeld: hoofdvorm en trefwoorden van een drukkersweduwe Hastens, van, Henrick [Weduwe] apud viduam Henrici Hastenii Bellerus, Petrus I [Weduwe en erfgenamen] apud viduam & haeredes Petri Belleri Voorbeeld: hoofdvorm en trefwoorden van samenwerkingsverband Lesteens, Guilliam & Hendrik I Aertssens prostant apud Guilielmum Lesteenium, et Henricum Aertssens
Weergave: trefwoord
Zoals hierboven reeds aangegeven wordt elk trefwoord opgeslagen in de drukkersthesaurus. Bij het transcriberen van trefwoorden gelden de volgende regels: 1. De naamsvariant wordt geciteerd zoals hij in het drukwerk gepresenteerd wordt. 2. Leestekens en spaties blijven behouden. Ook als komma bedoelde puntkomma’s of als afkortingspunten bedoelde dubbele punten blijven behouden. 3. Hoofdletters aan het begin van de naam blijven behouden, andere worden naar onderkast gereduceerd. 4. De echte ligaturen æ, œ, Æ en Œ worden zo weergegeven. Andere ligaturen worden ontbonden. 5. De combinatie van twee V’s blijft behouden, zowel in boven- als in onderkast. Indien de combinatie ‘VV’ of ‘vv’ door bijsnijden van één van de letters ‘W’ resp. ‘w’ moet suggereren, dan wordt de letter als ‘W’ resp. ‘w’ overgenomen. 6. Variante lettervormen worden niet onderscheiden. De lange ſ wordt door een gewone ‘s’ weergegeven, ß als ‘ss’, ook in het Duits. 7. Afkortingen worden doorgaans overgenomen. Een aantal veel voorkomende afkortingen die met een titulus worden aangeduid, worden tussen vierkante haken opgelost: ‘vandê’ wordt ‘vande[n]’, ‘VÂ’ wordt ‘va[n]’. 8. De gotische kapitalen I/J en U/V worden steeds als I/i en V/v gelezen en gereduceerd.
short title catalogus vlaanderen
95
afbeeldingen 9 • Zie (p. 85) en 12 (p.97)
9. Cursief wordt niet onderscheiden. 10. Impressa in andere alfabetten dan het Latijnse worden getranscribeerd. Functie-aanduidingen
Bij levende talen (Nederlands, Frans, Italiaans, Spaans, …) wordt de functieaanduiding gestructureerd overgenomen: in het drukkersveld komt de genormaliseerde vorm van de naam van de drukker, en in het functieveld komt een aanduiding van de vermelding die in het impressum is opgenomen. Bij Latijnse impressa daarentegen wordt de functie-aanduiding die voor of na de naam van de drukker staat bij de transcriptie van het trefwoord behouden. Er is dan geen aparte functie-aanduiding. Bij de normalisatie wordt de volledige functie-aanduiding naar onderkast gereduceerd. Uitzondering Wanneer de naam van de drukker in een impressum dat gesteld is in een levende taal toch wordt verbogen, dan wordt deze verbogen vorm overgenomen samen met het bijhorende voegwoord. Dit komt slechts zeer zelden voor, bijvoorbeeld bij impressa die in het Duits gesteld zijn of een enkele keer in een Nederlandstalig impressum. Voorbeeld Engel vanden Hove, Claer bevvys vande catholijcke waerheydt, van twee controverse artikelen, te weten van’t vaghevyer ende aflaten, Loven, bij Bernardinum Maesium, 1630
• Voorbeeld 10 (p.86)
Vermelding van auteurs in het impressum
Zoals hoger reeds is aangegeven, kan het impressum soms een auteur vermelden. Zulke formuleringen zijn in meer of mindere mate expliciet. Ze luiden bijvoorbeeld ‘voor den autheur’, ‘gedrukt voor Arnout van Geluwe’, ‘sumptibus authoris’, … De auteur krijgt dan een authority record in het drukkersbestand. De hoofdvorm en het trefwoord (bijv. ‘den autheur’, ‘Arnout van Geluwe’, ‘sumptibus authoris’) worden in de beschrijving opgenomen. Als functie-aanduiding kiest men voor ‘Gedrukt voor/op kosten van’. Bij Latijnse formuleringen blijft de functie-aanduiding steeds achterwege. 6 Functie: keuze en weergave
Indien het impressum de functie van de drukker/uitgever vermeldt, dan wordt ze in de beschrijving genoteerd. Er zijn zeven mogelijkheden: 1. … Boekverkoper 2. Te koop bij 3. Uitgegeven door/bij 4. … Boekdrukker 5. Gedrukt bij 6. Gedrukt voor/op kosten van 7. Niet gedefinieerd
96
De bibliografische beschrijving | V Impressum
Specifieke functie-aanduidingen die niet letterlijk in deze lijst voorkomen, worden tot één van de eerste zes mogelijkheden teruggebracht. Dit geldt ook voor andere talen dan het Latijn.
Afbeelding 12 Spaans impressum UA mag-p 14.600
Niet-Latijnse functie- of adresvermeldingen als ‘en la casa de …’, ‘in de druckerije van …’ of ‘en la empremeria de …’ worden niet opgenomen, tenzij de constructie het onmogelijk maakt de naam van de drukker te isoleren, zoals bijvoorbeeld het geval is bij ‘In de Plantijnsche drukkerye’. Indien elke functie-aanduiding in het impressum ontbreekt, of indien er enkel ‘bij …’ staat, kiest men voor ‘Niet gedefinieerd’, ook al zou men uit externe bron weten dat de bewuste drukker/uitgever enkel als verkoper zou zijn opgetreden. Het is namelijk niet mogelijk voor dit veld een bron van informatie te vermelden. Bij Latijnse impressa, waarbij de functie-aanduiding in het trefwoord van de drukker wordt opgenomen, wordt steeds de vermelding ‘Niet gedefinieerd’ genoteerd. Indien het impressum meer dan één functie-aanduiding bevat, dan wordt alleen de functie vermeld die voor het betrokken werk relevant is. Bij meer dan één functievermelding (bijvoorbeeld één voor en één na de naam van de drukker/uitgever) wordt enkel de eerste functie aangeduid in de beschrijving. Daarnaast worden alle functievermeldingen, met het jaar waarin ze vermeld worden, ook toegevoegd aan de scope note ‘beroep’ in de drukkersthesaurus. 7 Plaats van uitgave: keuze en weergave
Keuze voor hoofdvorm of trefwoord
Indien de plaats van uitgave in het impressum wordt vermeld, en de bronvermelding luidt ‘titelpagina’ of ‘colofon’, dan wordt de variant van de plaats van uitgave als trefwoord in de beschrijving opgenomen. Indien de plaats van uitgave uit een impressum komt met de bronaanduiding ‘document’, dan wordt de hoofdvorm in de beschrijving opgenomen. De bijkomende trefwoorden worden wel toegevoegd aan de geografische thesaurus. Hetzelfde geldt voor plaatsaanduidingen die een externe bron hebben. Indien het impressum bijvoorbeeld wel een drukker vermeldt, maar geen plaats van uitgave, dan kan deze plaats van uitgave toch worden gevonden en toegevoegd.
short title catalogus vlaanderen
97
• Zie deel 1, v, 3.3 (p.35)
In zulke gevallen noteert men dus steeds de hoofdvorm, met als bron ‘extern’. De gegevens kunnen komen uit de bibliografische referenties, of uit de plaats van activiteit zoals terug te vinden in de drukkersthesaurus. In dat laatste geval wordt dit vermeld in een algemene noot: ‘Place from the printers address of activity’. Indien de plaats van uitgave in de vorm van een bijvoeglijk naamwoord ergens in het impressum of het colofon voorkomt, dan wordt deze formulering niet als trefwoord overgenomen, maar wel de bijhorende hoofdvorm geselecteerd. De bronaanduiding luidt dan ‘document’ of ‘colofon’. Weergave: hoofdvorm
fictieve plaatsen • Zie (p.100)
De hoofdvormen zijn reeds in de geografische thesaurus opgenomen. Voor de aanmaak van nieuwe plaatsnamen wordt beroep gedaan op de catalografen van de Universiteit Antwerpen (Centrale Bibliotheek). De STCV voegt dus géén geografische termen toe, tenzij het een fictieve plaats zou betreffen. Indien er nergens een aanduiding van de plaats van uitgave te vinden is, dan noteert men ‘sine loco’ (a::91.0001), met als bronvermelding ‘extern’. Weergave: trefwoord
Elk trefwoord dat bij een bepaalde plaatsnaam hoort, wordt opgeslagen in het authoriteitsbestand. Bij het transcriberen van het trefwoord gelden volgende regels: 1. De plaatsnaamvariant wordt geciteerd. 2. Leestekens en spaties blijven behouden. 3. Hoofdletters aan het begin van een plaatsnaam of aan het begin van een significant naamsdeel van een plaatsnaam blijven behouden, andere worden naar onderkast gereduceerd: ‘in den Haag’ wordt ‘Den Haag’, ‘sHertogenbosch’ blijft ‘sHertogenbosch’, ‘GHendt’ wordt ‘Ghendt’. 4. Begint een plaatsnaam met een kleine letter, dan wordt die tot een hoofdletter geredigeerd: ‘antwerpen’ wordt ‘Antwerpen’. Wordt de plaatsnaam echter door een gereduceerd lidwoord ingeleid (‘tAntwerpen’), dan blijft dat gereduceerd lidwoord in onderkast staan. 5. De echte ligaturen æ, œ, Æ en Œ worden zo weergegeven. Andere ligaturen worden ontbonden. 6. De combinatie van twee V’s blijft behouden, zowel in boven- als in onderkast. Indien de combinatie ‘VV’ of ‘vv’ door bijsnijden van één van de letters ‘W’ resp. ‘w’ moet suggereren, dan wordt de letter als ‘W’ resp. ‘w’ overgenomen. 7. Variante lettervormen worden niet onderscheiden. De lange ſ wordt door een gewone ‘s’ weergegeven, ß als ‘ss’. 8. Afkortingen worden doorgaans overgenomen. Een aantal veel voorkomende afkortingen die met een titulus worden aangeduid, worden tussen vierkante haken opgelost: ‘Antwerpê’ wordt ‘Antwerpe[n]’.
98
De bibliografische beschrijving | V Impressum
9. De gotische kapitalen I/J en U/V worden steeds als I/i en V/v gelezen en gereduceerd. 10. Cursief wordt niet onderscheiden. 11. Voorzetsels die niet meteen aan de plaatsnaam vastzitten, worden verwaarloosd. De partikels die zonder meer met de plaatsnaam zijn versmolten worden wel overgenomen. Zo wordt ‘tAntwerpen’ opgenomen als ‘tAntwerpen’, maar ‘te Antwerpen’ als ‘Antwerpen’. 12. Provincie- of landaanduidingen bij plaatsaanduidingen worden samen met de plaatsaanduiding overgenomen. ‘Ipris Flandrorum’ wordt dus geheel overgenomen. 13. Wanneer een stadsnaam uit twee delen bestaat, behouden de beide delen een hoofdletter. Voorbeeld Maes-Tricht, Mosae-Traiectensis, Den Bosch Dit geldt uiteraard niet voor onderdelen als ’s-Hertogenbosch.
14. Impressa in andere alfabetten dan het Latijnse worden getranscribeerd. 15. Latijnse plaatsnamen behouden de locatief. Voorbeelden Impressum
Transcriptie
Regel van toepassing
Antwerpen
Antwerpen
1
ANTVVERPEN
Antvverpen
3 en 6
t’Antwerpen
Antwerpen
11
T’ANTWERPEN
Antwerpen
3 en 11
’t Antvverpen
Antvverpen
1, 6 en 11
’T ANTWERPEN
Antwerpen
3 en 11
Thandtvverpen
Thandtvverpen
1 en 11
Tipre
Tipre
1 en 11
TIPRE
Tipre
1, 3 en 11
Tot Yperen
Yperen
11
antwerpen
Antwerpen
4 (eerste letter wordt hoofdletter)
’t hantwerpen
Hantwerpen
4 (eerste letter wordt hoofdletter)
in den Haag
Den Haag
4 (eerste letter wordt hoofdletter)
in sGravenhage
sGravenhage
4 (gereduceerd lidwoord)
in ’sHertogenbosch
’sHertogenbosch
4 (gereduceerd lidwoord)
Lugdunum Batavorum
Lugdunum Batavorum
12 (landaanduiding)
Middelbvrgi Zelandiæ
Middelbvrgi Zelandiæ
12 (provincie-aanduiding), 5, 6
short title catalogus vlaanderen
99
Schijnadressen, fictieve plaatsnamen en fictieve drukkers
Soms wordt in het impressum een schijnadres of een fictieve plaatsnaam vermeld. Een schijnadres is een adres dat een bestaande locatie vermeldt om de echte plaats van uitgave te verhelen. Zo vermeldden een aantal Noord-Nederlandse drukkers een Zuid-Nederlands adres in het impressum om censuur te ontlopen. De echte plaats van uitgave is in vele gevallen wel te achterhalen. Een fictief adres vermeldt daarentegen een locatie die niet bestaat. Dan is vaak de echte plaats van uitgave niet te achterhalen. Gehuchten vallen onder de stad waar ze administratief toe behoren, en worden niet beschouwd als fictieve of schijnadressen. Schijnadressen die een plaats in de Zuidelijke Nederlanden vermelden worden steeds opgenomen, ook al is het werk duidelijk elders gedrukt. Schijnadressen die een plaats buiten de Zuidelijke Nederlanden vermelden, maar die wel duidelijk in de Zuidelijke Nederlanden gedrukt zijn, worden eveneens opgenomen tenzij ze reeds in de STCN vermeld worden. Schijnadressen worden behandeld zoals andere plaatsen van uitgave: indien ze op de titelpagina of in het colofon voorkomen, wordt het trefwoord opgenomen; in de andere gevallen noteert men de hoofdvorm. De schijnadressen worden, indien mogelijk, tussen vierkante haken opgelost. Het trefwoord wordt in dat geval opgenomen bij de echte plaats van uitgave. Voorbeeld Impressum: Loven, N. Braau, 1657 Thesaurus: hoofdvorm: Haarlem trefwoord: Loven [= Haarlem]
Indien in de beschrijving de hoofdvorm moet worden opgenomen, selecteert men eveneens het hoofdwoord van de echte plaats van uitgave. In de authorityrecord van de echte plaats van uitgave neemt men als trefwoord wel het schijnadres met zijn oplossing op. Een algemene noot kan de situatie toelichten. Indien een in het impressum genoemde adres zeker een schijnadres is, maar dit niet kan worden opgelost, dan wordt een nieuw trefwoord aangemaakt in de authority record van de genoemde plaats, met de vermelding ‘mystification’. Voorbeeld Antverpiae [mystification]
• Zie voorbeeld 17
Wanneer het vermoeden heerst dat het in het impressum genoemde adres een schijnadres is, maar er is geen absolute zekerheid, dan wordt de plaats van uitgave toch zoals normaal opgenomen in het impressumblok. In een algemene noot wordt de twijfel dan uitgedrukt met de formule ‘possibly not printed in …’ of ‘probably not printed in…’. Voor Fictieve adressen, adressen van plaatsen die niet bestaan, wordt een nieuwe geografische authority record aangemaakt, met de extensie ‘fictieve plaats’. De hoofdvorm staat in genormaliseerde en gemoderniseerde spelling,
100
De bibliografische beschrijving | V Impressum
de varianten in het document worden als trefwoorden (verwoordingen) opgenomen. Ook relatieve plaatsbepalingen als ‘buiten Antwerpen’ en andere fantasievormen vallen onder de fictieve adressen. Indien mogelijk worden de echte plaatsen van uitgave in het trefwoord opgelost tussen vierkante haken. Voorbeeld 17
Fictieve plaats van uitgave
Titel
Titelpagina:
Niev[w]e t[ii]dinge van den dvyvel ende dry notabele persoonen
Impressum
Titelpagina:
Poniroponvs [Poniroponus [Fictieve drukker]] Hadopoli [Hadopoli [Fictieve plaats]] 1611
Titelpagina:
Collatie
8° A-C 8 (C8 blank) 46, [2 blank] p.
Opmerking
Probably printed in the Southern Netherlands
In een aantal gevallen is de formulering van het impressum zodanig, dat het lijkt te gaan om een schijnadres terwijl dat niet het geval is. Een Spaanse drukker kan bijvoorbeeld een werk te Antwerpen hebben laten drukken, zonder dat hij daar verbleef. In zo’n geval beschouwen we ‘Antwerpen’ als de echte plaats van uitgave (het werk is namelijk hier gedrukt), en wordt de situatie in een algemene noot verder toegelicht. In het adresbestand van de drukker wordt het adres eveneens opgenomen, met in de biografische noot een opmerking over de ware toestand.
• Zie voorbeeld 18
Voorbeeld 18
Spaanse drukker geeft een werk uit in Antwerpen
Titel
Titelpagina:
Varias antigvedades de España Africa y otras provincias
Auteur
Titelpagina:
Bernardo Aldrete [Aldrete, Bernardo] [Primaire auteur]
Impressum
Titelpagina: Iuan Hasrey [Hasrey, Juan] Titelpagina: Amberes [Antwerpen]
Collatie
1614 typis Gerardi Wolsschatii, et Henrici Ærtsii [Wolschaeten, van, Geeraerdt i & Hendrik i Aertssens] Colofon: Antverpiæ [Antwerpen] (col.1614) Colofon:
4°
* -2 *4 A- 4V 4
[1], [1 blank], [14], 640, [72] p. Opmerking
Juan Hasrey was mainly active in Madrid but had this book printed in Antwerp
short title catalogus vlaanderen
101
voorbeeld 17 • Zie (p.101)
In sommige gevallen wordt ook een fictieve drukkersnaam gebruikt. Indien de ware naam van de drukker te achterhalen is, wordt de fictieve drukkersnaam als trefwoord toegevoegd aan de authority record van de drukker. Is de echte drukker niet te achterhalen, dan wordt de fictieve drukkersnaam aan de drukkersthesaurus toegevoegd, met de extensie ‘Fictieve drukker’. 8 Jaar van uitgave: keuze en weergave
In principe bevat elke beschrijving een datering. Aangezien in deze fase van het project enkel zeventiende-eeuwse drukken aan bod komen, krijgen nietgedateerde, maar vermoedelijk of zeker zeventiende-eeuwse werken steeds een tentatieve datering in de zin van ‘17th century?’ of ‘17th century’. Voor de volledigheid worden hier ook regels vermeld die enkel van toepassing zijn op werken uit latere periodes (meer bepaald de republikeinse kalender). Bij de weergave van het jaar gelden de volgende regels. 1. Het jaar wordt opgenomen zoals het in het impressum vermeld wordt, zelfs indien dat fouten bevat. 2. Het jaar wordt weergegeven in Arabische cijfers. Latijnse dateringen worden omgezet: M.D.CL. wordt ‘1650’. 3. Jaartallen in Grieks schrift blijven behouden en worden tussen vierkante haakjes omgerekend: ‘αζζα [= 1661]’. 4. Jaartallen uit andere jaartellingen, zoals de joodse, de islamitische of de republikeinse kalender, blijven behouden en worden tussen vierkante haakjes omgerekend: ‘5420 [= 1624]’. 5. Dubbele dateringen bij gebruik van twee kalenders in de bron blijven behouden: ‘5426/1666’, ‘an 6/1798’. 6. Foutieve jaartallen worden behouden en tussen vierkante haakjes gecorrigeerd: ‘1954 [= 1654]’. 7. Onmogelijke Romeinse getallen worden geciteerd en tussen vierkante haakjes gecorrigeerd, voorafgegaan door een uitroepteken: ‘M.D.C.XLXI [!= 1649]’ 8. Bij werken in meerdere delen worden de uiterste jaren van uitgave gegeven. 9. Bij werken die in meerdere delen verschenen, en waarbij een later deel voor het eerste verscheen, wordt deze volgorde in de datering behouden. 10. Niet gedateerde werken, die men op basis van een ander element met zekerheid kan dateren, krijgen deze datum met als bronvermelding ‘document’ of ‘extern’. Voor de bronvermelding ‘extern’ gebruiken we de datering tussen vierkante haakjes, voor ‘document’ gebruiken we ronde haakjes. Voor dateringen in het colofon gebruiken we ‘(col. yyyy)’. De datering kan in een algemene noot worden toegelicht: ‘date from approbation’. 11. Niet gedateerde werken, die men op basis van een ander element bij benadering kan dateren, krijgen deze benaderende datering met als bron-
102
De bibliografische beschrijving | V Impressum
vermelding ‘document’ of ‘extern’. De datering kan in een algemene noot worden toegelicht. a. Indien de onzekerheidsmarge één jaar bedraagt, dan wordt de vroegste datum door een vraagteken gevolgd. b. Indien de onzekerheidsmarge meer dan één jaar bedraagt, dan wordt de datum door circa (‘c.’) voorafgegaan. c. Indien de periode begrensd kan worden door termini post en/of ante quem, dan worden deze termini aangegeven. d. Tenslotte kan men zijn toevlucht nemen tot vage dateringen of algemene bepalingen van het jaar van uitgave, zoals ‘17th century?’, ‘early 17th century’ of ‘late 17th, early 18th century’. Voorbeelden
Regel
Datering in het werk
Beoogde weergave in de beschrijving
1
1663
1663
2
m.d.c.xxv
1625
4
(islamitische datering) 1002
1002 [= 1624]
4
(joodse datering) 5420
5420 [= 1660]
5
an 6/1798
an 6/1798
6
1569
1569 [= 1659]
7
m.d.c.xlxi
m.d.c.xlxi [! = 1649]
8
deel 1: 1605; deel 2: 1608
1605-1608
9
deel 1: 1635; deel 2: 1632
1635, 1632
10
(privilege) 1645
(1645)
11 a
(extern) 1672 of 1673
[1672?]
11 b
(extern) tussen 1682 en 1685
[c. 1682]
11 c
(document) tussen 1634 en 1665
(between 1634 and 1665)
11 c
(extern) voor 1675
[not after 1675]
11 c
(approbatie) na 1698
(not before 1698)
11 d (extern)
vermoedelijk 17de eeuws
[17th century?]
11 d (extern)
laatste decennium 17de eeuw
[169-]
We wijzen er hier op dat de weergave in de beschrijving niet volledig overeenkomt met de manier waarop de gegevens in Brocade moeten worden ingevoerd. Zo worden bij Brocade de taalgebonden elementen in de mate van het mogelijke vermeden. Een aantal nuances in de datering verdwijnen daardoor: men moet terugvallen op de bestaande categorieën. Een algemene noot kan de beschrijving verfijnen of verduidelijken.
short title catalogus vlaanderen
103
De invoer van het jaartal in Brocade Algemeen
In Brocade wordt voor elk jaar van uitgave met een aparte set gewerkt. Per impressum zijn er twee sets, en kunnen er dus twee jaren worden ingegeven. Meestal wordt enkel de eerste set gebruikt, aangeduid met ‘Jaar[1]’. De tweede set, aangeduid met ‘Jaar[2]’, wordt enkel gebruikt wanneer de delen van een meerdelig werk in verschillende jaren gedrukt zijn. Elke set bestaat uit drie velden. In het eerste veld wordt het type van de datering bepaald. In het tweede veld noteert men het jaar waarop het systeem de beschrijving moet sorteren. In het derde veld is er ruimte om te nuanceren. De velden ‘type’ en ‘sorteer op’ van de eerste set moeten altijd worden ingevuld. Indien het veld ‘toon ook’ niet wordt ingevuld, dan presenteert het systeem de inhoud van het veld ‘sorteer op’ volgens de vorm aangegeven in het veld ‘type’. Indien het veld ‘toon ook’ wel wordt ingevuld, dan geeft het systeem uitsluitend de informatie die hier is ingevuld weer, welk type er ook is aangegeven. Het veld ‘type’
Het type van een datering moet altijd worden bepaald. Het standaardtype is ‘YYYY’, het meest voorkomende type. Het type bepaalt hoe het jaartal aan de gebruiker getoond wordt: op de plaats van de Y-tekens worden de cijfers gepresenteerd die in het veld ‘sorteer op’ zijn ingevuld, tenzij het veld ‘toon ook’ eveneens informatie bevat. Het veld ‘sorteer op’
Het veld ‘sorteer op’ moet altijd met vier Arabische cijfers worden ingevuld. Het systeem sorteert de beschrijvingen volgens het jaar dat hier is bepaald, ongeacht wat in het veld ‘toon ook’ is ingevuld. Bij onzekere of vage datering moet er steeds op het vroegste jaar gesorteerd worden. Het veld ‘toon ook’
Het veld ‘toon ook’ kan worden ingevuld indien de beschrijving een andere datering moet tonen dan in het veld ‘sorteer op’ is bepaald. Het veld kan ook een vreemde, foute of twijfelachtige datering toelichten. Dat maakt het mogelijk om in de beschrijving een andere datum te presenteren dan die waarop de sortering moet gebeuren. Dit is van belang voor verkeerde data in het impressum, onmogelijke getallen of dateringen in andere kalenders. Voorbeeld type yyyy; sorteer op 1623. Het systeem presenteert dan ‘1623’. type [yyyy-]; sorteer op 1690. Het systeem presenteert dan ‘[1690-]’. type (col. yyyy); sorteer op 1645; toon ook ‘[1673]’. Het systeem presenteert dan ‘[1673]’.
