Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies (EBA) Versie 2.0
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
3
2. Het instrumentarium
4
3. Toegepaste methodieken 3.1 Energie 3.2 Binnenmilieu 3.2.1 ISSO publicatie 89 “Binnenmilieu scholen” 3.2.2 Eéndagsmethode GGD 3.2.3 Publicatie “De Frisse basisschool” 3.2.4 GGD richtlijn “Beoordelen van ventilatie scholen” 3.2.5 “Programma van Eisen - Frisse Scholen”
5 5 6 6 6 7 7 7
4. Stappenplan 4.1 Voorbereiding 4.2 Overleg met school(bestuur) 4.3 Opname van het schoolgebouw 4.4 CO₂ meting 4.5 Invoeren van de opname in het EBA rekenmodel 4.6 Fitten energieverbruik 4.7 Aandragen verbeteropties 4.7.1 Technische verbetermaatregelen energiegebruik 4.7.2 Low-budget verbetermaatregelen energiegebruik 4.7.3 Technische verbetermaatregelen binnenmilieu 4.7.4 Low-budget verbetermaatregelen binnenmilieu 4.8 Rapportage
8 8 8 9 10 10 11 11
5. 5.1 5.2 5.3 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
13 13 13 14 15 15 15 15 16
EBA rekenmodel Invoer Algemeen Invoer Energiegebruik Fitten energieverbruik Invoer gebouwschil Invoer verwarming en tapwater Invoer ventilatie Invoer verlichting Invoer lokaaltype
2 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies |
6. Rapportage 6.1 Samenvatting 6.2 Algemene gegevens en gebouw eigenschappen 6.3 Energiegebruik 6.4 Binnenmilieu 6.4.1 Binnenluchtkwaliteit 6.4.2 Thermisch binnenmilieu 6.4.3 Risico inventarisatie overige binnenklimaataspecten 6.4.4 Beoordeling binnenmilieu 6.5 Verbetermaatregelen 6.5.1 Verbetermogelijkheden energiebesparing 6.5.2. Verbetermogelijkheden binnenmilieu 6.5.3 Kosten en baten verbetermogelijkheden 6.5.4 Kwaliteitseffecten van de verbeteropties
19 19 20 20 20 20 20
Bijlage A: Beoordeling binnenmilieu conform ISSO 89
21
Bijlage B: Mogelijke ventilatieconcepten
22
11 11 11 12 12
twee keer 5.3!
17 17 18 19 19 19 19
1 Inleiding Het Energie & Binnenmilieu Advies (EBA) voor primair en voortgezet onderwijs is tot stand gekomen in het kader van het programma “Frisse Scholen” van Agentschap NL Energie & Klimaat. Het programma “Frisse Scholen” is onderdeel van het programma Energie & Gebouwde omgeving van het Ministerie van BZK/WWI. Dit document betreft de handleiding voor het opstellen van het Energie & Binnenmilieu Advies (EBA). In de handleiding wordt omschreven op welke wijze de huidige situatie m.b.t. energie en binnenmilieu op primair en voortgezet scholen beoordeeld kan worden, welke verbeteropties mogelijk zijn, wat de kosten en baten zijn en wat het effect op het energiegebruik en het binnenmilieu zal zijn van de verbetermogelijkheden. De beoordeling van de energetische kwaliteit en de kwaliteit van het binnenmilieu geschiedt op uniforme wijze. Voor het aandragen van verbeteropties met kosten en baten worden voorbeelden aangereikt. De adviseur, welke het EBA opstelt, dient op basis van eigen inzicht te bepalen welke maatregelen specifiek voor de school van toepassing zijn. Ook dient de adviseur te beoordelen of de in de EBA aangereikte kosten gehanteerd kunnen worden voor een specifieke school. De EBA adviseur is uiteindelijk verantwoordelijk voor de inhoud van de EBA rapportage.
3 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies
Het EBA is wat betreft de energetische aspecten vooral gebaseerd op de EPA-U methodiek en wat betreft de binnenmilieu aspecten vooral op de ISSO 89 en de ééndagsmethode van de GGD. Het is dan ook mogelijk om informatie uit een reeds opgesteld EPA-advies en/of advies conform de ééndagsmethode te integreren in het EBA. Een groot voordeel is bijvoorbeeld dat de gebouweigenschappen in de EBA rekensoftware niet opnieuw ingevoerd dienen te worden indien reeds een EPA is uitgevoerd. Kosten en Baten van energie besparende maatregelen kunnen uit een EPA-advies overgenomen worden en aanbevolen maatregelen en CO₂ metingen kunnen overgenomen worden uit de rapportage van een advies conform de ééndagsmethode.
