Deloitte Bedrijfsrevisoren / Reviseurs d‟Entreprises Enterprise Risk Services* Berkenlaan 8b 1831 Diegem Belgium Tel. + 32 2 800 24 00 Fax + 32 2 800 24 01 www.deloitte.be
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Afdeling Lokale en Provinciale Besturen – Financiën en Personeel 6 januari 2012
Handleiding versie 1 Boekhoudkundige identificatie en waardering van de verschillende balansrubrieken
* Een afdeling van Deloitte Bedrijfsrevisoren Burgerlijke vennootschap onder de vorm van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Maatschappelijke zetel: Berkenlaan 8b, B-1831 Diegem BTW BE 0429.053.863 - RPR Brussel - IBAN BE 17 2300 0465 6121 - BIC GEBABEBB
Member of Deloitte Touche Tohmatsu Limited
Inhoud
Voorwoord
11
Doel van de handleiding
12
1 – Overig netto-actief
13
1.1 – Voorstelling BBC
13
1.2 – Begrippen
13
1.2.1 – Algemeen
13
1.2.2 – Balansrubrieken
13
1.2.3 – Conversie van de rubrieken
14
1.3 – Waarderingsregels BBC
15
1.3.1 – Aanschaffingswaarde
15
1.3.2 – Waardecorrecties
15
1.4 – Voornaamste verschillen met NGB / NPB / NOB
15
1.5 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
15
1.6 – Samenvatting
16
2 – Herwaarderingsreserves
17
2.1 – Voorstelling BBC
17
2.2 – Begrippen
17
2.2.1 – Algemeen
17
2.2.2 – Balansrubrieken
17
2.2.3 – Conversie van de rubrieken
17
2.3 – Waarderingsregels BBC
18
2.3.1 – Initiële waardering
18
2.3.2 – Waardecorrecties
18
2.4 – Voornaamste verschillen met NGB
18
2.5 – Voornaamste verschillen met NPB
19
2.6 – Voornaamste verschillen met NOB
19
2.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
19
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 2
3 – Overgedragen overschot – overgedragen tekort
20
3.1 – Voorstelling BBC
20
3.2 – Begrippen
20
3.2.1 – Algemeen
20
3.2.2 – Balansrubrieken
20
3.2.3 – Conversie van de rubrieken
20
3.3 – Waarderingsregels BBC
21
3.4 – Voornaamste verschillen met NGB
21
3.5 – Voornaamste verschillen met NPB
21
4 – Investeringssubsidies en schenkingen
22
4.1 – Voorstelling BBC
22
4.2 – Begrippen
22
4.2.1 – Algemeen
22
4.2.2 – Balansrubrieken
22
4.2.3 – Conversie van de rubrieken
23
4.3 – Waarderingsregels BBC
25
4.3.1 – Aanschaffingswaarde
25
4.3.2 – Waardecorrecties
25
4.4 – Voornaamste verschillen met NGB
25
4.5 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
25
4.6 – Samenvatting
26
4.7 – Pragmatische beslissingsboom betreffende investeringssubsidies en -schenkingen 26 5 – Schulden op lange termijn
27
5.1 – Voorstelling BBC
27
5.2 – Begrippen
27
5.2.1 – Algemeen
27
5.2.2 – Balansrubrieken
28
5.2.3 – Conversie van de rubrieken
31
5.3 – Waarderingsregels BBC
33
5.3.1 – Aanschaffingswaarde
33
5.3.2 – Waardecorrecties
33
5.4 – Voornaamste verschillen met NGB
34
5.5 – Voornaamste verschillen met NPB
34
5.6 – Voornaamste verschillen met NOB
35
5.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
35
5.8 – Samenvatting
36
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 3
6 – Immateriële vaste activa
37
6.1 – Voorstelling BBC
37
6.2 – Begrippen
37
6.2.1 – Algemeen
37
6.2.2 – Balansrubrieken
37
6.2.3 – Conversie van de rubrieken
38
6.3 – Waarderingsregels BBC
39
6.3.1 – Aanschaffingswaarde
39
6.3.2 – Waardecorrecties
41
6.4 – Voornaamste verschillen met NGB
42
6.5 – Voornaamste verschillen met NPB
42
6.6 – Voornaamste verschillen met NOB
43
6.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
43
6.8 – Samenvatting
44
7 – Materiële vaste activa – Algemeen
45
7.1 – Begrippen
45
7.2 – Waarderingsregels BBC
47
7.2.1 – Aanschaffingswaarde
47
7.2.2 – Waardecorrecties
49
7.3 – Voornaamste verschillen met NGB
51
7.4 – Voornaamste verschillen met NPB
52
7.5 – Voornaamste verschillen met NOB
53
7.6 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
54
7.7 – Samenvatting
55
8 – Terreinen, gebouwen, wegen en andere infrastructuur
57
8.1 – Voorstelling BBC
57
8.2 – Begrippen
57
8.2.1 – Algemeen
57
8.2.2 – Balansrubrieken
58
8.2.3 – Conversie van de rubrieken
59
8.3 – Waarderingsregels BBC
63
8.4 – Voornaamste verschillen met NGB
63
8.5 – Voornaamste verschillen met NPB
64
8.6 – Voornaamste verschillen met NOB
64
8.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
64
8.8 – Samenvatting
65
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 4
9 – Installaties, machines en uitrusting
66
9.1 – Voorstelling BBC
66
9.2 – Begrippen
66
9.2.1 – Algemeen
66
9.2.2 – Balansrubrieken
66
9.2.3 – Conversie van de rubrieken
67
9.3 – Waarderingsregels BBC
68
9.4 – Voornaamste verschillen met NGB
68
9.5 – Voornaamste verschillen met NPB
68
9.6 – Voornaamste verschillen met NOB
68
9.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
69
9.8 – Samenvatting
69
10 – Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel
70
10.1 – Voorstelling BBC
70
10.2 – Begrippen
70
10.2.1 – Algemeen
70
10.2.2 – Balansrubrieken
70
10.2.3 – Conversie van de rubrieken
71
10.3 – Waarderingsregels BBC
73
10.4 – Voornaamste verschillen met NGB
73
10.5 – Voornaamste verschillen met NPB
73
10.6 – Voornaamste verschillen met NOB
74
10.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
74
10.8 – Samenvatting
74
11 – Vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht
75
11.1 – Voorstelling BBC
75
11.2 – Begrippen
75
11.2.1 – Algemeen
75
11.2.2 – Balansrubrieken
76
11.2.3 – Conversie van de rubrieken
76
11.3 – Waarderingsregels BBC
79
11.3.1 – Aanschaffingswaarde
79
11.3.2 – Waardecorrecties
79
11.4 – Voornaamste verschillen met NGB
79
11.5 – Voornaamste verschillen met NPB
80
11.6 – Voornaamste verschillen met NOB
80
11.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
81
11.8 – Samenvatting
81
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 5
12 – Overige materiële vaste activa
82
12.1 – Voorstelling BBC
82
12.2 – Begrippen
82
12.2.1 – Algemeen
82
12.2.2 – Balansrubrieken
82
12.2.3 – Conversie van de rubrieken
83
12.3 – Waarderingsregels BBC
83
12.4 – Voornaamste verschillen met NGB
83
12.5 – Voornaamste verschillen met NPB
83
12.6 – Voornaamste verschillen met NOB
84
12.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
84
12.8 – Samenvatting
84
13 – Cultureel erfgoed
85
13.1 – Voorstelling BBC
85
13.2 – Begrippen
85
13.2.1 – Algemeen
85
13.2.2 – Balansrubrieken
85
13.2.3 – Conversie van de rubrieken
86
13.3 – Waarderingsregels BBC
86
13.4 – Voornaamste verschillen met NGB
86
13.5 – Voornaamste verschillen met NPB
87
13.6 – Voornaamste verschillen met NOB
87
13.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
87
13.8 – Samenvatting
87
14 – Financiële vaste activa
88
14.1 – Voorstelling BBC
88
14.2 – Begrippen
89
14.2.1 – Algemeen
89
14.2.2 – Balansrubrieken
89
14.2.3 – Conversie van de rubrieken
90
14.3 – Waarderingsregels BBC
92
14.3.1 – Aanschaffingswaarde
92
14.3.2 – Waardecorrecties
93
14.4 – Voornaamste verschillen met NGB
94
14.5 – Voornaamste verschillen met NPB
95
14.6 – Voornaamste verschillen met NOB
95
14.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
95
14.8 – Samenvatting
95
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 6
15 – Vorderingen op lange termijn
96
15.1 – Voorstelling BBC
96
15.2 – Begrippen
97
15.2.1 – Algemeen
97
15.2.2 – Balansrubrieken
97
15.2.3 – Conversie van de rubrieken
99
15.3 – Waarderingsregels BBC
102
15.3.1 – Initiële waardering
102
15.3.2 – Overboeking van lange naar korte termijn
103
15.3.3 – Dubieuze debiteuren
103
15.3.4 – Waardeverminderingen
103
15.3.5 – Minderwaarde
103
15.4 – Voornaamste verschillen met NGB
103
15.5 – Voornaamste verschillen met NPB
103
15.6 – Voornaamste verschillen met NOB
104
15.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
104
15.8 – Samenvatting
104
16 – Voorraden en bestellingen in uitvoering
105
16.1 – Voorstelling BBC
105
16.2 – Begrippen
106
16.2.1 – Algemeen
106
16.2.2 – Balansrubrieken
106
16.2.3 – Conversie van de rubrieken
107
16.3 – Waarderingsregels BBC
108
16.3.1 – Aanschaffingswaarde
108
16.3.2 – Waardecorrecties
110
16.4 – Voornaamste verschillen met NGB
111
16.5 – Voornaamste verschillen met NPB
111
16.6 – Voornaamste verschillen met NOB
112
16.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
112
16.8 – Samenvatting
113
17 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Vorderingen uit ruiltransacties
115
17.1 – Voorstelling BBC
115
17.2 – Begrippen
115
17.2.1 – Algemeen
115
17.2.2 – Balansrubrieken
116
17.2.3 – Conversie van de rubrieken
117
17.3 – Waarderingsregels BBC
119
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 7
17.3.1 – Nominale waarde
119
17.3.2 – Waardecorrecties
119
17.4 – Voornaamste verschillen met NGB
119
17.5 – Voornaamste verschillen met NPB
120
17.6 – Voornaamste verschillen met NOB
120
17.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
120
17.8 – Samenvatting
121
18 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Vorderingen uit niet-ruiltransacties122 18.1 – Voorstelling BBC
122
18.2 – Begrippen
123
18.2.1 – Algemeen
123
18.2.2 – Balansrubrieken
123
18.2.3 – Conversie
125
18.3 – Waarderingsregels BBC
127
18.3.1 – Aanschaffingswaarde
127
18.3.2 – Waardecorrecties
127
18.4 – Voornaamste verschillen met NGB
128
18.5 – Voornaamste verschillen met NPB
128
18.6 – Voornaamste verschillen met NOB
128
18.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
129
18.8 – Samenvatting
129
19 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen 130 19.1 – Voorstelling BBC
130
19.2 – Begrippen
130
19.2.1 – Algemeen
130
19.2.2 – Balansrubrieken
130
19.2.3 – Conversie van de rubrieken
131
19.3 – Waarderingsregels BBC
132
19.3.1 – Nominale waarde
132
19.3.2 – Waardecorrecties
132
19.4 – Voornaamste verschillen met NGB
133
19.5 – Voornaamste verschillen met NPB
133
19.6 – Samenvatting
133
20 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Financiële schulden
134
20.1 – Voorstelling BBC
134
20.2 – Begrippen
134
20.2.1 – Algemeen
134
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 8
20.2.2 – Balansrubrieken
134
20.2.3 – Conversie van de rubrieken
135
20.3 – Waarderingsregels BBC
136
20.3.1 – Nominale waarde
136
20.3.2 – Waardecorrecties
136
20.4 – Voornaamste verschillen met NGB
136
20.5 – Voornaamste verschillen met NPB
137
20.6 – Voornaamste verschillen met NOB
137
20.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
137
20.8 – Samenvatting
137
21 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Schulden uit ruiltransacties
138
21.1 – Voorstelling BBC
138
21.2 – Begrippen
138
21.2.1 – Algemeen
138
21.2.2 – Balansrubrieken
139
21.2.3 – Conversie van de rubrieken
140
21.3 – Waarderingsregels BBC
142
21.3.1 – Nominale waarde
142
21.3.2 – Waardecorrecties
142
21.4 – Voornaamste verschillen met NGB
143
21.5 – Voornaamste verschillen met NOB
143
21.6 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
144
21.7 – Samenvatting
144
22 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Voorzieningen voor risico‟s en kosten 145 22.1 – Voorstelling BBC
145
22.1.1 – Algemeen
145
22.1.2 – Balansrubrieken
145
22.1.3 – Conversie van de rubrieken
145
22.2 – Waarderingsregels BBC
146
22.2.1 – Initiële waardering
146
22.2.2 – Waardecorrecties
146
22.3 – Voornaamste verschillen met NGB
146
22.4 – Voornaamste verschillen met NPB
147
22.5 – Voornaamste verschillen met NOB
147
22.6 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
147
22.7 – Samenvatting
147
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 9
23 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Schulden uit niet-ruiltransacties
148
23.1 – Voorstelling BBC
148
23.2 – Begrippen
148
23.2.1 – Algemeen
148
23.2.2 – Balansrubrieken
149
23.2.3 – Conversie van de balansrubrieken
150
23.3 – Waarderingsregels BBC
151
23.3.1 – Nominale waarde
151
23.3.2 – Waardecorrecties
151
23.4 – Voornaamste verschillen met NGB
152
23.5 – Voornaamste verschillen met NPB
152
23.6 – Voornaamste verschillen met NOB
152
23.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving
152
23.8 – Samenvatting
153
24 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Overlopende rekeningen, vorderingen op lange termijn die binnen het jaar vervallen en wachtrekeningen 154 24.1 – Voorstelling BBC
154
24.2 – Begrippen
154
24.2.1 – Algemeen
154
24.2.2 – Balansrubrieken
155
24.2.3 – Conversie van de rubrieken
157
24.3 – Waarderingsregels BBC
158
24.3.1 – Aanschaffingswaarde
158
24.3.2 – Waardecorrecties
158
24.4 – Voornaamste verschillen met NGB
158
24.5 – Samenvatting
159
25 – Geldbeleggingen en liquide middelen
160
25.1 – Voorstelling BBC
160
25.2 – Begrippen
160
25.2.1 – Algemeen
160
25.2.2 – Balansrubrieken
161
25.2.3 – Conversie van de rubrieken
161
25.3 – Waarderingsregels BBC
163
25.3.1 – Aanschaffingswaarde
163
25.3.2 – Waardecorrecties
163
25.4 – Voornaamste verschillen met NGB
164
25.5 – Samenvatting
164
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 10
Voorwoord
Het Agentschap voor Binnenlands Bestuur heeft ondermeer tot taak om de lokale en provinciale besturen optimaal te begeleiden bij de implementatie van het Besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010 betreffende de nieuwe beleids- en beheerscyclus (BBC). In dit kader heeft het agentschap een opdracht uitgeschreven voor het uitwerken van een praktisch advies betreffende de boekhoudkundige erkenning en waardering van de diverse elementen binnen de verschillende balansrubrieken. Het resultaat van deze opdracht is deze handleiding die de lokale en provinciale besturen moet begeleiden bij de omzetting en de verwerking van de diverse posten binnen de balans van de oude (Nieuwe Gemeentelijke Boekhouding “NGB” – Nieuwe OCMW-Beleidsinstrumenten “NOB” – Nieuwe Provinciale Boekhouding “NPB”) naar de nieuwe BBC-regelgeving. Bij het totstandkomen van deze handleiding konden wij terugvallen op de waardevolle ondersteuning van verschillende partijen. Wij zouden dan ook graag de lokale en provinciale besturen willen danken die ons inventarislijsten hebben overgemaakt. Verder konden we ook een beroep doen op enkele softwarehuizen die ons rekeningstelsels en inventarislijsten ter beschikking hebben gesteld. Tot slot houden we eraan om de medewerkers van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur te danken voor hun waardevolle inbreng en aanbevelingen tijdens de uitwerking van deze handleiding. De auteurs
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 11
Doel van de handleiding
In het Besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn alsook in het Ministerieel Besluit van 1 oktober 2010 worden de regels vastgelegd met betrekking tot de “vernieuwde” boekhouding die vanaf 2014 zal worden gevoerd door de lokale en provinciale besturen. Het doel van deze handleiding bestaat erin om – aan de hand van concrete voorbeelden – een vergelijking te maken tussen deze “vernieuwde” boekhouding enerzijds en de NGB, NOB en NPB anderzijds en dit op het niveau van de balansrubrieken, de algemene rekeningen en de waarderingsregels. De inhoudstafel van de handleiding is volledig gebaseerd op de structuur van het genormaliseerd stelsel van de algemene rekeningen. Binnen elk van de hoofdstukken worden voor de verschillende balansrubrieken de volgende onderdelen uitgewerkt:
Voorstelling BBC Begrippen Conversie van de rubrieken Waarderingsregels Voornaamste verschillen met NGB, NPB, NOB en de Belgische boekhoudwetgeving
Deze handleiding mag anderzijds niet gezien worden als een houvast bij de overstap van “oud” (NGB, NOB en NPB) naar “nieuw”. Bij deze overgang zullen immers nog heel wat vragen opduiken die niet beantwoord worden in deze handleiding. Aanbevelingen met betrekking tot de laatste afsluiting in het kader van de NGB, NOB en NPB zijn eveneens niet terug te vinden in deze handleiding. Verder willen wij er ook op wijzen dat deze handleiding niet mag gebruikt worden als een algemene inleiding tot de principes van het dubbel boekhouden. ste
Tenslotte is het belangrijk te benadrukken dat dit een 1 versie is van een handleiding die in de toekomst zeker nog bijgewerkt en geactualiseerd zal worden. De ervaringen van de pilootbesturen zullen in dit opzicht van belangrijke waarde zijn. Verder zal er binnen afzienbare tijd ook een elektronische tool ter beschikking worden gesteld waarmee de besturen – op basis van trefwoorden of algemene rekeningnummers – opzoekingen kunnen doen met betrekking tot de te gebruiken BBC-rubrieken.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 12
1 – Overig netto-actief 1.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Passiva) II. Netto-actief
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 10 Overig netto-actief 100 Overig netto-actief 101 Niet opgevraagd kapitaal (-) 102 Bijdragen, schenkingen en legaten zonder last en zonder specifiek doel of bestemming
1.2 – Begrippen 1.2.1 – Algemeen Het overige nettoactief is het verschil tussen enerzijds het totaal van de activa en anderzijds het totaal van de schulden en van de overige rubrieken van het nettoactief. Het overige nettoactief zorgt er voor dat de actief- en de passiefzijde van de balans met elkaar in evenwicht zijn. Het is de sluitpost van de balans. (art. 87 van het BVR).
1.2.2 – Balansrubrieken 1.2.2.1 – Overig nettoactief (Subrubriek 100) Bij de openbare besturen wordt onder deze subrubriek opgenomen, het verschil tussen het totaal van de activa en het totaal van de passiva bij het opmaken van de beginbalans en de begininventaris. Het is de sluitpost van de balans. Deze subrubriek blijft in principe onveranderd na de „beginbalans‟, tenzij de beginbalans wordt beïnvloed door een gebeurtenis na balansdatum of een fout in de jaarrekening. Bij de autonome gemeente- en provinciebedrijven vertegenwoordigt deze rubriek de gelden, in speciën of in natura, die door de eigenaars ter beschikking worden gesteld aan deze bedrijven bij oprichting of later bij kapitaalsverhogingen.
1.2.2.2 – Niet opgevraagd kapitaal ( Subrubriek 101) In deze subrubriek, die enkel bij de autonome gemeente- en provinciebedrijven wordt gebruikt, komt het gedeelte van het vermogen dat door de aandeelhouders is toegezegd maar door de bevoegde organen van de autonome bedrijven nog niet werd opgevraagd bij de vennoten, maar die zich wel hebben verbonden tot het storten van dit kapitaal. Het niet opgevraagd kapitaal is dus een vordering op de aandeelhouders, die in min van het overig nettoactief (subrubriek 100) wordt genoteerd.
1.2.2.3 – Bijdragen, schenkingen en legaten zonder last en zonder specifiek doel of bestemming (Subrubriek 102) Het betreft hier bijdragen, schenkingen en legaten die niet gekoppeld zijn aan: investeringen of de verwerving van financiële, materiële of immateriële vaste activa; de operationele activiteiten (dus geen specifiek doel of bestemming). De eventueel bijhorende verplichtingen en kosten (zijnde lasten) worden niet mee opgenomen onder deze subriek maar worden opgenomen onder de subrubriek 161/7 „Voorzieningen voor overige risico‟s en kosten‟. Voorbeeld: Een inwoner schenkt € 10.000,00 aan het bestuur zonder specifiek doel of bestemming.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 13
Onder titel 4.9 van deze handleiding kunt u een pragmatische beslissingsboom terugvinden die kan helpen bij het correct plaatsen van investeringssubsidies en -schenkingen.
1.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar het overig netto-actief werd opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
1.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
10000
Beginkapitaal
100
Overig netto-actief
15111
Investeringssubsidies, giften en legaten in kapitaal van privé-ondernemingen
102
Bijdragen, schenkingen en legaten zonder last en zonder specifiek doel of bestemming 150 Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn 151 Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op lange termijn 15211 Investeringssubsidies, giften en legaten 102 Bijdragen, schenkingen en legaten zonder in kapitaal van gezinnen, v.z.w.'s en last en zonder specifiek doel of bestemming andere organismen 150 Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn 151 Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op lange termijn Enkel wanneer het gaat over bijdragen, schenkingen en legaten zonder specifiek doel of bestemming vallen deze onder subrubriek 102.
1.2.3.2 – Provincie NPB
BBC
MAR-code
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
101
Aanvangskapitaal
100
Overig netto-actief
102
In kapitaal opgenomen reserves
100
Overig netto-actief
103
In kapitaal opgenomen resultaat
100
Overig netto-actief
104
In kapitaal opgenomen : overige
100
Overig netto-actief
110
Permanent vermogen door giften in de 102 Bijdragen, schenkingen en legaten zonder vorm van geld last en zonder specifiek doel of bestemming 111 Permanent vermogen door giften in 159 Overige schenkingen natura Enkel wanneer het gaat over bijdragen, schenkingen en legaten zonder specifiek doel of bestemming vallen deze onder subrubriek 102.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 14
1.2.3.3 – OCMW NOB
BBC
MAR-code
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
1000
Kapitaal ontstaan uit de beginbalans
100
Overig netto-actief
1001
Kapitaalswijzigingen
100
Overig netto-actief
101
Schenkingen zonder specifiek doel of bestemming Definitieve gemeentelijke bijdrage in het werkkapitaal
102
Bijdragen, schenkingen en legaten zonder last en zonder specifiek doel of bestemming Bijdragen, schenkingen en legaten zonder last en zonder specifiek doel of bestemming
102
102
1.3 – Waarderingsregels BBC 1.3.1 – Aanschaffingswaarde Aangezien het overig nettoactief bij de gemeenten, OCMW‟s en provincies wordt beschouwd als zijnde het verschil tussen totaal van de activa en de passiva bij het opmaken van de beginbalans, wordt de waarde van deze rubriek bepaald door de waardering van dit actief en passief. Bij de autonome gemeente- en provinciebedrijven wordt de waarde van het overig nettoactief en het niet opgevraagd kapitaal in speciën bepaald door de nominale waarde van de inbreng door de aandeelhouders. Indien de inbreng in natura gebeurde, worden deze natura gewaardeerd aan hun inbrengwaarde (bedongen waarde van de inbreng), die niet hoger mag zijn dan de werkelijke waarde van de goederen op het ogenblik van de inbreng. De bijdragen, schenking en legaten zonder last en zonder specifiek doel of bestemming worden gewaardeerd aan nominale waarde.
1.3.2 – Waardecorrecties Niet van toepassing.
1.4 – Voornaamste verschillen met NGB / NPB / NOB „Kapitaal‟ wordt „Overig nettoactief‟ Het overige nettoactief zorgt er voor dat de actief- en de passiefzijde van de balans met elkaar in evenwicht zijn. Het is de sluitpost van de balans. In die logica is het nettoactief de laatste rubriek van het passief. Het overige nettoactief blijft in principe onveranderd na de „beginbalans‟. Zowel in de nieuwe gemeenteboekhouding (NGB), de nieuwe provinciale boekhouding (NPB) als in de nieuwe OCMW-beleidsinstrumenten (NOB) spreekt men in dat geval van kapitaal. Deze term geeft echter een verkeerd beeld want zowel gemeenten, provincies als OCMW‟s hebben geen maatschappelijk kapitaal. Bovendien is de herkomst van deze middelen niet meer te achterhalen. Daarom spreekt het besluit, conform IPSAS, van „overig nettoactief‟(art.87 van het BVR).
1.5 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving „Eigen vermogen‟ versus „Overig nettoactief‟ Het uitvoeringsbesluit spreekt niet van het begrip „eigen vermogen‟ zoals in de Belgische boekhoudwetgeving. Het eigen vermogen is immers niet relevant voor een openbaar bestuur. Het verschil tussen enerzijds de activa en anderzijds de schulden heet daarom „nettoactief‟. Bijdragen, schenkingen en legaten zonder last en zonder specifiek doel of bestemming (Subrubriek 102) Het uitvoeringsbesluit omschrijft tegen welke waarde een schenking moet opgenomen worden in de boekhouding van het bestuur.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 15
De Belgische boekhoudwetgeving kent hiervoor geen aparte waarderingsgrondslag omdat ondernemingen zelden met een schenking begunstigd worden. De Belgische boekhoudwetgeving bevat ook geen aparte rubriek voor schenkingen zonder specifiek doel of bestemming.
1.6 – Samenvatting
Overig netto-actief Waardering
Aanschaffingswaarde (bepaald door waardering van resterend actief en passief) Nominale waarde: voor de bijdragen, schenkingen en legaten zonder last en zonder specifiek doel of bestemming
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 16
2 – Herwaarderingsreserves 2.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Passiva) II. Netto-actief
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 12 Herwaarderingsreserves 121 Herwaarderingsreserves op overige materiële vaste activa 122 Herwaarderingsreserves op financiële vaste activa
2.2 – Begrippen 2.2.1 – Algemeen Onder herwaarderingsreserves worden niet-gerealiseerde meerwaarden op de financiële vaste activa en de overige materiële vaste activa in de algemene boekhouding opgenomen (art. 86 van het BVR). Deze meerwaarden ontstaan omdat deze activa conform het herwaarderingsmodel geboekt moeten worden tegen hun geherwaardeerde waarde (reële waarde op moment van herwaardering – latere geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen). Herwaarderingsreserves worden behouden zolang de goederen waarop ze betrekking hebben, niet werden gerealiseerd (art.183 van het BVR). Voor een uitgebreide bespreking van het herwaarderingsmodel wordt verwezen naar het luik van de materiële vaste activa.
2.2.2 – Balansrubrieken In het MAR worden de herwaarderingsreserves opgesplitst conform het actief waarop ze betrekking hebben, zijnde: Herwaarderingsreserves op overige materiële vaste activa (subrubriek 121); Herwaarderingsreserves op financiële vaste activa (subrubriek 122). De rubrieken „overige materiële vaste activa‟ en „financiële vaste activa‟ worden behandeld in de hoofdstukken betreffende de materiële vaste activa (hoofdstukken 12 en 14).
2.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de herwaarderingsreserves werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
2.2.3.1 – Gemeente Niet van toepassing aangezien de herwaarderingsmeerwaarden bij de gemeenten in opbrengst worden genomen.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 17
2.2.3.2 – Provincie NPB
BBC
MAR-code
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
121
Herwaarderingsmeerwaarden op materiële vaste activa Herwaarderingsmeerwaarden op financiële vaste activa
121
Herwaarderingsreserves op overige materiële vaste activa Herwaarderingsreserves op financiële vaste activa
122
122
2.2.3.3 – OCMW NOB
BBC
MAR-code
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
121
Herwaarderingsmeerwaarden op materiële vaste activa Herwaarderingsmeerwaarden op financiële vaste activa
121
Herwaarderingsreserves op overige materiële vaste activa Herwaarderingsreserves op financiële vaste activa
122
122
2.3 – Waarderingsregels BBC 2.3.1 – Initiële waardering Het bepalen van de niet-gerealiseerde meerwaarde gebeurt door de reële waarde op het moment van de herwaardering te vergelijken met de boekwaarde van het desbetreffende actief. Als deze reële waarde groter blijkt dan de boekwaarde dan wordt dit verschil opgenomen in de rubriek herwaarderingsreserves, tenzij het een verbetering betreft van voorheen geboekte waardeverminderingen (art. 183 van het BVR). Deze herwaardering moet voldoende regelmatig uitgevoerd worden om ervoor te zorgen dat de boekhoudkundige waarde niet beduidend verschilt van de reële waarde (art. 183 van het BVR).
2.3.2 – Waardecorrecties We verwijzen hiervoor naar titel 7.2.2.3 van deze handleiding.
2.4 – Voornaamste verschillen met NGB Moment van herwaardering Volgens artikel 76 van het ARGC moet de herwaardering op het einde van het boekjaar tijdens de eindejaarsverrichtingen gebeuren. Artikel 183 van het BVR bepaalt dat de herwaardering regelmatig moet uitgevoerd worden om ervoor te zorgen dat de boekhoudkundige waarde niet beduidend verschilt van de reële waarde op de balansdatum. Dit hoeft niet noodzakelijk op jaarbasis te zijn. Hoe herwaarderen? Conform artikel 21 van het ARGC geschiedt het herwaarderen van het onroerend patrimonium (gronden en gebouwen) volgens de aard van het goed rekening houdende met: ofwel de index van de prijzen van de bouwsector; ofwel de opbrengst, voor de gemeente, van de opcentiemen op de onroerende voorheffing. We verwijzen ook naar titel 7.2.2.3 van deze handleiding.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 18
Wat herwaarderen? Het uitvoeringsbesluit bepaalt dat herwaarderingen enkel van toepassing zijn op de financiële vaste activa en de overige materiële vaste activa. De overige materiële vaste activa (rubriek 26) bevat onder meer de roerende of onroerende goederen die niet tot de gemeenschapsgoederen of tot de bedrijfsmatige materiële behoren, en die worden aangewend als roerende of onroerende reserve. In de NGB gebeuren herwaarderingen enkel op onroerende goederen (ongeacht hun bestemming) en niet op roerende goederen (met uitzondering van aard 340 “Kunstpatrimonium) of andere financiële vaste activa (zoals deelnemingen). Klasse 7 versus klasse 1 In de NGB worden de herwaarderingsmeerwaarden in opbrengsten genomen (klasse 7) waar BBC voorziet om dit onmiddellijk op een subriek van de klasse 1 te boeken.
2.5 – Voornaamste verschillen met NPB Wat herwaarderen? Het uitvoeringsbesluit bepaalt dat herwaarderingen enkel van toepassing zijn op de financiële vaste activa en de overige materiële vaste activa. De overige materiële vaste activa (rubriek 26) bevat onder meer de roerende of onroerende goederen die niet tot de gemeenschapsgoederen of tot de bedrijfsmatige materiële behoren, en die worden aangewend als roerende of onroerende reserve. In de NPB gebeuren herwaarderingen enkel op onroerende goederen (ongeacht hun bestemming) en niet op roerende goederen (met uitzondering van aard 340 “Kunstpatrimonium) of andere financiële vaste activa (zoals deelnemingen).
2.6 – Voornaamste verschillen met NOB Wat herwaarderen? Het uitvoeringsbesluit bepaalt dat herwaarderingen enkel van toepassing zijn op de financiële vaste activa en de overige materiële vaste activa. De overige materiële vaste activa (rubriek 26) bevat onder meer de roerende of onroerende goederen die niet tot de gemeenschapsgoederen of tot de bedrijfsmatige materiële behoren, en die worden aangewend als roerende of onroerende reserve. In NOB gebeuren herwaarderingen enkel op onroerende goederen (ongeacht hun bestemming) en niet op roerende goederen (met uitzondering van aard 340 “Kunstpatrimonium) of andere financiële vaste activa (zoals deelnemingen).
2.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving Wat herwaarderen? Het uitvoeringsbesluit bepaalt dat herwaarderingen enkel van toepassing zijn op de financiële vaste activa en de overige materiële vaste activa. De overige materiële vaste activa (rubriek 26) bevat onder meer de roerende of onroerende goederen die niet tot de gemeenschapsgoederen of tot de bedrijfsmatige materiële behoren, en die worden aangewend als roerende of onroerende reserve. Conform de Belgische boekhoudwetgeving gebeuren herwaarderingen op alle materiële vaste activa (ongeacht hun bestemming) en financiële vaste activa.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 19
3 – Overgedragen overschot – overgedragen tekort 3.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Passiva)
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 14 Overgedragen overschot – overgedragen tekort
II. Netto-actief
3.2 – Begrippen 3.2.1 – Algemeen Het gecumuleerde overschot of tekort is de som van het gecumuleerde overschot of tekort van de vorige boekjaren en het overschot of tekort van het huidige financiële boekjaar, zijnde het verschil tussen het totaal van de opbrengsten en het totaal van de kosten zoals blijkt uit staat van opbrengsten en kosten (art. 84 van het BVR).
3.2.2 – Balansrubrieken In het MAR wordt het overgedragen overschot – tekort opgenomen op de subrekening 14 die een positief saldo vertoont in het geval van een gecumuleerd overschot en een negatief bedrag in het geval van een gecumuleerd tekort.
3.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar het overgedragen overschot / tekort werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
3.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
12000
Gekapitaliseerde resultaten
14
13011
14
13031
Gecumuleerd nadelig saldo van vorige dienstjaren Gecumuleerd batig saldo van vorige dienstjaren Nadelig saldo van het voorgaand dienstjaar Batig saldo van het voorgaand dienstjaar Nadelig saldo van het dienstjaar
13033
Batig saldo van het dienstjaar
14
Overgedragen overschot - overgedragen tekort Overgedragen overschot - overgedragen tekort Overgedragen overschot - overgedragen tekort Overgedragen overschot - overgedragen tekort Overgedragen overschot - overgedragen tekort Overgedragen overschot - overgedragen tekort Overgedragen overschot - overgedragen tekort
13013 13021 13023
14 14 14 14
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 20
3.2.3.2 – Provincie NPB
BBC
MAR-code
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
140
Overschot van het huidig boekjaar
14
141
Tekort van het huidig boekjaar
14
143
Overschot van de vorige boekjaren
14
144
Tekort van de vorige boekjaren
14
Overgedragen overschot - overgedragen tekort Overgedragen overschot - overgedragen tekort Overgedragen overschot - overgedragen tekort Overgedragen overschot - overgedragen tekort
3.2.3.3 – OCMW NOB
BBC
MAR-code
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
140
Gecumuleerd overschot (+)
14
141
Gecumuleerd tekort (-)
14
Overgedragen overschot - overgedragen tekort Overgedragen overschot - overgedragen tekort
3.3 – Waarderingsregels BBC De waarde van het overgedragen overschot – tekort wordt bepaald door de waarde van: het overschot – tekort van de vorige boekjaren zoals blijkt uit de laatst afgesloten jaarrekening; en het overschot – tekort na de eindejaarverrichtingen van het desbetreffende boekjaar. De waarde van deze rubriek wordt dus bepaald door de waardering van de kosten en opbrengsten (nominale waarde).
3.4 – Voornaamste verschillen met NGB Goedkeuring door de toezichthoudende overheid In het ARGC bevat de rubriek II „Gekapitaliseerde resultaten‟ het gecumuleerd bedrag van de resultaten van de vorige dienstjaren, waarvan de toezichthoudende overheid de betreffende jaarrekeningen al heeft goedgekeurd. De rubriek III „Overgedragen resultaten‟ is gelijk aan het overgedragen resultaat voor zover de toezichthoudende overheid de betreffende jaarrekening nog niet heeft goedgekeurd. Binnen het BVR wordt er geen onderscheid gemaakt volgens al dan niet goedkeuring door de toezichthoudende overheid en worden de overgedragen resultaten geboekt op subrekening 14 „Overgedragen overschot – overgedragen tekort‟.
3.5 – Voornaamste verschillen met NPB Onderscheid resultaat eigen dienstjaar en vorige dienstjaren Binnen het BVR wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de overschotten en tekorten al dan niet van het huidig boekjaar of vorige boekjaren. Onderscheid overschot en tekort Binnen het BVR wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de overschotten en tekorten.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 21
4 – Investeringssubsidies en schenkingen
4.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Passiva)
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel
15 Investeringssubsidies en –schenkingen (1) 150 Investeringssubsidies en –schenkingen in kapitaal op korte termijn 151 Investeringssubsidies en –schenkingen in kapitaal op lange termijn 152 Investeringssubsidies in de vorm van terugbetaling van leningen 159 Overige schenkingen (1) Alle rekeningen van de groep 15 worden als volgt opgesplitst: 15...0 Nominaal bedrag van de subsidie of waarde van de schenking 15...9 In resultaat opgenomen investeringssubsidie of schenking (-) II. Netto-actief
4.2 – Begrippen 4.2.1 – Algemeen De investeringssubsidies omvatten de subsidies die van overheidswege in contanten worden verkregen voor investeringen in vaste activa die met eigen middelen worden gefinancierd. Ze onderscheiden zich van de werkingssubsidies die direct in de staat van opbrengsten en kosten worden genomen (subrubriek 740) door hun directe gebondenheid aan bepaalde investeringen in vaste activa (art. 85 van het BVR). Onder de investeringsschenkingen worden de schenkingen, legaten en soortgelijke rechten opgenomen die het bestuur verkrijgt in de vorm van vaste activa of in contanten voor investeringen in vaste activa (art. 85 van het BVR). In tegenstelling tot de schenkingen en legaten die opgenomen worden onder het overig nettoactief, betreft het hier schenkingen en legaten met een specifiek doel of bestemming. Er worden dus m.b.t. deze schenkingen specifieke eisen gesteld omtrent de aanwending ervan.
4.2.2 – Balansrubrieken 4.2.2.1 – Investeringsubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn (Subrubriek 150) Deze subriek bevat de investeringssubsidies en -schenkingen verkregen in contanten die op korte termijn (binnen de twaalf maanden) opvorderbaar zijn. Voorbeeld: Wij verwijzen hiervoor naar Boekhoudfiche 6300 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
4.2.2.2 – Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op lange termijn (Subrubriek 151) Deze subriek bevat de investeringssubsidies en -schenkingen verkregen in contanten die pas op lange termijn (over meer dan twaalf maanden) opvorderbaar zijn.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 22
Voorbeeld: Wij verwijzen hiervoor naar de Boekhoudfiches 6401 en 6402 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
4.2.2.3 – Investeringssubsidies in de vorm van terugbetaling van leningen (Subrubriek 152) De subsidiëring van investeringen door andere overheden kan gebeuren door de terugbetaling van de financiële verplichtingen (aflossingen en intresten) die het aangaan van een lening door het bestuur met zich meebrengt. Bij deze subsidiëringsvorm zullen de andere overheden dus geen kapitaalbedrag ter beschikking stellen maar verbinden ze zich ertoe om de aflossingen (en intresten) terug te betalen. De eventuele intresten die ook ten laste zijn van die overheid worden niet in deze subrubriek opgenomen maar worden in opbrengst genomen (rekening 7531) op het moment dat de intresten in kost wordt genomen. Voorbeeld: De gemeente bouwt een nieuw cultureel centrum en krijgt hiervoor subsidies van de Europese Commissie in de vorm van terugbetaling van leningslasten en zal dus voor de aankoop hiervan een lening aangaan. Wij verwijzen ook naar de Boekhoudfiche 6200 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
4.2.2.4 – Overige schenkingen (Subrubriek 159) Het betreft de schenkingen en legaten in vaste activa die ontvangen werden in natura. Voorbeelden: Een OCMW wordt door een schenking eigenaar van een woning. In de schenkingsakte wordt bepaald dat de woning moet worden gebruikt voor noodopvang. Een provincie verwerft een gebouw waarbij in de akte geen specifieke doel of bestemming wordt vermeld. Wij verwijzen ook naar Boekhoudfiches 6500 en 6501 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
4.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de investeringssubsidies en schenkingen werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
4.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
15111
Investeringssubsidies, giften en legaten in kapitaal van privé-ondernemingen
102
Bijdragen, schenkingen en legaten zonder last en zonder specifiek doel of bestemming Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op lange termijn Overige schenkingen
150 151 15131
15211
Giften en legaten onder vorm van patrimoniale goederen van privéondernemingen Investeringssubsidies, giften en legaten in kapitaal van gezinnen, v.z.w.'s en andere organismen
159
102 150 151
15231
Giften en legaten onder vorm van
159
Bijdragen, schenkingen en legaten zonder last en zonder specifiek doel of bestemming Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op lange termijn Overige schenkingen
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 23
15411
patrimoniale goederen van gezinnen, v.z.w.'s en andere organismen Investeringssubsidies in kapitaal van de hogere overheden
150 151
15421
15431
15611
Investeringssubsidies in de vorm van terugbetaling van aflossingen van leningen door de hogere overheden Investeringssubsidies onder vorm van patrimoniale goederen van de hogere overheden Investeringssubsidies in kapitaal van andere overheidsinstellingen
152
159
Overige schenkingen
150
Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op lange termijn Overige schenkingen
151 15631
Investeringssubsidies onder vorm van patrimoniale goederen van andere overheidsinstellingen
Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op lange termijn Investeringssubsidies in de vorm van terugbetaling van leningen
159
4.2.3.2 – Provincie NPB
BBC
MAR-code
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
151
Investeringssubsidies in kapitaal van de hogere verheden
150
Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op lange termijn Investeringssubsidies in de vorm van terugbetaling van leningen
151 152
Subsidies onder de vorm van terugbetaling van aflossingen van leningen
152
4.2.3.3 – OCMW NOB
BBC
MAR-code
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
1500
Investeringssubsidie van de gemeente
150
Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op lange termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op lange termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op lange termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op korte termijn Investeringssubsidies en -schenkingen in kapitaal op lange termijn Overige schenkingen
151 1501
Investeringssubsidies van andere overheden
150 151
1502
Investeringssubsidies van derden
102 150 151
155
Schenkingen met specifiek doel
150 151 159
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 24
4.3 – Waarderingsregels BBC 4.3.1 – Aanschaffingswaarde Investeringssubsidies en -schenkingen en legaten in contanten worden gewaardeerd tegen nominale waarde (art. 160 van het BVR) op het moment dat de transactie of gebeurtenis die aanleiding geeft tot subsidie plaats vindt. Indien het recht op de investeringssubsidie slechts ontstaat nadat het bestuur de betrokken investeringen reeds gerealiseerd heeft, wordt de subsidie in verhouding tot de in voorgaande boekjaren reeds geboekte afschrijvingen, verrekend en dus in resultaat genomen. Indien de investeringssubsidies en -schenkingen op een gegeven ogenblik worden herzien omwille van een niet vervullen van een aantal voorwaarden/doelstellingen, zullen ze als diverse financiële kost moeten worden geboekt. De schenkingen en legaten in natura worden gewaardeerd aan de schenkingswaarde (art. 153 van het BVR), zijnde de marktwaarde van de goederen die aan het bestuur worden geschonken of die in nalatenschap worden toegewezen, op het moment van de schenking of op de datum van het openvallen van de nalatenschap. Indien evenwel een actief wordt geschonken dat behoort tot het erfgoed en waarvoor geen aanschaffingswaarde of marktwaarde kan worden bepaald, dan mogen deze erfgoederen pro memorie in de balans worden opgenomen voor 1 euro (art. 165 van het BVR).
4.3.2 – Waardecorrecties 4.3.2.1 – In resultaatname De investeringssubsidies en -schenkingen worden in de erop volgende boekjaren via afboekingen in de staat van opbrengsten en kosten (subrubriek 7530) gespreid om ze in overeenstemming te brengen met de afschrijvingen op het gesubsidieerde actief. Deze overboeking gebeurt volgens hetzelfde ritme als de afschrijvingen op de vaste activa voor de verwerving waarvan ze werden verkregen of, in voorkomend geval, ten belopen van het saldo, bij realisatie of buitengebruikstelling van de betrokken vaste activa. Als het niet-afschrijfbare activa zoals gronden betreft, blijft het oorspronkelijke bedrag van de investeringssubsidie of de schenking behouden in de boekhouding (Art. 85 van het verslag bij het BVR).
4.4 – Voornaamste verschillen met NGB Opdeling naargelang de verstrekker In de NGB worden de investeringssubsidies, giften en legaten opgedeeld volgens twee criteria, namelijk de verstrekker (ondernemingen, gezinnen en overheden) en de vorm (kapitaal, patrimoniale goederen en terugbetaling van aflossingen van leningen). Binnen BBC vervalt deze opdeling naar verstrekker toe.
4.5 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving Uitgestelde belastingen Bij het inboeken van kapitaalsubsidies dient men conform de Belgische boekhoudwetgeving ook rekening te houden met het effect van de “Uitgestelde belastingen”. Binnen BBC is hier geen spraken van en ook geen nut voor. Schenkingen Het uitvoeringsbesluit omschrijft tegen welke waarde een schenking moet opgenomen worden in de boekhouding van het bestuur. De Belgische boekhoudwetgeving kent hiervoor geen aparte waarderingsgrondslag omdat ondernemingen zelden met een schenking begunstigd worden. De Belgische boekhoudwetgeving spreekt men onder klasse 15 enkel over “Kapitaalsubsidies” en niet over schenkingen, giften, legaten, …
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 25
4.6 – Samenvatting
Investeringssubsidies en schenkingen Waardering
Waardecorrectie Minderwaarden
Nominale waarde (schenkingen in speciën) Schenkingswaarde / marktwaarde (schenkingen in natura Pro-memorie € 1,00 (schenkingen in natura waarvan de marktwaarde niet kan geschat worden) In resultaatname (zelfde ritme als afschrijvingen op de vaste activa waarvoor ze werden verkregen) Indien investeringssubsidies en-schenkingen in speciën worden herzien.