104
De bibliografische beschrijving | V Impressum
Het veld ‘toon ook’ is een veld waar vrije tekst ingevoerd kan worden. Daarom is het belangrijk aandachtig te zijn bij het gebruik van ronde en vierkante haken in dit veld. Externe dateringen worden steeds tussen vierkante haken geplaatst, dateringen die uit het document zelf afgeleid zijn komen tussen ronde haken. Dateringen bestaande uit één jaar van uitgave
Voor werken met één jaar van uitgave en meerdelige werken waarvan alle delen in hetzelfde jaar zijn verschenen. In te vullen velden in Brocade
Beoogd resultaat
Resultaat in presentatie
Type
Sorteer op
Toon ook
1645
yyyy
1645
1645
(col. 1645)
(col. yyyy)
1645
(col. 1645)
(1645)
(yyyy)
1645
(1645)
[1645]
[yyyy]
1645
[1645]
[1678?]
[yyyy?]
1678
[1678?]
[c.1678]
[c.yyyy]
1678
[c.1678]
(not before 1666)
(yyyy–)
1666
(1666–)
[not after 1666]
[–yyyy]
1666
[–1666]
[between 1624 and 1645]
inter [yyyy–yyyy]
1624
[1624–1645]
[1624–1645]
[169-]
[yyy-]
1690
[169-]
[169-]
[169-?]
[yyy-?]
1690
[169-?]
[169-?]
[17th century]
[yy--]
1600
[16--]
[16--]
[17th century?]
[yy--?]
1600
[16--?]
[16--?]
1689 [= 1698]
yyyy [= yyyy]
1698
1698 [= 1689]
1698 [= 1689]
m.dc.xlxi [!= 1649]
yyyy
1649
m.dc.xlxi [!= 1649]
m.dc.xlxi [!= 1649]
Zekere datering
Onzekere datering
Fout in de datering
Verklaring van de datering (islamitische en joodse dateringen, republikeinse kalender) 1002 [= 1624]
yyyy
1624
1002 [= 1624]
1002 [= 1624]
5420 [= 1660]
yyyy
1660
5420 [= 1660]
5420 [= 1660]
an 6/1798
yyyy
1798
an 6/1798
an 6/1798
short title catalogus vlaanderen
105
Dateringen bestaande uit twee jaren van uitgave
Voor een aantal dateringen wordt gebruik gemaakt van een tweede set velden. Dat is met name het geval voor meerdelige werken waarvan delen in verschillende jaren zijn verschenen. In te vullen velden in Brocade
Beoogd resultaat
Resultaat in presentatie
Type
Sorteer op
Toon ook
1645–1657
Jaar 1: yyyy Jaar 2: yyyy
1645 1657
1645–1657
1657, 1655
Jaar 1: yyyy Jaar 2: yyyy
1657 1655
1657–1655
Beperkingen
Een aantal nuances kunnen in dit systeem niet worden weergegeven. Dateringen als ‘late 17th, early 18th century’ en ‘1657, 1655’ (voor een meerdelig werk waarvan het tweede deel het eerst verschenen is) moeten worden genoteerd als ‘16--’ en ‘1657–1655’.
• (p.125)
Zie hoofdstuk vii, 2
Het jaar van uitgave en het verband met de jaar- en formaatcode
In hoofdstuk vii wordt op dit element verder ingegaan. We kunnen hier volstaan met de opmerking dat alleen jaaraanduidingen van de titelpagina in de jaar- en formaatcode worden opgenomen. Zoals reeds in het hoofdstuk over de titel is gesteld, krijgt de (overkoepelende) typografische titelpagina voorrang op de gegraveerde titelpagina’s. Die pagina vormt ook het uitgangspunt voor het jaar dat in de jaar- en formaatcode wordt genoemd. Indien die pagina met andere woorden geen jaar van uitgave in het impressum heeft, dan noteert men ‘0000’ in de jaar- en formaatcode. Dat is ook zo voor alle andere dateringen op basis van het document of op basis van externe bronnen. Aperte fouten worden niet verbeterd. Voorbeelden
Titelpagina
Colofon
Presentatie in jaar- en formaatcode
Commentaar
1654
jaar op tp. wordt genoteerd
1654
tp. gaat voor op colofon
1967
fout op tp. blijft behouden
1697
1967
fout op tp. blijft behouden
1676
0000
geen jaar op tp.
0000
Defectieve datum op tp.
1654 1654
1655
1967 1967 16.9
106
De bibliografische beschrijving | V Impressum
VI Collatie 1 Algemeen
In de collatie wordt de materiële verschijningsvorm en de omvang van de beschreven publicatie uitgedrukt. Daarbij wordt steeds uitgegaan van een ‘ideal copy’ van de publicatie, zoals die door de uitgever was bedoeld. Afwijkingen ten opzichte van een ideal copy zijn exemplaargebonden en worden vermeld bij de exemplaarinformatie. De STCN vermeldt in haar beschrijvingen enkel het bibliografisch formaat en de collatieformule (katernopbouw). De STCV neemt ook systematisch gegevens betreffende paginering, foliëring of kolomaanduiding op. Deze gegevens zijn meestal vrij makkelijk vast te stellen of af te lezen uit de publicatie, ook voor een minder gespecialiseerd publiek. Het opnemen van de paginering, foliëring of kolomaanduiding heeft als bijkomend voordeel dat het een eenvoudige controle van de eigenlijke collatieformule (katernopbouw) mogelijk maakt. 2 Type collatie: normaal of oblong
De standaardwaarde van het veld ‘Type’ is ‘normaal’. Enkel wanneer de beschreven publicatie breder is dan hoog (oblong) wordt hier als type ‘oblong’ aangeduid.
hoofdstuk xi • Zie (p.147)
ook 4 • Zie Bibliografisch formaat (p.110)
3 Paginering, foliëring en kolomaanduiding
3.1 Algemeen
Van elke genummerde opeenvolging van pagina’s, folio’s (bladen) en kolommen wordt het laatst voorkomende getal vermeld. Nummering in Arabische en Romeinse cijfers of in Griekse letters wordt ongewijzigd overgenomen; nummering in Latijnse letters echter niet. Ook het onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters in de Romeinse cijfers wordt behouden, net als het onderscheid tussen i/j en u/v. Pagina’s worden afgekort tot ‘p.’, folio’s tot ‘f.’, maar kolommen worden voluit gespeld als ‘columns’. Gaat het om meer dan twee genummerde kolommen per bladzijde, dan wordt dit in een algemene noot aangegeven. Uitzonderlijk komt ook een telling in ‘bifolia’ voor (per 2 folio’s genummerd). Bladen die met Latijnse letters zijn gepagineerd of gefolieerd worden beschouwd als ongepagineerde folio’s. In een algemene noot wordt de situatie toegelicht. In bijlage iv is een handige lijst te vinden om het totale aantal pagina’s te controleren op basis van de katernopbouw. Voorbeelden l xiv, 275, 45 p. viij, 328 p. 118, [2] f. 824 columns
short title catalogus vlaanderen
107
bijlage iv • Zie (p.159)
Is er een opeenvolging van kolommen, pagina’s en folio’s, dan wordt dit als zodanig geregistreerd. Voorbeeld 74 p., 624 columns, 25 f.
Indien het nummeren opnieuw begint binnen hetzelfde systeem, dan worden de reeksen gescheiden door een komma. Voorbeeld [12], 133, 234 p. deel 1 • Zie hoofdstuk iv, 3 (p.22)
Bij moederbeschrijvingen van een ‘incorporates’ worden de verschillende reeksen van de paginering, foliëring of kolomaanduiding van elkaar gescheiden door een puntkomma. Indien de laatste pagina, folio of kolom foutief is genummerd, wordt het foute getal genoteerd, gevolgd door het correcte getal tussen vierkante haken (na een gelijkheidsteken, gevolgd door een spatie). Alle correcties tussen vierkante haken worden in Arabische cijfers genoteerd. Een nadere verklaring voor de foutieve nummering wordt in de catalografische opmerkingen gegeven. Voorbeeld: Gepagineerde reeks verkeerd gepagineerd [16], 579 [= 595], [13] p. Catalografische opmerkingen: p. 529 als ‘513’ en zo fout voortgenummerd tot het einde [16], Ccccccccxiii [= 816], [4] p. Catalografische opmerkingen: p. Cccccvi als ‘Ccccciii’ en zo verder fout genummerd tot het einde
Indien tijdens het nummeren van een reeks van systeem wordt gewisseld, zonder dat evenwel het tellen opnieuw begint, gebruiken we het systeem dat als laatste in het boek voorkomt. Een catalografische opmerking verduidelijkt de situatie. Hierbij moet indien nodig het geciteerde getal zodanig gecorrigeerd worden dat het overeenkomt met de telling volgens het laatste systeem. Voorbeelden 176 f. Catalografische opmerkingen: de eerste 24 folio’s zijn gepagineerd als ‘1-48’, daarna wordt voortgenummerd in folio’s (vanaf f. 25). 28 [= 24] f. Catalografische opmerkingen: eerste vier bladen gepagineerd als ‘1-8’, daarna f. 5 als ‘9’ gefolieerd en zo fout voortgenummerd tot het einde.
108
De bibliografische beschrijving | VI Collatie
3.2 Ongenummerde pagina’s of folio’s
Ongenummerde pagina’s of folio’s die integraal deel uitmaken van de publicatie, worden steeds vermeld. • Indien ze zich bevinden aan het begin of binnenin een reeks genummerde pagina’s of folio’s en impliciet werden meegenummerd, worden ze niet expliciet aangeduid, maar meegeteld in de genummerde reeks. Voorbeeld Een reeks pagina’s genummerd 1, 2, [3], [4], 5, [6], 7, 8 wordt weergegeven als ‘8 p.’
• Indien ze zich bevinden vóór of na een reeks genummerde pagina’s of folio’s, worden ze apart geteld en tussen vierkante haken in Arabische cijfers uitgedrukt. Daarbij wordt dezelfde telling gebruikt als bij de genummerde eenheden: worden deze per folio geteld, dan worden ook de ongenummerde eenheden in folio’s geteld. Worden de genummerde eenheden per bladzijde geteld, dan geldt dit ook voor de ongenummerde eenheden. Bladen met ongenummerde kolommen na een reeks genummerde kolommen worden als ongenummerde folio’s geteld. Voorbeeld [8], 328 f. [12], 273, [3] p. 345, [1] col., [12] f.
• Indien ze zich bevinden binnenin een reeks genummerde pagina’s of folio’s en niet impliciet mee werden genummerd, worden ze opgeteld bij het laatst voorkomend getal in de reeks genummerde pagina’s of folio’s. Het resultaat van deze optelsom wordt tussen vierkante haken geciteerd, na een gelijkheidsteken gevolgd door een spatie, zoals bij foutief genummerde pagineringen. De oorzaak van dit gecorrigeerde cijfer komt meestal vrij snel aan het licht, bij vergelijking met de katernopbouw (toevoeging van χ-folio’s). Indien nodig kan er in de catalografische opmerking nog nadere toelichting worden verschaft. Voorbeelden 434 [= 454] p. Catalografische opmerkingen: 20 ongenummerde pagina’s binnenin reeks genummerde pagina’s 215 [= 228] f. Catalografische opmerkingen: 13 ongenummerde folio’s binnenin reeks genummerde folio’s
• Indien de hele publicatie ongenummerd is, dan wordt steeds het totale aantal folio’s (en dus niet pagina’s) geteld en vermeld tussen vierkante haken. Voorbeeld [80] f.
short title catalogus vlaanderen
109
3.3 Blanco pagina’s of folio’s
Blanco pagina’s of folio’s aan het begin of het einde van een reeks (genummerde of ongenummerde) pagina’s of folio’s worden vermeld voor zover ze deel uitmaken van de publicatie (dus niet te verwarren met schutbladen). Ze worden geteld en tussen vierkante haken gezet met de expliciete vermelding ‘blank’. Voorbeelden [8], 85, [3 blank] p. [4 blank], [19], [1 blank], 24, 66, [6 blank] p.
Opgelet: wanneer een reeks als folio’s genummerd is, en de laatste folio heeft een onbedrukte verso-zijde, dan wordt deze dus niet vermeld als blanco pagina: de folio wordt immers als één geheel beschouwd. Van folio’s die bij het boekblok horen maar die voor- of achteraan aan de band zijn gekleefd (bijvoorbeeld om als vast schutblad dienst te doen) wordt verondersteld dat deze blanco zijn (tenzij er aanwijzingen zijn dat dit niet zo is). 3.4 Ontbrekende pagina’s of folio’s
ook 5 • Zie katernopbouw (p.111)
• Ontbrekende pagina's of folio's aan het begin of middenin een te beschrijven editie worden in de beschrijving verzwegen. De ontbrekende pagina’s worden wel vermeld in de exemplaargebonden notitie. • Gaat het om een aanzienlijk deel van het werk dat ontbreekt, waardoor het onmogelijk wordt de ideal copy te reconstrueren, dan wordt voorlopig de werkelijke situatie van het exemplaar beschreven, en worden ontbrekende delen na de formule aangegeven (zie ook bij de formule voor de katernopbouw). Voorbeeld Paginering: [1], [1 blank], [6], [38] p. (the rest is missing) Katernopbouw: q4 χ1 2E-2G6 (the quires between q4 and χ1 are missing) Algemene noot: χ1 is probably f. 2D6
• Als aan het eind van het eerste te beschrijven exemplaar van een editie één of meerdere bladen of katernen ontbreken, wordt de paginering/foliëring gegeven voor zover mogelijk, met daarachter de uitdrukkelijke vermelding ‘[the rest is missing]’. Voorbeeld [8], 88 p. [the rest is missing]
Opgelet: in het veld van de paginering worden uitsluitend vierkante haken gebruikt; dit in tegenstelling tot het veld van de katernopbouw. bijlage iii • Zie (p.157)
4 Bibliografisch formaat
Het bibliografische formaat wordt bepaald overeenkomstig McKerrow’s Introduction en Bowers’ Principles.1 De tabel in bijlage iii geeft een handig overzicht van de meest voorkomende formaten, met aanduiding van de richting van de kettinglijnen en de positie van het watermerk.
110
De bibliografische beschrijving | VI Collatie
Oblong formaten worden expliciet aangeduid met oblong in het veld ‘type’ van de collatie. Voor het bepalen van het formaat bij een oblong, dient het boek 90° (een kwartdraai) gedraaid te worden om dan de richting van de kettinglijnen te bepalen. Indien het formaat niet met zekerheid kan worden bepaald, dan wordt het formaatveld niet ingevuld. Het vermoedelijke formaat wordt dan in de catalografische opmerkingen vermeld. In dat geval wordt het formaat als ‘00’ aangeduid in de jaar-formaat-code van de vingerafdruk. Voorbeeld Bibliografisch formaat: [niet ingevuld] Vingerafdruk: 167700 - # b1 A1 f : # b2 2R3 og Catalografische opmerkingen: Het formaat is vermoedelijk 64° 5 Katernopbouw (collatieformule)
Een eenvoudige collatieformule bestaat in principe uit de reeks van katern signaturen en de aanduiding van het aantal bladen in deze katernen. Voorbeeld Een werk bestaat uit vier katernen, gesigneerd als A, B, C en D. Elk katern bestaat uit vier bladen, die genummerd zijn als A, A2, A3, A4, enzovoort. De formule wordt dan A-D4 (te lezen als ‘A tot D in vier’).
De katernopbouw wordt in principe vastgesteld volgens de regels van Bowers (Principles, p. 196–254 en 457–461). Een korter overzicht is te vinden bij Gaskell (A new introduction, p. 328–331) en Pearce (Workbook, p. 73–92). In de praktijk worden de regels van Bowers niet tot in de kleinste details gevolgd: waneer de collatieformule te onoverzichtelijk wordt, dan wordt ze vereenvoudigd (Laufer, Introduction, 129).2 De STCV wijkt op enkele punten af van de voorschriften zoals die voorkomen in de bovenvermelde referenties, met name waar het gaat om cancels en de weergave van toevoegingen. Als principe geldt dat alle onderdelen van het boek zo worden benoemd, dat ze eenduidig herkenbaar zijn in de collatieformule en dat er op een eenduidige wijze naar kan worden verwezen in de noten en de catalografische opmerkingen. 5.1 Katernsignaturen
De formules worden vastgesteld op basis van de in het boek gebruikte katernsignaturen. Daarvoor werd meestal gebruik gemaakt van het Latijnse alfabet met 23 letters: ABCDEFGHI KLMNOPQRSTV XYZ
short title catalogus vlaanderen
111
1 Ronald B. McKerrow. An introduction to bibliography for literary students. Winchester, 1994; Fredson Thayer Bowers. Principles of bibliographical description. Winchester, 1994. 2 Philipp Gaskell. A new introduction to bibliography. New Castle (Del.), 1995; M. J. Pearce. A workbook of analytical and descriptive bibliography. Londen, 1970; Roger Laufer. Introduction à la textologie: vérification, établissement, édition des textes. Parijs, 1972.
Er werd dus geen onderscheid gemaakt tussen I en J en U en V. De W is een dubbele U of V en werd normaal niet apart gebruikt. Indien naast I ook J, of naast V ook U of W voorkomt, of een J in plaats van een I, moet dat expliciet worden vermeld.
• Afbeelding 1 b, (p.19)
Voorbeeld W gebruikt in een reeks wordt uit de reeks losgemaakt: A-V 12 W 12 X-Y 12 Z 6
Er wordt onderscheid gemaakt tussen reeksen gesigneerd in kapitaal en onderkast. Voorbeeld A-D 8 a-g 8
Herhalingen worden aangegeven met een voorgeplaatst cijfer in superscript. Voorbeeld A-D 8 2 A-F 8 deel 1 • Zie hoofdstuk iv, 3.1 (p. 24)
In de moederbeschrijving van een ‘incorporates’ worden de reeksen gescheiden door een komma. Voorbeelden In de moederbeschrijving: A-D 8 a-g 8 , 2 A-F 8 2 a-k 8 In de dochterbeschrijving: A-F 8 2 a-k 8
Verschillende signaturen in voor- of nawerk worden apart benoemd. Voorbeeld 8 8 8 8 * § -2 § ? A- G
Als binnenin een gesigneerde reeks een teken dubbel voorkomt, wordt het bewuste katern respectievelijk met de Griekse letter π (voorwerk) of de Griekse letter χ (hoofdwerk en nawerk) in superscript voor de katernsignatuur genoteerd. Dit kan voorkomen door een rekenfout, een zetfout, of doordat er een stuk tekst is tussengevoegd. Bij de verdubbeling van één enkel katern krijgt deze notering de voorkeur. Indien eenzelfde katernsignatuur meerdere keren opnieuw wordt gebruikt, worden de katernen met een rangcijfer in superscript aangeduid. Voorbeelden π 4 A A-D 4 A-D 4 χD 4 E-F 4 A-D 4 2 D 4 3 D 4 E-F 4
Als een reeks in het Grieks gesigneerd is, worden de Griekse letters niet getranscribeerd: anders zou een collatie van drie katernen Α–Γ (alfa tot gamma) worden genoteerd als A–G en dus verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden als een reeks van 6 opeenvolgende katernen. De Griekse letters worden daarom overgenomen. De situatie wordt indien nodig toegelicht in een algemene noot.
112
De bibliografische beschrijving | VI Collatie
Voorbeelden A-Γ4 A- 4Ξ 8 π1 2π 4 A-Δ 4 (Δ3 + χ Δ 2 )
5.2 Vereenvoudigde notatie
• Er worden vereenvoudigde notaties gebruikt: Reeksen worden samengevoegd: A, B, C enz. tot en met Y wordt ‘A-Y’ Doorlopende alfabetten worden samengevoegd tot een serie: A-Z, Aa-Zz, Aaa-Ttt wordt ‘A-3T’ • Een katern waarbij een vermelding tussen ronde haken wordt gemaakt voor het aangeven van toevoegingen of cancels wordt steeds losgemaakt uit de samengevoegde serie en apart vermeld. Dit geldt echter niet bij de laatste katern voor de vermeldingen ‘(lacks …, blank?)’ en ‘(… blank)’. Voorbeelden A-D 4 E 4 ( E2 + χ1 ) F- G 4 (G4 blank) A-P 8 Q 8 (lacks Q8, blank?) R-V 8
• Overbodige versieringen rond de katernsignaturen worden in de collatieformule genegeerd. Zo worden ronde haakjes rond de katernsignatuur weglaten: (A), (B) t.e.m. (T) wordt genoteerd als A-T. Een uitzondering hierop vormen signaturen bestaande uit een combinatie van ronde haakjes en leestekens: (.) of ):( of (…) en dergelijke. Hier worden de haakjes voor de duidelijkheid wel opgenomen.
Afbeelding 13 Signering met typografische symbolen ( )
UA RG 3011 C 3
short title catalogus vlaanderen
113
• In het voor- en nawerk worden katernen regelmatig met andere symbolen gesigneerd. Drie letters kunnen met een tilde worden genoteerd (ã, ñ, õ). Andere letters met een tilde worden zonder tilde genoteerd (bv. e, i, u). In de mate van het mogelijke worden andere symbolen als dusdanig overgenomen. Voorbeelden *, § , ?, ! , ( . ) , ) : (
• Indien de gangbare tekenset geen oplossing biedt, wordt het symbool vereenvoudigd, met een verklarende catalografische opmerking. De onderstaande voorbeelden staan model voor mogelijke vereenvoudigingen. Nieuwe vereenvoudigingen worden na overleg vastgelegd. + (plus-teken) wordt gebruikt voor alle mogelijke kruis-varianten wordt genoteerd als ***. Zo ook: (***), (…), … ¶ (pied-de-mouche) wordt genoteerd als ‘q’, met verklarende catalografische opmerking • (fist) wordt genoteerd als ‘f ’, met verklarende catalografische opmerking • (aldusblad) wordt genoteerd als ‘p’, met verklarende catalografische opmerking • Vermeldingen tussen ronde haken worden steeds voorafgegaan en gevolgd door een spatie. Het plus- en minteken (‘+’ en ‘–’), voor de aanduiding van respectievelijk toevoegingen en cancels, worden ook steeds voorafgegaan (behalve indien vlak na ‘(’ of het openen van de haakjes) en gevolgd door een spatie. Dit principe wordt gehanteerd om de overzichtelijkheid en de leesbaarheid van de collatieformule te vergroten. Voorbeeld: f. ):(8 gecanceld), na f. 2+3 een f. π toegevoegd ) : ( 8 ( – ) : ( 8 ) + 4 2 + 4 ( 2 + 3 + π1 ) A - D 4
• Wanneer er twee opmerkingen na elkaar geplaatst moeten worden, komen deze tussen dezelfde set ronde haakjes en worden ze van elkaar gescheiden met een puntkomma. Voorbeeld A-F 8 (F7 blank; lacks F8, blank?)
• Wanneer na een reeks de signering opnieuw begint, geven we dit aan door middel van een boven de lijn geschreven cijfer vóór het teken van de herhalende reeks. Aangezien het hierbij niet gaat om een latere toevoeging maar om een bewuste herhaling, gebruiken we in zo’n geval geen bovengeschreven χ. Voorbeeld A-D 4 2 A-D 4
114
De bibliografische beschrijving | VI Collatie
• Wanneer de reeks herhaald wordt, dan geldt deze herhaling voor de volledige reeks en niet enkel voor de signaturen die reeds werden gebruikt. Een signatuur in de herhaalde reeks krijgt dus steeds een bovengeschreven nummer, ook al is de betreffende signatuur zelf nog niet voorgekomen. Voorbeeld A- C 4 2 A-D 4 2 E 6 4 4 2 4 3 4 * A- C A- C A-F
2 4 4
*
A-K 6
5.3 Aantal folio’s per katern
• Het aantal bladen per katern wordt aangegeven met een achtergeplaatst cijfer in superscript. Dit moet altijd een even getal zijn. Enkel als een slotkatern uit slechts één blad bestaat, dan is het onduidelijk of er nog andere bladen ontbreken of dat er nooit meer bladen zijn geweest. Om die reden wordt zo’n slotblad beschreven als blad (dus met het cijfer op de lijn) en niet als een onvolledig katern. Indien het gaat om een oneven getal groter dan 1, dan is er ofwel sprake van een defectief katern, ofwel van een cancel. Voorbeelden A-S 4 T 2 V 1 A-T4 V 4 ( – V2 ) A-V 4 ( lacks V4, blank?)
