HANDLEIDING SCO VERSIE 3.0
Filenaam:
SCO Pollux manual.doc 28 november 2001
Pollux Beheer en Advies B.V. Frans Halsstraat 8 7131 VW LICHTENVOORDE telefoon: telefax:
0654 922 676 0847 131 545
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 INHOUDSOPGAVE 1. 1.1 1.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4 1.4 1.5 1.6 1.6.1 1.6.2 1.6.3 1.6.4 1.6.5 1.6.6 1.6.7 1.6.8 1.7 1.7.1 1.7.2 1.7.3 1.7.4 1.7.5 1.7.6 1.7.7
INLEIDING Symbol Care Observatie Benodigde hardware en software Installatie Installatie SCO Installatie SWINCS Installatie Sentinel drivers Programma starten Werkwijze met SCO De rolmenu’s Algemene iconen Nieuw onderzoek openen Bestaand onderzoek openen Opgeslagen onderzoek vanaf een diskette inlezen Systeeminstellingen wijzigen Gebruikerswachtwoord wijzigen Beheerderwachtwoord wijzigen (optie) Helpfunctie SCO afsluiten Onderzoek iconen Onderzoek sluiten Wijzigingen opslaan Onderzoek opslaan als Alle onderzoekgegevens opslaan op een diskette Alle onderzoekgegevens verwijderen Afdrukken Instellen van de printer
4 4 4 5 5 5 6 6 7 7 7 8 8 8 8 8 8 9 9 9 9 9 9 10 10 10 10
2. 2.1 2.2
ONDERZOEK: ALGEMEEN Definiëring van een nieuw onderzoek Samenvoegen
11 11 13
3. 3.1
CONTEXT Indelen in groepen
14 14
4. 4.1
BARCODEBLAD Aanvullen en wijzigen van barcodes
17 18
5. 5.1 5.2 5.3
COMMUNICATIE Verzenden van opnamegegevens Ontvangen van registraties Werkwijze bij communicatie
19 21 23 23
6. 6.1 6.2
WAARNEMINGEN Parameters van het filter Filter instellingen d.m.v. wildcards
24 24 25
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 2 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 6.3 6.4 6.5
Waarnemingenlijst Trechtercurve Export van waarnemingen
26 27 27
7. 7.1 7.1.1 7.1.2 7.1.3 7.1.4 7.1.5 7.1.6 7.2 7.3
ANALYSE Multi-Moment-Opname analyse Filter Taartdiagram Export Tijdstip analyse Omrekenwaarde Staafdiagram Normtijden Tijdstudie
29 29 30 30 30 30 31 31 32 34
8. 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7 8.7.1 8.8 8.9 8.9.1 8.9.2 8.9.3 8.9.4 8.10 8.11 8.12 8.13
HANDTERMINAL Het laden van de applicatie in de handterminal Koude start van de handterminal Warme start van de handterminal Opstarten van de handterminal Functietoetsen Het menu op de handterminal Communicatie Directe communicatie Afbeelden opname gegevens Waarnemen Wissen waarneming tijdens de ronde Tussentijdse rondebeëindiging Continue status Registreren waarnemingen met behulp van toetsenbord Corrigeren waarnemingen Wissen Beëindigen Instellingen
36 36 37 37 37 38 39 39 39 40 41 43 43 44 44 45 45 46 46
9. 9.1 9.2 9.2.1 9.2.2 9.3 9.4 9.5
APPENDIX Gebruik van Datawand barcode leespennen Voordat men begint moet men zorgen dat: Tijdregistratie: Het registreren van de derde dimensie Toepassing in de gezondheidszorg Bestanden Wachtwoorden
48 48 48 49 49 49 50 50
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 3 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 1. INLEIDING 1.1 Symbol Care Observatie Random Tijdstudie is een toepassing van het Symbol Care Observatie pakket en een op de aloude MMO gebaseerde techniek, die de knelpunten in uw organisatie blootlegt. Het levert betrouwbare informatie over de tijdsbestedingen binnen uw processen. Hoeveel procent van de beschikbare tijd wordt besteed aan direct productieve of indirect productieve activiteiten. Waar zitten de verliestijden in het proces? Een MMO legt deze belangrijke informatie bloot. SCO (Symbol Care Observatie) doet meer. SCO brengt door geavanceerde computertechniek het totaalonderzoek terug tot meer dan de helft van de tijd van een vergelijkbaar handmatig MMO-onderzoek. De voorbereiding en de uitwerking van het onderzoek zijn teruggebracht tot minutenwerk, waar ‘vroeger’ weken of maanden voor stonden. SCO geeft in minuten informatie over deelgebieden als bijvoorbeeld delen van dagen, alle maandagen, de periodes van bijvoorbeeld 09.00 uur tot 10.00 uur, activiteiten van machinegroep A, etc, etc. SCO onderzoeken zijn te koppelen of samen te voegen. Een grafisch gedeelte presenteert de resultaten of gedeelten daarvan in de vorm van indexcijfers, staafdiagrammen of zogenaamde ‘taart’-diagrammen. Random Tijdstudie is echter maar een facet van het Observatiepakket. SCO werkt zoals iedere MMO met willekeurige of Random waarnemingstijdstippen, maar kan ook gebruikt worden met vaste waarnemingsmomenten. Tevens behoort continue registratie tot de mogelijkheden. Daardoor is niet alleen een tijdstudietechniek ontstaan ten behoeve van bijvoorbeeld normstelling, ook kunnen kwaliteitsonderzoeken, loket- of kassabezettingsonderzoeken uitgevoerd worden. Symbol Care Observatie werkt met betrouwbare handterminals met daaraan gekoppeld een softwaregestuurde, dus energiebesparende barcode leespen. De handterminal waarschuwt voor het leeg raken van batterijen, houdt zelfs zonder batterijen de waarnemingen ongeveer twee minuten vast, en kan 5.000 registraties opnemen. 1.2 Benodigde hardware en software Om het programma te kunnen gebruiken wordt verwacht dat het volgende aanwezig is: 1. Een P.C. met daarop Windows95, met minimaal 16 MByte RAM geheugen, of Windows NT met minimaal 32 Mbyte RAM. 2. Een diskdrive, harddisk, een Cd-drive vereenvoudigt de installatie 3. Een printer welke op deze P.C. is aangesloten, geconfigureerd door Windows. 4. Een seriële aansluiting, beschikbaar voor communicatie met de Symbol handterminal. Symbol levert het volgende: 1. Symbol handterminal. 2. Een Cd-rom/eventueel een diskette waarop het SCO programma staat voor de handterminal. 3. Een barcode leespen. 4. Het SCO-programma voor de P.C., aangeleverd op Cd-rom of meerdere diskettes, inclusief een software beveiligingskey welke in de parallel printeraansluiting moet worden gestoken om de SCO-software te kunnen gebruiken. 5. Het programma SWinCS voor de P.C., het communicatieprogramma met de handterminal. 6. Een kabel tussen de handterminal en de P.C., van 25 pens naar 25 pens, typenummer 25-19297-01. Heeft uw P.C. een 9 pens seriële aansluiting, dan dient kabeltype 25-19299-01 gebruikt te worden. 7. Deze handleiding met daarin de beschrijving van de programma's. _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 4 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 8. Een tableau waarop de handterminal, de barcodebladen en de leespen zijn op te bergen. 1.3 Installatie De totale applicatie bestaat uit twee programma’s, namelijk het SCO-programma en het SWINCS-programma. Dit SWINCS-programma regelt de communicatie met de handterminal en/of Datawand eventueel via een modem. Er moeten dus twee installaties achter elkaar worden uitgevoerd in onderstaande volgorde.
1.3.1 Installatie SCO Het SCO-programma wordt geleverd op Cd-rom of meerdere diskettes, welke tevens een installatieprogramma bevatten. Plaats de Cd-rom of diskette 1 in de diskettedrive. Ga via ‘START’ naar ‘UITVOEREN’ (of ‘RUN’) en geef in A:\Setup, klik op ‘OK’. Volg de aanwijzingen op het scherm. Nadat u SCO geïnstalleerd heeft dient u de P.C. opnieuw op te starten.
1.3.2 Installatie SWINCS Het SWINCS-programma wordt geleverd op op Cd-rom of een diskette, die tevens een installatieprogramma bevat. • Plaats de Cd-rom of diskette 1 in de diskettedrive. • Ga via ‘START’ naar ‘UITVOEREN’ (of ‘RUN’) en geef in A:\Setup, klik op ‘OK’. • Voor installatie wordt u om een serienummer van de applicatie gevraagd. Als “Company” geeft u in “SCO” en bij “Serial “ geeft u in “9ADC61E6” • Volg de aanwijzingen op het scherm. • Na installatie van SWINCS dient u dit programma te starten, waardoor de Registervariabelen worden ingesteld.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 5 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
1.3.3 Installatie Sentinel drivers Indien het SCO pakket is geïnstalleerd onder Windows NT, dan kan het voorkomen dat tijdens de controle op de software beveiligingssleutel een runtime error optreedt. In dit geval dient u de sleutelbeveiligingsdrivers te installeren. • Plaats de Cd-rom of de diskette in de diskettedrive • Selecteer uit de \Win-nt directory Setupx86.EXE • Volg de instructies op het scherm 1.3.4 Programma starten Het opstarten van het programma geschiedt door het dubbelklikken van de SCO icoon: BIJ HET STARTEN MOET DE SOFTWAREBEVEILIGINGSKEY OP ÉÉN VAN DE PARALLELPOORTEN ZIJN AANGESLOTEN. Nadat het programma is opgestart verschijnt op het beeldscherm de volgende afbeelding:
Nadat u het wachtwoord heeft ingeven, wordt het programma gestart. Het wachtwoord is vermeld op de laatste pagina van dit handboek. Uiteraard kunt u dit wachtwoord wijzigen, zie hiervoor instructie uit hoofdstuk 1.7.5 en 1.7.6.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 6 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
1.4 Werkwijze met SCO 1.5 De rolmenu’s Indien er een onderzoek geopend is zijn de volgende rolmenu’s beschikbaar:
De rolmenu’s van SCO hebben de volgende samenstelling:
Onderzoek
Rapportage Onderhoud
Scherm
Nieuw Ctrl-N Open Ctrl-O Sluit Ctrl-T Opslaan Ctrl-S Opslaan als Ctrl-A Verwijderen Ctrl-D Exit Alt-F4 Afdrukken Printer setup Inlezen Backup Systeem instellingen Wachtwoord
zie hoofdstuk 1.6.1op bladzijde 8 zie hoofdstuk 1.6.2 op bladzijde 8 zie hoofdstuk 1.7.1 op bladzijde 9 zie hoofdstuk 1.7.2 op bladzijde 9 zie hoofdstuk 1.7.3 op bladzijde 9 zie hoofdstuk 1.7.5 op bladzijde 10 zie hoofdstuk 1.6.8 op bladzijde 9 zie hoofdstuk 1.7.6 op bladzijde 10 zie hoofdstuk 1.7.7 op bladzijde 10 zie hoofdstuk 1.6.3 op bladzijde 8 zie hoofdstuk 1.7.4 op bladzijde 10 zie hoofdstuk 1.6.4 op bladzijde 8 zie hoofdstuk 1.6.5 op bladzijde 8
Knoppenbalk
De iconen in het venster worden hiermee in- of uitgeschakeld De onderste regel in het venster wordt hiermee in- of uitgeschakeld Indien er meerdere onderzoeken gelijktijdig geopend zijn worden deze in cascade vorm weergegeven Indien er meerdere onderzoeken gelijktijdig geopend zijn worden deze gestapeld weergegeven
Statusbalk Window
Cascade Tile Arrange Icons Minimize All
Help
Over
Alle vensters van de onderzoeken worden tot het uiterste verkleind Hier wordt de versie van het programma getoond
1.6 Algemene iconen De iconen op de bovenste regel hebben de volgende betekenis: _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 7 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
1.6.1 Nieuw onderzoek openen
[Crtl]+[N] Dit is uitgebreid beschreven in hoofdstuk 2.1 bladzijde 11.
