V
Handleiding Grafische Module
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
RoPlan 2.0
Copyright Deze publicatie is een uitgave van Crotec BV, ’s-Hertogenbosch (KvK Oost Brabant 1715 9294) Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze; hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Aansprakelijkheid De informatie in deze publicatie is door Crotec BV met constante zorg en naar eer en geweten samengesteld. Crotec BV sluit bij voorbaat alle aansprakelijkheid uit voor directe of indirecte schade, welke voortvloeit uit of in enig opzicht verband houdt met het gebruik van de informatie, producten en diensten welke worden beschreven in deze publicatie. Merknamenrecht Alle geregistreerde merknamen welke in deze publicatie worden genoemd zijn gebruikt ten gunste van de merknaamhouder, zonder inbreuk te plegen op het merknamenrecht. Ondersteuning, service en contact contact Crotec BV Kooikersweg 2, ‘s-Hertogenbosch Postbus 2447 5202 CK ‘s-Hertogenbosch Nederland Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
(073) 30 30 900 (073) 30 30 998
[email protected] http://www.crotec.nl
Crotec Helpdesk Tel: (073) 30 30 999 Email:
[email protected]
2
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
3
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Grafische module: Algemeen 1.1 Aanleiding ................................................................................................. 8 1.2 IMRO2012 ................................................................................................. 8 1.3 XFM techniek ............................................................................................ 9 1.4 Kennismaking RoPlan Grafisch .............................................................. 9 1.5 Lagenopbouw ........................................................................................ 10 1.6 Grafische elementen............................................................................... 11 1.7 Presentatie .............................................................................................. 11 1.8 Command Manager ...............................................................................12 1.8.1 Place (Command Manager) ..................................................................12 1.8.2 Edit (Command Manager) .....................................................................12 1.8.3 Analyze (Command Manager)............................................................. 13 1.8.4 Data Browser (Command Manager) – Bentley Map v8i versie....... 13 1.8.5 Property Navigator (Command Manager) – Bentley Map XM versie .................................................................................................................. 17 1.8.6 Command Manager en menu .............................................................. 19 1.9 Plot-Scale ................................................................................................ 20 1.10 Export naar IMRO GML ..........................................................................21 Hoofdstuk 2 Bestemmingsplangebied 2.1 Het plaatsen van een bestemmingsplangebied ................................ 24 2.1.1 Bestemmingsplangebied : Wijze van plaatsen > Vrije vorm - Plaats nieuw object: .......................................................................................... 25 2.1.2 Vrije vorm - Arc By Edge ...................................................................... 27 2.1.3 Vrije vorm - Arc By Center .................................................................... 27 2.1.4 Vrije vorm – Lineair ................................................................................ 28 2.1.5 Gebruik van de offset functie ............................................................... 28 2.1.6 Gebruik van de offset functie en vaste afstand ................................. 29 2.1.7 Bestemmingsplangebied : Wijze van plaatsen> Vrije vorm - Voeg toe aan bestaand object ...................................................................... 30 2.1.8 Bestemmingsplangebied : Wijze van plaatsen > Via vlakvorming .. 30 2.1.9 Bestemmingsplangebied: Wijze van plaatsen > Via selectieset bestaande vlakken (union) ................................................................... 34 2.2 Plaats eiland in bestemmingsplangebied ........................................... 35 2.3 Het wijzigen van bestemmingsplangebied-attributen ...................... 35 2.4 Technische beschrijving bestemmingsplangebied ........................... 36 Hoofdstuk 3 Enkelbestemming 3.1 Het plaatsen van een enkelbestemming ............................................ 38 3.1.1 Enkelbestemming: Wijze van plaatsen > Vrije vorm ......................... 38 3.1.2 Het wijzigen van een geplaatste enkelbestemming .......................... 41 3.1.3 Enkelbestemming: Wijze van plaatsen > via vlakvorming ............... 41 3.1.4 Enkelbestemming: Wijze van plaatsen > via selectieset bestaande vlakken (union) ...................................................................................... 43
4
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Genereer enkelbestemming(en) m.b.v. selectieset ........................... 44 Plaats eiland in enkelbestemming ....................................................... 45 Het wijzigen van een enkelbestemming ............................................. 45 Het plaatsen van een labeltekst ........................................................... 45 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk enkelbestemming ................................................................................................................. 47 Hoofdstuk 4 Dubbelbestemming 4.1 Het plaatsen van een dubbelbestemming ......................................... 49 4.1.1 Dubbelbestemming : Wijze van plaatsen > Vrije vorm - Plaats nieuw object: ......................................................................................................51 4.1.2 Dubbelbestemming : Wijze van plaatsen > Via vlakvorming ............51 4.1.3 Dubbelbestemming : Wijze van plaatsen > via selectieset bestaande vlakken(union) ........................................................................................51 4.2 Genereer dubbelbestemming m.b.v. selectieset ................................51 4.3 Plaats eiland in dubbelbestemming .....................................................51 4.4 Het wijzigen van een dubbelbestemming .......................................... 52 4.5 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk dubbelbestemming ................................................................................................................. 52 Hoofdstuk Hoofdst uk 5 Bouwvlak 5.1 Het plaatsen van een bouwvlak ........................................................... 53 5.2 Genereer bouwvlak(ken) m.b.v. selectieset........................................ 54 5.3 Plaats eiland in bouwvlak...................................................................... 54 5.4 Het wijzigen van een bouwvlak ............................................................ 54 5.5 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk bouwvlak ............. 54 Hoofdstuk 6 Functieaanduiding 6.1 Het plaatsen van een functieaanduiding ............................................ 56 6.2 Plaats eiland in functieaanduiding ....................................................... 57 6.3 Genereer functieaanduiding m.b.v. selectieset .................................. 57 6.4 Het wijzigen van een functieaanduiding ............................................. 58 6.5 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk functieaanduiding ................................................................................................................. 58 Hoofdstuk 7 Bouwaanduiding 7.1 Het plaatsen van een Bouwaanduiding .............................................. 59 7.2 Plaats eiland in bouwaanduiding .........................................................60 7.3 Genereer bouwaanduiding(en) m.b.v. selectieset .............................60 7.4 Het wijzigen van een bouwaanduiding ...............................................60 7.5 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk Bouwaanduiding 60 Hoofdstuk 8 Figuren 8.1 Plaats figuur ........................................................................................... 62 8.2 Genereer figuur m.b.v. selectieset ....................................................... 63 8.3 Het wijzigen van een figuur .................................................................. 63 8.4 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk figuur ................... 63 8.5 Routine plaatsen dwarsprofiel ............................................................. 64 Hoofdstuk 9 Gebiedsaanduiding 9.1 Het plaatsen van een gebiedsaanduiding .......................................... 66
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
5
9.2 9.3 9.4 9.5
Plaats eiland in gebiedsaanduiding ..................................................... 67 Plaats gebiedsaanduiding m.b.v. selectieset ..................................... 67 Het wijzigen van een gebiedsaanduiding ........................................... 67 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk gebiedsaanduiding .................................................................................................................68 Hoofdstuk 10 Maatvoeringen 10.1 Het plaatsen van maatvoering ............................................................ 70 10.2 Het plaatsen van een waardetype ....................................................... 71 10.3 Plaats maatvoering m.b.v. selectieset ................................................ 72 10.4 Het wijzigen van een maatvoering ...................................................... 72 10.5 Het plaatsen van een matrixsymbool ................................................. 73 10.5.1 De optie Plaats op datapunt (matrixsymbool): ................................. 73 10.5.2 De optie Plaats op datapunt(geroteerd) (matrixsymbool): ............. 75 10.6 Wijzigen van de matrixsymbool waarde ............................................ 75 10.7 Technische beschrijving matrixsymbolen .......................................... 75 Hoofdstuk 11 RoPlan Tools 11.1 Bewerken : Genereer grens plangebied ............................................. 78 11.2 Bewerken : Genereer maatvoeringsscheidingslijnen ........................ 79 11.3 Bewerken : Verwijder maatvoeringsscheidingslijnen ........................ 82 11.4 Bewerken : Werk matrixsymbolen bij m.b.v. waardeset .................. 82 11.5 Bewerken : Maak aanpijling voor bestaand element ........................ 83 11.6 Bewerken : Verwijder features met behoud van geometrie ............84 11.7 Info/presenteren : Smartinfo ............................................................... 85 11.7.1 Gebruik van SmartInfo ..........................................................................86 11.7.2 Tonen van documenten (tekstverwijzingen)...................................... 87 11.8 Info/presenteren : Toon objecten op positie...................................... 87 11.9 Info/presenteren : Localiseer feature m.b.v. IDN ...............................89 11.10 Overzicht features in fence...................................................................90 11.11 Info/presenteren : Her-presenteer tekening ...................................... 91 11.12 Info/presenteren : Genereer legenda .................................................. 91 11.13 Controleren / beheren : Configuratiebestanden opnieuw inlezen ... 95 11.14 Controleren / beheren : Synchroniseer met planstandaards bestand ................................................................................................................. 97 11.15 Controleren / beheren : Verwijder Foutieve elementen en controlevlakken .....................................................................................98 11.16 Controleren / beheren : Dekkingspercentage plangebied controleren ................................................................................................................. 99 11.17 Controleren / beheren : Controleer op overlappende vlakken....... 101 11.18 Controleren/beheren: Controleer topologische juistheid van vlakken ............................................................................................................... 103 11.19 Controleren / beheren : Selecteer onbenoemde elementen .......... 104 11.20 Ruimtelijke relaties : Relaties controleren ......................................... 105 11.21 Ruimtelijke relaties : Aanbrengen relaties automatisch .................. 107 11.22 Ruimtelijke relaties : Relaties aanbrengen m.b.v. selectieset .........108 Hoofdstuk 12 Werken met Gemeentelijke Structuurvisies
6
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
12.1 Punten, lijnen en vlakken..................................................................... 110 12.2 Multigeometrieën ................................................................................ 110 12.3 Gebieden en Complexen ..................................................................... 110 12.4 Structuurvisiegebied in RoPlan ........................................................... 111 12.5 Structuurvisiecomplex in RoPlan ........................................................ 112 Hoofdstuk 13 Nadere informatie 13.1 Contact met Crotec .............................................................................. 117 13.2 Contact met Bentley ............................................................................ 117 13.3 Handige links ......................................................................................... 117
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
7
Hoofdstuk 1 Grafische module: Algemeen 1.1 Aanleiding De inwerkingtreding van de nieuwe wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 stelt gemeenten in staat ruimtelijke plannen digitaal te produceren conform IMRO2008. Per 1 januari 2010 zijn digitale ruimtelijke plannen verplicht en zullen minimaal moeten voldoen aan de landelijke standaarden, zoals die zijn bepaald in het pakket ‘RO standaarden en regels 2008’. Nu zijn de RO Standaarden 2008 aangepast en samengevoegd in de RO Standaarden 2012 en vanaf 1 juli 2013 is het gebruik van de RO Standaarden 2012 VERPLICHT. Plannen waarvan de procedure niet is afgerond voor 1 juli 2013 MOETEN volgens de RO Standaarden 2012 worden opgesteld. RoPlan2.0 is geschikt voor het vervaardigen van in principe alle vormen van digitale ruimtelijke plannen welke opgenomen zijn in de RO standaarden 2012. Op dit moment worden de thema’s gemeentelijke structuurvisie, bestemmingsplannen, gebiedsgerichte besluiten en plancontouren ondersteund.
1.2 IMRO2012 IMRO2012 Een bestemmingsplan bestaat uit 3 objecten: bestemmingsplangebied, bestemmingsvlak en aanduiding. Het bestemmingsplangebied komt overeen met het plangebied. Het bestemmingsvlak is het gebied waarnaar het bijbehorende voorschrift verwijst en is in samenhang hiermee te beschouwen als een object. Aanduidingen kunnen iets zeggen over het bestemmingsplangebied of het bestemmingsvlak. IMRO2012 noemt deze objecten Klassen. Klassen zijn opgebouwd uit de subklassen; bouwvlak, functieaanduiding, bouwaanduiding, maatvoering, figuur en gebiedsaanduiding (Bron PRBP2012).
De grafische module van RoPlan2.0 ondersteunt alle bovenstaande objecttypen (en meer). In de betreffende hoofdstukken worden deze objecten nader behandeld.
8
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
1.3 XFM techniek De grafische module van RoPlan maakt gebruik van de XFM techniek die afkomstig is uit Bentley Map; de GIS applicatie van Bentley. Allereerst wat afkortingen, XFM bestaat uit een aantal onderdelen. De X staat voor eXtended Markup Language (XML), een taal die o.a. bij webapplicaties wordt gebruikt. Deze taal heeft Bentley gecombineerd met haar eigen objecten taal tot de zogenaamde, XML- based Feature Modeling (XFM). Kort gezegd is XFM een dynamisch uitbreidbare structuur, waarin per object de eigenschappen, kunnen worden vastgelegd en beheerd. Eigenschappen zoals symbologie (kleur, stijl en dikte), het bij het object behorende plaatsingscommando en plaatsingsregels(gedrag), maar bijvoorbeeld ook de objecteigen label of annotatie. XFM heeft een aantal voordelen ten opzichte van het datamodel dat in voorgaande RoPlan versies, werd gebruikt, het MGE (Modulair Gis Environment) model. In dit model werden de geometrie en attributen gescheiden van elkaar waren opgeslagen, waarbij de geometrie in de designfile(kaart) en de attributen in de database waren opgeslagen. Een nadeel hiervan was dat wijzigingen in de kaart onafhankelijk van de database konden worden uitgevoerd en andersom, waardoor de onderlinge relatie vaak niet meer klopte (inconsistentie). In de XFM techniek wordt de geometrie en bijbehorende attributen objecten in de designfile opgeslagen. Dit heeft als voordeel dat eenmaal geplaatste objecten naderhand gemakkelijk verwijderd kunnen worden, maar ook indien de geometrie gewijzigd is deze veranderingen automatisch worden doorgegeven aan de bijbehorende attributen. Er is op deze manier geen aparte bewerking (update) nodig. De standaard MicroStation functies Undo, Redo en Delete Element werken hierdoor direct op de aanwezige objecten.
1.4 Kennismaking RoPlan Grafisch Het opstarten van RoPlan Grafisch gaat via de administratieve module. Hierbij wordt eerst MicroStation (XM of V8i), dan Bentley Map en daarna RoPlan2.0 Grafisch gestart. De plankaart die geopend wordt is een design file, waarbij meestal de bijhorende ondergrond aangekoppeld is. Voor iemand die gewend is met MicroStation te tekenen zal de overgang erg gemakkelijk zijn, omdat de interface van RoPlan2.0 Grafisch weinig verschilt van MicroStation. RoPlan Grafisch is in feite een uitbreiding op MicroStation, binnen de GIS omgeving van Bentley, met extra functies voor het tekenen van ruimtelijke plannen. In de titelregel van de applicatie is de naam de geopende plankaart te zien met
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
9
daarachter het Bentley product. Onder de titelregel is de menubalk te zien met extra opties ten opzichte van MicroStation, nl. Feature, Plot-Scale en RoPlan.
Verder verschijnt er rechts een apart rechthoekig dialoogvenster met vier knoppen en eronder een boomstructuur met de RoPlan functies. Dit venster wordt de Command Manager genoemd.
Let op: let bij het gebruik van referentiebestanden (reference files) op de manier waarop de reference file gekoppeld is. Als bij de eigenschappen van de reference file (de ‘Attachment settings’) het vinkje ‘Locate’ aan staat dan zal RoPlan de reference file actief gebruiken bij o.a. het aanmaken van objecten.
1.5 Lagenopbouw Als de lege plankaart is geopend, worden hierin direct de lagen klaargelegd die voor de opbouw van de plankaart relevant zijn. In de administratieve module zijn de laagnamen vastgelegd. Als een bestemming wordt gevormd krijgt de laag van de betreffende bestemming inhoud. In de Level Display wordt de laagnaam dikker wit en de kolom Used een bolletje achter de naam getoond.
10
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
In RoPlan2.0 grafisch wordt aan de hand van de onderliggende geometrie (uit de reference of uit de actieve tekening) in de lege plankaart geometrie geplaatst. Bijvoorbeeld als in de ondergrond een toekomstig bouwvlak ligt die uit losse lijnsegmenten bestaat en het object bouwvlak wordt toegekend ontstaat er een gesloten vlak (Complex Shape) met alle eigenschappen van het desbetreffende bouwvlak. Waarbij het gevormde vlak in feite geometrie heeft overgenomen uit de ondergrond en deze in de plankaart op de juiste laag heeft geplaatst. Dus het is niet noodzakelijk om vooraf de plankaart te volledig te structureren, zolang er geen grote openingen in het lijnenwerk zitten. Tevens blijft bij de toekenning van de bestemmingsvlakken alle geometrie zichtbaar, bijvoorbeeld bij toekenning van enkelbestemming blijven de binnen liggende bouwvlakken zichtbaar.
1.6 Grafische elementen RoPlan2.0 is gebaseerd op de internationale GML/XML norm, dit GML formaat is uitwisselingsformaat volgens IMRO en geldt voor alle gemodelleerde bestanden. Om het bestand op te bouwen volgens het bovengenoemde formaat worden de volgende randvoorwaarden gesteld aan de designfile: Gegevens zoals bestemmingscode, bouwhoogte, bouwcategorie etc. worden gekoppeld aan een vlak. Lijnen die de begrenzing vormen van verschillende vlaktypen, dus bijvoorbeeld lijnen die zowel de grens vormen van een bestemmingsvlak als van een bouwvlak of van zowel plangrens als bestemmingsvlak moeten dubbel getekend worden, nl. op de levels van beide objecttypen/codes. RoPlan maakt geen gebruik van multi-codering. Lijn- en puntelementen zijn niet toegestaan met uitzondering van figuren (lijnobjecten) en matrixsymbolen (puntobjecten).
1.7 Presentatie De presentatie, of de te gebruiken kleuren en arceringen, zijn voor elk object instelbaar. De gewenste presentatie wordt per code vastgelegd in de RoPlan configuratiebestanden (in de administratieve module). Indien gewenst kunnen zelfs twee sets worden gedefinieerd, een ‘default’ set en een alternatieve set (de alternatieve set kan bijvoorbeeld een ‘zwart-wit’ presentatie bevatten).