• Katernen met regelmatig afwisselende aantallen bladen kunnen worden samengetrokken tot een reeksformule, waarbij de twee aantallen in superscript worden opgenomen, van elkaar gescheiden door een schuine streep. Is er een oneven aantal katernen, dan wordt het laatste katern, regelmatig of niet, altijd apart genoemd. Het eerste cijfer in superscript komt steeds overeen met het aantal bladen van het eerste katern van de reeks, het tweede cijfer komt steeds overeen met het aantal bladen van het laatste katern van de reeks. Voorbeelden A 4 B 8 C 4 D 8 E 4 F 8 wordt A-F 4 / 8
A 8 B 4 C 8 D 4 E 8 F 4 G 8 wordt A-F 8/4 G 8
• Een boek bestaande uit gebonden vellen in plano (meestal op stroken gekleefd) krijgt als formule bijvoorbeeld A-V1 (en dus niet A-V1). 5.4 Verwijzingen
• Bladverwijzingen worden gemaakt met katernletter en bladnummer. Het bladnummer staat op de lijn. In de noten, de catalografische opmerkingen en de exemplaarannotatie wordt het onderscheid tussen voor- en achterkant van een blad uitdrukkelijk vermeld als ‘recto’ of ‘verso’, gescheiden door een spatie van de katernletter en het bladnummer. Conjuncte bladen worden aangegeven met een punt tussen de bladnummers
short title catalogus vlaanderen
115
(zonder herhaling van de katernletter), terwijl niet-conjuncte bladen gescheiden worden door een komma (met herhaling van de katernletter). Een opeenvolging van meerdere bladen wordt door het gebruik van een koppelteken als een reeks aangeduid. Voorbeelden 2L4 verso 2 T4 recto A1.4 E1, E3 E1-3
• Indien in noten, catalografische opmerkingen of exemplaarannotaties katernen (‘gathering’ of ‘quire’) worden genoemd, worden de achtergeplaatste cijfers in superscript, die het aantal bladen per katern aangeven, weggelaten. Waar nodig wordt het voorgeplaatste cijfer in superscript behouden. Voorbeeld: katernen genoemd in een algemene noot Algemene noot: Gatherings A-D are a reissue of the 1673 edition Algemene noot: Gathering 2C has different type in some copies
5.5 Ongesigneerde katernen en folio’s
• Ongesigneerde katernen die met een teken benoemd kunnen worden, worden tussen vierkante haken gezet. Voorbeelden A-B 4 [C] 4 D 4 [A-D] 8 [A] 4 B -D 4 A-D 4 [ E] 1
ook 5.10 • Zie verzamelingen
gravures (p.122)
• Katernen uitsluitend gesigneerd met oplopende cijfers worden beschouwd als ongesigneerd. De cijfers worden wel gebruikt voor de vingerafdruk, met een verklaring in de catalografische opmerkingen. • In uitzonderlijke gevallen zijn volledige werken, of grote delen van een werk, niet gesigneerd. We proberen dan op basis van andere elementen (bindwijze, custodes, …) te achterhalen wat de collatieformule zou kunnen zijn. De katernen worden aangeduid met π en χ, eventueel voorafgegaan door een rangnummer op de lijn. Wanneer een exacte formule niet te achterhalen is, blijft het veld voor de collatieformule leeg. In een algemene noot verklaren we de situatie. • Tussengevoegde ongesigneerde bladen en katernen in het voorwerk worden aangeduid met de Griekse letter π (pi). Tussengevoegde ongesigneerde bladen en katernen in het hoofdwerk worden aangeduid met de Griekse letter χ (chi), ook als ze inhoudelijk een voorwerkkarakter hebben. Herhalingen van π en χ worden aangegeven door een voorgeplaatst
116
De bibliografische beschrijving | VI Collatie
cijfer op de lijn. De eerste keer dat π en χ in de katernopbouw genoemd worden, krijgen ze geen voorgeplaatst cijfer. Aparte tussengevoegde bladen worden beschreven als blad (dus met het cijfer op de lijn). Het aantal bladen per katern wordt ook bij ongesigneerde katernen aangegeven met een achtergeplaatst cijfer in superscript (altijd even). Bij losse folio’s komt het cijfer ‘1’ op de lijn. Een tweede ongesigneerd blad of katern wordt beschouwd als een voortzetting van de reeks en krijgt dus een voorgeplaatst cijfer op de lijn. Voorbeeld π1 § 4 2π 4 2 § 4 A-D 4 χ 2 E 4 2χ1 F 4
• Als het laatste blad van een katern is teruggeslagen om de gegraveerde titelpagina of een frontispice te vormen, dan wordt dat blad beschouwd als een ongesigneerd voorgevoegd blad. Het katern mist dan dus het laatste blad. Voorbeelden π1 § 4 ( - §4 ) 2 § 4 A-D 4 π1 A 8 ( -A8 )
• Als van een eerste of laatste niet gesigneerd katern van twee bladen één blad blanco is, wordt dat, ongeacht de feitelijke toestand in het concrete exemplaar, geacht op de meest ‘natuurlijke’ wijze gevouwen te zijn. Dit betekent dat bij een eerste niet gesigneerde katern het blanco blad vóór het bedrukte blad hoort te worden gevouwen en bij een laatste niet gesigneerde katern het blanco blad na het bedrukte blad hoort te worden gevouwen. Voorbeeld π2 (π1 blank) A-Q6
• Een niet gesigneerd los bijgebonden blaadje met errata wordt buiten de collatie gehouden en in algemene noot vermeld: Some copies with additional list of errata
Schema van toevoegingen van ongesigneerde katernen en bladen Voorwerk: π
Hoofdwerk: χ
Folio
Katern
Folio
Katern
Binnen katern
§8 (§2 + π1) A-D4
§8 (§2 +π2) A-D4
A-D4 E4 (E2 + χ1) F-G4
A-D4 E4 (E2 +χ2) F-G4
Buiten katern
§8 π1 *4 A-D4
§8 π2 *4 A-D4
A-D4 χ1 E-F4 2χ1 G2
A-D4 χ2 E-F4 2χ4 G2
short title catalogus vlaanderen
117
• Als er op een systematische manier meerdere ongesigneerde folio’s zijn ingevoegd, kan het voor de overzichtelijkheid raadzaam zijn om dit niet in de collatieformule weer te geven, maar in een algemene noot. Voorbeeld Niet: *4 χ1 A-D 12 E 12 ( E7 + 2χ1 ) F-H 12 I 12 ( I3 + 3χ1 ) K-M 12 N 12 ( N5 + 4χ1 ) O - Q 12 Maar: *4 A- Q 12 met in algemene noot: ‘4 plays, each with an inserted title page’
5.6 Toevoeging van gesigneerde katernen en folio’s
• Indien een toegevoegd blad (of meerdere bladen) doornummert t.o.v. de signatuur van het blad ervoor, dan wordt de katernsignatuur geciteerd. Een conjunct ongesigneerd blad wordt tussen vierkante haken vermeld. Voorbeelden A 8 (A4 + χ A 5) B -D 8 A 8 (A4 + χ A 5.6) B -D 8 A 8 (A4 + χ A 5. [6] ) B -D 8
• Indien meerdere toegevoegde bladen (een katern) niet doornummeren, maar opnieuw vanaf 1 beginnen te nummeren, dan worden ze beschreven als een apart katern (met cijfer in superscript), ook als de volgende bladen ongesigneerd zijn. Voorbeelden A 8 (A 5 + χ A 2 ) B -D 8 A 8 (A 5 + a 2 ) B -D 8
5.7 Verwijderingen en vermissingen
hoofdstuk xi • Zie (p.147)
De collatieformule geeft de katernopbouw weer van een ideal copy. Heeft een afzonderlijk exemplaar incidenteel ontbrekende bladen of bladen teveel, dan wordt dit in de collatieformule stilzwijgend gecorrigeerd. Hetzelfde geldt voor fouten van de binder. Deze twee specifieke gevallen van exemplaargebonden informatie (onvolledige exemplaren en bindfouten) worden wel in een exemplaarannotatie gesignaleerd. • Als aan het eind van het eerste te beschrijven exemplaar van een editie één of meerdere bladen of katernen ontbreken, wordt de collatieformule gegeven voor zover mogelijk, met daarachter de uitdrukkelijke vermelding ‘(the rest is missing)’. Opgelet: in het veld van de katernopbouw worden voor deze vermelding ronde haken gebruikt, in tegenstelling tot het veld van de paginering waar vierkante haken gebruikt worden. Voorbeeld A-P 4 (the rest is missing)
• Als het laatste blad van een werk ontbreekt en waarschijnlijk blanco is, wordt dit tussen ronde haakjes vermeld achter de collatieformule, met een vraagteken.
118
De bibliografische beschrijving | VI Collatie
Voorbeelden A-E 4 (lacks E4, blank?) A-D 8 E 4 (lacks E4, blank?)
• Als een slotkatern uit slechts één blad bestaat, dan is het onduidelijk of er nog andere bladen ontbreken of dat er nooit meer bladen zijn geweest. Om die reden wordt zo’n slotblad beschreven als alleenstaande folio en niet als onvolledig katern. Voorbeeld A-D 8 E1
• Als de visu is vastgesteld dat een slotblad zeker blanco is, wordt dat uitdrukkelijk vermeld. Dit geldt ook bij een laatste dubbelblad (= laatste katern met slechts 2 folio’s), waarvan de laatste folio blanco is. Voorbeelden A-D 8 E 4 (E4 blank) A-D 8 E 2 (E2 blank) en in dit geval dus niet ‘E1’!
• Als een blad ontbreekt dat in de ideal copy hoort te ontbreken (een cancel), dan wordt dit aangegeven met een min-teken direct na het betreffende katern. Voorbeeld A 8 ( – A8 ) B -D 8
• Als in een ideal copy een katern hoort te ontbreken (bijvoorbeeld door een vergissing van de zetter bij het signeren), kan in een algemene noot worden aangegeven dat het boek toch compleet is. Voorbeeld: katern F hoort te ontbreken A-E 4 G 4 Algemene noot: ‘Complete’
• Als de hele tekst van een werk bestaat uit slechts één (aan beide zijden bedrukt) blad, wordt de collatie altijd A1 of [A]1, ongeacht of er een blanco [A]2 aan vast zit. • Wanneer een aanzienlijk deel van het werk ontbreekt, zodat het onmogelijk wordt de ideal copy te reconstrueren, dan wordt voorlopig de werkelijke situatie van het exemplaar beschreven, en worden ontbrekende delen na de formule aangegeven (zie ook bij de formule voor de paginering). • Een combinatie van cancels en toevoegingen, die de omvang van een katern niet doen veranderen, worden niet apart vermeld. Indien de omvang van een katern wel verandert, worden de cancels wel expliciet vermeld. Voorbeeld A-B 4 ( – B3, +
*
2
) C4
short title catalogus vlaanderen
119
ook 3.4 • Zie ontbrekende pagina’s of folio’s (p.110)
Voorbeeld 19
Ontbrekende bladen in meerdelig werk
Titel
Titelpagina:
Lux euangelica svb velvm sacrorvm emblematvm
Auteur
Titelpagina:
Henricvs Engelgrave [Engelgrave, Henricus] [Primaire auteur]
Impressum
Editie Collatie
apud viduam & hæredes Ioannis Cnobbari [Cnobbaert, Jan [Weduwe en erfgenamen]] Titelpagina: Antverpiæ [Antwerpen] 1657 Titelpagina:
Titelpagina: Enlarged edition
Extern:
Fourth edition
2° 2 volumes 1# q 4 χ1 χ2 2E-2G 6 (the quires between f. χ1 and χ2 are missing) 1# [1], [1 blank], [6], [37] p. [the rest is missing] 2# π 2 A-2H 6 2I 4 2K-2L 6 2M 4 2# [1], [1 blank], [1], [1 blank], 380, [32] p. 5.8 Meerdere signaturen in één katern
• De beschrijving gaat zoveel mogelijk uit van de feitelijke fysieke situatie. Als een katern in een boek van quarto-formaat gesigneerd is als [A1] A2 A3 [A4] B[1] [B2], maar A1 is conjunct met B2, A2 met B1 en A3 met A4, én het enige bindtouwtje zit tussen A3 en A4, dan wordt de collatie niet A4 B2, maar wel A6, met een catalografische opmerking: ‘A5 gesigneerd als ‘B’.’ • Als binnen een grotere reeks meerdere katernen kennelijk zijn samengevoegd of ingekrompen tot één katern (van al dan niet normale omvang) met meerdere signaturen – dat wel één geheel vormt – dan wordt dat door middel van schuine strepen in de collatie tot uitdrukking gebracht. In het veld van de catalografische opmerkingen kan de werkelijke toestand nader worden toegelicht. Voorbeelden Katernopbouw: A-D 8 E/ F/G 8 H-K 8 Catalografische opmerkingen: Katern E/ F/G : E1-E2, F 1-F2, G1- G4 Katernopbouw: A / B 10 C-P 4 Catalografische opmerkingen: Katern A / B : A1-A4, B1-B6, met het touwtje tussen B1 en B2
• Bij de overgang tussen voorwerk en hoofdwerk kan het voorkomen dat één katern verschillende signaturen heeft. Voorbeelden: signering in het eerste katern met twee verschillende symbolen (* en A) [ * 1] * 2 * 3 A4 A 5 [A6] [A7] [A8] [ * 1] * 2 * 3 A1 A2 [A3] [A4] [A 5]
120
De bibliografische beschrijving | VI Collatie
Indien in zo’n geval de overgang tussen de twee verschillende signaturen samenvalt met de inhoudelijke grens, dan wordt het voorwerk als een afzonderlijk bibliografisch onderdeel beschouwd (en dus met de indicatoren ‘a1’ en ‘a2’ in de vingerafdruk opgenomen). Voor beide bovenstaande voorbeelden wordt de collatieformule dan: */A 8 B -D 8 Ligt er bij de overgang tussen de twee verschillende signaturen geen inhoudelijke grens, dan wordt de eerste (afwijkende) signatuuraanduiding beschouwd als een onregelmatigheid en krijgt de vingerafdruk slechts de hoofdwerkindicatoren ‘b1’ en ‘b2’. Voor beide bovenstaande voorbeelden wordt de collatieformule dan: A-D 8
In beide gevallen wordt de werkelijke situatie in de catalografische opmerkingen toegelicht. 5.9 Ongesigneerde platen en uitslaande bladen buiten collatie
• Afbeeldingen buiten collatie worden niet in de collatieformule vermeld. Indien de afbeeldingen buiten collatie echter een belangrijk en aaneengesloten deel van het boek uitmaken, worden ze na de collatieformule vermeld tussen ronde haken. Zo mogelijk wordt het aantal bladen gegeven. Voorbeeld A-F 8 2 A- C 4 (and 13 engraved f.)
• Een gegraveerde titelpagina en een frontispice worden echter wel steeds vermeld in de collatieformule, ook al bevatten ze geen typografie en zijn ze als afzonderlijke folio’s toegevoegd. Een auteursportret dat is toegevoegd wordt echter niet in de collatieformule vermeld. • In principe worden gravures, kaarten en tabellen waarop ook typografische tekst is te vinden steeds in de collatieformule opgenomen. • Een ongesigneerde uitslaande plaat buiten collatie, die groter is dan de gewone pagina’s en die geplooid moet worden om binnen het boekblok te passen, wordt achter de collatieformule vermeld: ‘A-D4 (and […] folding plates)’, met als exemplaarnotitie ‘Bevat […] uitslaande platen’. • Meerdere platen buiten collatie, van dezelfde grootte als het hoofdwerk, en over het hele werk verdeeld los van een indeling in hoofdstukken, worden vermeld achter de collatieformule: ‘(and […] engraved folios)’ en als exemplaarnotitie ‘Bevat […] gravures buiten collatie’. • Gaat het om meerdere systematisch verspreide pagina’s, dan kan in een algemene noot worden vermeld waar deze zich in het werk horen te bevinden, bijv. ‘with engraved folios/folding plates at the beginning of each chapter’. • Platen buiten collatie worden uiteraard ook vermeld met de aanduiding t020 ‘Illustraties buiten collatie (behalve in het voorwerk)’ en geven aanleiding tot de exemplaarnotitie ‘Bevat […] gegraveerde folio’s/uitslaande
short title catalogus vlaanderen
121
hoofdstuk viii, 3 • Zie indicatoren (p.126)
hoofdstuk ix, • Zie Onderwerpsontsluiting, (p.138) en hoofdstuk xi, Exemplaarinformatie, (p.147)
platen’. Indien er platen in het huidige exemplaar ontbreken, moet bij de exemplaarnotitie de vermelding ‘ Bevat […] gegraveerde platen’ (waarbij dit getal kleiner is dan het aantal platen in de ideal copy) of ‘ Alle platen buiten collatie ontbreken’ toegevoegd worden. • Platen binnen collatie worden uiteraard niet apart vermeld in de collatieformule (ze worden wel opgenomen bij de typografische kenmerken). 5.10 Verzamelingen gravures
• Verzamelingen gravures, zoals atlassen of schrijfboeken, worden enkel beschreven indien ze voorzien zijn van een typografische titelpagina. Bij gebrek aan katernsignaturen wordt indien mogelijk het formaat vermeld, maar geen collatieformule gegeven. In plaats daarvan vermeldt men in het veld katernopbouw ‘[…] engraved f.’ of ‘[…] engraved f. with typo graphical text’ indien er typografie op de gegraveerde bladen voorkomt. Het aantal bladen wordt genoemd indien met zekerheid vast te stellen. • Komt een verzameling gravures ook als deel van een ander werk voor, dan wordt dit aansluitend op de collatieformule van dat werk vermeld als: ‘and […] engraved f.’ In dat geval wordt er tussen beide beschrijvingen ook een relatie gelegd, van het type ‘Incorporates/Part of ’. • Bij Atlassen is de collatieformule vaak zo specifiek en ingewikkeld dat deze buiten het bestek van de gewone STCV-beschrijving valt. In de mate van het mogelijke proberen we de atlas te beschrijven als een gewoon boek met een normale collatieformule. Verder verwijzen we naar Koeman, C. Atlantes Neerlandici, tweede editie. Wanneer er bijvoorbeeld zeer veel graveurs, ontwerpers, illustratoren, enz. vermeld zijn, slaan we deze medewerkers van de kaarten over (maar niet die van auteursportret, grafische titelpagina, …). 5.11 Bedrukte omslagen
Een bedrukte omslag wordt niet in de collatieformule vermeld. 6 Meerdelige werken
voorbeeld 19 • Zie (p.120)
Meerdelige werken vragen een specifieke aanpak voor de invulling van het onderdeel collatie in de bibliografische beschrijving. Via de knop ‘Extra collatie’ worden er evenveel extra collatieblokken aangemaakt als het aantal delen van het meerdelig werk. Het totaal aantal collatieblokken is dus het aantal delen van het werk plus één. In het eerste collatieblok wordt de paginering opengelaten, het bibliografisch formaat wordt wel ingevuld. In de katernopbouw wordt enkel het aantal delen opgegeven, bijvoorbeeld ‘3 volumes’. In het tweede en de volgende collatieblokken wordt telkens de paginering en de katernopbouw van elk deel afzonderlijk ingevuld. Het bibliografisch formaat wordt daar opengelaten. De paginering en de katernopbouw worden telkens voorafgegaan door een specifiek gecodeerd volgnummer (volgnummer # spatie), dat aanduidt om welk deel het gaat.
122
De bibliografische beschrijving | VI Collatie
Uitzondering: delen van meerdelige werken afzonderlijk beschreven Zoals reeds in hoofdstuk 1 is aangegeven, worden de delen van een meerdelig werk in een aantal gevallen toch apart beschreven (niet alle delen zijn aanwezig, of de titels van de afzonderlijke delen verschillen te veel van elkaar). In die gevallen worden voor de collatie de gewone regels voor afzonderlijke werken toegepast. Het collatieblok wordt in elke beschrijving op de normale wijze ingevuld.
• Zie p.21
Voorbeeld De ghebenedyde voester van […] Jesus, sone vande alder-heyl. maghet Maria […] het eerste deel Paginering: [16], 630, [2] p. Bibliografisch formaat: 8° Katernopbouw: A-2R 8 2S 4 7 Invoer van de collatiegegevens in Brocade
Er kunnen zoveel collatieblokken worden aangemaakt als nodig door een cijfer in te vullen naast de vetgedrukte tekst ‘Collatie’, en vervolgens op ‘Extra collatie’ te klikken. Niet ingevulde collatieblokken worden na registratie van de beschrijving opnieuw verwijderd. Men kan de volgorde van de verschillende collatieblokken wijzigen met behulp van het numerieke veld naast de cursief gedrukte tekst ‘Collatie’. Het veld ‘Type’
In het veld ‘Type’, dat de standaardwaarde ‘normaal’ bevat, kan ook ‘oblong’ worden geselecteerd. Dit veld bevat altijd een waarde. Het veld ‘Paginering’
Het veld paginering moet manueel worden ingevuld. Er kunnen ook lange pagineringen worden ingevoerd. Het veld kan in specifieke gevallen ook leeg blijven. Het veld ‘Bibliografisch formaat’
Het veld ‘Bibliografisch formaat’ kan zowel een waarde bevatten als leeg blijven. Dit is van toepassing bij beschrijvingen van meerdelige werken, of wanneer het correcte formaat niet vastgesteld kan worden. Met de muis kan men een bibliografisch formaat uit de lijst selecteren. Het veld ‘Katernopbouw’
Het veld van de katernopbouw is een vrij tekstveld en wordt – behalve in een aantal specifieke gevallen – steeds ingevuld. Voor een aantal veel voorkomende speciale tekens en de opmaak van tekst in superscript moet men de volgende codes hanteren:
short title catalogus vlaanderen
123
<SUP> of <sup> of { of of } «pi» of «03C0» «chi» of «03C7»
begin van superscript einde van superscript π χ
Voorbeelden
Beoogd resultaat π1
*
8
A-F 8
A-P 4 2 A- C 4
A-H 8 χ1 I-K 8 2χ2 L 8
A 8 (A4 + χ A5. [6])
Invoer in Brocade «03C0»1 *<sup>8 A-F<sup>8 «pi»1 * {8} A-F{8} A-P<sup>4 <sup>2A-C<sup>4 A-P{4} {2}A-C{4} A-H<sup>8 «03C7»1 I-K<sup>82«03C7»<sup>2 L<sup>8 A-H{8} «chi»1 I-K{8} 2«chi»{2} L{8} A<sup>8 (A4 + <sup>«03C7»A5.[6]) A{8} (A4 + {«chi»}A5.[6])
VII Vingerafdruk 1 Algemeen
De STCV-vingerafdruk neemt de regelgeving van de STCN over. De vingerafdruk is bedoeld als middel om edities te identificeren en van elkaar te onderscheiden. Hiertoe wordt volgens vaste regels een formule opgesteld met de volgende onderdelen: • Jaar en formaat • De positie van enkele welbepaalde katernsignaturen ten opzichte van de erboven staande tekstregel. Elke positie bevat drie elementen: indicator, signatuur en tekst boven de signatuur
•
Zie 4.3 (p.128)
Algemene regels
1. Bij meerdelige werken wordt voor ieder deel een aparte vingerafdruk gemaakt. 2. De vingerafdruk wordt gebaseerd op de ideal copy van het boek. Eventuele bind- en opmaakfouten worden genegeerd en stilzwijgend gecorrigeerd. Indien er onduidelijkheid bestaat over de juiste bindwijze van de ideal copy, kunnen meerdere vingerafdrukken opgenomen worden.