1.6.2 Bestaand onderzoek openen
[Crtl]+[O] De onderzoeken, die zich in de bij systeembeheer geselecteerde directory bevinden worden getoond en kunnen worden geopend.
1.6.3 Opgeslagen onderzoek vanaf een diskette inlezen
Een eerder gemaakt onderzoek dat op de diskette is opgeslagen kan hier weer worden teruggezet.
1.6.4 Systeeminstellingen wijzigen
Deze optie is alleen beschikbaar voor de systeembeheerder. Hier kan men de data-directory wijzigen. Zo kan men bijvoorbeeld verschillende projecten in aparte directories plaatsen.
1.6.5 Gebruikerswachtwoord wijzigen
Deze optie is alleen beschikbaar voor de systeembeheerder. Door het oude wachtwoord in te geven kan men een nieuw wachtwoord bepalen. 1.6.6 Beheerderwachtwoord wijzigen (optie)
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 8 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
Deze optie is alleen beschikbaar voor de systeembeheerder. Als het programma is opgestart met de toegangscode van de beheerder, dan kan deze hier het wachtwoord van de beheerder wijzigen.
1.6.7 Helpfunctie
Het versienummer van dit programma wordt getoond.
1.6.8 SCO afsluiten [Alt]+[F4] Hiermee wordt het programma verlaten. Eventueel wordt nog gevraagd of het onderzoek nog moet worden opgeslagen.
1.7 Onderzoek iconen Indien een onderzoek geopend is wordt de iconen galerij uitgebreid met een tweede regel iconen. Deze tweede regel iconen hebben de volgende betekenis:
1.7.1 Onderzoek sluiten
Het geactiveerde onderzoek wordt afgesloten. Eventueel wordt gevraagd of de gegevens nog moeten worden opgeslagen. Het programma wordt niet afgesloten.
1.7.2 Wijzigingen opslaan
[Ctrl]+[S] De gewijzigde onderzoek gegevens worden opgeslagen.
1.7.3 Onderzoek opslaan als
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 9 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 [Crtl]+[A] Het geactiveerde onderzoek kan worden opgeslagen onder een nieuw onderzoeksnummer.
1.7.4 Alle onderzoekgegevens opslaan op een diskette
Alle gegevens van het geactiveerde onderzoek worden, gecomprimeerd, opgeslagen op een diskette. Deze gegevens kunnen later weer worden gebruikt door de optie ‘Inlezen’ te kiezen (hoofdstuk 1.6.3 bladzijde 8). N.B. Hierna wordt standaard de vraag gesteld of het onderzoek moet worden verwijderd.
1.7.5 Alle onderzoekgegevens verwijderen
[Ctrl]+[D] Het geactiveerde onderzoek met alle bijbehorende gegevens wordt verwijderd.
1.7.6 Afdrukken
De getoonde onderzoekgegevens worden afgedrukt.
1.7.7 Instellen van de printer
De Windows ‘Printerinstelling’ wordt opgeroepen voor het kiezen of instellen van de printer (zie Windows beschrijving).
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 10 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 2. ONDERZOEK: ONDERZOEK: ALGEMEEN 2.1 Definiëring van een nieuw onderzoek Het menu op de P.C. is samengesteld uit een aantal tabbladen, die op het beeldscherm worden getoond. Het aantal tabbladen wordt door het programma bepaald. Dit is de volgorde waarop u het onderzoek moet opbouwen. Telkens als u een menu-optie heeft afgewerkt komt er een nieuw tabblad bij. De afzonderlijke tabbladen geven in feite de stappen aan die men moet doen om een totaal SCO onderzoek uit te voeren, en zijn identiek aan de stappen die men doet bij de uitvoering van een MMO-onderzoek met de hand. Het unieke van dit programma is, dat het aantal tabbladen zichzelf opbouwt bij het nemen van de opeenvolgende stappen van het onderzoek. Een volgend tabblad kan niet gekozen worden voordat het vorige is ingevuld en afgesloten. Zo is het bijvoorbeeld onmogelijk te kiezen voor het tabblad analyse, voordat de voorgaande tabbladen één voor één zijn opgebouwd. Als een aantal tabbladen zijn opgebouwd, is het opnieuw oproepen van één van de vorige tabbladen mogelijk. Echter het doorgaan naar het volgende tabblad is slechts mogelijk indien ‘het in behandeling zijnde’ is afgesloten. Nadat u op ‘Nieuw Onderzoek Openen’ (icoon links boven) heeft geklikt, verschijnt de volgende afbeelding op het scherm:
Bij een nieuw onderzoek verplaatst de cursor zich naar de ruimte voor de onderzoeksnaam. Hier kunt u een naam of een korte beschrijving van het onderzoek intoetsen van maximaal 32 posities. Na het invullen kan men met behulp van de [TAB] toets naar het volgende item. Met [Shift]+[TAB] gaat men naar het vorige item.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 11 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 Uit een tabel kan men kiezen tussen ‘Random intervallen’, ‘Vaste intervallen’ of ‘Continu Opname’. Heeft men gekozen voor ‘Random Intervallen’ of ‘Vaste Intervallen’ dan wordt hierna om deze intervaltijd gevraagd van de M.M.O.. Hier kan men een waarde in minuten ingeven, tussen 2 en 120 minuten. Na het drukken op de [TAB]-toets gaat de cursor naar ‘object omschrijving’. Hier dient u in te toetsen wat of wie u in uw onderzoek wilt observeren. Bij een studie van een productiesituatie zouden dit bijvoorbeeld personen of machines kunnen zijn. Bij een controleonderzoek van de productie bijvoorbeeld de naam van de producten die u wilt controleren. Maximaal kunnen hier 14 posities ingevoerd worden. Dit is een trefwoord dat op de lijsten en in de handterminal wordt gebruikt. Met [TAB] komt u in een groter veld, waarin u een grotere beschrijving kunt ingeven, die bij analyse wordt gebruikt. Na het intoetsen van de objectomschrijving en het drukken op de [TAB]-toets, gaat de cursor naar ‘status omschrijving’. Hier dient u in te geven welke activiteiten of gegevens van de objecten u wilt observeren. Bij een studie van een productiesituatie zou dit bijvoorbeeld kunnen zijn, werkzaamheden of meer algemeen: activiteiten. Bij een kwaliteitsonderzoek bijvoorbeeld de aard van de te observeren afwijkingen, zoals beschadigingen, of algemener: afwijkingen. Maximaal kunnen ook hier 14 posities ingevoerd worden. Uiteraard zijn de benamingen door u vrij te kiezen. Met [TAB] komt u in een groter veld, waarin u een grotere beschrijving kunt ingeven, die bij analyse wordt gebruikt. Na het intoetsen van de statusomschrijving en het drukken op de [TAB]-toets, gaat de cursor naar ‘3e dimensie omschrijving’. Hier dient u in te geven welke bijzonderheden van de statussen (activiteiten) u wilt noteren. Dit kunnen bijvoorbeeld de locatie zijn waar de activiteiten worden uitgevoerd. Of, in de medische wereld, de patiënten waarbij de (zorg)activiteiten plaatsvinden of het project waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd. Met [TAB] komt u in een groter veld, waarin u een grotere beschrijving kunt ingeven, die bij analyse wordt gebruikt. Indien u klaar bent met het invoeren van deze gegevens dient het werk te worden opgeslagen door op de icoon ‘Wijzigingen Opslaan’ te klikken. Deze icoon staat op de tweede regel, tweede van links.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 12 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
2.2 Samenvoegen Indien men een reeds bestaand onderzoek inclusief waarnemingen heeft geopend, kan men bij dit geopende onderzoek een ander onderzoek toevoegen. Hiertoe klikt men op de icoon “Samenvoegen”. Hierna kan men het onderzoeksnummer kiezen waarvan de gegevens bij het huidige geopende onderzoek moeten worden toegevoegd. Indien men de keuze bevestigt, worden de gegevens van de context en waarnemingen toegevoegd. Het huidige geopende onderzoek wordt dus met deze gegevens uitgebreid. Opgemerkt moet hierbij worden dat na samenvoeging van twee onderzoeken van het eerste oorspronkelijke onderzoek geen analyse meer mogelijk is. Een oplossing waarbij de twee originele onderzoeken als separaat onderzoek blijven bestaan, is te bereiken door een nieuw onderzoek Z te identificeren, met als naam b.v. onderzoek X plus Y. Eerst kan men aan onderzoek Z het onderzoek X toevoegen en daarna wordt aan onderzoek Z het onderzoek Y toegevoegd. Let op! Het is van belang te weten dat de context op hun nummer wordt samengevoegd. D.w.z. dat in de praktijk verschillende objecten en statussen verschillende nummers in hun onderzoek moeten hebben, anders wordt van onderzoek 01 status 05 "schoonmaken" samengevoegd met onderzoek 02 status 05 "wachten"! Zo moeten dus ook gelijke objecten of statussen gelijke nummers hebben. Men dient dus al bij de opzet van een onderzoek rekening te houden met eventuele latere samenvoeging met een ander onderzoek. Bij het samenvoegen verschijnt de benaming van het toegevoegde onderzoek in de tekst bij het tabblad “algemeen”. Het is uiteraard mogelijk deze te wijzigen. Meteen na het samenvoegen van de onderzoeken zijn de gegevens beschikbaar in het waarnemingenbestand. Alvorens te kunnen analyseren dient het onderzoek te worden afgesloten. Na het opnieuw openen van het onderzoek komen dubbele records niet meer voor. Het barcodeblad zal na de samenvoeging over het algemeen moeten worden aangepast voor het starten van een nieuwe opnameronde. Indien u klaar bent dient het werk te worden opgeslagen door op de icoon ‘Wijzigingen Opslaan’ te klikken. Deze icoon staat op de tweede regel, tweede van links.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 13 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 3. CONTEXT U kunt ‘context’ activeren door, met de muis, op het tabblad ‘Context’ te klikken. Nadat u dit gedaan heeft verschijnt op het beeldscherm de volgende afbeelding:
Het invoeren van de benamingen of namen van de door u gekozen objecten en statussen vinden nu als volgt plaats: u kiest links boven wat u wilt gaan aanvullen (bijvoorbeeld Personen of Activiteiten of Locaties).