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
11
1.8 Command Manager Als de grafische module wordt opgestart verschijnt automatisch behalve de MicroStation menu opties en paletten, tevens het grote dialoogvenster de ‘Command Manager’. Dit venster kenmerkt zich door 4 basisknoppen bovenaan en een boomstructuur van folders, waaruit de diverse commando’s kunnen worden geopend. Dit dialoogvenster is vanuit alle zijden aan te passen tot diverse vormen, tevens kan Het venster tegen de randen van het programmavenster van MicroStation worden geplaatst (docken), de titelregel verdwijnt in dit geval. Allereerst vind u bovenaan dit dialoogvenster vier knoppen: Place, Edit, Analyze en Property Navigator/databrowser
1.8.1
Place (Command Manager) De knop ‘Place’ kan worden gebruikt om een commando in deze grafische module daadwerkelijk te activeren, als deze voorlopig gekozen is (erop gaan staan, een datapunt geven zodat de naam blauw oplicht). Een alternatief is eenvoudig dubbelkikken op het gekozen commando.
1.8.2
Edit (Command Manager) Dit commando kan worden gebruikt om de inhoudelijke informatie van een geplaatste bestemming aan te passen. Stappen: Kies de optie ‘Edit’ dubbelklik of gebruik de knop Place Ga op een willekeurige plaats binnen het bestemmingsvlak of op een punt of lijnobject staan en geef een datapunt De betreffende bestemming licht op Geef nogmaals een datapunt
12
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Er verschijnt het corresponderende dialoogvenster van de bestemming. Indien Accusnap is geactiveerd en binnen een bestemmingsvlak wordt geklikt, komt een geel schuin kruisje in beeld op het zwaartepunt en lichten de contourlijnen op. Tevens kan deze knop gebruikt worden voor het bijplaatsen van een label voor bijvoorbeeld een enkelbestemming of het aanpassen van labelwaarde.
1.8.3
Analyze Analyze (Command Manager) Met de knop ‘Analyze’ kan informatie over een bestemming worden opgevraagd. Stappen: Kies de optie ‘Analyze’, dubbelklik of gebruik de knop Place Na activering komt de melding in de Status bar: ‘Analyze Feature>Identify element’. Ga op een willekeurige plaats binnen het bestemmingsvlak of op een punt of lijnobject staan en geef een datapunt De betreffende bestemming licht op Geef nogmaals een datapunt Hierna verschijnt de corresponderende informatie van de bestemming via het dialoogvenster genaamd ‘Analyze Result’. Als een willekeurig punt in het vlak wordt gegeven waar meer bestemmingen elkaar overlappen, verschijnt alleen informatie over het grootste vlak dat gevonden wordt. Door de vlakcontourlijn, figuur, matrixsymbool of een labeltekst aan te wijzen en te bevestigen kan specifieke informatie worden verkregen.
Tip: Wanneer een vlakcontourlijn, figuur, matrixsymbool of een labeltekst wordt aangewezen waar meerdere bestemmingen over elkaar liggen, kan met de knop RESET (rechter muisknop) worden doorgeschakeld naar de inhoud van de overige bestemmingen.
1.8.4
Data Browser (Command Manager) – Bentley Map v8i versie Met de deze functie kan informatie over zowel een als meerdere objecten (bestemmingen, aanduidingen, plangebieden etc.) worden verkregen. Tevens kan de ligging van objecten in delen van de plankaart in beeld worden gebracht in de vorm van een view of een fence. Stappen: Kies de knop “Data browser” Er verschijnt een dialoogvenster met een aantal knoppen boven aan:
Load Selection
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
13
Met de functie Load Selection kan van objecten (bestemmingen, aanduidingen etc.) die vooraf geselecteerd zijn een overzicht worden verkregen met bijbehorende informatie. Stappen: Selecteer m.b.v. standaard MicroStation tools één of meerdere features (elementen) Activeer de knop Load Selection Het dialoogvenster wordt nu gevuld met gegevens van de geselecteerde features.
Load View Met de functie Load View kunnen objecten per view in een overzicht worden verkregen met bijbehorende informatie. Stappen: Activeer de knop Load View Geef een datapunt in de view Het dialoogvenster wordt nu gevuld met gegevens van de objecten die zich in het view bevinden. Load Fence Met de functie Load Fence kunnen objecten per fence inhoud/type in een overzicht worden verkregen met bijbehorende informatie. Stappen: Zorg dat er een Fence in de plankaart is geplaatst. ! Let op de actieve instelling van de Fence Type, dit heeft invloed op het zoekresultaat. Activeer de knop Load Fence
14
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Het dialoogvenster wordt nu gevuld met gegevens van de objecten die zich in het fence bevinden. Load All Met de functie Load All worden alle objecten in de actieve tekening in een overzicht worden verkregen met bijbehorende informatie. Stappen: Activeer de knop Load All Het dialoogvenster wordt nu gevuld met gegevens van alle features die gevonden worden. Load Reference Files Dit is een schakelaar waarmee kan worden bepaald of ook objecten uit evt. gekoppelde reference files gerapporteerd moeten worden. Als de schakelaar uit staat dan wordt alleen de actieve tekening gelezen. Standaard staat de schakelaar aan. Zoom Preferences… Met deze functie kan worden bepaald hoe sterk er op een object moet worden ingezoomd (met behulp van de ‘Locate’ functie die verderop behandeld zal worden).
Een zoom factor van 1.0 is heel bruikbaar. Een hoge factor (100 bijvoorbeeld) is veel minder bruikbaar, het object is dan ver uitgezoomd en nauwelijks zichtbaar. De “Minimum Zoom” is de ondergrens van het getoonde gebied (in de X of de Y richting). Als deze instelling de waarde 100 heeft dan zal er op het object worden ingezoomd (gestuurd door de ‘’Zoom Factor”), echter nooit zo ver dat het getoonde gebied kleiner wordt dan 100 master units (meters veelal).
Attentie: Het is in standaard Bentley Map mogelijk om bepaalde eigenschappen van objecten in de Data Browser te wijzigen. Dit wordt voor RoPlan tekeningen echter sterk afgeraden! Het wijzigen van objecteigenschappen dient altijd met RoPlan functionaliteit plaats te vinden. RoPlan zal namelijk de geldigheid van de waarden controleren! In een standaard RoPlan omgeving is dan ook niet mogelijk om in de Data Browser te wijzigen (dit is uitgeschakeld). Er wordt per feature een “tabblad” aangemaakt, bijvoorbeeld BP_BV (bouwvlak), BP_DB (dubbelbestemming) en BP_EB (enkelbestemming) of BP_BPG (bestemmingsplangebied):
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
15
Een klik met de rechter muisknop op een tabblad toont een menu waarmee een of alle tabbladen gesloten kunnen worden. Het is ook mogelijk om automatisch in te zoomen op een getoond object. Werkwijze: -Klik nu op een regel, zodat deze geselecteerd wordt: -Activeer de rechtermuisknop, zodat een venster (popup) openvouwt:
16
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
-Kies ‘Locate’ - ‘Automatic’ – ‘View 1’ (of een ander view nummer).
Vanaf dat moment zal er (voor het betreffende tabblad) automatisch worden ingezoomd op het object dat in het lijstje in de Data Browser aangeklikt wordt.
De iccontjes ‘Save Changes’ en ‘Undo Changes’ zullen niet toegankelijk zijn omdat er in een RoPlan omgeving geen wijzigingen in de Data Browser mogelijk zijn. Zie ook het hoofdstuk “Data Browser Tools” in de Bentley Map handleiding. Hierin worden alle mogelijkheden (ook de nieuwe ‘Find’ tool) toegelicht.
1.8.5
Property Navigator (Command Manager) – Bentley Map XM versie Met de deze functie kan informatie over zowel een als meerdere bestemmingen worden verkregen. Tevens kan de ligging van bestemmingen in delen van de plankaart in beeld worden gebracht in de vorm van een view of een fence. Stappen: Kies de knop Property Navigator, dubbelklik of gebruik de knop Place. Er verschijnt een dialoogvenster met vijf knoppen boven aan: Load Single or by Selection Set, Load by View, Load by Fence, Properties en Clear All.
Load Single or by Selection Set
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
17
Met de functie Load by Selection SetView kan van bestemmingen die vooraf geselecteerd zijn een overzicht worden verkregen met bijbehorende informatie. Stappen: Activeer de knop Load Single or by Selection Set Ga op een willekeurige plaats binnen het bestemmingsvlak of op een punt of lijnobject te gaan staan en geef een datapunt De betreffende bestemming licht op Geef nogmaals een datapunt Het gelijknamige dialoogvenster verschijnt. Door aan de linkerkant in de lijst op een van de gevonden bestemming(en) te klikken verschijnt er aan de rechterkant de bijbehorende specifieke informatie. Tevens kan de boomstructuur aan de linkerkant worden opengevouwen om de specifieke informatie gescheiden te tonen.
Ga op een regel aan de rechter kant staan, zodat deze blauw kleurt. Activeer de rechtermuisknop, zodat een venster (popup) openvouwt
Activeer uit het popup-venster het bovenste onderdeel ‘Auto-locate selected item’, zodat er een vinkteken voor komt te staan. Klik nu op een andere regel. Dan wordt in de view automatisch op het bewuste object ingezoomd en licht het object in de donkerblauwe kleur op. De knoppen Locate selected item en Clear Located, zijn respectievelijk bedoeld om enkelvoudige objecten te tonen en om de oplicht kleur te verwijderen. Load by View Met de functie Load by View kunnen bestemmingen per view in een overzicht worden verkregen met bijbehorende informatie.
18
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Stappen: Activeer de knop Load by View Geef een datapunt in de view De Property Navigator venster verschijnt, voor de invoer van dit venster wordt verwezen beschrijving bij de functie Load Single by Selection Set op pagina 9. Load by Fence Met de functie Load by Fence kunnen bestemmingen per fence inhoud/type in een overzicht worden verkregen met bijbehorende informatie. Stappen: Zorg dat er een Fence in de plankaart is geplaatst. ! Let op de actieve instelling van de Fence Type, dit heeft invloed op het zoekresultaat. Activeer de knop Load by Fence De Property Navigator venster verschijnt, voor de invoer van dit venster wordt verwezen beschrijving bij de functie Load Single by Selection Set op pagina 9/10. Properties Met deze functie kunnen de eigenschappen van eerdergenoemde functies in dit hoofdstuk worden bekeken of aangepast. Stappen: Na activering komt het onderstaande dialoogvenster in beeld. Door op het driehoekje achter Color te klikken verschijnt een kleurenlijst waaruit de gewenste kleur kan worden gekozen door deze aan te wijzen.
Clear All Met deze functie kan de opgebouwde lijst met eventuele specifieke kenmerken in de Property Navigator worden leeggemaakt, bijvoorbeeld voordat een nieuwe navigatieactie wordt uitgevoerd.
1.8.6
Command Manager en menu Als de Command Manager via het pulldown menu Feature wordt geactiveerd, verschijnen naast de eerder beschreven standaard functies Edit, Analyze en Property Navigator ook twee functies om de vorm van het Command Manager venster zelf te
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
19
bepalen; Combo en Tree. Deze menu opties kunnen gebruikt worden om individuele functies te activeren, maar ook om een specifiek venster van Command Manager te activeren, bijvoorbeeld als een venster per ongeluk uitgeschakeld is.
Wanneer RoPlan Grafisch wordt gestart wordt automatisch de Command Manager (Tree) geopend. Met het Command Manager (Combo ), verschijnt een dialoogvenster waarbij de boomstructuur en vier knoppen: Place, Edit, Analyze en Property Navigator, naast elkaar verschijnen. In deze vorm kan ruimte worden bespaard ten aanzien van het tekengedeelte van MicroStation.
Afbeelding Command Manager Combo
1.9 PlotPlot-Scale Met de functie Plot-Scale kan de grootte waarmee een labeltekst of een matrixsymbool wordt geplaatst vooraf worden ingesteld. Er kan gekozen worden uit vijftien verschillende standaard-schalen. Voor plaatsing van labelteksten en matrixsymbolen wordt verwezen naar hoofdstuk 10.5. Hoe de labeltekst in beeld komt, wordt vooraf tevens bepaald door het fontnummer en de tekstgrootte zoals ingesteld bij de objecten. Deze onderdelen worden vastgelegd in het classificatiebestand behorend bij het betreffende plan. De functie Plot scale kan als volgt worden geactiveerd: Via het pulldownmenu PLOT-SCALE > Hierna verschijnt het menu zoals te zien is in de onderstaande afbeelding:
20
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Bestaande feature labels (teksten) in de tekening kunnen worden ‘verschaald’ naar de actieve plot-scale door de functie “Synchroniseer met planstandaards bestand” of “Her-presenteer tekening” uit te voeren. In de v8i versie worden ook linestyles en cellen (o.a. matrix symbolen) automatisch verschaald.
1.10 Export naar IMRO GML Met de functie Start IMRO Export kan een plan geëxporteerd worden naar GML. Naast IMRO2012 plannen is het ook nog mogelijk om een export te maken van een IMRO2008 plan naar een IMRO2008 GML. De functie Start IMRO export kan worden geactiveerd: Via het pulldownmenu RoPlan >
Hierna verschijnt het volgende scherm waarmee de export gestart kan worden:
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
21
Als de actieve tekening geëxporteerd moet worden naar GML dan kan direct op de ‘Start conversie’ knop worden geklikt. Het is ook mogelijk om een andere tekening te exporteren, klik in dat geval op ’Kies bestanden...’. Met de optie “Geen tekstverwijzingen controleren” aangevinkt wordt er niet gecontroleerd of het artikelnummer en tekstverwijzing correct dan wel aanwezig zijn in de GML. Als er nog geen documenten zijn gekoppeld kan alwel worden gekeken of de GML correct is zonder steeds de tekst meldingen. De optie “Verwijder eerst foutieve elementen” staat standaard aan, het doel van deze optie is het voorkomen dat foutieve, ongeldige features in het GML bestand worden opgenomen. Deze functie is overigens identiek aan de functie “Verwijder foutieve elementen / controlevlakken”:
Als de conversie succesvol is uitgevoerd zal de volgende melding verschijnen:
Als er problemen in het export proces zijn aangetroffen dan zal dit worden gemeld:
Tevens wordt in dit geval automatisch de fouten in een navigator scherm getoond.
Op deze manier kan makkelijk naar de gevonden fouten worden gegaan. Stappen:
22
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
-
Het linker gedeelte van het dialoogvenster ’RoPlan: GML export foutsituaties’ toont de gevonden foutsituaties per groep Ga op het plusteken staan zodat een boomstructuur uitvouwt van de gevonden Fouten. Ga op een Fout staan (onder naam) , zodat deze kleurt. Activeer de rechtermuisknop, zodat een extra venster (popup) openvouwt De instelling staat standaard op Auto-Locate zodat er in de tekening het geselecteerde item oplicht.
Daarnaast wordt het aangemaakte GMLExport log bestaand getoond. Hierin worden de gevonden fouten getoond. Voorbeeld van een foutmelding uit het logbestand:
Is er een fout gevonden dan dient de gebruiker deze fout te herstellen en de export opnieuw uit te voeren.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
23
Hoofdstuk 2 Bestemmingsplangebied Het bestemmingsplangebied is het object dat het gebied, of de gebieden, binnen de plangrenzen op de plankaart presenteert. Aan dit object worden de algemene eigenschappen van het plangebied als attribuut gekoppeld.
2.1 Het plaatsen van een bestemmingsplangebied Met dit commando koppelt u het bestemmingsplangebied. Het is mogelijk om meerdere vlakken te koppelen aan dezelfde plancode (als een bestemmingsplan bestaat uit twee of meer, onderling niet verbonden, deelgebieden). Om een nieuw plangebied te koppelen moet de juiste plancode eerst via de administratieve module ingevoerd te zijn. Tevens kunnen eilanden worden ingevoerd in een bestaand bestemmingsplangebied. Openen: Vouw de folder Plangebied open in de Command Manager In de onderstaande afbeelding is te zien dat er een optie ontstaat:
-
24
Kies de optie ‘Plaats bestemmingsplangebied’ dubbelklik of gebruik de knop Place Hierna komt er een dialoogvenster in beeld genaamd: ‘Plaats bestemmingsplangebied’, waaruit diverse plaatsingsmethoden gekozen kunnen worden. Via ‘Wijze van plaatsen’ kan gekozen worden uit drie opties: ‘Vrije vorm’, ‘Via vlakvorming’ en ‘via selectieset bestaande vlakken (union).
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
2.1.1
Bestemmingsplangebied : Wijze van plaatsen > Vrije vorm - Plaats nieuw object: -
Bij het plaatsen van een nieuw bestemmingsplangebied met de plaatsingmethode:’Vrije vorm’ worden de contourlijnen van het toekomstige bestemmingsplangebied handmatig geplaatst. Deze manier van plaatsen is te vergelijken met het MicroStation commando ‘Points’ die onder andere gebruikt wordt bij ‘Hatch Area’ (arcering van evenwijdige lijnen). Dit commando heeft twee opties; ‘Plaats nieuw object’ en 'Voeg toe aan bestaand object’.
Stappen: Kies Plaats bestemmingsplangebied: Vrije vorm met de optie Plaats nieuw object. Geef een datapunt om het startpunt van het toekomstige bestemmingsplangebied te plaatsen Daarna kunnen meerdere datapunten worden gegeven totdat het gewenste vlak ontstaat met de juiste symbologie. Het plaatsen van de vorm kan los ergens in de plankaart, maar ook door gebruik te maken van de bestaande ondergrond via snaps.
-
Met de functie edit in de Commandmanger kan het gevormde plangebied worden bevraagd.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
25
-
-
In dit dialoogvenster kunnen geen velden gewijzigd worden, alle velden zijn informatief. Het wijzigen van planattributen is mogelijke in de RoPlan administratieve module. De contourlijnen van het bestemmingsplangebied worden in eigen symbologie en eigenschappen geplaatst.
Zie voor de technische beschrijving van dit dialoogvenster hoofdstuk 2.4. -
26
Controleer de informatie in het dialoogvenster ‘Algemene Bestemmingsplaninformatie’ en verlaat het scherm d.m.v. de OK of de Annuleren knop (beide knoppen hebben hier dezelfde functie).
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
2.1.2
Vrije vorm - Arc By Edge De eerste plaatsingsknop Arc By Edge werkt deels hetzelfde als de MicroStation functie ‘Place Arc’; methode ‘Edge’. Als eindresultaat ontstaat er een complex chain met eigenschappen van een enkelbestemming. Stappen: Activeer de knop Arc By Edge Geef eerst het beginpunt van de boog en dan een willekeurig punt ergens op de omtrek van de boog. Het derde punt is het eindpunt van de boog. Na dit laatste punt gaat de boog over in een rechte lijn; (de derde knop, Lineair wordt geactiveerd). Ieder datapunt hierna, wordt een lijnsegment geplaatst, Als de gewenste vorm is gemaakt kan worden afgesloten met reset.