124
De bibliografische beschrijving | VII Vingerafdruk
3. De vingerafdruk krijgt een vaste interpunctie tussen de verschillende onderdelen. Om de opzoekbaarheid in Brocade te verhogen, wordt de vaste interpunctie van de STCN-vingerafdruk nog aangevuld met een ‘#’ tussen de verschillende onderdelen. • De jaar-en-formaat-code wordt gevolgd door ‘spatie koppelteken spatie # spatie’ • De voorwerk-groep(en), de hoofdwerk-groep(en) en de nawerkgroep(en) worden telkens gescheiden door ‘spatie koppelteken spatie # spatie’ • De eerste en tweede positie binnen één groep worden telkens gescheiden door ‘spatie dubbelpunt spatie # spatie’ • Aan het einde van de vingerafdruk (na de laatste positie) volgt er niets meer Voorbeeld: 167808 – # a1 * 2 ai : # a2 * 5 oei – # b1 A1 amaai : # b2 D5 tisniewaar 2 Jaar en formaat
Het jaar wordt gegeven zoals dat voorkomt in het impressum op de titelpagina. • Jaren worden steeds getranscribeerd in Arabische cijfers. Voorbeeld: M.DC.Lij wordt ‘1652’; αζζα wordt ‘1661’. • Jaren in andere tijdrekeningen worden niet omgezet naar de christelijke tijdrekening. Voorbeeld: ‘An 7’ wordt ‘0007’. • (Zet)fouten worden niet verbeterd. Voorbeeld: 1693 verkeerd gezet als ‘1963’ blijft ‘1963’. Uitzondering: indien het jaar defectief is (zoals bijvoorbeeld ‘16.9’), dan wordt er ‘0000’ genoteerd. • Komt er in het impressum op de titelpagina geen expliciet jaar van publicatie voor, dan wordt dit gegeven vervangen door ‘0000’. • Jaartallen in oneigenlijke (kopij-)impressa worden wel overgenomen. Jaartallen uit colofons en dergelijke worden niet opgenomen. • (Zet)fouten in Romeinse cijfers die een niet bestaand getal produceren (bijvoorbeeld M.D.Mij) worden vervangen door ‘0000’. • Bij (zet)fouten in het jaartal waarvan, op basis van andere exemplaren, blijkt dat ze op de pers zijn gecorrigeerd, worden twee vingerafdrukken opgenomen. Het formaat wordt weergegeven als 02, 04, 08, 12, enzovoort; oblong wordt niet aangegeven. Is het formaat niet met zekerheid vast te stellen, dan wordt het weergegeven als ‘00’.
short title catalogus vlaanderen
125
3 Indicatoren
De indicatoren worden als volgt benoemd: Eerste positie
Laatste positie
Voorwerk
a1
a2
Hoofdwerk
b1
b2
Nawerk
c1
c2
Eventuele onderverdelingen binnen een werk, die tot uitdrukking worden gebracht met een nieuw begin van de signering, worden in de vingerafdruk apart genoemd. De betreffende indicatoren krijgen dan vooraan een volgnummer (bijvoorbeeld 1b1, 1b2, 2b1, 2b2). Deze volgnummers worden afzonderlijk toegekend voor de voorwerk-, hoofdwerk- en nawerk-indicatoren. Posities die niet voorkomen worden niet als zodanig aangegeven. Als er binnen een onderdeel van het werk slechts één positie kan worden genomen, waardoor de eerste en de laatste positie samenvallen, dan wordt deze opgegeven als ‘a1=a2’ enzovoort. Tussen de indicatoren en het gelijkheidsteken worden geen spaties geplaatst. Bij de overgang tussen voorwerk en hoofdwerk kan het voorkomen dat één katern verschillende signaturen heeft. Indien in zo’n geval de overgang tussen de twee verschillende signaturen samenvalt met een inhoudelijke grens tussen voor- en hoofdwerk, dan wordt het voorwerk als een afzonderlijk bibliografisch onderdeel beschouwd en dus met de indicatoren ‘a1’ en ‘a2’ in de vingerafdruk opgenomen. Voorbeeld: katern in acht bladen gesigneerd als volgt: [ * 1] * 2 * 3 A4 A 5 [A6] [A7] [A8] katernopbouw: */A 8 B -D 8 vingerafdruk: # a1 * 2 A : # a2 * 3 en – # b1 A4 zo : # b2 D5 voort
Ligt er bij de overgang tussen de twee verschillende signaturen echter geen inhoudelijke grens, dan wordt de eerste (afwijkende) signatuuraanduiding beschouwd als een onregelmatigheid en krijgt de vingerafdruk slechts de hoofdwerkindicatoren ‘b1’ en ‘b2’. Voorbeeld: katernen in acht bladen gesigneerd als volgt: [ * 1] * 2 * 3 A4 A 5 [ *6] [ * 7] [ * 8] [ * 1] * 2 * 3 *4 A1 [ *6] [ * 7] [ * 8] katernopbouw: A-D 8 vingerafdruk: # b1 * 2 A : # b2 D5 voort
In beide gevallen wordt de werkelijke situatie in de catalografische opmer kingen verklaard.
126
De bibliografische beschrijving | VII Vingerafdruk
4 Signaturen
4.1 Algemeen
• De signaturen worden gegeven in vereenvoudigde vorm (voorbeeld: ‘Aaa iij’ wordt ‘3A3’). Opgelet: de eerste folio van een katern, bijvoorbeeld ‘A’, wordt meestal zonder cijfer aangetroffen en dus ook genoteerd als ‘A’, en niet als ‘A1’ • In het uitzonderlijke geval dat er meer dan één signatuur per pagina voorkomt, wordt de onderste respectievelijk meest rechtse gebruikt. • Onder signatuur wordt de hele signatuur verstaan, dus met inbegrip van omringende haken, punten, ornamenten enz. Een signatuur als ‘(Aaa iij.)’ wordt verkort tot ‘(3A3.)’. • Zetfouten in de signatuur worden niet gecorrigeerd. Ze worden wel in de catalografische opmerkingen verantwoord. • Bij staatverschillen die aanleiding geven tot een andere vingerafdruk wordt een tweede vingerafdruk opgenomen. Dit komt bijvoorbeeld voor wanneer een werk met twee verschillende dedicaties is uitgegeven, of wanneer een zetfout tijdens het drukken is verbeterd.
4.2 Keuze van de signaturen
De gekozen signaturen zijn de eerste en laatste van ieder primair of secundair bibliografisch (en niet inhoudelijk) onderdeel. • Het voorwerk wordt enkel en alleen in de vingerafdruk opgenomen wanneer het afzonderlijk is gesigneerd. Het wordt in principe als één geheel beschouwd. Elk inhoudelijk onderdeel van het voorwerk dat echter samenvalt met één signatuur (* of § of + enz., al dan niet in een reeks) krijgt een eigen onderdeel in de vingerafdruk (1a1 …1a2 … 2a1 … 2a2 … enz.). Omdat juist in het voorwerk nog wel eens staatverschillen optreden (andere opdracht, extra lofdichten) en omdat de ene binder bijvoorbeeld een register vooraan plaatst waar een ander het liever achteraan zet, kunnen er beter te veel dan te weinig onderdelen in de vingerafdruk worden genoteerd. • De tekst van het hoofdwerk wordt als één geheel beschouwd wanneer één of meer alfabetten regelmatig doorsigneren. De procedure wordt herhaald telkens als een (inhoudelijke) onderafdeling van de tekst met een nieuw alfabet begint (Aa, a, AA, enzovoort), ook als de vorige katern toevallig eindigt met een Z. • Als een nieuwe (inhoudelijke) onderafdeling weliswaar binnen een katern begint, maar vanaf dat punt met een nieuw alfabet signeert, wordt de procedure ook herhaald. • Tussengevoegde stukken tekst, die apart zijn gesigneerd, krijgen ook een aparte vermelding in de vingerafdruk. Een collatieformule als A-2D4 a-g4 2E-2F4 wordt in drie onderdelen opgenomen in de vingerafdruk als: 1b1 A2 … : # 1b2 2D3 … – # 2b1 a1 … : # 2b2 g3 … – # 3b1 2E1 … : # 3b2 2F3 …
short title catalogus vlaanderen
127
deel 1 • Zie hoofdstuk ii, 3 (p.22)
• Indien een regelmatige reeks signaturen wordt onderbroken door een gesigneerd voorwerk van een tweede inhoudelijk deel, dan wordt dat voorwerk afzonderlijk in de vingerafdruk opgenomen en het voor de rest regelmatig doorgesigneerde hoofdwerk als één geheel beschouwd. Een collatie als A-2C8 *8 2D-3P8 wordt dus opgesplitst in een voorwerk en een hoofdwerk in de vingerafdruk als: a1 * 2 … : # a2 * 5 … – # b1 A2 … : # b2 3P5 …
• Het nawerk wordt enkel en alleen in de vingerafdruk opgenomen wanneer het afzonderlijk is gesigneerd. Verder gelden dezelfde regels als bij het voorwerk. 4.3 Meerdelige werken
Bij meerdelige werken wordt van elk deel een volledige afzonderlijke vingerafdruk gemaakt. Voor elk deel wordt een nieuw veld met een nieuwe jaar-en-formaat-code gebruikt. Elke vingerafdruk wordt voorafgegaan door ‘deelnummer # spatie’. Voorbeeld 1 # 162508 – # a1 … 2 # 162608 – # a1 … 3 # 162608 – # b1 …
Bij een variant in de vingerafdruk kan worden volstaan met een herhaling van de vingerafdruk van het betreffende deel in een nieuw veld. Voorbeeld 2 # 162508 – # b1 A2 onze : # b2 P3 v 2 # 162508 – # b1 A2 nze $ : # b2 P3 v
• signaturen
Zie 4.5 Onbruikbare
4.4 Niet gesigneerd
• Is een boek (of het hoofdwerk ervan) geheel ongesigneerd of zijn er uitsluitend onbruikbare signaturen, dan wordt een alternatieve vingerafdruk genomen. Er wordt gekozen voor de eerste (maar niet de titel pagina!) en laatste bedrukte rectobladzijde van iedere inhoudelijke en tegelijk bibliografische onderafdeling van het boek (voorwerk, hoofdwerk en nawerk, met eventuele duidelijk onderscheiden onderdelen). Op die bladzijden wordt het derde woord van de laatste regel genomen in plaats van de afwezige signatuur. Indien de laatste regel geen derde woord heeft, wijkt men uit naar de voorlaatste regel. Daarna wordt het stuk tekst genoteerd van de bovenstaande regel dat precies boven dat derde woord van de laatste regel staat. Voorbeeld Bij een collatieformule [A]-[F]4, waarbij op [A]1, [B]1 en [F]1 respectievelijk het voorwerk, de tekst van het hoofdwerk en het register beginnen, wordt gekozen
128
De bibliografische beschrijving | VII Vingerafdruk
voor de f. [A]2 recto en [A]4 recto voor het voorwerk (posities a1 en a2), voor de bladzijden [B]1 recto en [E]4 recto voor het hoofdwerk (posities b1 en b2) en ten slotte voor de bladzijden [F]1 recto en [F]4 recto voor het nawerk (posities c1 en c2). Indien de tekst van het hoofdwerk en het register midden in een katern beginnen, dan worden enkel de bladzijden [A]2 recto en [F]4 recto gekozen, die dan het hoofdwerk aanduiden (posities b1 en b2).
• Als het voor de vingerafdruk te gebruiken derde woord van de onderste regel zonder spatie verbonden is met het vierde woord (bijvoorbeeld: l’hiver, qu’ils), dan wordt die combinatie als één woord beschouwd. • Een leesteken na zo’n derde woord hoort niet bij dat woord en telt dus niet mee voor het bepalen van de vingerafdruk. Dat geldt voor elk leesteken, ook voor het afkortingspunt (bijvoorbeeld: Nov.). • Wordt een ongesigneerde hoofdtekst aangetroffen in combinatie met wel gesigneerd voor- of nawerk, dan gelden voor dit voor- en nawerk de normale regels. • Indien de bovenstaande regels niet uitvoerbaar zijn (bijvoorbeeld bij atlassen, plaatwerken, bladmuziek, tafels en tabellen), dan wordt na de jaaren-formaat-code afgezien van de verdere vingerafdruk. Voorbeeld Vingerafdruk: 163208
4.5 Onbruikbare signaturen
Als een signatuur niet bruikbaar is, dan wordt de volgende (voor de posities a1, b1 en c1) respectievelijk de vorige (voor de posities a2, b2 en c2) wel bruikbare signatuur in plaats van de onbruikbare signatuur genomen. Een signatuur is onbruikbaar: • Als er geen tekst boven staat • Als de laatste regel precies boven de katernsignatuur eindigt. Eindigt de laatste regel voordat de katernsignatuur begint, dan wordt de tekst van de voorlaatste regel gebruikt • Als de onderkant van de katernsignatuur meer dan 25 mm ligt van de onderkant van de laatste bruikbare tekstregel • Als de katernsignatuur onder een afbeelding, grafiek, tabel, lijn, notenbalk, kaart enz. valt, of onder het wit of de verticale lijn tussen twee kolommen • Als de bedoelde symbolen in een niet-Latijns of niet-Grieks alfabet staan (Arabisch, Hebreeuws, cyrillisch,…) Soms kan het nuttig of nodig zijn een onbruikbare katernsignatuur toch te gebruiken. In dat geval wordt dat aangegeven met een * (asterisk) voor de indicatoren (bijvoorbeeld *b1 A2 …). Dit kan het geval zijn als het de enige of de enige althans enigszins bruikbare signatuur is in de betreffende sectie
short title catalogus vlaanderen
129
Afbeelding 14 a en 14 b Onbruikbare signatuur: de eerste is volledig onbruikbaar wegens het regeleinde; de tweede is vervuild wegens de doorlopende lijn, maar wordt toch gebruikt: *b2 2T4 n,$en UA RG 3059 E 7 1ste ex.
130
De bibliografische beschrijving | VII Vingerafdruk
van een boek met verder onbruikbare signaturen. Ook indien in het hele werk de signaturen door een lijn gescheiden zijn van een omkaderde tekst, wordt op deze manier een vingerafdruk genomen. Wanneer er slechts één vingerafdrukpositie is, wordt het sterretje niet herhaald (dus bijvoorbeeld *b1=b2 …). 5 Tekst boven de signatuur
• Het stuk tekst dat boven de voorgeschreven signatuur valt, wordt genoteerd. Concreet betekent dit: de tekens die in hun geheel binnen de signatuur vallen. Bij blijvende twijfel omtrent de situatie kunnen twee vingerafdrukken worden opgenomen. Het gebeurt immers dat een zwaardere inkting tot verschillen leidt. • Valt een signatuur echter onder slechts een gedeelte van één teken of gedeelten van twee opeenvolgende tekens, dan gelden deze gedeelten als hele tekens. Voorbeelden
M A
MA A2
nu wel A 3
Hier worden respectievelijk M, MA en $ opgenomen in de vingerafdruk.
• Onder tekens wordt verstaan: typografische eenheden als letters, cijfers, leestekens, symbolen, enz. Een spatie geldt ongeacht de lengte ervan als één teken, en wordt weergegeven als $ (dollarteken). De tekens worden getranscribeerd volgens de algemeen geldende STCV-transcriptieregels. De ij wordt (ongeacht de taal of betekenis) als één dan wel twee tekens beschouwd, afhankelijk van de in het boek gebruikte typografie. • Bij de hoofdletter Q met een lange staart, die onder één of meer volgende letters doorloopt, wordt voor de vingerafdruk deze staart verwaarloosd. Als bijvoorbeeld bij de woorden ‘urbs. Quae est’ de staart van de Q doorloopt onder de letters ‘uae es’, dan geldt als tekst boven de signatuur: ◆ Qu indien de cirkel van de Q en de u boven de signatuur staan ◆ bs.$Q indien de letters bs. en de cirkel van de Q boven de signatuur staan ◆ ae$e indien de letters ae en de letter e boven de signatuur staan Dit alles ondanks het doorlopen van de staart van de Q. Bij vergelijkbare gevallen (waar een krul onder of boven eerdere of latere letters doorloopt) wordt naar analogie gehandeld. Bij een italieke lange ſ die in een ligatuur verbonden is met de volgende letter bijvoorbeeld bij ‘st’( ) geldt echter dat de volledige letter boven de signatuur moet vallen om opgenomen te worden. • De ligaturen Æ, æ, Œ, œ, & (steeds als ligatuur overgenomen) en ß (getranscribeerd als ‘ss’) worden behandeld als één teken. Alle andere ligaturen worden beschouwd als meerdere tekens. Afkortingen met krulletjes worden genegeerd; als er een afkortingspunt staat wordt dit geciteerd.
short title catalogus vlaanderen
131
• Kleinkapitalen worden ook beschouwd als kapitalen: ‘Iesv Christi’ wordt dus in vingerafdruk ‘IESV CHRISTI’. • Als een vingerafdruk van Griekse tekens kan worden vermeden door respectievelijk de volgende of de vorige signatuur te gebruiken, verdient dat de voorkeur. Daardoor worden problemen van transcriptie van ligaturen en accenten vermeden. Indien dit niet mogelijk is, worden de Griekse letters naar Latijnse getranscribeerd. • In de mate van het mogelijke worden ook andere alfabetten (Arabisch, Hebreeuws, cyrillisch, Oud-Kerk-Slavisch, koptisch, demotisch, Aramees, lineair A,…) getranscribeerd voor de vingerafdruk. In het slechtste geval zal de vingerafdruk worden beperkt tot de jaar-en-formaat-code. • Teneinde interpretatieverschillen omtrent leestekens (vooral komma’s) te voorkomen, geldt als regel dat tussen een leesteken en het voorafgaande woord nooit een spatie wordt genoteerd. Tussen het leesteken en het volgende woord wordt altijd een spatie genoteerd. 6 Invoer van de vingerafdruk in Brocade
Voor elk nieuw bibliografisch nummer (elke nieuwe vingerafdruk) of variant moet een nieuw bibliografisch nummerblok worden aangemaakt. Dat gebeurt door een cijfer in te vullen in het numerieke veld naast de vetjes gedrukte tekst ‘Bibliografische nummers’ en vervolgens op de knop te klikken ‘Extra nummerveld’. Men kan de volgorde van de verschillende blokken wijzigen door de nummers in het numerieke veld na het cursief gedrukte woord ‘Nummer’ aan te passen. Dit sorteerveld voor de blokken is niet te verwarren met het ‘eigenlijke’ nummerveld, dat hierna apart behandeld wordt. Het veld ‘Nummer’
lijst van tekens • Zie (p. 114)
In dit veld wordt de eigenlijke vingerafdruk ingevoerd volgens het protocol dat hierboven werd beschreven. Exotische symbolen worden door de browser niet altijd herkend, en moeten in de mate van het mogelijke vermeden worden. De meest gangbare vreemde tekens (bv. pied-de-mouche) worden op een gestandaardiseerde manier door een ander teken weergegeven en in de catalografische opmerkingen verantwoord. Weinig voorkomende en moeilijk weer te geven symbolen kunnen door een arbitrair teken worden vervangen. Ook dan is een verantwoording in de catalografische opmerkingen op zijn plaats. Indien het veld na het romein gedrukte woord ‘Nummer’ leeg blijft, wordt dat blok bij registratie van de beschrijving door het systeem verwijderd. Het veld ‘Type’
In dit veld kan het type van het bibliografische nummer worden aangeduid door selectie met de muis. Voor de STCV komt echter slechts één type in aanmerking: ‘fingerprint’ of vingerafdruk. Dit type is in het invulsjabloon voor STCV-records reeds ingevuld.
132
De bibliografische beschrijving | VII Vingerafdruk
Het veld ‘Bronaanduiding’
In het gebruikelijke sjabloon voor STCV-records komen in dit blok geen andere velden voor. Indien toch een veld voor de bronaanduiding verschijnt, moet als bron ‘document’ worden aangeduid.
VIII Noten 1 Soorten noten
In de bibliografische beschrijving worden drie types van noten onderscheiden. • De bedoeling van de algemene noot (code ‘alg’) is om bij specifieke elementen van de bibliografische beschrijving meer toelichting te verschaffen. • Inhoudelijk en vormelijk afzonderlijk gepresenteerde werken (bijvoorbeeld uitdrukkelijk vermeld op de titelpagina of met een afzonderlijke titelpagina binnenin een bibliografische eenheid) die echter deel uitmaken van een grotere bibliografische eenheid, worden in een noot van het type ‘met’ (code ‘wi’) vermeld. • Literatuurverwijzingen worden opgenomen in een noot van het type ‘Biblio grafische referentie’ (code ‘br’) • Daarnaast bestaat een speciaal type noot: de catalografische opmerking. Dit is een interne noot die niet zichtbaar is voor de gewone gebruiker, maar die de bibliograaf moet helpen in zijn werk. De catalografische opmerking wordt nooit in het gewone noot-veld genoteerd. De redactietaal van deze noten (uitgezonderd de catalografische noten) is het Engels. Noten eindigen nooit met een punt. 2 Algemene noten
De algemene noot (code ‘alg’) kan bijkomende informatie of nadere toelichting geven bij elk onderdeel van de bibliografische beschrijving. Hieronder enkele specifieke voorbeelden. Titel No title page; incipit f. A1 recto: ‘Het kleyn ghetydeken’ Title on engraved title page (f. A2): ‘Lvst-hof der carmeliten’ Title and imprint derived from printed covers Auteur Mystification; the real author is […] Impressum Possibly printed by […] Datering Date from approbation Collatie Some copies without gathering * (Privilegie)
Some copies with different type in gathering E
short title catalogus vlaanderen
133
• Zie p. 28
Correcties door de drukker 1675 corrected from 1765 by pasting over Drukonderscheiding Some copies with portrait of the author on f. +2 recto, instead of list of ‘Hooft-schepenen vanden Lande van VVaes’ Dedicated by Thielmans to I.A.C., 14 August 1628 Dedicated by Thielmans to Ioanna de Brvyn, 20 May 1628 Aanwezigheid van bedrukte omslag Printed covers
Voor meer voorbeelden raadplege men de afzonderlijke hoofdstukken. 3 Noten van het type ‘Met’ deel 1 • Zie hoofdstuk iv (p. 28)
In het algemeen worden drie types bibliografische eenheden onderscheiden: 1. Bibliografisch onafhankelijke eenheden (monografieën) 2. Semi-onafhankelijke onderdelen 3. Afhankelijke onderdelen Over het algemeen mag men stellen dat de bibliografisch onafhankelijke publicaties slechts één werk bevatten. Bij semi-onafhankelijke onderdelen hangen twee of meer werken min of meer aan elkaar vast. In deze categorie treffen we ofwel de incorporates-structuur, ofwel de container-structuur aan. De onderdelen hebben wel een aparte signering, aparte paginering en een aparte titelpagina, maar ze worden (meestal) in het eerste deel aangekondigd. Uit die aankondiging, die verschillende vormen kan aannemen, blijkt de samenhang van de onderdelen. Men spreekt van afhankelijke onderdelen wanneer bij een werk nog andere werken zijn gevoegd, zonder dat er aanwijzingen zijn dat er een aparte drukgang voor de andere delen heeft plaatsgevonden. De doorlopende paginering en signering wijzen op het secundaire karakter van de bijgevoegde teksten. Zulke werken kunnen op de titelpagina aangekondigd zijn, en worden in de publicatie soms door een aparte titelpagina voorafgegaan. Indien de teksten voldoende relevant zijn om ze te vermelden, kan dat in een noot van het type ‘met’ (gebruikte code ‘wi’, afkorting voor ‘with’). De gegevens in noten van het type ‘met’ worden indien mogelijk ontleend aan de titelpagina van het afhankelijke onderdeel. Bij het ontbreken van een dergelijke titelpagina, wordt er gekozen voor de meest volledige informatie: ofwel de gegevens op de titelpagina van het gehele werk die naar dit onderdeel verwijzen, ofwel de gegevens aan het begin van de tekst van het onderdeel. Voor de transcriptie van de titel en de auteur(s) worden de gewone regels toegepast. Indien het variante trefwoord van de auteur nadere identificatie vereist, kan die tussen vierkante haken worden gegeven. Gegevens over secundaire auteurs moeten niet noodzakelijk worden opgenomen. Indien dat voldoende relevant is, komt die informatie na de titel, voorafgegaan door een redactionele formulering in het Engels. De aanduiding van de plaats van het onderdeel in het gehele werk komt steeds tussen ronde haken aan het einde van de noot.