3.1 Indelen in groepen Hier worden de groepen beschreven waarin de verschillende items geplaatst zullen worden. In deze tabel heeft u de mogelijkheid de ingevoerde statussen in te delen in groepen, bijvoorbeeld productief, indirect-productief en improductief. Hiervoor heeft u vier posities. U gebruikt bijvoorbeeld bij activiteiten de afkortingen PROD, INPR en IMPD met bijbehorende omschrijving. Er wordt verschil gemaakt tussen grote en kleine letters. Het is ook mogelijk vier spaties als groepsindeling in te voeren. Dan wordt de status buiten de 100 % gehouden (bijvoorbeeld: Niet waargenomen, afwezig, enz.). Via het onderste gedeelte van het venster worden dan de items ingebracht met de bijbehorende groepscode. Evenals bij een traditionele Multi-Moment-Opname, dient de toekenning van deze groepscode zorgvuldig overwogen te worden. In de analyse van het onderzoek worden de geregistreerde observaties namelijk volgens deze verdeling gepresenteerd. Ook kunt u aangeven, vanaf welke tijdstip deze status in deze groep ingedeeld moet worden. Hierna kan men eventueel een volgende groep en volgend tijdstip ingeven. Het verdient aanbeveling dit laatste gegeven zorgvuldig te kiezen. Bij de analyse van de in dit onderzoek verzamelde observaties, kan namelijk gesorteerd worden op de vier afzonderlijke posities van de afdelingsnaam. Indien u bijvoorbeeld afdelingsnamen ingeeft als _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 14 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 ‘afdA’ en ‘afdB’, kan in het analyseprogramma opdracht worden gegeven alle objecten in afdeling A of B afzonderlijk te analyseren. Als u in dit gedeelte een vooraf bepaalde code ingeeft, bijvoorbeeld ABCD, kan in het analyseprogramma opdracht gegeven worden alle objecten in ABCD te analyseren. Ook kan een analyse gemaakt worden van alleen A, of alleen B, C of D, maar ook een combinatie van A-B, of A-D, of B-D etc. Ook is in dit gedeelte ingave mogelijk van een combinatie van kleine en grote letters, zodat nog meer mogelijkheden ter sortering van de gegevens beschikbaar zijn. De groepsindeling is dus case-sensitive, dat wil zeggen er is verschil in grote en kleine letters. Ook kunt u in de groepsindeling vier spaties invullen, hierdoor wordt het betreffende object of status buiten de 100 % geplaatst. Voorbeeld: Personen worden als volgt in groepen verdeeld:
Groepscode MJ1 VJ1 MJ2 VJ2 MM3 VM3 MM4 VM4 MO5 VO5 MO6 VO6 MO7 VO7
Geslacht man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw
Leeftijd groep Jongeren groep Jongeren groep Jongeren groep Jongeren groep Middelbaren groep Middelbaren groep Middelbaren groep Middelbaren groep Ouderen groep Ouderen groep Ouderen groep Ouderen groep Ouderen groep Ouderen groep
Leeftijd 10 t/m 19 jaar 10 t/m 19 jaar 20 t/m 29 jaar 20 t/m 29 jaar 30 t/m 39 jaar 30 t/m 39 jaar 40 t/m 49 jaar 40 t/m 49 jaar 50 t/m 59 jaar 50 t/m 59 jaar 60 t/m 69 jaar 60 t/m 69 jaar 70 t/m 79 jaar 70 t/m 79 jaar
Bij de analyse kan men dan, als voorbeeld, het volgende filter ingeven: V??? Alle vrouwen ongeacht de leeftijd. ?M?? Alle personen van middelbare leeftijd ongeacht het geslacht. ??3? Alle personen van 30 t/m 39 jaar. M?5? Alle mannen van 50 t/m 59 jaar. Alleen die registraties die dit filter kunnen passeren, worden bij de analyse meegenomen Het teken “?” wordt een “wild-card” genoemd. Zie ook alinea: 6.2 “Filter instellingen d.m.v. wildcards”. Let op! • Vanaf de ingebrachte datum en tijd wordt het betreffende item meegenomen in de genoemde groep. Er moet minimaal EEN groep aanwezig zijn. U ziet dat in de statuslijst (activiteitenlijst) een vaste status is opgenomen en wel ‘0-NIET WAARGEN.’. Op deze status worden automatisch de niet waargenomen objecten, tijdens de observaties, weggeschreven. Dit _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 15 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 voorkomt tijdens de observatierondes onnodig registratiewerk en zorgt ervoor dat in de analyse een objectiever beeld verkregen wordt van de werkelijke bedrijfssituatie. Hierna kunt u aangeven of er bij deze activiteit een derde dimensie (bijvoorbeeld locatie of patiënt of project) hoort. U kunt dit hier afvinken. Bij de activiteitomschrijving wordt dit zichtbaar door op de laatste positie een ‘&’ te tonen. Op dezelfde manier kunt u de derde dimensie invullen. Hiervoor wordt een nieuwe lijst gecreëerd. Bij het invullen van de derde dimensie verschijnt er:” 000 N.V.T.” achter die activiteiten die niet van een derde dimensie worden voorzien. Deze code mag niet verwijderd worden, dit is belangrijk in het vervolg van het onderzoek in het kader van de programmering van de handterminal. Om een juiste normtijd analyse te kunnen maken in het natraject is het noodzakelijk per onderzoeksdag aan te geven of het product nog aanwezig is. Indien dit niet het geval is zal door middel van datum en tijd de groep door middel van 4 spaties moeten worden gekenmerkt. Anders wordt het aantal producten waarover de normtijd moet worden bepaald in analyse onjuist. Indien u klaar bent met het invoeren van deze gegevens dient het werk te worden opgeslagen door op de icoon ‘Wijzigingen Opslaan’ te klikken. Deze icoon staat op de tweede regel, tweede van links.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 16 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 4. BARCODEBLAD
U kunt dit tabblad met een muis klik activeren:
De nummers in deze afbeelding geven de posities aan van de beschikbare barcode. Zoals u dus de verschillende objecten en statussen verdeelt over de posities, zo worden ze afgedrukt op het barcodeblad in de vorm van barcodes. Per barcodeblad beschikt u over 100 barcodes. Op ieder barcodeblad kunnen objecten en/of statussen voorkomen. Totaal beschikt u over 26 barcodebladen met de letters ‘A’ tot en met ‘Z’, dus 26 x 100 barcodes is 2.600 barcodes. Men kan eenvoudig van barcodeblad wisselen met behulp van de tabbladen ‘A’ tot en met ‘Z’. U kunt een tabel selecteren en daaruit de betreffende omschrijving naar een positie op het barcodeblad slepen. Was het object reeds op een andere positie aanwezig, dan wordt het object van deze oude positie verwijderd. Een object kan dus maar eenmaal worden genoteerd. Men kan nu de objecten in een bepaalde volgorde plaatsen waarin de objecten tijdens het lopen van een ronde worden aangetroffen. Deze volgorde wordt automatisch op de handterminal aangeboden, zodat men dan alleen de status behoeft in te geven. Dit is alleen van belang, als de objecten vaak in een vaste volgorde aanwezig zijn. Als dit niet het geval is dan zou men kunnen overwegen om de objecten alfabetisch op het barcodeblad te plaatsen. Men moet zelf zorgdragen dat alle benodigde objecten en statussen op het barcodeblad worden genoteerd. _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 17 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
Het verdient aanbeveling de plaats voor objecten en statussen met overleg te kiezen. Door bij elkaar behorende, of met elkaar in relatie staande gegevens bij elkaar te positioneren en daar tussen bijvoorbeeld een barcoderuimte over te slaan, vergemakkelijkt u de observatie en registratie tijdens de ronden. Ook blijkt in de praktijk dat een duidelijke opsplitsing van objecten en statussen in het barcodeblad de registratie eenvoudiger maakt. Te denken is dan bijvoorbeeld aan de objecten op de linkerzijde en de statussen op de rechterzijde van het barcodeblad. Indien u klaar bent met het invoeren van deze gegevens dient het werk te worden opgeslagen door op de icoon ‘Wijzigingen Opslaan’ te klikken. Deze icoon staat op de tweede regel, tweede van links.