4.7 – Pragmatische beslissingsboom betreffende investeringssubsidies en -schenkingen
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 26
5 – Schulden op lange termijn 5.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Passiva)
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel
16/7 Schulden op lange termijn 171 Obligatieleningen (1) 172 Leasing en soortgelijke verplichtingen (1) 173 Schulden aan kredietinstellingen (1) 174 Overige leningen (1) 2. Schulden uit ruiltransacties 175 Werkings- en handelsschulden 176 Ontvangen vooruitbetalingen op ruiltransacties 177 Overige schulden uit ruiltransacties 3. Schulden uit niet-ruiltransacties 1780 Borgtochten ontvangen in contanten 1781 Ontvangen vooruitbetalingen op investeringssubsidies 179 Overige schulden uit niet-ruiltransacties 4. Voorzieningen voor risico‟s en kosten 160 Voorzieningen voor pensioenen en soortgelijke a. Pensioenen en soortgelijke verplichtingen verplichtingen b. overige risico‟s en kosten 161/7 Voorzieningen voor overige risico‟s en kosten (2) (1) Alle rekeningen van de groep 171/4 worden als volgt opgesplitst: 17...0 Leningen of leasings aangegaan door het bestuur en ten laste van het bestuur 17...1 Leningen of leasings aangegaan door het bestuur en terugbetaald door derden I.B. Schulden op lange termijn 1. Financiële schulden
(2) Uit te splitsen per categorie van risico's en kosten opgesomd in artikel 80, §3 van het BVR. Voorzieningen voor belastingen worden slechts aangelegd indien er onzekerheid is ingevolge een betwisting.
5.2 – Begrippen 5.2.1 – Algemeen Deze rubriek van de passiva geeft de bij derden verkregen vermogensbronnen weer die aan de volgende voorwaarden cumulatief voldoen: een contractuele looptijd hebben van méér dan 1 jaar; niet binnen het boekjaar vervallen. Voor het gedeelte van de schulden op méér dan 1 jaar dat binnen het boekjaar vervalt, verwijzen we naar hoofdstuk 15 van deze handleiding. Conform artikel 75 § 2 van het BVR bestaan de schulden op lange termijn uit: de financiële schulden (subrubriek 171-174); de schulden uit ruiltransacties (subrubriek 175-177); de schulden uit niet-ruiltransacties (178-179); de voorzieningen voor risico‟s en kosten (subrubriek 160-161).
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 27
5.2.2 – Balansrubrieken 5.2.2.1 – Financiële schulden op lange termijn (art. 76 van het BVR) Onder de financiële schulden worden onder meer de schulden aan de kredietinstellingen, de overige leningen en de verplichtingen die voortvloeien uit obligatieleningen, leasing of soortgelijke overeenkomsten opgenomen, ook al zijn ze aangegaan ten aanzien van leveranciers of worden ze door een handelseffect vertegenwoordigd. Obligatieleningen (Subrubriek 171) Een obligatielening is een langlopende lening waarbij de uitgever er zich toe verbind om op een vooraf bepaald moment het kapitaal terug te betalen. Een obligatielening is opgedeeld in coupures die gezien kunnen worden als schuldbewijs, waarbij uitgever een schuld heeft ten opzichte van diegene die het geld verschaft. De uitgever is verplicht om hierop een vast interestbedrag (meestal jaarlijks) te betalen. Aan het eind van de looptijd wordt de waarde van de obligatie terugbetaald. Aan het uitschrijven van een obligatie zijn een aantal voorwaarden verbonden, afhankelijk van het type obligatielening. Aan deze juridische voorwaarden besteden we hier geen aandacht. Leasingschulden en soortgelijke schulden (Subrubriek 172) Deze schulden vloeien voort uit leasing of soortgelijke overeenkomsten zoals erfpacht en recht van opstal. Deze begrippen zullen ruim aan bod komen bij de bespreking van de materiële vaste activa. Wij verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 11 van deze handleiding. Voorbeeld: Een bestuur gaat een leasing voor een wagen op 5 jaar aan. Wij verwijzen ook naar Boekhoudfiches 6300, 6301 en 6302 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Schulden aan kredietinstellingen (Subrubriek 173) Hier worden, met uitzondering van leasingschulden en soortgelijke schulden, alle vormen van schulden geboekt met een contractuele looptijd van meer dan één jaar met kredietinstellingen. Voorbeelden: Een lening van € 100.000,00 op 20 jaar bij Fortis. Een lening van € 100.000,00 op 20 jaar bij Fortis waarvan de aflossingen zullen worden terugbetaald door de Vlaamse Gemeenschap als subsidie (Leningen ten laste van derden). Wij verwijzen ook naar Boekhoudfiches 6100, 6101, 6102 en 6200 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Overige leningen (Subrubriek 174) Het BVR bepaalt nergens wat in deze rubriek thuishoort. Wij menen dan ook dat het beter is de overige leningen niet positief maar negatief te definiëren. Het betreft leningen die een contractuele looptijd hebben van meer dan één jaar en niet onder de andere posten van financiële schulden op meer dan één jaar kunnen opgenomen worden. Voorbeeld: Een OCMW gaat een lening van € 100.000,00 op 20 jaar aan bij een gemeente, ander bestuur, IVA, EVA,… . Het OCMW zal deze lening onder subrubriek 174 onderbrengen.
5.2.2.2 – Schulden uit ruiltransacties (art. 77 van het BVR) Onder de schulden uit ruiltransacties worden de schulden opgenomen die ontstaan ingevolge ruiltransacties waarvoor het bestuur een gelijkwaardige economische waarde in ruil krijgt. Bij een ruiltransactie moet de in ruil gekregen economische waarde, in tegenstelling tot de niet-ruiltransacties, voor de met de transactie verbonden partijen ongeveer gelijkwaardig zijn. Bij een ruiltransactie wordt er dus een bepaalde specifieke prestatie geleverd door een bepaalde derde partij, waartegenover een billijke vergoeding staat voor deze derde partij. Deze vergoeding hoeft niet noodzakelijk afkomstig te zijn van de partij ten aanzien van wie de prestatie werd verricht, ook een derde kan deze billijke vergoeding geheel of gedeeltelijk betalen. Er is dus een directe link tussen de prestatie en de vergoeding.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 28
Naast de schulden waarvoor een titel bestaat, worden onder deze schulden ook de te betalen kosten geboekt die in de loop van het financiële boekjaar werden gemaakt en waarvoor nog geen titel bestaat, maar waarvan de schuldeiser vast staat; en het bedrag vaststaat of nauwkeurig kan worden geschat (art. 75 van het BVR). Onder de schulden op lange termijn uit ruiltransacties worden de schulden opgenomen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar. De schulden of het gedeelte van de schulden met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar die wel binnen het jaar vervallen, moeten worden overgeboekt naar de rubriek 42 „Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen‟.(art. 82 van het BVR). Werkings- en handelsschulden (Subrubriek 175) Deze subrubriek bevat schulden op lange termijn uit ruiltransacties die ontstaan naar aanleiding van de aankopen die besturen doen bij derden in het kader hun operationele activiteiten. Het zijn leveranciersschulden wegens ontvangen uitstel van betaling bij aankopen. Ze worden meestal gebruikt in combinatie met een rekening van de rubriek 60 „Verbruikte goederen en verstrekte diensten‟ of rubriek 61 „Diensten en diverse leveringen en interne facturering‟, maar ook met betrekking tot investeringen (aanschaf van vaste activa). Voorbeeld: De aankoop van een wagen die pas over 2 jaar moet worden betaald.
5.2.2.3 – Ontvangen vooruitbetalingen op ruiltransacties (Subrubriek 176) Onder deze subriek worden alle vooruitbetalingen opgenomen die van klanten werden ontvangen ter uitvoering van een vroeger aangegane verbintenis voor bepaalde ruiltransacties. De afloop van de aangegane verbintenis zal contractueel meer dan één jaar bedragen. Voorschotten die het bestuur van klanten ontvangen heeft in verband met de uitvoering van leveringen of diensten op meer dan één jaar worden opgenomen onder deze subrubriek. Op deze manier tracht men het financieel risico van niet-afname door klanten te beperken. Overige schulden uit ruiltransacties (Subrubriek 177) Het BVR vermeldt nergens wat in de post “Overige schulden uit ruiltransacties” thuishoort. Wij menen dan ook dat het beter is de overige schulden niet positief maar negatief te definiëren. Het betreft schulden uit ruiltransacties die een contractuele looptijd hebben van meer dan één jaar en niet onder de andere posten van de schulden uit ruiltransacties op meer dan één jaar kunnen worden opgenomen.
5.2.2.4 – Schulden uit niet-ruiltransacties (art. 79 van het BVR) Onder de schulden uit niet-ruiltransacties worden de schulden opgenomen die ontstaan ingevolge transacties waarvoor het bestuur geen gelijkwaardige economische waarde in ruil krijgt. Naast de schulden waarvoor een titel bestaat, worden onder deze schulden ook de te betalen kosten geboekt die in de loop van het financiële boekjaar werden gemaakt en waarvoor nog geen titel bestaat, maar waarvan de schuldeiser vaststaat; en het bedrag vaststaat of nauwkeurig kan worden geschat (art. 75 van het BVR). Onder de schulden op lange termijn uit niet-ruiltransacties worden de schulden opgenomen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar. De schulden of het gedeelte van de schulden met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar die wel binnen het jaar vervallen, moeten worden overgeboekt naar de rubriek 42 „Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen‟.(art. 82 van het BVR). Borgtochten ontvangen in contanten (rekening 1780) Het betreft sommen die aan het bestuur werden gestort en die later door het bestuur moeten worden terugbetaald wanneer de transactie die aanleiding gaf tot het storten van de borgtocht onder normale omstandigheden is beëindigd. Borgtochten ontvangen in contanten mogen niet worden verward met ontvangen vooruitbetalingen. Vooruitbetalingen zijn immers bestemd om omgezet te worden in definitief verworven opbrengsten. Indien het contractueel vaststaat dat een borgtocht zou vastgesteld zijn voor een termijn van meer dan één jaar, dan hoort hij thuis in de deze subrubriek.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 29
Voorbeeld: De bestuursleden van een lokale voetbalploeg storten een bedrag op de financiële rekening van de gemeente om hiermee toekomstige kosten door schade aan het stadion te garanderen. Ontvangen vooruitbetalingen op investeringssubsidies (rekening 1781) Indien een bestuur een investeringssubsidie ontvangt voor investeringen die nog niet gerealiseerd zijn en waarvan men verwacht wordt dat dit ook niet binnen het jaar zal gebeuren ontstaat er een schuld ten aanzien van de subsidieverstrekker. Het zou immers kunnen dat de bedoelde investering niet zal doorgaan en dat bijgevolg het bedrag moet worden teruggeven. Zolang de investering niet gerealiseerd is en het bestuur niet voldoet aan de voorwaarden om de subsidie te gebruiken, bestaat er voor het bestuur dus een verplichting (schuld) t.a.v. de subsidieverstrekker. Op het ogenblik dat de werken starten kan van de rekening 1781 overgeboekt worden naar de subrubriek 15 „Investeringssubsidies en –schenkingen‟. Voorbeeld: Een gemeente krijgt een voorschot op zijn investeringssubsidie van de Europese Commissie voor de aanleg van een sporthal. De werken voor de opbouw van deze sporthal zullen pas volgend jaar van start gaan. Overige schulden uit niet-ruiltransacties (Subrubriek 179) Het BVR vermeldt nergens wat in de post „Overige schulden uit niet-ruiltransacties‟ thuishoort. Wij menen dan ook dat het beter is de overige schulden niet positief maar negatief te definiëren. Het betreft schulden uit ruiltransacties die een contractuele looptijd hebben van meer dan één jaar en niet onder de andere posten van de schulden uit nietruiltransacties op meer dan één jaar kunnen worden opgenomen.
5.2.2.5 – Voorzieningen voor risico‟s en kosten (art. 80 van het BVR) Voorzieningen voor risico‟s en kosten moeten worden aangelegd voor: de naar hun aard duidelijk omschreven schulden op lange termijn (d.w.z. met een looptijd van meer dan één jaar); die op de balansdatum zeker zijn; en waarvan het bedrag niet vaststaat, maar wel op betrouwbare wijze kan worden geschat. Het betreft dus bestaande verplichtingen die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden, waarvan de afwikkeling naar verwachting zal resulteren in een uitstroom van middelen (art. 80 van het BVR). Al naar gelang deze uitstroom van middelen binnen of op meer dan twaalf maanden na balansdatum zal plaatsvinden worden de voorzieningen ondergebracht onder respectievelijk de schulden op korte termijn of de schulden op lange termijn. Er moet rekening worden gehouden met alle voorzienbare risico's, mogelijke verliezen en ontwaardingen ontstaan tijdens het boekjaar of voorgaande boekjaren. Voorzieningen hebben tot doel kosten toe te wijzen naar het jaar waarin ze hun oorsprong vinden. Voorzieningen mogen niet gebruikt worden om waarschijnlijke verplichtingen te voorzien die nog niet zeker zijn (er bestaat m.a.w. nog geen verplichting). Een voorbeeld hiervan zijn grote herstellings- en onderhoudswerken. Wel is het aanbevelingswaardig om deze waarschijnlijke verplichtingen op te nemen in de orderekeningen „Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen‟ of om op zijn minst hiervan melding te maken in de toelichting. Ze kunnen ook niet worden aangelegd om in de toekomst investeringen mee te financieren of voor waardecorrecties op activa. De voorzieningen voor risico's en kosten, zowel op lange of korte termijn, worden geïndividualiseerd naargelang van de risico's en kosten met dezelfde aard die ze moeten dekken en worden ingedeeld in: 1° pensioenen en soortgelijke verplichtingen; 2° overige risico‟s en kosten (art. 80 §4). De voorzieningen op lange termijn voor risico‟s en kosten worden in het MAR opgesplitst in: Voorzieningen voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen (Subrubriek 160) Hieronder worden de pensioenen en soortgelijke verplichtingen opgenomen die door het bestuur werden gevormd om te voldoen aan de verplichtingen op het vlak van rust- en overlevingspensioenen, brugpensioenen en andere pensioenen en renten die het bestuur voor zijn actuele of gewezen burgemeesters, schepenen, leden van de
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 30
deputatie, voorzitters en ondervoorzitters van de raad voor maatschappelijk welzijn of personeelsleden heeft aangegaan en die pas binnen over meer dan één jaar zullen moeten worden uitbetaald (art. 80 § 2 van het BVR). Voorzieningen voor overige risico‟s en kosten (Subrubriek 161/7) Onder de overige risico‟s en kosten worden onder meer de voorzieningen opgenomen die door het bestuur werden gevormd voor de risico‟s en kosten die voortvloeien uit: 1° persoonlijke of zakelijke zekerheden, verstrekt tot waarborg van schulden of verbintenissen van derden; 2° verbintenissen tot aan- of verkoop van vaste activa; 3° de uitvoering van geplaatste of ontvangen bestellingen; 4° termijnposities of -overeenkomsten in deviezen of betreffende goederen; 5° technische waarborgen die verbonden aan een verkoop door het bestuur die al heeft plaatsgevonden, of diensten die al door het bestuur verricht zijn; 6° hangende geschillen; 7° legaten. en die hoogst waarschijnlijk pas over meer dan één jaar zullen resulteren in een uitstroom van middelen (art. 80 § 3 van het BVR). Voorbeeld: Wij verwijzen ook naar Boekhoudfiche 7300 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
5.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de schulden op lange termijn werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
5.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
16000
Voorzieningen voor risico's en kosten
160
17101
Leningen ten laste van de gemeente
173
Voorzieningen voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen Voorzieningen voor overige risico's en kosten Schulden aan kredietinstellingen
17141
173
Schulden aan kredietinstellingen
17151
Leningen ten laste van de hogere overheden Sanerings- en consolidatieleningen
173
Schulden aan kredietinstellingen
17211
Leningen ten laste van derden
173
Schulden aan kredietinstellingen
17421
Leasingschulden
172
Leasingschulden en soortgelijke schulden
17501
Prefinancieringsleningen
173
Schulden aan kredietinstellingen
17601
Openbare leningen
174
Overige leningen
17700
Diverse schulden op meer dan één jaar
177
Overige schulden uit ruiltransacties
179
Overige schulden uit niet-ruiltransacties
17800
Borgtochten op meer dan één jaar ontvangen in contanten
1780
Borgtochten ontvangen in contanten
161/7
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 31
5.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code 160
Omschrijving
172
Voorzieningen voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen Voorzieningen voor grote onderhoudswerken Voorzieningen voor achterstallige bezoldigingen Voorzieningen voor overige risico's en kosten Leningen en schulden ten laste van de provincie: leningen Leningen en schulden ten laste van de provincie: financiële leasing Leningen en schulden ten laste van de provincie: obligatieleningen Leningen ten laste van de hogere overheden Leningen ten laste van derden
175
Overige schulden
178
Borgtochten ontvangen in contanten
161 162 163/169 1701 1702 1703 171
BBC MARcode 160
Omschrijving Voorzieningen voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen
161/7
Voorzieningen voor overige risico's en kosten
161/7
Voorzieningen voor overige risico's en kosten
173
Schulden aan kredietinstellingen
172
Leasingschulden en soortgelijke schulden
171
Obligatieleningen
173
Schulden aan kredietinstellingen
173
Schulden aan kredietinstellingen
177
Overige schulden uit ruiltransacties
179
Overige schulden uit niet-ruiltransacties
1780
Borgtochten ontvangen in contanten
5.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code 160
Omschrijving
161/7
161/7
Voorzieningen voor overige risico's en kosten
1720
Voorzieningen voor grote herstellingsen onderhoudswerken Voorzieningen voor overige risico's en kosten Schulden van onroerende leasing
172
Leasingschulden en soortgelijke schulden
1721
Schulden van roerende leasing
172
Leasingschulden en soortgelijke schulden
1722
Schulden van erfpacht en opstal
172
Leasingschulden en soortgelijke schulden
173
Kredietinstellingen
173
Schulden aan kredietinstellingen
174
Overige leningen
174
Overige leningen
1750
Leveranciers
175
Werkings- en handelsschulden
1751
Andere werkingsschulden
176
1771
Ontvangen vooruitbetalingen bestellingen Ontvangen vooruitbetalingen investeringssubsidies Tijdelijk werkkapitaal
178
Borgtochten ontvangen in contanten
179
Overige schulden
162 163/169
1770
en
Omschrijving Voorzieningen voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen Voorzieningen voor overige risico's en kosten
161
Voorzieningen voor pensioenen soortgelijke verplichtingen Voorzieningen voor belastingen
BBC MARcode 160
175
Werkings- en handelsschulden
op
176
Ontvangen vooruitbetalingen op ruiltransacties
op
1781
1780
Ontvangen vooruitbetalingen investeringssubsidies Ontvangen vooruitbetalingen investeringssubsidies Borgtochten ontvangen in contanten
177
Overige schulden uit ruiltransacties
179
Overige schulden uit niet-ruiltransacties
1781
op op
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 32
5.3 – Waarderingsregels BBC 5.3.1 – Aanschaffingswaarde 5.3.1.1 – Financiële schulden op lange termijn Financiële schulden worden gewaardeerd tegen ofwel (art. 168 van het BVR): nominale waarde; de aanschaffingswaarde indien de schulden worden uitgedrukt in effecten; de som van de kapitaalbestanddelen die de wedersamenstelling in kapitaal vertegenwoordigen van de waarde van het materieel vast actief in het geval van leasing.
5.3.1.2 – Schulden uit ruiltransacties Schulden uit ruiltransacties worden in de balans opgenomen voor de nominale waarde ervan.
5.3.1.3 – Schulden uit niet-ruiltransacties Schulden uit niet-ruiltransacties worden in de balans opgenomen voor de nominale waarde ervan. Voorzieningen voor risico‟s en kosten De voorzieningen voor risico‟s en kosten moeten stelselmatig worden gevormd. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het financiële boekjaar. De regels voor de waardering van de voorzieningen voor risico‟s en kosten bij het ontstaan van de schuld (m.a.w. de schatting van het bedrag van schulden waarvan het bedrag niet vaststaat), moeten door het bestuur worden bepaald, rekening houdend met het waar en getrouw beeld (art. 143 van het BVR). Meestal zal de situatie geval per geval moeten worden beoordeeld. Voor de gevallen die zich regelmatig voordoen (bv. pensioenen) kunnen bepaalde regels worden voorzien. Zo kan men zich in het kader van de voorzieningen voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen baseren op tabellen (zoals sterftetabellen) die jaarlijks wijzigen of een beroep doen op actuarissen. In de gevallen waarin, bij gebrek aan objectieve beoordelingscriteria, het bedrag van een duidelijk omschreven schuld die op balansdatum zeker is, niet op betrouwbare wijze kan worden geschat, dan mag hiervoor geen voorziening worden aangelegd, maar moet hiervan wel melding worden gemaakt in de toelichting bij de jaarrekening, als de bedragen in kwestie belangrijk zijn, rekening houdend met het ware en getrouwe beeld (art. 143 van het BVR).
5.3.2 – Waardecorrecties 5.3.2.1 – Overboekingen van lange termijn naar korte termijn Op balansdatum van elke boekjaar moeten de schulden of een gedeelte van de schulden met een looptijd van meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen overgeboekt worden naar de corresponderende rubriek op korte termijn. Voorbeeld: Wij verwijzen ook naar Boekhoudfiche 7600 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
5.3.2.2 – Voorzieningen voor risico‟s en kosten Op balansdatum van elk boekjaar moeten vooreerst de voorzieningen of een gedeelte van de voorzieningen op lange termijn waarvan de afwikkeling naar verwachting zal resulteren in een uitstroom van middelen binnen de twaalf maanden na balansdatum, worden overgeboekt naar de rubriek I.A.4 „Voorzieningen voor kosten en risico‟s op korte termijn‟. Daarnaast zullen de voorzieningen eventueel moeten worden aangepast in die mate waarin de oorspronkelijke schatting hoger of lager is dan wat vereist is volgens een actuele inschatting ervan op balansdatum, dit via een toevoeging of een terugneming van de voorziening. Van zodra het bedrag werkelijk vast staat, gaat het niet meer om een voorziening, maar om een vaststaande schuld. De gemaakte kosten zullen op dat ogenblik worden geboekt op de desbetreffende kostenrekeningen (bv. de pensioenen voor het politiek personeel zullen geboekt worden op de rekening 6240) en schuldenrekeningen (voor de pensioenen zal dit op de 45-rekeningen zijn). Op dat ogenblik zal de voorziening worden teruggenomen.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 33
5.4 – Voornaamste verschillen met NGB Balansrekeningen voor de leningen In het ARGC wordt voor elke type lening een aparte algemene rekening vastgelegd afhankelijk van wie de lening ten laste is (leningen ten laste van de gemeente, leningen ten laste van derden, …). Het BVR voorziet slechts een paar subrubrieken waarin de gemeente slechts het onderscheid tussen obligatieleningen, leasing en schulden aan kredietinstellingen zal moeten respecteren. De gemeente staat natuurlijk vrij om een gelijkaardige opsplitsing te maken onder subrubriek 173 waaronder alle leningen bij financiële instellingen vallen. Zijn voorzieningen schulden? Volgens de NGB worden voorzieningen niet als schulden maar als interne financieringsbronnen voor toekomstige uitgaven beschouwd. Conform artikel 75 van het BVR maken de voorzieningen deel uit van de schulden (al dan niet op korte of lange termijn). Voorzieningen voor schulden die zeker of waarschijnlijk zijn? Volgens de NGB worden voorzieningen aangelegd voor toekomstige kosten die op balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn maar waarvan het bedrag niet vast staat. Het uitvoeringsbesluit definieert in artikel 80 dat deze schulden zeker moeten zijn. Waarschijnlijke verplichtingen zullen dus niet als voorzieningen op de balans terechtkomen. Volgens IPSAS zal men deze verplichtingen opnemen in de orderekeningen. Zo kunnen voor grote herstellings- en onderhoudswerken geen voorzieningen worden aangelegd, terwijl men in de NGB een voorziening kon aanleggen voor toekomstige onderhoudswerken aan het patrimonium. Het BVR gaat er immers van uit dat kosten zoveel als mogelijk moeten toegerekend worden aan het boekjaar waarin ze werkelijk worden gemaakt. Schulden uit ruiltransactie en niet-ruiltransactie Het onderscheid tussen schulden uit ruiltransactie en niet-ruiltransactie is onbestaande in de NGB.
5.5 – Voornaamste verschillen met NPB Voorzieningen voor schulden die zeker of waarschijnlijk zijn? Volgens de NPB worden voorzieningen aangelegd voor toekomstige kosten die op balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn maar waarvan het bedrag niet vaststaat. Het uitvoeringsbesluit definieert in artikel 80 dat deze schulden zeker moeten zijn. Waarschijnlijke verplichtingen zullen dus niet als voorzieningen op de balans terechtkomen. Volgens IPSAS zal men deze verplichtingen opnemen in de orderekeningen. Zo kunnen voor grote herstellings- en onderhoudswerken geen voorzieningen worden aangelegd, terwijl ze in de NPB zelfs als een verplichte categorie onder de voorzieningen moeten worden opgenomen. Het BVR gaat er immers van uit dat kosten zoveel als mogelijk moeten toegerekend worden aan het boekjaar waarin ze werkelijk worden gemaakt. Zijn voorzieningen schulden? Volgens de NPB worden voorzieningen niet als schulden beschouwd. Zij worden als een aparte subrubriek opgenomen en niet als onderdeel van schulden op lange of op korte termijn. Conform artikel 75 van het BVR maken de voorzieningen deel uit van de schulden (al dan niet op korte of lange termijn) Schulden uit ruiltransactie en niet-ruiltransactie Het onderscheid tussen schulden uit ruiltransactie en niet-ruiltransactie is onbestaande in de NPB.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 34
5.6 – Voornaamste verschillen met NOB Voorzieningen voor schulden die zeker of waarschijnlijk zijn? Volgens de NOB worden voorzieningen aangelegd voor toekomstige kosten die op balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn maar waarvan het bedrag niet vaststaat. Het uitvoeringsbesluit definieert in artikel 80 dat deze schulden zeker moeten zijn. Waarschijnlijke verplichtingen zullen dus niet als voorzieningen op de balans terechtkomen. Volgens IPSAS zal men deze verplichtingen opnemen in de orderekeningen. Zo kunnen voor grote herstellings- en onderhoudswerken geen voorzieningen worden aangelegd, terwijl ze in de NOB zelfs als een verplichte categorie onder de voorzieningen moeten worden opgenomen. Het BVR gaat er immers van uit dat kosten zoveel als mogelijk moeten toegerekend worden aan het boekjaar waarin ze werkelijk worden gemaakt. Zijn voorzieningen schulden? Volgens de NOB worden voorzieningen niet als schulden beschouwd. Zij worden als een aparte subrubriek opgenomen en niet als onderdeel van schulden op lange of op korte termijn. Conform artikel 75 van het BVR maken de voorzieningen deel uit van de schulden (al dan niet op korte of lange termijn). Schulden uit ruiltransactie en niet-ruiltransactie Het onderscheid tussen schulden uit ruiltransactie en niet-ruiltransactie is onbestaande in de NOB.
5.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving Leningen De financiële schulden moeten volgens de Belgische boekhoudwetgeving verplicht verder uitgesplitst worden in de categorieën „kredietinstellingen‟ en „overige leningen‟. In het uitvoeringsbesluit gaat men niet zo ver omdat een verdere uitsplitsing weinig of geen toegevoegde informatiewaarde biedt aan de hoofdgebruikers. Bovendien komen bepaalde soorten van leningen (bv. de achtergestelde leningen) niet voor bij lokale besturen (art. 76 van het BVR). Zijn voorzieningen schulden? Volgens de Belgische boekhoudwetgeving worden voorzieningen niet als schulden beschouwd. Zij worden als een aparte subrubriek opgenomen en niet als onderdeel van schulden op lange of op korte termijn. Conform artikel 75 van het BVR maken de voorzieningen deel uit van de schulden (al dan niet op korte of lange termijn) Voorzieningen voor schulden die zeker of waarschijnlijk zijn? Volgens de Belgische boekhoudwetging worden voorzieningen aangelegd voor toekomstige kosten die op balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn maar waarvan het bedrag niet vaststaat. Het uitvoeringsbesluit definieert in artikel 80 dat deze schulden zeker moeten zijn. Waarschijnlijke verplichtingen zullen dus niet als voorzieningen op de balans terechtkomen. Volgens IPSAS zal men deze verplichtingen opnemen in de orderekeningen. Zo kunnen voor grote herstellings- en onderhoudswerken geen voorzieningen worden aangelegd, terwijl ze in de Belgische boekhoudwetging zelfs als een verplichte categorie onder de voorzieningen moeten worden opgenomen. Het BVR gaat er immers van uit dat kosten zoveel als mogelijk moeten worden toegerekend aan het boekjaar waarin ze werkelijk worden gemaakt. Uitgestelde belastingen op voorzieningen Het BVR heeft de categorie „belastingen‟ niet opgenomen omdat zowel de lokale besturen als de AGB‟s en APB‟s die een boekhouding moeten voeren en een jaarrekening moeten opstellen in overeenstemming met dit besluit, niet onderworpen zijn aan de vennootschapsbelastingen. De andere AGB‟s en APB‟s worden op grond van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen als „onderneming‟ beschouwd en vallen onder de bepalingen van het wetboek van de vennootschappen en zullen wel moeten rekening houden met uitgestelde belastingen bij het aanleggen van voorzieningen.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 35
Schulden uit ruiltransactie en niet-ruiltransactie Het onderscheid tussen schulden uit ruiltransactie en niet-ruiltransactie is onbestaande in de boekhoudwetgeving.
5.8 – Samenvatting
Schulden op lange termijn Waardering
Overboeken naar korte termijn
Terugneming van voorziening
Tegen nominale waarde Aanschaffingswaarden Schatting deskundig ambtenaar of expert (Voorzieningen) De schulden of gedeelte van de schulden met een looptijd van meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen. Wanneer op het einde van het financiële boekjaar de voorzieningen die tijdens een vorig boekjaar werden gevormd te hoog zijn gebleken.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 36
6 – Immateriële vaste activa 6.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Activa)
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel
21 Immateriële vaste activa 210 Kosten voor onderzoek en ontwikkeling 211 Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten 212 Goodwill 213 Vooruitbetalingen 214 Plannen en studies De rekeningen moeten hiertoe als volgt opgesplitst worden: 21.....0 Aanschaffingswaarde 21...09 Geboekte afschrijvingen 21...19 Geboekte waardeverminderingen II. D. Immateriële vaste activa
6.2 – Begrippen 6.2.1 – Algemeen Immateriële vaste activa zijn middelen van onlichamelijke aard, die voor de activiteiten van het bestuur worden gebruikt en al dan niet aan waardeschommelingen actief zijn. Belangrijk is het „gebruiks‟-aspect gedurende meerdere boekhoudperiodes. De kosten mogen dus niet ten laste genomen worden van het jaar waarin ze toevallig ontstaan. Onder de immateriële vaste activa worden de volgende bedragen opgenomen (art.74 van het BVR): 1° de kosten van onderzoek en ontwikkeling; 2° de concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en andere soortgelijke rechten; 3° de goodwill; 4° de vooruitbetalingen op immateriële vaste activa; 5° de plannen en studies ter voorbereiding van nieuwe projecten, die geen deel uitmaken van een materieel vast activum.
6.2.2 – Balansrubrieken 6.2.2.1 – Kosten voor onderzoek en ontwikkeling (Subrubriek 210) De kosten van onderzoek en ontwikkeling bevatten de kosten van onderzoek, vervaardiging en ontwikkeling van prototypes en van producten, uitvindingen en knowhow, die nuttig zijn voor de ontwikkeling van de toekomstige activiteiten van de besturen (art. 74 van het BVR).
6.2.2.2 – Concessies, octrooien, licenties, merken en soortgelijke rechten ( Subrubriek 211) Onder concessies, octrooien, licenties, merken en andere soortgelijke rechten moet worden verstaan enerzijds de octrooien, licenties, knowhow, merken en andere gelijkaardige rechten waarvan een bestuur eigenaar is, anderzijds de rechten tot exploitatie van onroerende goederen, octrooien, licenties, merken en andere gelijkaardige rechten die eigendom zijn van derden, evenals de aanschaffingswaarde van het recht van een bestuur om van derden knowhow te verkrijgen, wanneer die rechten door het bestuur ten bezwarende titel werden verworven. Vermits deze rechten meerdere jaren zullen worden gebruikt, worden ze geactiveerd (art. 74 van het BVR).
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 37
6.2.2.3 – Goodwill (Subrubriek 212) Onder goodwill moet de prijs worden verstaan, betaald voor de verwerving van een andere entiteit of een onderdeel hiervan, voor zover die hoger is dan de nettowaarde van de actiefbestanddelen minus de schulden van de verworven entiteit of onderdeel van entiteit. Goodwill is dus het surplus dat wordt betaald voor de overname van een entiteit of van een onderdeel ervan (art. 74 van het BVR). Opmerking: Nooit “eigen” goodwill op de balans brengen.
6.2.2.4 – Vooruitbetalingen (Subrubriek 213) Onder de vooruitbetalingen op immateriële vaste activa worden de voorschotten, betaald met het oog op de verwerving van immateriële vaste activa, opgenomen (art. 74 van het BVR). Deze vooruitbetalingen ontstaan dus wanneer een bestuur zich contractueel verbonden heeft om immateriële vaste activa aan te schaffen en als waarborg van de uitvoering van het contract bepaalde bedragen vooruit moet betalen. Produceert of verwezenlijkt het bestuur zelf de immateriële vaste activa (bv. vervaardiging door eigen personeel), dan kunnen onder de vooruitbetalingen de reeds gemaakte kosten voorkomen zolang het immaterieel vast actief nog niet gebruikt kan worden. Deze subriek mag enkel gebruikt worden als men met de afschrijvingen op de immateriële vaste activa waarvoor de vooruitbetaling is gebeurd of waarvoor reeds kosten werden gemaakt, wenst te wachten tot het gebruiksklaar is. Op het ogenblik dat het immaterieel vast activum gebruiksklaar is en dus in gebruik zal worden genomen, wordt het bedrag van de vooruitbetaling overgeboekt naar de eigenlijke rekening van het betreffende immaterieel vast activum (subrubrieken 210, 211 of 214) en pas dan mag men beginnen met het af te schrijven. Als men echter van mening is dat het verouderingsproces (en dus ook de afschrijvingen) reeds begint te lopen vanaf het ondertekenen van de aankoopakte of vanaf het ogenblik dat de kosten worden gemaakt, dan moeten het voorschot of de reeds gemaakt kosten rechtstreeks geboekt worden op de rekening van het desbetreffende immaterieel vast actief (rekening 210..0, 211..0 of 214..0) en dus niet op de subrubriek 213 „Vooruitbetalingen op immateriële VA‟).
6.2.2.5 – Plannen en studies (Subrubriek 214) Het betreft in dit geval plannen en studies gedaan ten gerieve van een globaal project. Voorbeelden hiervan zijn kosten gemaakt in het kader van de bijzondere plannen van aanleg, de ruimtelijke uitvoeringsplannen, de ontwerpen van een masterplan, enzovoort. In deze gevallen is het niet mogelijk de kosten van de plannen en studies te activeren via een rekening van het materieel vast actief en zal men de totaliteit van de kosten van deze plannen en studies activeren via de rekening van de immateriële vaste activa, subrubriek 214. Voorbeelden: bodemerosiebestrijdingsplan; BPA‟s; circulatieplan; softwarelicenties; urbanisatieplan; RUP‟s; masterplan; verkavelingsplannen.
6.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de immateriële vaste activa werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 38
6.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
21411
Plannen van aanleg, urbanisatieplannen en andere studies
210
Kosten van onderzoek en ontwikkeling
211 213
Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten Vooruitbetalingen
214
Plannen en studies
210
Kosten van onderzoek en ontwikkeling
211 213
Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten Vooruitbetalingen
214
Plannen en studies
21421
Opgegeven plannen en studies
In de NGB wordt software, in de mate dat de prijs ervan kan worden onderscheiden van de prijs van de hardware, gecatalogeerd onder de aard 141. Dit correspondeert in de BBC met MAR-code 211 „Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten‟.
6.2.3.2 – Provincie NPB Omschrijving
MAR-code 210
Plannen en studies
211
Concessies, octrooien, licenties, software, knowhow, merken en andere gelijkaardige rechten
212
Vooruitbetalingen in verband met immateriële vaste activa
BBC MARcode 210 214 211
213
Omschrijving Kosten van onderzoek en ontwikkeling Plannen en studies Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten
Vooruitbetalingen
6.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code
Omschrijving
210
Plannen en studies
211
Concessies, octrooien, licenties, software, knowhow, merken en andere gelijkaardige rechten
212 213
Goodwill Vooruitbetalingen
BBC MARcode 210 214 211
212 213
Omschrijving Kosten van onderzoek en ontwikkeling Plannen en studies Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten
Goodwill Vooruitbetalingen
6.3 – Waarderingsregels BBC 6.3.1 – Aanschaffingswaarde Elk vermogensbestanddeel wordt afzonderlijk gewaardeerd.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 39
Elk actiefbestanddeel wordt gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans opgenomen, na aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen. (art. 148 van het BVR) Onder aanschaffingswaarde wordt een van de volgende waarden verstaan (art. 149 van het BVR): de aanschaffingsprijs; de ruilwaarde; de vervaardigingsprijs; de schenkingswaarde; de inbrengwaarde.
6.3.1.1 – Aanschaffingsprijs (art. 150 van het BVR) De aanschaffingsprijs omvat, naast de aankoopprijs, de bijkomende kosten zoals niet-terugvorderbare belastingen, 1 vervoerkosten en studiekosten . Voor de actiefbestanddelen die worden verkregen tegen betaling van een lijfrente, is de aanschaffingsprijs het kapitaal dat op het ogenblik van de aanschaffing nodig is om de rente te betalen, in voorkomend geval verhoogd met het bedrag dat bij de aanschaffing werd betaald, en met de kosten. Er wordt een voorziening gevormd ten bedrage van dit kapitaal. Die voorziening wordt jaarlijks aangepast.
6.3.1.2 – Ruilwaarde (art. 151 van het BVR) De aanschaffingswaarde van een door ruil verkregen actiefbestanddeel is de marktwaarde van de in ruil daarvoor overgedragen actiefbestanddelen. Als die waarde moeilijk vastgesteld kan worden, is de aanschaffingsprijs de marktwaarde van het door ruil verkregen actiefbestanddeel. Die waarden worden geschat op de datum van de ruil.
6.3.1.3 – Vervaardigingsprijs (art. 152 van het BVR) De vervaardigingsprijs omvat, naast de aanschaffingskosten van de grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, de productiekosten die rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toegerekend kunnen worden, als die kosten op de normale productieperiode betrekking hebben. De productiekosten die niet rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toegerekend kunnen worden, maken geen deel uit van de vervaardigingsprijs.
6.3.1.4 – Schenkingswaarde (art. 153 van het BVR) De schenkingswaarde is de marktwaarde van de goederen die aan het bestuur geschonken worden of die in nalatenschap toegewezen worden, op het moment van de schenking of op de datum van het openvallen van de nalatenschap, alsook de daarmee samenhangende belastingen en kosten. Het eerste lid is ook van toepassing op goederen die het bestuur verkrijgt door verjaring.
6.3.1.5 – Inbrengwaarde (art. 156 -157 van het BVR) De inbrengwaarde stemt overeen met de bedongen waarde van de inbreng. In geval van bestemming voor of inbreng in een entiteit die geen eigen rechtspersoonlijkheid heeft, moet onder de inbrengwaarde de waarde van de goederen bij de inbreng of de bestemming worden verstaan. De inbrengwaarde mag niet hoger zijn dan de prijs die op het ogenblik van de inbreng of de bestemming voor de aankoop van de goederen in kwestie op de markt zou moeten worden betaald. De belastingen en kosten met betrekking tot de inbreng zijn niet begrepen in de inbrengwaarde. Ze worden volledig ten laste gebracht van de staat van opbrengsten en kosten van het financiële boekjaar in de loop waarvan de inbreng heeft plaatsgevonden. Bij de inbreng van een entiteit of een algemeenheid van goederen worden de ingebrachte activa, passiva, rechten en verplichtingen opgenomen in de boekhouding van het bestuur tegen de waarde waarvoor ze op het tijdstip van de inbreng in de boekhouding van de inbrengende entiteit waren opgenomen.
1
Kosten van onderzoek en ontwikkeling gemaakt ten behoeve van een specifiek actief maken deel uit van de aanschaffingswaarde van dat actief en worden bijgevolg opgenomen op de rekeningen van de desbetreffende materiële activa.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 40
In de aanschaffingswaarde van materiële en immateriële vaste activa mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor de financiering ervan, worden opgenomen als die rente betrekking heeft op de periode die het gebruik van deze vaste activa voorafgaat (art. 154 van het BVR). De opname van de rente op vreemd vermogen in de aanschaffingswaarde van materiële of immateriële vaste activa wordt bij de waarderingsregels in de toelichting bij de jaarrekening vermeld. Opmerking: Grote voorzichtigheid is geboden bij het activeren van de eigen kosten voor onderzoek en ontwikkeling: wat is de toekomstige rendementswaarde?
6.3.2 – Waardecorrecties 6.3.2.1 – Jaarlijkse afschrijvingen Op de immateriële vaste activa is het kostprijsmodel van toepassing. Dit model komt erop neer dat eenmaal geactiveerd, de boekwaarde van de immateriële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, vanaf hun ingebruikname, lineair wordt afgeschreven (er wordt van een „gelijkmatige‟ veroudering uitgegaan) conform de door het bestuur vastgelegde regels (veelal lineair over 5 jaar). Het af te schrijven bedrag van een actief wordt per financieel boekjaar bepaald (en kan dus per financieel boekjaar verschillen van elkaar) door het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde, te delen door de resterende gebruiksduur uitgedrukt in jaren. Jaarlijk bedrag afschrijving
boekhoudkundige waarde restwaarde resterende gebruiksduur
Hiertoe moeten besturen jaarlijks ten minste aan het einde van elk financieel boekjaar de restwaarde en de gebruiksduur van het immaterieel vaste activa herzien om zodoende het afschrijvingsbedrag te bepalen. Reeds geboekte afschrijvingen mogen niet worden terugnomen en er mag niet worden overgegaan tot het boeken van aanvullende afschrijvingen. De afschrijvingen zijn specifiek voor de immateriële vaste activa waarop ze betrekking hebben, maar voor immateriële vaste activa met volkomen identieke juridische kenmerken mogen globale afschrijvingen geboekt worden. Het uitvoeringsbesluit voorziet geen minimum afschrijvingsperiodes. Het voorziet enkel dat indien de kosten van onderzoek en ontwikkeling over meer dan 5 jaar worden gespreid, dit moet worden verantwoord in de toelichting bij de jaarrekening.
6.3.2.2 – Afschrijvingen op vooruitbetalingen (subriek 213) Er worden geen afschrijvingen geboekt op de subriek 213 „Vooruitbetalingen op immateriële vaste activa‟.
6.3.2.3 – Waardeverminderingen Op immateriële vaste activa (zowel met beperkte als onbeperkte levensduur) moeten wel waardeverminderingen worden geboekt om bij het afsluiten van het financieel boekjaar rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen die niet voortvloeien uit hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur voor het bestuur. De waardeverminderingen worden stelselmatig gevormd overeenkomstig de door het bestuur vastgelegde waarderingsregels en mogen niet afhangen van het overschot of het tekort van het financiële boekjaar. Deze waardeverminderingen mogen ook niet worden gehandhaafd wanneer hierdoor op het einde van het financiële boekjaar de boekhoudkundige waarde van het immateriële vaste activa lager is dan de gebruikswaarde ervan en zullen dus gecorrigeerd moeten worden door middel van terugneming van waardeverminderingen (art. 171 van het BVR). Net zoals afschrijvingen zijn waardeverminderingen specifiek voor de immateriële vaste activa waarop ze betrekking hebben en mogen voor immateriële vaste activa met volkomen identieke juridische kenmerken globale waardeverminderingen worden geboekt (art. 173 van het BVR).
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 41
6.3.2.4 – Waardeverminderingen op Vooruitbetalingen (subriek 213) en Plannen en studies (subrubriek 214) Er worden geen waardeverminderingen geboekt op de subrieken 213 „Vooruitbetalingen‟ en 214 „Plannen en studies‟.
6.3.2.5 – Herwaarderingen Immateriële vaste activa zijn niet onderhevig aan herwaarderingen.
6.4 – Voornaamste verschillen met NGB Afschrijvingstermijn In de NGB is de afschrijvingstermijn wettelijk vastgelegd op 5 jaar (voor aard 141) en 1 jaar (voor aard 142). Het uitvoeringsbesluit legt echter geen wettelijke afschrijvingsperiodes op. Het uitvoeringsbesluit bepaalt enkel dat indien de kosten van onderzoek en ontwikkeling over meer dan 5 jaar worden gespreid, dit moet worden verantwoord in de toelichting bij de jaarrekening. Software Software werd in het NGB gecatalogeerd onder aard 141 „Plannen van aanleg, urbanisatieplannen en andere studies‟, in de mate dat de prijs van de software kan onderscheiden worden van de prijs van de hardware. Het uitvoeringsbesluit voorziet hiervoor de rubriek 211 „Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten‟. Waardeverminderingen Binnen de NGB wordt er niet overgegaan tot waardevermindering in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding (beperkte of onbeperkte levensduur).