134
De bibliografische beschrijving | VIII Noten
Voorbeelden Noot van het type ‘met’: Petrus Dierkens, Tractaet vande vernietingh, ende verloogheningh sijns selfs (f. F8 recto – I12 recto) Noot van het type ‘met’: Raymundus Lumbier [= Ramón Lumbier O.Carm.], Het leven van […] suster Seraphina, Andrea Bonastre, translated by Jacobus a Passione Domini [O.Carm.] (f. E3 recto – H1 verso) Voorbeeld (fictief): afhankelijk onderdeel in een meerdelig werk Noot van het type ‘met’: P. Abraham, Het belegh op den Christelijcken boterham (volume 3, f. P8 recto – V12 recto)
Indien het impressum op de titelpagina van een afhankelijk onderdeel afwijkende informatie bevat, dan wordt dit aangegeven in een algemene noot. Voorbeeld Algemene noot: Title page volume 3, f. P8 recto: 1601 4 Bibliografische referenties
In de mate van het mogelijke worden verwijzingen naar bestaande bibliografieën of andere literatuur opgenomen in een noot van het type ‘Bibliografische referentie’. Het is niet de bedoeling hierbij exhaustief te werk te gaan. Indien er in de beschrijving gegevens uit externe bronnen worden ontleend, moeten die bronnen uiteraard wel expliciet worden vermeld. Wanneer in voor de hand liggende bibliografieën geen referentie wordt aangetroffen, wordt dit niet in een noot vermeld. Deze informatie kan wel in de catalografische opmerkingen worden opgenomen, zodat deze informatie voor de STCV-bibliografen wordt bewaard. Ten behoeve van de STCV is er een lijst van bibliografische referenties in gecodeerde vorm opgenomen als afkortingscodes in Brocade. Deze codes vereenvoudigen en garanderen een consistente invoer. In de presentatie voor de gebruiker worden de codes omgezet naar de afgekorte ‘standard citation’ vorm. De lijst van bibliografische codes kan, indien nodig en na onderling overleg, nog worden aangevuld. Het is echter niet de bedoeling voor elke mogelijke referentie een code aan te maken. Indien het gaat om een éénmalige referentie, zal de bibliograaf zelf een afgekorte referentie noteren in de noot, volgens de regels van de ‘Standard Citation Forms’ van de Library of Congress. Na de eigenlijke referentie (al dan niet in gecodeerde vorm) worden, na een spatie, details over deel, pagina, kolom, nummer enz. gegeven. Daarbij gaat de voorkeur uit naar de meest logische nummering, die zo eenduidig mogelijk naar de bewuste referentie verwijst. Zo volstaat het bij een meerdelig werk met een doorlopend genummerde bibliografie om het nummer op te geven. De aanduidingen van deel, pagina, kolom en nummer worden in principe enkel door een cijfer aangeduid, dus zonder afkortingen als ‘v.’ of ‘vol.’, ‘p.’, ‘col.’, ‘nr.’. De deelaanduiding komt steeds in Romeinse cijfers (kapitalen), ongeacht de deelaanduiding in het werk zelf. Pagina, kolom of nummer worden in principe in Arabische cijfers aangeduid, tenzij het gebruik in het werk zelf daarvan
short title catalogus vlaanderen
135
• Zie bijlage v (p. 164)
afwijkt. Indien er meerdere elementen in Arabische cijfers dienen te worden vermeld (bijvoorbeeld pagina en nummer, of kolom en nummer), dan wordt bij het laatste element toch de afkorting (meestal dus ‘nr.’) toegevoegd. Indien het nummer samengesteld is uit letters en cijfers, wordt dit overgenomen zoals in de publicatie (bijvoorbeeld letter en cijfer gescheiden door een spatie, een koppelteken of een punt ertussen). Voorbeelden Enkel het nummer volstaat, want de nummering loop door over de delen heen: Bibliografische noot: [[gent]] 956 Resultaat op het scherm: Vanderhaeghen, F. Bib. gantoise 956 De nummering begint opnieuw voor elke auteur, vandaar dat zowel het deel, de kolom als het nummer zijn aangegeven: Bibliografische noot: [[backer]] vii, 1316-1317, nr. 24 Resultaat op het scherm: Backer-Sommervogel [S.J.] vii, 1316-1317, nr. 24 Nummer van de onderverdelingen, niet de paginering: Bibliografische noot: [[delecourt]] 255 Resultaat op het scherm: Delecourt, J.V. Anonymes et pseudonymes, 255 De nummering in de Bibliotheca Belgica is niet altijd logisch en doorlopend, vandaar de keuze om te verwijzen naar zowel het deel en de pagina als naar het gecodeerde nummer: Bibliografische noot: [[bb]] v, 783, S 303 Resultaat op het scherm: Bib. Belgica (1964-1970 éd.) v, 783, S 303 5 Catalografische opmerkingen
Catalografische opmerkingen zijn geen eigenlijke noten, in die zin dat ze niet zichtbaar zijn voor de eindgebruiker van de databank. Ze hebben tot doel de bibliograaf te helpen bij zijn werk door verdere verduidelijking te bieden bij de beschrijving in geval van specifieke situaties, exemplaargebonden moeilijkheden en dergelijke. In principe kan de bibliograaf er al zijn opmerkingen kwijt. Hij kan er een bepaald element bij de beschrijving in becommentariëren, uiting geven aan twijfel bij bepaalde elementen, of suggesties doen voor latere bibliografen. Elementen die te twijfelachtig zijn om meteen in de beschrijving op te nemen kunnen voorlopig in dit veld worden weggeschreven. Later kunnen deze gegevens bij bevestiging een plaats krijgen in de eigenlijke beschrijving, of ook weer helemaal worden weggelaten. De volgende elementen komen in dit veld vaak aan bod: 1. Fouten in de signering. Deze fouten worden meestal als volgt vermeld: f. B2 als ‘B5’ f. B2 gesign. als ‘B5’ f. B2 verkeerd gesigneerd als ‘B5’
2. Fouten in de paginering. Deze fouten worden meestal als volgt vermeld: p. 53 als ‘35’
136
De bibliografische beschrijving | VIII Noten
3. Negatieve resultaten van opzoekingen in de secundaire literatuur. Deze worden meestal vermeld als volgt: niet in [[bcni]] niet in [[backer]] ii, vii
Voor de referenties wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de taalonafhankelijke codes die ook in het veld van de bibliografische noot voorkomen. Omdat zulke negatieve resultaten niet altijd waterdicht zijn (men kan een register, een verwijzing, een aanvulling over het hoofd hebben gezien) worden ze nooit in het nootveld opgenomen. 4. Commentaar op de katernopbouw. Soms is de katernopbouw in realiteit complexer dan de opgenomen formule laat vermoeden. In die gevallen kan de situatie in de catalografische opmerking worden toegelicht. Bij twijfel over de werkelijke toestand kunnen ook suggesties worden opgenomen, die bij consultatie van bijkomende exemplaren eventueel in de beschrijving kunnen worden opgenomen. 5. Toelichting bij informatie die in het document of extern is aangetroffen. Soms vindt men bv. een auteur op een minder verwachte plaats in het werk. In die gevallen kan de vindplaats in de catalografische opmerking worden toegelicht, zodat de B-controleur of latere bibliografen de informatie snel kunnen terugvinden. 6. Opname van elementen uit de approbatie of het privilege bij ongedateerde werken. Zo kan men de naam van de censor met zijn functie-aanduiding noteren om een datering te verfijnen. 7. Commentaar bij typografische kenmerken. Zo kan men aangeven waar het drukkersmerk zich bevindt, indien dit niet op de titelpagina voorkomt, of de plaats waar een bijzondere lettersoort zoals de civilité werd aangetroffen. De catalografische opmerkingen moeten echter als een toemaatje bij de beschrijving worden beschouwd. Het is niet de bedoeling het veld met informatie te overladen. Fouten in de signering die een weerslag hebben op de vingerafdruk worden steeds vermeld. Het is echter niet de bedoeling om de fouten in de signering, paginering enzovoort exhaustief te behandelen. Als zulke informatie ontbreekt, wil dit niet zeggen dat vorige geconsulteerde exemplaren van een werk geen enkele fout bevatten. In de gevallen die onder 5, 6 en 7 zijn beschreven is een notitie echter wenselijk om het werk van de B-controleur of latere bibliografen te vergemakkelijken. 6 Invoer van noten in Brocade
Voor elke nieuwe noot moet een nieuw nootblok worden aangemaakt. Dat gebeurt door een cijfer in te vullen in het numerieke veld naast de vetjes gedrukte tekst ‘Annotatie(s)’ en vervolgens op de knop ‘Extra nootveld’ te klikken. Men kan de volgorde van de verschillende blokken wijzigen door de nummers in het numerieke veld na het cursief gedrukte woord ‘Noot’ aan te passen. De noten worden zoveel mogelijk als volgt gerangschikt:
short title catalogus vlaanderen
137
1. Alle algemene noten 2. Alle bibliografische referenties 3. Alle noten van het type ‘met’ Het sorteerveld voor de blokken is niet te verwarren met het ‘eigenlijke’ nootveld, dat hierna apart behandeld wordt. Indien het ‘noot’-veld leeg blijft, wordt dat ongebruikte blok bij registratie van de beschrijving door het systeem verwijderd. Het veld ‘Noot’
In dit vrije tekstveld wordt de eigenlijke noot ingevoerd op de wijze die hierboven werd beschreven. De code voor een bibliografische verwijzing moet steeds tussen dubbele vierkante haken staan, gevolgd door een spatie. In de presentatie zet het systeem de code om naar een korte titelverwijzing. Voorbeeld [[backer]] V, 234, nr. 15
Het veld ‘Type’
In dit veld kan het type van de noot worden bepaald. Men kan de beschikbare types opzoeken door op de knop ‘Zoek’ te klikken. Het veldje rechts van deze knop bevat de ‘favorieten’, dit zijn de laatst geselecteerde types die de bibliograaf heeft gebruikt. Voor de STCV komen slechts drie types in aanmerking: ‘alg’, ‘br’ en ‘wi’. Bij de aanmaak van een nieuw nootveld wordt het type ‘br’ standaard door het systeem aangeboden. Het veld ‘Taal’
In het veld taal is standaard de waarde ‘Universele taal’ aangegeven. Alle noten die door de STCV worden gegenereerd moeten deze taalaanduiding dragen. In principe moet het veld nooit worden gewijzigd.
IX Onderwerpsontsluiting 1 Doel
bijlage vi • Zie (p. 175)
In navolging van de STCN worden de beschrijvingen in de STCV naar inhoud en vorm ontsloten. Daarvoor is binnen de STCN voor beide types ontsluiting een exhaustieve lijst uitgewerkt, die vrijwel integraal door de STCV is overgenomen. Het Pica-nummer, dat uit negen cijfers bestaat, is binnen Brocade vervangen door een code die uit een letter en drie cijfers bestaat. De systematiek die in de codering is aangebracht, wordt verder toegelicht in bijlage vi. De lijst van inhoudelijke descriptoren is gebaseerd op de Nederlandse Basisclassificatie. Dat verklaart een aantal soms anachronistisch aandoende termen die in de lijst opduiken. De descriptoren zijn niet bedoeld om de beschrijving in al zijn nuances te ontsluiten, maar enkel om een algemeen idee te geven over de algemene inhoud en de formele kenmerken van de beschreven werken.
138
De bibliografische beschrijving | IX Onderwerpsontsluiting
2 Toelichting bij de inhoudsontsluiting
2.1 Inhoudelijke descriptoren
In het algemeen is de optiek van waaruit een werk geschreven is, minder belangrijk dan de eigenlijke inhoud van het werk. Hieronder worden een aantal inhoudelijke descriptoren nader toegelicht. De volledige lijst is te vinden in bijlage vi. Algemene werken (d001)
Verzamelwerken over uiteenlopende gebieden, zelfs van één auteur, en algemene brievenverzamelingen krijgen de code d001 voor algemene werken. Briefverzamelingen over één onderwerp krijgen deze code niet, maar wel de code van het onderwerp waarover de brieven handelen. Boek- en bibliotheekwezen, schrift (d004)
Ook boekveilingcatalogi en fondslijsten krijgen de code d004. Kerkelijke praktijk (d012)
Deze categorie wordt enkel toegekend aan werken die strikt betrekking hebben op wat de kerk met de leer doet, zowel organisatorisch (kerkbestuur, kerkelijke ambten, kerkrecht) als inhoudelijk (liturgie, preken, catechismussen). Een gebedenboek valt met andere woorden onder de categorie d011, voor Christelijke leer, tenzij er duidelijk uit blijkt dat het tijdens kerkdiensten werd gebruikt. Dan krijgt het (ook) de code d012. Geschiedenis (d014 tot en met d030)
Historiewerken, zoals bijvoorbeeld van Tacitus of bijvoorbeeld de Rijmkroniek van Melis Stoke, vallen onder geschiedenis, en niet onder letterkunde (code d031-d043). Gedichten, preken, redes enz. over historische gebeurtenissen krijgen ook een code voor geschiedenis (zo specifiek mogelijk). Bruiloftzangen, lofdichten bij een promotie, grafretoriek en dergelijke gelegenheidsgeschriften worden eveneens bij geschiedenis ingedeeld (zo specifiek mogelijk). Ze krijgen geen code voor letterkunde/taal- en literatuurwetenschap. Aan deze werken wordt ook de code d909 voor gelegenheidsgeschriften toegekend, en desgevallend ook voor poëzie (d917). Lofdichten op vorstelijke personen en andere openbare hoogwaardigheids bekleders worden ook bij geschiedenis ondergebracht, en niet bij letterkunde/ taal- en literatuurwetenschap. Ze krijgen tevens code d922 voor tijdgeschriften. Geschiedenis algemeen (d014)
Munt- en penningkunde en geslacht- en wapenkunde vallen onder d014 (Geschiedenis algemeen). Geschiedenis: Nederland (d017)
De landen of gebieden in de descriptoren geschiedenis en taal- en literatuur wetenschap, slaan op de huidige nationale staten en gebiedsindelingen. De term
short title catalogus vlaanderen
139
bijlage vi • Zie (p. 175)
‘de Nederlanden’ is enigszins verwarrend: deze term slaat enkel op het grond gebied van het huidige Nederland. Taal- en Literatuurwetenschap (d031 tot en met d043)
Deze categorie sluit andere classificaties uit. Indien men bijvoorbeeld de de scriptor d035 (Nederlands) toekent, dan sluit men de algemenere descriptoren d031 (taal- en literatuurwetenschap) en d032 (talen algemeen) automatisch uit. Historiewerken krijgen wel de code voor geschiedenis, maar niet de code voor letterkunde/taal- en literatuurwetenschap, al is het betrokken werk bijvoorbeeld volledig in rijmvorm gesteld. In dat laatste geval krijgt het werk wel de descriptor voor poëzie (d917). Bruiloftzangen, lofdichten bij een promotie, grafretoriek en dergelijke gelegenheidsgeschriften worden bij geschiedenis ingedeeld, en niet bij taal- en literatuurwetenschap. Hetzelfde geldt voor lofdichten op vorstelijke personen en andere openbare hoogwaardigheidsbekleders. Diergeneeskunde (d056)
Werken over veeteelt vallen onder d057 (landbouwwetenschappen). Wanneer bijvoorbeeld het aspect verzorging van dieren primeert, dan krijgt het werk de descriptor d056 (diergeneeskunde). Landbouwwetenschappen (d057)
Werken over tuinbouw, groente- en fruitteelt krijgen de code d057 voor landbouwwetenschappen. Tuinaanleg in de zin van tuinarchitectuur krijgt echter de code d045 voor afzonderlijke kunsten. Tips voor de kleinschalige, eigen moestuin vallen onder d058 voor huishoudkunde. Onderwijs (d072)
Elementaire schoolboeken, alfabetten, rekenboekjes, Latijnse grammatica’s en dergelijke krijgen de code d072 voor onderwijs. Recht (d075)
Officiële publicaties van vonnissen krijgen de code d075, en daarnaast de vormdescriptor d922 voor tijdsgeschriften. Ook notariële akten vallen onder de categorie d075 voor recht. Bestuurskunde (d076)
Overheidspublicaties die over regelgeving en verdragen handelen, krijgen de code d076. Diplomatieke stukken, brieven, rapporten en dergelijke krijgen echter een code voor geschiedenis (d014–d030). 2.2 Vormdescriptoren
Voor de toekenning van een vormdescriptor telt alleen de vorm van de hoofdtekst mee. Gedichten die in het voorwerk voorkomen leiden daarom niet tot de toekenning van de code d917 voor poëzie. Anderzijds is kwaliteit geen criterium: ook dichtbundels van bedenkelijke kwaliteit krijgen de code d917.
140
De bibliografische beschrijving | IX Onderwerpsontsluiting
Almanakken en prognosticaties (d902)
Niet elk boek met ‘almanak’ in de titel is daarom een almanak in strikte zin. Toch krijgen alle werken die daarvoor willen doorgaan deze code. Maar enkel aan de echte almanakken, die jaarlijks verschijnen, wordt ook de code d001 (algemene werken) toegekend. Voor de ‘onechte’ almanakken wordt naar het eigenlijke onderwerp gekeken voor een verdere inhoudelijke specificatie. Biografieën (d904)
Indien de formele descriptor d904 voor biografieën wordt toegekend, dan wordt daarmee ook een inhoudelijke descriptor d014–d030 (geschiedenis van het betrokken land) verbonden. Zo krijgt bijvoorbeeld een zeventiendeeeuwse biografie over de heilige Jan Berchmans naast d010 (kerkgeschiedenis en dogmageschiedenis) ook d904 (biografieën) en d018 (geschiedenis België en Luxemburg). Emblematabundels (d907)
Alle emblematabundels krijgen ook de inhoudelijke descriptor voor beeldende kunsten (d045), en de vormdescriptor voor poëzie (d917). Gebedenboeken (d908)
Publicaties die vrijwel geheel uit gebeden bestaan krijgen de code d908 voor gebedenboeken. Ook wanneer de publicatie slechts enkele pagina’s telt, wordt deze regel toegepast. Liedboeken (d912)
De descriptor d912 voor liedboeken wordt alleen aan een werk toegekend indien de erin opgenomen liederen ook een wijsaanduiding hebben. Indien een wijsaanduiding ontbreekt, vervalt deze descriptor, behalve bij psalmen. Psalmen en psalmbewerkingen krijgen met andere woorden in elk geval de descriptor voor liedboeken. Plaatwerken (d916)
Werken die uitgegeven werden omwille van de illustraties, krijgen de code d916. Atlassen echter niet: deze krijgen code d903. Poëzie (d917)
De formele descriptor poëzie (‘alles in versvorm’) wordt toegekend wanneer een substantieel deel van de publicatie in versvorm is, al of niet rijmend (in tegenstelling tot rijmvorm). Dit is geen genreaanduiding. De betrokken tekst moet niet per se als literaire vorm (poëzie, lied etc.) gepresenteerd zijn. Zo krijgt Den crvys-wech Christi. […] Elcke plaetse met eene meditatie, ende een deuoot ghebedt, een zeventiende-eeuws gebedenboekje waarin talrijke op rijm gestelde gebeden staan, de descriptoren d011 (christelijke leer), d908 (gebedenboek) en d917 (poëzie). Emblematabundels krijgen naast de inhoudelijke descriptor d045 (afzonderlijke kunsten: beeldende kunsten) ook in elk geval de vormdescriptor d917 (poëzie).
short title catalogus vlaanderen
141
Toneelstukken die in versvorm gesteld zijn krijgen de code d917, naast de inhoudelijke descriptor d046 (Theater en muziek). Tijdsgeschriften (d922)
Officiële publicaties van gerechtelijke uitspraken, vonnissen, beschrijvingen van misdaden, rechtszaken en executies krijgen in elk geval de code d922 voor tijdsgeschriften. Rekwesten aan een overheidsinstantie die begeleid worden door een reactie van een overheidsinstantie krijgen enerzijds de ontsluiting van het rekwest (bijvoorbeeld d018 voor geschiedenis van België en Luxemburg en d922 voor tijdsgeschriften) en anderzijds de ontsluiting van de overheidspublicatie. Gelegenheidsteksten en lijkpreken op vooraanstaande figuren worden als tijdsgeschriften ontsloten. 3 Invoer van de onderwerpscodes in Brocade
Men geeft zoveel descriptoren aan als nodig. Daarbij wordt rekening gehouden met het algemene opzet van het drukwerk. De inhoudelijke descriptoren en vormdescriptoren worden met behulp van hun codes in het veld van de inhoudsontsluiting ingevoerd. Meerdere kenmerken kunnen tegelijk worden toegevoegd. Men moet er dan op letten dat elk kenmerk door een puntkomma van het volgende gescheiden wordt, of op een nieuwe regel van het veld wordt ingevoerd.
X Typografische kenmerken 1 Doel
• Zie bijlage vii (p.180)
Met behulp van de typografische kenmerken wordt een algemeen beeld geschetst van de technieken en uiterlijke kenmerken die bij het drukken van een werk zijn gebruikt. Het is de bedoeling dat de verschillende (typo)grafische elementen in de beschrijving worden vermeld, zodat een gebruiker moeiteloos het voorkomen van een gegraveerde titelpagina, het gebruik van het cursief in de tekst of drukkersmerken in drukwerken kan opsporen. Bijlage vii biedt een overzicht van alle kenmerken. 2 Algemene opmerkingen
Voor de opname van typografische kenmerken is het Noord-Nederlandse model overgenomen, met behoud van de vermenging van strikt formele, grafische categorieën en inhoudelijke elementen. Naast strikt formele kenmerken die de aanwezigheid van illustraties, drukkersmerken, lettertypes en het gebruik van kleur in de typografie betreffen, bevat de lijst ook inhoudelijke kenmerken: bevat het werk boekenlijsten, wordt de prijs vermeld en is er een lijst van intekenaren aanwezig? Maar ook in de opsomming van formele kenmerken spelen inhoudelijke aspecten mee: zo wordt een onderscheid gemaakt tussen illustraties in het voorwerk en het eigenlijke werk, binnen en buiten collatie. Voor de afbakening van wat nu precies binnen het voorwerk, en wat precies binnen of buiten de collatie valt kunnen geen waterdichte regels worden geformuleerd.
142
De bibliografische beschrijving | X Typografische kenmerken
Aan de exhaustieve lijst kenmerken zijn door de STCV nog een paar sub-categorieën toegevoegd die het voorkomen van wapenschilden, auteursportretten en kaarten beschrijven in het voorwerk of daarbuiten, al dan niet binnen collatie. Er is ook een code voor het gebruik van meerdere kleuren elders in het werk. 3 Invoer van de typografische kenmerken in Brocade
Men geeft zoveel kenmerken aan als nodig. Daarbij wordt rekening gehouden met het algemene opzet van het drukwerk. De typografische kenmerken worden met behulp van de codes in het veld van de inhoudsontsluiting ingevoerd. Meerdere kenmerken kunnen tegelijk worden toegevoegd. Men moet er dan op letten dat elk kenmerk door een puntkomma van de het volgende gescheiden wordt, of op een nieuwe regel van het veld wordt ingevoerd. 4 Toelichting bij de typografische kenmerken
Een aantal begrippen en kenmerken worden hier nader toegelicht. In het voorwerk, binnen collatie en buiten collatie
Het is niet altijd duidelijk waar het voorwerk precies eindigt. In de eerste plaats spelen puur formele elementen mee, zoals de signering. Vaak is het voorwerk niet of anders gesigneerd, wat dan in de collatieformule weerspiegeld wordt. Soms is een katern aan het begin van een werk dubbel gesigneerd. De verandering van signering houdt dan vaak verband met de overgang van het inhoudelijke voorwerk naar het hoofdwerk. Afbeeldingen vóór die overgang worden dan beschouwd als horend bij het voorwerk, afbeeldingen na die overgang als deel uitmakend van het hoofdwerk. Slechts twee soorten gravures kunnen worden beschouwd als behorend tot de collatie, ook al zijn ze op aparte bladen toegevoegd: de gegraveerde titelpagina en het frontispice (een voor het gehele werk kenmerkende afbeelding waarop noch een impressum noch een titel voorkomt). Illustraties op de titelpagina/in het voorwerk (t010, t011, t012, t013)
Onder een illustratie, bijvoorbeeld op de titelpagina, wordt een afbeelding verstaan die niet louter willekeurig is gebruikt. Een alledaags ornament (bv. een bloementuil) om de titelpagina te verfraaien wordt niet als illustratie beschouwd. Een vaak voorkomende afbeelding die echter wel een aspect van het werk weergeeft (bv. een stilistische weergave van een postkoets bij een reisverhaal), wordt wel als een illustratie beschouwd. Een vignet, dat niet met het drukkersmerk mag worden verward, wordt niet als illustratie beschouwd wanneer het louter als ornament is gebruikt en er geen inhoudelijke band is met het werk. Zowel illustraties op de typografische, de gegraveerde titelpagina, als de boekomslag krijgen de code t010. Ook elke illustratie die het werk als geheel typeert (zoals een frontispice), een wapenschild, een kaart of een auteursportret dat tot het voorwerk behoort, of eraan is toegevoegd, krijgt de code t010, t011 of t012. Regelmatig zijn deze laatste categorieën van illustraties op aparte bladen
short title catalogus vlaanderen
143
hoofdstuk vi, 5.8 • Zie (p.120)
afbeelding 15 • Zie (p.145)
aan het voorwerk toegevoegd, en zijn ze daarom niet in de collatieformule vertegenwoordigd. Dat belet echter niet dat de code t010, t011 of t012 wordt toegekend. Illustraties die niet tot het voorwerk behoren (t020, t021, t023, t030, t031, t033)
Bij de illustraties die niet tot het voorwerk behoren maakt men een onderscheid tussen de illustraties die wel tot de collatie en de illustraties die niet tot de collatie behoren. Tenzij het om goed afgelijnde categorieën van aaneen sluitende reeksen afbeeldingen gaat die bij welbepaalde passages horen, worden alle illustraties op ongesigneerde, toegevoegde bladen uit de collatie geweerd. Boekenlijsten van drukkers en boekverkopers (t050, t060)
Indien een werk een boekenlijst van een drukker of een boekverkoper bevat, dan wordt de code t050 resp. t060 toegekend. Ook indien het hele werk uit een lijst van een drukker of boekverkoper bestaat, zoals bij bv. veilingscatalogi, worden deze codes toegekend. De boekenlijst van de drukker kan als een fondslijst worden beschouwd. De uitgever heeft de boeken gedrukt, of hij heeft het kopij-recht van de boeken en biedt ze in groten getale te koop aan. De boekenlijst van de boekverkoper kan als een assortimentslijst worden beschouwd. De exemplaren uit de lijst zijn in een bepaalde boekenwinkel te koop. Boekenlijst: diversen (t070)
Onder de diversen vallen bijvoorbeeld advertenties, zoals aankondigingen van boeken in een tekst en bibliografische referentiewerken. Drukkersmerk (t080)
Drukkersmerken op de titelpagina, achteraan of elders in het werk krijgen de code t080. Omdat er nog geen overzicht bestaat van de Zuid-Nederlandse drukkersmerken van de zeventiende eeuw, is het niet altijd meteen duidelijk of een afbeelding op de titelpagina als drukkersmerk moet worden beschouwd of niet. Bij twijfel wordt de code toch toegekend. In de werkaantekeningen kan deze twijfel worden uitgedrukt. Drukkersmerken die op een minder verwachte plaats in het werk staan, worden in een algemene noot gelokaliseerd. Vignetten van bepaalde organisaties en groeperingen (bijvoorbeeld IHS voor de jezuïeten), of vignetten met een louter verfraaiend karakter krijgen de code t080 niet. Lettertypes (t090 tot en met t190) ▶ Afbeelding 15 Afbeelding op de titelpagina UA RG 3017 C 9.2
Een code voor een lettertype wordt slechts toegekend wanneer het overgrote deel van de tekst in dat lettertype is gezet. Een uitzondering hierop vormt de code t120 voor het lettertype civilité, en de code t170 voor muzieknotatie. In deze gevallen volstaat de aanwezigheid van het kenmerk.