4.1 Aanvullen en wijzigen van barcodes Het is zeker af te raden om een barcodeblad te wijzigen als de opnamegegevens reeds naar de handterminal zijn gecommuniceerd. Het barcodeblad dient als een vertaalslag van de nummers in de context naar barcode nummers. Indien het barcodeblad achteraf wordt gewijzigd functioneert de vertaalslag niet meer naar behoren en worden de waarnemingen verkeerd weergegeven. De barcode “niet waargenomen” verschijnt standaard op positie “000” en is niet te verplaatsen of te verwijderen.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 18 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 5. COMMUNICATIE
Om het onderzoek in de praktijk te kunnen uitvoeren, en de communicatie tussen P.C. en handterminal te kunnen laten plaatsvinden, zijn een aantal aanvullende gegevens nodig. Met kiest het tabblad ‘Communicatie’.
Hierbij wordt de wijze waarop de registraties plaatsvinden weergegeven, de keuze bestaat uit een handterminal of een datawand. Na deze keuze moet er een bestand worden aangemaakt ter voorbereiding van de communicatie. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de keuze “Toevoegen.”
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 19 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
U kiest voor toevoegen van opname gegevens:
De cursor verschijnt in het vakje ‘terminalnummer’. U dient hier het nummer van de handterminal waarmee u de observaties gaat registreren, in te vullen. Dit nummer kan vrij gekozen worden, mits uiteraard met het opstarten van de handterminal aan die handterminal hetzelfde nummer wordt toegekend (zie hoofdstuk 8.4.) Voor dit nummer zijn drie posities beschikbaar. Nadat het nummer is ingevoerd kunt u aangeven welke, vooraf gedefinieerde, barcodebladen gebruikt zullen worden bij het registreren. U kunt de beschikbare barcodebladen, in de lijst beschikbaar, selecteren door erop te klikken en met de pijl naar de lijst met de naam geselecteerd te verplaatsen. Heeft men voor ‘Random Interval’ gekozen dan kunt u de ‘Duur van de opnameronde’ ingeven. In dit vakje vult u de tijd in minuten in, die een opname of observatieronde duurt vanaf het moment dat de observator vertrekt tot aan het moment van terugkomst op het startpunt. Deze tijd is in minuten, is minimaal één minuut en is altijd kleiner dan de intervaltijd welke bij de benoeming van het onderzoek is ingegeven. Deze tijd heeft u bijvoorbeeld vastgesteld of geschat in een proefronde. Het verdient aanbeveling deze rondetijd niet te krap te stellen om te voorkomen dat bij vertraging tijdens de rondes het volgende ronde-aanvangstijdstip wordt overschreden, waardoor een volgende ronde in zijn geheel zou kunnen uitvallen.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 20 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 Let op! • Als een ronde beëindigd wordt in dezelfde minuut als de volgende ronde moet beginnen, klinkt meteen na beëindiging het signaal om met de volgende ronde te beginnen. • Wordt de ronde echter beëindigd later dan in dezelfde minuut waarop de nieuwe ronde zou moeten beginnen, dan wordt deze ronde overgeslagen en wordt gewacht op de daaropvolgende ronde. Hierna kunt u de ‘Periode’ ingeven. Men moet minimaal een periode invullen. Daarna komt u in de afdeling ‘Onderzoeksdata’. Hier vult u de data in, dus de dagen, waarop de observaties plaatsvinden. U kunt maximaal 10 data ingeven. Als alles naar wens is ingevuld klikt u op de icoon ‘OK’. Met het icoon ‘Upload’ wordt dan met de door u ingebrachte gegevens het bestand gegenereerd, dat naar de handterminal kan worden verstuurd. Indien u klaar bent met het invoeren van deze gegevens dient het werk te worden opgeslagen door op de icoon ‘Wijzigingen Opslaan’ te klikken. Deze icoon staat op de tweede regel, tweede van links.
5.1 Verzenden van opnamegegevens
Voor het verzenden van de opnamegegevens wordt een tweede programma gebruikt met de naam SWinCS (zie Installatie programmatuur). Dit communicatieprogramma wordt opgestart door op de icoon ‘Communicatie’ te klikken.
De eerste maal als u dit communicatieprogramma opstart, moet u controleren of de juiste communicatiepoort is ingesteld. De communicatiepoort is de aansluiting aan de achterkant van de P.C. Vaak zijn er meerdere _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 21 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 communicatiepoorten aanwezig. Bij twijfel vraagt u uw systeembeheerder. De handterminal is vaak aangesloten op ‘COM1’ of ‘COM2’. Dit moet aan ‘SWinCS’ kenbaar worden gemaakt. Dit doet men door op ‘Taak instellen’ te klikken.
Bij poortnummer (rechtsboven) kunt u controleren of dit juist is, anders moet dit worden aangepast. Daarna kunt u op ‘OK’ klikken. U zorgt dat de handterminal leeg is (eventueel een ‘koude start’) en voorzien is van het juiste handterminalnummer dat ook moet voorkomen in de lijst van aangemaakte opnamegegevens op de P.C. Daarna kiest u op de handterminal ‘Communicatie’/’Directe Communicatie’/’Start Communicatie’. Hierna meldt de handterminal zich met zijn nummer en worden de opnamegegevens naar de handterminal overgestuurd. Het communicatieprogramma beëindigt zichzelf na afloop van de communicatie. Let op! • Tijdens de communicatie wordt de klok in de handterminal gelijkgezet met de klok in de P.C. De klok van de P.C. moet dus de juiste datum en tijd bevatten.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 22 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
5.2 Ontvangen van registraties Bovenstaande procedure geldt ook voor het ontvangen van registraties. Men dient echter geen ‘Koude Start’ op de handterminal uit te voeren. Indien de handterminal registraties bevat, worden deze automatisch door SWinCS ontvangen en daarna verwerkt. Hierna zijn deze aanwezig in de lijst van waarnemingen. Let op! • Tijdens de communicatie wordt de klok in de handterminal gelijkgezet met de klok in de P.C. De klok van de P.C. moet dus de juiste datum en tijd bevatten.
5.3 Werkwijze bij communicatie Er zijn drie mogelijkheden bij de communicatie met behulp van SWinCS met de handterminal: 1. Er zijn geen waarnemingen in de handterminal aanwezig (na een ‘koude start’ of na een eerdere communicatie). De handterminal meldt zich bij de P.C. en vraagt of er nieuwe opnamegegevens aanwezig zijn. Zijn deze er, dan worden eventueel de rondetijden gegenereerd en alle gegevens overgestuurd naar de handterminal. 2. Er zijn waarnemingen in de handterminal aanwezig. Deze waarnemingen worden overgestuurd naar de P.C. Ze komen in een tijdelijk bestand terecht. Als deze ‘communicatie goed beëindigd’ wordt, dan worden deze waarnemingen in de handterminal gewist. Op de P.C. worden de waarnemingen doorverwerkt naar het uiteindelijke waarnemingbestand. Mocht, door een of andere reden, de ‘communicatie fout beëindigd’ worden, dan blijven de waarnemingen aanwezig in de handterminal. 3. Gegevens handmatig verwerken. Deze keuze is niet actief als de communicatie probleemloos verloopt. Zijn er problemen met de verwerking van het waarnemingenbestand dan is deze optie beschikbaar. Het bestand wordt dan alsnog verwerkt en de data zijn beschikbaar voor analyse.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 23 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 6. WAARNEMINGEN Zodra er waarnemingen in het onderzoek aanwezig zijn, wordt het tabblad uitgebreid met: • Waarnemingen. Hier kan men de waarnemingen bekijken en eventueel corrigeren. Tevens kan men een trechtercurve produceren. • Analyse. Afhankelijk van het type onderzoek zijn verschillende soorten analyses mogelijk. Welke waarnemingen door bovengenoemde opties gebruikt zullen worden hangt af van de parameters. Deze parameters worden hierna beschreven.
6.1 Parameters van het filter Hier worden de parameters gevraagd waaraan de waarnemingen moeten voldoen.
Selectie datum Selectie weekdagen: Selectie tijden Selectie objecten
: De begin- en einddatum van de periode. Men kan weekdagen uitschakelen of inschakelen door, met de muis, op de betreffende te klikken. : Hier kan men vier dagelijkse perioden ingeven. : Men kan hier van een bepaald object, een groep van objecten of alle objecten de waarnemingen selecteren. Hetzelfde geldt voor de tweede en derde dimensie.
Zijn de parameters juist ingevuld, dan klikt men op [OK]. _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 24 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 6.2 Filter instellingen d.m.v. wildcards Bij het selecteren van objecten, zoals hierboven beschreven, is het mogelijk om bij de selectie van groepen zogenaamde “wild-cards” te gebruiken. Wild-card is het “?” teken, dat bij de selectie van groepen kan worden gebruikt om aan te geven dat op die positie in de groepscode, elk teken kan worden geaccepteerd. Indien men als groepselectie bij personen “A???” ingeeft, geeft men aan dat men een analyse wil van alle personen waarvan de groepscode met een A begint. In dit geval zijn dan de resterende drie tekens niet van belang. Deze wildcards zijn te gebruiken bij het selecteren in alle drie de dimensies. Zie ook: alinea 3.1.
Let op! • Alleen de waarnemingen welke aan de parameters voldoen worden gebruikt. Indien u klaar bent met het invoeren van deze gegevens dient het werk te worden opgeslagen door op de icoon ‘Wijzigingen Opslaan’ te klikken. Deze icoon staat op de tweede regel, tweede van links.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 25 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
6.3 Waarnemingenlijst Na het selecteren van de waarnemingen, verschijnt op het beeldscherm de volgende afbeelding:
In de kolommen leest u achtereenvolgens de datum van registratie, het tijdstip van registratie, het nummer en naam van het waargenomen object en de waargenomen status alsmede het nummer en omschrijving van de derde dimensie (indien van toepassing). Wanneer deze niet van toepassing is verschijnt er 000 in het scherm op de positie van de derde dimensie.