Tip: Als u in de plaatsingsstap van het lijnsegment bevindt, kan tussentijds worden teruggeschakeld naar de plaatsing van een boog, door nogmaals op de knop Arc By Edge te activeren, de plaatsingsstappen zoals hierboven beschreven beginnen dan opnieuw. Indien AccuDraw aanstaat, verschijnt het Accu-Draw-kompas eerst in het beginpunt en dan in het middelpunt van de boog, zodat u heel eenvoudig de straal van de ingesloten hoek kunt geven.
2.1.3
Vrije vorm - Arc By Center De tweede plaatsingsknop Arc By Center werkt deels hetzelfde als de MicroStation functie ‘Place Arc’; methode ‘Center’. Stappen: Activeer de knop Arc By Center Geef eerst het beginpunt van de boog en dan het middelpunt. De afstand tussen deze twee punten vormt de straal van de boog. Door nu muisaanwijzer om het middelpunt heen te bewegen bepaalt u in welke richting de boog wordt getekend: met de klok mee of tegen de klok in. Tenslotte legt u met het derde punt de richting van het eindpunt vast en daarmee de lengte van de boog. Na dit laatste punt gaat de boog over in een rechte lijn; de derde knop, Lineair wordt geactiveerd. Na ieder datapunt hierna wordt een lijnsegment geplaatst, als de gewenste vorm is gemaakt kan worden afgesloten met reset.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
27
Nadat het eerste datapunt is gegeven en Accu Draw actief is, komt het kompasje in beeld.
2.1.4
Vrije vorm – Lineair Het laatste plaatsingscommando Lineair werkt deels hetzelfde als de MicroStation functie ‘Place Smartline’; met het vertex type lineair en vertex type sharp. Stappen: Activeer de plaatsingsknop Lineair Geef eerst het beginpunt en dan eindpunt van een segment. Ieder volgend punt wordt een lijnsegment geplaatst, waarbij de knikpunten tussen de segmenten een scherpe hoek krijgen. Als de gewenste vorm is gemaakt kan worden afgesloten met reset.
2.1.5
Gebruik van de offset functie Zoals eerder aangegeven kan optioneel gebruik worden gemaakt van; ‘Parallel aan bestand element’ en ‘Vaste afstand’ voor het kopiëren van bestaande geometrie met respectievelijk willekeurige of vaste afstand. Stappen: Activeer een van plaatsingsknoppen; Arc By Edge, Arc By Center of Linear Zorg dat alleen de knop voor ‘Parallel aan bestand element’ wordt aangevinkt Ga met de muisaanwijzer op of dicht in de buurt van een contourlijn staan, dit kan een bestaande bestemming of een ondergrond zijn. Geef een datapunt en daarna hangt een kopie van het aangewezen segment onder de muisaanwijzer. Beweeg de muisaanwijzer in de gewenste richting, met een afstand en bevestig het startpunt van de kopie. Door nu de muisaanwijzer te bewegen naar links of rechts, kan bepaald worden welk deel van het segment gekopieerd wordt. Daarna is het mogelijk om met de geplaatste kopie door te tekenen, door datapunten te geven of af te sluiten (reset). Indien het aanwijspunt in de buurt van andere segmenten ligt, kan terwijl een segment aan de muisaanwijzer hangt voor het alternatieve segment worden gekozen. Door op de rechtermuis te activeren verschijnt het andere segment dat in de buurt ligt.
28
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Tip: Als AccuDraw aanstaat is het mogelijk om een vaste afstand op te geven bij dit commando. Standaard verschijnt het Accu-Draw-kompas bij het beginpunt in de richting van de View. Het kompas kan tijdelijk gedraaid worden via de AccuDraw shortcut RQ. Door eerst een R (van Rotate)en daarna de Q( van Quick) in te typen, kunt u met een snappunt een van de eindpunten van de bestaande segmenten aanwijzen, waardoor het kompas loodrecht hierop komt te staan. Door nu de muisaanwijzer in de as met de dikke hulplijn te leggen, kan de vaste waarde via AccuDraw in het betreffende dialoogvenster worden opgegeven.
2.1.6
Gebruik van de offset functie en vaste afstand Als zowel de knop ‘Parallel aan bestand element’ als ‘Vaste afstand’ worden aangezet, worden kopiëren van bestaande geometrie met vaste afstand geplaatst als enkelbestemmingen. Stappen: Activeer een van plaatsingsknoppen; Arc By Edge, Arc By Center of Linear Zorg dat de knoppen ‘Parallel aan bestand element’ en ‘Vaste afstand’ worden aangevinkt Voer bij ‘Vaste afstand’ de gewenste afstand in Ga met de muisaanwijzer op of dicht in de buurt van een contourlijn staan, dit kan een bestaande bestemming of een ondergrond zijn. Geef een datapunt en daarna hangt een kopie van het aangewezen segment onder de muisaanwijzer. Beweeg de muisaanwijzer in de gewenste richting, de kopie met vaste afstand wordt getoond Bevestig het startpunt van de kopie Bepaal, door met de muisaanwijzer te bewegen naar links of rechts welk deel van het segment ten opzichte van het startpunt gekopieerd moet worden. Daarna is het mogelijk om met de geplaatste kopie door te tekenen, door datapunten te geven.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
29
2.1.7
Bestemmingsplangebied : Wijze van plaatsen> Vrije vorm vorm - Voeg toe aan bestaand object Stappen: Kies Plaats bestemmingsplangebied: Vrije vorm met de optie Voeg toe aan bestaand object. De optie Voeg toe aan bestaand object wordt automatisch geactiveerd als er in de plankaart een bestemmingsplangebied voorkomt.
-
Ga met de muisaanwijzer op de contourlijnen van een bestaand bestemmingsplangebied staan, zodat deze oplicht, en bevestigd de keuze. Daarna kunnen de normale stappen gevolgd worden zoals hierboven beschreven bij de plaatsingsmethode vrije vorm. De enige voorwaarde is dat het nieuwe bestemmingsplangebied niet samenvalt met het bestaande bestemmingsplan. Er ontstaat een bestemmingsplangebied dat bestaat uit meerdere deelvlakken met ieder een eigen geometrie, maar wel verwijzen naar dezelfde inhoud en betekenis.
Tip: Bij de plaatsingmethode Vrije vorm gebruikmakend van de ondergrond is het aan te bevelen om de MicroStation functie ‘AccuSnap’ aan te zetten met de functie ‘MultiSnap’, waarbij bijvoorbeeld de snapfuncties ‘Key Point Snap’ en ‘Intersect Snap’ actief zijn. Deze combinatie van snapfuncties kan van pas komen omdat bestemmingsvlakken die gevormd worden aan de hand van ondergronden veel al omsloten worden door eindpunten en snijpunten.
2.1.8
Bestemmingsplangebied : Wijze van plaatsen > Via vlakvorming Dit plaatsingscommando werkt op bestaande geometrie in zowel het actieve bestand als de ondergrond. Deze methode werkt nagenoeg hetzelfde als Microstations ‘flood’ optie, die onder andere gebruikt wordt bij het plaatsen van arcering en meten van oppervlakten. De voorwaarde om met deze methode vlakken te kunnen vormen, is dat de geometrie benaderbaar moet te zijn. Wanneer een ondergrond (referentie) wordt gebruikt, dient de knop ‘locate’ aan te staan. Verder mag het toekomstige vlak geen openingen bevatten die groter zijn dan de ‘Maximale tolerantie’, deze optie is optioneel bij deze methode. De geometrie mag uit losse lijnsegmenten bestaan, maar ook uit reeds gesloten element(typen) zoals shapes, complex shapes en circles. Naast deze voorwaarden is het mogelijk om eilanden binnen de toekomstige
30
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
bestemmingsplangrens al dan niet te negeren. Tevens kan bij deze plaatsingsmethode gekozen worden of het plangebied een nieuw gebied wordt, of toegevoegd moet worden aan een bestaand plangebied. Stappen: Kies Plaats bestemmingsplangebied: Via vlakvorming met optie Plaats nieuw object. Het dialoogvenster ‘Plaats plangrens(vlakvorming) verschijnt, hierin kunnen diverse onderdelen worden opgegeven. Met de opties Selectie features, Selectie levels en Selectie kleuren kunnen zoekfilters worden ingesteld op basis van features, levels en kleuren, waarmee de vlakvorming versneld zou kunnen worden. Tevens kunnen deze filteronderdelen gecombineerd worden gebruikt. Ook kan worden opgegeven of binnen het toekomstige vlak eilanden al dan niet genegeerd moeten worden via de opties ‘Verwerken eilanden’: ‘Ja’ en ‘Nee’.
-
-
-
Indien de vlakvorming is gestart wordt met de basisinstelling ( zoals in de bovenstaande afbeelding), geen rekening gehouden met geselecteerde features, levels, kleuren of te verwerken eilanden. Alle geometrie zal betrokken worden in het vlakvormingsproces. Als er elementen in een selectieset aanwezig zijn worden alleen deze elementen in het vlakvormingsproces betrokken. Geef een datapunt binnen het toekomstige bestemmingsvlak en bevestig de keuze. De contourlijnen van het bestemmingsplangebied laten nu een plangrens zien. Bevestig de invoer met OK Links onder in het scherm staan de handelingen die doorlopen moeten worden weergegeven
-
Bij de tweede methode ‘Voeg toe aan bestaand object’, dient eerst de contourlijn van een bestaand bestemmingsplangebied te worden aangewezen, de overige stappen zijn dan gelijk aan de eerste optie ‘Plaats nieuw object’.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
31
-
Indien de optie ‘Selectie features’ aanstaat wordt er bij het zoeken naar de geometrie rekening gehouden met geselecteerde features, dus vlakobjecten die reeds gekoppeld zijn. Met geselecteerde features wordt niet een selectieset bedoeld, maar de features waarmee rekening gehouden moet worden bij de vorming.
-
Activeer de knop voor Selectie features zodat de ruimte achter dit veld wit wordt Vul de naam van een feature in (er is geen keuzelijst, dus let op typefouten of relevantie bij invoer) Ga binnen de contourlijnen van een toekomstig bestemmingsplangebied staan en geef een datapunt De contourlijnen van het toekomstige bestemmingsplangebied komen in beeld Bevestig met een datapunt. Als de optie ‘Selectie Levels’ aanstaat wordt er bij het zoeken naar de geometrie rekening gehouden met geselecteerde tekenlagen. Deze optie kan alleen gebruikt worden in het actieve bestand. Met geselecteerde levels wordt dus niet een selectieset bedoeld, maar de levels waarmee rekening gehouden moet worden bij de vorming van bestemmingen.
-
32
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
De manier van plaatsen gaat hetzelfde als de optie Selectie features. Indien de optie ‘Selectie kleuren’ aanstaat wordt er bij het zoeken naar de geometrie rekening gehouden met geselecteerde kleurnummers. Deze kleurnummers kunnen zowel in het actieve bestand als het referentie bestand voorkomen. Met geselecteerde kleuren wordt dus niet een selectieset bedoeld, maar de kleuren waarmee rekening gehouden moet worden bij de vorming.
De manier van plaatsen gaat hetzelfde als de optie Selectie features. Indien de optie Verwerken eilanden op ‘Ja’ staat worden eilanden opgenomen in het te vormen bestemmingsplangebied. Het resultaat is in het onderstaande figuur te zien, links zonder verwerken, rechts met verwerken.
-
De optie Maximale tolerantie bepaald in hoeverre openingen in het toekomstige bestemmingsplangebied geaccepteerd worden, standaard staat de waarde op 0,0001. Hoe groter de ingevoerde waarde bij maximale tolerantie, hoe makkelijker de objecten worden gevormd. In dit geval wijken de gevormde objecten en de gebruikte geometrie steeds sterker af.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
33
Tip: na vorming van grotere enkelbestemmingen kunnen met deze methode kleinere eilanden overblijven. Indien deze kleinere eilanden ook objectgericht gemaakt moeten worden, kan de standaard MicroStation functie AccuSnap ongewenst naar de eindpunten toespringen terwijl op een willekeurigpunt in het kleine vlak bevestigd moet worden. Gebruik in dit geval de toetsen combinatie CTRL + SHIFT (beide ingedrukt houden), waarmee AccuSnap tijdelijk wordt onderbroken, om zodoende het willekeurige punt in het vlak aan te kunnen wijzen.
2.1.9
Bestemmingsplangebied: Wijze van plaatsen > Via selectieset bestaande vlakken (union)
Deze wijze van plaatsen lijkt op de MicroStation functie ‘Create Region ’ met de optie Union, waarbij bestaande vlakken( shapes, complex shapes en circles) met onderling overlappende en/of grenzende geometrie worden omgevormd tot een geheel. Dit commando werkt alleen op geometrie van het actieve bestand (de plankaart) en dus niet op de ondergrond (referencefile). Stappen: Selecteer met MicroStation PowerSelector twee of meer bestaande vlakelementen die een topologische relatie hebben, al dan niet met IMRO betekenis. Activeer de knop Plaats enkelbestemming met de optie via selectieset bestaande vlakken(union) Geef een datapunt ter bevestiging van de geselecteerde vlakken. Hierna komt het dialoogvenster ‘Bewerk enkelbestemming’ in beeld. Kies achter Bestemmingsnaam een enkelbestemming Bevestig de invoer met OK De geometrie van de geselecteerde vlakken vormen een geheel en het gevormde vlak krijgt de objectspecifieke kleur en inhoud.
34
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
2.2 Plaats eiland in bestemmingsplangebied Er is een mogelijkheid om eilanden in een bestaand bestemmingsplangebied te creëren. Het plaatsten van een eiland is identiek aan het plaatsen van een extra plangeometrie (in het geval van discontinue vlakken).
Stappen: Activeer het plaatsingscommando Plaats bestemmingsplangebied Indien er al een bestemmingsplan is de plankaart aanwezig is, verschijnt het dialoogvenster ‘Plaats plangrens’ waarbij de optie ‘Voeg toe aan bestaand object’ geactiveerd is. Ga met de muisaanwijzer op een contourlijn van een bestaand bestemmingsplangebied staan.
-
Het gehele plangebied zal oplichten. En geef een datapunt Ga dan met de muisaanwijzer binnen het bestaande plangebied staan en vorm via de eerdergenoemde plaatsingsmethode ‘Vrije vorm’ het eiland.
Het eiland kan achteraf worden verplaatst, onafhankelijk van de omliggende bestemmingsplangrens.
2.3 Het wijzigen van bestemmingsplangebiedbestemmingsplangebied-attributen Voor het aanpassen van de diverse planattributen dient de Administratieve module gebruikt te worden.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
35
2.4 Technische beschrijving bestemmingsplangebied Een bestemmingsplangebied wordt gedefinieerd als een Collection-feature. Meerdere vlakken kunnen dus tezamen een feature Bestemmingsplangebied vormen. Bij het plaatsen van een plangebied wordt een selectiemenu getoond voor de wijze van plaatsen: als vrije vorm via vlakvorming (functie ‘Flood’) via selectieset bestaande vlakken (union) Vanuit RoPlanAdmin worden de daar gedefinieerde administratieve plangegevens als initiële waarden opgenomen in het XFMSchema. Als een planobject benoemd wordt dan zal het automatisch deze waarden krijgen. De in RoPlanAdmin gekoppelde documenten (voor het plan) worden gelezen uit RoPlanDef_planidn.xml en worden als subfeatures gekoppeld. Als bij het opstarten van MicroStation al een planobject aanwezig is in de designfile dan worden de attributen daarvan automatisch bijgewerkt met de waarden uit het planstandaards XML bestand (element PlanInfoBP voor bestemmingsplannen). Ook de gekoppelde attributen (documenten, locatienamen etc.) voor dit bestemmingsplangebied worden opnieuw gekoppeld. Na het plaatsen (en bij de edit-functie) wordt het dialoogvenster getoond. Alle velden zijn hier read only en kunnen niet in RoPlan Grafisch worden aangepast. Aanpassen van de planattributen is mogelijk in de Administratieve module, de gegevens worden vervolgens in RoPlan Grafisch overgenomen. Afhankelijk van de gekozen classificatie en plantype kunnen onderstaande velden verschillen.
36
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Er mag slechts één plangebied (=feature Bestemmingsplangebied) benoemd worden in een plan. Dit plangebied mag wel uit meerdere vlakken (shapes, complex shapes) bestaan!
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
37
Hoofdstuk 3 Enkelbestemming In IMRO2012 valt (net als in IMRO2008) de enkelbestemming, net zoals dubbelbestemming onder de klasse bestemmingsvlak. Enkelbestemmingen zijn de belangrijkste objecten en dienen naadloos op elkaar aan te sluiten en samen het plangebied te vormen.
3.1 Het plaatsen van een enkelbestemming Met het plaatsingscommando ‘Plaats enkelbestemming’ kunnen enkelbestemmingen op diverse manieren worden geplaatst. Dit kan aan de hand van bestaande geometrie in zowel het actieve bestand als de ondergrond, maar ook door de vlakken handmatig (bv. als vrije vorm) te plaatsen. Openen: Activeer het plusteken voor de folder Enkelbestemming in de Command Manager Hierna ontstaan de volgende mogelijkheden:
-
Kies de optie ‘Plaats enkelbestemming’ dubbelklik of gebruik de knop Place Hierna komt er een dialoogvenster in beeld genaamd: ‘Plaats enkelbestemming’, waaruit diverse plaatsingsmethoden gekozen kunnen worden. Via ‘Wijze van plaatsen’ kan gekozen worden voor de opties: ‘Vrije vorm’, ‘Via vlakvorming’ en ‘Via selectieset bestaande vlakken (union)’.
Tip: Bij het plaatsen van een enkelbestemming kan automatisch een bouwvlak en/of maatvoeringsvlak worden geplaatst. De bouw –en maatvoeringsvlakken krijgen hierbij dezelfde geometrie als de enkelbestemming. Het blijven wel afzonderlijke objecten die als kopie samenvallen.
3.1.1
Enkelbestemming: Enkelbestemming: Wijze van plaatsen > Vrije vorm -
38
Bij het plaatsen van een nieuwe enkelbestemming met de plaatsingsmethode: ’Vrije vorm’ worden de contourlijnen van de toekomstige enkelbestemming handmatig geplaatst. Het is mogelijk om zowel rechte lijnen als bogen te plaatsen. Tijdens het plaatsen van contourlijnen kan gewisseld worden tussen rechte lijnen (rechter icoon) en bogen (linker icoon: boog m.b.v. drie punten, middelste icoon: boog
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
m.b.v. middelpunt). Zie ook hoofdstuk 2.1.2, hierin worden de diverse opties toegelicht. Stappen: Kies Plaats enkelbestemming met de optie Vrije vorm Selecteer de gewenste bestemming (Bestemmingsnaam, door achter Bestemmingsnaam op het driehoekje te klikken, verschijnt de keuzelijst de met relevante enkelbestemmingen Geef een datapunt voor het startpunt van de toekomstige enkelbestemming Geef daarna meerdere datapunten, totdat het gewenste vlak ontstaat.