144
De bibliografische beschrijving | X Typografische kenmerken
Afbeelding 16 Lettertype civilité UA RG 3017 C 9.2
Wanneer een substantieel onderdeel van een werk in romein is gezet, en een duidelijk afgebakend ander onderdeel in cursief (bv. een Latijnse tekst enerzijds en zijn vertaling anderzijds, een tekst enerzijds en de commentaar daarop anderzijds, een prozagedeelte enerzijds en gedichten anderzijds, het hoofdwerk enerzijds en een groot aantal drempeldichten anderzijds enz.), dan worden beide kenmerken toegekend. Dit geldt eveneens voor andere combinaties van lettertypes. Wanneer een werk geheel uit een gotische letter is gezet, en op de titelpagina een aantal woorden in romein staan, dan wordt naar de intentie van het werk in zijn geheel gekeken, en alleen het kenmerk voor de gotische letter gegeven. Dit geldt eveneens voor soortgelijke gevallen. Wanneer een werk geheel uit een gotische letter is gezet, maar bijvoorbeeld het privilegie in romein staat, dan wordt alleen het kenmerk voor de gotische letter gegeven. Het privilegie kan niet gelden als een onderdeel van de eigenlijke bedoelde tekst: het drukwerk is niet om het privilegie vervaardigd maar om de eigenlijke tekst. Dat het privilegie uit romeinse letters is gezet wordt verwaarloosd. Dit geldt eveneens voor soortgelijke gevallen. Titelpagina gegraveerd (t200)
Er is slechts sprake van een gegraveerde titelpagina indien de hele pagina gegraveerd is. Een gegraveerde titelpagina bevat minstens een titel of een impressum. Wanneer beide elementen ontbreken kan hoogstens sprake zijn van een frontispice. Een gegraveerde titelpagina bestaat meestal uit gegraveerde tekst en figuratieve elementen. In dat geval wordt zowel de code t200 als de code t010 (voor illustraties op titelpagina) toegekend, mogelijk ook de code t011 (voor een wapenschild), de code t012 (voor een auteursportret) of de code t013 (voor een kaart). In een zeldzaam geval komt het voor dat de gegraveerde titelpagina louter uit gegraveerde tekst bestaat. Dan wordt enkel de code t200 toegekend.
146
De bibliografische beschrijving | X Typografische kenmerken
Titelpagina typografisch (t210)
Indien een titelpagina typografie bevat, dan is er sprake van een typografische titelpagina, ook al wordt de grootste ruimte op de pagina door een gravure of een houtsnede ingenomen. Bevat de typografische titelpagina naast typografische tekst ook gegraveerde tekst of een illustratie (gravure of houtsnede), dan wordt ook de code t010 (illustraties), t011 (wapenschild), t012 (auteursportret) of t013 (kaart) toegekend. Geen titelpagina (t220)
De code t220 wordt in twee gevallen toegekend. Wanneer een werk zonder titelpagina is gepubliceerd dan heeft de code t220 een permanente status. Wanneer bij de beschreven exemplaren van een werk echter een titelpagina ontbreekt, maar die er vermoedelijk wel geweest is, dan wordt de code t220 toegekend tot op het ogenblik dat een exemplaar met titelpagina wordt aangetroffen. Elk werk krijgt minstens één van de codes t200, t210 en t220. Het gebruik van code t220 sluit de twee andere codes uit. Titelpagina in meerdere kleuren (t230)
Indien op de titelpagina gebruik is gemaakt van meerdere kleuren (meestal rood en zwart), dan wordt de code t230 toegekend. Is een titelpagina echter volledig in het rood gedrukt, dan niet. In dat geval kan dat feit in een algemene noot worden vermeld. Gebruik van meerdere kleuren elders in het werk wordt aangeduid met de code t231. Gebruik van meerdere kleuren elders in het werk (t231)
Indien in min of meer grote onderdelen van een werk (bv. in een uitgebreide inhoudstafel, bij de aanvang van elk hoofdstuk), op een systematische manier gebruik is gemaakt van meerdere kleuren (meestal rood en zwart), dan wordt de code t231 toegekend. Deze code kan voorkomen naast t230 voor titelpagina’s met meerdere kleuren. Inkleuring met de hand geeft nooit aanleiding tot het toekennen van een code t230 of t231: de codes zijn voorbehouden voor gedrukte kleuren. Handgekleurde exemplaren kunnen in de exemplaarannotatie worden gesignaleerd.
XI Exemplaarinformatie 1 Algemeen
Zoals reeds in de inleiding werd aangehaald, is de STCV een bibliografie samen gesteld op basis van exemplaren. Al dienen de exemplaren als uitgangspunt voor de beschrijving, ze vormen niet het uiteindelijke doel van het project. Daarom wordt er minder aandacht besteed aan exemplaargebonden gegevens voor zover die geen of weinig implicaties hebben voor het bibliografische aspect van de beschrijving. Informatie over de band, handgeschreven notities in het werk en herkomstgegevens worden niet in de databank opgenomen. Andere exemplaargebonden informatie over bindfouten of onvolledigheid wordt
short title catalogus vlaanderen
147
daarentegen wel systematisch genoteerd, omdat zulke elementen invloed kunnen hebben op de beschrijving. Bovendien is het van belang dat de gebruiker meteen kan zien welk exemplaar volledig aan de beschrijving beantwoordt, en bij welk exemplaar er eventueel stukken ontbreken of op een andere plaats zitten. Indien een exemplaar onderdeel is van een convoluut, wordt dit eveneens aangegeven. Omdat de exemplaarinformatie strikt genomen buiten het hoofddoel van de STCV valt, en eerder bedoeld is voor de lokale gebruiker, wordt alle exemplaargebonden informatie in het Nederlands opgenomen. 2 Exemplaarinformatie
2.1 Instelling en plaatskenmerk
Van elk exemplaar wordt de instelling waar het zich bevindt genoteerd, samen met het plaatskenmerk. Daarbij wordt het notatie-systeem van de betrokken instelling gevolgd. 2.2 Bezit
Bij werken in meer dan één deel kan het voorkomen dat de delen onder verschillende plaatskenmerken zijn ondergebracht. In het veld ‘Bezit’ geeft men aan welk deel c.q. welke delen onder het genoemde plaatskenmerk te vinden zijn. 2.3 Annotatie
In het algemeen worden drie soorten van annotaties altijd opgenomen: 1. Aanduiding van convoluten 2. Aanduiding van onvolledigheid 3. Aanduiding van bindfouten Voor de aanduiding van convoluten kan men volstaan met de invoer van de code ‘’ (van ‘convoluut’). Deze code is taalonafhankelijk en wordt volgens de taalkeuze van de gebruiker anders weergegeven. Om onvolledigheid te signaleren begint men het veld met de code ‘’ (van ‘incomplete’), gevolgd door een spatie. Daarna geeft men aan welke folio’s of katernen ontbreken. Men begint de tekst met een kleine letter, en eindigt zonder punt. Indien een folio ontbreekt, en het betreft bijvoorbeeld belangrijke elementen als een gegraveerde of een typografische titelpagina, een portret, een inhoudstafel enzovoort, dan kan dat tussen haakjes na de betrokken folio’s worden vermeld. Om bindfouten te signaleren begint het veld met de code ‘’ (van ‘binding mistake’), gevolgd door een spatie. Daarna geeft men aan welke folio’s of katernen verkeerd gebonden zijn. Men begint de tekst met een kleine letter, en eindigt zonder punt. Nu en dan is het opportuun om een ander opvallend exemplaargebonden element te vermelden, zoals staatverschillen, de af- of aanwezigheid van reeksen gravures, interfoliëring, ingekleurde afbeeldingen of uitvouwbare folio’s. De
148
De bibliografische beschrijving | XI Exemplaarinformatie
aanwezigheid daarvan is immers niet altijd uit de katernopbouw af te leiden, en kan zowel voor de instelling als voor de gebruiker interessant zijn. Deze opmerkingen beginnen steeds met een hoofdletter, maar eindigen zonder punt. 2.4 Invoer in Brocade
Indien meer dan één soort annotatie van toepassing is, begint men een volgend element op een nieuwe regel door de HTML-code ‘
’ te plaatsen onmiddellijk na het eerste element. Men begint met de volgende opmerking meteen na deze code. Zowel één enkele folio als meerdere folio’s worden aangeduid met de afkorting ‘f.’. Twee conjuncte folio’s kunnen worden vermeld als ‘f. A1.8’, een reeks folio’s (al dan niet conjunct) als ‘f. A6–9’. Indien men over katernen spreekt, dan is het niet nodig om telkens het aantal bladen te vermelden. Bij ontbrekende katernen kan dat wel nuttig zijn, bijvoorbeeld wanneer het katernen uit het voorwerk betreft. Zo kan de gebruiker inschatten of dat gebrek voor hem relevant is of niet. Voorbeelden f. A4 ontbreekt f. L2 is gebonden voor f. L1 katern Q ontbreekt
f. B5.8 en B6.7 verkeerd gebonden na f. B11 <>1 (gegraveerde titelpagina) ontbreekt
f. A6.7 verkeerd gebonden voor f. A5.8 Volledig met de hand ingekleurd Doorschoten
Afhankelijk van het gebruik in de instellingen kunnen ook barcodes en inventarisnummers van het systeem worden toegevoegd.
short title catalogus vlaanderen
149
Bi j l age n
I Lijst van Bijbelboeken Hoofdvorm
Brocade-nummer
Biblia
a::8.22
Biblia VT
a::8.22.1
Biblia VT. Pentateuchus Biblia VT. Pentateuchus. Genesis Biblia VT. Pentateuchus. Exodus Biblia VT. Pentateuchus. Leviticus Biblia VT. Pentateuchus. Numeri Biblia VT. Pentateuchus. Deuteronomium
a::8.22.1.1 a::8.22.1.1.1 a::8.22.1.1.2 a::8.22.1.1.3 a::8.22.1.1.4 a::8.22.1.1.5
Biblia VT. Libri historici Biblia VT. Libri historici. Josue Biblia VT. Libri historici. Judices Biblia VT. Libri historici. Ruth Biblia VT. Libri historici. Samuelis 1-2 Biblia VT. Libri historici. Regum 1-2 Biblia VT. Libri historici. Chronicorum 1-2 Biblia VT. Libri historici. Esdras Biblia VT. Libri historici. Nehemias Biblia VT. Libri historici. Tobias Biblia VT. Libri historici. Judith Biblia VT. Libri historici. Esther Biblia VT. Libri historici. Machabaeorum 1-2
a::8.22.1.2 a::8.22.1.2.1 a::8.22.1.2.2 a::8.22.1.2.3 a::8.22.1.2.4 a::8.22.1.2.5 a::8.22.1.2.6 a::8.22.1.2.7 a::8.22.1.2.8 a::8.22.1.2.9 a::8.22.1.2.10 a::8.22.1.2.11 a::8.22.1.2.12
Biblia VT. Libri didactici Biblia VT. Libri didactici. Job Biblia VT. Libri didactici. Psalmi Biblia VT. Libri didactici. Proverbia Biblia VT. Libri didactici. Ecclesiastes Biblia VT. Libri didactici. Canticum canticorum Biblia VT. Libri didactici. Sapientia Biblia VT. Libri didactici. Ecclesiasticus
a::8.22.1.3 a::8.22.1.3.1 a::8.22.1.3.2 a::8.22.1.3.3 a::8.22.1.3.4 a::8.22.1.3.5 a::8.22.1.3.6 a::8.22.1.3.7
Biblia VT. Prophetae Biblia VT. Prophetae maiores Biblia VT. Prophetae maiores. Isaias Biblia VT. Prophetae maiores. Jeremias Biblia VT. Prophetae maiores. Lamentationes Biblia VT. Prophetae maiores. Baruch Biblia VT. Prophetae maiores. Ezechiel Biblia VT. Prophetae maiores. Daniel
a::8.22.1.4 a::8.22.1.4.1 a::8.22.1.4.1.1 a::8.22.1.4.1.2 a::8.22.1.4.1.3 a::8.22.1.4.1.4 a::8.22.1.4.1.5 a::8.22.1.4.1.6
short title catalogus vlaanderen
153
Biblia VT. Prophetae minores Biblia VT. Prophetae minores. Osee Biblia VT. Prophetae minores. Joel Biblia VT. Prophetae minores. Amos Biblia VT. Prophetae minores. Abdias Biblia VT. Prophetae minores. Jonas Biblia VT. Prophetae minores. Michaeas Biblia VT. Prophetae minores. Nahum Biblia VT. Prophetae minores. Habacuc Biblia VT. Prophetae minores. Sophonias Biblia VT. Prophetae minores. Aggaeus Biblia VT. Prophetae minores. Zacharias Biblia VT. Prophetae minores. Malachias
a::8.22.1.4.2 a::8.22.1.4.2.1 a::8.22.1.4.2.2 a::8.22.1.4.2.3 a::8.22.1.4.2.4 a::8.22.1.4.2.5 a::8.22.1.4.2.6 a::8.22.1.4.2.7 a::8.22.1.4.2.8 a::8.22.1.4.2.9 a::8.22.1.4.2.10 a::8.22.1.4.2.11 a::8.22.1.4.2.12
Biblia NT
a::8.22.2
Biblia NT. Evangelia Biblia NT. Evangelia. Matthaeus Biblia NT. Evangelia. Marcus Biblia NT. Evangelia. Lucas Biblia NT. Evangelia. Johannes
a::8.22.2.1 a::8.22.2.1.1 a::8.22.2.1.2 a::8.22.2.1.3 a::8.22.2.1.4
Biblia NT. Actus apostolorum
a::8.22.2.2
Biblia NT. Epistolae S. Pauli Biblia NT. Epistolae S. Pauli. Romanos Biblia NT. Epistolae S. Pauli. Corinthios 1-2 Biblia NT. Epistolae S. Pauli. Galatas Biblia NT. Epistolae S. Pauli. Ephesios Biblia NT. Epistolae S. Pauli. Philippenses Biblia NT. Epistolae S. Pauli. Colossenses Biblia NT. Epistolae S. Pauli. Thessalonicenses 1-2 Biblia NT. Epistolae S. Pauli. Timotheum 1-2 Biblia NT. Epistolae S. Pauli. Titum Biblia NT. Epistolae S. Pauli. Philemonem Biblia NT. Epistolae S. Pauli. Hebraeos
a::8.22.2.3 a::8.22.2.3.1 a::8.22.2.3.2 a::8.22.2.3.3 a::8.22.2.3.4 a::8.22.2.3.5 a::8.22.2.3.6 a::8.22.2.3.7 a::8.22.2.3.8 a::8.22.2.3.9 a::8.22.2.3.10 a::8.22.2.3.11
Biblia NT. Epistolae catholicae Biblia NT. Epistolae catholicae. Jacobi Biblia NT. Epistolae catholicae. Petri 1-2 Biblia NT. Epistolae catholicae. Johannis 1-3 Biblia NT. Epistolae catholicae. Judae
a::8.22.2.4 a::8.22.2.4.1 a::8.22.2.4.2 a::8.22.2.4.3 a::8.22.2.4.4
Biblia NT. Apocalypsis
a::8.22.2.5
Biblia. Apocrypha
a::8.22.3
Biblia. Apocrypha VT Biblia. Apocrypha NT
a::8.22.3.1 a::8.22.3.2
154
Bijlagen | I Lijst van bijbelboeken
II Lijst van populaire anonieme werken
Deze lijst is gebaseerd op Anonymous classics, ed. by Rosemary C. Hewitt, London, IFLA, 1978. Hoofdvorm
Brocade-nummer
Antwerps liedboek Baghijnken van Parijs Beatrijs Eerste bliscap van Maria Sevenste bliscap van Maria Boec van den houte Borchgrave van Couchi Borchgravinne van Vergi Brandaen Cassamus Des coninx summe Dietsche Catoen Dietsche doctrinale Drie Koningen Elckerlijc Esmoreit Esopet Ferguut Floris ende Blancefloer Gloriant Huge van Bordeeus Karel ende Elegast Lanseloet van Denemarken Leven ons Heren Limborch Limburgse sermoenen Lorreinen Lucidarius Madelghijs’ kintsheit Mariken van Nieumeghen Moriaen Navolging van Christus Parabelen van Cyrillus Parthonopeus van Bloys Perceval Reinaert Ridder metter mouwen Roelantslied
a::8.839.3.1 a::8.839.3.2 a::8.839.3.3 a::8.839.3.4 a::8.839.3.5 a::8.839.3.6 a::8.839.3.7 a::8.839.3.8 a::8.839.3.9 a::8.839.3.10 a::8.839.3.11 a::8.839.3.12 a::8.839.3.13 a::8.839.3.14 a::8.839.3.15 a::8.839.3.16 a::8.839.3.17 a::8.839.3.18 a::8.839.3.19 a::8.839.3.20 a::8.839.3.21 a::8.839.3.22 a::8.839.3.23 a::8.839.3.24 a::8.839.3.25 a::8.839.3.26 a::8.839.3.27 a::8.839.3.28 a::8.839.3.29 a::8.839.3.30 a::8.839.3.31 a::8.839.3.32 a::8.839.3.33 a::8.839.3.49 a::8.839.3.34 a::8.839.3.35 a::8.839.3.36 a::8.839.3.37
short title catalogus vlaanderen
155
Sacrament van der Nyeuwervaert Seghelijn van Jherusalem Sidrac Spiegel der menscheliker behoudenisse Theophilus Valentijn ende Nameloes Vier Heemskinderen Vijf vroede en vijf dwaze maagden Walewein Wrake van Ragisel Zeven vroeden van binnen Rome
156
a::8.839.3.38 a::8.839.3.39 a::8.839.3.40 a::8.839.3.41 a::8.839.3.42 a::8.839.3.43 a::8.839.3.44 a::8.839.3.45 a::8.839.3.46 a::8.839.3.47 a::8.839.3.48
Bijlagen | II Lijst van populaire anonieme werken
III Formaatbepaling naam
symbool
aantal kettinglijnen positie van het bladen watermerk
plano
1°
1
horizontaal
folio
2°
2 4 6 8
verticaal
quarto
4°
2 4 8
horizontaal
slechts deels zichtbaar halfweg de binnenmarge
octavo
8°
2 4 8 10
verticaal
slechts deels zichtbaar halfweg de bovenmarge
duodecimo long
12°
6 12
verticaal
slechts deels zichtbaar halfweg de bovenmarge
short title catalogus vlaanderen
1/4 lengteas, 1/2 breedteas
midden
157
naam
158
symbool
aantal kettinglijnen bladen
positie van het watermerk
duodecimo common
12°
4 6 8 12
horizontaal
op 1/3 van de buitenmarge
sextodecimo
16°
8
horizontaal
slechts deels zichtbaar boven in de buitenmarge
octodecimo
18°
6 8 10 12
verticaal
midden
vicesimoquarto long
24°
12
verticaal
slechts deels zichtbaar halfweg in de buitenmarge
vicesimoquarto
24°
8 12
horizontaal
slechts deels zichtbaar boven in de binnenmarge
Bijlagen | III Formaatbepaling
IV Controlelijst katernopbouw en paginering Katernen met 4 bladen
A4
=
8 p.
A–2A4 = 192 p.
A–3A4 =
376 p.
A–B4
=
16 p.
A–2B4 = 200 p.
A–3B4 =
384 p.
A–C4
=
24 p.
A–2C4 = 208 p.
A–3C4 =
392 p.
A–D4 =
32 p.
A–2D4 = 216 p.
A–3D4 =
400 p.
A–E4
=
40 p.
A–2E4 = 224 p.
A–3E4 =
408 p.
A–F4
=
48 p.
A–2F4 = 232 p.
A–3F4 =
416 p.
A–G4 =
56 p.
A–2G4 = 240 p.
A–3G4 =
424 p.
A–H4 =
64 p.
A–2H4 = 248 p.
A–3H4 =
432 p.
A–I4
=
72 p.
A–2I4
A–3I4
=
440 p.
A–K4
=
80 p.
A–2K4 = 264 p.
A–3K4 =
448 p.
A–L4
=
88 p.
A–2L4 = 272 p.
A–3L4 =
456 p.
A–M4 =
96 p.
A–2M4 = 280 p.
A–3M4 =
464 p.
A–N4 = 104 p.
A–2N4 = 288 p.
A–3N4 =
472 p.
A–O4 = 112 p.
A–2O4 = 296 p.
A–3O4 =
480 p.
A–P4
= 120 p.
A–2P4 = 304 p.
A–3P4 =
488 p.
A–Q4 = 128 p.
A–2Q4 = 312 p.
A–3Q4 =
496 p.
A–R4
= 136 p.
A–2R4 = 320 p.
A–3R4 =
504 p.
A–S4
= 144 p.
A–2S4
A–3S4
=
512 p.
A–T4
= 152 p.
A–2T4 = 336 p.
A–3T4 =
520 p.
A–V4
= 160 p.
A–2V4 = 344 p.
A–3V4 =
528 p.
A–X4
= 168 p.
A–2X4 = 352 p.
A–3X4 =
536 p.
A–Y4
= 176 p.
A–2Y4 = 360 p.
A–3Y4 =
544 p.
A–Z4
= 184 p.
A–2Z4 = 368 p.
A–3Z4 =
552 p.
short title catalogus vlaanderen
= 256 p.
= 328 p.
159
Katernen met 8 bladen
A8
=
16 p.
A–2A8 =
384 p.
A–3A8 =
752 p.
A–B8
=
32 p.
A–2B8 =
400 p.
A–3B8 =
768 p.
A–C8
=
48 p.
A–2C8 =
416 p.
A–3C8 =
784 p.
A–D8
=
64 p.
A–2D8 =
432 p.
A–3D8 =
800 p.
A–E8
=
80 p.
A–2E8 =
448 p.
A–3E8
=
816 p.
A–F8
=
96 p.
A–2F8
=
464 p.
A–3F8
=
832 p.
A–G8
=
112 p.
A–2G8 =
480 p.
A–3G8 =
848 p.
A–H8
=
128 p.
A–2H8 =
496 p.
A–3H8 =
864 p.
A–I8
=
144 p.
A–2I8
=
512 p.
A–3I8
=
880 p.
A–K8
=
160 p.
A–2K8 =
528 p.
A–3K8 =
896 p.
A–L8
=
176 p.
A–2L8
=
544 p.
A–3L8
=
912 p.
A–M8
=
192 p.
A–2M8 =
560 p.
A–3M8 =
928 p.
A–N8
=
208 p.
A–2N8 =
576 p.
A–3N8 =
944 p.
A–O8
=
224 p.
A–2O8 =
592 p.
A–3O8 =
960 p.
A–P8
=
240 p.
A–2P8 =
608 p.
A–3P8
=
976 p.
A–Q8
=
256 p.
A–2Q8 =
624 p.
A–3Q8 =
992 p.
A–R8
=
272 p.
A–2R8 =
640 p.
A–3R8 = 1008 p.
A–S8
=
288 p.
A–2S8
=
656 p.
A–3S8
A–T8
=
304 p.
A–2T8 =
672 p.
A–3T8 = 1040 p.
A–V8
=
320 p.
A–2V8 =
688 p.
A–3V8 =
1056 p.
A–X8
=
336 p.
A–2X8 =
704 p.
A–3X8 =
1072 p.
A–Y8
=
352 p.
A–2Y8 =
720 p.
A–3Y8 = 1088 p.
A–Z8
=
368 p.
A–2Z8 =
736 p.
A–3Z8 =
160
= 1024 p.
1104 p.
Bijlagen | IV Controlelijst katernopbouw en paginering
Katernen met 6 bladen
A6
=
12 p.