U KUNT DOOR DE GEREGISTREERDE OPNAMEN BLADEREN DOOR GEBRUIK TE MAKEN VAN DE [PGUP] EN [PGDN]-TOETSEN. REGISTRATIES KUNNEN GEWIJZIGD WORDEN, DOOR DE WAARNEMING MET DE MUIS TE SELECTEREN EN DAARNA OP [WIJZIGEN] TE KLIKKEN. ALLEEN DE ACTIVITEIT EN/OF DE DERDE DIMENSIE KAN GEWIJZIGD WORDEN. WE ZIEN, DAT IN DE LAATSTE KOLOM EEN STERRETJE IS VERSCHENEN, TEN TEKEN DAT DEZE REGISTRATIE GEWIJZIGD IS. DEZE MELDING VAN CORRECTIE BLIJFT VERDER AANWEZIG IN DIT OVERZICHT EN TEVENS IN DE GEANALYSEERDE OVERZICHTEN.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 26 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 6.4 Trechtercurve Van de tot op dat moment aanwezige registraties in de P.C. kan een trechterkurve gemaakt worden. Hiervoor dient men op [Trechtercuve] te klikken. Op het beeldscherm verschijnt een venster met de trechtercuve. In het pull-down keuzeveld kan men een andere status kiezen voor de bijbehorende trechtercurve. Hieruit zou u dan bijvoorbeeld kunnen beslissen, wel of niet door te gaan met het onderzoek. Op de X-as wordt het totaal aantal waarnemingen weergegeven. De Y-as presenteert het voorkomenpercentage van de individuele activiteit ten opzichte van het totaal. Linksonder kan de gewenste spreiding worden aangegeven. Het pakket berekent vervolgens het aantal waarnemingen wat dan nog moet worden uitgevoerd.
6.5 Export van waarnemingen Door op [Export] te klikken worden de waarnemingen, die aan de parameters voldoen, in een tekstbestand (ASCII-file) gekopieerd, waardoor de waarnemingen ook door andere softwarepakketten te gebruiken zijn. De bestandsnaam wordt 'WAARNnn.TXT', waarbij nn het onderzoeksnummer voorstelt. Dit bestand bevindt zich op de drive waar alle andere SCO-bestanden zich bevinden.
Het txt-bestand kan men vervolgens in een databaseprogramma inlezen. De karakters worden door middel van een komma gescheiden. _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 27 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
Volgnr dimensie 2 8-1-01 3 8-1-01 4 8-1-01 5 8-1-01 6 8-1-01 7 8-1-01 8 8-1-01 9 8-1-01 10 8-1-01 11 8-1-01 12 8-1-01 13 8-1-01 14 8-1-01 15 8-1-01
Datum Tijd 7:10 7:11 7:11 7:15 7:15 7:16 7:20 7:21 7:21 7:25 7:25 7:26 7:30 7:30
Objectnr Beschrijving Groep
4 Coordin.log.2 PCLO 2 Coordin.log.1 PCLO 8 Coordin.log 4 PCLO 2 Coordin.log.1 PCLO 4 Coordin.log.2 PCLO 8 Coordin.log 4 PCLO 8 Coordin.log 4 PCLO 2 Coordin.log.1 PCLO 4 Coordin.log.2 PCLO 4 Coordin.log.2 PCLO 8 Coordin.log 4 PCLO 2 Coordin.log.1 PCLO 2 Coordin.log.1 PCLO 4 Coordin.log.2 PCLO
Derde Nr Beschrijving Groep
48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG 48 adm.tbv 9u-ver VOLG
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 28 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 7. ANALYSE 7.1 Multi-Moment-Opname analyse Door op het tabblad ‘Analyse’ te klikken worden de geselecteerde registraties geanalyseerd. Er wordt eerst een categorieoverzicht getoond van de statussen. Verklaring van de gegevens in de beeldoverzichten:
De betekenis van de kolommen, van links naar rechts, is als volgt: a) De groep waaronder de waarnemingen vallen. b) Werkelijk aantal geregistreerde waarnemingen. c) Aantal waarnemingen uitgedrukt in percentages ten opzichte van het totaal van de waarnemingen die met een ingevoerde categorie zijn geregistreerd. d) Aantal waarnemingen uitgedrukt in percentages ten opzichte van het totaal aantal waarnemingen dat geregistreerd had moeten worden (dus inclusief waarnemingen zonder categorie) binnen de gekozen selectie. e) De nauwkeurigheid, ofwel de deviatie van het percentage in kolom C. Dus bijvoorbeeld het werkelijke percentage ligt dus 19.9 % plus 3.8 % en 19.9 % minus 3.8 %.
Deze deviatie wordt berekend door middel van de M.M.O. formule.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 29 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
1,96
p* (100 - p) n
betrouwbaarheid 95 % n = totaal aantal waarnemingen p = percentage
f) In deze kolom staat de grootte van de standaarddeviatie, uitgedrukt in procenten, ten opzichte van het gevonden percentage (dus d/c x 100 %). g) Het aandeel, uitgedrukt in percentages, dat de correcties uitmaakt ten opzichte van het aantal waarnemingen in die regel (f/a x 100 %). h) De waarden berekend ten opzichte van alle gedane waarnemingen. Ook de niet waargenomen objecten worden bij deze berekening betrokken. Men kan de analyse eenvoudig wijzigen door in het betreffende blok een andere dimensie aan te klikken. Het aantal dimensies is bepaald in de onderzoeksopzet welke in context is omschreven. Men behulp van het blok ‘detailniveau’ kan men op groepsniveau en vervolgens op ‘object’ analyseren. Ook hierin kan men per dimensie wisselen.
7.1.1 Filter De getoonde analyse wordt gemaakt met die waarnemingen die het filter kunnen passeren. Men kan de instelling van dit filter wijzigen door de betreffende icoon aan te klikken. Het instellen van het filter is beschreven onder hoofdstuk 6 “Waarnemingen” in alinea 6.1 “Parameters van het filter”.
7.1.2 Taartdiagram De resultaten van de analyse worden hier getoond in de vorm van een zogenaamd taartdiagram. De totale cirkel wordt gezien als 100%, de taartdelen vertegenwoordigen de respectievelijke percentages komende uit de analyse resultaten.
7.1.3 Export De analyse resultaten worden in een bestand weggeschreven in een “comma delimited” vorm. Dit bestand is geschikt om in andere programma in te lezen zoals MS Excel e.d. 7.1.4 Tijdstip analyse Dit histogram dient gebruikt te worden indien men wil weten hoe gedurende het verloop van de dag de percentages van de statussen per tijdsperiode veranderen. Door op ‘tijdstip analyse’ te klikken wordt deze analyse opgestart. _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 30 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 Hierna wordt het histogram getoond.
De informatie van de balk heeft betrekking op de periode vanaf het tijdstip vermeld voor de balk tot het volgende tijdstip. Op de X-as wordt het aantal waarnemingen getoond ten opzichte van het totaal aantal waarnemingen. Het percentage achter de balk is het voorkomenpercentage van de gekozen groep cq. object ten opzichte van alle waarnemingen in het onderzoek. Het verdient aanbeveling om de tijdsperiode van het filter zodanig in te stellen dat alleen die periode getoond wordt waarin activiteiten uitgevoerd zijn, anders krijgt met bijvoorbeeld voor ’s nachts in dit histogram geen staven en worden de overige staven met wel relevante informatie onnodig smal. 7.1.5 Omrekenwaarde Hierbij kan gekozen worden voor de optie uren, dagen en minuten. Met behulp van de gekozen eenheid berekend.
7.1.6 Staafdiagram In het staafdiagram wordt op de X-as het aantal waarnemingen getoond van de gekozen selectie. Via de staven op de Y-as is per gekozen selectie van de groep/object de analyse getoond. Deze presentatie is per dimensie mogelijk en wordt van hoog naar laag weergegeven. _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 31 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
7.2 Normtijden Als men in het blok ‘detailniveau’ ‘groep’ heeft gekozen, kan men normtijden laten berekenen van de betreffende groepen. Dit gebeurt als volgt: met stapjes ter grootte van de intervaltijd wordt door de opnameperiode gegaan en op elk tijdstip wordt bekeken in welke groep het object is ingedeeld. Bij deze groep wordt dan de intervaltijd opgeteld. Deze totaaltijd per groep wordt weer gedeeld door de totaaltijd van de waarnemingsperiode. Het resultaat is het aantal per groep. De bestede tijd per groep wordt berekend door het aantal waarnemingen gedaan per groep te vermenigvuldigen met de intervaltijd. Deze bestede tijd per groep gedeeld door het voornoemde aantal per groep levert de normtijd op per groep. Deze normtijd en de deviatie wordt getoond. De normtijdanalyse geeft een gemiddelde tijd per onderzochte dimensie. Bij het bepalen van het aantal wordt teruggegrepen op de context van het onderzoek. Stel dat tijdens de meetperiode het product de afdeling verlaat, zal dat ook in de context moeten worden vertaald. Zie ook 3.1 Indelen in groepen.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 32 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 De berekening vindt plaats door middel van de geselecteerde dagen die in de filter staan. Bij het berekenen dienen deze parameters juist te zijn ingesteld anders heeft dit gevolgen voor de normtijdanalyse.
Deze kolommen hebben de volgende inhoud (van links naar rechts): h) Als er geen waarde in de omrekeningstabel is ingevoerd dan berekent het programma de omrekeningswaarde als volgt: Omrekeningswaarde = totaal aantal waarnemingen x intervaltijd (minuten). i) Daarna gaat het programma door de ingestelde analyseperiode met stappen even groot als de ingestelde intervaltijd. Op elk tijdstip wordt bekeken in welke groep/categorie de object/status ingedeeld is, bij die groep/categorie wordt dan de intervaltijd opgeteld. Tevens wordt de totale analysetijd berekend. De tijd per groep/categorie gedeeld door deze analysetijd levert het analyse-aantal op. j) Het gemiddelde is de omrekeningswaarde (kolom h) gedeeld door het analyseaantal (kolom i). Dit is dezelfde eenheid als in kolom h (minuten). k) De deviatie wordt berekend aan de hand van de deviatie in kolom d omgerekend naar de gemiddelde waarde. Het resultaat is dezelfde eenheid als in kolom h.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 33 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 7.3 Tijdstudie Algemeen: Deze analysemogelijkheid is alleen te gebruiken in combinatie met continu-registratie (zie: 2.1 Definiëring van een onderzoek). Hetgeen betekent dat in plaats van met intervallen gedurende de hele meetperiode gescand moet worden. Het ingeven van intervallen in de onderzoeksopzet is dan ook niet van toepassing. Voordat een onderzoek start moet er een code “begin werk” of “Einde Vrije Tijd” worden aangemaakt. Deze activiteit is een programmering en dient als startpunt voor het onderzoek. Binnen de dimensie activiteiten maakt men hiervoor gebruik van “Niet waargenomen”. De code vier spaties dient behouden te blijven. In de analyse treft u deze code dan ook buiten de 100% aan. In de praktijk is dit de eerste code die men aanstreept bij de aanvang van de dienst cq. meetperiode. Een handterminal of datawand is vaak gebonden aan een persoon of een proces. Het grote verschil met een MMO-onderzoek is dat de registratie plaats vindt nadat deze is afgerond. Een vrij eenvoudige manier om de uitvoerders van het onderzoek dit duidelijk te maken is de uitleg “ik ben nu klaar met…..” Elke activiteit wordt gescand als hij is afgerond of als er een interruptie plaatsvindt waardoor er een andere activiteit wordt uitgevoerd. Op deze wijze kan men goed het aantal verstoringen in kaart brengen. Binnen de tijdstudie is het mogelijk om een driedimensionaal onderzoek op te zetten. De nauwkeurigheid van het invullen van deze derde dimensie is afhankelijk van degene die onderzocht wordt. De handterminal genereert geen ronden maar het initiatief van scannen ligt bij diegene die registreert.