2 Het instrumentarium Het EBA instrumentarium bestaat uit de volgende voor de adviseur beschikbare instrumenten: • EBA - rapportageformat • EBA - handleiding • EBA - rekenmodel • EBA - opnameformulier • EBA - logboek t.b.v. CO₂ meting De adviseur dient naast de in de handleiding opgenomen documenten te beschikken over: • ISSO 89: Binnenmilieu scholen • ISSO 75.1 en 75.2: Handleiding Energie Prestatie Advisering • Eéndagsmethode GGD • Publicatie “De Frisse basisschool” van de GGD IJsseland te verkrijgen via www.frissescholen.nl
4 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 2 Het instrumentarium
De EBA adviseur dient naast de instrumenten, welke noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een Energie & Binnenmilieu Advies (EBA) te beschikken over: • (gekalibreerde) CO₂-meter, welke om de 5 minuten de gemeten CO₂ waarde logt. • Een meetapparaat voor debietmeting van mechanische luchttoevoer en -afvoer. Dit kan met een vleugelradanemometer met meetconus, een balometer, of met een debietmeter met nuldrukcompensatie (aanbevolen) • Een geluidsniveaumeter (type I of type II) met minimaal geluidsniveau 30 dB(A)
3 Toegepaste methodieken Het Energie & Binnenmilieu advies is voor een groot deel gebaseerd op reeds beschikbare methodieken/instrumenten. Op deze wijze wordt zowel op het vlak van het energieadvies als op het vlak van het binnenmilieuadvies eenduidig geadviseerd. In dit hoofdstuk worden voor zowel het energie aspect als voor het binnenmilieu aspect de gehanteerde methodieken vermeld.
3.1 Energie Voor wat betreft het energieadvies wordt zoveel mogelijk de methodiek van het EPA-U advies gehanteerd. Hiervoor wordt verwezen naar de ISSO publicaties 75.1, 75.2 en 75.3. Zo wordt het energiegebruik voor en na het doorvoeren van maatregelen berekend middels de formulestructuur van het EPA-U (versie 2009). Er wordt echter slechts een indicatie gegeven van het energielabel. Verondersteld wordt dat de EBA adviseur op de hoogte is van de EPA-U methodiek.
• K oeling wordt niet meegenomen in het advies en de bepaling van het energielabel. • Het fitten van het energiegebruik geschiedt op basis van slechts enkele variabelen. • Slechts de eenvoudige terugverdientijd kan berekend worden. • Technieken, welke vrijwel niet in onderwijsgebouwen worden toegepast, kunnen niet ingevoerd worden. Denk hierbij aan WKK, bevochtiging, enz. • Het gebruiksoppervlak wordt niet gehanteerd. In plaats daarvan wordt het bruto vloeroppervlak gehanteerd. • Er wordt vanuit gegaan dat alle verlichting in de gangen centraal geschakeld wordt. • Er wordt, tenzij er gebruik gemaakt wordt van daglichtregeling, van uitgegaan dat de verlichting in kantoren, lokalen per vertrek geschakeld wordt. • Besparende maatregelen m.b.t. warm tapwater worden niet doorgerekend.
De volgende vereenvoudigingen ten opzichte van de EPA methodiek zijn doorgevoerd: • Het verdelen van het gebouw in bouwdelen/sectoren vindt slechts plaats op basis van gescheiden verwarmingsinstallaties. • Er kunnen maximaal vier bouwdelen/sectoren ingevoerd worden. • Per bouwdeel wordt bij gescheiden ventilatiesystemen een gemiddeld rendement voor warmteterugwinning berekend. • Per bouwdeel wordt bij gescheiden ventilatiesystemen een gemiddeld infiltratievoud berekend. • Het gehele schoolgebouw krijgt een onderwijsfunctie.
5 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 3 Toegepaste methodieken in kader EBA
3.2 Binnenmilieu Voor wat betreft het binnenmilieu advies wordt gebruik gemaakt van de diverse reeds beschikbare literatuur, waarin wordt weer gegeven op welke wijze de kwaliteit van het binnenmilieu kan worden beoordeeld en welke verbetermaatregelen mogelijk zijn. De betreffende literatuur, waarover de EBA adviseur dient te beschikken betreft: • ISSO publicatie 89 “Binnenmilieu scholen” • Eéndagsmethode GGD • De publicatie “De Frisse basisschool” van de GGD IJsseland • GGD richtlijn “Beoordelen van ventilatie scholen” • “Programma van Eisen Frisse scholen” van NL Energie & Klimaat van Agentschap NL Van bovenstaande publicaties zijn enkele te vinden op de site www.frissescholen.nl.