6.5 – Voornaamste verschillen met NPB Afschrijvingstermijn In de NPB is de afschrijvingstermijn wettelijk vastgelegd op 3 jaar voor de immateriële vaste activa (afwijkingen van deze gebruiksduur omwille van economische realiteit was wel mogelijk mits motivering in de toelichting van de jaarrekening). Het uitvoeringsbesluit legt echter geen wettelijk afschrijvingsperiodes op. Het uitvoeringsbesluit bepaalt enkel dat indien de kosten van onderzoek en ontwikkeling over meer dan 5 jaar worden gespreid, dit moet worden verantwoord in de toelichting bij de jaarrekening. Aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen Indien de boekhoudkundige waarde hoger is dan de gebruikswaarde voor de provincie diende men in de NPB over te gaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen. Binnen het uitvoeringsbesluit moeten besturen jaarlijks ten minste aan het einde van elk financieel boekjaar de restwaarde en de gebruiksduur van de immateriële vaste activa herzien om zodoende het afschrijvingsbedrag te bepalen maar mag dit niet leiden tot terugneming van reeds geboekte afschrijvingen en er mag niet worden overgegaan tot het boeken van aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen. Waardeverminderingen op activa met een beperkte gebruiksduur Het uitvoeringsbesluit stelt dat waardeverminderingen correcties zijn op de aanschaffingswaarde van de actiefbestanddelen die niet voortvloeien uit hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur voor het bestuur. Dit houdt in dat waardeverminderingen zowel mogelijk zijn voor activa met een beperkte als voor activa met een onbeperkte levensduur Dit is in afwijking met de NPB waar waardeverminderingen alleen mogelijk zijn voor activa met een onbeperkte gebruiksduur.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 42
6.6 – Voornaamste verschillen met NOB Aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen Indien de boekhoudkundige waarde hoger is dan de gebruikswaarde voor het OCMW diende men in de NOB over te gaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen. Binnen het uitvoeringsbesluit moeten besturen jaarlijks ten minste aan het einde van elk financieel boekjaar de restwaarde en de gebruiksduur van de immateriële vaste activa herzien om zodoende het afschrijvingsbedrag te bepalen maar mag dit niet leiden tot terugneming van reeds geboekte afschrijvingen en er mag niet worden overgegaan tot het boeken van aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen. Waardeverminderingen op activa met een beperkte gebruiksduur Het uitvoeringsbesluit stelt dat waardeverminderingen correcties zijn op de aanschaffingswaarde van de actiefbestanddelen die niet voortvloeien uit hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur voor het bestuur. Dit houdt in dat waardeverminderingen zowel mogelijk zijn voor activa met een beperkte als voor activa met een onbeperkte levensduur. Dit is in afwijking met de NOB waar waardeverminderingen alleen mogelijk zijn voor activa met een onbeperkte gebruiksduur.
6.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving Plannen en studies (Subrubriek 214) In vergelijking met de Belgische boekhoudwetgeving bevat deze rubriek ook de plannen en studies ter voorbereiding van nieuwe projecten die geen element zijn van de materiële vaste activa, zoals de bijzondere plannen van aanleg en de ruimtelijke investeringsplannen. Afschrijvingen: Jaarlijks afschrijvingsbedrag Daar waar het uitvoeringsbesluit bepaalt dat het af te schrijven bedrag van het immaterieel vast actief per financieel boekjaar bepaald wordt door het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde te delen door de resterende gebruiksduur (uitgedrukt in jaren), zal de Belgische boekhoudwetgeving het af te schrijven bedrag bepalen door het verschil te nemen tussen de aanschaffingswaarde en de restwaarde en eveneens te delen door de resterende gebruiksduur (uitgedrukt in jaren). Formule IPSAS: Jaarlijks afschrijvingsbedrag
boekhoudkundige waarde restwaarde resterende gebruiksduur
Formule Belgische boekhoudwetgeving: aanschaffingswaarde restwaarde Jaarlijks afschrijvingsbedrag gebruiksduur
Afschrijvingen: Jaarlijkse herziening van de restwaarde en de gebruiksduur Conform het uitvoeringsbesluit wordt het afschrijvingsbedrag elk jaar opnieuw bepaald (door de herziening van de boekhoudkundige waarde, de restwaarde en de resterende gebruiksduur). Dit kan tot gevolg hebben dat, naar de toekomst toe, het jaarlijks afschrijvingsbedrag wijzigt. Het mag evenwel, in tegenstelling tot de Belgische boekhoudwetgeving, geen aanleiding geven tot terugname van afschrijvingen of tot aanvullende afschrijvingen. Waardeverminderingen op activa met een beperkte gebruiksduur Het uitvoeringsbesluit stelt dat waardeverminderingen correcties zijn op actiefbestanddelen die niet voortvloeien uit hun waarschijnlijke nuttigheids- of houdt in dat waardeverminderingen zowel mogelijk zijn voor activa met een onbeperkte levensduur Dit is in afwijking van de Belgische boekhoudwetgeving mogelijk zijn voor activa met een onbeperkte gebruiksduur.
de aanschaffingswaarde van de gebruiksduur voor het bestuur. Dit beperkte als voor activa met een waar waardeverminderingen alleen
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 43
6.8 – Samenvatting
Immateriële vaste activa Waardering
Afschrijvingen
Waardevermindering
Terugneming van de waardevermindering
Aanschaffingswaarde Vervaardigingsprijs Lijfrente Afschrijvingsbedrag wordt jaarlijks bepaald. Indien afschrijving over meer dan 5 jaar verantwoorden in de toelichting bij de jaarrekening. In geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding die niet voortvloeien uit hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur (beperkte en onbeperkte gebruiksduur). Wanneer op het einde van het financiële boekjaar de boekhoudkundige waarde van het immateriële vaste activa lager is dan de gebruikswaarde.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 44
7 – Materiële vaste activa – Algemeen Vooraleer de materiële vaste activa meer gedetailleerd te behandelen, worden in dit hoofdstuk de algemene principes toegelicht. In de daaropvolgende hoofdstukken komen de verschillende rubrieken van de materiële vaste activa aan bod, dit volgens de MAR-rubrieken in BBC.
7.1 – Begrippen Materiële vaste activa zijn activa die binnen een bestuur fysiek aanwezig zijn en die blijvend verworven zijn. De materiële vaste activa worden m.a.w. voor meer dan één boekjaar gebruikt. De materiële vaste activa omvatten volgende categorieën: 1° de gemeenschapsgoederen; 2° de bedrijfsmatige materiële vaste activa; 3° de overige materiële vaste activa. De gemeenschapsgoederen en de bedrijfsmatige materiële vaste activa zijn activa die aangewend worden om een maatschappelijke dienstverlening te vervullen. (art. 63 van het BVR) Gemeenschapsgoederen zijn materiële vaste activa waarbij de vervulling van de maatschappelijke dienstverlening minder ontvangsten genereert dan de uitgaven die nodig zijn om deze activa te verkrijgen en om die dienstverlening te realiseren. (art. 64 van het BVR) De gemeenschapsgoederen bestaan uit: 1° de terreinen en de gebouwen; 2° de wegen en de overige infrastructuur; 3° de installaties, de machines en de uitrusting; 4° het meubilair, de kantooruitrusting en het rollend materieel; 5° de leasing en soortgelijke rechten; 6° het erfgoed. (art. 65 van het BVR) De bedrijfsmatige materiële vaste activa zijn materiële vaste activa waarbij de vervulling van de maatschappelijke dienstverlening voldoende ontvangsten genereert om de uitgaven te compenseren die nodig zijn om die activa te verkrijgen en om die dienstverlening te realiseren. (art. 66 van het BVR) De bedrijfsmatige materiële vaste activa bestaan uit: 1° de terreinen en de gebouwen; 2° de installaties, de machines en de uitrusting; 3° het meubilair, de kantooruitrusting en het rollend materieel; 4° de leasing en soortgelijke rechten. (art.67 van het BVR)
De overige materiële vaste activa zijn materiële vaste activa die worden aangewend om huuropbrengsten, een waardestijging of beide te realiseren en die niet aangewend worden om een maatschappelijke dienstverlening te vervullen. De overige materiële vaste activa bestaan uit: 1° de terreinen en de gebouwen; 2° de roerende goederen. Onder de overige materiële vaste activa worden onder meer de volgende bedragen opgenomen: 1° de roerende of onroerende goederen die niet tot de gemeenschapsgoederen of tot de bedrijfsmatige materiële vaste activa behoren, en die worden aangewend als roerende of onroerende reserve; 2° de buiten gebruik of buiten de exploitatie gestelde materiële vaste activa;
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 45
3°
de roerende en onroerende goederen die in erfpacht, opstal, huur, handelshuur of landpacht werden gegeven, behalve als de vorderingen die voortvloeien uit deze contracten, geboekt worden onder de vorderingen van de vlottende of de vaste activa. De onroerende goederen die werden aangekocht of gebouwd om onmiddellijk doorverkocht te worden, worden hier niet opgenomen, maar worden afzonderlijk onder de voorraden vermeld. (Art. 68 van het BVR) De toewijzing van de materiële vaste activa aan een van deze categorieën gebeurt op basis van twee criteria: het al dan niet aanwenden van de activa voor het realiseren van de maatschappelijke dienstverlening; de kas-generende mogelijkheden van de activa.
Onderstaand schema brengt de bepaling van de categorie waartoe een materieel vast actief behoort in kaart:
Vraag 1: Wordt het materieel vast actief gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening van het bestuur?
Nee
Ja
Overig materieel vast actief
Vraag 2: Heeft het bestuur een monopoliepositie voor de maatschappelijke dienstverlening
Nee
Ja
Vraag 3: Wordt voor de dienstverlening een marktconforme prijs aangerekend?
Ja
Bedrijfsmatig materieel Vast actief
Nee
Gemeenschapsgoed
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 46
7.2 – Waarderingsregels BBC Na erkenning van het bestanddeel als materieel vast actief, geldt als waarderingsregel ofwel het kostprijsmodel, ofwel het herwaarderingsmodel: Volgens het kostprijsmodel wordt een vast actief geboekt tegen zijn kostprijs, verminderd met eventuele geboekte afschrijvingen en eventuele geboekte waardeverminderingen. Volgens het herwaarderingsmodel wordt een vast actief waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald, geboekt tegen de geherwaardeerde waarde. Onderstaande tabel geeft een schematisch overzicht voor de drie categorieën van vaste activa:
Gebruiksduur
Afschrijvingen
Waardeverminderingen
Herwaarderingen
Beperkt
JA
JA
NEE
Onbeperkt
NEE
JA
NEE
Beperkt
JA
JA
NEE
Onbeperkt
NEE
JA
NEE
Beperkt
JA
JA
JA
Onbeperkt
NEE
JA
JA
Kostprijsmodel
Gemeenschapsgoederen
Bedrijfsmatige materiële vaste activa Herwaarderingsmodel Overige materiële vaste activa
7.2.1 – Aanschaffingswaarde Elk vermogensbestanddeel wordt afzonderlijk gewaardeerd. (art. 142 van het BVR) Elk actiefbestanddeel wordt gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans opgenomen, na aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen. (art. 148 van het BVR) Onder aanschaffingswaarde wordt een van de volgende waarden verstaan: de aanschaffingsprijs; de ruilwaarde; de vervaardigingsprijs; de schenkingswaarde; de inbrengwaarde. (art. 149 van het BVR)
7.2.1.1 – Aanschaffingsprijs (art. 150 van het BVR) De aanschaffingsprijs omvat, naast de aankoopprijs, de bijkomende kosten zoals niet-terugvorderbare belastingen, 2 vervoerkosten en studiekosten . Voor de actiefbestanddelen die worden verkregen tegen betaling van een lijfrente, is de aanschaffingsprijs het kapitaal dat op het ogenblik van de aanschaffing nodig is om de rente te betalen, in voorkomend geval verhoogd met het bedrag dat bij de aanschaffing werd betaald, en met de kosten. Er wordt een voorziening gevormd ten bedrage van dit kapitaal. Die voorziening wordt jaarlijks aangepast.
2
Enkel de studiekosten die element zijn van een bestanddeel van de materiële vaste activa, zoals de plannen van een gebouw door de architect, zijn een onderdeel van de aanschaffingsprijs. Andere studiekosten, zoals de opmaak van een bijzonder plan van aanleg, worden onder de immateriële vaste activa opgenomen.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 47
7.2.1.2 – Ruilwaarde (art. 151 van het BVR) De aanschaffingswaarde van een door ruil verkregen actiefbestanddeel is de marktwaarde van de in ruil daarvoor overgedragen actiefbestanddelen. Als die waarde moeilijk vastgesteld kan worden, is de aanschaffingsprijs de marktwaarde van het door ruil verkregen actiefbestanddeel. Die waarden worden geschat op de datum van de ruil.
7.2.1.3 – Vervaardigingsprijs (art. 152 van het BVR) De vervaardigingsprijs omvat, naast de aanschaffingskosten van de grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, de productiekosten die rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toegerekend kunnen worden, als die kosten op de normale productieperiode betrekking hebben. De productiekosten die niet rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toegerekend kunnen worden, maken geen deel uit van de vervaardigingsprijs.
7.2.1.4 – Schenkingswaarde (art. 153 van het BVR) De schenkingswaarde is de marktwaarde van de goederen die aan het bestuur geschonken worden of die in nalatenschap toegewezen worden, op het moment van de schenking of op de datum van het openvallen van de nalatenschap, alsook de daarmee samenhangende belastingen en kosten. Het eerste lid is ook van toepassing op goederen die het bestuur verkrijgt door verjaring.
7.2.1.5 – Inbrengwaarde (art. 156 -157 van het BVR) De inbrengwaarde stemt overeen met de bedongen waarde van de inbreng. In geval van bestemming voor of inbreng in een entiteit die geen eigen rechtspersoonlijkheid heeft, moet onder de inbrengwaarde de waarde van de goederen bij de inbreng of de bestemming worden verstaan. De inbrengwaarde mag niet hoger zijn dan de prijs die op het ogenblik van de inbreng of de bestemming voor de aankoop van de goederen in kwestie op de markt zou moeten worden betaald. De belastingen en kosten met betrekking tot de inbreng zijn niet begrepen in de inbrengwaarde. Ze worden volledig ten laste gebracht van de staat van opbrengsten en kosten van het financiële boekjaar in de loop waarvan de inbreng heeft plaatsgevonden. Bij de inbreng van een entiteit of een algemeenheid van goederen worden de ingebrachte activa, passiva, rechten en verplichtingen opgenomen in de boekhouding van het bestuur tegen de waarde waarvoor ze op het tijdstip van de inbreng in de boekhouding van de inbrengende entiteit waren opgenomen. In de aanschaffingswaarde van materiële en immateriële vaste activa mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor de financiering ervan, worden opgenomen als die rente betrekking heeft op de periode die het gebruik van deze vaste activa voorafgaat. De opname van de rente op vreemd vermogen in de aanschaffingswaarde van materiële of immateriële vaste activa wordt bij de waarderingsregels in de toelichting bij de jaarrekening vermeld (art. 154 van het BVR). Uitzonderingen en bijzondere bepalingen:
Principe van de ijzeren voorraad
In afwijking van het algemene principe dat elk vermogensbestanddeel afzonderlijk wordt gewaardeerd, mogen het meubilair, de kantooruitrusting, het klein materieel, alsook de grond- en hulpstoffen die bestendig worden hernieuwd en waarvan de aanschaffingswaarde te verwaarlozen is in verhouding tot het balanstotaal, op het actief worden opgenomen voor een vast bedrag als de hoeveelheid, de waarde en de samenstelling ervan niet aanmerkelijk veranderd zijn in een financieel boekjaar. In dat geval wordt de prijs voor de hernieuwing van de bestanddelen opgenomen onder de operationele kosten (art. 155 van het BVR).
Waardering aan 1 euro
In bepaalde gevallen wordt een goed behorende tot het erfgoed pro memorie opgenomen in de balans. Dit is het geval wanneer een activum dat behoort tot het erfgoed, verkregen werd door schenking of als de aanschaffingswaarde ervan niet bepaald kan worden. In deze gevallen bedraagt de aanschaffingswaarde 1 euro (art. 165 van het BVR).
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 48
Erfgoederen zullen in veel gevallen weinig economische voordelen opleveren of ook weinig dienstpotentieel inhouden. Conform de waarderingsregels van de materiële vaste activa, hebben deze goederen dus geen gebruikswaarde. Niettemin moet het bestuur aanzienlijke inspanningen leveren om deze goederen in stand te houden. Het bestuur treedt hier dus op als beheerder van deze goederen voor de toekomstige generaties. Dit laat het bestuur toe om consistent een beleid te voeren inzake de rapportering van transacties in erfgoederen op een wijze dat het de gerapporteerde financiële performantie niet verdraait. Relevante informatie over deze erfgoederen kan via de toelichting worden verschaft.
7.2.2 – Waardecorrecties 7.2.2.1 – Jaarlijkse afschrijvingen Zowel onder het kostprijsmodel als onder het herwaarderingsmodel worden de activa met een beperkte levensduur afgeschreven. Afschrijvingen zijn de bedragen die ten laste genomen zijn van de staat van opbrengsten en kosten, met betrekking tot de materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, om het bedrag van de eventueel geherwaardeerde aanschaffingskosten van die vaste activa te spreiden over hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur, of om die kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop ze worden aangegaan (art. 169 van het BVR). Gemeenschapsgoederen en bedrijfsmatige vaste activa: Op de materiële vaste activa die behoren tot de gemeenschapsgoederen en de bedrijfsmatige vaste activa is het kostprijsmodel van toepassing. Dit komt erop neer dat eenmaal geactiveerd, de boekwaarde van deze materiële vaste activa (met uitzondering voor de vooruitbetalingen en de activa in aanbouw) waarvan de gebruiksduur beperkt is, vanaf hun ingebruikname, lineair wordt afgeschreven conform de door het bestuur vastgelegde regels (duur). Het af te schrijven bedrag van een actief wordt per financieel boekjaar bepaald door het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde te delen door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. Bedrag afschrijving
boekhoudkundige waarde restwaarde resterende gebruiksduur
Overige materiële vaste activa: Ook de overige materiële vaste activa met beperkte gebruiksduur moeten lineair worden afgeschreven conform de door het bestuur vastgelegde regels (duur). Het af te schrijven bedrag wordt in dit geval bepaald door het verschil tussen de geherwaardeerde waarde en de restwaarde, te delen door de resterende gebruiksduur uitgedrukt in jaren. Bedrag afschrijving
geherwaardeerde waarde restwaarde resterende gebruiksduur
De restwaarde en de gebruiksduur van een actief moeten ten minste aan het einde van elk financieel boekjaar worden herzien. Dit betekent dat het afschrijvingsbedrag kan verschillen per financieel boekjaar. Het is niet toegestaan om afschrijvingen die al geboekt werden terug te nemen. Ook het boeken van bijkomende afschrijvingen is niet toegestaan (art. 170 van het BVR). De gecumuleerde afschrijvingen worden afgetrokken van de rubrieken van het actief waarop ze betrekking hebben (art. 172 van het BVR). De afschrijvingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale afschrijvingen gehanteerd worden (art. 173 van het BVR). De afschrijvingen worden stelselmatig gevormd volgens de door het bestuur vastgelegde waarderingsregels. Ze mogen niet afhangen van het overschot of het tekort van het financiële boekjaar (art. 174 van het BVR).
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 49
7.2.2.2 – Waardeverminderingen Zowel onder het kostprijsmodel als onder het herwaarderingsmodel worden de activa met een beperkte of onbeperkte levensduur mogelijks onderworpen aan het boeken van waardeverminderingen. Waardeverminderingen zijn correcties op de aanschaffingswaarde om rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen bij de afsluiting van het financiële boekjaar (art. 171 van het BVR). Gemeenschapsgoederen en bedrijfsmatige vaste activa: Voor wat betreft de gemeenschapsgoederen moeten deze waardeverminderingen worden geboekt als hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde. Indien deze gemeenschapsgoederen behoren tot het erfgoed en hun gebruikswaarde niet kan worden bepaald (omdat ze veelal weinig economische voordelen opleveren en/of weinig dienstenpotentieel inhouden), dan wordt de gebruikswaarde bepaald op 1 euro. Door deze pro memorie opname op de balans (aangevuld met relevante informatie in de toelichting) komen, de vaak aanzienlijk inspanningen die besturen leveren om deze goederen in stand te houden, en waarvoor besturen als beheerder van de goederen voor toekomstige generaties optreedt, alsnog tot uitdrukking in de boekhouding. Op deze manier kunnen besturen ook een consistent beleid voeren inzake de rapportering van transacties in erfgoederen op een wijze dat het de gerapporteerde financiële performantie niet verdraait (art. 180 van het BVR). Voor wat betreft de bedrijfsmatige vaste activa moeten de waardeverminderingen worden geboekt als hun 3 boekhoudkundige waarde hoger is dan de realiseerbare waarde . Overige materiële vaste activa: Op de overige materiële vaste activa met beperkte of onbeperkte levensduur moeten waardeverminderingen worden geboekt als hun (eventueel geherwaardeerde) boekhoudkundige waarde hoger is dan de realisatiewaarde. Er zal evenwel maar sprake kunnen zijn van waardeverminderingen voor zover de verlaging van het bedrag van het overig materieel vast actief ten gevolge van een herwaardering groter is dan de eventueel eerder uitgedrukte herwaarderingsreserves. Het bestuur legt de regels inzake de waardeverminderingen op de overige materiële vaste activa vast in de waarderingsregels (art. 180 van het BVR). De gecumuleerde waardeverminderingen worden afgetrokken van de rubrieken van het actief waarop ze betrekking hebben (art. 172 van het BVR). De waardeverminderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale waardeverminderingen gehanteerd worden(art. 173 van het BVR). De waardeverminderingen worden stelselmatig gevormd volgens de door het bestuur vastgelegde waarderingsregels. Ze mogen niet afhangen van het overschot of het tekort van het financiële boekjaar (art. 174 van het BVR). De waardeverminderingen mogen niet worden gehandhaafd als de boekhoudkundige waarde van het betreffende 4 activum daardoor op het einde van het financiële boekjaar lager is dan de gebruikswaarde ervan (art. 175 van het BVR).
7.2.2.3 – Herwaarderingen Activa die ressorteren onder het kostprijsmodel worden niet geherwaardeerd. Dit betekent dus dat de gemeenschapgoederen en de bedrijfsmatige vaste activa niet geboekt worden tegen hun geherwaardeerde waarde.
3
De realiseerbare waarde is de hoogste waarde van de bedrijfswaarde (= de contante waarde van de ontvangsten en uitgaven waarvan verwacht wordt dat ze voortvloeien uit een actief) en de reële waarde (= bedrag waarvoor een activum verhandeld zou kunnen worden tussen onafhankelijke partijen die ter zake goed geïnformeerd zijn, en die tot een transactie bereid zijn), verminderd met de verkoopkosten. 4
De gebruikswaarde van een activum stemt overeen met de dienstverleningspotentieel dat het activum voor het bestuur zal opleveren.
toekomstige
economische
voordelen
die
of
het
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 50
Voor de overige materiële vaste activa geldt het herwaarderingsmodel. Na hun opname als een actief worden de overige materiële vaste activa, waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald, geboekt tegen de geherwaardeerde waarde (art. 183 van het BVR): de reële waarde op het moment van de herwaardering eventuele latere geaccumuleerde afschrijvingen eventuele latere geaccumuleerde waardverminderingen geherwaardeerde waarde De geherwaardeerde waarde die voor de overige materiële vaste activa in aanmerking wordt genomen, wordt verantwoord in de toelichting bij de jaarrekening waarin de herwaardering voor het eerst werd toegepast. De herwaardering wordt voldoende regelmatig uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de boekhoudkundige waarde niet beduidend verschilt van de reële waarde op de balansdatum. De herwaarderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale herwaarderingen geboekt worden. Wel geldt als regel dat de volledige categorie van activa waartoe dat actief behoort, geherwaardeerd wordt. Als de geherwaardeerde waarde groter blijkt dan de boekwaarde, wordt het verschil rechtstreeks geboekt op het nettoactief, tenzij het een verbetering betreft van vroeger in de staat van opbrengsten en kosten geboekte waardeverminderingen, en wordt het verschil daar behouden zolang de goederen waarop de herwaardering betrekking heeft, niet werden gerealiseerd. De herwaarderingen worden bij latere waardeverminderingen afgeboekt ten bedrage van het nog niet afgeschreven gedeelte van de meerwaarde. Als de geherwaardeerde waarde kleiner blijkt dan de boekwaarde, wordt het verschil in de staat van opbrengsten en kosten ten laste gelegd, tenzij er vroeger al herwaarderingsmeerwaarden werden geboekt op het nettoactief, die dan eerst zullen worden tegengeboekt. Als de herwaardering betrekking heeft op overige materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur, wordt op basis van de geherwaardeerde waarde afgeschreven om zo de toerekening van de geherwaardeerde waarde te spreiden over de vermoedelijke residuele gebruiksduur van de activa in kwestie.
7.2.2.4 – Terugneming van waardeverminderingen De terugneming van de waardeverminderingen die werden geboekt op materiële en immateriële vaste activa worden opgenomen als andere operationele opbrengsten. (art. 91 van het BVR)
7.2.2.5 – Meer- of minderwaarden Meerwaarden bij de realisatie van materiële of immateriële vaste activa worden opgenomen als uitzonderlijke opbrengsten, in het geval van minderwaarde als uitzonderlijke kost (art. 93, 102 van het BVR).
7.3 – Voornaamste verschillen met NGB Hieronder worden de voornaamste algemene verschillen besproken. De meer specifieke verschillen komen aan bod in de hiernavolgende hoofdstukken waar de materiële activa per MAR-rubriek worden behandeld. Activa in uitvoering In de NGB worden de vaste activa in uitvoering geboekt op speciaal daarvoor bestemde algemene rekeningen (24011, 24021, 24031 en 24041). Pas als de werkzaamheden zijn afgerond, worden deze overgeboekt naar hun definitieve aard. In de BBC worden de activa in aanbouw en de vooruitbetalingen niet als een aparte categorie opgenomen, maar wel rechtstreeks geboekt onder hun definitieve aard.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 51
Afschrijvingstermijnen 5
In de NGB worden de activa afgeschreven volgens wettelijk vastgelegde afschrijvingstermijnen . In de BBC geldt de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige of geherwaardeerde waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. Dit betekent dat het afschrijvingsbedrag kan verschillen per financieel boekjaar. Waardeverminderingen In de NGB worden geen waardeverminderingen geboekt, terwijl in de BBC geldt dat op de gemeenschapsgoederen en de bedrijfsmatige vaste activa (zowel met beperkte als onbeperkte levensduur) eventueel waardeverminderingen moeten worden geboekt om bij het afsluiten van het financieel boekjaar rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen die niet voortvloeien uit hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur voor het bestuur.
7.4 – Voornaamste verschillen met NPB Hieronder worden de voornaamste algemene verschillen besproken. De meer specifieke verschillen komen aan bod in de hiernavolgende hoofdstukken waar de materiële activa per MAR-rubriek worden behandeld. Oprichtingskosten In de NPB vormen de oprichtingskosten aan afzonderlijke balansrubriek. In de BBC bestaat de balansrubriek „oprichtingskosten‟ niet. Oprichtingskosten worden onmiddellijk in resultaat opgenomen en dus niet tot uitdrukking gebracht op de balans. Dit omwille van het principe dat kosten zoveel als mogelijk moeten worden toegewezen aan het financiële boekjaar waarin ze veroorzaakt worden. Activa in aanbouw In de NPB vormen de materiële vaste activa in aanbouw en de vooruitbetalingen een afzonderlijke categorie (MARcode 27). In de BBC worden de activa in aanbouw en de vooruitbetalingen niet als een aparte categorie opgenomen, maar wel rechtstreeks geboekt onder hun definitieve aard. Afschrijvingstermijnen 6
In de NPB werden afschrijvingstermijnen vooropgesteld voor de verschillende activa . De provincies mogen afwijken van deze afschrijvingstermijnen omwille van de economische realiteit, mits motivering in de toelichting. In de BBC geldt de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige of geherwaardeerde waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. Dit betekent dat het afschrijvingsbedrag kan verschillen per financieel boekjaar. Aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen Indien de boekhoudkundige waarde hoger is dan de gebruikswaarde voor de provincie voorzag de NPB om over te gaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen. Binnen het uitvoeringsbesluit moeten besturen jaarlijks ten minste aan het einde van elk financieel boekjaar de restwaarde en de gebruiksduur van de immateriële vaste activa herzien om zodoende het afschrijvingsbedrag te bepalen maar mag dit niet leiden tot terugneming van reeds geboekte afschrijvingen en er mag niet worden overgegaan tot het boeken van aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen. Waardeverminderingen In de NPB kan slechts worden overgaan tot het boeken van waardeverminderingen voor materiële vaste activa met een onbeperkte gebruiksduur.
5 6
K.B. van 24 mei 1994. Ministerieel besluit van 15 februari 2001.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 52
In de BBC geldt dat op de gemeenschapsgoederen en de bedrijfsmatige vaste activa (zowel met beperkte als onbeperkte levensduur) eventueel waardeverminderingen moeten worden geboekt om bij het afsluiten van het financieel boekjaar rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen die niet voortvloeien uit hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur voor het bestuur.
7.5 – Voornaamste verschillen met NOB Hieronder worden de voornaamste algemene verschillen besproken. De meer specifieke verschillen volgens de aard van de activa komen aan bod in de hiernavolgende hoofdstukken waar de materiële activa per MAR-rubriek worden behandeld. Minimumbedrag voor activering Binnen de NOB worden voorwaarden ingesteld voor de activering van de activa. Zo mogen materiële vaste activa slechts als zodanig worden opgenomen indien de levensduur meer dan één jaar bedraagt, er een investeringsbudget voor bestaat of indien ze het voorwerp van een schenking uitmaken. Bovendien wordt er ook nog een grensbedrag 7 van 2.500 euro ingesteld . Bedragen lager dan 2.500 euro komen niet in aanmerking voor boeking op het actief en behoren tot de werkingskosten van het boekjaar. In de BBC wordt geen grensbedrag ingesteld voor de activering van activa. Oprichtingskosten In de NOB vormen de oprichtingskosten aan afzonderlijke balansrubriek. In de BBC bestaat de balansrubriek „oprichtingskosten‟ niet. De oprichtingskosten worden onmiddellijk in resultaat opgenomen en dus niet tot uitdrukking gebracht op de balans. Dit omwille van het principe dat kosten zoveel als mogelijk moeten worden toegewezen aan het financiële boekjaar waarin ze veroorzaakt worden. Activa in aanbouw / vooruitbetalingen In de NOB vormen de activa in aanbouw en de vooruitbetalingen een afzonderlijke categorie (MAR-code 27). In de BBC worden de activa in aanbouw en de vooruitbetalingen niet als een aparte categorie opgenomen, maar wel rechtstreeks geboekt onder hun definitieve aard. Afschrijvingstermijnen 8
In de NOB werden de te hanteren afschrijvingstermijnen wettelijk vastgelegd . De OCMW‟s mogen afwijken van deze afschrijvingstermijnen wanneer het getrouw beeld dit vereist, maar de wettelijk vastgelegde afschrijvingstermijnen gelden daarbij als maxima. In de BBC geldt de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige of geherwaardeerde waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. Dit betekent dat het afschrijvingsbedrag kan verschillen per financieel boekjaar. Aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen Indien de boekhoudkundige waarde hoger is dan de gebruikswaarde voor het OCMW voorzag de NOB om over te gaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen. Binnen het uitvoeringsbesluit moeten besturen jaarlijks ten minste aan het einde van elk financieel boekjaar de restwaarde en de gebruiksduur van de immateriële vaste activa herzien om zodoende het afschrijvingsbedrag te bepalen maar mag dit niet leiden tot terugneming van reeds geboekte afschrijvingen en er mag niet worden overgegaan tot het boeken van aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen. Waardeverminderingen In de NOB kan slechts worden overgaan tot het boeken van waardeverminderingen voor materiële vaste activa met een onbeperkte gebruiksduur. In de BBC geldt dat op de gemeenschapsgoederen en de bedrijfsmatige vaste activa (zowel met beperkte als onbeperkte levensduur) eventueel waardeverminderingen moeten worden geboekt om bij het afsluiten van het
7 8
De OCMW-Raad kon in de waarderingsregels opteren voor een ander grensbedrag. Besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 53
financieel boekjaar rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen die niet voortvloeien uit hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur voor het bestuur.
7.6 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving Hieronder worden de voornaamste algemene verschillen besproken. De meer specifieke verschillen komen, indien van toepassing, aan bod in de hiernavolgende hoofdstukken waar de materiële activa per MAR-rubriek worden behandeld. Oprichtingskosten In de Belgische boekhoudwetgeving vormen de oprichtingskosten een afzonderlijke balansrubriek. In de BBC worden de oprichtingskosten onmiddellijk in resultaat opgenomen en dus niet tot uitdrukking gebracht op de balans. Dit omwille van het principe dat kosten zoveel als mogelijk moeten worden toegewezen aan het financiële boekjaar waarin ze veroorzaakt worden. Vervaardingsprijs – Overhead In de BBC maken de productiekosten die niet rechtstreeks aan het individuele product of aan de productgroep toegerekend kunnen worden (=overhead), geen deel uit van de vervaardigingsprijs. In de Belgische boekhoudwetgeving staat het de vennootschappen vrij om de kosten van overhead al dan niet, of gedeeltelijk, op te nemen in de vervaardigingsprijs. Schenkingswaarde In de BBC geldt een specifieke waarderingsgrondslag voor schenkingen. In de Belgische boekhoudwetgeving is geen aparte waarderingsgrondslag voor schenkingen opgenomen. In de context van de ondernemingen komen schenkingen immers zelden voor. Activa in aanbouw / vooruitbetalingen In de BBC worden de activa in aanbouw en de vooruitbetalingen niet als een aparte categorie opgenomen, maar wel rechtstreeks geboekt onder hun definitieve aard. In de Belgische boekhoudwetgeving worden de activa in aanbouw en de vooruitbetalingen wel als een aparte rubriek opgenomen. Afschrijvingen De Belgische boekhoudwetgeving hanteert volgende formule om jaarlijks afschrijvingsbedrag te bepalen: Jaarlijks bedrag afschrijving
aanschaffingswaarde restwaarde resterende gebruiksduur
De Belgische boekhoudwetgeving neemt de aanschaffingswaarde op in de teller. In het uitvoeringsbesluit is wordt dit echter de boekhoudkundige waarde, dit is de aanschaffingswaarde verminderd met de al geboekte afschrijvingen en waardeverminderingen en, in voorkomend geval, vermeerderd met de geboekte herwaarderingsmeerwaarden. De restwaarde en de gebruiksduur moeten ten minste aan het einde van elk jaar financieel boekjaar worden herzien. In de Belgische boekhoudwetgeving is dit niet het geval. Het afschrijvingsbedrag wordt elk jaar opnieuw bepaald door de bovengenoemde elementen. Dit kan tot gevolg hebben dat, naar de toekomst toe, het jaarlijks afschrijvingsbedrag wijzigt. Het mag evenwel, in tegenstelling met de Belgische boekhoudwetgeving, geen aanleiding geven tot terugname van afschrijvingen of tot aanvullende afschrijvingen. Waardeverminderingen Het uitvoeringsbesluit laat waardeverminderingen toe op activa met een beperkte levensuur. Volgens de Belgische boekhoudwetgeving zijn waardeverminderingen op activa met een beperkte gebruiksduur niet mogelijk.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 54
Herwaardering Het uitvoeringsbesluit laat geen herwaardering toe op activa waarop het kostprijsmodel van toepassing is. De Belgische boekhoudwetgeving laat deze combinatie wel toe.
7.7 – Samenvatting
Materieel vast activa Waardering
Afschrijvingen Waardevermindering
Terugneming van de waardevermindering Herwaarderen
Aanschaffingswaarde Vervaardigingsprijs Na opname: Kostprijsmodel of herwaarderingsmodel Afschrijvingsbedrag wordt jaarlijks bepaald. Enkel activa met beperkte gebruiksduur. Indien de boekhoudkundige waarde hoger is dan de realiseerbare waarde. Zowel activa met een beperkte als een onbeperkte gebruiksduur. Opname als andere operationele opbrengsten. Enkel indien herwaarderingsmodel (Enkel overige materiële vaste activa).
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 55
In de hiernavolgende hoofdstukken worden de materiële vaste activa behandeld op basis van de MAR-rubrieken. In het MAR worden de materiële vaste activa als volgt uitgesplitst: Rubriek 22: Terreinen, gebouwen, wegen en andere infrastructuur Rubriek 23: Installaties, machines en uitrusting Rubriek 24: Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel Rubriek 25: Vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht Rubriek 26: Overige materiële vaste activa Rubriek 27: Cultureel erfgoed
Bij iedere rubriek worden voorbeelden gegeven. Daarbij gelden volgende uitgangspunten: Eenzelfde activum kan tot verschillende categorieën behoren. Het valt immers niet altijd eenduidig te bepalen of een activum behoort tot de gemeenschapsgoederen, de bedrijfsmatige vaste activa of de overige materiële vaste activa:
Bijvoorbeeld een fuifzaal. Wanneer het bestuur een fuifzaal heeft die zij gratis of tegen een nietconcurrentiële prijs ter beschikking stelt aan verenigingen, dan behoort deze tot de gemeenschapsgoederen. Verhuurt het bestuur deze fuifzaal tegen een concurrentiële prijs, dan behoort dit activum tot de bedrijfsmatige materiële vaste activa.
Ook het principe „bijzaak volgt hoofdzaak‟ moet worden toegepast:
Bijvoorbeeld keukentoestellen (ijskast, diepvries, koffiezet, microgolfoven, …). Indien deze keukentoestellen gebruikt worden in het gemeentehuis, dan is de hoofdzaak het gemeentehuis. Een gemeentehuis is een gemeenschapsgoed, dus behoren de keukentoestellen die in dit kader worden gebruikt tot de categorie gemeenschapsgoederen. Worden deze keukentoestellen gebruikt in het rusthuis, dan is de hoofdzaak het rusthuis. Een rusthuis is een bedrijfsmatige vast activum, dus behoren die keukentoestellen ook tot de categorie bedrijfsmatige vaste activa.
Tot slot moet ook rekening worden gehouden met het feit dat bepaalde activa onroerend worden door hun bestemming:
Bijvoorbeeld een airco-installatie die wordt geplaatst in het administratief gebouw. Eens geïnstalleerd is deze airco-installatie onroerend geworden. In de boekhouding dient deze airco-installatie dan ook te worden opgenomen onder de rubriek van de gebouwen, in dit voorbeeld de rubriek 221 „Gebouwen – gemeenschapsgoederen‟. Wij bevelen aan om de elementen van uitrusting van gebouwen af te zonderen op een afzonderlijke algemene rekening. De uitrusting van gebouwen wordt ook afgeschreven over een kortere termijn dan deze die geldt voor het gebouw zelf. Bijvoorbeeld het plaatsen van (verankerde) basketbalmasten op een sportterrein. Deze worden ook onroerend door hun bestemming en dienen in de boekhouding te worden opgenomen onder de rubriek van de terreinen, in dit voorbeeld de rubriek 2290 „Terreinen – bedrijfsmatige vaste activa‟. Wij bevelen aan om de elementen van uitrusting van terreinen af te zonderen op een afzonderlijke algemene rekening. De uitrusting van de terreinen dient wel te worden afgeschreven, daar waar de terreinen zelf niet worden afgeschreven
Voor enkele voorbeelden inzake de aanschaf van materiële vaste activa, verwijzen wij naar de Boekhoudfiche 5000 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 56
8 – Terreinen, gebouwen, wegen en andere infrastructuur 8.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Activa) II.C. Materiële vaste activa 1. Gemeenschapsgoederen Terreinen en gebouwen
Wegen en overige infrastructuur
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 22 Terreinen, gebouwen, wegen en andere infrastructuur (1) 220 Terreinen - gemeenschapsgoederen 221 Gebouwen – gemeenschapsgoederen 222 Bebouwde terreinen – gemeenschapsgoederen (2) 223 Overige zakelijke rechten op onroerende goederen – gemeenschapsgoederen 224 Wegen 225 Overige infrastructuur betreffende de wegen 226 Waterlopen en waterbekkens 228 Overige onroerende infrastructuur
2. Bedrijfsmatige materiële vaste activa Terreinen en gebouwen
229 Terreinen en gebouwen – bedrijfsmatige materiële vaste activa 2290 Terreinen – bedrijfsmatige materiële vaste activa 2291 Gebouwen - bedrijfsmatige materiële vaste activa 2292 Bebouwde terreinen – bedrijfsmatige materiële vaste activa (2) 2293 Overige zakelijke rechten op onroerende goederen – bedrijfsmatige materiële vaste activa (1) Voor alle rekeningen van deze balansrubriek 22 wordt per rekeningnummer een subadministratie bijgehouden. Deze subadministratie omvat minimaal volgende gegevens: identificatienummer van het activum, omschrijving, jaar van ingebruikname, aanschaffingswaarde, afschrijvingsduur in jaren, afschrijving van elk financieel boekjaar, cumulatieve afschrijving, boekwaarde. Alle rekeningen van deze groep 22 worden als volgt opgesplitst:
2......0 2.….7 2…09 2…19
Aanschaffingswaarde Activa in aanbouw Geboekte afschrijvingen Geboekte waardeverminderingen
8.2 – Begrippen 8.2.1 – Algemeen De rubriek 22 omvat de terreinen en gebouwen die behoren tot de categorie gemeenschapsgoederen of de categorie bedrijfsmatige vaste activa. Voor beide categorieën geldt dat de activa worden gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening. Als waardering geldt het kostprijsmodel. De wegen en de overige infrastructuur behoren uitsluitend tot de categorie van de gemeenschapsgoederen. We verwijzen naar hoofdstuk 7 van deze handleiding.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 57
8.2.2 – Balansrubrieken 8.2.2.1 – Terreinen (Subrubriek 220 en rekening 2290) Onder terreinen moeten de bebouwde en de onbebouwde terreinen worden verstaan waarvan het bestuur eigenaar is. Ook de andere zakelijke rechten die het bestuur bezit op een onroerend goed als de vergoedingen bij aanvang van het contract werden vooruitbetaald, behoren hiertoe (art. 69 van het BVR). In de boekhouding wordt een onderscheid gemaakt tussen de waarde van de grond en die van de gebouwen die zich daarop bevinden. Dit betekent dat bij de aankoop van een gebouw de waarde van het terrein en het gebouw afzonderlijk wordt bepaald. De subrubriek „bebouwde terreinen‟ wordt alleen gebruikt: wanneer gebouwen en terreinen niet kunnen worden onderscheiden; wanneer, onder meer voor de afschrijvingen, geen onderscheid wordt gemaakt (bv. wanneer het bestuur slechts een verdieping van een gebouw verwerft). Voorbeelden: Terreinen die behoren tot de gemeenschapsgoederen: gronden van administratieve gebouwen, bibliotheken, schoolgebouwen, academies, provinciehuizen, brandweerkazernes, culturele centra, … ; terreinen van containerparken; niet-bebouwde bouwgronden waarop gebouwen zullen opgericht worden bestemd voor de maatschappelijke dienstverlening, zoals een bouwgrond voor een nieuw administratief centrum; bossen met maatschappelijke functie (toegankelijk voor publiek); natuurreservaten; gronden van begraafplaatsen; gronden van parken; speelterreinen; hondenuitlaatweides; terreinen van wegen; terreinen van waterlopen, bufferbekkens; + de uitrusting van deze terreinen (=de voorwerpen die onroerend zijn door bestemming), zoals het plaatsen van een omheining rond het schoolgebouw, de aanplantingen in een park, de basketbalmasten op het basketterrein, hout op stam (ingeval dit niet bestemd is voor verkoop), de speeltoestellen op een speelterrein, de verlichtingsinstallatie van het voetbalveld, … . Terreinen die behoren tot de bedrijfsmatige vaste activa: gronden van rusthuizen; gronden van sporthallen; gronden van zwembaden.
8.2.2.2 – Gebouwen (Subrubriek 221 en rekening 2291) Onder gebouwen moeten de constructies worden verstaan waarvan het bestuur eigenaar is met inbegrip van de inrichting ervan (dus ook de voorwerpen die onroerend zijn door bestemming). Ook de andere zakelijke rechten die het bestuur bezit op een onroerend goed als de vergoedingen bij aanvang van het contract werden vooruitbetaald, behoren hiertoe (art. 69 van het BVR).
Voorbeelden: Gebouwen die behoren tot de gemeenschapsgoederen: administratieve gebouwen, bibliotheken, conciërgewoningen, schoolgebouwen, academies, provinciehuizen, brandweerkazernes, culturele centra, garage voor wagenpark van het bestuur, …; Fuifzaal die gratis of tegen een niet-concurrentiële prijs ter beschikking gesteld wordt. + de voorwerpen in deze gebouwen die onroerend zijn door bestemming, zoals de airco-installaties, branddetectiesystemen in gemeentehuizen, de schoolborden in schoolgebouwen, … . Gebouwen die behoren tot de bedrijfsmatige vaste activa: rusthuizen; sporthallen;
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 58
zwembaden; fuifzaal die tegen een concurrentiële prijs ter beschikking gesteld wordt; + de voorwerpen in deze gebouwen die onroerend zijn door bestemming, zoals de douches in de sporthal, de zuiveringsinstallaties van zwembaden, de zonneweringen aan rusthuisgebouwen, … .
8.2.2.3 – Wegen (Subrubriek 224, 225 en 226) Tot de wegen behoren (art. 70 van het BVR): de landwegen (subrubriek 224); de toebehoren van de wegen (subrubriek 25); de waterwegen (subrubriek 226). Voorbeelden: De wegen behoren uitsluitend tot de categorie van gemeenschapsgoederen: zate van de weg; grondwerken; grondverhardingen; slijtlaag; verkeerssignalisatie (verkeerslichten, verkeersborden, voetpaden, verkeersdrempels, fietssuggestiestroken, octopuspalen, …); straatmeubilair (schuilhuisjes, banken, picknicktafel, vuilbakken, …).