De analyse gebeurt door twee opeenvolgende geregistreerde momenten, van hetzelfde object van elkaar af te trekken en deze verstreken tijd toe te kennen aan de status van deze laatste registratie. Zo verkrijgt men een aantal verstreken tijden van dezelfde status. De eindregistratie van het element is tevens de startregistratie van het volgende element, terwijl de eindregistratie de daarvoor lopende tijd benoemt.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 34 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
De analysepresentatie op het beeldscherm toont de totaaltelling van de tijdregistratie in uren en minuten, onderverdeeld in de door de gebruiker bij de statusingave ingevoerde dimensie. De verdeling over de statussen is bovendien relatief weergegeven in de vorm van een percentage ten opzichte van de groep of de gekozen activiteit. De zesde kolom in het totaaloverzicht toont het aantal waarnemingen ofwel het ‘geregistreerde aantal’. In de volgende kolom wordt het totaal aantal geregistreerde centiminuten gedeeld door het geregistreerde aantal, zodat een gemiddelde tijd per aangekruist item wordt verkregen. Bij het uitvoeren van de tijdstudie is het belangrijk te weten dat de tijdregistratie plaatsvindt aan het einde van de looptijd van de activiteit. De deviatie wordt als volgt berekend: 2
(∑ y ) ∑y n s=+ n -1 2
Hierin is y de waarde welke gemeten is n het aantal
Let op! • Dit programmaonderdeel is bedoeld voor de registratie van cycli die bestaan uit relatief langlopende elementen, van minimaal EEN minuut.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 35 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 8. HANDTERMINAL
Er kunnen verschillende typen Symbol handterminals gebruikt worden in combinatie met het SCO-programma. In de navolgende beschrijving is men uitgegaan van de Symbol PDT-3100 handterminal.
8.1 Het laden van de applicatie in de handterminal Indien de handterminal moet worden voorzien van een nieuw programma gaat u als volgt te werk: Plaats de handterminal in de cradle of sluit de voeding aan de handterminal. Plaats de diskette met de handterminalapplicatie in de diskettedrive van de P.C. Ga, op de P.C., via ‘START’ naar ‘PROGRAMMA’S’ en kies ‘MS-DOS prompt’ en geef in A:\LOAD, klik op ‘OK’. Volg de aanwijzingen op het scherm. Hier volgt een gelijke beschrijving van de handelingen voor de handterminal:
Aantal toetsen 35 46
Command mode, bij uitgeschakelde handterminal tegelijkertijd de toetsen [BKSP] en [SHIFT] en daarbij [PWR], eerst [PWR] loslaten, daarna overige toetsen loslaten. tegelijkertijd de toetsen [F] en [I] en daarbij [PWR], eerst [PWR] loslaten, daarna overige toetsen loslaten.
Nu komt de terminal in ‘command mode’. Selecteer (eventueel met de pijl omlaag toets) het commando ‘Program Loader’ en geef een [ENTER]. De handterminal waarschuwt nu dat het geheugen wordt gewist. Met [ENTER] wordt verdergegaan. Nu kunnen de communicatie-instellingen worden ingegeven. Dit zijn achtereenvolgens Baudrate: 19200, DataBits: 7, Parity: Odd en Flowcontrol: Xon/Xoff. Als de instellingen niet staan als hiervoor aangegeven kan met de ‘pijl omlaag’ toets de juiste instelling worden gekozen. Na het ingeven van een [ENTER] verschijnt de volgende instelling. Hierna komt de vraag of de communicatie gestart kan worden. Op dit moment staat ook op het beeldscherm van de P.C. (na het volgen van de aanwijzingen op de P.C.) dat met een [ENTER], op de P.C., de communicatie kan worden gestart. Geef eerst op de handterminal een [ENTER] en dan op de P.C. een [ENTER]. Nu begint op de P.C. en op de handterminal een teller te lopen. Als de communicatie goed is verlopen geeft de handterminal de melding ‘STATUS 0000’. en geeft de P.C. de vraag of nog een handterminal geladen moet worden. Is dat het geval dan wordt de procedure weer van voor af aan doorlopen. Op handterminal wordt nu met een koude start het geladen programma opgestart.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 36 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
8.2 Koude start van de handterminal Na een koude start wordt de handterminal opnieuw opgestart, alle gegevens (behalve het programma) worden uit de handterminal verwijderd.
Aantal toetsen 35 46
Koude start, bij uitgeschakelde handterminal Tegelijkertijd de toetsen [↑], [SPACE] en [FUNC] en daarbij [PWR], eerst [PWR] loslaten, daarna overige toetsen loslaten. Tegelijkertijd de toetsen [A], [B] en [D] en daarbij [PWR], eerst [PWR] loslaten, daarna overige toetsen loslaten.
De handterminal begint nu een systeemtest uit te voeren en start het programma op.
8.3 Warme start van de handterminal Met een warme start wordt het programma opnieuw ingesteld zonder dat de aanwezige gegevens verloren gaan.
Aantal toetsen 35 46
Warme start, bij uitgeschakelde handterminal Tegelijkertijd de toetsen [/] en [+] en daarbij [PWR], eerst [PWR] loslaten], eerst [PWR] loslaten, daarna overige toetsen loslaten. Tegelijkertijd de toetsen [4] en [5] en daarbij [PWR], eerst [PWR] loslaten], eerst [PWR] loslaten, daarna overige toetsen loslaten.
De handterminal start het programma opnieuw op.
8.4 Opstarten van de handterminal Bij de opzet van een nieuw onderzoek wordt de handterminal altijd opgestart met een zogenaamde ‘koude start’, zoals hierboven beschreven. Indien gebruik wordt gemaakt van een leespen, dient deze, voor het uitvoeren van een koude start, te worden aangesloten. Bij een koude start worden alle eventueel nog aanwezige gegevens, bijvoorbeeld van een oud onderzoek, verwijderd. Na invoering van de opnamegegevens of tijdens de uitvoering van een onderzoek mag dus nooit een koude start uitgevoerd worden. Daardoor zou u dus alle tot dat moment geregistreerde gegevens verwijderen. Na de starthandeling vraagt de handterminal van welke taal u gebruik wilt maken. U drukt nu op de [N] toets van Nederlands, dan vraagt de terminal welk terminalnummer, door u aan hem is toegekend. Dit terminalnummer, drie posities, moet dezelfde zijn als het in hoofdstuk 5 op bladzijde 19 ‘Communicatie’ genoemde. De P.C. herkent dan met welke terminal de communicatie moet plaatsvinden. Vervolgens kan men een interval ingeven. Hiermee bepaalt men het aantal seconden dat de handterminal actief blijft alvorens in de slaapstand over te gaan. Nadat u het terminalnummer heeft ingegeven komt u automatisch in het menudeel ‘Communicatie’. Na enige tijd, zonder gebruik, schakelt de handterminal zich in de ‘slaapstand’, het display gaat uit. Hierdoor wordt _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 37 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 onnodig energieverbruik voorkomen. Hetzelfde effect wordt bereikt als u op de [PWR]-toets drukt. Bij het opnieuw inschakelen, door op [PWR] te drukken, komt u op hetzelfde punt terug. In het menudeel ‘Waarnemen’, heft de ‘slaapsituatie’ zich automatisch op, op het moment dat het beep-signaal wordt gegeven voor de volgende waarnemingsronde.
8.5 Functietoetsen Het Observatieprogramma kent een aantal gedefinieerde functies. Daarbij drukt u eerst de [FUNC]-toets en laat deze weer los, om daarna de vermelde toets in te drukken. [FUNC] Contrast instellen Met deze handterminal kan het contrast worden ingesteld. Het contrast kan variëren onder invloed van temperatuur en batterijspanning. Het contrast wordt gewijzigd door [FUNC] en [DARK] of [LIGHT] te gebruiken, ([FUNC] toets niet vasthouden). Functietoetsen -F1 : Toon helpscherm -F2 : Terminalidentificatie (onderzoeksnummer + terminalnummer) -F3 : Aan-/uitzetten van de barcodepiep -F4 : Aan-/uitzetten van het geluid in andere gevallen -F5 : Exit (terug naar vorig niveau) -F6 : Toon programmaversie -F7 : Toon vrij geheugen; vraag of het geheugen gecomprimeerd moet worden -F8 : Datum en tijd -F10 : Zoekfunctie De functietoetsen F1 tot en met F10 kunnen gekozen worden door eerst op [FUNC] te drukken en weer los te laten en daarna op een van de cijfertoetsen 1 tot en met 0 te drukken.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 38 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
8.6 Het menu op de handterminal Het menu op de handterminals ziet er als volgt uit: ** SCO-HOOFDMENU ** 1 = Communicatie 2 = Afbeelden opngg 3 = Waarnemen (⇓) ** SCO-HOOFDMENU ** 4 = Korrigeren 5 = Uitwissen 6 = Beëindigen (⇓/⇑) ** SCO-HOOFDMENU ** 7 = Instellingen (⇑)
8.7 Communicatie Nadat u de handterminal heeft opgestart of met behulp van de [⇑ ⇑] en [⇓ ⇓]-toetsen in het SCO menu ‘Communicatie’ bent gekomen, activeert u dit deel door het menunummer in te geven. Op het display verschijnt nu de tekst:
--- COMMUNICATIE --1. Directe Comm. 2. Modem Comm. 3. <EXIT> = stap terug
Afhankelijk van de opzet van uw onderzoek heeft u nu de keuze uit directe communicatie via de cradle of telefonische communicatie via het ingebouwde modem (dit modem behoort is optioneel).