-
Aan de muis hangt vervolgens een label welke op verschillende manieren geplaatst kan worden. (zie voor een beschrijving hoofdstuk 3.5)
Opmerkingen: Er dienen minimaal drie punten opgegeven te worden bij de plaatsingsmethode vrije vorm. Een vlak wordt automatisch afgesloten als het datapunt overeenkomt met het startpunt.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
39
Als er meer dan drie punten zijn opgegeven en er wordt op reset (rechter muisknop) gedrukt dan wordt het vlak automatisch gesloten. Na vorming van een enkelbestemming blijft de geometrie van de ondergrond (reference) zichtbaar door de vlakvulling heen. Toon uitgebreide mogelijkheden: Als dit item aangevinkt is dan verschijnen de mogelijkheden om additionele objecten te plaatsen: ‘Genereer tevens bouwvlak’: Bij het aanmaken van het vlak voor de enkelbestemming wordt tegelijkertijd ook een vlak als bouwvlak aangemaakt. ‘Genereer tevens maatvoeringsvlak’: naast het genereren van een bouwvlak kan er ook tegelijkertijd een maatvoeringsvlak worden aangemaakt Alle drie de vlakken hebben dezelfde geometrie en worden geplaatst op de lagen in Microstation zoals die in de classificatie zijn gedefinieerd. Let op, naast het maatvoeringsvlak dient er ook een maatvoeringssymbool aanwezig te zijn, deze wordt hier niet automatisch geplaatst en dient alsnog handmatig bij het juiste maatvoeringsvlak te worden geplaatst
Let op: naast het maatvoeringsvlak dient er ook een maatvoeringssymbool aanwezig te zijn, deze wordt hier niet automatisch geplaatst en dient alsnog handmatig bij het juiste maatvoeringsvlak te worden geplaatst.
40
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
3.1.2
Het wijzigen van een geplaatste enkelbestemming Als er een enkelbestemming is geplaatst kan de betekenis van de bestemming worden aangepast, met behoud van oorspronkelijke geometrie, bijvoorbeeld een enkelbestemming Bedrijf moet veranderd worden in Kantoor. Zie ook de beschrijving in hoofdstuk 1.8.2 . Na activeren van de knop Edit in de Command Manager, dient de vlakgrens van de bestemming te worden aangewezen. Daarna verschijnt het dialoogvenster ‘Bewerk enkelbestemming’.
-
-
-
In dit venster kan op eenvoudige wijze via de keuze lijst, door achteraan de regel Bestemmingsnaam op het knopje te klikken, een andere enkelbestemming worden gekozen. Nadat een keuze is gemaakt veranderen automatisch de overige waarden achter Identificatie, bestemmingshoofdgroep, Tekst, en het eventueel gekoppelde artikelnummer. Deze waarden zijn niet te veranderen en worden getoond met een grijze achtergrond. Na de Ok knop verschijnt een aangepaste (kleur) enkelbestemming en hangt er aan de muis een extra label met onderstaande keuze menu Rechtermuisknop om geen extra label te plaatsen
-
3.1.3
Enkelbestemming: Wijze van plaatsen > via vlakvorming vlakvorming -
-
Het plaatsen van een enkelbestemming met de plaatsingsmethode: ‘Via vlakvorming’ werkt op zowel bestaande geometrie in het actieve bestand, als de ondergrond (reference). Zie voor een beschrijving bij Plaats bestemmingsplangebied hoofdstuk 2.1.8.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
41
Stappen: Activeer de knop Plaats enkelbestemming met de optie Via vlakvorming Het dialoogvenster ‘Plaats enkelbestemming(vlakvorming) verschijnt, hierin kunnen diverse onderdelen worden opgegeven. Met de opties Selectie features, Selectie levels en Selectie kleuren kunnen specifieke features worden ingegeven waarbij rekening moet worden gehouden bij de vorming van het vlak. Zie voor een beschrijving bij Plaats bestemmingsplangebied hoofdstuk 2.1.8.
-
Laat alle velden (op ‘Bestemmingsnaam’ na) in het dialoogvenster leeg. Geef een datapunt binnen het toekomstige bestemmingsvlak en bevestig. Als aan voorwaarden zoals beschreven is in de inleiding van dit commando is voldaan, worden de contourlijnen van het toekomstige bestemmingsvlak getoond.
-
Via ‘Verwerken eilanden’ kunnen de opties ‘Ja’ en ‘Nee’ worden gekozen. In het geval de optie ‘Nee’ aan staat wordt met binnen de enkelbestemming liggende vlakken bij de vlakvorming geen rekening gehouden. De vlakvulling en geometriewaarden zijn dan gebaseerd op de contouren van het grootste vlak. Als de optie Verwerken eilanden op ‘Ja’ staat wordt er wel rekening gehouden, met binnen de enkelbestemming liggende vlak(ken). Uiteraard dienen deze vlakken gesloten te zijn en/of als een geheel opgeslagen (shapes of complex shapes). Indien in het veld achter Verwerken eilanden geen waarde staat, wordt automatisch de optie Ja gekozen. De waarde achter de knop ‘Maximale tolerantie’ kan leeg worden gelaten, in dat geval wordt de tolerantie op 0.0001 ingesteld. Door een waarde in te voeren wordt bepaald wat de toelaatbare waarde is volgens de Master Units van het actieve MicroStation bestand\model (veelal meters).
42
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
De optie Genereer tevens bouwvlak kan worden aangevinkt als enkelbestemming die gevormd wordt tevens een identiek bouwvlak moet genereren. Er wordt dan een apart bouwvlakobject aangemaakt dat samenvalt met de gevormde enkelbestemming. Voor de meer specifieke instellingen voor bouwvlakken wordt verwezen naar hoofdstuk 5. De optie Genereer tevens maatvoeringsvlak kan worden aangevinkt als enkelbestemming die gevormd wordt tevens een identiek maatvoeringsvlak moet genereren. Er wordt dan een apart maatvoeringsvlakobject aangemaakt dat samenvalt met de gevormde enkelbestemming. Voor de meer specifieke instellingen voor maatvoeringen wordt verwezen naar hoofdstuk 10.
3.1.4
Enkelbestemming: Wijze van plaatsen > via selectieset bestaande vlakken (union) Deze wijze van plaatsen lijkt op de MicroStation functie ‘Create Region ’ met de optie Union, waarbij bestaande vlakken( shapes, complex shapes en circles) met onderling overlappende en/of grenzende geometrie worden omgevormd tot een geheel. Dit commando werkt alleen op geometrie van het actieve bestand (de plankaart) en dus niet de ondergrond (reference).
Stappen: Selecteer met MicroStation PowerSelector twee of meer bestaande vlakelementen die een topologische relatie hebben, al dan niet met IMRO betekenis. (let op, zorg er voor dat de wijze van plaatsen al op via vlakvorming of via selectieset bestaande vlakken staat, anders verdwijnt de selectie.) Activeer de knop Plaats enkelbestemming met de optie via selectieset bestaande vlakken (union) Vinkje ‘Verwijder oorspronkelijke elementen’ Kies achter Bestemmingsnaam een enkelbestemming. Geef een datapunt ter bevestiging van de geselecteerde vlakken. Label hangt aan de muis en kan worden geplaatst. De geometrie van de geselecteerde vlakken vormen een geheel en het gevormde vlak krijgt de object specifieke kleur en inhoud.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
43
3.2 Genereer enkelbestemming(en) m.b.v. selectieset Met dit commando kunnen meerdere enkelbestemmingen, die als losse vlakelementen (shapes, complex shapes, géén group-holes) ten opzichte van elkaar liggen, effectief worden gevormd. Dit kan door vooraf de toekomstige vlakelementen te selecteren en ze daarna in een keer om te vormen tot de betreffende enkelbestemming. Dit commando kan ook zonder selectieset worden gebruikt, door een afzonderlijk vlak aan te wijzen. Het is ook mogelijk om elementen uit een reference file te verwerken. Het is dus niet per se noodzakelijk de elementen vooraf naar de actieve tekening te kopiëren! Voor de XM versie van RoPlan geldt dat de vlakelementen die hiervoor geselecteerd worden wel in het actieve bestand moeten staan (en dus niet in een reference file) Stappen: Selecteer met MicroStation ‘Element Selection’ een of meer bestaande vlakelementen. Dubbelklik op de knop Genereer enkelbestemming(en) m.b.v. selectieset.
-
Activeer het driehoekje achter Bestemmingsnaam. Kies uit de uitgevouwen keuzelijst een bestemming. Bevestig de invoer met datapunt.
Afbeelding geselecteerde vlakken
Afbeelding resultaat na objectvorming
Opmerkingen:
44
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Het is niet mogelijk reeds benoemde elementen te gebruiken. De geselecteerde gesloten elementen dienen nog geen objectkoppeling te hebben! Mocht u een bestaande enkel- of dubbelbestemming willen gebruiken, dan dient u eerst de functie ‘Verwijder features in selectieset met behoud van geometrie’ te gebruiken. Ook bij dit plaatsingscommando worden na bevestiging automatisch de labels geplaatst!
3.3 Plaats eiland eiland in enkelbestemming Met het commando ‘Voeg toe aan bestaand object’ is het mogelijk een eiland in bestaande enkelbestemmingen te maken. Nadat er een eiland is aangemaakt (m.b.v. de plaatsingsvorm ‘Vrije vorm’ of ‘Via vlakvorming’) wordt automatisch de geometrische waarde van de bestaande enkelbestemming aangepast. Het gevormde vlak met eiland vormen uiteindelijk een geheel.
Stappen: Activeer het plaatsingscommando Plaats enkelbestemming Activeer de schakelknop ‘Voeg toe aan bestaand object’, onderaan het dialoogvenster Activeer grenslijn van een bestaande enkelbestemming. Kies de plaatsingsmethode ‘Vrije vorm’ en vorm het eiland (of kies de methode ‘Via vlakvorming’ en klik in een bestaande geometrie welke als eiland moet gaan fungeren). Sluit de actie af met een reset (Rechtermuis knop) om te voorkomen dat er een extra label wordt geplaatst.
Afbeelding enkelbestemming
Afbeelding enkelbestemming met eiland
3.4 Het wijzigen van een enkelbestemming Voor het aanpassen van de diverse bestemmingen is de algemene knop Edit in de Command Manager. Hiermee kan de soort bestemming worden aangepast. Zie voor omschrijving en invoer van het dialoogvenster hoofdstuk 1.8. Voor het geometrisch wijzigen van de bestemmingen kunnen de microstation tools worden gebruikt.
3.5 Het plaatsen van een labeltekst In RoPlan2.0 kan labeltekst op veelzijdige en dynamische wijze worden geplaatst. Stappen:
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
45
Indien er in het plaatsingsmenu bij het plaatsen van een enkelbestemming bij het veld tekst een waarde staat, verschijnt direct na het geven van de bevestiging (OK), het tekstlabel onder de muisaanwijzer. Tevens verschijnt het dialoogvenster ‘Plaats enkelbestemming’. Waar uit vijf opties kan worden gekozen:
Als achter Mode: gekozen wordt voor Plaats op datapunt, kan een willekeurig punt in de plankaart voor het plaatsen van het label worden aangewezen. Wordt er gekozen voor Plaats op datapunt (geroteerd), dan kan nadat het datapunt wordt gegeven, worden geroteerd om dit punt. Het plaatsingspunt is tevens de draaias die in willekeurige richting kan worden gepaald. Indien de mode optie Plaats op element wordt gekozen dan wordt het label automatisch op het element (bv. grens van een vlak) geplaatst. Het label volgt dynamisch de muiscursor.
Plaats langs element is vergelijkbaar met ‘Plaats op element’, echter nu wordt het label niet op het element maar parallel aan het element geplaatst (wederom dynamisch).
46
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Door een datapunt te geven, wordt de plaats voor een tekstlabel bepaald. De laatste optie is Plaats met aanpijling. Deze optie stelt de gebruiker in staat om op eenvoudige wijze een aangepijld label te plaatsen.
Als eerste dient de startpositie van de lijn te worden opgegeven. Dit is doorgaans een positie in het aan te pijlen vlak. Hierna zal er dynamisch een lijn inclusief de labeltekst worden getoond. Middels een datapunt kunnen punten aan de lijn worden toegevoegd. Als de lijn correct is dient een reset te worden gegeven. De aanpijling is nu compleet.
Tip: Een label (met of zonder aanpijling) kan zonder problemen worden verwijderd. Gebruik de standaard MicroStation functie (Delete Element) om de elementen te verwijderen.
3.6 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk enkelbestemming Na het plaatsen of het gebruik van de knop Edit in de Command Manager, wordt het dialoogvenster getoond.
Toelichting attributen: Naam
Toelichting
Read only?
IDN
unieke waarde, beginnend met ‘E’. Wordt gegenereerd via XFM.
J
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
47
Bestemmingsnaam
Selecteren uit codelijst van enkelbestemmingen.
N
Hoofdgroep
wordt automatisch gevuld adhv geselecteerde Bestemmingsnaam
J
Tekst
wordt automatisch gevuld adhv geselecteerde Bestemmingsnaam
J
Artikelnummer
wordt automatisch gevuld adhv geselecteerde Bestemmingsnaam
J
Gekoppeld Voorschrift
wordt automatisch gevuld adhv geselecteerde Bestemmingsnaam
J
Noot: Het is niet mogelijk om direct vanuit deze interface planregels te openen. Hiervoor wordt de tool SmartInfo meegeleverd.
48
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Hoofdstuk 4 Dubbelbe Dubbelbestemming bestemming In IMRO2012 valt een dubbelbestemming, net zoals enkelbestemming onder de klasse bestemmingsvlak. Dubbelbestemmingen kunnen andere bestemmingen willekeurig overlappen. Het werken met dubbelbestemmingen in RoPlan 2.0 is vrijwel identiek aan het werken met enkelbestemmingen. Er is sprake van een dubbelbestemming, indien op een stuk grond twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen, doeleinden (functies) en of bouw- en gebruiksregelingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de onderliggende bestemming. In het bij de dubbelbestemming behorende voorschrift wordt de verhouding tussen deze doeleinden(functies) geregeld.
4.1 Het plaatsen van een dubbelbestemming Met dit commando kunnen dubbelbestemmingen op diverse manieren worden geplaatst. Aan de hand van bestaande geometrie in zowel het actieve bestand als de ondergrond, maar ook door de vlakken handmatig in vrije vorm te plaatsen. Openen: Vouw de folder Dubbelbestemming open in de Command Manager, zodat de onderstaande opties verschijnen.
Kies de optie ‘Plaats dubbelbestemming’ dubbelklik of gebruik de knop Place Hierna komt er een dialoogvenster in beeld genaamd: ‘Plaats dubbelbestemming’, waaruit diverse plaatsingsmethoden gekozen kunnen worden. Via Wijze van plaatsen kan gekozen worden uit de opties: ‘Vrije vorm’, ‘Via vlakvorming’ en ‘Via selectieset bestaande vlakken (union)’. Nadat de wijze van plaatsen is gekozen kan uit de keuzelijst achter Bestemmingsnaam de betreffende dubbelbestemming worden gekozen. In de keuzelijst zijn de drie hoofdgroepen van dubbelbestemmingen verwerkt, respectievelijk: leiding, waarde en waterstaat.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
49
Toon uitgebreide mogelijkheden: Als dit item aangevinkt is dan verschijnen de mogelijkheden om additionele objecten te plaatsen:
50
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
4.1.1
Dubbelbestemming : Wijze van plaatsen > Vrije vorm - Plaats nieuw object: t: objec -
-
-
4.1.2
Dubbelbestemming : Wijze van plaatsen plaatsen > Via vlakvorming -
-
-
4.1.3
Bij het plaatsen van een nieuw bestemmingsplangebied met de plaatsingsmethode: ’Vrije vorm’ worden de contourlijnen van het toekomstige bestemmingsplangebied handmatig geplaatst. Deze manier van plaatsen is te vergelijken met het MicroStation commando ‘Points’ die onder andere gebruikt wordt bij ‘Hatch Area’ (arcering van evenwijdige lijnen). Dit commando heeft twee opties; ‘Plaats nieuw object’ en ‘Voeg toe aan bestaand object’. Zie voor een beschrijving paragraaf 3.1.1.
Dit plaatsingscommando werkt op bestaande geometrie in zowel het actieve bestand als de ondergrond. Deze methode werkt nagenoeg hetzelfde als MicroStation ‘flood’ optie, die onder andere gebruikt wordt bij het plaatsen van arcering en meten van oppervlakten. De voorwaarde om met deze methode vlakken te kunnen vormen, is dat de geometrie benaderbaar moet te zijn. Wanneer een ondergrond (referentie) wordt gebruikt, dient de knop ‘locate’ aan te staan. Verder mag het toekomstige vlak geen openingen bevatten die groter zijn dan de ‘Maximale tolerantie’, deze optie is optioneel bij deze methode. De geometrie mag uit losse lijnsegmenten bestaan, maar ook uit reeds gesloten element(typen) zoals shapes, complex shapes en circles. Naast deze voorwaarden is het mogelijk om eilanden binnen de toekomstige enkelbestemming al dan niet te negeren. Zie voor een beschrijving paragraaf 3.1.3.
Dubbelbestemming : Wijze van plaatsen > via selectieset bestaande vlakken(union) Zie de omschrijving van deze functie zoals getoond bij Enkelbestemming (paragraaf 3.1.4).
4.2 Genereer dubbelbestemming m.b.v. selectieset Met dit commando kunnen meerdere dubbelbestemmingen, die geen topologische relaties hebben (los van elkaar liggend), effectief worden gevormd. Dit kan door vooraf vlakelementen in het actieve bestand klaar te leggen in een selectieset of door vlakken aan te wijzen. Stappen: Zie voor een beschrijving bij Genereer enkelbestemming m.b.v. selectieset (hoofdstuk 3.2).
4.3 Plaats eiland in dubbelbestemming Dit commando is bedoeld om eilanden in bestaande dubbelbestemmingen te maken, nadat deze eilanden zijn gemaakt wordt automatisch de geometrische waarde van de bestaande dubbelbestemming aangepast. Het gevormde vlak met eilanden wordt één geheel. Stappen:
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
51
-
Zie voor een beschrijving bij Plaats eiland in enkelbestemming (paragraaf 3.3).
4.4 Het wijzigen van een dubbelbestemming Voor het aanpassen van de diverse bestemmingen is de algemene knop Edit in de Command Manager, waarmee het object specifieke invoer -of dialoogvenster kan worden geopend. Zie voor een beschrijving van het wijzigingscommando, hoofdstuk 1.8.
4.5 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk dubbelbestemming Na het plaatsen of het gebruik van de knop Edit in de Command Manager, wordt het dialoogvenster getoond.