8.2.2.4 – Overige infrastructuur (Subrubriek 228) De overige infrastructuur omvat onder meer de riolen, de leidingen voor nutsvoorzieningen, de gronden van kunstwerken en de kunstwerken (art. 70 van het BVR). Voorbeelden: De overige infrastructuur behoort uitsluitend tot de categorie van gemeenschapsgoederen: openbaar verlichtingsnet; riolen, collectoren, hydranten, pompen, pompstation; zuiveringsstation; kabeldistributie; laagspanningsnet; waterleidingen; waterputten; bruggen; viaducten.
8.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de terreinen, gebouwen, wegen en overige infrastructuur werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
8.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
22011 & 22012
Landbouwgronden
220
Terreinen - gemeenschapsgoederen
222
Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa
Uitrusting en buitengewoon onderhoud van landbouwgronden
2290 2292
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 59
22021 & 22022
Niet-bebouwde bouwgronden Uitrusting en buitengewoon onderhoud van niet-bebouwdebouwgronden
220
Terreinen - gemeenschapsgoederen
222
Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Terreinen - gemeenschapsgoederen
2290 2292
22031 & 22032
Industrieterreinen Uitrusting en buitengewoon onderhoud van industrieterreinen
220 222 2290 2292
22051 & 22052
22061 & 22062
Gronden van parken, tuinen, begraafplaatsen, sport- en speelterreinen Uitrusting en buitengewoon onderhoud van gronden van parken, tuinen, begraafplaatsen, sport- en speelterreinen Bosgronden en natuurreservaten Uitrusting en buitengewoon onderhoud van bosgronden en natuurreservaten
220 222 2290 2292
Hout op stam Uitrusting en buitengewoon onderhoud van hout op stam
Terreinen - gemeenschapsgoederen
222
Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Terreinen - gemeenschapsgoederen
2290
220 222 2290 2292
22081
Niet af te schrijven beplanting op gronden
& 22082
Af te schrijven beplanting op gronden
220 222 2290 2292
22091 & 22092
Andere terreinen Uitrusting en buitengewoon onderhoud van andere terreinen
220 222 2290 2292
22111 & 22112
Gronden van gebouwen Uitrusting en buitengewoon onderhoud van gronden van gebouwen
Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa
220
2292 22071 & 22072
Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Terreinen - gemeenschapsgoederen
220 222 2290 2292
Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Terreinen - gemeenschapsgoederen Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Terreinen - gemeenschapsgoederen Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Terreinen - gemeenschapsgoederen Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 60
materiële vaste activa 22121 & 22122
Administratieve gebouwen Uitrusting en buitengewoon onderhoud van administratieve gebouwen
221
Gebouwen - gemeenschapsgoederen
222
Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Gebouwen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Gebouwen - gemeenschapsgoederen
2291 2292
22131 & 22132
Schoolgebouwen Uitrusting en buitengewoon onderhoud van schoolgebouwen
221 222 2291 2292
22141 & 22142
Industriële en exploitatiegebouwen Uitrusting en buitengewoon onderhoud van industriële en exploitatiegebouwen
221 222 2291 2292
22151 & 22152
22181 & 22182
22191 & 22192
Gebouwen voor sport cultuur en eredienst Uitrusting en buitengewoon onderhoud van gebouwen voor sport cultuur en eredienst Op de beginbalans niet-gewaardeerde gebouwen zonder specifieke bestemming en monumenten Uitrusting en buitengewoon onderhoud van op de beginbalans nietgewaardeerde gebouwen zonder specifieke bestemming en monumenten Andere gebouwen
221 222 2291 2292 221 222 2291 2292
Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Gebouwen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Gebouwen - gemeenschapsgoederen Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Gebouwen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Gebouwen - gemeenschapsgoederen Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Gebouwen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Gebouwen - gemeenschapsgoederen Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Gebouwen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa
221
Gebouwen - gemeenschapsgoederen
222
22311
Terreinen van wegen
220
Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Gebouwen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Terreinen - gemeenschapsgoederen
22321 & 22322
Grondwerken en verhardingen van wegen Buitengewoon onderhoud van grondwerken en verhardingen van wegen
224
Wegen
22331
Slijtlaag
224
Wegen
22341
Toebehoren van wegen
224
Wegen
22351
Riolen
228
Overige onroerende infrastructuur
22361
Waterleidingen
228
Overige onroerende infrastructuur
Uitrusting en buitengewoon onderhoud van andere gebouwen
2291 2292
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 61
22371
Andere nutsleidingen
228
Overige onroerende infrastructuur
22381
Openbare verlichting
225
Overige infrastructuur betreffende de wegen
22391
Niet af te schrijven wegbeplanting
225
Overige infrastructuur betreffende de wegen
22392
Af te schrijven wegbeplanting
225
Overige infrastructuur betreffende de wegen
22411
Terreinen van kunstwerken
220
Terreinen - gemeenschapsgoederen
22421
Kunstwerken
228
Overige onroerende infrastructuur
22611
Terreinen van waterlopen en waterbekkens Waterlopen en waterbekkens
220
Terreinen - gemeenschapsgoederen
226
Waterlopen en waterbekkens
22621
8.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code 220
Omschrijving Terreinen
BBC MARcode 220
Terreinen - gemeenschapsgoederen
222
Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Gebouwen - gemeenschapsgoederen
2290 2292 221
Gebouwen
Omschrijving
221 222
224
Wegen
224
Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Gebouwen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Overige zakelijke rechten op onroerende goederen - gemeenschapsgoederen Overige zakelijke rechten op onroerende goederen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Wegen
225
Kunstbouwwerken
228
Overige onroerende infrastructuur
226
Waterlopen en waterbekkens
226
Waterlopen en waterbekkens
227
Bossen
220
Terreinen - gemeenschapsgoederen
222
Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa
2291 2292 223
Overige zakelijke rechten op onroerende goederen
223 2293
2290 2292
8.2.3.3 – OCMW NOB
BBC
MAR-code 220
Omschrijving Terreinen
MARcode
Omschrijving
220
Terreinen - gemeenschapsgoederen
2290
Terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 62
activa 221
222
Gebouwen
Bebouwde terreinen
221
Gebouwen - gemeenschapsgoederen
2291
Gebouwen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Bebouwde terreinen gemeenschapsgoederen Bebouwde terreinen - bedrijfsmatige materiële vaste activa Overige zakelijke rechten op onroerende goederen - gemeenschapsgoederen Overige zakelijke rechten op onroerende goederen - bedrijfsmatige materiële vaste activa
222 2292
223
Overige zakelijke rechten op onroerende goederen
223 2293
8.3 – Waarderingsregels BBC We verwijzen hiervoor naar titel 7.2 van deze handleiding.
8.4 – Voornaamste verschillen met NGB Afschrijvingen In de NGB geldt voor gebouwen een afschrijving over een termijn van 50 jaar. De uitrusting en het buitengewoon onderhoud ervan worden afgeschreven over een termijn van maximaal 15 jaar. In de BBC geldt voor gebouwen (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. Terreinen worden niet afgeschreven aangezien zij een onbeperkte gebruiksduur hebben. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaardering In de NGB worden terreinen en gebouwen jaarlijks geherwaardeerd (art. 21 van het ARGC). Gronden en terreinen worden geherwaardeerd op basis van de evolutie van de opcentiemen op de onroerende voorheffing. Gebouwen worden geherwaardeerd aan de hand de prijzen van de bouwsector (Abex-index). Volgens de BBC worden terreinen en gebouwen enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. De terreinen en gebouwen die behoren tot de rubriek 22 en bijgevolg behoren tot de gemeenschapsgoederen of bedrijfsmatige vaste activa worden niet geherwaardeerd.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 63
8.5 – Voornaamste verschillen met NPB Afschrijvingstermijn In de NPB geldt voor gebouwen een afschrijving over een termijn van 33 jaar. In de BBC geldt voor gebouwen (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. Terreinen worden niet afgeschreven aangezien zij een onbeperkte gebruiksduur hebben. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaarderingen In de NPB mogen de provincies de materiële vaste activa herwaarderen wanneer de waarde van deze activa op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Wanneer de betrokken activa noodzakelijk zijn voor de voortzetting van de activiteiten van de provincie of van een onderdeel daarvan, dan mogen zij slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukte meerwaarde wordt verantwoord door de economische rendabiliteit of de maatschappelijke performantie van de provincie of het betrokken bedrijfsonderdeel. Volgens de BBC worden terreinen en gebouwen enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. De terreinen en gebouwen die behoren tot de rubriek 22 en bijgevolg behoren tot de gemeenschapsgoederen of bedrijfsmatige vaste activa worden niet geherwaardeerd.
8.6 – Voornaamste verschillen met NOB Afschrijvingstermijn In de NOB geldt voor gebouwen een afschrijving over een termijn van 33 jaar In de BBC geldt voor gebouwen (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. Terreinen worden niet afgeschreven aangezien zij een onbeperkte gebruiksduur hebben. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaarderingen In de NOB mogen de materiële vaste activa worden geherwaardeerd wanneer de waarde van deze activa op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Zij mogen slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukt meerwaarde wordt verantwoord door de rentabiliteit van het centrum of de betrokken activiteit. Volgens de BBC worden terreinen en gebouwen enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. De terreinen en gebouwen die behoren tot de rubriek 22 en bijgevolg behoren tot de gemeenschapsgoederen of bedrijfsmatige vaste activa worden niet geherwaardeerd.
8.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving We verwijzen hiervoor naar titel 7.6 van deze handleiding.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 64
8.8 – Samenvatting
Terreinen, gebouwen, wegen en andere infrastructuur Waardering
Afschrijvingen
Waardevermindering
Herwaarderen
Aanschaffingswaarde Vervaardigingsprijs Na opname: Kostprijsmodel Het af te schrijven bedrag wordt per financieel boekjaar bepaald. Terreinen worden niet afgeschreven. Indien de boekhoudkundige waarde hoger is dan de realiseerbare waarde. Zowel activa met een beperkte als een onbeperkte gebruiksduur. Niet van toepassing.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 65
9 – Installaties, machines en uitrusting 9.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Activa) II.C. Materiële vaste activa 1. Gemeenschapsgoederen c. Installaties, machines en uitrusting 2. Bedrijfsmatige materiële vaste activa a. Installaties, machines en uitrusting
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 23 Installaties, machines en uitrusting (1) 230/4 Installaties, machines en uitrusting – gemeenschapsgoederen 235/9 Installaties, machines en uitrusting – bedrijfsmatige materiële vaste activa
(1) Voor alle rekeningen van deze balansrubriek 23 wordt per rekeningnummer een subadministratie bijgehouden. Deze subadministratie omvat minimaal volgende gegevens: identificatienummer van het activum, omschrijving, jaar van ingebruikname, aanschaffingswaarde, afschrijvingsduur in jaren, afschrijving van elk financieel boekjaar, cumulatieve afschrijving, boekwaarde. Alle rekeningen van deze groep 23 worden als volgt opgesplitst:
2……0 2……7 2….09 2….19
Aanschaffingswaarde Activa in aanbouw Geboekte afschrijvingen Geboekte waardeverminderingen
9.2 – Begrippen 9.2.1 – Algemeen De rubriek 23 omvat de installaties, machines en uitrusting die behoren tot de categorie gemeenschapsgoederen of de categorie bedrijfsmatige vaste activa. Voor beide categorieën geldt dat de activa worden gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening. Als waardering geldt het kostprijsmodel. We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 7 van deze handleiding.
9.2.2 – Balansrubrieken 9.2.2.1 – Installaties, machines en uitrusting (rubriek 23) Onder de installaties, machines en uitrusting worden opgenomen (art. 71 van het BVR): De materiële elementen, met uitzondering van meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel, waarmee een gebouw wordt uitgerust omdat ze nodig zijn voor de werking, als ze niet onroerend zijn door bestemming; De kleine gereedschappen die niet behoren tot de kantooruitrusting, als ze niet onmiddellijk in de staat van opbrengsten en kosten worden genomen. Voorbeelden: Installaties, machines en uitrusting die behoren tot de gemeenschapsgoederen: werkmateriaal, zoals boor- en zaagmachines, freesmachine, hamers, lasapparaten, materiaalwagens, membraanpompen, werkbanken … ; materiaal voor de groendienst, zoals bosmaaiers, gazonrollen, grasmachines, hakselaars, heggenscharen, fontmaaiers, kruiwagens, onkruidbranders, struikgewasmaaiers, spades, …; infrastructuur van het containerpark;
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 66
materiaal voor de brandweer, zoals ademautomaten, bevrijdingsgereedschap, blustoestellen, brancards, brandweerhelmen, brandweerkledij, brandweerlansen, duikpakken, reanimatietoestel, walkie-talkies, … ; keukenmateriaal en -uitrusting dat gebruikt wordt in een gebouw dat behoort tot de gemeenschapsgoederen (vb. gemeentehuis): ijskast, diepvries, koffiezet, microgolfoven, borden, bestek, … ; muziekinstrumenten.
Installaties, machines en uitrusting die behoren tot de bedrijfsmatige vaste activa: keukenmateriaal en –uitrusting dat gebruikt wordt in een gebouw dat behoort tot de bedrijfsmatige vaste activa (vb. rusthuis): ijskast, diepvries, koffiezet, microgolfoven, borden, bestek, … ; uitrusting (medisch en niet-medisch) van rusthuizen en RVT‟s: anti-decubitusmatrassen, armtrainer, badliften, bedpanspoeler, buikgordels, douche-toiletstoelen, elektrotherapietoestellen, ergocycles, ergoliften, fixatiematerieel, gordels, haardrogers, hielkussens, hoofdkussens, hoofdsteunen, hometrainers, hoog/laagbedden, incontinentiemateriaal, infuusmateriaal, kantelbad, kappersstoel, kinemateriaal, linnenkarren, looprekken, lymfedrainagetoestel, maaltijdverdeelwagens, massagetafels, pedicuremateriaal, personenalarmtoestellen, positioneringsmateriaal, revalidatiemateriaal; verzorgingskarren, rusthuisbedden, ruststoelen, tilliften, ziekenhuisbedden, … .
9.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de installaties, machines en uitrusting werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
9.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
23301
Machines, exploitatiematerieel en uitrusting
230/4
Installaties, machines en uitrusting gemeenschapsgoederen Installaties, machines en uitrusting bedrijfsmatige materiële vaste activa Installaties, machines en uitrusting gemeenschapsgoederen Installaties, machines en uitrusting bedrijfsmatige materiële vaste activa
235/9 23302
Buitengewoon onderhoud van machines, exploitatiematerieel en uitrusting
230/4 235/9
9.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code
Omschrijving
230
Installaties, machines en uitrusting
BBC MARcode 230/4 235/9
231
Informaticahardware
230/4 235/9
Omschrijving Installaties, machines en uitrusting gemeenschapsgoederen Installaties, machines en uitrusting bedrijfsmatige materiële vaste activa Installaties, machines en uitrusting gemeenschapsgoederen Installaties, machines en uitrusting bedrijfsmatige materiële vaste activa
9.2.3.1 – OCMW NOB MAR-code 230
Omschrijving Medische installaties, machines en uitrusting
BBC MARcode 230/4
Omschrijving Installaties, machines en uitrusting gemeenschapsgoederen
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 67
235/9 231
Niet-medische installaties, machines en uitrusting
230/4 235/9
Installaties, machines en uitrusting bedrijfsmatige materiële vaste activa Installaties, machines en uitrusting gemeenschapsgoederen Installaties, machines en uitrusting bedrijfsmatige materiële vaste activa
9.3 – Waarderingsregels BBC We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 7 van deze handleiding.
9.4 – Voornaamste verschillen met NGB Afschrijvingen In de NGB geldt voor installaties, machines en uitrusting een afschrijving over een termijn van 10 jaar. Het buitengewoon onderhoud ervan wordt afgeschreven over een termijn van maximaal 5 jaar. In de BBC geldt voor installaties, machines en uitrusting (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding.
9.5 – Voornaamste verschillen met NPB Afschrijvingen In de NPB geldt voor installaties, machines en uitrusting een afschrijving over een termijn van 10 jaar. In de BBC geldt voor installaties, machines en uitrusting (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaarderingen In de NPB mogen de provincies de materiële vaste activa herwaarderen wanneer de waarde van deze activa op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Wanneer de betrokken activa noodzakelijk zijn voor de voortzetting van de activiteiten van de provincie of van een onderdeel daarvan, dan mogen zij slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukte meerwaarde wordt verantwoord door de economische rendabiliteit of de maatschappelijke performantie van de provincie of het betrokken bedrijfsonderdeel. Volgens de BBC worden installaties, machines en uitrusting enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. De installaties, machines en uitrusting die behoren tot de rubriek 23 en bijgevolg behoren tot de gemeenschapsgoederen of bedrijfsmatige vaste activa worden niet geherwaardeerd.
9.6 – Voornaamste verschillen met NOB Afschrijvingen In de NOB geldt voor installaties, machines en uitrusting een afschrijving over een termijn van 5 of 10 jaar, al naar gelang het niet-medisch of medische activa zijn. In de BBC geldt voor installaties, machines en uitrusting (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaarderingen In de NOB mogen de materiële vaste activa worden geherwaardeerd wanneer de waarde van deze activa op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Zij mogen slechts worden geherwaardeerd in de
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 68
mate waarin de aldus uitgedrukt meerwaarde wordt verantwoord door de rentabiliteit van het centrum of de betrokken activiteit. Volgens de BBC worden installaties, machines en uitrusting enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. De installaties, machines en uitrusting die behoren tot de rubriek 23 en bijgevolg behoren tot de gemeenschapsgoederen of bedrijfsmatige vaste activa worden niet geherwaardeerd.
9.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving We verwijzen hiervoor naar titel 7.6 van deze handleiding.
9.8 – Samenvatting
Installaties, machines en uitrusting Waardering
Afschrijvingen
Waardevermindering
Herwaarderen
Aanschaffingswaarde Vervaardigingsprijs Na opname: Kostprijsmodel Het af te schrijven bedrag wordt per financieel boekjaar bepaald. Terreinen worden niet afgeschreven. Indien de boekhoudkundige waarde hoger is dan de realiseerbare waarde. Zowel activa met een beperkte als een onbeperkte gebruiksduur. Niet van toepassing.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 69
10 – Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel 10.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Activa) II.C. Materiële vaste activa 1. Gemeenschapsgoederen d. Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel 2. Bedrijfsmatige materiële vaste activa b. Installaties, machines en uitrusting
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 24 Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel (1) 240/4 Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel gemeenschapsgoederen
235/9 Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel – bedrijfsmatige materiële vaste activa
(1) Voor alle rekeningen van deze balansrubriek 24 wordt per rekeningnummer een subadministratie bijgehouden. Deze subadministratie omvat minimaal volgende gegevens: identificatienummer van het activum, omschrijving, jaar van ingebruikname, aanschaffingswaarde, afschrijvingsduur in jaren, afschrijving van elk financieel boekjaar, cumulatieve afschrijving, boekwaarde. Alle rekeningen van deze groep 24 worden als volgt opgesplitst:
2......0 2.….7 2…09 2…19
Aanschaffingswaarde Activa in aanbouw Geboekte afschrijvingen Geboekte waardeverminderingen
10.2 – Begrippen 10.2.1 – Algemeen De rubriek 24 omvat de het meubilair, de kantooruitrusting en het rollend materieel die behoren tot de categorie gemeenschapsgoederen of de categorie bedrijfsmatige vaste activa. Voor beide categorieën geldt dat de activa worden gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening. Als waardering geldt het kostprijsmodel. We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 7 van deze handleiding.
10.2.2 – Balansrubrieken 10.2.2.1 – Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel (rubriek 24) In de wetgeving vinden we geen verdere omschrijving terug van deze rubriek. Algemeen gelden volgende omschrijvingen: Meubilair omvat het noodzakelijk materieel ter stoffering van de lokalen (bv. tafels, stoelen, kasten …), voor zover dit niet onroerend is door bestemming. Ook het computermateriaal, de faxtoestellen, de kopieermachines, … behoren tot deze rubriek. Rollend materieel slaat op materieel bestemd voor het vervoer van personen of goederen, zowel binnen als buiten het bestuur (wagens, trucks, heftrucks, …).
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 70
Voorbeelden: Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel die behoren tot de gemeenschapsgoederen: archiefkasten, balie, barkrukken, boekentroggen, brochurehouders, bureaus, bureaustoelen, computertafels, diaprojector -en scherm; dictafoons; enveloppevulmachines, dossierkasten, gordijnen, kapstokken, ladenblokken, lamellen, opbergrekken, presentatiewanden, rolgordijnen, stoelen, tafels, ; beamer, camera, cd-speler, cd-writer, computers, faxen, fototoestellen, frankeermachines, gps-toestellen, gsm‟s, headsets, kopieermachines, labelprinters, lamineermachines; laptops, lcd-projectors, microfoons, papiervernietigers, radio‟s, reproductiemateriaal, scanners, usb-sticks, tv‟s, video‟s, auto‟s, aanhangwagens, bestelwagens, bibliobus, borstelwagens, brandweerwagens, bromfietsen, bussen, containerwagens, fietsen, huisvuilwagens, interventievoertuigen, kipwagens, kraanwagens, minibussen, mobilhomes, motorfietsen, patrouillewagens, pick-ups, terreinwagens, tractors, zitgrasmaaiers, … . Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel die behoren tot de bedrijfsmatige vaste activa: alle voorbeelden vernoemd als behorend tot de gemeenschapsgoederen kunnen ook voorkomen als bedrijfsmatige vaste activa, wanneer zij gebruikt worden in het kader van het leveren van een maatschappelijke dienstverlening waarbij het bestuur geen monopoliepositie heeft en er sprake is van een concurrentiële prijs. De kleerkasten in zwembaden of sporthallen, de tafels en stoelen in de refters van rusthuizen, de minibussen voor het vervoer van de rusthuisbewoners, de bestelwagens voor het afleveren van de maaltijden aan huis, … .
10.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
10.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
23011
Bureaumeubilair
240/4
Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa
245/9
23021
Straatmeubilair en verkeerssignalisatie
23091
Ander meubilair
240/4 245/9
23111
Schrijfmachines
240/4 245/9
23121
Reproductiematerieel
240/4 245/9
23131
Informaticamaterieel
240/4 245/9
23191
Ander bureaumaterieel
240/4
Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 71
245/9
23211
Fietsen, brom- en motorfietsen
240/4 245/9
23221
Auto's en bestelwagens
240/4 245/9
23222
Buitengewoon onderhoud van auto's en bestelwagens
240/4 245/9
23231
Vrachtwagens
240/4 245/9
23232
Buitengewoon onderhoud van vrachtwagens
240/4 245/9
23291
Speciale en andere voertuigen
240/4 245/9
23292
Buitengewoon onderhoud van speciale en andere voertuigen
240/4 245/9
Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa
10.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code 240
Omschrijving Meubilair en kantooruitrusting
BBC MARcode 240/4 245/9
241
Rollend materieel
240/4 245/9
Omschrijving Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 72
10.2.3.3 – OCMW NOB
BBC
MAR-code 240
Omschrijving Meubilair en kantooruitrusting
MARcode
240/4 245/9
241
Rollend materieel
240/4 245/9
Omschrijving
Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel - bedrijfsmatige materiële vaste activa
10.3 – Waarderingsregels BBC We verwijzen hiervoor naar titel 7.2 van deze handleiding.
10.4 – Voornaamste verschillen met NGB Afschrijvingen In de NGB geldt voor meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel een afschrijving over een termijn van 5 tot 10 jaar al naar gelang de categorie waartoe de activa behoren. Het buitengewoon onderhoud ervan wordt afgeschreven over een termijn van maximaal 5 jaar. In de BBC geldt voor meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding.
10.5 – Voornaamste verschillen met NPB Afschrijvingen In de NPB geldt voor meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel een afschrijving over een termijn van 5 tot 10 jaar al naar gelang de categorie waartoe de activa behoren. Het buitengewoon onderhoud ervan wordt afgeschreven over een termijn van maximaal 5 jaar. In de BBC geldt voor meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaarderingen In de NPB mogen de provincies de materiële vaste activa herwaarderen wanneer de waarde van deze activa op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Wanneer de betrokken activa noodzakelijk zijn voor de voortzetting van de activiteiten van de provincie of van een onderdeel daarvan, dan mogen zij slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukte meerwaarde wordt verantwoord door de economische rendabiliteit of de maatschappelijke performantie van de provincie of het betrokken bedrijfsonderdeel.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 73
Volgens de BBC worden meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. Het meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel die behoren tot de rubriek 24 en bijgevolg behoren tot de gemeenschapsgoederen of bedrijfsmatige vaste activa worden niet geherwaardeerd.
10.6 – Voornaamste verschillen met NOB Afschrijvingen In de NOB geldt voor meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel een afschrijving over een termijn van 5 tot 10 jaar al naar gelang de categorie waartoe de activa behoren. Het buitengewoon onderhoud ervan wordt afgeschreven over een termijn van maximaal 5 jaar. In de BBC geldt voor meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaarderingen In de NOB mogen de materiële vaste activa worden geherwaardeerd wanneer de waarde van deze activa op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Zij mogen slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukt meerwaarde wordt verantwoord door de rentabiliteit van het centrum of de betrokken activiteit. Volgens de BBC worden meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. Het meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel die behoren tot de rubriek 24 en bijgevolg behoren tot de gemeenschapsgoederen of bedrijfsmatige vaste activa worden niet geherwaardeerd.
10.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving We verwijzen ook naar titel 7.6 van deze handleiding.
10.8 – Samenvatting
Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel Waardering
Afschrijvingen
Waardevermindering
Herwaarderen
Aanschaffingswaarde Vervaardigingsprijs Na opname: Kostprijsmodel Het af te schrijven bedrag wordt per financieel boekjaar bepaald. Terreinen worden niet afgeschreven. Indien de boekhoudkundige waarde hoger is dan de realiseerbare waarde. Zowel activa met een beperkte als een onbeperkte gebruiksduur. Niet van toepassing.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 74
11 – Vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht 11.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Activa) II.C. Materiële vaste activa 1. Gemeenschapsgoederen e. Leasing en soortgelijke rechten
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 25 Vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht (1) 250 Terreinen en gebouwen in leasing of op grond van een soortgelijk recht - gemeenschapsgoederen 251 Installaties, machines en uitrusting in leasing of op grond van een soortgelijk recht - gemeenschapsgoederen 252 Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht gemeenschapsgoederen
2. Bedrijfsmatige materiële vaste activa c. Leasing en soortgelijke rechten
253 Terreinen en gebouwen in leasing of op grond van een soortgelijk recht – bedrijfsmatige materiële vaste activa
254 Installaties, machines en uitrusting in leasing of op grond van een soortgelijk recht - bedrijfsmatige materiële vaste activa 255 Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht bedrijfsmatige materiële vaste activa (1) Voor alle rekeningen van deze balansrubriek 25 wordt per rekeningnummer een subadministratie bijgehouden. Deze subadministratie omvat minimaal volgende gegevens: identificatienummer van het activum, omschrijving, jaar van ingebruikname, aanschaffingswaarde, afschrijvingsduur in jaren, afschrijving van elk financieel boekjaar, cumulatieve afschrijving, boekwaarde. Alle rekeningen van deze groep 25 worden als volgt opgesplitst:
2......0 2.….7 2…09 2…19
Aanschaffingswaarde Activa in aanbouw Geboekte afschrijvingen Geboekte waardeverminderingen
11.2 – Begrippen 11.2.1 – Algemeen De rubriek 25 omvat de vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht die behoren tot de categorie gemeenschapsgoederen of de categorie bedrijfsmatige vaste activa. Voor beide categorieën geldt dat de activa worden gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening. Als waardering geldt het kostprijsmodel. Voor concrete voorbeelden van vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht die behoren tot de gemeenschapsgoederen of de bedrijfsmatige vaste activa, verwijzen we naar de hoofdstukken inzake „terreinen en gebouwen‟ (Hoofdstuk 8), „Installaties, machines en uitrusting‟ (Hoofdstuk 9), „Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel‟ (Hoofdstuk 10). Van zodra deze activa via leasing of soortgelijk recht worden verworven, worden deze opgenomen onder de rubriek 25, in plaats van de 22, 23 of 24.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 75
We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 7 van deze handleiding.
11.2.2 – Balansrubrieken Onder leasing en soortgelijke rechten worden de gebruiksrechten op lange termijn opgenomen waarover het bestuur beschikt op grond van leasing, erfpacht, recht van opstal of soortgelijke overeenkomsten (art. 72 van het BVR).
11.2.2.1 – Leasing Leasing is de overeenkomst waarbij de leasinggever aan de leasingnemer het recht overdraagt om een goed te gebruiken voor een welbepaalde periode, tegen betaling of een reeks van betalingen, en waarbij nagenoeg alle vooren nadelen die aan de eigendom zijn verbonden, worden overgedragen aan de leasingnemer (art. 72 van het BVR). Er zijn verschillende vormen van leasing: financiële leasing, operationele leasing (renting), sale and lease (rent) back, crossborderleasing. Voorbeelden: Wij verwijzen hiervoor naar de Boekhoudfiches 6300, 6301 en 6302 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
11.2.2.2 – Erfpacht Erfpacht is een zakelijk recht om het volle genot te hebben van een aan een ander toebehorend onroerend goed, mits betaling (jaarlijks of eenmalig) van een vergoeding (pacht) ter erkenning van het eigendomsrecht van de verstrekker van het recht. De eigenaar van een onroerend goed geeft bij deze overeenkomst, in ruil voor een jaarlijkse vergoeding, het gebruik van het goed voor een zeer lange tijd (minimum 27 jaar en maximum 99 jaar) aan een exploitant (wet van 10 januari 1824).
11.2.2.3 – Recht van opstal Het recht van opstal is het reële recht dat de eigenaar van een onroerend goed aan een exploitant verleent om daarop gebouwen, werken of beplantingen aan te brengen voor een periode van maximaal 50 jaar. Bij het eindigen van het recht van opstal treedt de grondeigenaar in de eigendom van de gebouwen, werken en beplantingen, mits betaling van de waarde ervan op dat ogenblik (wet van 10 januari 1824).
11.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
11.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
26211
Onroerende goederen in leasing
250
Terreinen en gebouwen in leasing of op grond van een soortgelijk recht gemeenschapsgoederen Terreinen en gebouwen in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend
253
26301
Meubilair in leasing
252
255
26311
Bureaumaterieel in leasing
252
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 76
255
26321
Transportmaterieel in leasing
252
255
26331
Exploitatiematerieel in leasing
251
254
26341
materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Installaties, machines en uitrusting in leasing of op grond van een soortgelijk rechtgemeenschapsgoederen Installaties, machines en uitrusting in leasing of op grond van een soortgelijk rechtbedrijfsmatige materiële vaste activa
Kunstpatrimonium in leasing
11.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code
Omschrijving
250
Terreinen in leasing
BBC MARcode 250
253
251
Gebouwen in leasing
250
253
252
Installaties, machines en uitrusting in leasing
251
254
253
Meubilair en rollend materieel in leasing
252
255
27
Materiële vaste activa in aanbouw
25
Omschrijving Terreinen en gebouwen in leasing of op grond van een soortgelijk recht gemeenschapsgoederen Terreinen en gebouwen in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Terreinen en gebouwen in leasing of op grond van een soortgelijk recht gemeenschapsgoederen Terreinen en gebouwen in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Installaties, machines en uitrusting in leasing of op grond van een soortgelijk rechtgemeenschapsgoederen Installaties, machines en uitrusting in leasing of op grond van een soortgelijk rechtbedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk rechtgemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk rechtbedrijfsmatige materiële vaste activa Vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 77
11.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code
Omschrijving
2500
Terreinen
BBC MARcode 250
253
2501
Gebouwen
250
253
2510
Medische installaties, machines en uitrusting
251
254
2511
Niet-medische installaties, machines en uitrusting
251
254
2520
Meubilair en kantooruitrusting
252
255
2521
Rollend materieel
252
255
2522
Rollend materieel
252
255
2523
Rollend materieel
252
255
2524
Rollend materieel
252
Omschrijving Terreinen en gebouwen in leasing of op grond van een soortgelijk recht gemeenschapsgoederen Terreinen en gebouwen in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Terreinen en gebouwen in leasing of op grond van een soortgelijk recht gemeenschapsgoederen Terreinen en gebouwen in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Installaties, machines en uitrusting in leasing of op grond van een soortgelijk rechtgemeenschapsgoederen Installaties, machines en uitrusting in leasing of op grond van een soortgelijk rechtbedrijfsmatige materiële vaste activa Installaties, machines en uitrusting in leasing of op grond van een soortgelijk rechtgemeenschapsgoederen Installaties, machines en uitrusting in leasing of op grond van een soortgelijk rechtbedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 78
255
2525
Rollend materieel
252
255
2526
Rollend materieel
252
255
2527
Rollend materieel
252
255
2528
Rollend materieel
252
255
2529
Rollend materieel
252
255
Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- gemeenschapsgoederen Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel in leasing of op grond van een soortgelijk recht- bedrijfsmatige materiële vaste activa
11.3 – Waarderingsregels BBC 11.3.1 – Aanschaffingswaarde De gebruiksrechten voor materiële vaste activa waarover het bestuur beschikt op grond van leasing of gelijkaardige overeenkomsten, worden onder de activa opgenomen voor het gedeelte van de volgens de overeenkomst te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.
11.3.2 – Waardecorrecties We verwijzen hiervoor naar titel 7.2.2 van deze handleiding.
11.4 – Voornaamste verschillen met NGB Afschrijvingen In de NGB geldt voor vaste activa in onder erfpacht, opstalrecht of in leasing een afschrijving over een termijn die geldt als afschrijvingstermijn voor de aard van het goed.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 79
In de BBC geldt voor vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaardering In de NGB worden de onroerende goederen in leasing geherwaardeerd. Gronden en terreinen worden geherwaardeerd op basis van de evolutie van de opcentiemen op de onroerende voorheffing. Gebouwen worden geherwaardeerd aan de hand de prijzen van de bouwsector (Abex-index). Volgens de BBC worden terreinen en gebouwen enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. De terreinen en gebouwen die behoren tot de rubriek 25 en bijgevolg behoren tot de gemeenschapsgoederen of bedrijfsmatige vaste activa worden niet geherwaardeerd.
11.5 – Voornaamste verschillen met NPB Afschrijvingen In de NPB geldt voor vaste activa in leasing en soortgelijke rechten een afschrijving over een termijn die geldt als afschrijvingstermijn voor de aard van het goed. In de BBC geldt voor vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaardering In de NPB mogen de provincies de materiële vaste activa herwaarderen wanneer de waarde van deze activa op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Wanneer de betrokken activa noodzakelijk zijn voor de voortzetting van de activiteiten van de provincie of van een onderdeel daarvan, dan mogen zij slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukte meerwaarde wordt verantwoord door de economische rendabiliteit of de maatschappelijke performantie van de provincie of het betrokken bedrijfsonderdeel. Volgens de BBC worden de materiële vaste activa enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. De materiële vaste activa die behoren tot de rubriek 25 en bijgevolg behoren tot de gemeenschapsgoederen of bedrijfsmatige vaste activa worden niet geherwaardeerd.
11.6 – Voornaamste verschillen met NOB Afschrijvingen In de NOB geldt voor vaste activa in leasing of verworven onder gelijkaardige overeenkomsten een afschrijving over een termijn die geldt als afschrijvingstermijn voor de aard van het goed. In de BBC geldt voor vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaardering In de NOB mogen de materiële vaste activa worden geherwaardeerd wanneer de waarde van deze activa op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Zij mogen slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukt meerwaarde wordt verantwoord door de rentabiliteit van het centrum of de betrokken activiteit.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 80
Volgens de BBC worden de materiële vaste activa enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. De materiële vaste activa die behoren tot de rubriek 25 en bijgevolg behoren tot de gemeenschapsgoederen of bedrijfsmatige vaste activa worden niet geherwaardeerd.
11.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving We verwijzen hiervoor naar titel 7.6 van deze handleiding.
11.8 – Samenvatting
Vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht Waardering
Afschrijvingen
Waardevermindering
Herwaarderen
Aanschaffingswaarde Vervaardigingsprijs Na opname: Kostprijsmodel Het af te schrijven bedrag wordt per financieel boekjaar bepaald. Terreinen worden niet afgeschreven. Indien de boekhoudkundige waarde hoger is dan de realiseerbare waarde. Zowel activa met een beperkte als een onbeperkte gebruiksduur. Niet van toepassing.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 81
12 – Overige materiële vaste activa 12.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Activa) II.C. Materiële vaste activa 3. Overige materiële vaste activa a. Terreinen en gebouwen b.
Roerende goederen
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 26 Overige materiële vaste activa 260/4 Terreinen en gebouwen – overige materiële vaste activa 265/9 Roerende goederen – overige materiële vaste activa
Alle rekeningen van deze groep 26 worden als volgt opgesplitst:
2......0 2.….7 2…..8 2…09 2…19 2…89
Aanschaffingswaarde Activa in aanbouw Geboekte meerwaarde Geboekte afschrijvingen Geboekte waardeverminderingen Geboekte afschrijvingen op meerwaarden
12.2 – Begrippen 12.2.1 – Algemeen De rubriek 26 omvat de terreinen, gebouwen en roerende goederen die niet behoren tot de categorie gemeenschapsgoederen of de categorie bedrijfsmatige vaste activa. Deze activa worden niet gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening. Als waardering geldt het herwaarderingsmodel. We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 7 van deze handleiding.
12.2.2 – Balansrubrieken De overige materiële vaste activa zijn materiële vaste activa die worden aangewend om huuropbrengsten, een waardestijging of beide te realiseren en die niet aangewend worden om een maatschappelijke dienstverlening te vervullen. De overige materiële vaste activa bestaan uit: 1° de terreinen en de gebouwen; 2° de roerende goederen. (art. 68 van het BVR) Onder de overige materiële vaste activa worden onder meer de volgende bedragen opgenomen: de roerende of onroerende goederen die niet tot de gemeenschapsgoederen of tot de bedrijfsmatige materiële vaste activa behoren, en die worden aangewend als roerende of onroerende reserve; de buiten gebruik of buiten de exploitatie gestelde materiële vaste activa; de roerende en onroerende goederen die in erfpacht, opstal, huur, handelshuur of landpacht werden gegeven, behalve als de vorderingen die voortvloeien uit deze contracten, geboekt worden onder de vorderingen van de vlottende of de vaste activa. De onroerende goederen die werden aangekocht of gebouwd om onmiddellijk doorverkocht te worden, worden hier niet opgenomen, maar worden afzonderlijk onder de voorraden vermeld.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 82
Voorbeelden: bossen zonder maatschappelijke functie (niet toegankelijk voor publiek); niet-bebouwde bouwgronden die in de toekomst voor verkoop worden aangeboden op de particuliere markt; woningen, magazijnen die verhuurd worden; landbouwgronden die de gemeente in erfpacht geeft aan landbouwers.
12.2.3 – Conversie van de rubrieken Inzake de overige materiële vaste activa verwijzen we voor de conversie van de rubrieken naar de hoofdstukken 8, 9 en 10 van deze handleiding. Voor de overige materiële vaste activa die behoren tot de categorie „terreinen en gebouwen‟ geldt de MAR-rubriek 260/4 in BBC; voor de overige materiële vaste activa die behoren tot de categorie „roerende goederen‟ geldt de MAR-rubriek 265/9 in BBC.
12.3 – Waarderingsregels BBC We verwijzen hiervoor naar titel 7.2 van deze handleiding.
12.4 – Voornaamste verschillen met NGB Afschrijvingen In de NGB geldt voor de materiële vaste activa een wettelijk vastgelegde afschrijvingstermijn per aard van het goed. In de BBC geldt voor materiële vaste activa (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de geherwaardeerde waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaardering In de NGB worden de terreinen en gebouwen en de onroerende goederen in leasing jaarlijks geherwaardeerd. Gronden en terreinen worden geherwaardeerd op basis van de evolutie van de opcentiemen op de onroerende voorheffing. Gebouwen worden geherwaardeerd aan de hand de prijzen van de bouwsector (Abex-index). Volgens de BBC worden materiële vaste activa enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. (art. 183 van het BVR) Na hun opname als een actief worden de overige materiële vaste activa, waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald, geboekt tegen de geherwaardeerde waarde. Dat is de reële waarde op het moment van de herwaardering, verminderd met eventuele latere geaccumuleerde afschrijvingen en latere geaccumuleerde waardeverminderingen.
12.5 – Voornaamste verschillen met NPB Afschrijvingen In de NPB geldt voor de materiële vaste activa een wettelijk vastgelegde afschrijvingstermijn per aard van het goed, waarvan in bepaalde omstandigheden kan worden afgeweken. In de BBC geldt voor materiële vaste activa (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de geherwaardeerde waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaarderingen In de NPB mogen de provincies de materiële vaste activa herwaarderen wanneer de waarde van deze activa op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Wanneer de betrokken activa noodzakelijk zijn voor de voortzetting van de activiteiten van de provincie of van een onderdeel daarvan, dan mogen zij slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukte meerwaarde wordt verantwoord door de economische rendabiliteit of de maatschappelijke performantie van de provincie of het betrokken bedrijfsonderdeel. Volgens de BBC worden materiële vaste activa enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. Na hun opname als een actief worden de overige materiële vaste activa, waarvan de reële waarde
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 83
betrouwbaar kan worden bepaald, geboekt tegen de geherwaardeerde waarde. Dat is de reële waarde op het moment van de herwaardering, verminderd met eventuele latere geaccumuleerde afschrijvingen en latere geaccumuleerde waardeverminderingen (art. 183 van het BVR).
12.6 – Voornaamste verschillen met NOB Afschrijvingen In de NOB geldt voor de materiële vaste activa een wettelijk vastgelegde afschrijvingstermijn per aard van het goed, waarvan in bepaalde omstandigheden kan worden afgeweken. In de BBC geldt voor materiële vaste activa (met beperkte gebruiksduur) de regel dat het af te schrijven bedrag van een actief per financieel boekjaar wordt bepaald. Het af te schrijven bedrag is gelijk aan het verschil tussen de geherwaardeerde waarde en de restwaarde gedeeld door de resterende gebruiksduur, uitgedrukt in jaren. We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.2.2 van deze handleiding. Herwaarderingen In de NOB mogen de materiële vaste activa worden geherwaardeerd wanneer de waarde van deze activa op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Zij mogen slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukt meerwaarde wordt verantwoord door de rentabiliteit van het centrum of de betrokken activiteit. Volgens de BBC worden materiële vaste activa enkel geherwaardeerd wanneer zij behoren tot de overige materiële vaste activa. Na hun opname als een actief worden de overige materiële vaste activa, waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald, geboekt tegen de geherwaardeerde waarde. Dat is de reële waarde op het moment van de herwaardering, verminderd met eventuele latere geaccumuleerde afschrijvingen en latere geaccumuleerde waardeverminderingen (art. 183 van het BVR).
12.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving We verwijzen hiervoor ook naar titel 7.6 van deze handleiding.
12.8 – Samenvatting
Overige materiële vaste activa Waardering Afschrijvingen
Waardevermindering
Herwaarderen
Aanschaffingswaarde Na opname: Herwaarderingsmodel Het af te schrijven bedrag wordt per financieel boekjaar bepaald. Terreinen worden niet afgeschreven. Indien de boekhoudkundige waarde hoger is dan de realiseerbare waarde. Zowel activa met een beperkte als een onbeperkte gebruiksduur. Boeken tegen de geherwaardeerde waarde.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 84
13 – Cultureel erfgoed 13.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Activa) II.C. Materiële vaste activa 1. Gemeenschapsgoederen f. Erfgoed
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 27 Cultureel erfgoed
270/4 Onroerend kunstpatrimonium en onroerende erfgoed 275/9 Roerend kunstpatrimonium en roerend erfgoed Alle rekeningen van deze groep 27 worden als volgt opgesplitst:
2......0 2.….7 2…09 2....19
Aanschaffingswaarde Activa in aanbouw Geboekte afschrijvingen Geboekte waardeverminderingen
13.2 – Begrippen 13.2.1 – Algemeen De rubriek 27 omvat het cultureel erfgoed en wordt verder opgedeeld volgens op opdeling roerend of onroerend. Het cultureel erfgoed behoort uitsluitend tot de categorie gemeenschapsgoederen wat inhoudt dat deze activa worden gebruikt voor de maatschappelijke dienstverlening. Als waardering geldt het kostprijsmodel.
13.2.2 – Balansrubrieken Tot het erfgoed behoren de activa met historische, artistieke, wetenschappelijke, technologische of geofysische waarde en de activa die belangrijk zijn voor het behoud van het leefmilieu. Die activa worden hoofdzakelijk aangehouden voor hun bijdrage aan de algemene kennis en cultuur en worden niet alleen aangehouden omwille van het zuiver gemeentelijk of provinciaal belang (art. 73 van het BVR). Als een erfgoed eventueel tot een andere rubriek van de activa kan behoren, dan geldt dat dit activum wordt ingeschreven onder de rubriek die het meest aanleunt bij het ware en getrouwe beeld (art. 51 van het BVR). Voorbeelden: Voor een voorbeeld hieromtrent kan worden verwezen naar de Boekhoudfiche 5001 „Aanschaffing erfgoed‟ van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur Antiekstukken; Beiaard; Orgel; Kunstwerken en beeldhouwwerken; Standbeelden; Wandtapijten; Collectie archiefstukken; Collectie museumstukken; Windmolens; Belforten; Kerken; Kastelen; Stadswallen; Wandelpaden, jaagpaden en fietsroutes.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 85
13.2.3 – Conversie van de rubrieken 13.2.3.1 – Gemeente In de NGB worden de activa die behoren tot het erfgoed niet afgezonderd in een aparte rubriek. Erfgoederen worden opgenomen onder de algemene rekening die overeenstemt met de aard van het erfgoed.
13.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code
Omschrijving
242
Roerend kunstpatrimonium
BBC MARcode 275/9
2621
„Heritage‟ onroerend
270/4
2622
„Heritage‟roerend
275/9
Omschrijving Roerend kunstpatrimonium en roerend erfgoed Onroerend kunstpatrimonium en onroerend erfgoed Roerend kunstpatrimonium en roerend erfgoed
13.2.3.3 – OCMW In de NOB worden de activa die behoren tot het erfgoed niet afgezonderd in een aparte rubriek. Erfgoederen worden opgenomen onder de algemene rekening die overeenstemt met de aard van het erfgoed.