8.7.1 Directe communicatie De kabel dient op de juiste wijze tussen de handterminal en de communicatiepoort van de P.C. te worden aangesloten. Het P.C.-programma dient op ‘Communicatie’ te staan. U drukt nu op de [ENTER]-toets en de communicatie wordt gestart. De procedure verloopt daarbij zoals beschreven in hoofdstuk Communicatie, dat wil zeggen de handterminal meldt zich bij de P.C. met het terminalnummer, en vraagt of er gegevens voor hem aanwezig zijn. Dan zendt de handterminal nog eventueel aanwezige gegevens, de geregistreerde waarnemingen naar de P.C.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 39 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 Na dit zenden bereidt de P.C. zijn eventueel te verzenden opnamegegevens voor. Nadat het zenden door de handterminal is afgesloten, schakelt de communicatie automatisch over op ontvangen. In het display is dit als volgt te zien:
Klaar voor communicatie ? <ENTER> =Start
= Naar menu
Communicatie Ontvangen....... [00007]
Het blokje rechtsonder in het display beweegt ten teken dat het verzenden of ontvangen plaatsvindt. Na beëindiging van de communicatie meldt het display:
Communicatie Communicatie GOED beëindigd!
Na het drukken van de [ENTER]-toets komt men weer in het hoofdmenu. Indien de communicatie om de een of andere reden niet goed mocht zijn verlopen, meldt het display ‘communicatie FOUT beëindigd’. Controleer, in die gevallen, nogmaals de in het begin van dit hoofdstuk aangegeven werkwijze bij de directe communicatie, en druk nogmaals op [ENTER]. Tijdens de directe communicatie wordt de interne klok van de handterminal door het P.C.-systeem op de juiste tijd gezet. U dient er dan ook op te letten dat de juiste datum en tijd op de P.C. zijn ingebracht. 8.8 Afbeelden opname gegevens Met de [⇓ ⇓]-toets komt u in het submenu ‘Afbeelden opnamegegevens’. Na het ingeven van het juiste menunummer verschijnt het volgende: AFBEELDEN OPN.GEG. ===Personen ==== A01 Flipse F. A02 Jansen J.
Door het drukken van de [⇓ ⇓]-toets kunt u nu achtereenvolgens de volgende objecten op het beeldscherm laten verschijnen. _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 40 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
Met de [⇒ ⇒]-toets komt u in de statuslijst: AFBEELDEN OPN.GEG. ===Activiteiten ==== A51 Instellen A52 Opruimen Met de [⇒ ⇒]-toets komt u eventueel in de derde dimensielijst: AFBEELDEN OPN.GEG. ===Locaties ==== B01 Werkplaats1 B01 Werkplaats2
Met de [⇒ ⇒]-toets komt u in de rondetijdstippenlijst: AFBEELDEN OPN.GEG. ===Rondes=1998/01/09= 08:39 08:42 08:45 08:48 08:51 08:54
Met de [⇐ ⇐]-toets komt u weer in de voorgaande lijsten. Door het drukken van de Exit-toets komt u weer in het hoofdmenu. 8.9 Waarnemen Via het gebruik van de [⇓ ⇓]-toets komt men in het menu ‘Waarnemen’. In dit programmadeel worden de waarnemingen die u tijdens de rondes doet, geregistreerd. Nadat u het betreffende menunummer heeft ingegeven, wordt er gezocht naar het tijdstip van de eerstvolgende ronde. Tijdens het tonen van die gegevens zoekt de terminal naar het rondetijdstip dat het dichtst achter het werkelijke tijdstip ligt. Het display toont nu bijvoorbeeld: Waarnemen Tijd nu: Ronde op: 09/01/1998 09/01/1998 07:13 07:15
Volgens deze afbeelding is de eerstvolgende ronde op 09/01/1998 om 07:15 uur. De actuele tijd is 07:13 uur. Om 07:15 uur zal de handterminal zich melden met een beep-signaal ten teken dat de waarnemingsronde een aanvang dient te nemen. Ook zal de handterminal zich op dat moment inschakelen vanuit een eventuele slaapstand. _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 41 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 Onmiddellijk daarna verschijnt op het display automatisch de eerste naam van de objectenreeks, zoals die ingegeven is in de voorbereiding van het onderzoek. ===Waarnemen==== A01 Flipse F. __→ Activiteiten
Gevraagd wordt de barcode te lezen die behoort bij de activiteit die op dat moment plaatsvindt door ‘Flipse’, bijvoorbeeld ‘Instellen’, dit is barcode A58. U streept die barcode aan, waarna dit wordt getoond: ===Waarnemen=== A01 Flipse F. A58 Instellen &
Hierna volgt eventueel de derde dimensie: ===Waarnemen=== A01 Flipse F. A58 Instellen & __→ Locatie
De barcode van de derde dimensie kan worden ingelezen, waarna om het volgende object wordt gevraagd. De volgorde van de aangeboden objectnamen is dezelfde volgorde als ingegeven in de voorbereiding van het onderzoek (barcodeblad). Bij het waarnemen van objecten die in een vaste volgorde staan, bijvoorbeeld personen of machines in de werksituatie, is snelle registratie mogelijk doordat alleen de activiteitenbarcode aangestreept hoeft te worden. Deze vaste volgorde kan doorbroken worden door in plaats van de aangeboden objectnaam, de gewenste objectnaam aan te strepen. Deze komt dan op de gebruikelijke wijze op het display te staan, waarna de statuscode aangestreept kan worden. De naam die dan ‘overschreven’ wordt, wordt later weer getoond. Het is hier ook mogelijk om objecten (personen) een zogenaamde Continu Status (vaste activiteit) mee te geven. Dit gebeurt door, als het betreffende object in het venster verschijnt, in plaats van de statuscode, de (bar)code CS in te geven. Daarna kan men voor dit object de (bar)code inlezen voor de status. Tijdens de volgende rondes komt dit object niet meer automatisch in het venster, maar deze krijgt de continu status als de ronde beëindigd wordt. Men kan de continu status voor het object weer uitschakelen door de betreffende (bar)code van het object in te geven. Ook is het hier mogelijk om objecten tijdelijk buiten het onderzoek te plaatsen. Dit gebeurt door, met het betreffende object in het venster, de (bar)code CS in te geven en daarna de objectcode nogmaals in te geven. Dit object komt dan niet meer automatisch in het venster en er wordt ook geen status meer aan toegekend. _________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 42 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 Men kan het object weer IN het onderzoek plaatsen door de (bar)code van dit object in te geven. Na het invoeren van de status voor de laatste objectnaam meldt de terminal: Waarnemen =============== Einde van opn. ronde akkoord (J/N) Indien u de ronde wilt beëindigen, toetst u de [J] van ‘JA’ in op het toetsenbord. Waarnemen =============== Einde van deze ronde!
Indien u de ronde niet wenst te beëindigen, en bijvoorbeeld nog waarnemingen wilt wissen of aanvullen, toetst u de [N] van ‘NEE’ in. Het programma keert dan terug in de ronde en u streept dan de naam van het object aan, waarvoor u nog een registratie wilt doorvoeren. Deze laatste mogelijkheid, dus het aanvullen van een ronde, gebruikt u, indien u tussentijds, dus tijdens de ronde met ER (Einde Ronde), de ronde afbreekt. Ook kunt u hier eventuele objecten met een continu status oproepen. De melding ‘einde opnameronde’ is dus bedoeld als een extra check, of u werkelijk wel op dit moment de ronde wilt afbreken. Immers als u bij ‘einde opnameronde’ [J] ingeeft worden alle niet waargenomen objecten onder ‘00-niet waargenomen’ geregistreerd. Door het aanstrepen van de barcode voor de volgende ronde, bijvoorbeeld tijdens de lopende ronde, wordt het aanvangstijdstip voor de volgende ronde getoond. Let op! • Als een ronde beëindigd wordt in dezelfde minuut als de volgende ronde moet beginnen, klinkt meteen na beëindiging het signaal om met de volgende ronde te beginnen. • Wordt de ronde echter beëindigd later dan in dezelfde minuut waarop de nieuwe ronde zou moeten beginnen, dan wordt deze ronde overgeslagen en wordt gewacht op de daarop volgende ronde.