52
Naam
Toelichting
IDN
unieke waarde, beginnend met ‘D’. Wordt gegenereerd via XFM.
J
Bestemmingsnaam
Selecteren uit codelijst van dubbel-bestemmingen
N
Hoofdgroep
wordt automatisch gevuld adhv geselecteerde Bestemmingsnaam
J
Tekst
wordt automatisch gevuld adhv geselecteerde Bestemmingsnaam
J
Artikelnummer
wordt automatisch gevuld adhv geselecteerde Bestemmingsnaam
J
Gekoppeld Voorschrift
wordt automatisch gevuld adhv geselecteerde Bestemmingsnaam
J
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
Read only?
(oktober 2012)
Hoofdstuk 5 Bouwvlak Een bouwvlak is een gebied op de plankaart waarbinnen volgens de regels de mogelijkheden om te bouwen worden benoemd. Bouwvlakken horen altijd bij een enkelbestemming, vallen daarom binnen of zijn gelijk met het bestemmingsvlak. Tevens kunnen meerdere bouwvlakken binnen één bestemmingsvlak voorkomen.
5.1 Het plaatsen van een bouwvlak Met dit plaatsingscommando kunnen bouwvlakken op diverse manieren worden geplaatst. Dit kan aan de hand van bestaande geometrie in zowel het actieve bestand als de ondergrond, maar ook door de vlakken handmatig in vrije vorm te plaatsen. De verschillende plaatsingsnmemethodes komen hieronder aanbod en zullen hetzelfde zijn als bij de enkel en dubbelbestemmingen. Openen: Vouw de folder Bouwvlak open in de Command Manager, zodat de onderstaande opties verschijnen:
-
Kies de optie ‘Plaats bouwvlak’ dubbelklik of gebruik de knop Place Hierna komt er een dialoogvenster in beeld genaamd: ‘Plaats bouwvlak’, waaruit diverse plaatsingsmethoden gekozen kunnen worden.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
53
-
Via ‘Wijze van plaatsen’ kan gekozen worden voor de opties: ‘Vrije vorm’, ‘Via vlakvorming’ en ‘Via vlakken in selectieset (union)’. Zie voor een beschrijving van de bovenstaande plaatsingsmethoden bij ‘Plaats enkelbestemming’, hoofdstuk 3.1.
Toon uitgebreide mogelijkheden: Als dit item aangevinkt is dan verschijnen de mogelijkheden om additionele objecten te plaatsen:
Tip: Het is mogelijk om tijdens het plaatsten van een bouwvlak automatisch een maatvoeringsvlak en bijbehorend matrixsymbool te genereren. Het maatvoeringvlak krijgt dan dezelfde geometrie als het bouwvlak, zie voor beschrijving hoofdstuk 3.1.3.
5.2 Genereer bouwvlak(ken) m.b.v. selectieset Zie voor een beschrijving bij enkelbestemming (hoofdstuk 3.2).
5.3 Plaats eiland in bouwvlak Zie voor een beschrijving bij enkelbestemming (hoofdstuk 3.3).
5.4 Het wijzigen van een bouwvlak Voor het aanpassen van de diverse bestemmingen en aanduidingen is de algemene knop Edit in de Command Manager, waarmee het object specifieke invoer -of dialoogvenster kan worden geopend. Zie voor een beschrijving hoofdstuk 1.8.
5.5 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk bouwvlak
54
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Na het plaatsen of gebruik dan de knop Edit (Command Manager) wordt het dialoogvenster getoond. Toelichting attributen: Naam
Toelichting
Identificatie
unieke waarde; beginnend met ‘BP’. Wordt gegenereerd via XFM.
J
Naam bouwvlak
Selecteren uit codelijst van bouwvlakomschrijvingen
J
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
Read only?
55
Hoofdstuk 6 Functieaanduiding Een functieaanduiding wordt gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking.
Voorbeeld analoge verbeelding; recreatiewoning en recreatiewoning uitgesloten
6.1 Het plaatsen van een functieaanduiding functieaanduiding Met dit plaatsingscommando kunnen functieaanduidingen op diverse manieren worden geplaatst. Dit kan aan de hand van bestaande geometrie in zowel het actieve bestand als de ondergrond, maar ook door de vlakken handmatig (bv. in vrije vorm) te plaatsen. Openen: Vouw de folder functieaanduiding open in de Command Manager, zodat de onderstaande opties verschijnen:
-
56
Kies de optie ‘Plaats functieaanduiding’, dubbelklik of gebruik de knop Place Hierna komt er een dialoogvenster in beeld genaamd: ‘Plaats functieaanduiding’, waaruit diverse plaatsingsmethoden gekozen kunnen worden. Via ‘Wijze van plaatsen’ kan gekozen worden voor: ‘Vrije vorm’, ‘Via vlakvorming’ en ‘Via selectieset bestaande vlakken (union)’, zie voor een beschrijving van de opties en bijbehorende plaatsingsmethoden bij enkelbestemming op hoofdstuk 3.1.
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Naast een naam en tekst moet worden aangegeven waaraan de functieaanduiding moet worden gekoppeld. De keuze bestaat uit enkelbestemming, dubbelbestemming en gebiedsaanduiding. Bij de laatste twee moet ook specifiek worden gekozen om welke dubbelbestemming/ gebiedsaanduiding het gaat. Elke functie aanduiding dient namelijk een relatie te hebben met een onderliggend object. In hoofdstuk 11.19 wordt hier nader op ingegaan.
Opmerking: Bij de plaatsingsmethode ‘vrije vorm ' kan het voorkomen dat de pijlen naar buiten worden gekeerd, terwijl deze naar binnen zouden moeten wijzen (links of rechtsom tekenen kan een ander resultaat geven). Om dit aan te passen kan het volgende worden gedaan: gedaan: Open de toolbox Modify Curves via MicroStation menu Tools> Toolboxes. Kies uit deze toolbox het vierde icoon; Modify Element Direction. Wijs de functieaanduidingsgrens aan en bevestig met een datapunt binnen het betreffende vlak. Op deze manier worden de pijlen naar binnen gericht.
Tip: Als er een functieaanduiding is geplaatst en de pijltjes verschoven moeten worden, kan dat als volgt worden gedaan: Open de toolbox Change Attributes (Main Palet). Kies uit deze toolbox het vierde icoon; Modify Linestyle Attributes. Kies dan uit het opgekomen pallet het laatste icoontje; Shift. Wijs de functieaanduidingsgrens aan en verschuif de pijlen naar gewenste positie.
6.2 Plaats eiland in functieaanduiding Zie voor een beschrijving van de opties en bijbehorende plaatsingsmethoden bij enkelbestemming (hoofdstuk 3.3).
6.3 Genereer functieaanduiding m.b.v. selectieset Zie voor een beschrijving bij enkelbestemming (hoofdstuk 3.2).
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
57
6.4 Het wijzigen van een functieaanduiding functieaanduiding Voor het aanpassen van de diverse bestemmingen en aanduidingen is de algemene knop Edit in de Command Manager, waarmee het object specifieke invoer -of dialoogvenster kan worden geopend. Zie voor een beschrijving van het wijzigingscommando in hoofdstuk 1.8.
6.5 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk functieaanduiding Na het plaatsen of gebruik dan de knop Edit (Command Manager) wordt het dialoogvenster getoond.
Toelichting attributen:
58
Naam
Toelichting
Identificatie
unieke waarde; beginnend met ‘FA’. Wordt gegenereerd via XFM.
J
Naam
Selecteren uit codelijst van functieaanduidingen
N
Tekst
Het label dat geplaatst wordt; default waarde uit codelijst
J
Koppelen aan: (ParentFeature)
Het objecttype waar deze functieaanduiding aan gekoppeld moet worden. Default: Enkelbestemming.
N
ParentName
Indien ParentFeature <> Naam van het object waaraan gekoppeld moet worden.
N
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
Read only?
(oktober 2012)
Hoofdstuk 7 Bouwaanduiding De SVBP2012 geeft aan dat een bouwaanduiding wordt gebruikt als aanduiding met betrekking tot de wijze van bouwen, dan wel de verschijningsvorm van bouwwerken. De SVBP2012 geeft tevens aan welke aanduidingen mogen worden gebruikt en hoe daarmee in relatie tot de regels moet worden omgegaan. In het kort komt het er op neer dat letters mogen worden gebruikt die op de analoge kaart cursief en tussen blokhaken ‘[…]’ moeten worden weergegeven.
Voorbeeld analoge verbeelding; gestapeld en gestapeld uitgesloten
7.1 Het plaatsen van een Bouwaanduiding Met dit plaatsingscommando kunnen bouwaanduidingen op diverse manieren worden geplaatst. Dit kan aan de hand van bestaande geometrie in zowel het actieve bestand als de ondergrond, maar ook door de vlakken handmatig (bv. in vrije vorm) te plaatsen. Openen: Vouw de folder bouwaanduiding open in de Command Manager, zodat de onderstaande opties verschijnen:
Kies de optie ‘Plaats bouwaanduiding’ dubbelklik of gebruik de knop Place. Hierna komt er een dialoogvenster Plaats bouwaanduiding in beeld, via ‘Wijze van plaatsen’ kan gekozen worden voor: ‘Vrije vorm’, ‘Via vlakvorming’ en ‘Via selectieset bestaande vlakken (union)’. Zie voor een beschrijving van deze plaatsingsmethoden bij plaatsen enkelbestemming, hoofdstuk 3.1.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
59
7.2 Plaats eiland in bouwaanduiding Zie voor een beschrijving van de opties en bijbehorende plaatsingsmethoden bij enkelbestemming (hoofdstuk 3.3).
7.3 Genereer bouwaanduiding(en) m.b.v. selectieset Zie voor een beschrijving bij enkelbestemming (hoofdstuk 3.2).
7.4 Het wijzigen van een bouwaanduiding bouwaanduiding Voor het aanpassen van de diverse bestemmingen en aanduidingen is de algemene knop Edit in de Command Manager, waarmee het object specifieke invoer -of dialoogvenster kan worden geopend. Zie voor een beschrijving van het wijzigingscommando in hoofdstuk 1.8.
7.5 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk Bouwaanduiding Na het plaatsen of gebruik dan de knop Edit (Command Manager) wordt het dialoogvenster getoond.
Toelichting attributen:
60
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Naam
Toelichting
Identificatie
unieke waarde; beginnend met ‘BA’. Wordt gegenereerd via XFM.
J
Naam
Selecteren uit codelijst van functieaanduidingen.
N
Tekst
Het label dat geplaatst wordt, default waarde uit codelijst
J
Koppelen aan: (ParentFeature)
Het objecttype waar deze functieaanduiding aan gekoppeld moet worden. Default: Enkelbestemming.
N
ParentName
Indien ParentFeature <> Naam van het object waaraan gekoppeld moet worden.
J
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
Read only?
61
Hoofdstuk 8 Figuren Het object Figuur kan, afhankelijk van de regels iets zeggen over een of soms meerdere bestemmingen. Het object verwijst naar het bijbehorende bestemmingsvlak, bouwvlak, andere aanduiding en/of plangebied. Het object Figuur kent slechts een beperkt aantal voorkomens die beschreven zijn in de SVBP2012, bijvoorbeeld hartlijn leiding, as van de weg of dwarsprofiel.
8.1 Plaats figuur Met dit plaatsingscommando kunnen figuren op diverse manieren worden geplaatst. Dit kan aan de hand van bestaande geometrie in zowel het actieve bestand als de ondergrond, maar ook door de vlakken handmatig (bv. in vrije vorm) te plaatsen. Openen: Vouw de folder figuren open in de Command Manager, zodat de onderstaande opties verschijnen:
-
62
Kies de optie ‘Plaats figuur’ dubbelklik of gebruik de knop Place Hierna komt er een dialoogvenster in beeld genaamd: ‘Plaats figuur’. De ‘Wijze van plaatsen’ is hier altijd ‘Vrije vorm’. Zie voor een beschrijving van deze plaatsingsmethode bij plaatsen enkelbestemming, hoofdstuk 3.1.
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
8.2 Genereer figuur m.b.v. selectieset Zie voor een beschrijving van de opties en bijbehorende plaatsingsmethoden bij Genereer enkelbestemming m.b.v. selectieset (hoofdstuk 3.2).
8.3 Het wijzigen van een figuur Voor het aanpassen van de diverse bestemmingen en aanduidingen is de algemene knop Edit in de Command Manager, waarmee het object specifieke invoer -of dialoogvenster kan worden geopend. Zie een beschrijving van dit commando bij hoofdstuk 1.8.
8.4 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk figuur Na het plaatsen of gebruik dan de knop Edit (Command Manager) wordt het dialoogvenster getoond.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
63
Toelichting attributen: Naam
Toelichting
Read only?
IDN
Unieke waarde; beginnend met ‘F’. Wordt gegenereerd via XFM.
J
Naam
Selecteren uit codelijst van figuren
N
Tekst
Het label dat in de tekening geplaatst wordt
J
Gekoppelde illustraties
De aan dit figuur gekoppelde illustraties
J
8.5 Routine plaatsen dwarsprofiel De figuren worden geplaatst zoals hierboven is omschreven. Er is echter een uitzondering voor dwarsprofielen, deze dienen anders te worden geplaatst. Het plaatsen van een dwarsprofiel dient op de volgende wijze plaats te vinden: -
Teken met lijnstijl SV_DWPR een dwarsprofiel conform gewenste richting en lengte
-
Drop linestyle via commando
-
Of via Key in: drop linestyle
Nu is het zaak om de losse elementen dmv een selectieset te benoemen tot dwarsprofiel en zo het betreffende nummer er bij te kunnen plaatsen. Selecteer betreffende elementen van het dwarsprofiel
64
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
-
Bevestig deze keuze met een druk op de dataknop
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
65
Hoofdstuk 9 Gebiedsaanduiding Het object Gebiedsaanduiding kenmerkt zich doordat deze aanduiding zich onafhankelijk van bestemmingsvlakken gedraagt: er is sprake van bestemmingsvlak overschrijdend, samenvallend met een bestemmingsvlak of binnen een bestemmingsvlak vallend. Bijvoorbeeld wetgevingszone - wijzigingsgebied, milieuzone - stiltegebied of een geluidszone – weg, etc. De gebiedsaanduiding overlapt meestal meerdere bestemmingen en is altijd gerelateerd aan het plangebied.
9.1 Het plaatsen van een gebiedsaanduiding Met dit plaatsingscommando kunnen gebiedsaanduidingen op diverse manieren worden geplaatst. Dit kan aan de hand van bestaande geometrie in zowel het actieve bestand als de ondergrond, maar ook door de vlakken handmatig (bv. als vrije vorm) te plaatsen. Openen: Vouw de folder Gebiedsaanduiding open in de Command Manager zodat onderstaande opties verschijnen:
-
66
Kies de optie ‘Plaats gebiedsaanduiding’ dubbelklik of gebruik de knop Place, hierna komt er een dialoogvenster in beeld genaamd: ‘Plaats gebiedsaanduiding’, via ‘Wijze van plaatsen’ kan gekozen worden voor de opties: ‘Vrije vorm’, ‘Via vlakvorming’ en ‘Via selectieset bestaande vlakken (union)’. Zie voor een beschrijving van deze plaatsingsmethoden bij plaatsen enkelbestemming, hoofdstuk 3.1.
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
9.2 Plaats eiland in gebiedsaanduiding Zie voor een beschrijving van dit commando bij Plaats eiland in enkelbestemming (hoofdstuk 3.3).
9.3 Plaats gebiedsaanduiding m.b.v. selectieset Zie voor een beschrijving van de opties en bijbehorende plaatsingsmethoden bij Genereer enkelbestemming m.b.v. selectieset (hoofdstuk 3.2).
9.4 Het wijzigen van een gebiedsaanduiding Voor het aanpassen van de diverse bestemmingen en aanduidingen is de algemene knop Edit in de Command Manager, waarmee het object specifieke invoer -of bewerk dialoogvenster kan worden geopend. Zie voor een beschrijving van hoofdstuk 1.8.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
67
9.5 Technische beschrijving dialoogvenster Bewerk Bewerk gebiedsaanduiding
Toelichting attributen:
68
Naam
Toelichting
Read only?
IDN
unieke waarde; beginnend met ‘G’. Wordt gegenereerd via XFM.
J
Naam
Selecteren uit codelijst van gebiedsaanduidingen
N
Tekst
Het label dat in de tekening geplaatst wordt
J
Artikelnummer
Er wordt verwezen naar ‘eigen’ artikelnummer
J
Gekoppelde documenten
Toon sub-dialoogvenster met gekoppelde artikelnummers+documenten; deze zijn opgeslagen in het subfeature VerwijzingenTekst; het initieel vullen/wijzigen gebeurt via RoPlan Admin. De waarden worden bij het benoemen gekopieerd naar het object.
J
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Hoofdstuk 10 Maatvoeringen Als een plan wordt gemaakt op basis van de PRABPK2012 (Praktijk Richtlijn Analoge Bestemmingsplan Kaarten 2012) dan dient gebruik gemaakt te worden van de voorgeschreven maatvoeringsvlakken en symbolen. Onder plan info in de administratieve module staat of de PRABPK2012 wordt gevolgd.
De SVBP2012 geeft aan dat alle aanduidingen die betrekking hebben op de afmetingen, percentages en oppervlakten ten aanzien van het bouwen en het gebruik maatvoeringaanduidingen zijn. Hiervoor is een limitatieve lijst van voorkomende aanduidingen opgenomen. Deze lijst bestaat uit genummerde matrixsymbolen, die verplicht zijn. Het object Maatvoering heeft een eigen geometrie als vlak waarbinnen meerdere waarden kunnen voorkomen, die in de analoge presentatie in de vorm van een matrix worden weergegeven. Deze matrix bevat een of meerdere waarden waarnaar vanuit de regels wordt verwezen. Het object Maatvoering heeft altijd een relatie met een onderliggend object. Dit kan zijn een Bestemmingsvlak, een Bouwvlak of een Gebiedsaanduiding.
De onderlinge relatie tussen maatvoering en matrixsymbool is als volgt: 1) Een maatvoering(vlak) moet in een enkelbestemming, dubbelbestemming, bouwvlak of gebiedsaanduiding liggen 2) een matrixsymbool moet in een maatvoering(vlak) liggen Een matrixsymbool is een voor gedefinieerd, standaard symbool, er zijn ruim dertig geldige matrixsymbolen, deze zijn genaamd S100 t/m S130.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
69
Het is niet mogelijk ‘eigen’ matrixsymbolen te definiëren!