13.3 – Waarderingsregels BBC Erfgoederen behoren tot de gemeenschapsgoederen en bijgevolg geldt het kostprijsmodel. In bepaalde gevallen wordt een goed behorende tot het erfgoed pro memorie opgenomen in de balans. Dit is het geval wanneer een activum dat behoort tot het erfgoed, verkregen werd door schenking of als de aanschaffingswaarde ervan niet bepaald kan worden. In deze gevallen bedraagt de aanschaffingswaarde 1 euro (art. 165 van het BVR). Erfgoederen zullen in veel gevallen weinig economische voordelen opleveren of ook weinig dienstenpotentieel inhouden. Conform de waarderingsregels van de materiële vaste activa, hebben deze goederen dus geen gebruikswaarde. Niettemin moet het bestuur aanzienlijke inspanningen leveren om deze goederen in stand te houden. Het bestuur treedt hier dus op als beheerder van deze goederen voor de toekomstige generaties. Daarom is het aangewezen deze goederen pro memorie op te nemen in de balans. Dit laat het bestuur toe om consistent een beleid te voeren inzake de rapportering van transacties in erfgoederen op een wijze dat het de gerapporteerde financiële performantie niet verdraait. Relevante informatie over deze erfgoederen kan via de toelichting worden verschaft. We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 7 van deze handleiding.
13.4 – Voornaamste verschillen met NGB Geen afzondering van erfgoederen in de boekhouding In de NGB worden de activa die behoren tot het erfgoed niet afgezonderd in een aparte rubriek. Erfgoederen worden opgenomen onder de algemene rekening die overeenstemt met de aard van het erfgoed. Voorbeeld: Als de gemeentelijke administratie gehuisvest is in een historisch pand, dan vinden we dit pand terug onder de algemene rekening 22121 „Administratieve gebouwen‟.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 86
13.5 – Voornaamste verschillen met NPB „Heritage‟ In de NPB vinden we onder de niet bedrijfsmatige vaste activa onder meer de subrubrieken „Heritage onroerend‟ en „Heritage roerend‟ terug. De niet bedrijfsmatige vaste activa worden niet opgenomen en gewaardeerd in de beginbalans, noch afgeschreven. Ze moeten wel kwalitatief worden opgenomen in de toelichting. De waarde van de latere verbeterings- en vergrotingswerken om deze activa in stand te houden worden echter wel in de balans opgenomen onder de rubriek “Niet bedrijfsmatige vaste activa”.
13.6 – Voornaamste verschillen met NOB Geen afzondering van erfgoederen in de boekhouding In de NOB worden de activa die behoren tot het erfgoed niet afgezonderd in een aparte rubriek. Erfgoederen worden opgenomen onder de algemene rekening die overeenstemt met de aard van het erfgoed.
13.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving Erfgoederen zijn specifiek voor de openbare sector en komen niet voor in de Belgische boekhoudwetgeving.
13.8 – Samenvatting
Cultureel erfgoed Waardering
Afschrijvingen
Waardevermindering
Herwaarderen
Aanschaffingswaarde Vervaardigingsprijs Na opname: Kostprijsmodel Het af te schrijven bedrag wordt per financieel boekjaar bepaald. Terreinen worden niet afgeschreven. Indien de boekhoudkundige waarde hoger is dan de realiseerbare waarde. Zowel activa met een beperkte als een onbeperkte gebruiksduur. Cultureel erfgoed pro memorie gewaardeerd kan geen waardevermindering ondergaan. Niet van toepassing.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 87
14 – Financiële vaste activa 14.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Activa) II.B. Financiële vaste activa 1. Extern verzelfstandigde agentschappen
2. Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten
3. Publiek-Private Samenwerkingsverbanden
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 28 Financiële vaste activa 280 Belangen in en vorderingen op extern verzelfstandigde agentschappen 2800 Belangen in extern verzelfstandigde agentschappen - aanschaffingswaarde 2801 Belangen in extern verzelfstandigde agentschappen – nog te storten bedragen (-) 2802 Vorderingen op extern verzelfstandigde agentschappen – nominale waarde 2807 Vorderingen op extern verzelfstandigde agentschappen – dubieuze debiteuren 2808 Belangen in extern verzelfstandigde agentschappen – geboekte meerwaarde 2809 Belangen in en vorderingen op extern verzelfstandigde agentschappen – geboekte waardeverminderingen (-) 281 Belangen in en vorderingen op intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten 2810 Belangen in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten aanschaffingswaarde 2811 Belangen in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten – nog te storten bedragen (-) 2812 Vorderingen op intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten – nominale waarde 2817 Vorderingen op intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten – dubieuze debiteuren 2818 Belangen in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten – geboekte meerwaarde 2809 Belangen in en vorderingen op intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten – geboekte waardeverminderingen (-) 282 Belangen in en vorderingen op publiek-private samenwerkingsverbanden 2820 Belangen in publiek-private samenwerkingsverbanden - aanschaffingswaarde 2821 Belangen in publiek-private samenwerkingsverbanden – nog te storten bedragen (-) 2822 Vorderingen op publiek-private samenwerkingsverbanden – nominale waarde 2827 Vorderingen op publiek-private samenwerkingsverbanden – dubieuze debiteuren 2828 Belangen in publiek-private samenwerkingsverbanden – geboekte meerwaarde
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 88
2829 Belangen in en vorderingen op publiek-private samenwerkingsverbanden – geboekte waardeverminderingen (-) 4. OCMW-verenigingen 283 Belangen in en vorderingen op OCMW-verenigingen 2830 Belangen in OCMW-verenigingen aanschaffingswaarde 2831 Belangen in OCMW-verenigingen – nog te storten bedragen (-) 2832 Vorderingen op OCMW-verenigingen – nominale waarde 2837 Vorderingen op OCMW-verenigingen – dubieuze debiteuren 2838 Belangen in OCMW-verenigingen – geboekte meerwaarde 2839 Belangen in en vorderingen op OCMWverenigingen – geboekte waardeverminderingen (-) 5. Andere financiële vaste activa 284 Andere aandelen 2840 Andere aandelen - aanschaffingswaarde 2841 Belangen in OCMW-verenigingen – nog te storten bedragen (-) 2848 Andere aandelen – geboekte meerwaarde 2849 Andere aandelen – geboekte waardeverminderingen (-) 285 Overige vorderingen 2850 Vorderingen op rekening 2852 Vastrentende effecten (1) 2857 Dubieuze debiteuren 2859 Geboekte waardeverminderingen op overige vorderingen (-) 288 Borgtochten betaald in contanten (1) Hieronder komen onder meer de overheidseffecten die niet verhandelbaar zijn (bijvoorbeeld: oorlogsleningen) en de eeuwigdurende renten
14.2 – Begrippen 14.2.1 – Algemeen De financiële vaste activa bevatten de belangen en de vorderingen die door besturen worden aangehouden in andere entiteiten met de bedoeling om een duurzame band te creëren met deze entiteiten. Duurzaamheid is dan ook het criterium aan de hand waarvan wordt bepaald of de belangen en vorderingen thuishoren onder de financiële vaste activa dan wel onder de geldbeleggingen.
14.2.2 – Balansrubrieken 14.2.2.1 – Financiële vaste activa - algemeen De financiële vaste activa bestaan uit (art. 62 van het BVR): 1° de extern verzelfstandigde agentschappen; 2° de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, intercommunales en soortgelijke samenwerkingsverbanden; 3° de publiek-private samenwerkingsverbanden; 4° verenigingen of vennootschappen van privaat recht als vermeld in titel 8 van het OCMW-decreet van 19 december 2008; 5° de andere financiële vaste activa. Van de entiteiten, vermeld in 1° tot en met 4°, worden de belangen die het bestuur erin heeft en de vorderingen die het bestuur erop heeft, opgenomen.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 89
Onder belangen verstaan we de maatschappelijke rechten die het bestuur heeft in die entiteiten. Onder vorderingen verstaan we de vorderingen die het bestuur heeft op die entiteiten, en die tot doel hebben de activiteit van de entiteiten op duurzame wijze te ondersteunen, ongeacht de contractuele looptijd, oorsprong of vorm ervan. (art. 62 van het BVR) Voorbeelden: Belangen in / vorderingen op AGB‟s, APB‟s, EVA‟s; Belangen in Iverlek, Finilek, Pidpa,, Interleuven, WVI, IVEKA, IKA, …
14.2.2.2 – Andere financiële vaste activa De andere financiële vaste activa omvatten de aandelen, de vorderingen en de borgtochten in contanten. (art. 62 van het BVR) Onder de aandelen komen de maatschappelijke rechten in andere entiteiten dan de entiteiten vermeld in 1° tot en met 4°, die ertoe strekken het beleid van het bestuur te bevorderen door een duurzame en specifieke band met die entiteit te scheppen. Onder de vorderingen komen de vorderingen die het gevolg zijn van de toekenning van terugvorderbare middelen aan andere entiteiten dan de entiteiten vermeld in paragraaf 1, 1° tot en met 4°, en die als doel hebben de werking van die entiteit duurzaam te steunen. Onder de borgtochten in contanten worden de borgtochten opgenomen die in contanten gestort zijn als doorlopende waarborg. De niet-opgevraagde bedragen op belangen en aandelen worden vermeld in de toelichting bij de jaarrekening, per rubriek waarin de nog vol te storten belangen en aandelen zijn opgenomen. Effecten die worden verworven met beleggingsdoeleinden behoren tot de geldbeleggingen (vlottende activa). Er is in dit geval geen sprake van een duurzame band met de entiteit waarvan men belangen en vorderingen verwerft. (art. 54 van het BVR) Voorbeelden: Belangen in de Gemeentelijke Holding, VMW Belangen in sociale huisvestingsmaatschappijen
14.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de financiële vaste activa werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
14.2.3.1 – Gemeente NGB Algemene rekening 28211
BBC Omschrijving Deelnemingen in overheidsondernemingen
MARcode 2800
510
Belangen in extern verzelfstandigde agentschappen aanschaffingswaarde Belangen in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten aanschaffingswaarde Belangen in publiek-private samenwerkingsverbanden - aanschaffingswaarde Belangen in OCMW-verenigingen aanschaffingswaarde Aandelen - aanschaffingswaarde
2801
Belangen in extern verzelfstandigde agentschappen -
2810
2820 2830
28212
Nog te storten bedragen voor
Omschrijving
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 90
deelnemingen in overheidsondernemingen
nog te storten bedragen (-) 2811
2841
Belangen in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten nog te storten bedragen (-) Belangen in publiek-private samenwerkingsverbanden - nog te storten bedragen (-) Belangen in OCMW-verenigingen - nog te storten bedragen (-) Andere aandelen - nog te storten bedragen (-)
2821
2831
28221 28222
28510 28800
Deelnemingen in privéondernemingen Nog te storten bedragen voor deelnemingen in privéondernemingen Vastrentende effecten Waarborgen op meer dan 1 jaar gestort in speciën
511
Aandelen - niet opgevraagde bedragen (-)
2840
Andere aandelen - aanschaffingswaarde
2841
Andere aandelen - nog te storten bedragen (-)
2852
Vastrentende effecten
520
Vastrentende effecten - aanschaffingswaarde
288
Borgtochten betaald in contanten
14.2.3.2 – Provincie NPB MARcode 2800
Omschrijving Deelnemingen en aandelen, aankoop
BBC MARcode 2800 2810
2820 2840 2830 2801
Deelnemingen in overheidsondernemingen, nog te storten (-)
2801 2811
2821
2831 2841 281
Vorderingen
2822 2832
288
Borgtochten betaald in contanten
288
Omschrijving Belangen in extern verzelfstandigde agentschappen - aanschaffingswaarde Belangen in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten - aanschaffingswaarde Belangen in publiek-private samenwerkingsverbanden - aanschaffingswaarde Andere aandelen - aanschaffingswaarde Belangen in OCMW-verenigingen aanschaffingswaarde Belangen in extern verzelfstandigde agentschappen - nog te storten bedragen (-) Belangen in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten - nog te storten bedragen (-) Belangen in publiek-private samenwerkingsverbanden - nog te storten bedragen (-) Belangen in OCMW-verenigingen - nog te storten bedragen (-) Andere aandelen - nog te storten bedragen (-) Vorderingen op publiek-private samenwerkingsverbanden - nominale waarde Vorderingen op OCMW-verenigingen - nominale waarde Borgtochten betaald in contanten
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 91
14.2.3.3 – OCMW NOB MARcode 280
Omschrijving Belangen in rechtspersonen
BBC MARcode 2820
Omschrijving Belangen in publiek-private samenwerkingsverbanden aanschaffingswaarde Belangen in OCMW-verenigingen aanschaffingswaarde Andere aandelen - aanschaffingswaarde
2830 2840 281
Vorderingen op rechtspersonen waarin belangen voorkomen
2822
2852
Vorderingen op publiek-private samenwerkingsverbanden - nominale waarde Vorderingen op OCMW-verenigingen nominale waarde Vastrentende effecten
288
Borgtochten betaald in contanten
2832 285
Overheidseffecten en eeuwigdurende rente Borgtochten betaald in contanten
288
14.3 – Waarderingsregels BBC Na erkenning van het bestanddeel als materieel vast activum, geldt als waarderingsregel ofwel het kostprijsmodel, ofwel het herwaarderingsmodel:
Volgens het kostprijsmodel wordt een vast activum geboekt tegen zijn kostprijs, verminderd met eventuele geboekte afschrijvingen en eventuele geboekte waardeverminderingen. Volgens het herwaarderingsmodel wordt een vast activum waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald, geboekt tegen de geherwaardeerde waarde.
De financiële vaste activa vallen onder het herwaarderingsmodel. Onderstaande tabel geeft een schematisch:
Gebruiksduur
Afschrijvingen
Waardeverminderingen
Herwaarderingen
Niet van toepassing
NEE
JA
JA
Herwaarderingsmodel Financiële vaste activa
14.3.1 – Aanschaffingswaarde Belangen of aandelen in rechtspersonen worden tegen hun aanschaffingswaarde in de boekhouding opgenomen. De nog te storten bedragen worden, in voorkomend geval, afzonderlijk tot uitdrukking gebracht in de boekhouding (op een afzonderlijke algemene rekening). De aanschaffingswaarde van belangen of aandelen, ontvangen als vergoeding voor inbrengen die niet bestaan in contanten of die voortkomen uit de omzetting van vorderingen, stemt overeen met de conventionele waarde van de ingebrachte goederen en waarden of van de omgezette vorderingen. Als die conventionele waarde echter lager is dan de marktwaarde van de ingebrachte goederen en waarden of van de omgezette vorderingen, stemt de aanschaffingswaarde overeen met de hogere marktwaarde (art. 163 van het BVR). De bijkomende kosten voor de aanschaffing van financiële vaste activa worden ten laste genomen van de staat van opbrengsten en kosten van het financiële boekjaar in de loop waarvan ze werden aangegaan (art. 164 van het BVR). Vastrentende effecten worden bij verwerving tegen hun aanschaffingswaarde geboekt en gewaardeerd. Als het actuariële rendement van de vastrentende effecten, berekend bij de aankoop met inachtneming van hun terugbetalingswaarde op de vervaldag, verschilt van het nominale rendement, wordt het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de terugbetalingswaarde pro rata temporis voor de resterende looptijd van de effecten
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 92
opgenomen in de opbrengst als bestanddeel van de renteopbrengst van die effecten en, naargelang van het geval, toegevoegd aan of afgetrokken van de aanschaffingswaarde van de effecten (art. 184 van het BVR). Deze opname in de opbrengsten van het verschil gebeurt op lineaire basis of op geactualiseerde basis, uitgaande van het actuariële rendement bij de aankoop (art. 184 van het BVR). De hierboven vermelde bepalingen inzake vastrentende effecten zijn van toepassing op effecten met een rendement, dat volgens de uitgiftevoorwaarden, uitsluitend voorkomt uit het verschil tussen de uitgifteprijs en de terugbetalingswaarde (art. 184 van het BVR). De vastrentende effecten mogen voor hun aanschaffingswaarde in de balans behouden blijven als de weerslag van het actuariële rendement van de effecten ten opzichte van het louter nominale rendement te verwaarlozen is (art. 184 van het BVR). De vorderingen worden in de balans opgenomen voor de nominale waarde ervan. (art. 160 van het BVR) Dit is ook van toepassing op de vorderingen die een bestuur heeft op entiteiten die het op een duurzame wijze wil ondersteunen. De borgtochten betaald in contanten worden in de balans opgenomen aan de nominale waarde ervan. Financiële vaste activa in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de contante wisselkoers op datum van de transactie (art. 147 BVR).
14.3.2 – Waardecorrecties 14.3.2.1 – Jaarlijkse afschrijvingen De financiële vaste activa behoren tot de categorie van de overige materiële vaste activa en vallen onder het herwaarderingsmodel. De financiële vaste activa worden niet afgeschreven.
14.3.2.2 – Waardeverminderingen Onder het herwaarderingsmodel waardeverminderingen.
worden
de
activa
mogelijks
onderworpen
aan
het
boeken
van
Waardeverminderingen zijn correcties op de aanschaffingswaarde om rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen bij de afsluiting van het financiële boekjaar. (art. 171 van het BVR) Op de overige materiële vaste activa, waartoe de financiële vaste activa behoren, moeten waardeverminderingen worden geboekt als hun (eventueel geherwaardeerde) boekhoudkundige waarde hoger is dan de realiseerbare waarde (art. 180 van het BVR). Er zal evenwel maar sprake kunnen zijn van waardeverminderingen voor zover de verlaging van het bedrag van het overig materieel vast actief ten gevolge van een herwaardering groter is dan de eventueel eerder uitgedrukte herwaarderingsreserves (art. 179 van het BVR). Het bestuur legt de regels inzake de waardeverminderingen op de overige materiële vaste activa vast in de waarderingsregels. De gecumuleerde waardeverminderingen worden afgetrokken van de rubrieken van het actief waarop ze betrekking hebben (art. 172 van het BVR). De waardeverminderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale waardeverminderingen gehanteerd worden (art. 173 van het BVR). De waardeverminderingen worden stelselmatig gevormd volgens de door het bestuur vastgelegde waarderingsregels. Ze mogen niet afhangen van het overschot of het tekort van het financiële boekjaar (art. 174 van het BVR).
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 93
De waardeverminderingen mogen niet worden gehandhaafd als de boekhoudkundige waarde van het betreffende 9 activum daardoor op het einde van het financiële boekjaar lager is dan de gebruikswaarde ervan (art. 175 van het BVR).
14.3.2.3 – Herwaarderingen Voor de overige materiële vaste activa geldt het herwaarderingsmodel. Na hun opname als een actief worden de overige materiële vaste activa, waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald, geboekt tegen de geherwaardeerde waarde (art. 183 van het BVR): de reële waarde op het moment van de herwaardering eventuele latere geaccumuleerde afschrijvingen eventuele latere geaccumuleerde waardeverminderingen geherwaardeerde waarde De geherwaardeerde waarde die voor de overige materiële vaste activa in aanmerking wordt genomen, wordt verantwoord in de toelichting bij de jaarrekening waarin de herwaardering voor het eerst werd toegepast. De herwaardering wordt voldoende regelmatig uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de boekhoudkundige waarde niet beduidend verschilt van de reële waarde op de balansdatum. De herwaarderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale herwaarderingen geboekt worden. Wel geldt als regel dat de volledige categorie van activa waartoe dat actief behoort, geherwaardeerd wordt. Als de geherwaardeerde waarde groter blijkt dan de boekwaarde, wordt het verschil rechtstreeks geboekt op het nettoactief, tenzij het een verbetering betreft van vroeger in de staat van opbrengsten en kosten geboekte waardeverminderingen, en wordt het verschil daar behouden zolang de goederen waarop de herwaardering betrekking heeft, niet werden gerealiseerd. De herwaarderingen worden bij latere waardeverminderingen afgeboekt ten bedrage van het nog niet afgeschreven gedeelte van de meerwaarde. Als de geherwaardeerde waarde kleiner blijkt dan de boekwaarde, wordt het verschil in de staat van opbrengsten en kosten ten laste gelegd, tenzij er vroeger al herwaarderingsmeerwaarden werden geboekt op het nettoactief, die dan eerst zullen worden tegengeboekt.
14.3.2.4 – Meer- of minderwaarden Meerwaarden bij de realisatie van financiële vaste activa worden opgenomen als uitzonderlijke opbrengsten, in het geval van minderwaarde als uitzonderlijke kost (art. 93, 102 van het BVR). De financieel beheerder boekt als oninvorderbare vorderingen de bedragen die betaald moeten worden door schuldenaren van wie de insolvabiliteit bewezen is door om het even welke bewijsstukken (art. 127 van het BVR).
14.4 – Voornaamste verschillen met NGB Vaste activa (klasse 2) versus vlottende activa (klasse 5) In de NGB worden de deelnemingen geboekt op de klasse 2, ongeacht het feit of ze al dan niet worden verworven om een duurzame band te creëren met de entiteit waarvan men de deelnemingen verwerft. In de BBC behoren de effecten die worden verworven met beleggingsdoeleinden tot de geldbeleggingen (vlottende activa – klasse 5). Er is in dit geval geen sprake van een duurzame band met de entiteit waarvan men belangen en vorderingen verwerft.
9
De gebruikswaarde van een activum stemt overeen met de toekomstige economische voordelen die of dienstverleningspotentieel dat het activum voor het bestuur zal opleveren.
het
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 94
Waardeverminderingen In de NGB worden geen waardeverminderingen geboekt, terwijl in de BBC geldt dat op de financiële vaste activa eventueel waardeverminderingen moeten worden geboekt om bij het afsluiten van het financieel boekjaar rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen die niet voortvloeien uit hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur voor het bestuur. Concreet moet voor de belangen en de aandelen die tot de financiële activa behoren worden overgegaan tot waardevermindering in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding, verantwoord door de toestand, de rentabiliteit of de vooruitzichten van de entiteit waarin de belangen of de aandelen worden aangehouden. Herwaardering In de NGB worden de financiële vaste activa niet geherwaardeerd. In de BBC behoren de financiële vaste activa tot de overige materiële activa en is het herwaarderingsmodel van toepassing.
14.5 – Voornaamste verschillen met NPB In de NPB zijn de financiële vaste activa ook onderworpen aan waardeverminderingen en herwaarderingen.
14.6 – Voornaamste verschillen met NOB In de NPB zijn de financiële vaste activa ook onderworpen aan waardeverminderingen en herwaarderingen.
14.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving Belangen i.p.v. deelnemingen De financiële vaste activa bevatten onder meer de belangen en de vorderingen die door het bestuur worden aangehouden om een duurzame band te scheppen met de betrokken entiteit. Het criterium om als een financieel vast actief te worden opgenomen is dus duurzaamheid. Dit is ook zo in de Belgische boekhoudwetgeving, maar daar worden de financiële vaste activa opgesplitst op basis van de rechten die een onderneming aanhoudt in het aandelenkapitaal van een andere vennootschap. Vermits de belangen van het bestuur in andere rechtspersonen niet altijd via aandelen verloopt, is geopteerd voor een andere indeling. Hierbij werd gezocht naar entiteiten met een eigen rechtspersoonlijkheid waarmee het bestuur een duurzaam samenwerkingsverband kan aangaan. Uiteindelijk zijn er vijf categorieën van dergelijke samenwerkingsverbanden opgenomen. Onder belangen in rechtspersonen worden dus niet alleen aandelen bedoeld maar dit kan bijvoorbeeld ook een inbreng in het werkkapitaal of een inbreng van andere activa in de rechtspersoon zijn waaruit bepaalde rechten voor het bestuur ontstaan.
14.8 – Samenvatting
Financiële vaste activa Waardering Afschrijvingen Waardevermindering Terugneming van waardeverminderingen Herwaarderen
Aanschaffingswaarde Na opname: Herwaarderingsmodel Niet van toepassing Jaarlijkse controle. Indien de boekhoudkundige warde hoger is dan de realiseerbare waard. Opname als andere operationele opbrengsten. Boeken tegen geherwaardeerde waarde.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 95
15 – Vorderingen op lange termijn 15.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Activa) II.A. Vorderingen op lange termijn 1. Vorderingen uit ruiltransacties
2. Vorderingen uit niet-ruiltransacties
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 29 Vorderingen op lange termijn 290 Vorderingen uit ruiltransacties 2900 Werkingsvorderingen uit ruiltransacties – nominale waarde 2905 Overige vorderingen uit ruiltransacties – nominale waarde 2906 Vooruitbetalingen (1) 2907 Vorderingen uit ruiltransacties – dubieuze debiteuren 2909 Vorderingen uit ruiltransacties – geboekte waardeverminderingen (-) 293 Vorderingen wegens toegestane leningen 2930 Vorderingen wegens toegestane leningen – nominale waarde 2937 Vorderingen wegens toegestane leningen – dubieuze debiteuren 2939 Vorderingen wegens toegestane leningen – geboekte waardeverminderingen (-) 291 Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal 2910 Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal – nominale waarde 2917 Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal – dubieuze debiteuren 2919 Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal – geboekte waardeverminderingen (-) 292 Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies 2920 Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies – nominale waarde 2927 Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies – dubieuze debiteuren 2929 Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies – geboekte waardeverminderingen (-) 299 Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties 2990 Andere werkingsvorderingen uit niet-ruiltransacties – nominale waarde 2995 Andere overige vorderingen uit niet-ruiltransacties – nominale waarde 2997 Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties – dubieuze debiteuren 2999 Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties – geboekte waardeverminderingen (-) (2)
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 96
(1) Andere dan deze die kunnen worden toegerekend aan de rekeningen 213 en 360 en aan de rekeningen voor vaste activa in aanbouw (2) De waardeverminderingen ingevolge schuldbemiddeling worden op een afzonderlijke rekening geboekt
15.2 – Begrippen 15.2.1 – Algemeen De vorderingen op lange termijn maken deel uit van de vaste activa (art. 60 van het BVR). Onder de vorderingen op lange termijn worden de vorderingen opgenomen die behoren tot de vaste activa (art. 61 van het BVR). Onder de overeenstemmende rubrieken van de vorderingen worden, naast de vorderingen waarvoor een titel bestaat, ook, de te ontvangen opbrengsten opgenomen die tijdens het financiële boekjaar of tijdens een vorig financieel boekjaar zijn ontstaan en waarvoor er nog geen titel bestaat, op voorwaarde dat de schuldenaar vaststaat en het bedrag vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat. Al gelang hun aard worden de vorderingen op lange termijn ondergebracht bij: de vorderingen uit ruiltransacties of de vorderingen uit niet-ruiltransacties De vorderingen of het gedeelte van de vorderingen met een looptijd van meer dan één jaar die binnen twaalf maanden vervallen, worden overgeboekt naar de vorderingen op korte termijn onder de vlottende activa.
15.2.2 – Balansrubrieken Het onderscheid tussen ruil en niet-ruil wordt bepaald aan de hand van de economische waarde van de transactie.
15.2.2.1 – Vorderingen uit ruiltransacties Onder de vorderingen uit ruiltransacties worden de vorderingen opgenomen die ontstaan ingevolge ruiltransacties waarvoor het bestuur een gelijkwaardige economische waarde in ruil geeft (art. 61 van het BVR). Voorbeelden: Het aanbieden van kinderopvang door een bestuur wordt als een ruiltransactie beschouwd, ook als de kinderopvang in grote mate door het bestuur zelf of door andere overheden wordt gesubsidieerd. Bij de waardebepaling van de transactie moet er immers ook rekening gehouden worden met de gesubsidieerde bedragen. Retributies behoren dus steeds tot de ruiltransacties omdat er dan een billijke vergoeding gevraagd wordt voor de geleverde prestatie. In het MAR worden de lange-termijn vorderingen uit ruiltransacties als volgt verder opgedeeld: Werkingsvorderingen uit ruiltransacties (rekening 2900) Werkingsvorderingen uit ruiltransacties zijn vorderingen ontstaan vanuit de courante dienstverlening van het bestuur. Overige vorderingen uit ruiltransacties (rekening 2905) Overige vorderingen uit ruiltransacties zijn vorderingen ontstaan uit transacties die niet gerelateerd zijn aan de courante dienstverlening van het bestuur. Vooruitbetalingen (rekening 2906) Vooruitbetalingen op ruiltransacties zijn vorderingen ontstaan uit transacties, andere dan de vooruitbetalingen op de aankoop van immateriële vaste activa (geboekt onder de subrubriek rekening 213), de vaste activa in aanbouw (rechtstreeks geboekt onder definitieve aard) en de vooruitbetalingen op voorraadaankopen (geboekt onder de subrubriek 360).
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 97
Vorderingen uit ruiltransacties - Dubieuze debiteuren (rekening 2907) De financieel beheerder boekt de vorderingen waarvan de invorderbaarheid twijfelachtig is, over naar een rekening dubieuze debiteuren (art. 127 BVR). Dit geldt zowel voor de werkingsvorderingen uit ruiltransacties als voor de overige vorderingen uit ruiltransacties. Wanneer de invorderbaarheid van een vordering twijfelachtig is, wordt de gehele vordering in de afzonderlijke groep dubieuze debiteuren ondergebracht. Geboekte waardeverminderingen (rekening 2909) De geboekte waardeverminderingen betreffen de waardeverminderingen die effectief werden geboekt ten opzichte van de dubieuze debiteuren (rekening 2907). Wanneer we het verschil maken tussen de dubieuze debiteuren en de geboekte waardeverminderingen, krijgen we het gedeelte van de vordering dat men verwacht nog te kunnen realiseren. Vorderingen wegens toegestane leningen (rekening 2930) Het bestuur kan leningen toestaan aan derden (vb. jeugdvereniging). Het gedeelte van die leningen dat wordt terugbetaald op een termijn van meer dan één jaar wordt geboekt op rekening 2930. Voorbeeld: De gemeente geeft een lening van aan de wereldwinkel. De wereldwinkel betaalt de lening terug over een periode van 10 jaar.
15.2.2.2 – Vorderingen uit niet-ruiltransacties Bij een niet-ruiltransactie is de economische waarde van de transactie voor de met de transactie verbonden partijen niet gelijkwaardig zijn. Voorbeelden: Onder de vorderingen uit niet-ruiltransacties worden onder meer de volgende bedragen opgenomen (art. 61 van het BVR): Te innen subsidies; Borgtochten in contanten met een looptijd van meer dan één jaar. (Omdat de ontvangende partij het bedrag van de borgtocht alleen tijdelijk in bewaring heeft.) In het MAR worden de vorderingen uit niet-ruiltransacties als volgt verder opgedeeld: Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal (rekening 2910) Op de rekening 2910 worden de vorderingen op lange termijn geboekt die ontstaan vanuit de toekenning van investeringssubsidies in kapitaal aan een bestuur. Voor deze vorderingen geldt dat: de vorderingen betrekking hebben op van overheidswege toegekende subsidies; de subsidies rechtstreeks verbonden zijn met investeringen in vaste activa bestemd om de werking van het bestuur te ondersteunen. Voorbeelden: De gemeente bouwt een nieuwe sporthal en ontvangt een subsidie van de Vlaamse Gemeenschap voor deze nieuwbouw. De subsidie wordt over een periode van 10 jaar uitgekeerd. Het OCMW ontvangt een VIPA-subsidie naar aanleiding van de bouw van een nieuw woon- en verzorgingscentrum. De subsidie wordt over een periode van 20 jaar uitgekeerd. Wij verwijzen hiervoor ook naar de Boekhoudfiches 6401en 6402 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies (rekening 2920) Deze vorderingen ontstaan uit subsidies onder vorm van terugbetaling van leningslasten. Net zoals bij de vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal, geldt dat: de vorderingen betrekking hebben op van overheidswege toegekende subsidies;
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 98
de subsidies rechtstreeks verbonden zijn met investeringen in vaste activa bestemd om de werking van het bestuur te ondersteunen.
Voorbeeld: De gemeente bouwt een nieuwe sporthal en ontvangt een subsidie van de Vlaamse Gemeenschap voor deze nieuwbouw. De subsidie wordt toegekend onder vorm van terugbetaling van leninglasten. Wij verwijzen hiervoor ook naar de Boekhoudfiche 6200 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur
Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties (rekening 2990) Tot deze rekening behoren de vorderingen uit niet-ruiltransacties die niet behoren tot de vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal, de vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies en de vorderingen wegens toegestane leningen. Voorbeeld: De gemeente heeft een afbetalingsplan opgesteld waarbij een belastingplichtige de achterstallige belastingen terug zal betalen over een periode van 3 jaar. Dubieuze debiteuren (rekeningen 2917, 2927, 2937 en 2997) De financieel beheerder boekt de vorderingen waarvan de invorderbaarheid twijfelachtig is, over naar een rekening dubieuze debiteuren (art. 127 BVR). Dit geldt zowel voor de vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal, wegens prefinanciering investeringssubsidies, wegens toegestane leningen als voor de andere vorderingen uit niet-ruiltransacties. Wanneer de invorderbaarheid van een vordering twijfelachtig is, wordt de gehele vordering in de afzonderlijke groep dubieuze debiteuren ondergebracht. Geboekte waardeverminderingen (rekeningen 2919, 2929, 2939, 2999) De geboekte waardeverminderingen betreffen de waardeverminderingen die effectief werden geboekt ten opzichte van de dubieuze debiteuren (rekeningen 2917, 2927, 2937 en 2997). Wanneer we het verschil maken tussen de dubieuze debiteuren en de geboekte waardeverminderingen, krijgen we het gedeelte van de vordering dat men verwacht nog te kunnen realiseren.
15.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de vorderingen op lange termijn werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
15.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
27511
Leningen aan ondernemingen
2930
27515
Aflossing van leningen aan ondernemingen
2930
Vorderingen wegens toegestane leningen nominale waarde Vorderingen wegens toegestane leningen nominale waarde Vorderingen wegens toegestane leningen die binnen het jaar vervallen
4953 27519 27521 27525
Waardevermindering van leningen aan ondernemingen Leningen aan gezinnen en v.z.w.'s Aflossing van leningen aan gezinnen en v.z.w.'s
2930 2930
Vorderingen wegens toegestane leningen nominale waarde Vorderingen wegens toegestane leningen nominale waarde
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 99
27529 27541 27545
Waardevermindering van leningen aan gezinnen en v.z.w.'s Leningen aan de hogere overheden Aflossing van leningen aan de hogere overheden
4953
Vorderingen wegens toegestane leningen die binnen het jaar vervallen
2930
Vorderingen wegens toegestane leningen nominale waarde Vorderingen wegens toegestane leningen nominale waarde Vorderingen wegens toegestane leningen die binnen het jaar vervallen
2930 4953
27549 27561 27565
Waardevermindering van leningen aan de hogere overheden Leningen aan andere overheidsinstellingen Aflossing van leningen aan andere overheidsinstellingen
2930 2930 4953
27569
Vorderingen wegens toegestane leningen nominale waarde Vorderingen wegens toegestane leningen nominale waarde Vorderingen wegens toegestane leningen die binnen het jaar vervallen
Waardevermindering van leningen aan andere overheidsinstellingen
15.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code
Omschrijving
2900
Vorderigen op diverse instellingen
BBC MARcode 2900 2905 2990 2995
Omschrijving Werkingsvorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Andere werkingsvorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde
2901
Te innen opbrengsten
2902
Vooruitbetalingen
2906
Vooruitbetalingen
291
Vorderingen wegens subsidies
2910
Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal - nominale waarde Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - nominale waarde Werkingsvorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Andere werkingsvorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde
2920 292
Overige vorderingen op meer dan één jaar
2900 2905 2990 2995
15.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code 2900
Omschrijving Werkingsvorderingen op meer dan één jaar
BBC MARcode 2900 2905
Omschrijving Werkingsvorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 100
2990 2995
2901
Te innen wissels
2990 2995
2907
Dubieuze vorderingen
2995 2917 2927 2937
2909
Geboekte waardeverminderingen (-)
2909 2919 2929
2939 2910
Overige vorderingen op meer dan één jaar
2900 2905 2990 2995
2911
Te innen wissels
2990 2995
2917
Dubieuze vorderingen
2997
2919
Geboekte waardeverminderingen (-)
2999
2920
Te ontvangen subsidies
2910 2920
2921
Te ontvangen subsidies
2910 2920
2922
Te ontvangen subsidies
2910 2920
2923
Te ontvangen subsidies
2910 2920
2924
Te ontvangen subsidies
2910
Andere werkingsvorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde Andere werkingsvorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal- dubieuze debiteuren Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - dubieuze debiteuren Vorderingen wegens toegestane leningen dubieuze debiteuren Vorderingen uit ruiltransacties - geboekte waardeverminderingen (-) Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal- geboekte waardeverminderingen (-) Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - geboekte waardeverminderingen (-) Vorderingen wegens toegestane leningen geboekte waardevermindering (-) Werkingsvorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Andere werkingsvorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde Andere werkingsvorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties - nominale waarde Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties dubieuze debiteuren Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties geboekte waardeverminderingen (-) Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal - nominale waarde Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - nominale waarde Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal - nominale waarde Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - nominale waarde Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal - nominale waarde Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - nominale waarde Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal - nominale waarde Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - nominale waarde Vorderingen wegens investeringssubsidies in
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 101
kapitaal - nominale waarde 2920 2925
Te ontvangen subsidies
2910 2920
2926
Te ontvangen subsidies
2910 2920
2927
Te ontvangen subsidies
2910 2920
2928
Te ontvangen subsidies
2910 2920
2929
Geboekte waardeverminderingen (-)
2910 2920
Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - nominale waarde Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal - nominale waarde Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - nominale waarde Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal - nominale waarde Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - nominale waarde Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal - nominale waarde Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - nominale waarde Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal - nominale waarde Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - nominale waarde Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal - nominale waarde Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies - nominale waarde
15.3 – Waarderingsregels BBC De vorderingen op lange termijn vallen onder het kostprijsmodel.
15.3.1 – Initiële waardering Vorderingen worden in de balans opgenomen voor de nominale waarde ervan (art.160 van het BVR). Bij de boeking van een vordering in de balans voor haar nominale waarde worden de volgende bedragen in voorkomend geval in de overlopende rekeningen van het passief geboekt en pro rata temporis in de staat van opbrengsten en kosten opgenomen op grond van de samengestelde interesten (art. 185 van het BVR): 1° de rente die op basis van de overeenkomst tussen partijen in de nominale waarde van de vordering begrepen is; 2° het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de nominale waarde van de vordering; 3° het disconto op renteloze of abnormaal laagrentende vorderingen, als die vorderingen voldoen aan de volgende vereisten: a) ze zijn terugbetaalbaar na meer dan één jaar, te rekenen vanaf het ogenblik waarop ze in het vermogen zijn opgenomen; b) ze hebben betrekking op als opbrengst geboekte bedragen, of op de prijs van de overdracht van vaste activa of van een activiteitsbranche. Het disconto, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt berekend op basis van de voor dergelijke vorderingen geldende marktrente op het ogenblik waarop de vordering werd opgenomen in het vermogen van het bestuur. Bij vorderingen die in termijnen worden betaald of afbetaald en waarvan de rente of het lastenpercentage gedurende de gehele contractduur wordt toegepast op het oorspronkelijke bedrag van de financiering of van de lening, worden de respectieve bedragen van de gelopen rente en het lastenpercentage die in resultaat moeten worden genomen, en van de niet-gelopen rente en het lastenpercentage die moeten worden overgedragen naar een volgend financieel boekjaar, bepaald door de toepassing van de reële rente op het bij het begin van elke periode uitstaande saldo. (art. 186 van het BVR) De reële rente wordt berekend met inachtneming van de spreiding en de periodiciteit van de betalingen. Een andere methode mag alleen worden toegepast op voorwaarde dat ze, per financieel boekjaar, een gelijkwaardig resultaat oplevert.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 102
Het bedrag van de rente of het lastenpercentage mag niet worden gecompenseerd met de kosten en provisies in verband met de verrichtingen.
15.3.2 – Overboeking van lange naar korte termijn De vorderingen of het gedeelte van de vorderingen met een looptijd van meer dan één jaar die binnen twaalf maanden vervallen, worden overgeboekt naar de vorderingen op korte termijn onder de vlottende activa (Art. 61 van het BVR).
15.3.3 – Dubieuze debiteuren De financieel beheerder boekt de vorderingen waarvan de invorderbaarheid twijfelachtig is, over naar een rekening dubieuze debiteuren (art. 127 van het BVR). Door deze vorderingen af te zonderen in de boekhouding, kunnen ze beter worden opgevolgd.
15.3.4 – Waardeverminderingen Op de vorderingen worden waardeverminderingen toegepast als er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling. Op de vorderingen mogen ook waardeverminderingen worden toegepast als hun realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan hun boekhoudkundige waarde (art. 177 van het BVR).
15.3.5 – Minderwaarde De financieel beheerder boekt als oninvorderbare vorderingen de bedragen die betaald moeten worden door schuldenaren van wie de insolvabiliteit bewezen is door om het even welke bewijsstukken (Art. 127 van het BVR). De vordering wordt dan overgeboekt van lange naar korte termijn, gevolgd door de registratie van een minderwaarde teneinde de vordering te verwijderen uit de boekhouding. Kan er uiteindelijk toch nog een gedeelte van de vordering worden geïnd, dan leidt dit tot de registratie van een meerwaarde.
15.4 – Voornaamste verschillen met NGB Ruiltransactie versus niet ruiltransactie In de NGB wordt het onderscheid tussen ruiltransactie en niet-ruiltransactie niet gehanteerd. In de NGB omvatten de vorderingen op lange termijn: te ontvangen beloofde subsidies; De toegestane leningen. Dubieuze vorderingen In de NGB worden vorderingen op lange termijn niet afgezonderd onder dubieuze debiteuren wanneer deze twijfelachtig worden. Waardeverminderingen In de NGB worden geen waardeverminderingen geboekt op vorderingen.
15.5 – Voornaamste verschillen met NPB Ruiltransactie versus niet ruiltransactie In de NPB wordt het onderscheid „ruiltransactie‟ en „niet-ruiltransactie‟ niet gehanteerd. In de NPB omvatten de vorderingen op lange termijn: vorderingen voor prestaties; vorderingen wegens subsidies, overige vorderingen.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 103
15.6 – Voornaamste verschillen met NOB Ruiltransactie versus niet ruiltransactie In de NOB wordt het onderscheid „ruiltransactie‟ en „niet-ruiltransactie‟ niet gehanteerd. In de NOB omvatten de vorderingen op lange termijn: de werkingsvorderingen; de overige vorderingen; de vorderingen wegens subsidie.
15.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving In de Belgische boekhoudwetgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen handelsvorderingen en overige vorderingen. In BBC wordt een onderscheid gemaakt tussen vorderingen uit ruiltransacties en vorderingen uit niet-ruiltransacties.
15.8 – Samenvatting
Vorderingen op lange termijn Waardering Afschrijvingen Waardevermindering Herwaarderen
Aanschaffingswaarde Na opname: Kostprijsmodel Niet van toepassing. Indien er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling. Boeken tegen geherwaardeerde waarde.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 104
16 – Voorraden en bestellingen in uitvoering 16.1 – Voorstelling BBC Rubriek van de jaarrekening (Activa)
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel
I.C. Voorraden en bestellingen in uitvoering
3 Voorraden en bestellingen in uitvoering 30 Grondstoffen (1) 300 Grondstoffen - aanschaffingswaarde 309 Grondstoffen – geboekte waardeverminderingen (-)
31 Hulpstoffen 310 Hulpstoffen - aanschaffingswaarde 319 Hulpstoffen – geboekte waardeverminderingen (-) 32 Goederen in bewerking 320 Goederen in bewerking - aanschaffingswaarde 329 Goederen in bewerking – geboekte waardeverminderingen (-) 33 Gereed product 330 Gereed product - aanschaffingswaarde 339 Gereed product – geboekte waardeverminderingen (-) 34 Handelsgoederen 340 Handelsgoederen - aanschaffingswaarde 349 Handelsgoederen – geboekte waardeverminderingen (-) 35 Onroerende goederen bestemd voor de verkoop 350 Onroerende goederen bestemd voor de verkoop aanschaffingswaarde 359 Onroerende goederen bestemd voor de verkoop – geboekte waardeverminderingen (-) 36 Vooruitbetalingen op voorraadaankopen 360 Vooruitbetalingen op voorraadaankopen aanschaffingswaarde 369 Vooruitbetalingen op voorraadaankopen – geboekte waardeverminderingen (-) 37 Bestellingen in uitvoering 370 Bestellingen in uivoering - aanschaffingswaarde 371 Bestellingen in uivoering – toegerekende winst 379 Bestellingen in uivoering – geboekte waardeverminderingen (-) (1) Hieronder verstaat men alle materiële goederen die rechtstreeks opgaan in de dienstverstrekking en ondubbelzinnig aan een bepaalde handeling, dienst of product toegewezen kunnen worden.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 105
16.2 – Begrippen 16.2.1 – Algemeen Voorraden zijn materiële vlottende activa die het bestuur op balansdatum bezit maar waarvan het de bedoeling is dat ze in de nabije toekomst worden verbruikt of verkocht. Onder de voorraden worden – zoals vermeld in art. 56 van het BVR – de volgende bedragen opgenomen: 1° de grond- en hulpstoffen; 2° de goederen in bewerking; 3° het gereed product; 4° de handelsgoederen; 5° de onroerende goederen die bestemd zijn voor verkoop; 6° de vooruitbetalingen. Onroerende goederen die bestemd zijn voor verkoop zullen waarschijnlijk niet zo vaak voorkomen aangezien dit niet onmiddellijk kadert in de maatschappelijke activiteiten van de besturen. Deze voorraden zullen eerder aan de orde zijn binnen een AGB of APB. Bestellingen in uitvoering kunnen – indien dit zou voorkomen – betrekking hebben op alle prestaties van diensten of producten van goederen die het bestuur heeft verricht naar aanleiding van een specifieke bestelling van derden en die, op balansdatum, nog niet opgeleverd of geleverd zijn. 10 In tegenstelling tot datgene wat voorzien was in de OCMW- of Provincieboekhouding , is het werken met een voorraad klein materiaal („ijzeren voorraad) niet expliciet opgenomen in het BVR.