8.9.1 Wissen waarneming tijdens de ronde Het programma heeft de mogelijkheid de laatste registratie die gedaan is te wissen. Dit geschiedt door de barcode WW ‘wis waarneming’ aan te strepen. Deze barcode staat in de kop van het barcodeblad. Bij de tweede keer aanstrepen van deze barcode, wordt de voorlaatste gewist, etc. Voor een gewiste registratie kan, op de gebruikelijke wijze, door het aanstrepen van object en statuscode, een nieuwe registratie uitgevoerd worden. 8.9.2 Tussentijdse rondebeëindiging Gedurende de ronde kan, ondanks dat nog niet alle objecten zijn geregistreerd, de ronde afgesloten worden door de barcode ER ‘einde ronde’ aan te strepen. Deze barcode staat in de kop van het barcodeblad. De ronde wordt dan afgesloten conform de procedure in het hoofdstuk ‘Registreren van de Waarnemingen’. Indien u nog niet volledig wilt afsluiten, kunt u het volgende object, dat nog geregistreerd zou moeten worden, in het display oproepen door de barcode VO ‘volgend object’ aan te strepen.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 43 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 8.9.3 Continue status Het menu ‘waarnemen’ kent de mogelijkheid om een object voor langere tijd, of meerdere ronden te registreren op dezelfde status (of activiteit). Dit wordt uitgevoerd door na de objectnaam de barcode ‘continu status’ (CS) aan te strepen, en daarna de gewenste status (of activiteit). Vanaf dat moment wordt bij iedere volgende ronde automatisch het aangegeven object, met de via CS ingevoerde activiteit, geregistreerd. Dit gebeurt op het moment als u op de vraag ‘Einde deze opnameronde’ met [J] antwoordt. De vaste registratie wordt opgeheven door op het eerstvolgende moment, dat een object een andere status heeft, object en nieuwe status aan te strepen. Deze programmeermogelijkheid maakt bijvoorbeeld eenvoudige registratie van personen mogelijk bij bedrijven met variabele werktijden. De niet-aanwezigen kunnen voor langere tijd buiten het onderzoek worden geplaatst door de volgende cyclus in te geven: objectcode, continu-status, dezelfde objectcode. Let op! • Personen die geen dienst hebben, moeten dus altijd met behulp van de sequens ‘barcode persoon’, ‘barcode CS’, ‘barcode persoon’ buiten het onderzoek geplaatst worden (dus geen barcode creëren met de omschrijving ‘Geen dienst’). Op deze manier kan men de waargenomen werktijd, tijdens het onderzoek berekenen, door de intervaltijd te vermenigvuldigen met het aantal waarnemingen. 8.9.4 Registreren waarnemingen met behulp van toetsenbord Alle acties, die in de hoofdstukken staan vermeld, die uitgevoerd kunnen worden via het gebruik van de barcode, kunnen ook uitgevoerd worden met gebruik van het toetsenbord op de handterminal. Daarbij dienen de afkortingen van de coderingen, zoals die bij de barcodes op het barcodeblad vermeld staan, via het toetsenbord te worden ingebracht. Voor de objecten en statussen dienen de barcodepositienummers te worden gebruikt. Er wordt een ingave verwacht van drie posities, bijvoorbeeld: A01 of A45 of AWW of ACS. Hierbij staat de eerste letter A voor de bladletter.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 44 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
8.10 Corrigeren waarnemingen Nadat men met de [⇓ ⇓]-toets in het menudeel ‘Corrigeren waarnemingen’ is gekomen en het bijbehorende getal is ingegeven, verschijnt op het display de laatste waarneming die geregistreerd is. =09/01/1998==07:41== A15 Flipse F. A58 Instellen & A82 Werkplaats2
Het tijdblokje geeft daarin de geregistreerde datum aan, 09/01/1998 en de tijd, dus 07:41 uur. Daarnaast staat dan het object barcodenummer, A15, en de geregistreerde status, A58. Eventueel wordt ook de derde dimensie getoond. Met de [⇑ ⇑] en [⇓ ⇓]-toetsen kan door de waarnemingen gebladerd worden. Door op de [CLEAR]-toets te drukken wordt de oude status (in het voorbeeld activiteit genoemd) gewist en het programma vraagt op de plaats van de sterretjes een nieuw activiteitennummer in te toetsen of aan te strepen op het barcodeblad. Eventueel volgt hierop de vraag naar de derde dimensie. =09/01/1998==07:41== A15 Flipse F. ___ Activiteiten
8.11 Wissen Met gebruik van de [⇓ ⇓]-toets komt men in het menudeel ‘Uitwissen’. U dient het betreffende menunummer in te geven. Met dit menu worden, in één handeling, alle tot dat moment in de handterminal geregistreerde waarnemingen uitgewist. Alvorens deze handeling te verrichten dient u er dus van overtuigd te zijn dat u dat ook wilt. Vandaar dat na het drukken van de [ENTER]-toets concreet de vraag wordt gesteld: Uitwissen Wissen waarnemingen. Geef akkoord (J/N) ?
Als u niet wilt uitwissen drukt u op de [N]-toets. Wilt u wel alles uitwissen dan drukt u op de letter-toets [J], waarna op het display verschijnt:
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 45 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
Uitwissen Alle waarnemingen echt wissen. (J/N) ?
Door opnieuw [J] in te geven worden de waarnemingen gewist. Hierna komt u terug in het hoofdmenu.
8.12 Beëindigen Met gebruik van de [⇓ ⇓]-toets komt men in het menu ‘Beëindigen’. U dient het betreffende menunummer in te geven. Met dit menu kunnen waarnemingen worden gegenereerd in de vorm van een zogenaamde debettijd.
===AFSLUITEN==== Activiteit tot aan einde debettijd ingeven (J/N)?
Als u niet wilt dat er waarnemingen worden toegevoegd drukt u op de [N]-toets. Wilt u wel dat er waarnemingen in de debet tijd worden toegevoegd, dan drukt u op [J]. AFSLUITEN 01/09/1998 Eindtijd: 18:30
Door de eindtijd in te geven en daarna het barcodenummer van de status en eventueel de derde dimensie, worden de resterende ronden tot de ingegeven eindtijd gevuld met de ingegeven status. Hierna komt u weer terug in het hoofdmenu.
8.13 Instellingen Met gebruik van de [⇓ ⇓]-toets komt men in het menu ‘Instellingen’. U dient het betreffende menu nummer in te geven. Met dit menu kunnen de verschillende instellingen worden ingegeven behorende bij de diverse configuraties.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 46 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
** SCO-INSTELLING** 1 = Extern modem 2 = Intern cradle m. 3 = Intern modem
Het gaat hier om telefonische communicatie. Hiervoor heeft u een modem nodig. Dit modem kan op verschillende manieren gekoppeld worden. Er kan, in de handterminal, een modem aanwezig zijn (als optie). Er kan, in de cradle van de handterminal, een modem aanwezig zijn (als optie). Ook kan er eventueel een extern modem aan de handterminal gekoppeld worden. Met dit menu kan de keuze uit deze opties gemaakt worden. Bij het menu ‘Communicatie’ hoofdstuk 8.7 wordt gebruik gemaakt van deze keuze.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 47 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0 9. APPENDIX 9.1 Gebruik van Datawand barcode leespennen Men kan ook Datawand barcode leespennen gebruiken om activiteiten te registreren. Daarvoor moet men eerst de objecten en de activiteiten inbrengen en een barcodeblad vervaardigen. Door middel van dit barcodeblad worden met de Datawand de registraties gedaan. Hierbij de barcodes die u moet inlezen om de Datawand in te stellen: COLD START 2 x L→R INSERT ID L→R ID NUMBER L→R CLOCK de cijfers van de tijd, bijvoorbeeld: DATE de cijfers van de datum, bijvoorbeeld: 1200/9600 R→L Carriage Return R→L Line feed R→L NULL R→L Parity L→R STX L→R Marktime L→R Autotransmit L→R Transmit immediately L→R
2359 (UUMM) 123199 (MMDDJJ)
U kunt eventueel alle barcode types uitschakelen door deze te lezen van rechts naar links, behalve Code39 lezen van links naar rechts! Voor verzenden: TRANSMIT IMMEDIATELY L→R Daarna in de Datawell (het SCO programma moet op communicatie staan). 9.2 Voordat men begint moet men zorgen dat: 1. De Datawand leeg is (CLEAR ALL DATA 2X) 2. De datum en tijd juist zijn ingebracht in de datawand 3. De Datawand in staat is om barcode type 39 te lezen
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 48 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
9.2.1 Tijdregistratie: Deze registraties worden door allereerst de barcode persoon in te lezen, tussen de handelingen door gedaan. Elke persoon heeft een persoonlijke Datawand. Is men klaar met een bepaalde handeling dan wordt de barcode van deze handeling met de Datawand gelezen. Op het barcodeblad komen dus alleen activiteiten voor. 9.2.2 Het registreren van de derde dimensie Wanneer driedimensionale registratie plaatsvindt, worden achtereenvolgens eerste status en tweede status ingevoerd. Registraties met twee en drie dimensies kunnen door elkaar gebruikt worden. Voor een waarneming die geen drie dimensies heeft, hoeft geen tweede status te worden ingevoerd. Wordt deze wel ingevoerd dan wordt deze genegeerd. Wordt een drie dimensionale registratie ingevoerd zonder tweede status dan wordt deze in de P.C. gevuld met status 0 met de omschrijving ‘n.v.t.’. Hierna worden de gegevens in het waarneming bestand opgenomen, nu kan men een tijdstudie-analyse doen.
9.3 Toepassing in de gezondheidszorg Voor een werklastmeting in de gezondheidszorg worden de verschillende lijsten vaak als volgt ingevuld:
Objecten Status 1
Status 2
Degenen die op de betreffende afdeling werkzaam zijn. De werkzaamheden welke op de betreffende afdeling worden uitgevoerd, verdeeld over bijvoorbeeld directe patiëntenzorg (DPZ), collectieve patiëntenzorg (CPZ), afdelingsgebonden werkzaamheden (AW), enz. Soms is een opzet van het NZI toepasbaar. Achter de DPZ werkzaamheden wordt een &-teken geplaatst. De patiënten (of bedden) welke worden genoteerd als er DPZ werkzaamheden worden uitgevoerd.
Bij een DPZ werkzaamheid wordt dus tevens de patiënt of het bed vastgelegd. De categorie, volgens de dagelijkse classificatie, van de patiënt (bed) moet in de groepslijst van de status 2 worden opgenomen. Dus vanaf deze datum en deze tijd is deze patiënt (bed) ingedeeld in deze categorie. Wordt de patiënt ontslagen of komt het bed leeg, wordt dit ingegeven door vier spaties met bijbehorende datum en tijd in de groepslijst.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 49 / 50
Pollux Beheer en Advies B.V. __________________________________________________________________________________________________________________________
Handleiding SCO v3.0
9.4 Bestanden In de ingestelde directory kunnen de volgende bestanden door het SCO programma aangemaakt worden (nn geeft het onderzoeksnummer en ttt het terminalnummer aan): nn_Onderzoek.DB nn_Groep.DB nn_Object.DB nn_Barcode.DB nn_Registratie.DB nn_Registratie.PX nn_Terminal.DB 9.5 Wachtwoorden Het programma is beveiligd met een aantal wachtwoorden welke hieronder zijn vermeld. De systeembeheerder kan deze laatste bladzijde uit het handboek verwijderen en onder zijn berusting houden. De hieronder vermelde wachtwoorden zijn alleen van toepassing direct na installatie van het programma, hierna zijn de gebruikers en beheerders in staat om het wachtwoord aan te passen, waardoor het vermelde in de tabel niet meer van toepassing is.
Bereik Gebruiker
Wachtwoord User
Systeembeheerder
Manager
Toepassing Bij het opstarten van het programma wordt om dit wachtwoord gevraagd. De systeembeheerder is in staat om verschillende opties te wijzigen, zoals ‘werk-directory’.
_________________________________________________________________________________________________ Pollux Beheer en Advies B.V. 11 december 2006 Pagina 50 / 50