10.1 Het plaatsen van maatvoering Met dit plaatsingscommando kunnen maatvoeringen op diverse manieren worden geplaatst. Dit kan aan de hand van bestaande geometrie in zowel het actieve bestand als de ondergrond, maar door de vlakken handmatig (bv. in vrije vorm) te plaatsen. Openen: Vouw de folder Maatvoeringen open in de Command Manager Hierna ontstaan de onderstaande opties:
-
Kies ‘Plaats maatvoering’ door op de naam te dubbelklikken of gebruik de knop Place Hierna komt er een dialoogvenster in beeld genaamd: ‘Plaats maatvoering’
Bij plaatsingsmethoden via ‘Wijze van plaatsen’ kan gekozen worden voor twee opties: ‘Vrije vorm’, ‘Via vlakvorming’ en ‘Via selectieset bestaande vlakken (union)’. -
-
In het dialoogvenster Plaats maatvoering kan achter naam de keuzelijst worden geactiveerd. Deze lijst bevat een beschrijving van de matrixsymbolen en wordt alfabetisch weergegeven. Door het knopje Matrixsymbool te activeren wordt na het plaatsen van de geometrie maatvoering aansluitend de routine voor het plaatsen van betreffend matrixsymbool gestart.
Tip: Bij het plaatsten van enkel -of dubbelbestemming of bouwvlak, kan direct een maatvoeringsvlak worden gegenereerd. Zie voor beschrijving hoofdstuk 3.1.3 bij enkelbestemming.
70
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
10.2 Het plaatsen van een waardetype Als een plan wordt gemaakt ZONDER gebruik te maken van de PRABPK2012 (Praktijk Richtlijn Analoge Bestemmingsplan Kaarten 2012) dan kunnen maatvoeringen in de kaart worden geplaatst m.b.v. een waardetype. Onder plan info in de administratieve module staat of de PRABPK2012 wel of niet wordt gevolgd.
Het plaatsen van een maatvoering werkt het zelfde alleen zal er geen matrixsymbool verschijnen en wordt de waarde rechtstreeks naar het vlak weggeschreven. Zie ook hoofdstuk 11.10 Overzicht features in fence Openen: Vouw de folder Maatvoeringen open in de Command Manager Hierna ontstaan de onderstaande opties:
-
-
-
Kies ‘Plaats maatvoering’ door op de naam te dubbelklikken of gebruik de knop Place Hierna komt er een dialoogvenster in beeld genaamd: ‘Plaats maatvoering’
Bij plaatsingsmethoden via ‘Wijze van plaatsen’ kan gekozen worden voor twee opties: ‘Vrije vorm’, ‘Via vlakvorming’ en ‘Via selectieset bestaande vlakken (union)’. In het dialoogvenster Plaats maatvoering kan achter naam de keuzelijst worden geactiveerd. Deze lijst bevat een beschrijving van de matrixsymbolen zoals die is samengesteld in de classificatie en wordt alfabetisch weergegeven. Na het tekenen van een maatvoeringsvlak verschijnt het scherm ‘RoPlan: waarden muteren’:
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
71
-
Hierin staan de default waarden uit de classificatie en kunnen eventueel nog gewijzigd worden. Als er geen default waarden in de classificatie zijn gedefinieerd dan blijft het waarde scherm leeg en kan deze bij plaatsing ingevuld worden. Het wijzigen van de waardes in een WaardeType na plaatsing kan met behulp van de ‘edit’ functie in de Command Manager, hoofdstuk 10.4
Let op: het is in deze (digitale) modus niet mogelijk een matrixsymbool te plaatsen ondanks dat deze optie nog wel in het menu aanwezig is. Er verschijnt dan de melding:
10.3 Plaats maatvoering m.b.v. selectieset Zie voor een beschrijving van de opties en bijbehorende plaatsingsmethoden bij Genereer enkelbestemming m.b.v. selectieset (hoofdstuk 3.2).
10.4 Het wijzigen van een maatvoering Voor het aanpassen van de diverse bestemmingen en aanduidingen is de algemene knop Edit in de Command Manager, waarmee het objectspecifieke invoer -of bewerk dialoogvenster kunnen worden geopend. Zie voor een beschrijving van het wijzigingcommando hoofdstuk 1.8.
72
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
10.5 Het plaatsen van een matrixsymbool Met dit plaatsingscommando kunnen matrixsymbolen met diverse vormen en betekenissen worden geplaatst. De symbolen kunnen als vrije punten al dan niet geroteerd, in de plankaart worden geplaatst. Dit kan aan de hand van bestaande geometrie in het actieve bestand, maar ook op basis van de ondergrond.
Openen: Vouw de folder Maatvoeringen open in de Command Manager Hierna ontstaan de opties: ‘Plaats maatvoering’ en ‘Plaats matrixsymbool’ Kies de optie ‘Plaats matrixsymbool’ dubbelklik of gebruik de knop Place Hierna komt er een dialoogvenster in beeld genaamd: ‘Plaats matrixsymbool’, Via ‘Plaatsingswijze’ kan gekozen worden voor twee opties: ‘Plaats op datapunt’ en ‘Plaats op datapunt geroteerd’.
10.5.1
De optie Plaats op datapunt datapunt (matrixsymbool): -
Bij het plaatsen van een matrixsymbool met:’ Plaats op datapunt’ is het eerste punt dat wordt gegeven in de plankaart, het plaatsingspunt. In RoPlan2.0 zijn symbolen meegeleverd volgens IMRO2012, (S100 t/m S130).
Stappen: Kies Plaats matrixsymbool met de Plaatsingswijze: Plaats op datapunt Het dialoogvenster ‘ Plaats matrixsymbool komt in beeld Kies achter Symboolcode het relevante matrixsymbool (S100 t/m S130) en bepaal bij Waardeset de waarde ( Set A of Set B) Aan de muis hangt het matrixsymbool
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
73
-
Geef een datapunt in de plankaart Het dialoogvenster Matrixsymbool komt in beeld.
In de velden Waarde en Schermtekst worden gegevens getoond zoals zijn opgegeven in RoPlan Administratief (de ingestelde default-waarden). Deze waarden kunnen in dit dialoogvenster worden aangepast voor het betreffende symbool. Het veld Waarde dient de numerieke waarde te bevatten. De schermtekst is de tekst zoals deze in het symbool zal worden geplaatst. Het ‘Format’ veld is bedoeld om de schermtekst te bepalen. In het ‘Format’ veld kan de ‘kale’ waarde ‘opgemaakt’ worden. Het @-teken zal in de schermtekst worden vervangen door de ingevulde Waarde. Voorbeeld:
Bevestig met OK, het desbetreffende symbool zal met de ingevoerde waarden worden geplaatst.
74
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
10.5.2
De optie Plaats op datapunt(geroteerd) (matrixsymbool): -
Bij het plaatsen van een matrixsymbool met:’ Plaats op datapunt’ is het eerste punt dat wordt gegeven in de plankaart, het plaatsingspunt. In RoPlan2.0 zijn symbolen meegeleverd volgens de SVBP (S100 t/m S130).
Stappen: Kies achter Symboolcode het relevante matrixsymbool (S100 t/m S130) en bepaal bij Waardeset de waarde( Set A of Set B) Geef een eerste punt in de plankaart, hiermee wordt de draai-as op het middelpunt van het symbool bepaald. Geef het tweede punt, hiermee bepaald u de mate van rotatie. De hulpassen van AccuDraw kunnen bij deze methode van pas komen Het venster Matrixsymbol S
[waardeset [naam van set]] komt in beeld In de velden Waarde en Schermtekst, worden gegevens getoond zoals zijn opgegeven in RoPlan- Administratief. Deze waarden kunnen in dit dialoogvenster worden aangepast voor het betreffende symbool Bevestig met OK, het desbetreffende symbool met ingevoerde waarden wordt geplaatst.
10.6 Wijzigen van de matrixsymbool waarde waarde Het wordt afgeraden om de waardes van al reeds geplaatste matrixsymbolen met de Microstation text edit te wijzigen. Met de knop Edit in de Command Manager, kan het object specifieke invoer venster worden geopend en kunnen de waarde(s) worden aangepast. Gaat het om heel veel waardes in de tekening dan kan het efficiënter zijn om in de administratieve module de default waarde te wijzigen en dan vervolgens in de tekening de functie Tools – Bewerken: Werk matrixsymbolen bij m.b.v. waardeset uitvoeren. Meer hierover in hoofdstuk 11.4 Bewerken: Werk matrixsymbolen bij m.b.v. waardeset
10.7 Technische beschrijving matrixsymbolen MatrixSymbool-objecten zijn puntobjecten, Ze bevatten één of enkele IMRO-waarden die bij een maatvoering horen. De matrixsymbolen worden in RoPlan als aparte objecten getekend en krijgen (later), bij de export naar GML een verwijzing naar het Maatvoeringvlak waarin ze getekend zijn. De functie Plaats matrixsymbool start met onderstaande dialoogventer:
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
75
Toelichting attributen: Naam
Toelichting Toelichting
Plaatsingswijze
Kies plaatsingsmethode
Symboolcode
Vullen met alle standaard matrixsymbolen
Omschrijving
Omschrijving van het symbool
Waardeset
Deze combobox wordt gevuld met de namen van de beschikbare waardesets
Na het plaatsen worden vanuit het planstandaards-bestand de standaard waarden gelezen die bij dit matrixsymbool/valueset zijn gedefinieerd. Deze worden als subfeature(s) OmvangWaarde gekoppeld aan het matrixsymbool en bovendien als teksten in de cel geplaatst. Het dialoogvenster van de gekoppelde waarden:
Toelichting attributen:
76
Naam
Toelichting
Omschrijving
Namen van de waarden die bij dit symbool horen
J
Waarde
Waarde van de bijbehorende omschrijving
N
Format
De wijze waarop de waarde moet worden weergegeven
N
Schermtekst
Tekst zoals in de cell geplaatst
J
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
Read only?
(oktober 2012)
Hoofdstuk 11 RoPlan Tools Naast de plaatsingscommando’s heeft RoPlan Grafisch ook de nodige gereedschappen om de gevormde plankaart als totaal product te kunnen opleveren. Deze tools bevatten naast informatie, presentatie en het leggen van ruimtelijke relaties, ook verschillende controle functies en allerlei handige bewerkingsmogelijkheden. De RoPlan Tools bestaan uit vier groepen: Bewerken, Info/presenteren, Controleren/beheren en Ruimtelijke relaties met daaronder per groep weer specifieke mogelijkheden. Openen: Activeer een van de RoPlan Tools door in de Command Manager op het plusteken te klikken, per tool verschijnt dan een specifieke lijst.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
77
11.1 Bewerken : Genereer grens plangebied Meestal wordt een plangebied grens vooraf ingevoerd, waarna de binnen liggende bestemmingen worden ingetekend. Maar dit proces kan ook andersom worden uitgevoerd, met hierboven genoemde functie. Dit commando werkt alleen op bestaande enkelbestemmingen. Openen:
-
Vouw de folder RoPlan Tools - Bewerken open in de Command Manager Kies de optie ‘ Genereer plangebied uit enkelbestemming(en), dubbelklik of gebruik de knop Place. In het opgekomen RoPlan meldingsvenster kan afgelezen worden of het genereren van het plangebied geslaagd is.
In het bovenstaande venster wordt gemeld wat er tijdens dit proces is gebeurd. De geplaatste complex shape is nog niet toegekend als bestemmingsplangebied, het genereert alleen de benodigde geometrie op de laag Default. De toekenning als bestemmingsplangebied moet expliciet worden uitgevoerd met commando plaats bestemmingsplangebied. Selecteer via MicroStation ‘Element Selection’ de gegenereerde complex shape Om deze selectie te vergemakkelijken kan de display van niet relevante tekenlagen worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld via MicroStation ‘Level Display’ Activeer het plaatsingscommando ‘ Plaats bestemmingsplangebied’ Kies de optie ‘Via Vlakvorming’ Ga binnen het toekomstige bestemmingsplangebied staan Accepteer de vlakvoming Zie voor meer informatie over plaatsing bestemmingsplangebied hoofdstuk 2.1.8.
78
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
11.2 Bewerken : Genereer maatvoeringsscheidingslijnen Het is mogelijk om zogenaamde maatvoeringsscheidingslijnen te genereren. Maatvoeringsscheidingslijnen zijn lijnen (gerelateerd aan maatvoeringvlakken) die als doel hebben om een helder analoog kaartbeeld te verkrijgen. RoPlan vereist dat o.a. matrixsymbolen binnen maatvoeringvlakken worden getekend. Deze maatvoeringvlakken zijn dus noodzakelijk voor een juiste opbouw van de tekening. De vlakken zijn echter niet gewenst in een plot, de maatvoeringvlakken verstoren het kaartbeeld. Uiteraard is het mogelijk de laag met de maatvoeringvlakken uit te zetten en niet te plotten. Er is echter vaak behoefte aan een feature waarmee bepaalde situaties duidelijk kunnen worden weergegeven, bijvoorbeeld op de plek waar maatvoeringvlakken elkaar raken, daar waar een scheiding is tussen maatvoeringvlakken. Openen:
-
Vouw de folder RoPlan Tools - Bewerken open in de Command Manager Kies de optie ‘ Maatvoeringsscheidingslijnen genereren’, dubbelklik of gebruik de knop Place. Zodra het proces gereed is verschijnt er een RoPlan melding met het aantal gegenereerde maatvoeringsscheidingslijnen. Dit wordt ook gemeld onder in het scherm(Message center)
RoPlan is in staat om op basis van bestaande maatvoeringvlakken deze scheidingslijnen te genereren.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
79
Alleen de scheidingslijnen:
Tip: het is ook mogelijk om handmatig scheidingslijnen te tekenen. In het RoPlan menu staat onder Maatvoering het commando ‘Plaats maatvoeringsscheiding (lijn)’ De maatvoeringsscheidingslijnen worden als een apart feature in de tekening opgenomen. De grafische eigenschappen (lijnstijl, kleur, laag etc.) kunnen in de classificatiemodule worden ingesteld:
Het is wenselijk de scheidingslijnen op een ander level te laten plaatsen dan de maatvoeringvlakken zelf, anders is het niet mogelijk om m.b.v. de level display het gewenste kaartbeeld op het scherm te krijgen! Een voorbeeld van een situatie waarin er een maatvoeringsscheidingslijn wordt gegenereerd. Twee maatvoeringsvlakken die tegen elkaar liggen waardoor de stippellijn niet meer zichtbaar is.
80
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Met Genereer maatvoeringsscheidingslijnen wordt er op het punt waar twee maatvoeringsvlakken elkaar raken een scheidingslijn geplaatst. Deze scheidingslijn is alleen bedoeld voor de voor de analoge kaart. Aan de lijn zitten geen features en zal ook niet meegenomen worden met de export naar GML. Als vervolgens de maatvoeringsvlakken worden uitgezet in de level display dan is onderstaande het resultaat:
Voorbeeld van een situatie waarin er geen maatvoeringsscheidingslijn wordt gegenereerd:
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
81
11.3 Bewerken : Verwijder maatvoeringsscheidingslijnen Deze tool is bedoeld om alle maatvoeringsscheidingslijnen uit het actieve bestand (uit het actieve model om precies te zijn) te verwijderen. Dit betreft zowel de gegenereerde als de handmatig geplaatste maatvoeringsscheidingslijnen. Openen:
-
Vouw de folder RoPlan Tools - Bewerken open in de Command Manager Kies de optie ‘ Maatvoeringsscheidingslijnen verwijderen’, dubbelklik of gebruik de knop Place.
Voordat de actie wordt uitgevoerd wordt er eerst om een bevestiging gevraagd:
Na een klik op de Yes knop zal de functie worden gestart. Zodra het proces gereed is zal dit worden gemeld onder in het scherm(Message center):
Tip: de hele actie kan ongedaan worden gemaakt met MicroStation Undo; menu Edit> Undo.
11.4 Bewerken : Werk matrixsymbolen bij m.b.v. waardeset Het kan voorkomen dat matrixsymbolen die reeds in de plankaart zijn geplaatst, toch veranderd moeten worden. Bijvoorbeeld omdat in de bouwvoorschriften iets aangepast moet worden. Deze wijzigingen worden eerst ingevoerd in de Administratieve module van RoPlan, bij de matrixsymbolen van het betreffende plan. Vergeet niet de wijzigingen op te slaan. Om deze wijzigingen ook in de plankaart door te voeren kan de tool Matrixsymbolen bijwerken m.b.v. waardeset worden gebruikt.
82
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Openen:
-
Vouw de folder RoPlan Tools - Bewerken open in de Command Manager Kies de optie ‘ Matrixsymbolen bijwerken m.b.v. waardeset ‘, dubbelklik of gebruik de knop Place.
Indien waardesets zijn aangepast alvorens ze in de tekening zijn geplaatst worden de wijzigingen direct doorgevoerd en getoond in de grafische presentatie.
11.5 Bewerken : Maak aanpijling voor bestaand element element Met deze tool kan een matrixsymbool van een aanpijling worden voorzien. Aanpijling wordt voornamelijk gebruikt als er ruimtegebrek ontstaat voor het plaatsen van matrixsymbolen. Labelteksten van bestemmingen en aanduidingen kunnen rechtstreeks bij het plaatsen worden aangebracht of naderhand met de edit tool (hoofdstuk 3.5) Voorbereiding • Teken een lijn die gaat dienen voor aanpijling via MicroStation, bijvoorbeeld ‘Place Smartline’, waarbij een uiteinde van de lijn binnen het aan te pijlen vlak valt en het andere uiteinde erbuiten. • Plaats het matrixsymbool dat moet worden aangepijld op een plaats buiten het aan te pijlen maatvoeringsvlak • Het matrixsymbool kan ook binnen het maatvoeringsvlak worden geplaatst en daarna met move worden verschoven.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
83
Openen:
-
Vouw de folder RoPlan Tools – Bewerken open in de Command Manager Kies de optie ‘ Maak aanpijling voor bestaand element’, dubbelklik of gebruik de knop Place. Wijs de lijn aan die voor de aanpijling wordt gebruikt. Accepteer de keuze Wijs daarna de tekstlabel of matrixsymbool aan. Accepteer de keuze
Na een succesvolle afronding zal in het message center (midden onderaan) gemeld worden dat de aanpijling gereed is.
11.6 Bewerken : Verwijder features met behoud van geometrie Met dit commando kan op eenvoudige wijze meerdere bestemmingen en aanduidingen worden verwijderd, terwijl de vorm en ligging blijft staan(geometrie). Openen:
-
-
-
84
Selecteer met MicroStation ‘Element Selection’ een of meerdere bestemmingen/ aanduidingen waarvan de features en inhoud moet worden verwijderd. Vouw de folder RoPlan Tools – Bewerken open in de Command Manager en kies de optie ‘Verwijder features (in een selectieset) met behoud van geometrie’, dubbelklik of gebruik de knop Place RoPlan komt terug met een venster genaamd RoPlan, waarin het aantal verwerkte elementen worden getoond:
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
-
Bevestig met OK De object koppelingen van de geselecteerde elementen worden verwijderd, maar de grafische elementen blijven bestaan.