16.2.2 – Balansrubrieken Artikel 56 van het BVR geeft een korte omschrijving van de verschillende rubrieken:
16.2.2.1 – Grondstoffen (Rubriek 30) Onder de grondstoffen worden de goederen opgenomen die het bestuur bij derden heeft gekocht om ze vervolgens te gebruiken als een belangrijk element van een productieproces of een dienstverlening.
16.2.2.2 – Hulpstoffen (Rubriek 31) Hulpstoffen zijn eveneens goederen die werden aangeschaft in het kader dienstverleningsproces binnen het bestuur, maar dan eerder als een bijkomstig element.
van
een
productie-
of
Voorbeelden: Diverse materialen die gebruikt worden door de Technische dienst of Groendienst Het strooizout dat de gemeente gebruikt om de wegen sneeuwvrij te maken
16.2.2.3 – Goederen in bewerking (Rubriek 32) Onder deze rubriek worden de productiekosten (grondstoffen, hulpstoffen en andere kosten) opgenomen van de goederen die het bestuur zelf produceert, maar die op balansdatum nog niet afgewerkt zijn en die niet toegerekend kunnen worden aan de bestellingen in uitvoering.
16.2.2.4 – Gereed product (Rubriek 33) Onder deze rubriek worden de productiekosten (grondstoffen, hulpstoffen en andere kosten) opgenomen van de afgewerkte goederen. Het zijn met andere woorden verkoopbare eindproducten die het bestuur zelf heeft geproduceerd en die op balansdatum nog in voorraad zijn.
10
We verwijzen hiervoor ook naar titel 16.5 en 16.6 van deze handleiding.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 106
16.2.2.5 – Handelsgoederen (Rubriek 34) Dit zijn goederen die het bestuur heeft aangekocht bij derden, die in voorraad worden gehouden en die geen (of geen fundamentele) transformatie moeten ondergaan om aan de klanten te worden verkocht. Voorbeelden: Compostvaten, vuilniszakken, strooizout… die door de gemeente worden verkocht. Strooizout dat door de gemeente wordt verkocht aan haar inwoners.
16.2.2.6 – Onroerende goederen die bestemd zijn voor verkoop (Rubriek 35) Dit zijn onroerende goederen die het bestuur heeft aangeschaft of verkregen, met als enige bedoeling om ze opnieuw door te verkopen. De verwachting is dat deze onroerende goederen gerealiseerd worden binnen het jaar na de balansdatum. Indien dit niet het geval is, moeten deze goederen worden opgenomen onder de rubriek „Overige materiële vaste activa‟. Dit soort voorraden zal waarschijnlijk enkel voorkomen bij een AGB of een APB.
16.2.2.7 – Vooruitbetalingen (Rubriek 36) Deze rubriek omvat alle vooruitbetalingen (op grondstoffen, hulpstoffen, handelsgoederen en onroerende goederen) die het bestuur heeft moeten doen om van de levering verzekerd te zijn.
16.2.2.8 – Bestellingen in uitvoering (Rubriek 37) In tegenstelling tot bij de voorraden worden in deze rubriek samengebracht: alle diensten, prestaties en goederen waarvan de karakteristieken volledig door de koper worden vastgelegd. Zoals aangegeven in artikel 57 van het BVR betreft het: Het onderhanden werk dat voor rekening van een derde op bestelling wordt uitgevoerd en dat nog niet opgeleverd is; De goederen in bewerking die voor rekening van een derde op bestelling worden gemaakt en die nog niet werden geleverd, tenzij het gaat om seriewerk; Dienstenprestaties die voor rekening van een derde op bestelling worden uitgevoerd en die nog niet werden geleverd, tenzij het gaat om een standaardtype van dienstprestaties.
16.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de voorraden en bestellingen in uitvoering werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
16.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
30111
Voorraad van kantoorbenodigdheden
30112
Voorraad van technische benodigdheden Voorraad van benodigdheden voor gebouwen Voorraad van benodigdheden voor voertuigen Voorraad van benodigdheden voor wegen
30113 30115 30117
30140
Voorraad van goederen bestemd voor verkoop
MARcode
Omschrijving
31
Hulpstoffen
30
Grondstoffen
31
Hulpstoffen
34
Handelsgoederen
35
Onroerende goederen bestemd voor de
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 107
verkoop 30199
Het MAR voorziet binnen elke subrubriek een specifieke rekening (-9) voor het boeken van eventuele waardeverminderingen met betrekking tot de betreffende voorraden
Geboekte waardevermindering op voorraden
16.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code
Omschrijving
30
Grondstoffen en leveringen
BBC MARcode 30
Omschrijving Grondstoffen
31
Hulpstoffen
31
Goederen in bewerking
32
Goederen in bewerking
33
Gereed product
33
Gereed product
34
Handelsgoederen
34
Handelsgoederen
36
Vooruitbetalingen op voorraadinkopen
36
Vooruitbetalingen
37
Bestellingen in uitvoering
37
Bestellingen in uitvoering
16.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code
Omschrijving
3
Voorraden
BBC MARcode 30
Omschrijving Grondstoffen
31
Hulpstoffen
32
Goederen in bewerking
33
Gereed product
34
Handelsgoederen
35
Onroerende goederen bestemd voor de verkoop
36
Vooruitbetalingen
37
Bestellingen in uitvoering
16.3 – Waarderingsregels BBC 16.3.1 – Aanschaffingswaarde 16.3.1.1 – Voorraden verworven door ruiltransacties Het algemeen principe is dat de voorraden die verworven zijn door ruiltransacties, gewaardeerd worden tegen de aanschaffingswaarde of tegen de marktwaarde als deze op de balansdatum lager is (art. 161 §1 van het BVR). De waardering tegen de lagere marktwaarde („lower of cost or market‟ principe) mag evenwel niet worden gehandhaafd als de marktwaarde achteraf hoger is dan de lagere waarde waartegen de voorraad werd gewaardeerd. De aanschaffingswaarde van de grond- en hulpstoffen, de handelsgoederen en de voor verkoop bestemde onroerende goederen is de aanschaffingsprijs, zijnde de aankoopprijs vermeerderd met de bijkomende kosten zoals niet-terugvorderbare belastingen, vervoerkosten, invoerrechten en andere aankoopkosten die het bestuur aan derden heeft betaald.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 108
16.3.1.2 – Activa met identieke kenmerken Omdat de voorraden binnen het bestuur snel roterend kunnen zijn, moet er een bepaalde waarderingsmethode worden gekozen. In artikel 161 §3 van het BVR worden hieromtrent twee mogelijkheden bepaald: Individualisering Deze methode individualiseert ieder goed en houdt de individuele aankoopprijzen per stuk bij. Bij een verkoop zal de afboeking gebeuren tegen de individuele kostprijzen van de verkochte goederen en zal de voorraad van de nietverkochte goederen – per saldo – gewaardeerd worden aan de voor deze goederen betaalde prijzen. FIFO-methode In deze methode wordt de waarde van de eindvoorraad afgeleid via een verstrekkingscalculatie. Er wordt verondersteld dat de goederen verstrekt worden tegen de prijs van de eerst in voorraad genomen goederen, waardoor de eindvoorraad wordt gewaardeerd tegen de recentste aanschaffingsprijzen. Wij verwijzen hiervoor naar de Boekhoudfiche 7400 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Hierin wordt de systematiek van de FIFO-methode verder toegelicht aan de hand van een concreet voorbeeld.
16.3.1.3 – Goederen die gratis of tegen symbolische prijs worden verdeeld De voorraden van goederen die verworven zijn door ruiltransacties die gratis of tegen een symbolische prijs worden verdeeld, en de voorraden van goederen die verbruikt worden in het productieproces van goederen die gratis of tegen een symbolische prijs worden verdeeld, worden – conform de algemene regel – gewaardeerd tegen de aanschaffingswaarde. Indien evenwel de huidige vervangingswaarde lager is dan de aanschaffingswaarde, worden deze goederen gewaardeerd tegen de huidige vervangingswaarde (art.161 §1 lid 3 van het BVR).
16.3.1.4 – Goederen in bewerking, bestellingen in uitvoering en gereed product 11 De aanschaffingswaarde van de goederen in bewerking, de bestellingen in uitvoering en het gereed product wordt bepaald door de vervaardigingsprijs of tegen de marktwaarde als deze op de balansdatum lager is. Deze vervaardigingsprijs omvat naast de aanschaffingskosten van de grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, ook de productiekosten die rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toegerekend kunnen worden, als die kosten op de normale productieperiode betrekking hebben. De productiekosten die niet rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toegerekend kunnen worden (d.i. de overhead), maken geen deel uit van de vervaardigingsprijs (art. 152 van het BVR). In het bijzonder voor wat betreft de waardering van de bestellingen in uitvoering, worden twee verschillende waarderingsmethoden gepreciseerd in artikel 162 van het BVR: Waardering volgens de „percentage of completion method‟ Overeenkomstig deze methode worden de bestellingen in uitvoering gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs en: 1° vermeerderd, naarmate de productie of de werkzaamheden vorderen, met het verschil tussen de in de overeenkomst bepaalde prijs en de vervaardigingsprijs, als dat verschil met voldoende zekerheid als verworven mag worden beschouwd; 2° verminderd met de ontvangen vooruitbetalingen. In deze methode wordt de winst met andere woorden toegerekend à rato van de voortgang van de werken.
11
In het BVR wordt in artikel 161 §4 lid 1 aangegeven dat de aanschaffingswaarde dient te worden gebruikt voor de waardering van het gereed product. Wij zijn van oordeel dat – zoals voor de goederen in bewerking – de vervaardigingsprijs dient te worden gehanteerd, zoals bepaald in art. 161 §4 lid 2.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 109
Waardering volgens de „completed contract method‟ Overeenkomstig deze methode worden de bestellingen in uitvoering op de balans geboekt tegen de vervaardigingsprijs, verminderd met de ontvangen vooruitbetalingen. In deze methode wordt de winst toegerekend aan de periode van de afwerking. Het bestuur dient in de toelichting bij de jaarrekening onder de waarderingsregels de methode en criteria te vermelden die voor de waardering van de bestellingen in uitvoering worden toegepast.
16.3.1.5 – Voorraden verworven via niet-ruiltransacties De voorraden die verworven zijn door niet-ruiltransacties, worden gewaardeerd tegen de marktwaarde op de datum van de verwerving (art. 161 §2 van het BVR). De voorraden van goederen die verworven zijn door niet-ruiltransacties en die gratis of tegen een symbolische prijs worden verdeeld, en de voorraden van goederen die verbruikt worden in het productieproces van goederen die gratis of tegen een symbolische prijs worden verdeeld, worden niet gewaardeerd.
16.3.2 – Waardecorrecties 16.3.2.1 – Waardeverminderingen Indien op balansdatum blijkt dat er een waardeverlies is opgetreden met betrekking tot de voorraden of bestellingen in uitvoering (Voorbeeld als gevolg van een beschadiging, veroudering, etc…), dan dient het bestuur dit waardeverlies tot uitdrukking te brengen in de boekhouding. Dit zal gebeuren door het boeken van een waardevermindering. Ten aanzien van de goederen in bewerking en de bestellingen in uitvoering, worden eveneens waardeverminderingen toegepast als hun vervaardigingsprijs, vermeerderd met het geraamde bedrag van de nog te maken kosten, hoger is dan respectievelijk de nettoverkoopprijs op de datum van de jaarafsluiting of de in de overeenkomst bedongen prijs (art. 178 §1 van het BVR).
16.3.2.2 – Aanvullende waardeverminderingen Met betrekking tot de voorraden en de bestellingen in uitvoering dient het bestuur aanvullende waardeverminderingen te boeken, om rekening te houden met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, of met de risico‟s die inherent zijn aan de aard van de producten in kwestie of van de uitgevoerde activiteiten (art. 178 §2 van het BVR). Deze waardeverminderingen worden aanvullend genoemd omdat het toepassen van de vorige waarderingsregel (marktprijs of realisatiewaarde) reeds tot een eerste, rechtstreeks geboekte waardevermindering aanleiding kan geven.
16.3.2.3 – Voorzieningen Voor de risico‟s en kosten die verbonden zijn aan de verdere uitvoering van de bestellingen, worden overeenkomstig de desbetreffende bepalingen, voorzieningen gevormd als de risico‟s niet gedekt zijn door de waardeverminderingen die geboekt werden (art. 178 §3 van het BVR).
16.3.2.4 – Herwaarderingen Er worden geen herwaarderingen toegepast m.b.t. de voorraden en bestellingen in uitvoering.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 110
16.4 – Voornaamste verschillen met NGB Omschrijving en rekeningen In de gemeenteboekhouding werd bepaald (art. 23 van het ARGC) dat de gemeente kan voorzien in een beheer van voorraad overeenkomstig de regels vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken. Er was met andere woorden geen verplichting om een voorraadbeheer op te zetten in de gemeenteboekhouding. Verder werd de voorraad omschreven als de totaliteit van de grondstoffen, materialen en benodigdheden door de gemeente verworven om ze te verbruiken of om ze opnieuw te verkopen. De volgende rekeningen werden voorzien in het algemeen rekeningstelsel:
30111: Voorraad van kantoorbenodigdheden 30112: Voorraad van technische benodigdheden 30113: Voorraad van benodigdheden voor gebouwen 30115: Voorraad van benodigdheden voor voertuigen 30117: Voorraad van benodigdheden voor wegen 30140: Voorraad van goederen bestemd voor verkoop 30199: Geboekte waardevermindering op voorraden
Voor goederen in bewerking en gereed product bestond geen afzonderlijke algemene rekening in de NGB. Waarderingsmethoden Indien een bestuur ervoor koos om een voorraadbeheer op te zetten in het kader van de gemeenteboekhouding, dan werden deze voorraden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde of tegen marktwaarde indien deze op balansdatum 12 lager is. Verschillende waarderingsmethodes konden worden gehanteerd :
Individualisering; Methode van het gewogen gemiddelde; FIFO; LIFO.
In BBC werd ervoor gekozen om enkel de gemakkelijkste en minst arbeidsintensieve methodes te behouden. Bijgevolg zijn enkel de methodes van individualisering en FIFO voorzien in het BVR (art. 161 §3).
16.5 – Voornaamste verschillen met NPB Waarderingsmethoden Artikel 23 van het MB van 15 februari 2001 stelt dat de aanschaffingswaarde van activa met identieke technische of juridische kenmerken wordt bepaald volgens één van de volgende methodes: Individualisering van de prijs van elk bestanddeel; Methode van gewogen gemiddelde prijzen; FIFO; LIFO. Zoals reeds aangegeven werden in BBC enkel de methodes van individualisering en FIFO opgenomen in het BVR (art. 161 §3). Klein materiaal In tegenstelling tot het BVR werd in de provincieboekhouding bepaald dat kleine voorraden voor een vast bedrag op de balans werden opgenomen indien de hoeveelheid, de waarde en de samenstelling ervan niet wezenlijk veranderen van het ene boekjaar op het andere. In dat geval werden de aanschaffingskosten van deze voorraden in de loop van het boekjaar opgenomen onder de werkingskosten.
12
E. PAUWELS, R. VANTORRE, “De gemeentecomptabiliteit in de praktijk: de boekhouding en het beheer van de financiën”, Vanden Broele, pag. 162-163.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 111
16.6 – Voornaamste verschillen met NOB Rekeningstelsel In het minimum genormaliseerd rekeningstelsel (NOB) werd de klasse 3 „Voorraden‟ niet verder opgesplitst. Er werd enkel bepaald dat de indeling in overeenstemming moet zijn met de indeling van de subgroep 609 (Voorraadwijziging grondstoffen, hulpstoffen en handelsgoederen) en/of de subgroep 71 (Voorraadwijziging goederen in bewerking, gereed product en onroerende goederen bestemd voor verkoop). Waarderingsmethoden Artikel 43 §2 van het BVR van 17 december 1997 liet volgende waarderingsmethoden toe: FIFO; Methode van voortschrijdende gewogen gemiddelde. Klein materieel In tegenstelling tot het BVR bepaalde de NOB – in artikel 45 van het BVR van 17 december 1997 – dat het klein materiaal, alsook de grond- en hulpstoffen die continu worden vernieuwd en waarvan de aanschaffingswaarde te verwaarlozen is in verhouding tot het balanstotaal van het OCMW, voor een vast bedrag op het actief opgenomen mogen worden. De kosten voor de vernieuwing van deze voorraden, worden dan opgenomen onder de werkingskosten.
16.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving Waarderingsmethoden Voor de waardering van de activa met identieke technische of juridische kenmerken worden in BBC de volgende waarderingsmethoden toegelaten in art. 161 §3 van het BVR: Individualisering; FIFO. In de Belgische boekhoudwetgeving zijn naast deze twee methoden ook nog de „Gewogen gemiddelde methode‟ en de „LIFO‟-methode toegelaten. Gelet op het beperkte belang van de voorraden voor openbare besturen werd ervoor gekozen om in BBC enkel de gemakkelijkste en de minst arbeidsintensieve berekeningsmethodes te behouden. Vervaardigingsprijs Voor wat betreft de goederen die door het bestuur zelf geproduceerd worden (goederen in bewerking, bestellingen in uitvoering en gereed product) zal – zoals aangegeven – de vervaardigingsprijs gebruikt worden als aanschaffingswaarde. In afwijking van de Belgische boekhoudwetgeving stelt artikel 152 van het BVR dat de productiekosten die niet rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep kunnen worden toegerekend (d.i. de overhead), geen deel uitmaken van deze vervaardigingsprijs. Goederen in bewerking De Belgische boekhoudwetgeving laat – zoals in de BBC – twee waarderingsmethoden toe: de „percentage of completion‟ methode en de „completed contract‟” methode. Alleen is de in BBC voorziene „netting‟ – d.i. de vermindering met de ontvangen vooruitbetalingen – niet opgenomen in de Belgische boekhoudwetgeving.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 112
16.8 – Samenvatting Grond- en hulpstoffen Handelsgoederen O.G. bestemd voor verkoop
Aanschaffingswaarde Verwerving door ruiltransacties aanschaffingswaarde of lagere marktwaarde aanschaffingsprijs voor activa met identieke kenmerken: * individualisering * FIFO goederen die gratis of tegen symbolische prijs worden verdeeld aanschaffingswaarde of lagere vervangingswaarde
Goederen in bewerking
Bestellingen in uitvoering
Gereed product
aanschaffingswaarde of lager marktwaarde vervaardigingsprijs
aanschaffingswaarde of lager marktwaarde vervaardigingsprijs
aanschaffingswaarde of lager marktwaarde vervaardigingsprijs
grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen
grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen
grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen
productie kosten die rechtstreeks kunnen toegerekend
productie kosten die rechtstreeks kunnen toegerekend
productie kosten die rechtstreeks kunnen toegerekend
worden aan het product
worden aan het product
worden aan het product
DWZ: overhead wordt niet opgenomen
DWZ: overhead wordt niet opgenomen
DWZ: overhead wordt niet opgenomen
2 waarderingsmethoden: * percentage of completion methode * completed contract methode
Verwerving door niet-ruiltransacties marktwaarde goederen die gratis of tegen symbolische prijs worden verdeeld worden NIET gewaardeerd
Waardevermindering
NEEN
Aanvullende Waardevermindering
JA
Terugneming van de waardevermindering
JA
NEEN
Voorzieningen
JA JA indien de vervaardigingsprijs, vermeerderd met het geraamde bedrag van de nog te maken kosten van deze goederen en bestellingen, hoger is dan de nettoverkoopprijs op de balansdatum of de contractprijs JA rekening houdende met : * de evolutie van de realisatie- of marktwaarde * risico's die inherent zijn aan aard van de goederen
NEEN
JA
JA
JA
JA
JA
NEEN
JA indien de risico's niet gedekt zijn door waardeverminderingen
NEEN
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 113
Grond- en hulpstoffen Handelsgoederen Waardering tegen: Aanschaffingsprijs
Vervaardigingsprijs
Marktwaarde
Neen
X
Marktwaarde is lager dan de aanschaffingsprijs
X
Ja
Indien nodig worden op deze waarderingen aanvullende waardeverminderingen geboekt om rekening te houden: * hetzij met de evolutie van de realisatie- of marktwaarde; * hetzij met de risico's inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit
Goederen in bewerking Bestellingen in uitvoering Waardering tegen: Aanschaffingsprijs Netto-verkoopprijs (of overeengekomen prijs) is Neen lager dan de vervaardigingsprijs
Vervaardigingsprijs
Marktwaarde
X verminderd met de nodige waardeverminderingen en eventueel aanvullende waardeverminderingen
X
Ja
Gereed product Waardering tegen: Aanschaffingsprijs
Vervaardigingsprijs
Marktwaarde
Neen
X
Marktwaarde is lager dan de aanschaffingsprijs
X
Ja
Indien nodig worden op deze waarderingen aanvullende waardeverminderingen geboekt om rekening te houden: * hetzij met de evolutie van de realisatie- of marktwaarde; * hetzij met de risico's inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 114
17 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Vorderingen uit ruiltransacties 17.1 – Voorstelling BBC Rubriek van de jaarrekening (Activa)
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel
I.B. Vorderingen op korte termijn 1. Vorderingen uit ruiltransacties
4 Vorderingen en schulden op korte termijn 40 Vorderingen uit ruiltransacties (1) 400 Werkingsvorderingen uit ruiltransacties – nominale waarde (2) 404 Te innen opbrengsten uit ruiltransacties (3)
405 Overige vorderingen uit ruiltransacties – nominale waarde (2) 406 Vooruitbetalingen (4) 407 Vorderingen uit ruiltransacties – dubieuze debiteuren (2) 4070 Werkingsvorderingen uit ruiltransacties – dubieuze debiteuren 4071 Overige vorderingen uit ruiltransacties – dubieuze debiteuren 409 Vorderingen uit ruiltransacties – geboekte waardeverminderingen (-) 4090 Werkingsvorderingen uit ruiltransacties – geboekte waardeverminderingen (-) 4091 Overige vorderingen uit ruiltransacties – geboekte waardeverminderingen (-) (1) De vorderingen op meer dan één jaar of het gedeelte van de vorderingen dat vervalt binnen het jaar, moet op deze rekeningen slechts worden overgeboekt op het einde van het jaar. (2) Debiteurenrekening met debetsaldo. (3) De te innen opbrengsten mogen eveneens worden geboekt als uitsplitsing van de rekening '400 Werkingsvorderingen uit ruiltransacties - nominale waarde'. (4) Andere dan deze die kunnen worden toegerekend aan de rekeningen 213 en 360 en aan de rekeningen voor vaste activa in aanbouw.
17.2 – Begrippen 17.2.1 – Algemeen Onder de vorderingen op korte termijn worden de vorderingen opgenomen waarvan de oorspronkelijke looptijd ten hoogste één jaar bedraagt. Onder de overeenstemmende rubrieken van de vorderingen worden, naast de vorderingen waarvoor een titel bestaat, ook de te ontvangen opbrengsten opgenomen die tijdens het financiële boekjaar of tijdens een vorig financieel boekjaar zijn ontstaan en waarvoor er nog geen titel bestaat, op voorwaarde dat de schuldenaar vaststaat en het bedrag vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat (art. 55 §1 van het BVR). De vorderingen op korte termijn worden verder opgesplitst in de vorderingen uit ruiltransacties en de vorderingen uit niet-ruiltransacties We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 18 van deze handleiding.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 115
Onder de vorderingen uit ruiltransacties worden de vorderingen opgenomen die ontstaan ingevolge ruiltransacties waarbij er tussen de betrokken partijen een gelijkwaardige economische waarde wordt omgewisseld (art. 55 §2 van het BVR). Bij de ruiltransacties moet bijgevolg de in ruil gegeven economische waarde voor de betrokken partijen ongeveer gelijkwaardig zijn. Wanneer het bestuur voor een bepaalde dienstverlening een vergoeding (retributie) aanrekent, dan wordt dit als een ruiltransactie beschouwd omdat er van uitgegaan wordt dat er een billijke vergoeding wordt gevraagd voor de betreffende dienstverlening, ook al wordt deze dienstverlening (in grote mate) door het bestuur gesubsidieerd.
17.2.2 – Balansrubrieken 17.2.2.1 – Werkingsvorderingen uit ruiltransacties (Subrubriek 400) Het betreft de vorderingen op de diverse cliënten van het bestuur evenals de vorderingen op andere gemeenten, OCMW‟s, provincies, andere overheden, etc…, ontstaan uit de courante dienstverlening van het bestuur en realiseerbaar op korte termijn (d.w.z. op ten hoogste één jaar). Voorbeelden: Vorderingen die ontstaan naar aanleiding van: 13 De verkoop van vuilniszakken (BF 2010) De verhuur van de zalen in het Cultureel Centrum (BF 2011) Verblijf in het kinderdagverblijf (BF 8030)
17.2.2.2 – Te innen opbrengsten uit ruiltransacties (Subrubriek 404) Onder deze subrubriek kunnen ondermeer worden opgenomen de „op te maken facturen‟ alsook de „te ontvangen creditnota‟s‟. Het betreft vorderingen op korte termijn waarvoor nog geen rechtstitel bestaat, maar waarvan de schuldenaar vaststaat en waarvan het bedrag ofwel vastligt ofwel met nauwkeurigheid kan worden geschat. Voorbeeld: De facturen die op 31 december nog moeten opgemaakt worden voor de prestaties die geleverd zijn door de brandweer (BF 7501)
17.2.2.3 – Overige vorderingen uit ruiltransacties (Subrubriek 405) In tegenstelling tot de werkingsvorderingen die ontstaan uit de courante dienstverlening van het bestuur, heeft deze subrubriek betrekking op vorderingen die voortvloeien uit andere activiteiten dan deze die rechtstreeks verband houden met de courante dienstverlening. Voorbeeld: Te ontvangen creditintresten op financiële rekeningen.
17.2.2.4 – Vooruitbetalingen (Subrubriek 406) Dit zijn vooruitbetalingen die het bestuur heeft verricht en die géén betrekking hebben op immateriële vaste activa, materiële vaste activa en voorraden. Het omvat de voorschotten die bijvoorbeeld betaald werden aan leveranciers of personeelsleden en die terugvorderbaar zijn op korte termijn. Voorbeeld: Het voorschot dat betaald wordt aan de RSZPPO (BF 1201)
17.2.2.5 – Vorderingen uit ruiltransacties – dubieuze debiteuren (Subrubriek 407) Dit zijn vorderingen ontstaan door het verlenen van krediet aan klanten. Op balansdatum dient het bestuur alle vorderingen uit ruiltransacties te onderzoeken op hun inbaarheid. Wanneer blijkt dat de klant in een problematische toestand verkeert waardoor de inning van de vordering twijfelachtig wordt, dan dient deze vordering te worden
13
Waar mogelijk wordt verwezen naar de Boekhoudfiches (BF) die ter beschikking zijn gesteld door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 116
overgeboekt naar deze subriek. Deze overboeking dient te gebeuren voor het totale bedrag van de vordering, ook al is slechts een gedeelte dubieus. De volgende oorzaken zullen aanleiding geven tot het boeken van „dubieuze debiteuren‟: De debiteur is insolvabel en zal waarschijnlijk niet of slechts gedeeltelijk betalen; Bepaalde uitstaande vorderingen zijn vervallen en het is waarschijnlijk dat een gedeelte niet meer kan worden geïnd door het bestuur.
17.2.2.6 – Vorderingen uit ruiltransacties – geboekte waardeverminderingen (Subrubriek 409) Op het moment dat men een vordering overboekt naar de subrubriek 407 „Vorderingen uit ruiltransacties – dubieuze debiteuren‟, dient men een zo getrouw mogelijke inschatting te maken van het verlies dat men op de betreffende vordering kan lijden. De inschatting van het vermoedelijk verlies kan op verschillende manieren gebeuren: Individuele raming: elke openstaande vordering wordt kritisch onderzocht op het risico van niet-betaling en op basis daarvan legt het bestuur een waardevermindering vast; Globale (of forfaitaire) benadering: in de praktijk zal het voor het bestuur niet altijd mogelijk zijn om de waardevermindering te individualiseren per vordering; wanneer het bestuur zeer veel vorderingen voor een gering bedrag heeft openstaan, zal men veeleer – op basis van de ervaringen – werken met een globale schatting. Een individuele raming kan dan bijvoorbeeld enkel worden toegepast in het geval van specifieke gevallen, zoals bij falingen. Deze wijze waarop het bestuur deze inschatting zal maken, dient te worden opgenomen in de waarderingsregels. De subrubriek 409 is met andere woorden een correctierekening die steeds een creditsaldo zal hebben aangezien het geraamde verlies tot uitdrukking wordt gebracht via de kostenrekening 634 „Waardeverminderingen op werkingsvorderingen op korte termijn‟.
17.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de vorderingen uit ruiltransacties werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
17.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
40001
Debiteuren van belastingen en retributies per natuur en dienstjaar Debiteuren van belastingen en retributies per individuele rekening Debiteuren van exploitatieopbrengsten per natuur en dienstjaar Debiteuren van exploitatieopbrengsten per individuele rekening Dubieuze debiteuren van belastingen, retributies en exploitatieopbrengsten
400
Werkingsvorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Werkingsvorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Werkingsvorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Werkingsvorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Werkingsvorderingen uit ruiltransacties dubieuze debiteuren Overige vorderingen uit ruiltransacties dubieuze debiteuren Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Vooruitbetalingen
40002 40003 40004 40700
400 400 400 4070 4071
41513 41516 41517 41519
Te ontvangen creditintresten op financiële rekeningen Te ontvangen dividenden
405
Te ontvangen restorno's op leningintresten Andere te ontvangen intresten
406
405
405
Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 117
41600
Diverse debiteuren
405
41700
Diverse dubieuze debiteuren
4071
41800
Vervallen waarden (effecten)
405
41900
Vorderingen op intercommunales in rekening-courant Gestorte voorschotten en vooruitbetalingen Voorschotten en vooruitbetalingen aan gemeentepersoneel Terugvordering van waarborgen op leningen
405
46101 46103 46105
406
Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Overige vorderingen uit ruiltransacties dubieuze debiteuren Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Vooruitbetalingen
-
406
Vooruitbetalingen
405
Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde
-
17.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code
Omschrijving
400
Vorderingen betreffende belastingen
BBC MARcode 400
401
Vorderingen betreffende de werking
400
4101
404 406
Vooruitbetalingen
405
413
Te innen opbrengsten op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Vooruitbetalingen op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Overige vorderingen op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Te innen opbrengsten
Werkingsvorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Werkingsvorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Te innen opbrengsten uit ruiltransacties
Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Te innen opbrengsten uit ruiltransacties
415
Diverse overige vorderingen
405
4102 4104
404
Omschrijving
Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde
17.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code
Omschrijving
400
Werkingsvorderingen
BBC MARcode 400
404 406
Te innen opbrengsten Vooruitbetalingen
404 406
407
Dubieuze debiteuren
4070
409
Geboekte waardeverminderingen (-)
4090 4091
414 417
Te innen opbrengsten Dubieuze vorderingen
404 4071
Omschrijving Werkingsvorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Te innen opbrengsten uit ruiltransacties Vooruitbetalingen Werkingsvorderingen uit ruiltransacties dubieuze debiteuren Werkingsvorderingen uit ruiltransacties geboekte waardeverminderingen Overige vorderingen uit ruiltransacties geboekte waardeverminderingen Te innen opbrengsten uit ruiltransacties Overige vorderingen uit ruiltransacties dubieuze debiteuren
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 118
17.3 – Waarderingsregels BBC 17.3.1 – Nominale waarde Vorderingen uit ruiltransacties worden in de balans opgenomen voor hun nominale waarde (art. 160 van het BVR), onder aftrek van eventuele toepasselijke waardeverminderingen.
17.3.2 – Waardecorrecties 17.3.2.1 – Waardeverminderingen Waardeverminderingen zijn correcties op de nominale waarde van de vorderingen uit ruiltransacties, teneinde rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen bij het afsluiten van het boekjaar. Van zodra de invordering van het geheel of een deel van de vordering op de vervaldag onzeker wordt, dient het bestuur een waardevermindering aan te leggen (art. 177 van het BVR). Er mogen ook waardeverminderingen worden toegepast als de realisatiewaarde van de vorderingen op de datum van de jaarafsluiting lager is dan hun boekwaarde. De gecumuleerde waardevermindering wordt van het bedrag van de vordering afgetrokken. Zoals hiervoor reeds aangegeven kan de inschatting van het verlies op verschillende manieren gebeuren. Waardeverminderingen die in een vorig boekjaar of in vorige boekjaren werden geboekt en die volgens een actuele beoordeling niet meer nodig zijn, moeten worden teruggenomen. Voorbeeld: Wij verwijzen hiervoor naar de Boekhoudfiches 8000 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Daarin vindt u een voorbeeld van de verschillende boekingen op de rekeningen 407 (Dubieuze debiteuren) en 407 (Geboekte waardeverminderingen).
17.3.2.2 – Minderwaarde / meerwaarde De financieel beheerder boekt als „oninvorderbare vorderingen‟ alle bedragen die aan het bestuur moeten betaald worden door schuldenaren van wie de insolvabiliteit is bewezen door om het even welk bewijsstuk (art. 127 van het BVR). Het kan bijvoorbeeld zijn dat het bestuur informatie heeft ontvangen over de inning van bepaalde dubieuze vorderingen van bijvoorbeeld een gerechtsdeurwaarder of curator. Op basis van deze informatie zal de financieel beheerder het saldo van de vordering in de kosten moeten opnemen (via de rekening 642 „Minderwaarde op realisatie van werkingsvorderingen‟) en zal de vordering uit de boekhouding verdwijnen. Indien achteraf toch nog een gedeelte van de vordering zou kunnen gerecupereerd worden, dan zal dit aanleiding geven tot het boeken van een „Meerwaarde op realisatie van werkingsvorderingen‟ (rekening 742). Voorbeeld: Wij verwijzen hiervoor naar de Boekhoudfiches 8000 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Daarin vindt u een voorbeeld van de verschillende boekingen op de rekeningen 642 (Minderwaarde) en 742 (Meerwaarde).
17.3.2.3 – Herwaarderingen Er worden geen herwaarderingen geboekt met betrekking tot de vorderingen uit ruiltransacties.
17.4 – Voornaamste verschillen met NGB Term “ruiltransacties” De term „Vorderingen uit ruiltransacties‟ werd niet gebruikt in de NGB.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 119
In de gemeenteboekhouding heeft de post debiteuren (40) betrekking op alle vorderingen die voortvloeien uit de courante activiteiten van de gemeente, in het bijzonder de vorderingen uit belastingen, retributies en exploitaties. Onwaarden Naast een overboeking naar de rekening „dubieuze debiteuren‟ (d.i. wanneer de invorderbaar twijfelachtig is) werd in de NGB – wat betreft de niet aan te zuiveren ontvangsten – aanvullend het volgende onderscheid gemaakt in artikel 55 van het ARGC: Onverhaalbare posten: ontheffingen en verminderingen die toegestaan zijn door het College van burgemeester en schepenen; Oninvorderbare ontvangsten: ontvangsten die niet kunnen ingevorderd worden ingevolge de insolventie van de schuldenaar of een materiële vergissing.
17.5 – Voornaamste verschillen met NPB Term „ruiltransacties‟ In de provincieboekhouding werd de term „Vorderingen uit ruiltransacties‟ niet gebruikt maar werd de term „Vorderingen voor belastingen en exploitatie‟ gehanteerd.
17.6 – Voornaamste verschillen met NOB Term „ruiltransacties‟ De term „Vorderingen uit ruiltransacties‟ werd niet gebruikt in de NOB waar de term „Werkingsvorderingen‟ werd gebruikt.
17.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving Rubriek en subrubrieken De rubriek „Vorderingen uit ruiltransacties‟ komt niet voor in de Belgische boekhoudwetgeving waar de term „Handelsvorderingen‟ wordt gebruikt. De verschillende subrubrieken zijn in BBC specifiek afgestemd op de lokale besturen en verschillen bijgevolg van de subrubrieken in de Belgische boekhoudwetgeving.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 120
17.8 – Samenvatting
Vorderingen uit ruiltransacties Waardering Waardevermindering
Terugneming van de waardevermindering Minderwaarden
Meerwaarden
Tegen nominale waarde Indien de betaling op de vervaldag onzeker is, wordt de vordering overgeboekt naar de rekening 407 - Dubieuze debiteuren. Op dat moment wordt er ook een waardevermindering geboekt voor het geraamde verlies; deze waardevermindering wordt geboekt op de rekening 409 – Geboekte waardeverminderingen (-). Voorheen geboekte waardeverminderingen die niet meer nodig zijn, worden teruggenomen. Op het ogenblik dat er een effectief verlies wordt gerealiseerd, dient een minderwaarde tot uitdrukking te worden gebracht in de boekhouding op de rekening 642 – Minderwaarde op de realisatie van werkingsvorderingen. Indien er achteraf toch een deel van de vordering kan worden gerecupereerd (na de boeking van een waardevermindering), dan kan dit aanleiding geven tot een Meerwaarde op de realisatie van werkingsvorderingen (rekening 742).
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 121
18 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Vorderingen uit niet-ruiltransacties 18.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Activa) I.B. Vorderingen op korte termijn 2. Vorderingen uit niet-ruiltransacties
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 4 Vorderingen en schulden op korte termijn 41 Vorderingen uit nietruiltransacties (1) 410 Bijdrage in kapitaal (2) 411 Terug te vorderen BTW (2)
412 Terug te vorderen belastingen en voorheffingen (2) 4120/4 Belgische winstbelastingen 4125/7 Belgische belastingen 4128 Buitenlandse belastingen 413 Vorderingen uit fiscale opbrengsten (2) 414 Te innen opbrengsten uit niet-ruiltransacties 415 Vorderingen uit subsidies en uit toegestane leningen (2) 4151 Vorderingen wegens investeringssubsidies (3) 4152 Vorderingen wegens toegestane leningen (3) 4153 Vorderingen wegens werkingssubsidies (3) 416 Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties (2) 4160 Andere werkingsvorderingen uit niet-ruiltransacties – nominaal bedrag 4161 Andere overige vorderingen uit niet-ruiltransacties – nominaal bedrag 417 Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties – dubieuze debiteuren 4170 Andere werkingsvorderingen uit niet-ruiltransacties – dubieuze debiteuren 4171 Andere overige vorderingen uit niet-ruiltransacties – dubieuze debiteuren 418 Borgtochten betaald in contanten 419 Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties – geboekte waardeverminderingen (-) (4) 4190 Andere werkingsvorderingen uit niet-ruiltransacties – geboekte waardeverminderingen (-) 4191 Andere overige vorderingen uit niet-ruiltransacties – geboekte waardeverminderingen (-) (1) De vorderingen op meer dan één jaar of het gedeelte van de vorderingen dat vervalt binnen het jaar, moet op deze rekeningen slechts worden overgeboekt op het einde van het jaar. (2) Debiteurenrekening met debetsaldo. (3) Deze rekening wordt opgesplitst per subsidiecategorie. (4) De waardeverminderingen ingevolge schuldbemiddeling worden op een afzonderlijke rekening geboekt.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 122
18.2 – Begrippen 18.2.1 – Algemeen Zoals in het vorige deel reeds aangegeven, worden de vorderingen op korte termijn opgesplitst in: De vorderingen uit ruiltransacties (We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 17 van deze handleiding) De vorderingen uit niet-ruiltransacties Onder de rubriek „Vorderingen uit ruiltransacties‟ worden de vorderingen opgenomen die ontstaan ingevolge de ruiltransacties waarbij er tussen de betrokken partijen een gelijkwaardige economische waarde wordt omgewisseld. Onder de rubriek „Vorderingen uit niet-ruiltransacties‟ worden dan de vorderingen opgenomen die ontstaan uit transacties waarbij er geen sprake is van een gelijkwaardige economische waarde. In die zin worden borgtochten als niet-ruiltransacties gecatalogeerd, aangezien er van uitgegaan wordt dat de ontvangende partij het bedrag van de borgtocht slechts tijdelijk in bewaring heeft.
18.2.2 – Balansrubrieken 18.2.2.1 – Bijdrage in kapitaal (Subrubriek 410) Deze subrubriek zal enkel gebruikt worden door de autonome gemeente- en provinciebedrijven (AGB‟s en APB‟s). Hier worden namelijk de middelen (d.i. het gedeelte van het kapitaal) geregistreerd die bij de oprichting door de gemeente- en provinciebesturen werden toegezegd maar die nog niet werden gestort. Wanneer nadien door de gemeente- en provinciebesturen deze toegezegde middelen worden opgevraagd, ontstaat een vordering die hier dient te worden geregistreerd.
18.2.2.2 – Terug te vorderen BTW (Subrubriek 411) Deze subrubriek zal enkel gebruikt worden door de besturen die de BTW – betaald op aankopen – geheel of gedeeltelijk kunnen terugvorderen van de BTW-administratie. In dat geval zal het bestuur ook voor bepaalde 14 uitgaande verrichtingen BTW-plichtig zijn en bijgevolg BTW aanrekenen aan de klanten. Voorbeeld: Wij verwijzen hiervoor naar de Boekhoudfiche 8060 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
18.2.2.3 – Terug te vorderen belastingen en voorheffingen (Subrubriek 412) Het betreft hier „werkelijke‟ vorderingen die volgens de belastingaangifte en –berekening van het bestuur terugeisbaar zijn. Volgens het MAR wordt deze subrubriek als volgt opgesplitst: 4120/4 Belgische winstbelastingen (enkel voor AGB‟s en APB‟s) 4125/7 Belgische belastingen 4128 Buitenlandse belastingen
18.2.2.4 – Vorderingen uit fiscale opbrengsten (Subrubriek 413) Dit is een subrubriek die enkel zal gebruikt worden door de gemeente- en provinciebesturen voor de registratie van de vorderingen in het kader van de gemeente- of provinciale fiscaliteit.
18.2.2.5 – Te innen opbrengsten uit niet-ruiltransacties (Subrubriek 414) Het betreft alle bedragen die het bestuur op balansdatum kan vorderen uit niet-ruiltransacties, maar waarvoor nog geen definitieve titel bestaat.
14
We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 21 inzake de schulden uit ruiltransacties.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 123
Voorbeeld: Vervallen huuropbrengsten.
18.2.2.6 – Vorderingen uit subsidies en uit toegestane leningen (Subrubriek 415) Onder deze subrubriek worden alle bedragen geregistreerd die besturen op korte termijn als subsidie kunnen vorderen op hun subsidiërende instanties. Het betreft zowel investerings- als werkingssubsidies. Volgens het MAR wordt deze subrubriek als volgt opgesplitst: 4151 Vorderingen wegens investeringssubsidies 4152 Vorderingen wegens toegestane leningen 4153 Vorderingen wegens werkingssubsidies Deze rekeningen dienen verder opgesplitst te worden per subsidiecategorie. Voorbeelden: Onder de vorderingen wegens werkingssubsidies (rekening 4153) worden opgenomen: 15 Het geraamd aandeel in het Gemeentefonds (BF 2040) De Gesco-toelagen die het bestuur kan terugvorderen (BF 2050) De gemeentelijke bijdrage in de werking van het OCMW (BF 3900) Terugvorderingen van bijv. installatiepremies (BF 3210) Terugvorderingen van bijv. verwarmingstoelagen (BF 3001)
18.2.2.7 – Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties (Subrubriek 416) Deze subrubriek zal worden gebruikt voor alle vorderingen uit niet-ruiltransacties die niet kunnen ondergebracht worden in één van de overige subrubrieken. Volgens het MAR wordt deze restrubriek als volgt opgesplitst: 4160 Andere werkingsvorderingen uit niet-ruiltransacties 4161 Andere overige vorderingen uit niet-ruiltransacties Voorbeelden: Terugvordering van ziekenhuiskosten (BF 3050) Recuperatie van leefloon (BF 3200) Terugvordering van het voorschot op de uitkering van een arbeidsongeval (BF 3100)
18.2.2.8 – Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties – dubieuze debiteuren (Subrubriek 417) Deze rubriek dient – zoals bij de vorderingen uit ruiltransacties – te worden gebruikt voor de vorderingen uit nietruiltransacties waarvan de inning als twijfelachtig dient te worden beschouwd.
18.2.2.9 – Borgtochten betaald in contanten (Subrubriek 418) Wanneer het bestuur een borgtocht moet betalen waarvan de teruggave binnen het jaar zal gebeuren (bijvoorbeeld voor de tijdelijk huur van een machine, voor watergebruik, etc…) dan wordt dit bedrag in deze subrubriek geregistreerd.
18.2.2.10 – Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties – geboekte waardeverminderingen (Subrubriek 419) Deze subrubriek werkt op dezelfde manier als bij de vorderingen uit ruiltransacties en is een correctierekening op de dubieuze debiteuren uit niet-ruiltransacties die onder subrubriek 417 werden geregistreerd.