A–2A6 =
288 p.
A–3A6 =
564 p.
A–B6
=
24 p.
A–2B6 =
300 p.
A–3B6 =
576 p.
A–C6
=
36 p.
A–2C6 =
312 p.
A–3C6 =
588 p.
A–D6
=
48 p.
A–2D6 =
324 p.
A–3D6 =
600 p.
A–E6
=
60 p.
A–2E6 =
336 p.
A–3E6
=
612 p.
A–F6
=
72 p.
A–2F6
=
348 p.
A–3F6
=
624 p.
A–G6
=
84 p.
A–2G6 =
360 p.
A–3G6 =
636 p.
A–H6
=
96 p.
A–2H6 =
372 p.
A–3H6 =
648 p.
A–I6
=
108 p.
A–2I6
=
384 p.
A–3I6
=
660 p.
A–K6
=
120 p.
A–2K6 =
396 p.
A–3K6 =
672 p.
A–L6
=
132 p.
A–2L6
=
408 p.
A–3L6
=
684 p.
A–M6
=
144 p.
A–2M6 =
420 p.
A–3M6 =
696 p.
A–N6
=
156 p.
A–2N6 =
432 p.
A–3N6 =
708 p.
A–O6
=
168 p.
A–2O6 =
444 p.
A–3O6 =
720 p.
A–P6
=
180 p.
A–2P6 =
456 p.
A–3P6
=
732 p.
A–Q6
=
192 p.
A–2Q6 =
468 p.
A–3Q6 =
744 p.
A–R6
=
204 p.
A–2R6 =
480 p.
A–3R6 =
756 p.
A–S6
=
216 p.
A–2S6
=
492 p.
A–3S6
=
768 p.
A–T6
=
228 p.
A–2T6 =
504 p.
A–3T6 =
780 p.
A–V6
=
240 p.
A–2V6 =
516 p.
A–3V6 =
792 p.
A–X6
=
252 p.
A–2X6 =
528 p.
A–3X6 =
804 p.
A–Y6
=
264 p.
A–2Y6 =
540 p.
A–3Y6 =
816 p.
A–Z6
=
276 p.
A–2Z6 =
552 p.
A–3Z6 =
828 p.
short title catalogus vlaanderen
161
Katernen met 12 bladen
A12
=
24 p.
A–2A12 =
576 p.
A–B12
=
48 p.
A–2B12 =
600 p.
A–C12 =
72 p.
A–2C12 =
624 p.
A–D12 =
96 p.
A–2D12 =
648 p.
A–E12
=
120 p.
A–2E12 =
672 p.
A–F12
=
144 p.
A–2F12 =
696 p.
A–G12 =
168 p.
A–2G12 =
720 p.
A–H12 =
192 p.
A–2H12 =
744 p.
A–I12
=
216 p.
A–2I12
=
768 p.
A–K12 =
240 p.
A–2K12 =
792 p.
A–L12
=
264 p.
A–2L12 =
816 p.
A–M12 =
288 p.
A–2M12 =
840 p.
A–N12 =
312 p.
A–2N12 =
864 p.
A–O12 =
336 p.
A–2O12 =
888 p.
A–P12
=
360 p.
A–2P12 =
912 p.
A–Q12 =
384 p.
A–2Q12 =
936 p.
A–R12
=
408 p.
A–2R12 =
960 p.
A–S12
=
432 p.
A–2S12 =
984 p.
A–T12
=
456 p.
A–2T12 = 1008 p.
A–V12 =
480 p.
A–2V12 = 1032 p.
A–X12 =
504 p.
A–2X12 = 1056 p.
A–Y12
=
528 p.
A–2Y12 = 1080 p.
A–Z12
=
552 p.
A–2Z12 = 1104 p.
162
Bijlagen | IV Controlelijst katernopbouw en paginering
Katernen met afwisselend 6 en 12 bladen
A–B6/12
=
36 p.
A–D6/12 =
72 p.
A–F6/12
=
108 p.
A–H6/12 =
144 p.
A–K6/12
=
180 p.
A–M6/12 =
216 p.
A–O6/12 =
252 p.
A–Q6/12 =
288 p.
A–S6/12
=
324 p.
A–V6/12
=
360 p.
A–Y6/12
=
396 p.
A–2A6/12 =
432 p.
A–2C6/12 =
468 p.
A–2E6/12 =
504 p.
A–2G6/12 =
540 p.
A–2I6/12 =
576 p.
A–2L6/12 =
612 p.
A–2N6/12 =
648 p.
A–2P6/12 =
684 p.
A–2R6/12 =
720 p.
A–2T6/12 =
756 p.
A–2X6/12 =
792 p.
A–2Z6/12 =
828 p.
short title catalogus vlaanderen
163
V Lijst van bibliografische referenties Uit pragmatische overwegingen hebben we gekozen voor een reeds bestaande set van ‘Standard Citations’. Omdat de STCV zijn resultaten in het Engels presenteert aan de internationale boekhistorische onderzoeksgemeenschap, viel de keuze op Peter M. VanWingen & Belinda D. Urquiza, Standard citation forms for published bibliographies and catalogs used in rare book cataloging (2nd ed. 1996) van de Library of Congress. Daarnaast werd beroep gedaan op W.A. Kelly, German and Netherlandish bibliographies and catalogues (3rd ed., 2000) [original title Dutch, Flemish and German bibliographies and catalogues (1998)], dat wordt gepresenteerd als ‘a supplement to the second edition of Standard citation forms for published bibliographies and catalogs used in rare book cataloging’. Naast citeertitels voor bibliografieën en catalogi, kan het ook nuttig zijn biografische repertoria te vermelden in de scope notes van de personenthesaurus (auteurs) en de uitgeversthesaurus. De meest gebruikte biografische repertoria werden in de onderstaande lijst opgenomen. Voor de invoer in Brocade moeten de afkortingscodes tussen dubbele vierkante haken ‘[[…]]’ worden geplaatst. Ten behoeve van de gebruiker zet het systeem de code automatisch om in de citeertitel. De lijst van afkortingen, sorteertitels, en van de volledige titelbeschrijvingen is ook te raadplegen op de STCV-website (www.stcv.be). Eventuele aanvullingen worden daar toegevoegd.
adams Adams Adams, Herbert Mayow. ‘Catalogue of books printed on the continent of Europe, 1501–1600’ in Cambridge libraries. Londen, 1967. adb ADB Allgemeine Deutsche Biographie. Berlijn, 1875–1912. ampe Ampe, A. Makeblyde S.J. Ampe, Albert. ‘Het werk van P. Makeblyde S.J.’ in: Ons geestelijk erf, 2 (1944), p. 175–214. andreas Andreas, V. Bib. Belgica Andreas, Valerius. Bibliotheca Belgica. Leuven, 1643 (herdruk: Nieuwkoop, 1973). arents Arents, P. Pompa Introitus Ferdinandi Arents, Prosper. ‘Pompa Introitus Ferdinandi. Bijdrage tot de Rubensbibliografie’ in: De Gulden Passer, 27 (1949), p. 81–348. audenaert Audenaert, W. Bib. theses karmelieten 17–18. s. [O.Carm.] Audenaert, Willem. ‘Bibliografie van filosofische en theologische theses door Karmelieten voorgelegd in Zuid-Nederlandse studiekloosters tijdes de zeventiende en achttiende eeuw’ in: Archief- en Bibliotheekwezen in België, extranummer 21. Brussel, 1978.
164
Bijlagen | V Lijst van bibliografische referenties
piba Audenaert, W. PIBA Audenaert, Willem. Prosopographia jesuitica Belgica antiqua (PIBA): a biographical dictionary of the Jesuits in the Low Countries, 1542–1773. Leuven, 2000. kempis Audenaert, W. Thomas a Kempis Audenaert, Willem. Thomas a Kempis’ De imitatione Christi en andere werken. Een short-title catalogus van de 17e en 18e eeuwse drukken in de bibliotheken van Nederlandstalig België. Leuven, 1985. axters Axters, S. Bib. Ned. dominikaansche vroomheid [O.P.] Axters, Stefan. Bijdragen tot een bibliographie van de Nederlandsche Dominikaansche vroomheid. S.l., 1934. backer Backer-Sommervogel [S.J.] De Backer, Augustin & Aloys, & Sommervogel, Carlos. Bibliothèque de la compagnie de Jésus. Nouvelle édition. Brussel & Parijs, 1890–1911 (herdruk: Heverlee, 1960). bbkl BBKL Bautz, Friedrich Wilhelm. Biographisch-Bibliographisches Kirchenlexicon. Herzberg, 1970–. benezit Bénézit (4e éd.) Bénézit, Emmanuel. Dictionnaire critique et documentaire des peintres, sculpteurs, dessinateurs et graveurs de tous les temps et de tous les pays. Parijs, 1999 (4e éd.). benzing Benzing, J. Dt. Buchdrucker (1982) Benzing, Josef. Die Buchdrucker des 16. und 17. Jahrhunderts im deutschen Sprachgebiet. Wiesbaden, 1982 (2. anl.). bcni Bib. catholica Neerlandica impressa Bibliotheca catholica Neerlandica impressa, 1500–1727. Den Haag, 1954. bnbel Biogr. nat. belge Biographie nationale. Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique. Brussel, 1866–1986. blogie Blogie, J. Rép. catalogues de ventes Blogie, Jeanne. Répertoire des catalogues de ventes de livres imprimés. Collection du Centre national de l’archéologie et de l’histoire du livre, vol. 4. Brussel, 1982–. opant Bogaerts, A. M. Repertorium der Dominikanen in de Nederlanden Bogaerts, Ambrosius M. Repertorium der Dominikanen in de Nederlanden. Deel 1: Antwerpen – Lier. Bouwstoffen voor de geschiedenis der Dominikanen in de Nederlanden, 19. Leuven, 1981. borchling Borchling & Claussen Borchling, Conrad & Claussen, Bruno. Niederdeutsche Bibliographie: Gesamtverzeichnis der niederdeutschen Drucke bis zum Jahre 1800. Neumünster, 1931–1936. tacquet Bosmans, H. Le jésuite mathématicien anversois André Tacquet Bosmans, Henri. ‘Le jésuite mathématicien anversois André Tacquet (1612–1660)’ in: De Gulden Passer, 3 (1925), p. 63–87.
short title catalogus vlaanderen
165
briels Briels, J.G.C.A. Zuidnederland. boekdrukkers Briels, Johannes G.C.A. Zuidnederlandse boekdrukkers en boekverkopers in de Republiek der Verenigde Nederlanden omstreeks 1570–1630. Bibliotheca bibliographica Neerlandica, vol. 6. Nieuwkoop, 1974. broekema Broekema, J. Cat. pamfletten Zeeland Broekema, J. Catalogus van de pamfletten, tractaten enz. aanwezig in de Provinciale Bibliotheek van Zeeland. Middelburg, 1892. scribani Brouwers, L. Carolus Scribani (1977) Brouwers, Lodewijk. ‘Carolus Scribani’ in: Archief- en Bibliotheekwezen in België, extranummer 17. Brussel, 1977. brunet Brunet Brunet, Jacques Charles. Manuel du libraire et de l’amateur de livres. Parijs, 1860–65 (5e éd.). bt Cockx-Indestege, E. Belgica typographica Cockx-Indestege, Elly, Glorieux, Geneviève & Op de Beeck, Bart. Belgica Typographica 1541–1600. Catalogus librorum impressorum ab anno MDXLI ad annum MDC in regionibus quae nunc Regni Belgarum partes sunt. Nieuwkoop, 1968–1994. elly Cockx-Indestege & Rouzet. Drukkers en boekverkopers in Brussel 15–17. s. Cockx-Indestege, Elly & Rouzet, Anne. Drukkers en boekverkopers in Brussel van de 15de tot de 17de eeuw. ‘s-Hertogenbosch, 1978. cc Coppens, C. Henrick van Ha(e)stens Coppens, Christian. ‘Steadfast I hasten: the Louvain printer Henrick van Ha(e)stens’ in: Quaerendo, 17 (1987), 3–4, p. 185–204. cclist Coppens & de Schepper. Henrick van Hastens Coppens, Chris & De Schepper, Marcus. ‘Printer to town and university: Henrick van Hastens at Louvain with a check-list, 1621–1628’ in: Across the narrow seas: studies in the history and bibliography of Britain and the Low Countries presented to Anna E.C. Simoni. Londen, 1991. cox Cox, E.G. Travel Cox, Edward Geoffrey. A reference guide to the literature of travel, including voyages, geographical descriptions, adventures, shipwrecks and expeditions. Seattle, 1935–1949 (herdruk: Cambridge (Mass.), 1992 en 1998). cushing Cushing, H. Bib. Vesalius (2nd ed.) Cushing, Harvey. A bio-bibliography of Andreas Vesalius. Hamden, 1962 (2nd ed.). bom Bom, E. de. Nog Antwerpsche almanakken De Bom, Emmanuel. ‘Nog Antwerpsche almanakken’ in: Tijdschrift voor boeken bibliotheekwezen, 1 (1903), p. 188–195.
166
Bijlagen | V Lijst van bibliografische referenties
kempenaer Kempenaer, A. de. Vermomde schrijvers De Kempenaer, A. Vermomde Nederlandsche en Vlaamsche schrijvers. Vervolg op Mr. J.I. Van Doorninck’s Vermomde en naamlooze schrijvers, opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren. Leiden, [1928]. dekkers Dekkers, R. Bib. Belgica juridica Dekkers, René. Bibliotheca Belgica juridica. Een bio-bibliographisch overzicht der rechtsgeleerdheid in de Nederlanden van de vroegste tijden af tot 1800. Brussel, 1951. lalande Jérôme de la Lande, Bibliographie astronomique De Lalande, Jérôme. Bibliographie astronomique. Parijs, 1803. delecourt Delecourt, J.V. Anonymes et pseudonymes De le Court, Jules-Victor. Bibliographie nationale: dictionnaire des anonymes et pseudonymes, 15e siècle-1900. Brussel, 1960. delsaerdt Delsaerdt, P. Suam quisque bibliothecam Delsaerdt, Pierre. Suam quisque bibliothecam: boekhandel en particulier boekenbezit aan de oude Leuvense universiteit, 16de – 18de eeuw. Leuven, 2001. depuydt Depuydt, J. Nicolaus Vernulaeus (1583-1649): een bio-bibliografische studie Depuydt, Joost. Nicolaus Vernulaeus (1583-1649): een bio-bibliografische studie. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling K.U.Leuven, 1991. rynck Rynck & Welkenhuysen. Oudheid in het Ned. De Rynck, Patrick & Welkenhuysen, Andries. De oudheid in het Nederlands: repertorium en bibliografische gids voor vertalingen van Griekse en Latijnse auteurs en geschriften. Baarn, 1992. desgraves Desgraves, L. Rép. 17. s. Desgraves, Louis. Répertoire bibliographique des livres imprimés en France au XVIIe siècle. Baden-Baden, 1978–. ieper Diegerick, A. Bib. yproise Diegerick, Alphonse. Essai de bibliographie yproise. Étude sur les imprimeurs yprois, 1547–1834. Ieper, 1873–1881 (herdruk: Nieuwkoop, 1966). kortrijk Diegerick, A. Typographie Courtraisienne Diegerick, Alphonse. Notes sur l’origine de la typographie Courtraisienne. Brugge, 1877. Ook in: Annales de la société d’émulation pour l’étude de l’histoire et des antiquités de la Flandre. 4e série, 1 (1876–1877), p. 65–74. caju Du Caju, O. Antwerpse hout- en kopergraveerders Du Caju, Octa. Antwerpse hout- en kopergraveerders uit de 16e, 17e, 18e en 19e eeuw. Heemkundig jaarboekje voor de Antwerpse randgemeenten 12/1. Borgerhout, 1964. foppens Foppens, J.F. Bib. Belgica Foppens, Joannes Franciscus. Bibliotheca Belgica, sive: Virorum in Belgio vita. Brussel, 1739.
short title catalogus vlaanderen
167
funck Funck, M. Livre belge Funck, Maurice. Le livre belge à gravures: guide de l’amateur de livres illustrés, imprimés en Belgique avant le 18e siècle. Brussel, 1925. geerebaert Geerebaert, A. Lijst van de gedrukte Ned. vertalingen der oude Grieksche en Latijnsche schrijvers Geerebaert, Adhemar. Lijst van de gedrukte Nederlandsche vertalingen der oude Grieksche en Latijnsche schrijvers. Koninklijke Vlaamsche Academie. Verslagen en mededeelingen. Gent, 1924. rep Répertoire des humanistes Gerlo, Aloïs & Vervliet, Hendrik D.L. Bibliographie de l’humanisme des anciens Pays-Bas: avec un répertoire bibliographique des humanistes et poètes néo-latins. Brussel, 1972. Met: Supplément 1970–1985. Brussel, 1988. marialov Gistelinck, F. Bib. Mariana Lovaniensis Gistelinck, Frans. Bibliotheca Mariana Lovaniensis: la bibliothèque Mariale de Banneux-Notre-Dame, une collection Montfortaine dans la Bibliothèque de la Faculté de Théologie de la K.U.Leuven. Leuven, 1997. musicale Goovaerts, A. Typographie musicale Goovaerts, Alphonse. Histoire et bibliographie de la typographie musicale dans les Pays-Bas. Antwerpen, 1880 (herdruk: Amsterdam, 1963). gruys Gruys & Wolf. Nederland. Boekdrukkers Gruys, Jan Albert & De Wolf, C. Thesaurus, 1473–1800: Nederlandse boekdrukkers en boekverkopers met plaatsen en jaren van werkzaamheid. Nieuwkoop, 1989. hollstein Hollstein, F.W.H. Dutch & Flemish etchings Hollstein, F.W.H. Dutch and Flemish etchings, engravings and woodcuts ca. 1450–1700. Amsterdam, 1949–. hollsteinnew Hollstein, F.W.H. New Dutch & Flemish etchings Hollstein, F.W.H. The New Hollstein Dutch and Flemish etchings, engravings and woodcuts, 1450–1700. Rotterdam, 1993–. houzeau Houzeau & Lancaster. Astronomie (1964 éd.) Houzeau de Lehaie, Jean-Charles & Lancaster, Albert. Bibliographie générale de l’astronomie. Brussel, 1882–1887 (herdruk: 1964). huybens Huybens, G. Thesaurus canticorum Flandrensium, Huybens, Gilbert. Thesaurus canticorum Flandrensium. Het gedrukte Nederlandse liedboek in Vlaanderen (1508–1800). Miscellania Neerlandica 30. Leuven, 2004. huys Huys, B. Cat. impr. mus. 15–17. s. Huys, Bernard. Catalogue des imprimés musicaux des 15e, 16e et 17e siècles: fonds général. Brussel, 1965. ill-moretus De boekillustratie ten tijde van de Moretussen Imhof, Dirk. De boekillustratie ten tijde van de Moretussen. Antwerpen, 1996.
168
Bijlagen | V Lijst van bibliografische referenties
lipsius Justus Lipsius (1547–1606) en het Plantijnse Huis Justus Lipsius (1547–1606) en het Plantijnse huis. Antwerpen, 1997. knuttel Knuttel Knuttel, Willem Pieter Cornelis. Catalogus van de pamfletten-verzameling berustende in de Koninklijke Bibliotheek: herdruk, met handgeschreven verbeteringen, aanvullingen en varianten: met een inleidend essay en een handleiding. Den Haag, 1889–1920. koeman Koeman, C. Atlantes Neerlandici Koeman, Cornelis. Atlantes Neerlandici. Bibliography of terrestrial, maritime and celestial atlases and pilot books, published in the Netherlands up to 1880. Amsterdam, 1967–1971. koeman2 Koeman, C. Atlantes Neerlandici (2nd ed.) Koeman, Cornelis & Van der Krogt, Peter. Atlantes Neerlandici. ’t Goy-Houten, 1997–2003 (2nd ed.). verhulst Lambrechts, T. Godtgaf Verhulst Lambrechts, Tinne. Godtgaf Verhulst, zeventiende-eeuws boekdrukker en -verkoper in Antwerpen. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling K.U.Leuven, 2003. emblem Landwehr, J. Emblem & fable books (3rd ed.) Landwehr, John. Emblem and fable books printed in the Low Countries, 1542–1813: a bibliography. Utrecht, 1988 (3rd ed.). kook Landwehr, J. Ned. kookboek Landwehr, John. Het Nederlandse kookboek, 1510–1945: een bibliografisch overzicht. ’t Goy-Houten, 1995. splendid Landwehr, J. Splendid ceremonies Landwehr, John. Splendid ceremonies: state entries and royal funerals in the Low Countries, 1515–1791: a bibliography. Nieuwkoop, 1971. goltzius Loup, W. le. Hubertus Goltzius en Brugge 1583–1983 Le Loup, Willy. Hubertus Goltzius en Brugge, 1583–1983. Brugge, 1983. belgique Histoire du livre et de l’imprimerie en Belgique Liebrecht, Henri. Histoire du livre et de l’imprimerie en Belgique des origines à nos jours. Collection des Publications du Musée du livre. Brussel, 1923–1934. linnig Linnig, B. Bibliothèques & ex-libris d’amateurs belges Linnig, Ben. Bibliothèques & ex-libris d’amateurs belges aux XVIIe, XVIIIe et XIXe siècles. Parijs, 1906. gravure Linnig, B. La gravure en Belgique Linnig, Ben. La gravure en Belgique, ou: Notices biographiques sur les graveurs anversois, bruxellois et autres, depuis les origines de la gravure jusqu’à la fin du 18e siècle. Antwerpen, 1911. meeus Meeus, H. Ernstige drama in de Nederlanden Meeus, Hubert. Repertorium van het ernstige drama in de Nederlanden 1600–1650. Leuven, 1983.
short title catalogus vlaanderen
169
akl Saur Allg. Künstler-Lexikon Meiβner, Günter. Saur Allgemeines Künstlerlexikon: die bildenden Künstler aller Zeiten und Völker. München, 1992–. mertens Krijg en kunst Mertens, Jozef & Aumann, Franz. Krijg en kunst. Leopold Willem (1614–1662). Habsburger, landvoogd en kunstverzamelaar. Bilzen, 2003. nnbw NNBW Molhuysen, P.C. & Blok, P.J. Nieuw Nederlandsch Biographisch Woordenboek. Leiden, 1911–1937 (herdruk: Amsterdam, 1974). muller Muller, F. Bib. van Nederlandsche pamfletten Muller, Frederik & Tiele, Pieter Anton. Bibliotheek van Nederlandsche pamfletten. Amsterdam, 1858–1861. nbw NBW Nationaal biografisch woordenboek. Koninklijke Vlaamse Academieën van België. Brussel, 1964–. verepaeus Nauwelaerts, M.A. Bijdrage tot de bibliographie van Simon Verepaeus Nauwelaerts, Marcel August. ‘Bijdrage tot de bibliographie van Simon Verepaeus’ in: De Gulden Passer, 25 (1947), p. 52–90. nk Nijhoff & Kronenberg Nijhoff, Wouter & Kronenberg, Maria Elizabeth. Nederlandsche bibliographie van 1500 tot 1540. Den Haag, 1923–1971. nissen Nissen, C. Die Botanische Buchillustration (2. Aufl.) Nissen, Claus. Die botanische Buchillustration: ihre Geschichte und Bibliographie. Stuttgart, 1966 (2. Aufl.). olthoff Olthoff, F. Boekdrukkers Antwerpen Olthoff, Frans. De boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Antwerpen sedert de uitvinding der boekdrukkunst tot op onze dagen. Antwerpen, 1891. osler Osler, W. Bib. Osleriana Osler, William. Bibliotheca Osleriana: a catalogue of books illustrating the history of medicine and science. Oxford, 1929. paquot Paquot, Mémoires Paquot, Jean-Noël. Memoires pour servir a l’histoire litteraire des dix-sept provinces des Pays-Bas, de la principauté de Liege, et de quelques contrées voisines. Leuven, 1765–1770 (herdruk: Westmead, 1970). bn BN Paris. Bibliothèque nationale. Département des imprimés. Catalogue général des livres imprimés de la Bibliothèque nationale: auteurs. Parijs, 1897–. fontainas Peeters-Fontainas, J. Impressions espagnoles Peeters-Fontainas, Jean F. Bibliographie des impressions espagnoles des Pays-Bas méridionaux. Nieuwkoop, 1965.