Tip: als er in de selectieset bestemmingen bevinden die ten onrechte zijn verwijderd, kan de hele actie ongedaan worden gemaakt met MicroStation Undo; menu Edit> Undo.
11.7 Info/presenteren : Smartinfo SmartInfo is een tool waarmee binnen Microstation en Bentley Map een RoPlan2008 en 2012 tekening kan worden geraadpleegd. Het is niet noodzakelijk dat RoPlan2.0 actief is (het mag uiteraard wel). Deze versie van SmartInfo ondersteunt bestemmingsplannen en gebiedsgerichte besluiten, andere planvormen zullen in latere versies aan bod komen. In dit document wordt de installatie van en het gebruik van de SmartInfo tool toegelicht. De belangrijkste randvoorwaarden worden geschetst en er zal worden aangegeven welke acties er uitgevoerd dienen te worden.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
85
11.7.1
Gebruik van SmartInfo Met SmartInfo kunnen RoPlan2008 en RoPlan2.0 bestanden geraadpleegd worden. Het programma is in staat om alle bij elkaar behorende planelementen op een handige manier te tonen. Het is essentieel dat de relaties tussen de planelementen aanwezig zijn. SmartInfo werkt alleen correct als de RoPlan functie “Ruimtelijke “Ruimtelijke relaties – Relaties automatisch aanbrengen” succesvol is uitgevoerd! Het gebruik van SmartInfo is erg eenvoudig. Openen:
Activeer het commando “Geef datapunt”. Als het goed is verschijnt linksonder in het scherm nu de melding dat de gebruiker een datapunt in de kaart kan geven. Na het datapunt zal SmartInfo onderzoeken binnen welk plangebied en binnen welke enkel/dubbelbestemming of gebiedsaanduiding dit datapunt valt. Vervolgens zullen alle gerelateerde overige planelementen (bouwvlak, maatvoering, matrixsymbool etc.) worden opgezocht. Tot slot worden alle gegevens in het scherm van SmartInfo getoond:
86
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
De gebruiker kan nu een feature in de featurelijst aanklikken waarna de eigenschappen van het geselecteerde feature in het rechter deel van het scherm zullen worden getoond.
11.7.2
Tonen van documenten (tekstverwijzingen) Het is mogelijk om direct de bij een planelement behorende tekstverwijzingen te tonen. SmartInfo herkent de tekstverwijzingen en zal deze in blauw tonen (in het rechter deel van het scherm). Door nu op de naam van de tekstverwijzing te dubbelklikken zal deze tekstverwijzing (bv. een html bestand) worden getoond (in de standaard browser, bijvoorbeeld Internet Explorer). De locatie (directory) waar de bij het planelement behorende voorschriften gevonden kunnen worden kan als volgt worden ingesteld: allereerst met de variabele RP_DOCDIR. Als deze variabele niet is opgegeven dan zal SmartInfo controleren of er al eens eerder (in de actieve DGN file) een directory geselecteerd is. Als dit laatste het geval is dan zal deze directory worden gebruikt. Als er nog nooit (in de actieve DGN file) een directory is geselecteerd dan zal SmartInfo de gebruiker vragen een directory te selecteren. De geselecteerde directory wordt vervolgens in de DGN file opgeslagen zodat de gebruiker niet elke keer opnieuw de directory hoeft te selecteren. Het kan natuurlijk voorkomen dat de opgeslagen directory niet meer de juiste is. In dit geval dient de gebruiker de volgende keyin te geven: smartinfo resetdocpath Hierna kan de gebruiker weer een nieuwe directory selecteren.
11.8 Info/presenteren : Toon objecten op positie Met dit commando kunnen de bestemmingen in een bepaald deel van het plangebied gelokaliseerd en weergegeven in een overzichtsvenster, niet aangepast. Op de plek waar de gebruiker een datapunt heeft gegeven wordt als het ware door alle relevante bestemmingen en aanduidingen geprikt (dus niet alleen het bovenliggende object). Openen:
-
Vouw de folder Tools – Info/presenteren open in de Command Manager
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
87
-
Kies de optie ‘Toon objecten op positie’, onder RoPlan functies (info/presenteren) dubbelklik of gebruik de knop Place
Stappen: Geef een datapunt ergens in de plankaart Het volgende dialoogvenster komt in beeld:
Het linker gedeelte van het scherm toont de gevonden objecten. Het rechter gedeelte laat gedetailleerde informatie van deze objecten zien via de kolommen Name en Value. Klik op een van de gevonden objecten aan de linkerkant van het dialoogvenster en merk op dat de betreffende bestemming oplicht. De kleur waarmee het ingezoomde element wordt getoond kan worden ingesteld, via de tweede knop linksboven aan; ‘Instellingen’. Na activering van deze knop verschijnt een venster genaamd ‘weergave’, waarin een kleur uit de kleurentabel (zoals gekoppeld aan het actieve bestand) kan worden gekozen, waarmee de gekozen object wordt opgelicht.
88
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
11.9 Info/presenteren : Localiseer feature m.b.v. IDN Alle objecten krijgen na vorming een uniek identificatie nummer, het zogenaamde IDN. Dit kan handig zijn om een bepaald object terug te vinden, bijvoorbeeld nadat export is uitgevoerd en log bestand aangeeft dat een bepaald object niet correct is. Met het unieke nummer kan via de functie ‘Localiseer feature m.b.v. IDN’, het object worden teruggevonden in de plankaart. Openen:
Vouw de folder RoPlan Tools – Info/presenteren open in de Command Manager Kies de optie ‘Localiseer feature m.b.v. IDN’, dubbelklik of gebruik de knop Place. Daarna verschijnt het invoervenster ‘ Localiseer object’ zoals te zien in onderstaande afbeelding.
In het veld ‘IDN van te zoeken object’ kan het IDN nummer worden ingevoerd waarop gezocht moet worden. Met de optie ‘Zoom in’ wordt ingezoomd op het betreffende object Met de optie ‘Fit’ wordt het object passend in de view weergegeven Daarnaast is het ook mogelijk om een object m.b.v. een coördinaat te zoeken (XY). Een zoek-coördinaat dient in de vorm X,Y (bijvoorbeeld 222507.100,433695.555) opgegeven te worden. De zoom factor is hierin overigens niet relevant. Deze wordt alleen gebruikt als er op een IDN wordt gezocht! Als er op een coördinaat wordt gezocht dan wordt er met een standaard waarde ingezoomd. Als er herhaaldelijk op ‘Zoom in’ wordt geklikt dan zal er steeds verder worden ingezoomd. De zoom factor bepaalt de mate waarin ingezoomd wordt als er naar een IDN gezocht wordt. Een waarde van 0.1 zorgt er voor dat er slechts licht wordt ingezoomd (op de totale geometrie van een feature). Een waarde van 10 zorgt voor een sterke zoom in.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
89
11.10 Overzicht features in fence Deze functie is alleen beschikbaar als er GEEN gebruik wordt gemaakt van de PRABPK2012. De gebruikte classificatie heeft de toevoeging _digitaal en onder plan info staat ‘Praktijkrichtlijn analoge kaart versie’ niet ingevuld.
Met deze functie kan met behulp van een fence een eenvoudig overzicht van de aanwezige features binnen dit fence worden weergegeven. Hiermee is inzicht te krijgen in de aanwezige maatvoeringen en andere objecten. Het is in de ‘digitale modus’ (dus als PRABPK2012 NIET gedefinieerd is) namelijk niet eenvoudig te zien welke waarde types er gekoppeld zijn. Er zijn immers geen labels en matrixsymbolen! Openen:
-
Plaats een fence over de gewenste features Vouw de folder RoPlan Tools – Info/presenteren open in de Command Manager Kies de optie ‘Localiseer features in fence’, dubbelklik of gebruik de knop Place.
Er verschijnt een venster ‘RoPlan: Feature overzicht’ met daarin de verschillende features en eventueel de waardes. Onder naam kan op het feature worden geklikt dan wordt in de view naar het bewuste object ingezoomd en met een kleur weergegeven. Om de instelling te zien die
90
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
verantwoordelijk is voor deze actie kan via de rechtermuisknop, een extra venster (pop-up) worden open gevouwd. Zie voor beschrijving van overige opties van dit popup-venster hoofdstuk 1.8.4.
11.11 Info/presenteren Info/presenteren : HerHer-presentee resenteer tekening Met deze functie presenteert u de kaart in de juiste kleuren, arceringen etc. zoals deze in de administratieve module zijn vastgelegd. In RoPlan Admin kan de gebruiker aangeven met welke presentatieset er gewerkt moet gaan worden (Standaard of Variant). Als nu de functie “Open plankaart (DGN) in MicroStation” wordt gekozen dan zal het XFM schema met de juiste data (op basis van de gekozen presentatieset) worden aangevuld. De gegevens in de tekening (de DGN) worden vervolgens NIET automatisch aangepast op het moment dat de tekening in RoPlan Grafisch wordt geopend. Het aanpassen van de (bij de presentatieset behorende) symbologie wordt uitgevoerd als de gebruiker de functie “Her-presenteer tekening” of “Synchroniseer met planstandaards bestand“ (hoofdstuk 11.13) uitvoert.
De functie “Synchroniseer met planstandaards bestand“ is langzamer, omdat deze functie niet alleen de symbologie aanpast maar ook alle attributen en subfeatures zal controleren. Overigens heeft het gebruik van een presentatieset geen enkele gevolg voor aan te maken GML bestanden. De features in de tekening zijn XFM features met eigenschappen, en de symbologie is voor het maken van een GML bestand totaal niet relevant. Voor het maken van een analoge kaart dient de functie Her-presenteer tekening als laatste te worden uitgevoerd, in ieder geval na het synchroniseer met planstandaards bestand zodat arceringen en lijnen de juiste weergave krijgen.
11.12 Info/presenteren : Genereer legenda legenda In RoPlan is het ook mogelijk om een legenda te laten genereren van de actieve tekening/plankaart. Alle verschillende objecten die met RoPlan zijn getekend zullen worden weergeven.
Na het starten van de functie zal het volgende scherm verschijnen:
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
91
Een legenda wordt automatisch in een MicroStation model geplaatst. De naam van dit model kan worden ingesteld (bij het vakje ‘Model naam’). Als er geen naam wordt ingevuld, of als de ingevulde naam ‘Default’ is dan zal de standaard naam ‘Legenda’ worden gebruikt. Het model ‘Default’ is voorbehouden aan het model waarin de bestemmingsobjecten zijn opgeslagen (dus waarin een tekenaar tekent). Het legenda model zal automatisch als reference file aan het actieve model worden gekoppeld zodat de legenda direct zichtbaar is. RoPlan zal het legenda model aanmaken op basis van het actieve model, alle instellingen (kleuren etc.) van het actieve model worden overgenomen in het legenda model. Middels de vakjes A t/m D kan de gebruiker sturen hoe groot de legenda vlakjes (rechthoeken) moeten zijn (A en B), hoe groot de onderlinge afstand tussen de vlakjes is (C) en hoe ver de verklarende tekst van het vlakje af moet staan (D). De waardes zijn uitgedrukt in master units (veelal meters). Voor figuren (lijnobjecten) kan worden ingesteld hoe de lijn in het legenda vlakje moet worden geplaatst: horizontaal, oplopend of aflopend. Oplopend zal er bijvoorbeeld zo uit zien:
92
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Horizontaal ziet er dan als volgt uit:
In het ‘Teksten’ blok kunnen de eigenschappen (lettertype en de tekstgrootte)van de legenda teksten worden ingesteld. Met koptekst wordt het label van een groep bedoeld, bijvoorbeeld ‘Bestemmingen’, alle andere teksten (bv. de ‘A’ en ‘Agrarisch’) vallen onder de noemer ‘overige teksten’.
In het ‘Kleuren’ blok kunnen de kleuren van de teksten en van de objecten worden ingesteld. Met ‘objecten’ worden de blokjes rond figuren en lijnaanduidingen bedoeld. Als waarde dient hier een kleurnummer ingegeven te worden (dus geen kleurnaam of RGB waarde). Een legenda kan als volgt worden verwijderd: 1) verwijder de reference file (de referentie met de omschrijving ‘RoPlan legenda’)
2)
verwijder het legenda model, het model met de omschrijving ‘RoPlan legenda (gegenereerd)’
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
93
Let op!: Verwijder dus eerst de reference file en dan pas het model met de legenda! Legenda levels: Alle door RoPlan gegenereerde elementen in het legenda model worden op het level ‘RoPlan_Legenda_Systeem_Level’ geplaatst. Het legenda model wordt elke keer opnieuw aangemaakt zijnde een lege kopie van het actieve model. Het is mogelijk om elementen in het actieve model te plaatsen die automatisch in het legenda model zullen worden overgenomen. Alle elementen die op het level ‘RoPlan_Legenda_Gebruikers_Level’ staan (in de actieve tekening) zullen ook in het legenda model verschijnen. Als om wat voor reden dan ook het ‘legenda’ model niet kan worden aangemaakt of verwijderd dan zal dat worden gemeld:
Controleer de aanwezig models in MicroStation en verwijder evt. reeds aanwezige legenda-modellen. Verwijder tevens ongeldige reference files!
94
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
11.13 Controleren / beheren : Configuratiebestanden opnieuw inlezen Deze functie kan worden gebruikt in het geval er in de administratieve module aanpassingen zijn gedaan in de XFM-schema’s of XML data files. Bij voorbeeld het toevoegen van documenten, aanpassen datum etc. Na activeren van deze knop worden de aanpassingen ingelezen en actief in de grafische module. In de V8i versie van RoPlan werkt het opnieuw inlezen van de gewijzigde data NIET goed als er wijzigingen in de classificatie zijn uitgevoerd (vanwege beperkingen in Bentley Map). Bijvoorbeeld als een bestemming is toegevoegd of de kleur, linestyle wijzigingen. Hier geldt dat na administratieve aanpassingen RoPlan Grafisch opnieuw dient te worden opgestart! De functie “Configuratiebestanden opnieuw inlezen” heeft in V8i dan minder nut, het enige nut is dat het planstandaards-bestand opnieuw wordt ingelezen en dat het RoPlan splash-screen met het versie nummer wordt getoond. In de Xm versie van RoPlan hoeft de tekening niet afgesloten te worden om de administratieve wijzigingen terug te zien. In de administratieve module bestaat de mogelijkheid XFM-Schema creëren waarmee deze data rechtstreeks naar de tekening wordt weggeschreven. Daarna kunnen de configuratiebestanden opnieuw worden ingelezen. Openen:
-
Vouw de folder ‘RoPlan functies (beheren)’ open in de Command Manager
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
95
-
Kies de optie ‘Configuratiebestanden opnieuw inlezen’, onder RoPlan functies (beheren) dubbelklik of gebruik de knop Place. Hierna wordt het splash-screen getoond en zal RoPlan de configuratiebestanden inlezen. Als de melding ‘Configuratiebestanden geladen’ verschijnt is het proces gereed.
Tevens wordt in het Message Center van MicroStation het versienummer en het buildnumber getoond. Deze informatie is handig tijdens het communiceren met de helpdesk van Crotec.
96
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
11.14 Controleren / beheren : Synchroniseer Synchroniseer met planstandaards bestand De functie “Synchroniseer met planstandaards bestand“ zal worden gebruikt pm objectdefinities bij te werken. Niet alleen de symbologie maar ook de attribuutgegevens en gekoppelde subfeatures (bijvoorbeeld tekstverwijzingen of illustraties) zullen worden bijgewerkt. Openen:
-
Vouw de folder RoPlan Tools - Bewerken open in de Command Manager Kies de optie ‘ Tekening synchroniseren met plandefinities’, dubbelklik of gebruik de knop Place. Hierna wordt automatisch het controle proces gestart
Als het proces is afgerond verschijnt een melding in het Message Center van MicroStation (midden onderaan):
De toegekende symbologie wordt bepaald door de gekozen presentatieset in RoPlan Admin:
De volgende attributen (voor zover relevant) zullen worden ‘ververst’: Hoofdgroep, Tekst, Artikelnummer en zaken als gekoppelde tekstverwijzingen, illustraties, etc. Ook planobjecten (bestemmingsplangebied, besluitgebied etc.) zullen worden bijgewerkt. Het is dus mogelijk om in één keer (voor heel de tekening) een label en kleur van bijvoorbeeld een enkelbestemming aan te passen.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
97
Let op!: Labelteksten zullen verschaald worden naar de actieve schaal. Symbolen en linestylen worden in de XM versie niet verschaald, V8i wel!
11.15 Controleren / beheren beheren : Verwijder Foutieve elementen en controlevlakken Met deze tool kunnen de door RoPlan aangemaakte controlevlakken en foutieve elementen automatisch worden verwijderd. Openen:
-
Vouw de folder RoPlan Tools - Controleren open in de Command Manager Kies de optie ‘ Foutieve elementen en controlevlakken verwijderen’, dubbelklik of gebruik de knop Place. Het proces zal direct van start gaan.
Een foutief element is een XFM feature zonder geldige attributen of zonder geometrie. Overbodige data elementen zijn onzichtbare administratieve elementen in het DGN bestand die soms kunnen ontstaan als er RoPlan features uit de tekening worden verwijderd. Een voorbeeld is het plaatsen van een plangebied. Er is geen plangebied in de tekening aanwezig en toch is het niet mogelijk een nieuw gebied te plaatsen, alleen toe te voegen
Kies de optie ‘ Foutieve elementen en controlevlakken verwijderen’ Als het proces klaar is zal dit worden gemeld:
98
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Hierna is het mogelijk om een nieuw plangebied te plaatsen
11.16 Controleren / beheren : Dekkingspercentage plangebied controleren Met deze tool kan berekend worden welk deel van het plangebied bedekt is met enkelbestemmingen. Dit wordt gedaan aan de hand van een melding met een percentage. Tevens kunnen de gebieden die binnen de bestemmingsplangrenzen liggen en nog niet zijn toegekend, worden gelokaliseerd. Openen:
-
Vouw de folder RoPlan Tools - Controleren open in de Command Manager Kies de optie ‘ Dekkingspercentage plangebied controleren’, dubbelklik of gebruik de knop Place. Hierna komen er twee vensters in beeld:
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
99
Een informatie venster met melding van het dekkingspercentage (Enkelbestemming/plangebied dekking: … ) en een dialoogvenster genaamd ‘RoPlan – Onbedekte gebieden’. Stappen: Nadat het eerste venster is bevestigd met OK, wordt het andere venster actief. en klik deze weg met Ok Het linker gedeelte van het dialoogvenster ’RoPlan – Onbedekte gebieden’ toont de gevonden foutsituaties Ga op het plusteken voor Fouten staan zodat een boomstructuur uitvouwt van de gevonden Fouten. Ga op een Fout staan (onder omschrijving) staan, zodat deze blauw/grijs kleurt. Activeer de rechtermuisknop, zodat een extra venster (popup) openvouwt De instelling staat standaard op Auto-Locate zodat er in de tekening het geselecteerde item oplicht. Zie voor beschrijving van de instelling hoofdstuk 1.8.4.