15
Waar mogelijk wordt in verwezen naar de Boekhoudfiches (BF) die ter beschikking zijn gesteld door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 124
18.2.3 – Conversie Onderstaande tabellen geven weer waar de vorderingen uit niet-ruiltransacties werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
18.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
40001
Debiteuren van belastingen en retributies per natuur en dienstjaar Debiteuren van belastingen en retributies per individuele rekening Dubieuze debiteuren van belastingen, retributies en exploitatieopbrengsten
413
Vorderingen uit fiscale opbrengsten
413
Vorderingen uit fiscale opbrengsten
4170
40002 40700
41100
Terugvorderbare BTW
411
Andere werkingsvorderingen uit nietruiltransacties - dubieuze debiteuren Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties - dubieuze debiteuren Terug te vorderen btw
41204
Te ontvangen aanvullende belastingen
413
Vorderingen uit fiscale opbrengsten
41301
Te ontvangen investeringssubsidies, giften en legaten in kapitaal Te ontvangen werkingssubsidies
4151
Vorderingen wegens investeringssubsidies
4153
Vorderingen wegens werkingssubsidies
Terugvordering van financiële kosten van leningen Te ontvangen intresten van leningen en effecten Diverse debiteuren
4153
Vorderingen wegens werkingssubsidies
4152
Vorderingen wegens toegestane leningen
4160
4151
Andere werkingsvorderingen uit nietruiltransacties - nominaal bedrag Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties - nominaal bedrag Vorderingen wegens investeringssubsidies
4152
Vorderingen wegens toegestane leningen
4152
Vorderingen wegens toegestane leningen
4152
Vorderingen wegens toegestane leningen
4152
Vorderingen wegens toegestane leningen
4152
Vorderingen wegens toegestane leningen
4152
Vorderingen wegens toegestane leningen
4152
Vorderingen wegens toegestane leningen
4152
Vorderingen wegens toegestane leningen
4152
Vorderingen wegens toegestane leningen
4152
Vorderingen wegens toegestane leningen
418
Borgtochten betaald in contanten
4171
41302 41514 41515 41600
4161 42514 42521 42522 42524 42526 42527 42530
42841 42842 42844 42846 46102
Terugvordering van periodieke aflossingen van leningen Terugvordering van leningen aan ondernemingen Terugvordering van leningen aan gezinnen en v.z.w.'s Terugvordering van leningen aan de hogere overheden Terugvordering van leningen aan andere overheidsinstellingen Terugvordering van leningen die binnen het jaar vervallen Terugvordering van vervroegde aflossingen van leningen en leningen met één vervaldag ten laste van derden Opeisbare saldi van leningen aan ondernemingen Opeisbare saldi van leningen aan gezinnen en v.z.w.'s Opeisbare saldi van leningen aan hogere overheden Opeisbare saldi van leningen aan andere overheidsinstellingen Gestorte waarborgen en borgtochten
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 125
18.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code
Omschrijving
BBC MARcode 413
400
Vorderingen betreffende belastingen
411
412
412
Terug te vorderen belastingen en voorheffingen Te ontvangen subsidies
413
Te innen opbrengsten
404
Terug te vorderen belastingen en voorheffingen Vorderingen uit subsidies en uit toegestane leningen Te innen opbrengsten uit ruiltransacties
414
Te innen opbrengsten uit niet-ruiltransacties
Omschrijving Vorderingen uit fiscale opbrengsten
415
414
Terugvorderbare BTW
411
Terug te vorderen BTW
415
Diverse overige vorderingen
405 416
Overige vorderingen uit ruiltransacties nominale waarde Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties
418
Borgtochten betaald in contanten
418
Borgtochten betaald in contanten
18.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code
Omschrijving
404
Te innen opbrengsten
BBC MARcode 414
407
Dubieuze debiteuren
4170
Omschrijving Te innen opbrengsten uit niet-ruiltransacties
4151
Andere werkingsvorderingen uit nietruiltransacties - dubieuze debiteuren Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties – dubieuze debiteuren Andere werkingsvorderingen uit nietruiltransacties - geboekte waardeverminderingen Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties - geboekte waardeverminderingen Vorderingen wegens investeringssubsidies
4151
Vorderingen wegens investeringssubsidies
4151
Vorderingen wegens investeringssubsidies
4120/4
Belgische winstbelastingen
4125/7
Belgische belastingen
4171 409
Geboekte waardeverminderingen (-)
4190
4191
4100
4101
411 412
Vorderingen wegens subsidies onder de vorm van een lening – niet vervallen vorderingen Vorderingen wegens subsidies onder de vorm van een lening – vervallen vorderingen Vorderingen wegens subsidies onder de vorm kapitaal Terug te vorderen belastingen en voorheffingen
4128
Buitenlandse belastingen
413
Te ontvangen werkingssubsidies
4153
Vorderingen wegens werkingssubsidies
414
Te innen opbrengsten
414
Te innen opbrengsten uit niet-ruiltransacties
4151
Te ontvangen gemeentelijke bijdrage in investeringen Diverse vorderingen andere dan gemeentelijke bijdrage
4151
Vorderingen wegens investeringssubsidies
4160
Andere werkingsvorderingen uit nietruiltransacties - nominaal bedrag Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties - nominaal bedrag
4152 tot 4159
4161
416
Interne rekening-courant
417
Dubieuze vorderingen
4171
Andere overige vorderingen uit niet-
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 126
ruiltransacties - dubieuze debiteuren 418
Borgtochten betaald in contanten
418
Borgtochten betaald in contanten
419
Geboekte waardeverminderingen (-)
4190
Andere werkingsvorderingen uit nietruiltransacties - geboekte waardeverminderingen Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties - geboekte waardeverminderingen
4191
18.3 – Waarderingsregels BBC 18.3.1 – Aanschaffingswaarde Vorderingen uit niet-ruiltransacties worden steeds in de balans opgenomen aan de nominale waarde (art. 160 van het BVR), onder aftrek van eventuele toepasselijke waardeverminderingen. We verwijzen hiervoor ook naar titel 18.3.2.1 van deze handleiding.
18.3.2 – Waardecorrecties Hier gelden dezelfde regels als voor de vorderingen uit ruiltransacties:
18.3.2.1 – Waardeverminderingen Van zodra de invordering van het geheel of een deel van de vordering op de vervaldag onzeker wordt, dient het bestuur een waardevermindering aan te leggen (art. 177 van het BVR). Er mogen ook waardeverminderingen worden toegepast als de realisatiewaarde van de vorderingen op de balansdatum lager is dan de boekhoudkundige waarde. Voorheen geboekte waardeverminderingen die niet meer nodig zijn, moeten worden teruggenomen. Zoals reeds aangegeven kan de inschatting van het verlies op verschillende manieren gebeuren: individuele of globale (forfaitaire) waardering. Voor het boeken van dubieuze debiteuren en waardeverminderingen m.b.t. andere vorderingen uit nietruiltransacties, dienen de volgende rekeningen te worden gebruikt:
Andere werkingsvorderingen Andere overige vorderingen
Dubieuze debiteuren (Subrubriek 417)
Geboekte waardeverminderingen (Subrubriek 419)
4170: Andere werkingsvorderingen uit niet-ruiltransacties – dubieuze debiteuren 4171: Andere overige vorderingen uit niet-ruiltransacties – dubieuze debiteuren
4190: Andere werkingsvorderingen – geboekte waardeverminderingen 4191: Andere overige vorderingen uit nietruiltransacties – geboekte waardeverminderingen
18.3.2.2 – Minderwaarde / meerwaarde De financieel beheerder boekt als „oninvorderbare vorderingen‟ alle bedragen die aan het bestuur moeten betaald worden door schuldenaren van wie de insolvabiliteit is bewezen door om het even welk bewijsstuk (art. 127 van het BVR). Op dat ogenblik zal de financieel beheerder het saldo van de vordering in de kosten moeten opnemen en zal de vordering uit de boekhouding verdwijnen. Hiervoor zullen de volgende rekeningen worden gebruikt: Voor andere werkingsvorderingen: rekening 642 - Minderwaarde op realisatie van werkingsvorderingen Voor andere overige vorderingen: rekening 652 – Minderwaarde op realisatie van vlottende activa Indien achteraf toch nog een gedeelte van de vordering zou kunnen gerecupereerd worden, dan zal dit aanleiding geven tot het boeken van een meerwaarde. Hiervoor zullen de volgende rekeningen worden gebruikt:
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 127
Voor andere werkingsvorderingen: rekening 742 - Meerwaarde op realisatie van werkingsvorderingen Voor andere overige vorderingen: rekening 752 – Meerwaarde op realisatie van vlottende activa
18.4 – Voornaamste verschillen met NGB Term „niet-ruiltransacties‟ De term „Vorderingen uit niet-ruiltransacties‟ werd niet gebruikt in het kader van de NGB. In de gemeenteboekhouding werden de overige vorderingen (rubriek 41) onderverdeeld als volgt: 411: Terug te vorderen BTW 412: Terug te vorderen belastingen en taksen 413: Te ontvangen subsidies, giften, legaten en leningen 415: Te ontvangen intresten, dividenden en ristorno‟s 416: Diverse debiteuren 417: Diverse dubieuze debiteuren 418: Vervallen waarden 419: Vorderingen in rekening-courant 461: Gestorte waarborgen, voorschotten en vooruitbetalingen
18.5 – Voornaamste verschillen met NPB Term „niet-ruiltransacties‟ De term „Vorderingen uit niet-ruiltransacties‟ werd niet gebruikt in de NPB waar de term „Overige vorderingen‟ werd gebruikt. In het minimum algemeen rekeningstelsel werden de overige vorderingen als volgt onderverdeeld: 410: Vorderingen op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen 411: Terug te vorderen belastingen en voorheffingen 412: Te ontvangen subsidies 413: Te innen opbrengsten 414: Terugvorderbare BTW 415: Diverse overige vorderingen 418: Borgtochten betaald in contanten
18.6 – Voornaamste verschillen met NOB Term „niet-ruiltransacties‟ De term “Vorderingen uit niet-ruiltransacties” werd niet gebruikt in de NOB waar de term “Overige vorderingen” werd gebruikt. In het minimum genormaliseerd rekeningstelsel werden de overige vorderingen als volgt onderverdeeld: 410: Vorderingen wegens subsidies onder de vorm van een lening 411: Vorderingen wegens subsidies onder de vorm van kapitaal 412: Terug te vorderen belastingen en voorheffingen 413: Te ontvangen werkingssubsidies 414: Te innen opbrengsten 415: Diverse vorderingen 416: Interne rekening-courant 417: Dubieuze vorderingen 418: Borgtochten betaald in contanten 419: Geboekte waardeverminderingen (-) Te ontvangen gemeentelijke bijdrage in het werkkapitaal / investeringen In de OCMW-boekhouding waren – onder de rubriek 415 „Diverse vorderingen‟ –volgende specifieke rekeningen opgenomen:
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 128
4150: Te ontvangen gemeentelijke bijdrage in het werkkapitaal 4151: Te ontvangen gemeentelijke bijdrage in de investeringen
In de BBC worden in het MAR geen specifieke rekeningen overgenomen voor het boeken van de gemeentelijke bijdrage. Deze zal bijgevolg geboekt worden op de rekeningen 4153 (als werkingssubsidie) en 4151 (investeringssubsidie). Interne rekening-courant In het kader van de BBC wordt er niet meer gewerkt via interne rekeningen-courant. De kosten kunnen – in het licht van de gewenste managementinformatie – verdeeld worden over de verschillende kostenplaatsen. Hierbij zal gewerkt worden met de rekeningen interne facturatie (619 en 709). Voorbeeld: Wij verwijzen hiervoor naar de Boekhoudfiche 8050 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
18.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving Rubriek en subrubrieken De rubriek „Vorderingen uit niet-ruiltransacties‟ komt niet voor in de Belgische boekhoudwetgeving waar de term „Overige vorderingen‟ wordt gebruikt. Ook de verschillende subrubrieken zijn in de BBC specifiek afgestemd op de lokale besturen en verschillen bijgevolg van de subrubrieken in de Belgische boekhoudwetgeving. Zo is de subrubriek 413 „Vorderingen uit fiscale opbrengsten‟ specifiek voor een openbaar bestuur en niet terug te vinden bij een commerciële onderneming.
18.8 – Samenvatting
Vorderingen uit niet-ruiltransacties Waardering Waardevermindering
Terugneming van de waardevermindering Minderwaarden
Meerwaarden
Tegen nominale waarde Indien de betaling op de vervaldag onzeker is, wordt de vordering overgeboekt naar de rekening 417 “Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties - dubieuze debiteuren”. Op dat moment wordt er ook een waardevermindering geboekt voor het geraamde verlies; deze waardevermindering wordt geboekt op de rekening 419 „Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties - geboekte waardeverminderingen (-)‟. Voorheen geboekte waardeverminderingen die niet meer nodig zijn, worden teruggenomen Op het ogenblik dat er een effectief verlies wordt gerealiseerd, dient een minderwaarde tot uitdrukking te worden gebracht in de boekhouding: Minderwaarde op de realisatie van werkingsvorderingen – rekening 642 Minderwaarden op de realisatie van vlottende activa – rekening 652 Indien er achteraf toch een deel van de vordering kan worden gerecupereerd (na de boeking van een waardevermindering), dan kan dit aanleiding geven tot een: Meerwaarde op de realisatie van werkingsvorderingen – rekening 742 Meerwaarde op de realisatie van vlottende activa – rekening 752
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 129
19 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen 19.1 – Voorstelling BBC Rubriek van de jaarrekening (Passiva)
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel
I.A. Schulden op korte termijn 6. Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen
4 Vorderingen en schulden op korte termijn 42 Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen (1) 421 Obligatieleningen die binnen het jaar vervallen 422 Leasingschulden en soortgelijke schulden die binnen het jaar vervallen 423 Schulden aan kredietinstellingen die binnen het jaar vervallen 424 Overige leningen die binnen het jaar vervallen 425 Werkings- en handelsschulden die binnen het jaar vervallen 426 Ontvangen vooruitbetalingen die binnen het jaar vervallen 429 Overige schulden die binnen het jaar vervallen (1) De schulden op meer dan één jaar of het gedeelte van de schulden dat vervalt binnen het jaar, moeten slechts op het einde van het jaar worden overgeboekt naar deze rekeningen.
19.2 – Begrippen 19.2.1 – Algemeen In hoofdstuk 5 van deze handleiding wordt uitvoerig aandacht besteed aan de schulden op lange termijn. Deze rubriek (17) geeft de verschillende vermogensbronnen weer die het bestuur bij derden heeft verkregen en die aan de volgende voorwaarden cumulatief voldoen: Een contractuele looptijd hebben van méér dan 1 jaar; Niet binnen het boekjaar vervallen. Het gedeelte van deze schulden (met een oorspronkelijke looptijd van méér dan één jaar) die binnen het boekjaar vervallen, worden per balansdatum overgeboekt naar de rubriek 42. Onder de schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen, worden de schulden of de gedeelten van de schulden op meer dan 1 jaar opgenomen die binnen twaalf maanden vervallen (art. 82 van het BVR). Het moet hier bijgevolg gaan om schulden die voor langer dan 12 maanden werden gecontacteerd, maar waarvan een deel door het bestuur dient te worden terugbetaald binnen de 12 maanden te rekenen vanaf de balansdatum.
19.2.2 – Balansrubrieken De inhoud van deze post is vrij heterogeen aangezien zowel schulden met een zuiver financieel karakter (obligatieleningen, leasingschulden, schulden aan kredietinstellingen) als schulden voortvloeiend uit de eigenlijke activiteiten van het bestuur (handelsschulden, vooruitbetalingen, etc…) erin worden opgenomen. Een gedetailleerde bespreking van deze verschillende subrubrieken is opgenomen in hoofdstuk 5 van deze handleiding van deze handleiding.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 130
De indeling van rubriek 42 – Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen – is volledig afgestemd op de subrubrieken van de schulden op lange termijn: 16/7 Schulden op lange termijn 171 Obligatieleningen 172 Leasing en soortgelijke verplichtingen 173 Schulden aan kredietinstellingen 174 Overige leningen 175 Werkings- en handelsschulden 176 Ontvangen vooruitbetalingen op ruiltransacties 179 Overige schulden uit niet-ruiltransacties
42 Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen 421 Obligatieleningen die binnen het jaar vervallen 422 Leasingschulden en soortgelijke schulden die binnen het jaar vervallen 423 Schulden aan kredietinstellingen die binnen het jaar vervallen 424 Overige leningen die binnen het jaar vervallen 425 Werkings- en handelsschulden die binnen het jaar vervallen 426 Ontvangen vooruitbetalingen die binnen het jaar vervallen 429 Overige schulden die binnen het jaar vervallen
De overboeking van de schulden op lange termijn (Rubriek 17) naar de schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen is een typische eindejaarsverrichting. Wij verwijzen hiervoor naar de Boekhoudfiche 7600 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
19.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
19.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
43512
Periodieke aflossingen van andere leningen
423
43513
Periodieke aflossingen van leningen die binnen het jaar vervallen
Schulden aan kredietinstellingen die binnen het jaar vervallen Overige leningen die binnen het jaar vervallen Schulden aan kredietinstellingen die binnen het jaar vervallen Overige leningen die binnen het jaar vervallen
424 423 424
43514
43516
Periodieke aflossingen van leasingschulden die binnen het jaar vervallen Delgingsfonds van openbare leningen (aflossingen)
422
Leasingschulden en soortgelijke schulden die binnen het jaar vervallen
421
Obligatieleningen die binnen het jaar vervallen
19.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code 4200 4201 4202 421
Omschrijving Schulden ten laste van de provincie: leningen Schulden ten laste van de provincie: obligatielening Schulden ten laste van de provincie: schulden financiële leasing Schulden ten laste van hogere overheden
BBC MARcode 423 421 422 423
Omschrijving Schulden aan kredietinstellingen die binnen het jaar vervallen Obligatieleningen die binnen het jaar vervallen Leasingschulden en soortgelijke schulden die binnen het jaar vervallen Schulden aan kredietinstellingen die binnen het jaar vervallen
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 131
422
Schulden ten laste van derden
423
423
Overige schulden
429
Schulden aan kredietinstellingen die binnen het jaar vervallen Overige schulden die binnen het jaar vervallen
19.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code
Omschrijving
4220
Schulden van onroerende leasing
BBC MARcode 422
4221
Schulden van roerende leasing
422
4222
Schulden van erfpacht en opstal
429
423
Kredietinstellingen
423
424
Overige leningen
424
4250
Leveranciers
425
4251
Andere werkingsschulden
425
426
Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen Overige schulden
426
429
429
Omschrijving Leasingschulden en soortgelijke schulden die binnen het jaar vervallen Leasingschulden en soortgelijke schulden die binnen het jaar vervallen Overige schulden die binnen het jaar vervallen Schulden aan kredietinstellingen die binnen het jaar vervallen Overige leningen die binnen het jaar vervallen Werkings- en handelsschulden die binnen het jaar vervallen Werkings- en handelsschulden die binnen het jaar vervallen Ontvangen vooruitbetalingen die binnen het jaar vervallen Overige schulden die binnen het jaar vervallen
19.3 – Waarderingsregels BBC 19.3.1 – Nominale waarde De waarderingsregels die van toepassing zijn voor de schulden op lange termijn, zijn evenzeer van toepassing op de schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen. De algemene regel is dat de schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen op de balans uitgedrukt worden voor hun nominale waarde (art. 168 van het BVR). Deze kan omschreven worden als de terugbetalingswaarde van de schuld. We verwijzen hiervoor ook naar titel 5.3 van deze handleiding.
19.3.2 – Waardecorrecties 19.3.2.1 – Waardeverminderingen Er worden geen waardeverminderingen geboekt met betrekking tot de schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen.
19.3.2.2 – Omrekening van vreemde valuta Wanneer het bestuur schulden op lange termijn heeft aangegaan in vreemde valuta, dan zullen de schulden op balansdatum (die binnen het jaar vervallen) het voorwerp uitmaken van mogelijke wisselkoersschommelingen. Deze schulden worden bijgevolg op balansdatum gewaardeerd aan de contantwisselkoers (slotkoers) op die datum. Deze waardering kan aanleiding geven tot een (niet gerealiseerde) omrekeningingsverschillen die in het resultaat worden opgenomen: Rubriek 755: (Positieve) resultaten uit de omrekening van vreemde valuta Rubriek 655: (Negatieve) resultaten uit de omrekening van vreemde valuta Indien de wisselkoersverschillen gerealiseerd worden naar aanleiding van de vereffening van deze schulden, dan worden deze gerealiseerde omrekeningsverschillen als volgt in het resultaat opgenomen: Rubriek 754: (Positieve) gerealiseerde wisselresultaten
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 132
Rubriek 654: (Negatieve) gerealiseerde wisselresultaten
19.3.2.3 – Herwaarderingen Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen zijn niet onderhevig aan herwaarderingen.
19.4 – Voornaamste verschillen met NGB Rubrieken In de gemeenteboekhouding werd ook jaarlijks – in het kader van de opmaak van de balans – een overboeking gemaakt van de schulden op meer dan één jaar naar de schulden op ten hoogste één jaar, en dit voor de aflossingstranches die binnen het volgend jaar vervallen (art. 28 van het ARGC). De volgende rekeningen werden hiervoor gebruikt: 43513: Periodieke aflossingen van leningen die binnen het jaar vervallen 43514: Periodieke aflossingen van leasingschulden die binnen het jaar vervallen
19.5 – Voornaamste verschillen met NPB Rubrieken In de provincieboekhouding volgt de klasse 42 „Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen‟ dezelfde indeling als de schulden op meer dan één jaar (klasse 17): 420: Schulden ten laste van de provincie 421: Schulden ten laste van de hogere overheden 422: Schulden ten laste van derden 423: Overige schulden
19.6 – Samenvatting
Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen Waardering Afschrijvingen / waardeverminderingen Omrekening van vreemde valuta
Tegen nominale waarde Niet van toepassing Een onderscheid dient te worden gemaakt tussen niet-gerealiseerde omrekeningsverschillen (op balansdatum) en gerealiseerde omrekeningsverschillen (bij vereffening). Niet-gerealiseerde omrekeningsverschillen worden geboekt op de volgende rekeningen: 755: Positieve resultaten uit de omrekening van vreemde valuta 655: Negatieve resultaten uit de omrekening van vreemde valuta
Herwaarderingen
Gerealiseerde wisselkoersverschillen worden geboekt op de volgende rekeningen: 754: Positieve gerealiseerde wisselresultaten 654: Negatieve gerealiseerde wisselresultaten Niet van toepassing
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 133
20 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Financiële schulden 20.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Passiva) I.A. Schulden op korte termijn 1. Financiële schulden
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 4 Vorderingen en schulden op korte termijn 43 Financiële schulden 430 Kredietinstellingen – Leningen op rekening met vaste termijn 433 Kredietinstellingen – Schulden in rekening-courant (1)
439 Overige leningen (1) De rekening wordt normaal enkel aan het einde van het boekjaar gebruikt. De tegenboeking wordt verricht bij het begin van de volgende periode.
20.2 – Begrippen 20.2.1 – Algemeen De financiële schulden (op korte termijn) betreffen de schulden aan de kredietinstellingen, de overige leningen en de verplichtingen die voortvloeien uit obligatieleningen, leasing of soortgelijke overeenkomsten, ook al zijn ze aangegaan ten aanzien van leveranciers of worden ze door een handelseffect vertegenwoordigd (art. 76 van het BVR).
20.2.2 – Balansrubrieken 20.2.2.1 – Kredietinstellingen – Leningen op rekening met vast termijn (Subrubriek 430) Deze subrubriek bevat alle schulden die het bestuur heeft aangegaan tegenover publieke financiële instellingen, banken, spaarbanken, etc… met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste één jaar. Deze kortlopende kredieten met een vaste termijn (bijvoorbeeld kaskredieten, straight loans, etc…) worden door het bestuur bijvoorbeeld aangegaan om een tijdelijk liquiditeitstekort op te vangen.
20.2.2.2 – Kredietinstellingen – Schulden in rekening-courant (Subrubriek 433) Indien een rekening-courant bij een kredietinstelling (Rubriek 55) een negatief saldo (creditsaldo) vertoont, dan wordt dit saldo op balansdatum (dat in het voordeel is van de kredietinstelling) overgeboekt naar de subrubriek 433 „Schulden in rekening-courant‟. Deze subrubriek zal bijgevolg enkel gebruikt worden op het einde van het boekjaar; bij de opening van het volgende boekjaar zal het negatief saldo opnieuw een overgeboekt worden naar de rubriek 55. Indien het bestuur meerdere rekeningen-courant heeft, is het niet toegelaten om deze op balansdatum te compenseren. Dit is enkel toegelaten indien er verschillende rekeningen bestaan bij eenzelfde financiële instelling waarmee een compensatieovereenkomst bestaat.
20.2.2.3 – Overige leningen (Subrubriek 439) Deze restrubriek wordt enkel gebruikt voor alle andere kredietvormen op korte termijn die niet kunnen ondergebracht worden in de andere subrubrieken.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 134
20.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de financiële schulden (op korte termijn) werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
20.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
43300
Leningen op korte termijn
430
43301
Debetintresten op financiële rekeningen
433
Omschrijving Kredietinstellingen - Leningen op rekening met vaste termijn Kredietinstellingen - Schulden in rekeningcourant
20.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code
Omschrijving
423
Overige schulden
4300
Vervallen aflossingen van leningen aangegaan bij financiële instellingen, ten laste van de provincie, overboeking Vervallen intresten van leningen aangegaan bij financiële instellingen, ten laste van de provincie, overboeking Vervallen aflossingen van obligatieleningen, overboeking Vervallen intresten van obligatieleningen, overboeking Vervallen aflossingen van leasingschulden, overboeking Vervallen intresten van leasingschulden, overboeking Vervallen aflossingen van leningen ten laste van een hogere overheid, overboeking Vervallen intresten van leningen ten laste van een hogere overheid, overboeking Vervallen aflossingen van leningen ten laste van derden, overboeking Vervallen intresten van leningen ten laste van derden, overboeking Financiële instellingen: schulden in rekening-courant: overboeking
4301
4302 4303 4304 4305 4310
4311
4320 4321 433
BBC MARcode 439
Omschrijving Overige leningen
4453
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen
4453
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen
4451
Vervallen obligaties en coupons
4451
Vervallen obligaties en coupons
4452
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest inzake leasingsschulden Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest inzake leasingsschulden Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen
4452 4453
4453
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen
4453
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen Kredietinstellingen - Schulden in rekeningcourant
4453 433
20.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code 430 431
Omschrijving Kredietinstellingen - leningen op rekening met vaste termijn Kredietinstellingen
BBC MARcode 430 430
Omschrijving Kredietinstellingen - Leningen op rekening met vaste termijn Kredietinstellingen - Leningen op rekening met vaste termijn
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 135
433 438
Kredietinstellingen - schulden in rekening-courant Vervallen kapitaalaflossingen en intrestdelgingen
433
Kredietinstellingen - Schulden in rekeningcourant Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest voor overige leningen Overige leningen
4453 4454
439
Overige leningen
439
20.3 – Waarderingsregels BBC 20.3.1 – Nominale waarde De financiële schulden worden geboekt en gewaardeerd aan hun nominale waarde.
20.3.2 – Waardecorrecties 20.3.2.1 – Waardeverminderingen Er worden geen waardeverminderingen geboekt met betrekking tot de financiële schulden.
20.3.2.2 – Omrekening van vreemde valuta Wanneer het bestuur financiële schulden heeft aangegaan in vreemde valuta, dan kunnen deze schulden op balansdatum het voorwerp uitmaken van mogelijke wisselkoersschommelingen. De financiële schulden worden op balansdatum gewaardeerd aan de contantwisselkoers (slotkoers) op die datum. Deze waardering kan aanleiding geven tot een (niet gerealiseerde) omrekeningingsverschillen die in het resultaat worden opgenomen: Rubriek 755: (Positieve) resultaten uit de omrekening van vreemde valuta Rubriek 655: (Negatieve) resultaten uit de omrekening van vreemde valuta Indien de wisselkoersverschillen gerealiseerd worden naar aanleiding van de vereffening van de financiële schulden, dan worden deze gerealiseerde omrekeningsverschillen als volgt in het resultaat opgenomen: Rubriek 754: (Positieve) gerealiseerde wisselresultaten Rubriek 654: (Negatieve) gerealiseerde wisselresultaten
20.3.2.3 – Herwaarderingen Financiële schulden zijn niet onderhevig aan herwaarderingen.
20.4 – Voornaamste verschillen met NGB Financiële kosten In tegenstelling tot BBC werden de financiële kosten in de gemeenteboekhouding vastgelegd en aangerekend in de budgettaire boekhouding, op het ogenblik dat deze kosten verschuldigd zijn. Vervolgens werd de aanrekening van deze uitgave geboekt in de algemene boekhouding op de volgende rekeningen: 65104: Financiële kosten van leningen t.l.v. de gemeente; 43611/43612: Financiële kosten van leningen. Tenslotte werd dan op het ogenblik van de effectieve betaling van de financiële kosten, de boeking op de balansrekening 436 tegengeboekt. In BBC worden de financiële kosten geboekt in de resultatenrekening op het moment van de betaling ervan. Teneinde op de balansdatum een correcte toerekening te maken van deze financiële kosten, dient deze pro rata geboekt te worden via de overlopende rekeningen. We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 23 van deze handleiding
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 136
Periodieke aflossing van de lening en de rechtzetting In de gemeenteboekhouding (budgettaire boekhouding) werd de aflossing van een lening beschouwd als een uitgave van de gewone dienst, waardoor er in de algemene boekhouding een kost werd geregistreerd. Hierdoor was er bijgevolg een correctieboeking nodig die geboekt werd via de rekening 76511 (Rechtzetting van de aflossing van leningen ten laste van de gemeente). In BBC wordt de aflossing van een lening niet geboekt in de resultatenrekening waardoor er ook geen rechtzetting dient te gebeuren.
20.5 – Voornaamste verschillen met NPB Rekeningstelsel In het minimum algemeen rekeningstelsel (NPB) werd de klasse 43 “Financiële schulden” als volgt onderverdeeld: 430: Vervallen schulden ten laste van de provincie 431: Vervallen schulden ten laste van de hogere overheden 432: Vervallen schulden ten laste van derden 433: Financiële instellingen: schulden in rekening-courant, overboeking 434/9: Overige leningen en schulden
20.6 – Voornaamste verschillen met NOB Rekeningstelsel In het minimum genormaliseerd rekeningstelsel (NOB) werd de klasse 43 als volgt onderverdeeld: 430: Kredietinstellingen - leningen op rekening met vaste termijn 431: Kredietinstellingen 433: Kredietinstellingen - schulden in rekening-courant 438: Vervallen kapitaalsaflossingen en intrestdelgingen 439: Overige leningen In het kader van BBC worden de vervallen kapitaalaflossingen en intresten opgenomen onder de financiële schulden op de rekening 445. We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 21 van deze handleiding.
20.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving De BBC-bepalingen met betrekking tot de financiële schulden zijn gelijkaardig aan de Belgische boekhoudwetgeving. De opsplitsing tussen „Kredietinstellingen‟ en „Overige leningen‟ zoals opgenomen in de Belgische boekhoudwetgeving, wordt evenwel niet gemaakt in het kader van de BBC.
20.8 – Samenvatting
Financiële schulden Waardering Afschrijvingen / waardeverminderingen Omrekening van vreemde valuta
Herwaarderingen
Tegen nominale waarde Niet van toepassing Een onderscheid dient te worden gemaakt tussen nietgerealiseerde omrekeningsverschillen (op balansdatum) en gerealiseerde omrekeningsverschillen (bij vereffening) Niet van toepassing
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 137
21 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Schulden uit ruiltransacties 21.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Passiva) I.A. Schulden op korte termijn 2. Schulden uit ruiltransacties
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 4 Vorderingen en schulden op korte termijn 44/5 Schulden uit ruiltransacties 440 Leveranciers (1) 444 Te ontvangen facturen (2) 445 Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest 4451 Vervallen obligaties en coupons 4452 Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest inzake leasingsschulden 4453 Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen 4454 Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest voor overige leningen 446 Te betalen toegestane leningen 449 Andere overige schulden uit ruiltransacties 453 Ingehouden voorheffing 454 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid 455 Bezoldigingen 459 Andere sociale schulden
(1) Crediteurenrekening met creditsaldo (2) Te ontvangen facturen mogen eveneens worden geboekt als uitsplitsing van de rekening '440 Leveranciers'.
21.2 – Begrippen 21.2.1 – Algemeen Net zoals bij de vorderingen wordt er bij de schulden een onderscheid gemaakt tussen de schulden uit ruiltransacties en de schulden uit niet-ruiltransacties. Onder de schulden uit ruiltransacties worden de schulden opgenomen die ontstaan ingevolge ruiltransacties waarvoor het bestuur een gelijkwaardige economische waarde in ruil krijgt (art. 77 BVR) en die een contractuele looptijd hebben van ten hoogste één jaar. Deze schulden worden opgesplitst in: Schulden op lange termijn uit ruiltransacties (Rubriek 17) Schulden op korte termijn uit ruiltransacties (Rubriek 44/5) Onder de schulden op korte termijn uit ruiltransacties worden de schulden opgenomen waarvan de oorspronkelijke looptijd ten hoogste één jaar bedraagt. Deze schulden bestaan uit (art. 75 §1 van het BVR): De schulden met betrekking tot de bezoldigingen en de andere sociale schulden; De handelsschulden; De overige schulden uit ruiltransacties. De schulden met betrekking tot de bezoldigingen hebben ondermeer betrekking op:
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 138
21.2.2 – Balansrubrieken 21.2.2.1 – Leveranciers (Subrubriek 440) De handelsschulden op ten hoogste één jaar zijn de schulden die hun oorsprong vinden in de aankopen waartoe het bestuur zich verbonden heeft uit hoofde van diverse aankopen van goederen en diensten. Deze subrubriek bevat bijgevolg de leveranciersschulden (op korte termijn) die voortvloeien uit de normale werking van het bestuur en waarvoor een rechtstitel bestaat.
21.2.2.2 – Te ontvangen facturen (Subrubriek 444) Op deze rekening worden de facturen geboekt uit hoofde van goederen en diensten die per balansdatum nog niet ontvangen zijn. Het betreft met andere woorden schulden op korte termijn waarvoor nog geen titel bestaat maar waarvan het bedrag vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden vastgesteld. Zoals hiervoor reeds aangegeven onder 1.1. mogen de te ontvangen facturen eveneens geboekt worden als een uitsplitsing van de subrubriek 440. De door het bestuur op te maken creditnota‟s worden ook in deze subrubriek opgenomen.
21.2.2.3 – Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest (Subrubriek 445) De rekeningen van deze subrubriek worden gebruikt op de vervaldag van: Een deel van de schulden op meer dan 1 jaar; De verschuldigde intresten erop. De opsplitsing van deze subrubriek is afgestemd op deze van rubriek 42 „Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen‟. In het rekeningstelsel wordt de volgende verdere opsplitsing gemaakt: 4451
Vervallen obligaties en coupons
4452
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest inzake leasingschulden
4453
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen
4454
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest voor overige leningen
421 – Obligatieleningen die binnen het jaar vervallen 422 – Leasingschulden en soortgelijke schulden die binnen het jaar vervallen 423 – Schulden aan kredietinstellingen die binnen het jaar vervallen 424 – Overige leningen die binnen het jaar vervallen
21.2.2.4 – Te betalen toegestane leningen (Subrubriek 446) Wanneer het bestuur een lening toestaat aan een derde (particulier, onderneming, vereniging of andere overheid, …) dan wordt het bedrag onder deze subrubriek opgenomen zolang de lening niet effectief uitbetaald is. Op het moment van de betaling, wordt deze rekening afgeboekt. Op dat moment zal enkel een vordering wegens een toegestane lening in de boekhouding zichtbaar blijven (Subrubriek 415).
21.2.2.5 – Ingehouden voorheffing (Subrubriek 453) De bedrijfsvoorheffing die door het bestuur wordt ingehouden op de bezoldigingen van de personeelsleden, wordt als een belastingschuld in deze aparte subrubriek opgenomen.
21.2.2.6 – Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (Subrubriek 454) In deze subrubriek worden alle sociale schulden van het bestuur opgenomen. Het betreft zowel de werkgeversbijdragen als de ingehouden bijdragen van de werknemers die nog niet aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid werden doorgestort.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 139
21.2.2.7 – Bezoldigingen (Subrubriek 455) Het betreft de netto bezoldigingen die het bestuur aan zijn personeelsleden verschuldigd zijn voor de geleverde prestaties maar nog niet werden uitbetaald. Voorbeelden: De schulden met betrekking tot de bezoldigingen hebben ondermeer betrekking op: Bezoldigingen van de mandatarissen (burgemeesters, schepenen, OCMW-voorzitters en gedeputeerden) 16 (BF 1000) ; Presentiegelden van de raadsleden (BF 1001); Bezoldigingen van het vastbenoemd personeel (BF 1002); Wachtuitkeringen secretaris en ontvanger (BF 1003); Verzekeringsvergoedingen (BF 1005); Compenserende vergoedingen voor inkomensverlies (BF 1006); Pensioenen van burgemeester en schepenen (BF 1008).
21.2.2.8 – Andere sociale schulden (Subrubriek 459) In deze restrubriek worden alle andere sociale schulden opgenomen die niet onder de vorige subrubrieken kunnen opgenomen worden. Voorbeelden: Kosten m.b.t. attesten van medische en farmaceutische kosten; Invaliditeitsrente; Bijdragen voor de sociale dienst; Fietsvergoedingen; Vergoedingen voor abonnementen openbaar vervoer; Vakbondspremies; Kosten wegens politiek verlof; Extralegale voordelen aan het personeel (bijv. in het kader van anciënniteit).
21.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de schulden uit ruiltransacties werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
21.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
43511
Periodieke aflossingen van leningen bij het Gemeentekrediet Periodieke aflossingen van andere leningen Delgingsfonds van openbare leningen (aflossingen) Vervroegde aflossingen van leningen en leningen met één vervaldag bij het Gemeentekrediet Vervroegde aflossingen van andere leningen
4453
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest voor overige leningen Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen
43512 43516 43521
43529
4453 4454 4453
4453
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen
16
Waar mogelijk wordt verwezen naar de Boekhoudfiches (BF) die ter beschikking zijn gesteld door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 140
43611
Financiële kosten leningen bij het Gemeentekrediet Financiële kosten van andere leningen
4453
4453
44000
Delgingsfonds van openbare leningen (intresten) Leveranciers
440
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen Leveranciers
44200
Te ontvangen facturen
444
Te ontvangen facturen
44700
Aan te rekenen facturen
45300
Ingehouden bedrijfsvoorheffing
453
Ingehouden voorheffing
45330
453
Ingehouden voorheffing
454
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
454
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
459
Andere sociale schulden
459
Andere sociale schulden
455
Bezoldigingen
45820
Belastinginhouding op onroerende werken van niet-geregistreerde aannemers Bijdragen aan de R.S.Z.P.P.O. en aan andere organismen Inhouding voor de R.S.Z. op onroerende werken (niet-geregistreerde aannemers) Bijdrage voor het pensioen van mandatarissen Pensioenbijdragen voor de gemeentelijke en andere pensioenkassen Te betalen nettobezoldigingen en vergoedingen Andere inhoudingen op bezoldigingen
459
Andere sociale schulden
46501
Te betalen toegestane leningen
446
Te betalen toegestane leningen
46601
Diverse crediteuren
449
Andere overige schulden uit ruiltransacties
46701
Te betalen deelnemingen
449
Andere overige schulden uit ruiltransacties
46900
Schulden aan intercommunales in rekening-courant
449
Andere overige schulden uit ruiltransacties
43612 43616
45400 45430 45452 45453
45500
4453
17
21.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code 4300
4301
4302 4303 4304 4305 4310
17
Omschrijving Vervallen aflossingen van leningen aangegaan bij financiële instellingen, ten laste van de provincie, overboeking Vervallen intresten van leningen aangegaan bij financiële instellingen, ten laste van de provincie, overboeking Vervallen aflossingen van obligatieleningen, overboeking Vervallen intresten van obligatieleningen, overboeking Vervallen aflossingen van leasingschulden, overboeking Vervallen intresten van leasingschulden, overboeking Vervallen aflossingen van leningen ten laste van een hogere overheid, overboeking
BBC MARcode 4453
Omschrijving Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen
4453
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen
4451
Vervallen obligaties en coupons
4451
Vervallen obligaties en coupons
4452
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest inzake leasingsschulden Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest inzake leasingsschulden Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen
4452 4453
We verwijzen hiervoor naar deel 21.4 van deze handleiding.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 141
4311
4453
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen
4453
434/9
Vervallen intresten van leningen ten laste van een hogere overheid, overboeking Vervallen aflossingen van leningen ten laste van derden, overboeking Vervallen intresten van leningen ten laste van derden, overboeking Financiële instellingen: schulden in rekening-courant: overboeking Overige leningen en schulden
440
Leveranciers
440
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen Kredietinstellingen – Schulden in rekeningcourant Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest voor overige leningen Leveranciers
444
Te ontvangen facturen
444
Te ontvangen facturen
453
Ingehouden voorheffingen
453
Ingehouden voorheffing
454
Schulden RSZ
454
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
455
Netto bezoldigingen
455
Bezoldigingen
456
Voorziening voor vakantiegeld
455
Bezoldigingen
459
Andere sociale schulden
459
Andere sociale schulden
4320 4321 433
4453 433 4454
21.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code 438
Omschrijving Vervallen kapitaalsaflossingen en intrestdelgingen
BBC MARcode 4452
Omschrijving
440
Leveranciers
440
Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest inzake leasingsschulden Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest aan kredietinstellingen Vervallen kapitaalaflossingen en vervallen intrest voor overige leningen Leveranciers
444
Te ontvangen facturen
444
Te ontvangen facturen
449
Overige werkingsschulden
449
Andere overige schulden uit ruiltransacties
453
Ingehouden voorheffingen
453
Ingehouden voorheffing
454
Sociale zekerheid
454
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
455
Te betalen nettobezoldigingen
455
Bezoldigingen
459
Andere sociale schulden
459
Andere sociale schulden
4453 4454
21.3 – Waarderingsregels BBC 21.3.1 – Nominale waarde De algemene regel is dat de schulden uit ruiltransacties op de balans worden gewaardeerd aan de nominale waarde.
21.3.2 – Waardecorrecties 21.3.2.1 – Waardeverminderingen Er worden geen waardeverminderingen geboekt met betrekking tot de schulden uit ruiltransacties.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 142
21.3.2.2 – Omrekening van vreemde valuta Wanneer het bestuur op balansdatum schulden uit ruiltransacties heeft in vreemde valuta, dan kunnen deze schulden het voorwerp uitmaken van mogelijke wisselkoersschommelingen. De schulden zullen bijgevolg op balansdatum gewaardeerd worden aan de contantwisselkoers (slotkoers) op die datum. Deze waardering kan aanleiding geven tot een (niet gerealiseerde) omrekeningingsverschillen die in het resultaat worden opgenomen: Rubriek 755: (Positieve) resultaten uit de omrekening van vreemde valuta; Rubriek 655: (Negatieve) resultaten uit de omrekening van vreemde valuta. Indien de wisselkoersverschillen gerealiseerd worden naar aanleiding van de vereffening van de schulden, dan worden deze gerealiseerde omrekeningsverschillen als volgt in het resultaat opgenomen: Rubriek 754: (Positieve) gerealiseerde wisselresultaten; Rubriek 654: (Negatieve) gerealiseerde wisselresultaten.
21.3.2.3 – Herwaarderingen De schulden uit ruiltransacties zijn niet onderhevig aan herwaarderingen.
21.4 – Voornaamste verschillen met NGB Term „ruiltransacties‟ De term „Schulden uit ruiltransacties‟ werd niet gebruikt in het kader van de NGB. Er werd een onderscheid gemaakt tussen de volgende rubrieken: Handelsschulden; Schulden m.b.t. belastingen, bezoldigingen en sociale lasten; Overige Schulden. Aan te rekenen facturen In de gemeenteboekhouding werden in principe alle binnenkomende facturen – conform art. 63 van het ARGC – onmiddellijk geboekt in de algemene boekhouding. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de volgende rekeningen: 49200: Beheerders der aanrekeningen (actief); 44700: Aan te rekenen facturen (passief). Deze boeking was slechts tijdelijk en werd – na de controle van de documenten en op het ogenblik van de aanrekening – tegen geboekt op dezelfde rekeningen. In BBC wordt er niet meer gewerkt met een voorlopige boeking. Alle binnenkomende facturen worden – na goedkeuring – onmiddellijk geboekt op de correcte rekeningen.
21.5 – Voornaamste verschillen met NOB Term „ruiltransacties‟ De term “Schulden uit ruiltransacties” werd niet gebruikt in de NOB waar de term „Werkings- en handelsschulden‟ werd gebruikt. In het minimum genormaliseerd rekeningstelsel (NOB) werden deze werkings- en handelsschulden verder als volgt opgesplitst: 440: Leveranciers; 441: Werkingsschulden voor cliënten; 444: Te ontvangen facturen ; 449: Overige werkingsschulden.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 143
Werkingsschulden voor cliënten In BBC is er geen rekening 441 opgenomen onder de schulden uit ruiltransacties. Er is wel onder de werkingsschulden uit niet-ruiltransacties een rekening 481 opgenomen waar het OCMW de werkingsschulden inzake de sociale dienstverlening dient te registreren.
21.6 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving Rubriek en subrubrieken De rubriek „Schulden uit ruiltransacties‟ komt niet voor in de Belgische boekhoudwetgeving waar de termen financiële schulden, handelsschulden, overige schulden, etc… worden gebruikt. In de Belgische boekhoudwetgeving is er ook een aparte post voor de schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten. In het kader van de BBC wordt hiervoor een onderscheid gemaakt: enkel de schulden met betrekking tot de bezoldigingen en andere sociale lasten (ingehouden bedrijfsvoorheffing en de bijdragen voor sociale zekerheid) worden opgenomen als schulden uit ruiltransacties.
21.7 – Samenvatting
Schulden uit ruiltransacties Waardering Afschrijvingen / waardeverminderingen Omrekening van vreemde valuta
Herwaarderingen
Tegen nominale waarde Niet van toepassing Een onderscheid dient te worden gemaakt tussen niet-gerealiseerde omrekeningsverschillen (op balansdatum) en gerealiseerde omrekeningsverschillen (bij vereffening) Niet van toepassing
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 144
22 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Voorzieningen voor risico’s en kosten 22.1 – Voorstelling BBC
Balansrubriek (Passiva) I.A. Schulden op korte termijn 4. Voorzieningen voor risico‟s en kosten a. Pensioenen en soortgelijke verplichtingen
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 4 Vorderingen en schulden op korte termijn 46 Voorzieningen 460 Voorzieningen voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen 461 Voorzieningen voor vakantiegeld 462/7 Voorzieningen voor overige risico‟s en kosten
22.1.1 – Algemeen Voorzieningen zijn op de balans terug te vinden zowel onder de schulden op lange termijn alsook onder de schulden op korte termijn. De voorzieningen voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen evenals de voorzieningen voor overige risico‟s en kosten zijn uitvoerig behandeld onder de schulden op lange termijn (Wij verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 5 van deze handleiding.) In dit deel van de handleiding zal bijgevolg specifiek aandacht worden besteed aan de voorzieningen voor vakantiegeld. Hoewel men hier spreekt van een “voorziening” voor vakantiegeld, is het belangrijk er op te wijzen dat dit niet dezelfde betekenis heeft als een voorziening voor risico‟s en kosten. De kosten in het kader van het vakantiegeld zijn zeker voor het bestuur en het bedrag ervan is vaststaand. Het zijn bijgevolg echte schulden die op jaareinde dienen opgenomen te worden onder de schulden op korte termijn.