170
Bijlagen | V Lijst van bibliografische referenties
petit Petit, L.D. Nederlandsche pamfletten Petit, Louis David. Bibliotheek van Nederlandsche pamfletten: verzameling van de bibliotheek van Joannes Thysius en de bibliotheek der Rijksuniversiteit te Leiden. Leiden, 1882–1925. polain Polain Polain, Marie-Louis. Catalogue des livres imprimés au quinzième siècle des bibliothèques de Belgique. Brussel, 1932. saa Inventaris pamfletten Stadsarchief Antwerpen, 1620–1881 Polak-Suetens, Jeanne. Inventaris pamfletten, Stadsarchief Antwerpen, 1520–1881. Antwerpen, 1983. lucasvanm Porteman, K. De mystieke lyriek van Lucas van Mechelen (1595/6–1652) Porteman, Karel. De mystieke lyriek van Lucas van Mechelen (1595/6–1652). Gent, 1977–1978. potthast Potthast, A. Wegweiser durch die Geschichtswerke des europäischen Mittelalters Potthast, August. Wegweiser durch die Geschichtswerke des europäischen Mittelalters bis 1500. Berlijn, 1896 (herdruk: Graz, 1957). rkd Rijksbureau voor kunsthistorische documentatie, kunstenaars-databank Rijksbureau voor kunsthistorische documentatie, kunstenaars-databank. rogge Rogge, H.C. Pamfletten Amsterdam Rogge, Hendrik Cornelis. Beschrijvende catalogus der pamflettenverzameling van de boekerij der Remonstrantsche Kerk te Amsterdam. Amsterdam, 1863–1865. rosier Rosier, I. Biogr. & bibl. Nederlandse Carmel [O.Carm. & O.C.D.] Rosier, Irenaeus. Biographisch en bibliographisch overzicht van de vroomheid in de Nederlandse Carmel van 1235 tot het midden der achttiende eeuw. Studiën en tekstuitgaven van Ons geestelijk erf, 10. Tielt, 1950. rouzet Rouzet, A. Dictionnaire des imprimeurs Rouzet, Anne. Dictionnaire des imprimeurs, libraires et éditeurs des XVe et XVIe siècles dans les limites géographiques de la Belgique actuelle. Nieuwkoop, 1975. venius Sabbe, M. Les ‘Emblemata Horatiana’ d’Otto Venius Sabbe, Maurits. ‘Les ‘Emblemata Horatiana’ d’Otto Venius’ in: De Gulden Passer, 13 (1935), p. 1–14. hossius Sacré, D. Sidronus Hosschius Sacré, Dirk. Sidronus Hosschius (Merkem 1596-Tongeren 1653): jezuïet en Latijns dichter. Kortrijk, 1996. scheurleer Scheurleer, Nederlandsche liedboeken Scheurleer, Daniel François. Nederlandsche liedboeken: lijst der in Nederland tot het jaar 1800 uitgegeven liedboeken. Den Haag, 1912–1923 (herdruk: Utrecht, 1977). neve Schouteet, A. Willem de Neve 1610–1663 Schouteet, Albert. ‘Documenten betreffende Brugse drukkers. Willem De Neve, 1610–1663’ in: Genootschap voor Geschiedenis, 121 (1984), nr. 3–4, p. 221–264.
short title catalogus vlaanderen
171
woordenboek Sermon, H. Vlaamsche vertaal- en woordenboeken Sermon, Hendrik. De Vlaamsche vertaal- en woordenboeken van het begin der boekdrukkunst tot den jare 1700. Gent, 1891. bmdutch BM STC Dutch and Flemish, 1470–1600 Short-Title catalogue of books printed in the Netherlands and Belgium and of Dutch and Flemish books printed in other countries from 1455 to 1600 now in the British Museum. Londen, 1965. simoni BL Low Countries, 1601–1621 Simoni, Anna. Catalogue of books from the Low Countries, 1601–1621, in the British Library. Londen, 1990. luik Theux de Montjardin, X. Bib. liégeoise (2e éd.) Theux de Montjardin, Xavier. Bibliographie liégeoise contenant: 1. les livres imprimés à Liège depuis le XVIe siècle jusqu’à nos jours. 2. les ouvrages publiés en Belgique et à l’étranger, concernant l’histoire de l’ancienne principauté de Liège. Brugge, 1885 (2e éd.). grotius Ter Meulen & Diermanse. Bib. Grotius Ter Meulen, Jakob & Diermanse, P. J. J. Bibliographie des écrits imprimés de Hugo Grotius. Den Haag, 1950. tooley Tooley, R.V. Diction. mapmakers Tooley, Ronald Vere. Tooley’s dictionary of mapmakers. New York, 1979–1985. tooley2 Tooley, R.V. Diction. mapmakers (2nd ed.) Tooley, Ronald Vere, French, Josephine & Scott, Valerie. Tooley’s dictionary of mapmakers. New York, 1999– (2nd ed.). groningen Rijksuniversiteit te Groningen. Pamfletten Van Alphen, G. Catalogus der pamfletten van de bibliotheek der Rijksuniversiteit te Groningen, 1542–1853. Groningen, 1944. aa Aa, A.J. van der. Biogr. woordenboek Van der Aa, Abraham Jacob. Biographisch woordenboek der Nederlanden, bevattende levensbeschrijvingen van zoodanige personen, die zich op eenigerlei wijze in ons vaderland hebben vermaard gemaakt. Haarlem, 1852–1878 (herdruk: Amsterdam, 1969). gent Vanderhaegen, F. Bib. Gantoise Vander Haeghen, Ferdinand. Bibliographie gantoise: recherches sur la vie et les travaux des imprimeurs de Gand, 1483–1850. Gent, 1858–1869. blips Vander Haeghen, F. Bibliographie Lipsienne Vander Haeghen, Ferdinand. Bibliographie Lipsienne. Gent, 1886–1888. bb Bib. Belgica (1964–1970 éd.) Vander Haegen, Ferdinand & Lenger, Marie-Thérèse. Bibliotheca Belgica. Bibliographie générale des Pays-Bas. Brussel, 1964–1970; suppl. 1970 en 1975. oudenaarde Meersch, D.-J. vander. Audenaerdsche drukpers 1479–1830 Vander Meersch, Désiré-Joseph. Audenaerdsche drukpers, 1479–1830. Oudenaarde, 1864.
172
Bijlagen | V Lijst van bibliografische referenties
wulp Wulp, J.K. van der. Tractaten, pamfletten enz. Van der Wulp, Johannes Karel. Catalogus van de tractaten, pamfletten, enz. over de geschiedenis van Nederland, aanwezig in de bibliotheek van Isaac Meulman. Amsterdam, 1866–1868. botanica De botanica in de Zuidelijke Nederlanden Vandewiele, Leo J. De botanica in de Zuidelijke Nederlanden (einde 15de eeuw – ca. 1650). Gent, 1993. docet Lovanium docet Van Dievoet, Guido. Lovanium docet. Geschiedenis van de Leuvense rechts faculteit 1425–1914. Leuven, 1988. doorninck Van Doorninck, J. Vermomde en naamlooze schrijvers Van Doorninck, Jan Izaak. Vermomde en naamlooze schrijvers opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren. Leiden, 1883–1885. antw-sj Goethem, H. van. Antwerpen en de jezuïeten Van Goethem, Herman. Antwerpen en de jezuïeten, 1562–2002. Antwerpen, 2002. havre Havre, G. van. Marques typographiques anversois Van Havre, Gustave. Marques typographiques des imprimeurs et libraires anversois. Antwerpen, 1883–1884. laar Laar, A. van. Bibliographie van de geschiedenis van de stad Antwerpen Van Laar, Albert. Bibliographie van de geschiedenis van de stad Antwerpen. Antwerpen, 1927–1939. hasselt Laere, R. van. Hasselt in boek en druk Van Laere, Raf. Hasselt in boek en druk. Hasselt, 1982. someren Someren, J.F. van. Pamfletten Van Someren, Jan Frederik. Pamfletten niet voorkomende in afzonderlijk gedrukte catalogi der verzamelingen in andere openbare Nederlandsche bibliotheken. Utrecht, 1915–1922. mechelen Verheyden, P. Mechelse drukkers 16–17. s. Verheyden, Prosper. ‘Aantekeningen betreffende Mechelse drukkers en boekhandelaars in de 16e en de 17e eeuw’ in: Bulletin du Cercle archéologique, littéraire et artistique de Malines. (1906), p. 281–321. verkerken Verkerken & Grootaers. Repertorium O.S.A. Verkerken, Daniël & Grootaers, Werner. Repertorium ordinis fratrum Sancti Augustini, provincia Coloniae - provincia Belgica, 1252–1995. Leuven, 1996. fienus Vermeesch, V. Thomas Fienus. Een bio-bibliografische studie Vermeesch, Veerle. Thomas Fienus: een bio-bibliografische studie (1567–1631). Onuitgegeven licentiaatsverhandeling K.U.Leuven, 1991. visart Visart de Bocarmé, A. Imprimeurs brugeois Visart de Bocarmé, Albert. Recherches sur les imprimeurs brugeois. Brugge, 1928. voet Voet, L. Plantin Press (1555–1589) Voet, Leon. The Plantin Press, 1555–1589: a bibliography of the works printed and published by Christopher Plantin at Antwerp and Leiden. Amsterdam, 1980–1983.
short title catalogus vlaanderen
173
weller Weller, E.O. Falsche druckorte Weller, Emil. Die falschen und fingierten Druckorte: Repertorium der seit Erfindung der Buchdruckerkunst unter falscher Firma erschienenen deutschen, lateinischen und französischen Schriften. Leipzig, 1864 (herdruk: 1960). willaert Willaert, L. Bib. Janseniana Belgica Willaert, Léopold. Bibliotheca Janseniana Belgica: répertoire des imprimés concernant les controverses théologiques en relation avec le Jansénisme dans les Pays-Bas catholiques et le Pays de Liège aux 17e et 18e siècle, 1476–1950. Namen, 1949–1951. willems Willems, A. Elzevier Willems, Alphonse. Les Elzevier: histoire et annales typographiques. Brussel, 1880. zech Zech-du Biez, G. Les almanachs belges Zech-du Biez, G. Les almanachs belges: étude bibliographique. ’s-Gravenbrakel, 1902.
174
Bijlagen | V Lijst van bibliografische referenties
V I I n hou ds on tslu i t i ng 1 Inhoudelijke descriptoren
In de eerste kolom vindt men de code die in het inhoudsveld van Brocade moet worden ingevuld. Elke code voor een inhoudelijke descriptor begint met de letter d, gevolgd door drie cijfers. Bij inhoudelijke descriptoren is het eerste cijfer steeds een nul. Uitleg over afzonderlijke categorieën vindt men in deel 2, hoofdstuk ix. Algemeen Algemene werken (verzamelde werken op diverse wetenschapsgebieden, publicaties van wetenschappelijke genootschappen met gemengde inhoud, encyclopedieën, brieven over uiteenlopende onderwerpen, almanakken) d002 Wetenschap en cultuur in het algemeen (daarbij ook esoterische werken, occultisme) d003 Communicatiewetenschap d004 Boek- en bibliotheekwezen, schrift d005 Filosofie d006 Geesteswetenschappen in het algemeen d007 Godsdienst algemeen d008 Jodendom d009 Bijbels en bijbelexegese d010 Kerkgeschiedenis en dogmageschiedenis d011 Christelijke leer (systematische theologie, dogmatiek, ethiek, stichtelijke lectuur) d012 Kerkelijke praktijk (praktische theologie: kerkorganisatie en kerkrecht, liturgie, preken, catechismussen) d013 Godsdienst, niet-joods/christelijk d001
Geschiedenis vanaf de middeleeuwen per gebied/land d014 d015 d016 d017 d018 d019 d020 d021 d022 d023 d024 d025 d026 d027 d028 d029 d030
Geschiedenis algemeen (hierbij: geslacht- en wapenkunde, munt- en penningkunde en andere hulpwetenschappen) Oudheid Europa Nederland, de Nederlanden België en Luxemburg Frankrijk Duitsland, Midden-Europa (hierbij: Zwitserland, Oostenrijk) Groot-Brittannië en Ierland Spanje en Portugal Italië Skandinavië Oost-Europa (hierbij: Polen, Tsjechië, Slovakije, Rusland, …) Zuidoost-Europa (hierbij: Hongarije, Roemenië, Griekenland, …) Azië Afrika Amerika Overige gebieden
Taal en literatuur d031 d032 d033
Algemene taal- en literatuurwetenschap (hierbij: vijf- en meertalige woordenboeken) Talen algemeen Engels
short title catalogus vlaanderen
175
d034 d035 d036 d037 d038 d039 d040 d041 d042 d043
Duits Nederlands Fries Frans Italiaans Spaans Grieks Latijn Hebreeuws Overige talen
Kunsten d044 Kunst algemeen d045 Afzonderlijke kunsten: beeldende kunsten, grafische kunst en architectuur d046 Theater en muziek Exacte wetenschappen d047 d048 d049 d050 d051 d052 d053 d054 d055 d056 d057 d058
Exacte wetenschappen algemeen (meerdere wetenschapsgebieden) Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Geologie, aardwetenschappen Astronomie Biologie Milieukunde Geneeskunde Diergeneeskunde Landbouwwetenschappen Huishoudkunde (hierbij: tuinaanleg)
Technische wetenschappen d059 d060 d061 d062 d063 d064 d065
Technische wetenschappen in het algemeen (meerdere wetenschapsgebieden) Materiaalkunde Werktuigbouwkunde Verkeer, voertuigen en vaartuigen (hierbij: scheepsbouw, zeevaartinstrumenten) Bouwkunde, civiele techniek Mijnbouwkunde Industrie, procestechnologie
Sociale wetenschappen d066 d067 d068 d069 d070 d071 d072 d073 d074 d075 d076 d077
Sociale wetenschappen in het algemeen (meerdere wetenschapsgebieden) Aardrijkskunde, cartografie, demografie (hierbij: reisverhalen, plaatsbeschrijvingen) Sport en spel (hierbij: jacht, loterijen) Psychologie Andragologie Opvoeding Onderwijs (hierbij: elementaire schoolboeken) Economie Bedrijfskunde Recht Bestuurskunde (inclusief regelgevende overheidspublicaties) Staatskunde (hierbij: politicologie en krijgskunde)
176
Bijlagen | VI Inhoudsontsluiting
2 Vormdescriptoren
In de eerste kolom vindt men de code die in het inhoudsveld van Brocade moet worden ingevuld. Elke code voor een vormdescriptor begint met de letter d, gevolgd door drie cijfers. Bij vormdescriptoren is het eerste cijfer steeds een negen. Uitleg over afzonderlijke categorieën vindt men in deel 2, hoofdstuk xi. d901
d902 d903 d904 d905 d906 d907 d908 d909 d910 d911 d912 d913 d914 d915 d916 d917 d918 d919 d920 d921 d922 d923 d924
Academische geschriften (disputaties, dissertaties, theses enz.; ook oraties als het gaat om inaugurale redes, afscheidsredes, disredes, maar niet de redevoeringen bij het overlijden van collega’s en bij politieke of kerkelijke aanleidingen. Gymnasia gelden niet als academies, athenea daarentegen wel) Almanakken en prognosticaties Atlassen (verzamelingen gezamenlijk gepubliceerde kaarten) Biografieën (NB: ‘memoires’ zijn in deze periode meestal geen (auto-)biografieën) Catalogi (van alle soorten voorwerpen; inclusief bibliografieën en boedelbeschrijvingen) Catechismussen Emblematabundels Gebedenboeken Gelegenheidsgeschriften (gedichten, preken, redevoeringen op huwelijken, overlijden enz. van privépersonen) Genreparodieën Kinderboeken Liedboeken (teksten – ook psalmberijmingen – bedoeld om te zingen; te onderscheiden van dichtbundels door de aanwezigheid van wijsaanduidingen, muzieknoten, enz.) Liturgische werken Muziekboeken (bv. operalibretti) Overheidspublicaties Plaatwerken (werken uitgegeven omwille van de illustraties) Poëzie (alles in versvorm) Preken (sermoenen) Samenspraken (exclusief catechismussen) Schooloraties Toneelstukken (inclusief bv. operalibretti, maar exclusief samenspraken) Tijdgeschriften (informerende of opiniërende geschriften over actuele zaken op elk gebied, met uitzondering van gelegenheidsgedichten; bv. nieuwstijdingen, actuele religieuze polemieken, spotdichten, lijkredes op hoogwaardigheidsbekleders) Tijdschriften Woordenboek
short title catalogus vlaanderen
177
3 Index
Index op secundair genoemde onderwerpen, die vallen onder een algemenere code. aardwetenschappen actualiteit afscheidsrede almanakken architectuur
zie zie zie zie zie
autobiografieën beeldende kunsten
zie zie
bibliografieën bibliotheekwezen bijbelexegese boedelbeschrijvingen brieven cartografie catechismussen civiele techniek cultuur demografie disputaties disrede dissertaties dogmageschiedenis dogmatiek encyclopedie esoterische werken ethiek gedichten geslachtkunde grafische kunst
zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie
huwelijk (redevoering) Ierland illustraties inaugurale rede jacht kaarten (verzameling) kerkorganisatie kerkrecht krijgskunde literatuurwetenschap liturgie loterijen Luxemburg meertalige woordenboeken memoires Midden-Europa muntkunde muziek muzieknoten Nederlanden
zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie zie
178
geologie, aardwetenschappen d051 tijdgeschriften d922 academische geschriften d901 algemene werken d001 afzonderlijke kunsten: beeldende kunsten, grafische kunst en architectuur d045 biografieën d904 afzonderlijke kunsten: beeldende kunsten, grafische kunst en architectuur d045 catalogi d905 boek- en bibliotheekwezen, schrift d004 bijbels en bijbelexegese d009 catalogi d905 algemene werken d001 aardrijkskunde, cartografie, demografie d067 kerkelijke praktijk d016 bouwkunde, civiele techniek d063 wetenschap en cultuur in het algemeen d002 aardrijkskunde, cartografie, demografie d067 academische geschriften d901 academische geschriften d901 academische geschriften d901 kerkgeschiedenis en dogmageschiedenis d010 christelijke leer d011 algemene werken d001 wetenschap en cultuur in het algemeen d002 christelijke leer d011 gelegenheidsgeschriften d909 geschiedenis algemeen d014 afzonderlijke kunsten: beeldende kunsten, grafische kunst en architectuur d045 gelegenheidsgeschriften d909 Groot-Brittannië en Ierland d021 plaatwerken d916 academische geschriften d901 sport en spel d068 atlassen d903 kerkelijke praktijk d012 kerkelijke praktijk d012 staatskunde d077 algemene taal- en literatuurwetenschap d031 kerkelijke praktijk d012 sport en spel d068 België en Luxemburg d018 algemene taal- en literatuurwetenschap d031 biografieën d904 Duitsland, Midden-Europa d020 geschiedenis algemeen d014 theater en muziek d046 liedboeken d912 Nederland, de Nederlanden d017
Bijlagen | VI Inhoudsontsluiting
zie zie zie zie ook oraties (inaugurale redes) zie overheidspublicaties zie overlijden (redevoering) zie penningkunde zie plaatsbeschrijvingen zie polemieken (religieuze…) zie politicologie zie Portugal zie Preken zie zie ook procestechnologie zie prognosticatie zie psalmen zie psalmberijmingen, -bewerkingen zie redevoering (huwelijken…) zie reisverhalen zie scheepsbouw zie schoolboeken zie schrift zie spel zie spotdichten zie stichtelijke lectuur zie theologie, systematische zie theologie, praktische zie theses zie tuinaanleg zie vaartuigen zie veeteelt zie versvorm zie voertuigen zie wapenkunde zie wetenschap zie wijsaanduidingen zie woordenboeken zie zeevaartinstrumenten zie nieuwstijdingen occultisme operalibretti
short title catalogus vlaanderen
tijdgeschriften d922 wetenschap en cultuur in het algemeen d002 muziekboeken d914 toneelstukken d921 academische geschriften d901 bestuurskunde d076 gelegenheidsgeschriften d909 geschiedenis algemeen d014 aardrijkskunde, cartografie, demografie d067 tijdgeschriften d922 staatskunde d077 Spanje en Portugal d022 kerkelijke praktijk d012 gelegenheidsgeschriften d909 industrie, procestechnologie d065 almanakken en prognosticaties d902 liedboeken d912 liedboeken d912 gelegenheidsgeschriften d909 aardrijkskunde, cartografie, demografie d067 verkeer, voertuigen en vaartuigen d062 onderwijs d072 boek- en bibliotheekwezen, schrift d004 sport en spel d068 tijdgeschriften d922 christelijke leer d011 christelijke leer d011 kerkelijke praktijk d012 academische geschriften d901 huishoudkunde d058 verkeer, voertuigen en vaartuigen d062 landbouwwetenschappen d057 poëzie d917 verkeer, voertuigen en vaartuigen d062 geschiedenis algemeen d014 algemene werken d001 liedboeken d912 algemene taal- en literatuurwetenschap d031 verkeer, voertuigen en vaartuigen d062
179
VII Typografische kenmerken Brocade
verwoording voor de gebruiker
Illustraties
t010 t011
in het voorwerk t012 t013
buiten het voorwerk t020 t021
buiten collatie
t023 t030 t031
binnen collatie
t033
illustraties op de titelpagina | in het voorwerk wapenschild op de titelpagina | in het voorwerk auteursportret op de titelpagina | in het voorwerk kaart op de titelpagina | in het voorwerk
illustraties buiten collatie (behalve in het voorwerk)
andere illustraties (behalve in het voorwerk)
wapenschild (buiten collatie, behalve in het voorwerk) kaart (buiten collatie, behalve in het voorwerk)
wapenschild (behalve in het voorwerk) kaart (behalve in het voorwerk)
Boekenlijsten
t040
boekenlijst van auteur
t050
boekenlijst van drukker
t060
boekenlijst van boekverkoper
t070
boekenlijst: diversen
Drukkersmerk
t080
180
drukkersmerk
Bijlagen | VII Typografische kenmerken
Brocade
verwoording voor de gebruiker
Lettertypes
t090
lettertype romein
t100
lettertype gotisch
t110
lettertype cursief
t120
lettertype civilité
t130
lettertype Grieks
t140
lettertype Hebreeuws
t150
lettertype Arabisch
t160
lettertype Armeens
t170
muzieknotatie
t180
lettertype cyrillisch
t190
lettertypen overige
Titelpagina
t200
titelpagina gegraveerd
t210
titelpagina typografisch
t220
geen titelpagina
Kleuren
t230
titelpagina in meerdere kleuren
t231
gehele werk in meerdere kleuren
Overige
t240
bedrukte omslag
t250
prijsvermelding
t260
lijst intekenaren
short title catalogus vlaanderen
181
VIII Omzetting Griekse lettertekens Onderkast
Kapitaal
Omzetting
Benaming (Engels)
α
Α
a
alpha
β
Β
b
beta
γ
Γ
g
gamma
δ
Δ
d
delta
ε
Ε
e
epsilon
ζ
Ζ
z
zeta
η
Η
è
eta
θ
Θ
th
theta
ι
Ι
i
iota
κ
Κ
k
kappa
λ
Λ
l
lambda
μ
Μ
m
mu
ν
Ν
n
nu
ξ
Ξ
ks
xi
ο
Ο
o
omicron
π
Π
p
pi
ρ
Ρ
r
rho
σ/ς
Σ
s
sigma
τ
Τ
t
tau
υ
Υ
u
upsilon
φ
Φ
ph
phi
χ
Χ
ch
chi
ψ
Ψ
ps
psi
ω
Ω
ô
omega
De spiritus asper en lenis en de accenten worden niet overgenomen. Ligaturen worden opgelost. De iota subscriptum komt achter de letter waaronder ze staat, zowel bij invoer in Griekse karakters als bij transcriptie naar het Latijnse alfabet.
182
Bijlagen | VIII Omzetting Griekse lettertekens
colofon
Deze tweede, herziene uitgave van de Handleiding voor de Short Title Catalogus Vlaanderen, samengesteld door Steven Van Impe, Stijn van Rossem en Goran Proot, verscheen in december 2005 als eerste nummer van de reeks Armarium. Publicaties voor erfgoedbibliotheken. Typografische vormgeving: Frederik Hulstaert, Antwerpen. Gezet uit de Minion Pro van Robert Slimbach en de The Sans van Lucas de Groot. Gedrukt op 80 gr Bio Top 3, ongebleekt en chloorvrij. Druk: Copybank (Lithos Printing), Wommelgem. ◆ De reeks Armarium. Publicaties voor erfgoedbibliotheken wordt uitgegeven door het overlegplatform ‘Erfgoedbibliotheken Vlaanderen’ p/a Stadsbibliotheek Antwerpen Hendrik Conscienceplein 4 B–2000 Antwerpen Redactie: Pierre Delsaerdt & An Renard ◆ ISSN 1782-1789 ISBN 90 807079 3 7 D/2005/0306/179 ◆ Gedrukt in België
COLOFON II
Deze digitale editie van de Handleiding voor de Short Title Catalogus Vlaanderen is een uitgave van Vlaamse Erfgoedbibliotheek vzw. De inhoud bleef ongewijzigd. Conversie en optimalisatie: David Coppoolse.
mei 2010
Vlaamse Erfgoedbibliotheek vzw Hendrik Conscienceplein 4 B-2000 Antwerpen
[email protected] www.vlaamse-erfgoedbibliotheek.be %