Tip: gebruik de functie ‘Foutieve elementen en controlevlakken verwijderen’ om de aangemaakte dekkingselementen te verwijderen.
100
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
11.17 Controleren / beheren : Controleer op overlappende vlakken Met deze functie kan worden nagegaan welke vlakfeatures onderling een overlapping hebben. Van deze gebieden kan informatie worden opgevraagd en tevens kan de locatie in beeld worden gebracht.
Let op: een overlap is NIET per definitie een fout! Overlappende enkelbestemmingen mogen niet voorkomen, overlappende dubbelbestemmingen mogen wel. Deze functie is slechts een hulpmiddel om overlappingen op te sporen, het is aan de gebruiker om te beoordelen of een overlap wel of niet geldig is. Openen:
-
Vouw de folder RoPlan Tools - Controleren open in de Command Manager Kies de optie ‘ Controleer op overlappende vlakken’, dubbelklik of gebruik de knop Place.
Eerst verschijnt een venster genaamd: ’Overlappende vlakken controle – selecteer feature(s)’
-
-
Kies specifieke features (bouwvlak, enkelbestemming etc.) door deze individueel aan te vinken. Met de knop ‘Alles aan’ om in een keer alle features uit de lijst aan te zetten. Kies de knop ‘Alles uit’ om in een keer alle geselecteerde features uit te zetten. Bevestig de keuze met de knop ‘Start’. Hierna komen twee dialoogvensters in beeld genaamd: ’RoPlan' en ’RoPlan Overlappingen’
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
101
-
Nadat het eerste venster is bevestigd met OK, wordt het andere venster actief. Het linker gedeelte van het dialoogvenster: ’RoPlan – Overlappingen’ toont de gevonden overlapsituaties:
Stappen: Ga op het plusteken voor Overlappende_features staan zodat een boomstructuur uitvouwt van de gevonden overlappingen.
-
102
Ga op een Overlappend feature onder omschrijving staan, zodat deze kleurt. Activeer de linkermuisknop
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
In de view wordt dan naar het bewuste object ingezoomd en licht het op in de donkerblauwe kleur. Om de instelling te zien die verantwoordelijk is voor deze actie kan via de rechtermuisknop, een extra venster (pop-up) worden opengevouwd. Zie voor beschrijving van overige opties van dit popup-venster hoofdstuk 1.8.4.
Opmerking: Als de variabele RP_OVERLAP_USE_LEVELTEST de waarde “YES“ heeft dan worden alleen overlappende vlakken op hetzelfde level gesignaleerd. Dit kan in grote, complexe plannen de nodige snelheidswinst opleveren.
Tip: gebruik de functie ‘Foutieve elementen en controlevlakken verwijderen’ om de aangemaakte overlappingselementen te verwijderen.
11.18 Controleren/beheren: Controleer topologische juistheid van vlakken Met deze functie kan worden nagegaan of vlakken geheel gesloten zijn en of dat er een zogenaamde self-intersect aanwezig is. Hiermee kunnen geometrisch niet correcte vlakken al voor de export naar GML worden gesignaleerd. Openen:
-
-
Vouw de folder RoPlan Tools – Controleren open in de Command Manager Kies de optie ‘Controleer topologische juistheid van vlakken’ dubbelklik of gebruik de knop Place. Bij geen fouten verschijnt onderstaand dialoogvenster
Als er wel fouten in de tekening zijn gevonden verschijnt onderstaand dialoogvenster
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
103
-
Het dialoogvenster: ’Property Navigator’ toont de gevonden topologische onjuistheden, welke feature, level en type fout.
Stappen: Ga op het plusteken voor ‘Geometrisch probleem’ staan zodat een boomstructuur uitvouwt van de gevonden overlappingen Ga op een FOUT_FEATURE staan, zodat deze kleurt. Activeer de linkermuisknop In de view wordt dan naar het bewuste object ingezoomd en verschijnt er een cirkel bij het probleem gebied. Om de instelling te zien die verantwoordelijk is voor deze actie kan via de rechtermuisknop, een extra venster (pop-up) worden opengevouwd. Zie voor beschrijving van overige opties van dit popup-venster hoofdstuk 1.8.4.
11.19 Controleren / beheren : Selecteer onbenoemde elementen Met deze functie kan worden nagegaan welke elementen in het actieve bestand nog niet objectgericht zijn gemaakt. Openen:
-
104
Vouw de folder RoPlan Tools - Controleren open in de Command Manager Kies de optie ‘Selecteer onbenoemde elementen’ dubbelklik of gebruik de knop Place. Hierna komen een dialoogvenster in beeld genaamd: RoPlan
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Dit venster is puur informatief en vermeldt het aantal elementen dat geplaatst is maar nog niet objectgericht is gemaakt. In het actieve MicroStation bestand is tevens rechtsonderdaan in de statusregel het aantal geselecteerde elementen te zien.
Het dialoogvenster RoPlan kan worden gesloten door op de knop OK te drukken. Let wel op dat na deze actie de selectieset in het actieve bestand blijft bestaan.
Tip: als de elementen die in de selectieset achterblijven allemaal toegekend moeten worden aan een enkel- of dubbelbestemming, kan hiervoor de optie Genereer (enkel)bestemming(en) m.b.v. selectieset worden gebruikt zie 3.2.
11.20 Ruimtelijke relaties : Relaties controleren Met deze tool kunnen ruimtelijke relaties tussen bestaande objecten worden getoond en gecontroleerd. In dit kader wordt ook van een ‘parent-child’ relatie gesproken. Voorbeeld: een bouwvlak dient altijd binnen een enkelbestemming te vallen. In dit geval is de enkelbestemming de parent en het bouwvlak het child-object. Een bouwvlak heeft een geldige parent-relatie als dit bouwvlak in zijn totaliteit binnen een enkelbestemming valt. RoPlan kan de parent-child relaties automatisch aanbrengen en controleren. Openen:
-
Vouw de folder RoPlan Tools – Ruimtelijke relaties open in de Command Manager Kies de optie ‘Controleer relaties’ dubbelklik of gebruik de knop Place. Na afloop zal er gemeld worden of er foutieve elementen gevonden zijn. Als dit het geval is zal het volgende scherm worden getoond:
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
105
Stappen: Het linker gedeelte van het scherm toont de gevonden feature. In het rechter gedeelte van het dialoogvenster komen alle gevonden objecten van dit type. In de kolommen IDN, Plangebied, typeplanobject, naam en ParentIdn worden waarden getoond. Ga op een regel (Idn) staan, zodat deze kleurt. Er zal nu automatisch in de tekening op het betreffende object worden ingezoomd. Activeer het plusteken aan de linkerkant van het dialoogvenster. Hiermee vouwt een boomstructuur uit met de gevonden bestemmingen/aanduidingen van dit type. De specifieke bestemming kan vervolgens zelf ook worden opengevouwd door op het plusteken te drukken. Hiermee kunnen de gedetailleerde onderdelen van de bestemming worden bekeken, niet aangepast.
106
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
11.21 Ruimtelijke relaties : Aanbrengen Aanbrengen relaties relaties automatisch Met deze functie kunnen ruimtelijke relaties tussen bestaande objecten worden aangebracht. In dit kader wordt ook van een ‘parent-child’ relatie gesproken. Voorbeeld: een bouwvlak dient altijd binnen een enkelbestemming te vallen. In dit geval is de enkelbestemming de parent en het bouwvlak het child-object. Een bouwvlak heeft een geldige parent-relatie als dit bouwvlak in zijn totaliteit binnen een enkelbestemming valt. RoPlan kan de parent-child relaties automatisch aanbrengen. Voor het controleren van deze relatie is een aparte functie, zie hiervoor hoofdstuk 11.18 Openen:
-
Vouw de folder RoPlan Tools – Ruimtelijke relaties open in de Command Manager Kies de optie ‘Aanbrangen relaties automatisch’ dubbelklik of gebruik de knop Place. Hierna verschijnt onderstaand venster waarbij de gebruiker kan instellen welke ruimtelijke relaties er aangebracht moeten worden. Standaard staat alles aan. Het voordeel van deze optie is dat er veel tijdswinst geboekt kan worden doordat alleen de relevante relaties (degene waarin fouten zijn geconstateerd) verwerkt hoeven te worden.
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
107
Na het activeren van de start knop zal het proces direct starten. Een voortgangsmelder toont de voortgang:
11.22 Ruimtelijke relaties : Relaties aanbrengen m.b.v. selectieset Met deze functie kunnen ruimtelijke relaties tussen bestaande objecten of nog niet aangebrachte relaties achteraf handmatig worden aangebracht. Dit is met name bedoeld voor het toekennen van matrixsymbolen aan een vrij maatvoeringsvlak of om snel een vlak wat gecorrigeerd is een relatie te geven zonder dat heel de tekening weer doorlopen wordt. Openen:
-
108
Selecteer via MicroStation ‘Element Selection’ enkele features die in aanmerking komen voor het aanbrengen van de ruimtelijke relatie (bijvoorbeeld 1 maatvoeringsvlak en een matrixsymbool)
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
-
Vouw de folder RoPlan functies open in de Command Manager Kies de optie ‘ Aanbrengen relaties m.b.v. selectieset’, dubbelklik of gebruik de knop Place. Hierna zal het venster verschijnen zoals aangegeven op onderstaande afbeelding. Kies het gewenste soort parent feature en klik op Start.
Onderaan het scherm verschijnt de melding dat een relatie is aangebracht
Eventueel kan de tool ‘Controleer relaties’ nogmaals worden doorlopen. Als er meerdere parent-features in de selectieset voorkomen dan zal dat worden gemeld:
Als er wel een geldige parent maar geen bijbehorende child-features aanwezig zijn dan wordt dit ook gemeld:
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
109
Hoofdstuk 12 Werken met Gemeentelijke Structuurvisies Het is vanaf versie 8.9.4.88 mogelijk om gemeentelijke structuurvisies te tekenen, te importeren en te exporteren. Een structuurvisie heeft specifieke kenmerken en RoPlan biedt specifieke functies om een structuurvisie te kunnen tekenen. In dit hoofdstuk worden deze specifieke functies en kenmerken toegelicht.
12.1 Punten, lijnen en vlakken In tegenstelling tot een bestemmingsplan of een gebiedsgericht besluit kunnen er in een gemeentelijke structuurvisie (GSV) zowel punt-, lijn-, als vlakobjecten voorkomen. RoPlan ondersteunt alle drie de typen:
12.2 Multigeometrieën Als er in een structuurvisie plan objecten met verschillende geometrietypen maar met de zelfde naam voorkomen dan worden deze objecten tijdens de conversie naar GML (in de Export module) naar Multigeometrieën omgezet. Als er een structuurvisiegebied genaamd “Ruimtelijke kwaliteit” als punt en als vlak voorkomt in de tekening dan zal er één structuurvisiegebied object genaamd “Ruimtelijke kwaliteit” in de GML worden toegevoegd waarbij de geometrie als Multigeometrie is opgenomen. Hierbij worden de aanbevelingen (werkafspraken) van het Geonovum nageleefd. Tijdens een import van een GML bestand wordt een Multigeometrie automatisch uitgesplitst naar een punt-, lijn- en vlakfeature.
12.3 Gebieden en Complexen In een gemeentelijke structuurvisie komen drie soorten planobjecten voor: Structuurvisieplangebied, Structuurvisiegebied en Structuurvisiecomplex. Structuurvisieplangebied spreekt voor zich, dit is de plangrens inclusief eigenschappen. Het verschil tussen Structuurvisiegebied en Structuurvisiecomplex is lastiger. Onderstaande illustratie (uit de PRGSV2008) toont het concept van een structuurvisiecomplex.
110
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Of de tekstuele omschrijving van een complex: "een samenstelling van objecten binnen één structuurvisieplangebied, waarop één of meerdere beleidsuitspraken betrekking hebben en waarbij op het niveau van de samenstellende delen (gebieden en/of andere complexen) verschillende specifieke beleidsuitspraken gedaan worden". Een structuurvisiegebied heeft altijd minimaal één eigen geometrie. Een structuurvisiegebied heeft geen verwijzing naar een ander structuurvisiegebied of structuurvisiecomplex. Een structuurvisiecomplex heeft slechts optioneel eigen geometrie (0 of meer). Een structuurvisiecomplex heeft altijd minimaal één verwijzing naar een structuurvisiegebied of structuurvisiecomplex.
12.4 Structuurvisiegebied in RoPlan De basis bouwstenen van een structuurvisie zijn de structuurvisiegebieden. Deze objecten dienen als eerste getekend te worden. Aan een structuurvisiegebied zijn o.a. beleidsinformatie, teksten en illustraties gekoppeld (m.b.v. de Administratieve module van RoPlan). Zoals gezegd heeft een structuurvisiegebied altijd eigen geometrie, een gebied moet derhalve in de DGN worden getekend (als punt, lijn of, en dat is het meest waarschijnlijk, als vlak).
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
111
Naast de naam van het structuurvisie gebied dient ook de idealisatie ingevuld te zijn. Het attribuut wordt gebruikt om de nauwkeurigheid van de begrenzing van het object aan te geven (zie ook de PRGSV2012). De waarde van de idealisatie dient in de administratieve module te worden vastgelegd.
12.5 Structuurvisiecomplex in RoPlan Een structuurvisiecomplex is een mechanisme om beleid te koppelen aan objecten (gebieden of andere complexen). Zoals gezegd heeft een complex soms (optioneel) eigen geometrie en altijd 1 of meerdere verwijzingen naar een ander object (gebied of complex). Aan een structuurvisiecomplex zijn o.a. beleidsinformatie, teksten en illustraties gekoppeld (m.b.v. de Administratieve module van RoPlan). Het tekenen van eigen geometrie gaat op de vertrouwde RoPlan manier.
112
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Het koppelen van een complex aan een structuurvisiegebied gaat met behulp van de volgende functies:
Deze “koppel” functies werken op elementen in de selectieset. Als er geen selectieset is dan wordt de gebruiker gevraagd een element te selecteren:
Als er wel een selectieset is dan worden de elementen na een bevestiging automatisch verwerkt:
De koppelfuncties controleren of de gekozen elementen wel van het juiste type zijn. Een vlak-complex mag alleen aan een vlak-gebied worden gekoppeld, en idem voor punt- en lijncomplexen. Mocht er een foutief element zijn geselecteerd dan zal dit worden gemeld:
Opmerking: In het geval van vlakken met een kleurvulling of een arcering dient de buitengrens van het vlak geselecteerd te worden, en NIET de bijbehorende ‘associative region’! Dus NIET de vulling van het vlak maar de buitengrens!
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
113
Nadat er één of meer geschikte gebieden zijn gekozen kan de gebruiker aangeven welke complex of complexen er gekoppeld moeten worden:
Dit scherm toont niet welke complexen er eventueel al gekoppeld zijn. Als de gebruiker een complex koppelt welke reeds aanwezig is dan zal RoPlan dit signaleren en de nieuwe koppeling negeren. Een voorbeeld van een geldige structuurvisiegebied + complex combinatie:
114
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
De twee oranje vlakken zijn structuurvisiegebieden (genaamd “Bestaande bedrijventerreinen”). Het gearceerde vlak (in de vorm van een pijl) is eigen geometrie van een structuurvisiecomplex genaamd “Verplaatsing bedrijven”. De twee gebieden behoren tevens tot complexen, namelijk tot de complexen “Bedrijfsterreinenbeleid” en “Verplaatsing bedrijven“. Het complex “Verplaatsing bedrijven” komt in dit fragment dus drie keer voor: 2x als gekoppeld complex aan structuurvisiegebied “Bestaande bedrijventerreinen” 1x als eigen geometrie RoPlan heeft een speciale functie aan boord om de gekoppelde complexen te tonen en te muteren: “Toon gekoppelde complex(en) van object” en “Muteer gekoppelde complex(en) van object”:
Deze functies vragen de gebruiker een structuurvisiegebied te selecteren. Als er al een gebied in de selectieset aanwezig is (maximaal één) dan zal om een bevestiging worden gevraagd.
Opmerking: In het geval van vlakken met een kleurvulling of een arcering dient de buitengrens van het vlak geselecteerd te worden, en NIET de bijbehorende ‘associative region’! Dus NIET de vulling van het vlak maar de buitengrens! Als er een geldig gebied met gekoppelde complexen is geselecteerd, zal het volgende scherm verschijnen (in dit voorbeeld bij ‘Toon gekoppelde complex(en) van object’) :
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
115
Als de functie ‘Muteer gekoppelde complex(en) van object’ is gekozen dan kunnen de getoonde complexen evt. van het gebied worden ontkoppeld door het betreffende complex uit te zetten (het vinkje verwijderen) en op “OK” te klikken. Met “Annuleer” wordt de handeling afgebroken, er zal niets in de tekening worden veranderd. Als de “Toon gekoppelde complex(en) van object” functie is gekozen dan kan er niets veranderd worden, het is dan niet mogelijk de vinkjes te veranderen.
116
Handleiding Grafische Module bij RoPlan 2.0
(oktober 2012)
Hoofdstuk 13 Nadere informatie 13.1
Contact met Crotec RoPlan vragen: zie de contactgegevens op pagina 2.
13.2
Contact met Bentley MicroStation, Map of ProjectWise vragen: Bentley Technical Support Group: Telefoon: 008008-2368539 (008008-Bentley) http://appsnet.bentley.com/srmanager/addcall.aspx Informatie: SELECTservices http://selectservices.bentley.com/en-US
13.3
Handige links Onderstaand een aantal handige links naar relevante websites. Crotec: http://www.crotec.nl/ RoPlan gebruikers forum: http://forum.rocreeer.nl/ RO-standaarden: http://www.geonovum.nl/ http://ro-standaarden.geonovum.nl/ IMRO2008/2012 GML Validator: http://validator.ruimtelijkeplannen.nl
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening
117
Crotec bv Kooikersweg 2 5223 KA ’s-Hertogenbosch Postbus 2447 5202 CK ’s-Hertogenbosch T 073 3030900 F 073 3030998 www.crotec.nl [email protected] KvK Oost Brabant 17159294 BTW NL8129.00.005.B.01
Dé specialist in ruimtelijke informatievoorziening