22.1.2 – Balansrubrieken Voorzieningen voor vakantiegeld (Subrubriek 461) De personeelsleden van een bestuur hebben recht op een vakantiegeld dat hen wordt uitbetaald in het jaar dat volgt op het jaar waarin zij hun prestaties hebben geleverd. Het recht op een vakantiegeld ontstaat bijgevolg in het jaar dat er prestaties worden geleverd en verschilt naargelang van het statuut van het personeelslid (statutair personeel, GECO-personeel, contractueel personeel). Personeelsleden die in jaar N hebben gewerkt, hebben bijgevolg – per 31 december van het jaar N – recht op een vakantiegeld dat hen zal uitbetaald worden tussen 1 mei en 30 juni van het jaar N + 1. De regels met betrekking tot de vaststelling en uitbetaling van dit (dubbel) vakantiegeld zijn opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2002 betreffende de toekenning en de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel. Voorbeeld: Wij verwijzen hiervoor naar de Boekhoudfiche 1100 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
22.1.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de voorzieningen voor vakantiegeld werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 145
22.1.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
16000
Voorzieningen voor risico‟s en kosten
461
Voorziening voor vakantiegeld
22.1.3.2 – Provincie NPB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
456
Voorzieningen voor vakantiegeld
461
Voorziening voor vakantiegeld
22.1.3.3 – OCMW NOB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
456
Voorzieningen voor vakantiegeld
461
Voorziening voor vakantiegeld
22.2 – Waarderingsregels BBC 22.2.1 – Initiële waardering De algemene regels met betrekking tot het aanleggen van voorzieningen zijn ook van toepassing op de voorzieningen van vakantiegeld (Wij verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 5 van deze handleiding). Dit betekent dat deze voorzieningen stelselmatig gevormd worden en niet afhankelijk mogen zijn van het financieel resultaat van het bestuur. Voor de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel is de volgende regel van toepassing: “Vanaf het jaar 2006 bedraagt het vakantiegeld van het personeelslid voor volledige prestaties die gedurende het hele referentiejaar werden verricht, 92% van een twaalfde van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand maart van het 18 vakantiejaar.”
22.2.2 – Waardecorrecties Er worden geen waardecorrecties geboekt met betrekking tot de voorzieningen voor vakantiegeld.
22.3 – Voornaamste verschillen met NGB In het kader van de gemeenteboekhouding was het geen verplichting - en bijgevolg geen gebruikelijke praktijk - om op jaareinde een voorziening voor vakantiegeld aan te leggen. Indien een gemeente vooralsnog een dergelijke voorziening wenste aan te leggen, werd hiervoor gebruik gemaakt van de algemene rekening 160000 (Voorzieningen voor risico‟s en kosten). Een specifieke rekening zoals voorzien in BBC, was niet voorzien in het rekeningstelsel van de gemeenteboekhouding.
18
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2002 betreffende de toekenning en de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel, art. 4 §1.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 146
22.4 – Voornaamste verschillen met NPB In het minimum algemeen rekeningstelsel van de provincieboekhouding werd onder de schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten een specifieke subrubriek voorzien voor het boeken van de voorziening van vakantiegeld (subrubriek 456). In BBC worden de schulden met betrekking tot de bezoldigingen en sociale lasten opgenomen onder de schulden uit ruiltransacties en werd een afzonderlijke rubriek voorzien voor voorzieningen (op korte termijn) waaronder de voorzieningen voor vakantiegeld dienen te worden geboekt (subrubriek 461).
22.5 – Voornaamste verschillen met NOB Net zoals in de provincieboekhouding werden in de OCMW-boekhouding onder de schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten een specifieke subrubriek voorzien voor het boeken van de voorziening van vakantiegeld (subrubriek 456).
22.6 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving In de Belgische boekhoudwetgeving is er in het MAR ook een specifieke subrubriek voorzien voor het boeken van het vakantiegeld. Deze is evenwel opgenomen onder de schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten.
22.7 – Samenvatting
Voorzieningen voor vakantiegeld Waardering Relevante regelgeving
92% van 1/12 van het bruto jaarsalaris Besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2002 betreffende de toekenning en de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 147
23 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Schulden uit niet-ruiltransacties 23.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Passiva) I.A. Schulden op korte termijn 3. Schulden uit niet-ruiltransacties
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 4 Vorderingen en schulden op korte termijn 47/8 Schulden uit niet-ruiltransacties 473 Rechthebbenden uit de bestemming van het resultaat 474/6 Schulden met betrekking tot belastingen 474 Geraamd bedrag der belastingen 475 Te betalen BTW 476 Andere te betalingen en taksen (1) 481 Werkingsschulden inzake sociale dienstverlening OCMW 482 Ontvangen voorschotten en terugbetalingen inzake subsidies 483 Ontvangen vooruitbetalingen 487 Te betalen en terug te betalen borgtochten 488 Borgtochten ontvangen in contanten 489 Andere overige schulden uit niet-ruiltransacties
(1) Andere dan BTW
23.2 – Begrippen 23.2.1 – Algemeen Onder de schulden uit niet-ruiltransacties worden de schulden opgenomen die ontstaan ingevolge transacties waarvoor het bestuur geen gelijkaardige economische waarde in ruil krijgt (art. 79 BVR). In tegenstelling tot bij de schulden uit ruiltransacties (zie hoofdstuk 21 van deze handleiding) is er hier met andere woorden geen enkel verband tussen de prestatie enerzijds en de vergoeding anderzijds. Bij deze ruiltransactie is er geen billijke vergoeding voor een bepaalde geleverde prestatie. Deze schulden uit niet-ruiltransacties worden verder opgesplitst in: Schulden op lange termijn uit niet-ruiltransacties (Subrubrieken 178 en 179); Schulden op korte termijn uit niet-ruiltransacties (Subrubriek 47/8). De schulden op korte termijn uit niet-ruiltransacties bestaan verder uit: De schulden met betrekking tot belastingen; De overige schulden uit niet-ruiltransacties. Specifiek voor de OCMW‟s is de subrubriek 481 een belangrijke onderdeel van deze rubriek aangezien hier alle schulden met betrekking tot de sociale dienstverlening van het OCMW dienen te worden geregistreerd.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 148
23.2.2 – Balansrubrieken 23.2.2.1 – Rechthebbenden uit de bestemming van het resultaat (Subrubriek 473) Deze rekening zal enkel gebruikt worden door de autonome gemeente- en provinciebedrijven (AGB‟s en APB‟s) in het kader van eventuele winstuitkeringen. Indien de beslissing wordt genomen om een deel van de winst uit te keren aan derden, ontstaat er hierdoor een schuld aan deze derden.
23.2.2.2 – Geraamd bedrag der belastingschulden (Subrubriek 474) Onder deze subrubriek worden alle belastingschulden van het bestuur opgenomen (andere dan de BTW -schulden waarvoor er een afzonderlijke subrubriek (475) voorzien werd), die door het bestuur verschuldigd zijn maar waarvoor er nog geen definitieve aangifte is gebeurd. Voor de autonome gemeente- en provinciebedrijven (AGB‟s en APB‟s) gaat het ondermeer over de geraamde winstbelastingen. Ook andere geraamde taksen en belastingen (Belgische en buitenlandse) worden hier geboekt. Van zodra er een aangifte of berekening beschikbaar is, worden deze schulden opgenomen onder de subrubriek 476 (zie verder).
23.2.2.3 – Te betalen BTW (Subrubriek 475) Indien het bestuur voor bepaalde uitgaande verrichtingen BTW-plichtig is en bijgevolg BTW aanrekent aan de klanten, dan zal de aan de Administratie verschuldigde BTW op deze rekening geboekt worden. In dat geval zal het bestuur ook de mogelijkheid hebben om de BTW (of een gedeelte) die zij betaalt op bepaalde 19 aankopen terug te vorderen van de BTW-administratie. Uiteindelijk zal het BTW-saldo een te betalen of terug te vorderen saldo zijn dat in de boekhouding tot uitdrukking zal komen op één van de volgende rekeningen: Te betalen BTW (Subrubriek 475); Terug te vorderen BTW (Subrubriek 411). Voorbeeld: Wij verwijzen hiervoor naar de Boekhoudfiche 8060 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
23.2.2.4 – Andere te betalen belastingen en taksen (Subrubriek 476) In tegenstelling tot subrubriek 474 waar de geraamde belastingschulden worden opgenomen, komen in deze subrubriek alle werkelijk te betalen belastingen en schulden (anderen dan BTW-schulden) die het bestuur volgens een bepaalde aangifte of berekening verschuldigd is. Voor de autonome gemeente- en provinciebedrijven (AGB‟s en APB‟s) gaat het ondermeer over de te betalen winstbelastingen. Ook de andere te betalen taksen en belastingen (Belgische en buitenlandse) worden hier geboekt.
23.2.2.5 – Werkingsschulden inzake sociale dienstverlening OCMW (Subrubriek 481) Deze rekening is specifiek opgenomen voor de OCMW‟s voor de registratie van alle schulden in het kader van de sociale dienstverlening. Voorbeelden van de specifieke kosten van de sociale dienst die hier zullen geboekt worden zijn: Financiële steun (BF 3000); Verwarmingstoelage (3001); Dringende steun betaald via subsidie (BF 3002); Materiële steun (BF 3050); Voorschotten, bijv. op pensioenen (BF 3100); Leefloon (BF 3200); Aanvullend leefloon (BF 3201); Toekenning van een installatiepremie (3210);
19
We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 18 van deze handleiding.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 149
Verschillende vormen van tussenkomsten in de loonkosten (BF 3230, BF 3240, BF 3260, BF 3270).
23.2.2.6 – Ontvangen voorschotten en terugbetalingen inzake subsidies (Subrubriek 482) Deze subrubriek dient te worden gebruikt voor de voorschotten inzake subsidies die het bestuur reeds heeft ontvangen met betrekking tot toekomstige boekjaren. Indien er terugbetalingen dienen te gebeuren met betrekking tot bepaalde subsidies, dan dienen deze schulden hier te worden opgenomen.
23.2.2.7 – Ontvangen vooruitbetalingen (Subrubriek 483) De door het bestuur ontvangen vooruitbetalingen voor niet-ruiltransacties (met uitzondering van deze die ontvangen werden met betrekking tot subsidies), dienen hier te worden opgenomen.
23.2.2.8 – Te betalen en terug te betalen borgtochten (Subrubriek 487) Onder deze subrubriek dient het bestuur de volgende schulden op te nemen: Eventuele borgtochten in contanten waartoe het bestuur zich heeft geëngageerd, maar die nog niet werden uitbetaald; Ontvangen borgtochten waarvan de vervaldag verstreken is en die op korte termijn zullen moeten terugbetaald worden.
23.2.2.9 – Borgtochten ontvangen in contanten (Subrubriek 488) Het betreft alle borgtochten die het bestuur heeft ontvangen en waarvan de vervaldag nog niet is verstreken. Indien de teruggave binnen één jaar zal gebeuren, dient deze schuld hier te worden opgenomen. Indien de teruggave pas op meer dan één jaar zal gebeuren, wordt de schuld opgenomen onder de schulden uit niet-ruiltransacties op lange termijn (subrubriek 1780).
23.2.2.10 – Andere overige schulden uit niet-ruiltransacties (Subrubriek 489) Deze restrubriek wordt gebruikt voor alle overige schulden uit niet-ruiltransacties die niet onder één van de andere subrubrieken kan worden ondergebracht.
23.2.3 – Conversie van de balansrubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de schulden uit niet-ruiltransacties werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
23.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
45100
Te betalen BTW
475
Te betalen btw
45110
475
Te betalen btw
45200
BTW te betalen, na ontvangst van derden-belastingsplichtigen Te betalen belastingen en taksen
476
Andere te betalen belastingen en taksen
476
Andere te betalen belastingen en taksen
45310
Ingehouden roerende voorheffing
476
Andere te betalen belastingen en taksen
46401
Ontvangen voorschotten en vooruitbetalingen
482 483 483
Ontvangen voorschotten en terugbetalingen inzake subsidies Ontvangen vooruitbetalingen Ontvangen vooruitbetalingen
46402
Ontvangen waarborgen en borgtochten
488
Borgtochten ontvangen in contanten
46502
Te betalen toegestane subsidies
489
Andere overige schulden uit niet-ruiltransacties
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 150
46601
Diverse crediteuren
489
Andere overige schulden uit niet-ruiltransacties
23.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code
Omschrijving
451
Te betalen BTW
BBC MARcode 475
452
Te betalen belastingen en taksen
476
Andere te betalen belastingen en taksen
460
Ontvangen vooruitbetalingen
483
Ontvangen vooruitbetalingen
482
Borgtochten ontvangen in contanten
488
Borgtochten ontvangen in contanten
Omschrijving Te betalen btw
23.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code
Omschrijving
452
Te betalen belastingen en taksen
BBC MARcode 474
Omschrijving Geraamd bedrag der belastingschulden
475
Te betalen btw
476
Andere te betalen belastingen en taksen
428
Borgtochten ontvangen in contanten
488
Borgtochten ontvangen in contanten
441
Werkingsschulden voor cliënten
481
449
Overige werkingsschulden
489
Werkingsschulden inzake sociale dienstverlening OCMW Andere overige schulden uit niet-ruiltransacties
460
Ontvangen voorschotten
483
Ontvangen vooruitbetalingen
486
Interne rekening-courant
488
Borgtochten ontvangen in contanten
488
Borgtochten ontvangen in contanten
489
Andere diverse schulden
489
Andere overige schulden uit niet-ruiltransacties
23.3 – Waarderingsregels BBC 23.3.1 – Nominale waarde De schulden uit niet-ruiltransacties worden voor hun nominaal bedrag op de balans opgenomen.
23.3.2 – Waardecorrecties 23.3.2.1 – Waardeverminderingen Er worden geen waardeverminderingen geboekt met betrekking tot de schulden uit niet-ruiltransacties.
23.3.2.2 – Omrekening van vreemde valuta Wanneer het bestuur op balansdatum schulden uit niet-ruiltransacties heeft in vreemde valuta, dan kunnen deze schulden het voorwerp uitmaken van mogelijke wisselkoersschommelingen. De schulden zullen bijgevolg op balansdatum gewaardeerd worden aan de contantwisselkoers (slotkoers) op die datum. Deze waardering kan dan aanleiding geven tot een (niet gerealiseerde) omrekeningingsverschillen die in het resultaat worden opgenomen: Rubriek 755: (Positieve) resultaten uit de omrekening van vreemde valuta; Rubriek 655: (Negatieve) resultaten uit de omrekening van vreemde valuta. Indien de wisselkoersverschillen gerealiseerd worden naar aanleiding van de vereffening van de schulden, dan worden deze gerealiseerde omrekeningsverschillen als volgt in het resultaat opgenomen: Rubriek 754: (Positieve) gerealiseerde wisselresultaten;
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 151
Rubriek 654: (Negatieve) gerealiseerde wisselresultaten.
23.3.2.3 – Herwaarderingen De schulden uit niet-ruiltransacties zijn niet onderhevig aan herwaarderingen.
23.4 – Voornaamste verschillen met NGB Term „niet-ruiltransacties‟ In de NGB werd er niet gesproken over „schulden uit niet-ruiltransacties‟. Er werd binnen de „overige schulden‟ een onderscheid gemaakt tussen de volgende rekeningen: 464: Ontvangen voorschotten en waarborgen; 465: Te betalen leningen en subsidies; 466: Diverse crediteuren; 467: Te betalen deelnemingen; 469: Schulden in rekening-courant.
23.5 – Voornaamste verschillen met NPB Term „niet-ruiltransacties‟ In de provincieboekhouding werd er niet gesproken over „schulden uit niet-ruiltransacties‟. Binnen het MAR werden naast de werkingsschulden (Rubriek 44) de volgende onderverdeling gemaakt: 45: Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten; 46: Ontvangen vooruitbetalingen; 47: Schulden in verband met het beheer van gelden van derden; 48: Diverse schulden.
23.6 – Voornaamste verschillen met NOB Term „niet-ruiltransacties‟ De term „Schulden uit niet-ruiltransacties‟ werd niet gebruikt in de NOB. Naast de werkings- en handelsschulden (Rubriek 44) werden de volgende rubrieken gebruikt: 45: Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten; 46: Ontvangen vooruitbetalingen; 47/48: Diverse schulden. Werkingsschulden inzake sociale dienstverlening In BBC worden de schulden die ontstaan als gevolg van de sociale dienstverlening van het OCMW geboekt onder de schulden uit niet-ruiltransacties, rekening 481. In de OCMW-boekhouding werden deze schulden opgenomen op de rekening 441.
23.7 – Voornaamste verschillen met Belgische boekhoudwetgeving Rubriek en subrubrieken De rubriek „Schulden uit niet-ruiltransacties‟ komt niet voor in de Belgische boekhoudwetgeving. Zoals reeds toegelicht onder de schulden uit ruiltransacties is er in de Belgische boekhoudwetgeving een aparte post voor de schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten. In het kader van BBC wordt hiervoor een onderscheid gemaakt: de schulden met betrekking tot de bezoldigingen en andere sociale lasten (ingehouden bedrijfsvoorheffing en de bijdragen voor sociale zekerheid) worden opgenomen als schulden uit ruiltransacties (zie hoofdstuk 21); te betalen BTW en andere te betalen belastingen en taksen worden opgenomen onder de schulden uit nietruiltransacties.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 152
23.8 – Samenvatting
Schulden uit niet-ruiltransacties Waardering Afschrijvingen / waardeverminderingen Omrekening van vreemde valuta
Herwaarderingen
Tegen nominale waarde Niet van toepassing Een onderscheid dient te worden gemaakt tussen niet-gerealiseerde omrekeningsverschillen (op balansdatum) en gerealiseerde omrekeningsverschillen (bij vereffening) Niet van toepassing
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 153
24 – Vorderingen en schulden op korte termijn – Overlopende rekeningen, vorderingen op lange termijn die binnen het jaar vervallen en wachtrekeningen 24.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Activa/Passiva) I.D. Overlopende rekeningen van het actief
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 49 Overlopende rekeningen 490 Over te dragen kosten 491 Verkregen opbrengsten
I.A.Schulden op korte termijn 5. Overlopende rekeningen van het passief
492 Toe te rekenen kosten 493 Over te dragen opbrengsten
I.E. Vorderingen op lange termijn die binnen het jaar vervallen
494 Vorderingen uit ruiltransacties op lange termijn die binnen het jaar vervallen 495 Vorderingen uit niet-ruiltransacties op lange termijn die binnen het jaar vervallen 4951 Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal die binnen het jaar vervallen 4952 Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies in kapitaal die binnen het jaar vervallen 4953 Vorderingen wegens toegestane leningen die binnen het jaar vervallen 4959 Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties die binnen het jaar vervallen 499 Wachtrekeningen
24.2 – Begrippen 24.2.1 – Algemeen Overlopende rekeningen zijn – zoals de term aangeeft – rekeningen die op de balansdatum „overlopend‟ zijn. Ze zijn ontstaan uit het „matching‟-principe (d.i.: „alle gebeurtenissen moeten tot de juiste periode behoren‟), teneinde de kosten en opbrengsten in overeenstemming te brengen met het juiste boekjaar waarop zij betrekking hebben. Via de overlopende rekeningen van het actief worden een deel van de kosten die nog niet verbruikt werden, overgedragen naar het volgend boekjaar; anderzijds worden opbrengsten die verworven zijn (maar nog niet geboekt), toegerekend aan het huidige boekjaar. Deze posten (niet-verbruikte kosten en reeds verworven opbrengsten) vertegenwoordigen een bezit voor het bestuur. Om die reden worden zij onder de vlottende activa opgenomen. Via de overlopende rekeningen van het passief worden een deel van de kosten die nog niet werden aangerekend (geboekt), toegerekend aan het huidige boekjaar; anderzijds worden opbrengsten die reeds aangerekend werden maar nog niet verworven, overgedragen naar het volgende boekjaar. Deze posten worden op de balans opgenomen onder de schulden op korte termijn.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 154
Voorbeelden: Wij verwijzen hiervoor naar de Boekhoudfiche 7502 zoals ter beschikking gesteld als ondersteunend materiaal door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
24.2.2 – Balansrubrieken 24.2.2.1 – Over te dragen kosten (Subrubriek 490) De over te dragen kosten zijn de bedragen naar rata van de kosten die werden gemaakt tijdens het financiële boekjaar of tijdens een vorig financieel boekjaar, maar die ten laste van een of meer volgende boekjaren moeten worden gebracht (art. 58 van het BVR). Deze rekening (uitstelpost) zal bijgevolg worden gebruikt m.b.t. kosten die reeds aangerekend werden aan het bestuur, maar die niet tot de afgesloten periode behoren; deze kosten moeten met andere woorden ten laste gelegd worden van één (of meerdere) volgende boekjaren. Doorgaans zullen deze facturen door het bestuur geboekt zijn in de 61-rekeningen. Voorbeelden: Vooruitbetaalde verzekeringspremies, vooruitbetaalde intresten, pro-rata gedeelte van betaalde nog niet verlopen onderhoudscontracten, vooruitbetaalde abonnementen, etc…
24.2.2.2 – Verkregen opbrengsten (Subrubriek 491) De verworven opbrengsten zijn de bedragen naar rata van de opbrengsten die pas in een later financieel boekjaar zullen worden geïnd maar die betrekking hebben op een verstreken financieel boekjaar (art. 58 van het BVR). Deze rekening (anticipatiepost) zal worden gebruikt m.b.t. opbrengsten die tot de afgesloten periode behoren, maar die slechts in de loop van een volgend boekjaar zullen worden geïnd. Voorbeelden: Nog te ontvangen commissies, huurgelden die te ontvangen zijn op het einde van de verlopen periode, verworven intresten van termijnbeleggingen, etc…
24.2.2.3 – Toe te rekenen kosten (Subrubriek 492) De toe te rekenen kosten zijn de bedragen naar rata van de kosten die pas in een later financieel boekjaar zullen worden aangerekend en betaald, maar die betrekking hebben op een verstreken financieel boekjaar (Art. 81 van het BVR). Deze rekening (anticipatiepost) zal worden gebruikt voor de pro rata van de kosten die pas in een later boekjaar door het bestuur zullen worden betaald, maar die betrekking hebben op het voorbije boekjaar. Aangezien het bestuur over geen factuur beschikt voor de boeking van deze kosten, is er ook geen vaststaande schuld die onder de leveranciers kan worden geregistreerd. Voorbeelden: Nog te betalen huur, diverse nog te betalen prestaties die slechts aangerekend worden na de verbruiksperiode (telefoon, elektriciteit, gas, …), etc… Deze rekening mag niet gebruikt worden voor de facturen van leveranciers die op balansdatum te ontvangen zijn voor de door hen geleverde goederen en prestaties. Hiervoor dient de rekening 444 “Te ontvangen facturen” te 20 worden gebruikt.
24.2.2.4 – Over te dragen opbrengsten (Subrubriek 493) De over te dragen opbrengsten zijn de bedragen naar rata van de opbrengsten die in de loop van het financiële boekjaar of van een vorig financieel boekjaar zijn geïnd, maar die betrekking hebben op een later financieel boekjaar (art. 81 van het BVR). Deze rekening (uitstelpost) wordt gebruikt voor opbrengsten die door het bestuur reeds geïnd werden maar die betrekking hebben op een later boekjaar.
20
We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 21 van deze handleiding
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 155
Voorbeeld: vooruit ontvangen huurgelden, … Artikel 185 van het BVR voorziet – conform de Belgische boekhoudwetgeving – nog een specifiek geval voor het gebruik van de overlopende rekeningen van het passief: Bij de boeking van een vordering in de balans voor haar nominale waarde, worden de volgende bedragen in voorkomend geval in de overlopende rekeningen van het passief geboekt en pro rata temporis in de staat van opbrengsten en kosten opgenomen op grond van de samengestelde intresten: 1. De rente die op basis van de overeenkomst tussen partijen in de nominale waarde van de vordering begrepen is; 2. Het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de nominale waarde van de vordering; 3. Het disconto op renteloze of abnormaal laagrentende vorderingen, als die vorderingen voldoen aan de volgende vereisten: a. Ze zijn terugbetaalbaar na meer dan één jaar, te rekenen vanaf het ogenblik waarop ze in het vermogen zijn opgenomen; b. Ze hebben betrekking op als opbrengst geboekte bedragen, of op de prijs van de overdracht van vaste activa of van een activiteitsbranche. Het disconto, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt berekend op basis van de voor dergelijke vorderingen geldende marktrente op het ogenblik waarop de vordering werd opgenomen in het vermogen van het bestuur.
24.2.2.5 – Vorderingen uit ruiltransacties die binnen het jaar vervallen (Subrubriek 494) Wanneer het bestuur vorderingen heeft uit ruiltransacties met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar, dan zullen op een bepaald moment deze vorderingen (of een gedeelte ervan) binnen de 12 maanden vervallen, d.w.z. door het bestuur moeten geïnd worden. In deze subrubriek worden bijgevolg de vorderingen uit ruiltransacties opgenomen die overgeboekt worden vanuit de 21 subrubriek 290, zijnde de vorderingen op lange termijn uit ruiltransacties.
24.2.2.6 – Vorderingen uit niet-ruiltransacties die binnen het jaar vervallen (Subrubriek 495) Net zoals bij de vorderingen uit ruiltransacties, betreft het hier vorderingen uit niet-ruiltransacties die een oorspronkelijke looptijd hebben van meer dan 12 maanden en die bijgevolg opgenomen worden onder de vorderingen op lange termijn. Op balansdatum komen deze vorderingen geheel of gedeeltelijk te vervallen, waardoor ze dienen overgeboekt te worden naar de vorderingen op korte termijn. De overboekingen op balansdatum zullen gebeuren aan de hand van de volgende rekeningen:
Vorderingen uit niet-ruiltransacties Vorderingen op lange termijn 291: Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal
Vorderingen op lange termijn die binnen het jaar vervallen 4951: Vorderingen wegens investeringssubsidies in kapitaal
292: Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies 293: Vorderingen wegens toegestane leningen
4952: Vorderingen wegens prefinanciering investeringssubsidies 4953: Vorderingen wegens toegestane leningen
294: Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties
4954: Andere vorderingen uit niet-ruiltransacties
21
We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 15 van deze handleiding.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 156
24.2.2.7 – Wachtrekeningen (Subrubriek 499) Het zijn tijdelijke hulprekeningen die het bestuur in de loop van het boekjaar kan gebruiken, maar die op het einde van het boekjaar naar definitieve rekeningen moeten overgeboekt worden.
24.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de overlopende rekeningen en wachtrekeningen werden opgenomen in respectievelijk de NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
24.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
MARcode
Omschrijving
42516
4953
Vorderingen wegens toegestane leningen die binnen het jaar vervallen
48100
Terugvordering van periodieke aflossingen van leningen die binnen het jaar vervallen Diverse verrichtingen voor derden
499
Wachtrekeningen
49010
Over te dragen kosten
490
Over te dragen kosten
49020
Verworven opbrengsten
491
Verkregen opbrengsten
49030
Over te dragen opbrengsten
493
Over te dragen opbrengsten
49040
Toe te rekenen kosten
492
Toe te rekenen kosten
49200
Beheerders der aanrekeningen
49500
Te identificeren inningen
499
Wachtrekeningen
49501
499
Wachtrekeningen
49600
Ontvangsten opgenomen in de hulpdagboeken Te identificeren betalingen
499
Wachtrekeningen
49700
Te ventileren inningen
499
Wachtrekeningen
49800
Ten onrechte ontvangen sommen
499
Wachtrekeningen
49900
Voorschotten op leningintresten
499
Wachtrekeningen
49999
Overnamerekening
499
Wachtrekeningen
22
24.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code
Omschrijving
490
Over te dragen kosten
BBC MARcode 490
491
Verkregen opbrengsten
491
Verkregen opbrengsten
492
Toe te rekenen kosten
492
Toe te rekenen kosten
493
Over te dragen opbrengsten
493
Over te dragen opbrengsten
499
Wachtrekeningen
499
Wachtrekeningen
Omschrijving Over te dragen kosten
24.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code
Omschrijving
490
Over te dragen kosten
22
BBC MARcode 490
Omschrijving Over te dragen kosten
We verwijzen hiervoor naar deel 21.4 van deze handleiding.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 157
491
Verkregen opbrengsten
491
Verkregen opbrengsten
492
Toe te rekenen kosten
492
Toe te rekenen kosten
493
Over te dragen opbrengsten
493
Over te dragen opbrengsten
499
Wachtrekeningen
499
Wachtrekeningen
24.3 – Waarderingsregels BBC 24.3.1 – Aanschaffingswaarde De overlopende rekeningen (actief en passief) worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en in de balans opgenomen voor het gedeelte dat „overlopend‟ is. De vorderingen op lange termijn die binnen het jaar vervallen ontstaan door een overboeking vanuit de vorderingen op lange termijn. De waardering ervan zal bijgevolg gebeuren volgens de regels die gelden voor deze lange termijn vorderingen. We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 15 van deze handleiding
24.3.2 – Waardecorrecties Er worden geen waardecorrecties (afschrijvingen, waardeverminderingen, herwaarderingen, etc…) geboekt met betrekking tot de overlopende rekeningen. Voor ev. waardecorrecties met betrekking tot de vorderingen op lange termijn die binnen het jaar vervallen, kan worden verwezen naar hoofdstuk 18 van deze handleiding voor de vorderingen op korte termijn.
24.4 – Voornaamste verschillen met NGB Rubrieken In de gemeenteboekhouding werden onder de overlopende rekeningen en wachtrekeningen van het actief de volgende specifieke rekeningen opgenomen: 49200: Beheerders der aanrekeningen; 49600: Te identificeren betalingen; 49900: Voorschotten op leningsintresten; 49999: Overnamerekeningen (debetsaldo). Onder de overlopende rekeningen en wachtrekeningen van het passief werden de volgende specifieke rekeningen opgenomen: 49500: Te identificeren inningen; 49501: Ontvangsten opgenomen in de hulpdagboeken; 49700: Te ventileren inningen; 4999: Overnamerekening (creditsaldo). In BBC bestaat enkel de rubriek 499 voor eventuele wachtrekeningen. Aan te rekenen facturen In de gemeenteboekhouding werden in principe alle binnenkomende facturen – conform art. 63 van het ARGC – onmiddellijk geboekt in de algemene boekhouding. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de volgende rekeningen: 49200: Beheerders der aanrekeningen (actief); 44700: Aan te rekenen facturen (passief). Deze boeking was slechts tijdelijk en werd – na de controle van de documenten en op het ogenblik van de aanrekening – tegen geboekt op dezelfde rekeningen. In BBC wordt er niet meer gewerkt met een voorlopige boeking. Alle binnenkomende facturen worden – na goedkeuring – onmiddellijk geboekt op de correcte rekeningen.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 158
24.5 – Samenvatting
Uitstelposten 61: Diensten en diverse leveringen
745/7: Diverse operationele opbrengsten
Anticipatieposten
Over te dragen kosten (490) - Overlopend ACTIEF * Voorafbetaalde huur * Verzekeringspremies * Drukwerk (nog niet verbruikt) *…
Toe te rekenen kosten (492) - Overlopend PASSIEF * Nog te betalen huur * Nog te betalen prestaties * Verbruik dat slechts aangerekend wordt na de verbruiksperiode (electriciteit, gas, water, …) *… Over te dragen opbrengsten (493) - Overlopend PASSIEF Verkregen opbrengsten (491) - Overlopend ACTIEF * Prorata van vooruit ontvangen huurgelden * Prorata van te ontvangen huuropbrengsten *… *…
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 159
25 – Geldbeleggingen en liquide middelen 25.1 – Voorstelling BBC Balansrubriek (Activa) I.A. Liquide middelen en geldbeleggingen
Minimumindeling algemeen rekeningstelsel 5 Geldbeleggingen en liquide middelen 51 Aandelen 510 Aandelen - aanschaffingswaarde 511 Aandelen – niet opgevraagde bedragen (-) 519 Aandelen – geboekte waardeverminderingen (-) 52 Vastrentende effecten 520 Vastrentende effecten - aanschaffingswaarde 529 Vastrentende effecten – geboekte waardeverminderingen (-) 53 Termijndeposito‟s 530 Termijndeposito‟s – nominale waarde 539 Termijndeposito‟s – geboekte waardeverminderingen (-) 54 Te incasseren vervallen waarden 55 Kredietinstellingen (*) 57 Kassen (*) 58 Interne overboekingen
(*) De kredietinstellingen en kassen moeten als volgt opgesplitst worden:
55…0
Rekening-courant;
55…1
Uitgeschreven cheques (-);
55…2
Betalingen in uitvoering (-);
55…3/8 Andere;
55…9
Geboekte waardeverminderingen.
25.2 – Begrippen 25.2.1 – Algemeen Geldbeleggingen kunnen worden beschouwd als financiële middelen die binnen het bestuur aanwezig zijn en waaraan men een zo goed mogelijke bestemming geeft qua rendement en qua realiseerbaarheid. Wat de bestemming kan zijn, wordt duidelijk aangegeven in het rekeningstelsel:
Aandelen;
Vastrentende effecten;
Termijndeposito‟s.
Het is belangrijk om het onderscheid te benadrukken tussen de geldbeleggingen en de financiële vaste activa. Enkel de effecten die door het bestuur worden aangehouden uit beleggingsdoeleinden worden onder de geldbeleggingen opgenomen. Er is met andere woorden geen sprake van een duurzame en specifieke band met de entiteit waarin men een belang heeft (aandelen) of waarop men een vordering heeft. Het is bijgevolg ook niet de bedoeling van het bestuur om door het bezit van de effecten macht uit te oefenen in de onderneming. Liquide middelen zijn middelen die onmiddellijk beschikbaar zijn. Ze omvatten kasmiddelen, te incasseren vervallen waarden en de tegoeden op zicht bij kredietinstellingen.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 160
25.2.2 – Balansrubrieken 25.2.2.1 – Aandelen (Rubriek 51) Aandelen zijn effecten (vb. SICAV‟s) die het bestuur verworven heeft met het oog op een rechtstreeks inkomen (dividenden) of een latere meerwaarde, maar zonder de bedoeling om door het bezit ervan macht uit te oefenen in de betreffende ondernemingen. Het deel van het kapitaal dat nog niet werd opgevraagd (d.i. het nog te volstorten saldo van het geplaatst kapitaal) moet in mindering gebracht worden op de subrubriek 511.
25.2.2.2 – Vastrentende effecten (Rubriek 52) Dit zijn kasbons en/of obligaties die uitgegeven zijn door publieke financiële instellingen, banken, spaarbanken, private ondernemingen of de overheid en die niet het karakter hebben van een duurzame ondersteuning van de emitterende entiteit en bijgevolg niet onder de financiële vaste activa dienen te worden opgenomen.
25.2.2.3 – Termijndeposito‟s (Rubriek 53) Het betreft alle plaatsingen van gelden op termijnrekeningen bij financiële instellingen, ongeacht de duurtijd.
25.2.2.4 – Te incasseren vervallen waarden (Rubriek 54) Dit zijn waarden (zoals coupons, dividendbewijzen, effecten, cheques, …) die op vervaldag gekomen zijn, maar door het bestuur nog niet geïncasseerd zijn. Wanneer deze waarden reeds ter incasso overgedragen zijn aan een kredietinstelling, mogen ze geboekt worden onder de “Kredietinstellingen” (Rubriek 55).
25.2.2.5 – Kredietinstellingen (Rubriek 55) Het zijn alle rekeningen die geopend zijn bij publieke financiële instellingen, banken, spaarbanken en andere ondernemingen die een financiële functie vervullen. Indien op het einde van het boekjaar het saldo van de financiële rekening negatief is (m.a.w. in het voordeel van de financiële instelling), dan moet het saldo overgeboekt worden naar het passief van de balans (Subrubriek 433 – Kredietinstellingen – Schulden in 23 R/C).
25.2.2.6 – Kassen (Rubriek 57) De kassen zijn de liquide middelen in speciën die in het bestuur worden aangehouden in een bepaalde kassa. Daarnaast worden ook de betalingen met proton, de voorraad postzegels, de nog uit te reiken maaltijdcheques onder deze rubriek opgenomen.
25.2.2.7 – Interne overboekingen (Rubriek 58) Deze rekening wordt gebruikt om de transfers tussen de rekeningen van de liquide middelen op te volgen. Door gebruik te maken van deze rekening worden dubbele boekingen in het bank- of kasboek vermeden.
25.2.3 – Conversie van de rubrieken Onderstaande tabellen geven weer waar de geldbeleggingen en liquide middelen werden opgenomen in respectievelijk NGB, NPB en NOB en welke de corresponderende MAR-codes zijn in BBC:
25.2.3.1 – Gemeente NGB
BBC
Algemene rekening
Omschrijving
Omschrijving
Dexia rekening-courant
MAR code 55
55001 55005
Voorschotten op leningen Dexia
55
Kredietinstellingen
55006
Dexia rekeningen kredietopening op leningen Dexia zichtrekeningen voor bijzonder gebruik Dexia rekening toelagen en
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55010 55018
23
Kredietinstellingen
We verwijzen hiervoor ook naar hoofdstuk 20 van deze handleiding.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 161
leningsgelden 55030
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55101
Dexia rekening leningsgelden met bestemmingswijziging Dexia rekeningen-courant verdiscontering van toelagen Dexia rekeningen kapitalisatie van leningslasten NBB rekening-courant
55
Kredietinstellingen
55201
Fortis zichtrekening
55
Kredietinstellingen
55206
55
Kredietinstellingen
55210
Fortis rekeningen kredietopening op leningen Fortis rekening in agentschap
55
Kredietinstellingen
55300
Beleggingen op ten hoogste 1 jaar
53
Termijndeposito‟s
55501
Bankrekeningen-courant
55
Kredietinstellingen
55600
BCH rekening-courant
55
Kredietinstellingen
55700
Kas van de ontvanger
57
Kassen
56000
Interne overboekingen
58
Interne overboekingen
58001
Dexia betalingen in uitvoering op rekening-courant Dexia betalingen in uitvoering op rekeningen kredietopeningen op leningen Dexia betalingen in uitvoering op zichtrekening voor bijzonder gebruik Dexia betalingen in uitvoering op rekening toelagen en leningsgelden Dexia betalingen in uitvoering op rekening leningsgelden met bestemmingswijziging Dexia betalingen in uitvoering op rekeningen-courant verdiscontering van toelagen NBB betalingen in uitvoering op rekening-courant Fortis betalingen in uitvoering op zichtrekening Fortis betalingen in uitvoering op rekeningen kredietopening op leningen Fortis betalingen in uitvoering op rekening in agentschap Betalingen in uitvoering op beleggingen op ten hoogste 1 jaar Betalingen in uitvoering op bankrekeningen-courant BCH betalingen in uitvoering op rekening-courant
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
55050 55070
58006
58010 58018 58030
58050
58101 58201 58206 58210 58300 58501 58600
25.2.3.2 – Provincie NPB MAR-code
Omschrijving
510
Geldbeleggingen in aandelen
511
520
514
Geldbeleggingen in vastrentende effecten op ten hoogste één jaar Geldbeleggingen in vastrentende effecten op meer dan één jaar Termijndeposito's op ten hoogste één jaar Termijndeposito's op meer dan één jaar
52
Geldbeleggingen
53 54 tot 58
512 513
BBC MARcode 510
Omschrijving Aandelen - aanschaffingswaarde
530
Vastrentende effecten aanschaffingswaarde Vastrentende effecten aanschaffingswaarde Termijndeposito‟s - nominale waarde
530
Termijndeposito‟s - nominale waarde
55
Kredietinstellingen
Geldbeleggingen
55
Kredietinstellingen
Liquide middelen
55
Kredietinstellingen
520
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 162
540
Te incasseren vervallen waarden
54
Te incasseren vervallen waarden
550
Financiële rekeningen
55
Kredietinstellingen
570
Kasgelden
57
Kassen
580
Interne overboekingen
58
Interne overboekingen
25.2.3.3 – OCMW NOB MAR-code
Omschrijving
510
Aandelen - Aanschaffingswaarde
BBC MARcode 510
511
Niet opgevraagde bedragen (-)
511
Aandelen - niet opgevraagde bedragen (-)
519
Geboekte waardeverminderingen (-)
519
520
520
529
Vastrentende effecten Aanschaffingswaarde Geboekte waardeverminderingen (-)
530
Termijndeposito's
530
Aandelen - geboekte waardeverminderingen (-) Vastrentende effecten aanschaffingswaarde Vastrentende effecten - geboekte waardeverminderingen (-) Termijndeposito‟s - nominale waarde
539
Geboekte waardeverminderingen (-)
539
54
Te incasseren vervallen waarden
54
Termijndeposito‟s - geboekte waardeverminderingen (-) Te incasseren vervallen waarden
55
Kredietinstellingen
55
Kredietinstellingen
550 tot 559 57
Rekeningen geopend bij verschillende instellingen
55
Kredietinstellingen
Kassen
57
Kassen
580
Interne overboekingen
58
Interne overboekingen
529
Omschrijving Aandelen - aanschaffingswaarde
25.3 – Waarderingsregels BBC 25.3.1 – Aanschaffingswaarde De geldbeleggingen en liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde, met uitzondering van de aandelen en de vastrentende effecten die gewaardeerd worden tegen aanschaffingswaarde. Alle bijkomende kosten met betrekking tot de verwerving van de geldbeleggingen worden ten laste genomen van de staat van opbrengsten en kosten van het financiële boekjaar waarin ze werden aangegaan. Deze bijkomende kosten mogen met andere woorden niet geïncorporeerd worden in de aanschaffingswaarde.
25.3.2 – Waardecorrecties 25.3.2.1 – (Aanvullende) waardeverminderingen Overeenkomstig artikel 176 lid 1 van het BVR worden op liquide middelen en geldbeleggingen waardeverminderingen toegepast als de realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan de aanschaffingswaarde. Deze waardeverminderingen moeten teruggenomen worden als de oorzaak van de waardevermindering verdwijnt. Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt om rekening te houden met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde of met de risico‟s die inherent zijn aan de aard van de producten in kwestie of van de uitgevoerde activiteit (art. 176 lid 2 van het BVR). Bij de realisatie kan een winst of verlies voorkomen wat dan tot uitdrukking komt in de staat van opbrengsten en kosten (i.e. meerwaarden of minderwaarden op de realisatie van vlottende activa – subrubrieken 752 en 652).
25.3.2.2 – Herwaarderingen Er is geen enkele vorm van herwaardering mogelijk met betrekking tot de geldbeleggingen liquide middelen.
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 163
25.3.2.3 – Omrekening van vreemde valuta Aangezien geldbeleggingen en liquide middelen in vreemde valuta het voorwerp zijn van wisselkoersschommelingen, worden deze waarden op balansdatum gewaardeerd aan de contantwisselkoers op die datum. Deze omrekening zal aanleiding geven tot positieve of negatieve omrekeningsverschillen die worden opgenomen in de financiële opbrengsten / kosten (subrubrieken 755 en 655).
25.4 – Voornaamste verschillen met NGB Deelnemingen en vastrentende effecten - Vaste activa (klasse 2) versus vlottende activa (klasse 5) In de NGB werden de deelnemingen geboekt op de klasse 2, ongeacht het feit of ze al dan niet worden verworven om een duurzame band te creëren met de entiteit waarvan men de deelnemingen verwerft. In de BBC behoren de effecten die worden verworven met beleggingsdoeleinden tot de geldbeleggingen (vlottende activa – klasse 5). Er is in dit geval geen sprake van een duurzame band met de entiteit waarvan men belangen en vorderingen verwerft. In de NGB werden onder de financiële rekeningen (AR 55300) enkel de beleggingen op korte termijn opgenomen conform artikel 36 §2 van het ARGC. Betalingen in uitvoering In de gemeenteboekhouding wordt in de algemene boekhouding gewerkt met een afzonderlijke rekening (58) betalingen in uitvoering. Op het ogenblik dat er een betaalopdracht wordt gegeven, wordt deze rekening gecrediteerd. Wanneer nadien het geld van de rekening gaat, wordt op basis van het rekeninguittreksel de bankrekening gecrediteerd. In BBC wordt voor de betalingen in uitvoering een subrekening gebruikt onder de betreffende 55-rekening (zie titel 25.1).
25.5 – Samenvatting
Geldbeleggingen en liquide middelen Waardering Waardevermindering Terugneming van de waardevermindering
Aanvullende waardevermindering
Herwaarderingen Minderwaarden
Meerwaarden
Tegen nominale waarde Als de realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan de aanschaffingswaarde Eerder geboekte waardeverminderingen moeten teruggenomen worden als de oorzaak van de waardevermindering verdwenen is Om rekening te houden met: de evolutie van de realisatie- of marktwaarde de risico‟s die inherent zijn aan de aard van de producten in kwestie of van de uitgevoerde activiteit Niet van toepassing Op het ogenblik dat er een effectief verlies wordt gerealiseerd, dient een minderwaarde tot uitdrukking te worden gebracht in de boekhouding op de rekening 652 – Minderwaarde op de realisatie van vlottende activa Op het ogenblik dat er een winst wordt gerealiseerd, wordt een meerwaarde tot uitdrukking gebracht in de boekhouding op de rekening 752 – Meerwaarde op de realisatie van vlottende activa
Agentschap voor Binnenlands Bestuur Handleiding 164