In dit hoofdstuk wordt weergeven op welke wijze de verschillende bronnen in het EBA worden toegepast.
3.2.1 ISSO publicatie 89 “Binnenmilieu scholen”
In ISSO publicatie 89 wordt weergegeven op welke wijze de kwaliteit van het binnenmilieu beoordeeld wordt. Deze beoordelingsmethodiek dient als basis voor de in de EBA gehanteerde beoordelings methodiek. In ISSO publicatie 89 is een beoordelingsmethodiek opgezet met als uitgangspunt vier klasse indelingen. De vierklassen worden als volgt gedefinieerd (e.e.a. op basis van de definitie in NPR CR 1752 en de TVVL Voorstudie “Installatietechnische oplossingen voor een gezonde, prestatiebevorderende basisschool” 2006 ): Klasse A: Hoog verwachtingspatroon bij gebruikers ten aanzien van de kwaliteit van het binnenmilieu. Klasse B: Gemiddeld verwachtingspatroon bij gebruikers ten aanzien van de kwaliteit van het binnenmilieu. Klasse C: (Ca. wettelijk minimumniveau nieuwbouw vanaf 2003) matig verwachtingspatroon bij gebruikers ten aanzien van de kwaliteit van het binnenmilieu. Klasse D: (“Lager dan wettelijk minimumniveau voor nieuwbouw) – restklasse, laag verwachtingspatroon bij gebruikers ten aanzien van de kwaliteit van het binnenmilieu. De wijze waarop het binnenmilieu volgens ISSO 89 beoordeeld wordt, wordt weergegeven in Bijlage A.
6 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 3 Toegepaste methodieken
In de ISSO publicatie wordt met name het ventilatiesysteem beoordeeld en niet andere comfortbepalende aspecten, zoals mate van zontoetreding en isolatiewaarde glas. In de EBA methodiek vindt op basis van de onderstaande aspecten een aanpassing van de beoordeling conform ISSO 89 plaats: • Indien er geen sprake is van buitenzonwering of het platte dak is matig geïsoleerd, zal de beoordeling van het thermisch binnenmilieu in de zomer een klasse lager uitvallen in vergelijking met de beoordeling volgens ISSO 89. • Indien het ventilatievoud door mechanische ventilatie en natuurlijke (spui)voorzieningen ontoereikend is zal de beoordeling van het thermisch binnenmilieu in de zomer één klasse lager uitvallen in vergelijking met de beoordeling volgens ISSO 89. • Indien er geen naregeling (o.a. thermostaatkranen) van de binnentemperatuur mogelijk is of er is sprake van enkele beglazing zal de beoordeling van het thermisch binnenmilieu in de winter een klasse lager uitvallen in vergelijking met de beoordeling volgens ISSO 89. Indien na aanleiding van de EBA besloten wordt om de ventilatievoorzieningen te verbeteren , is ISSO 89 een instrument op basis waarvan verschillende ventilatieconcepten geselecteerd kunnen worden. De verschillende concepten worden in Bijlage B weergegeven. 3.2.2 Eéndagsmethode GGD
De overheid heeft met de GGD afgesproken dat de GGD in een periode van vijf jaar alle basisscholen met natuurlijke ventilatie volgende de ééndagsmethode zal bezoeken. Dit project is gestart in 2008. In Bijlage C is een standaard format van de ééndagsmethode opgenomen. Het is dan ook mogelijk dat voor een school waarvoor een EBA wordt opgesteld reeds een advies m.b.t. de kwaliteit van het binnenmilieu beschikbaar is. Informatie uit het advies volgens de ééndagsmethode van de GGD’s is bruikbaar voor het EBA. De volgende zaken uit het advies volgens de ééndagsmethode zijn bruikbaar voor het EBA: • de berekende ventilatiecapaciteit van enkele representatieve lokalen; • de meetresultaten van de CO₂ metingen; • de lijst met bouwkundige verbetermaatregelen. De EBA adviseur kan een korting geven op de advieskosten indien de gegevens uit de ééndagsmethode bruikbaar zijn.
3.2.3 Publicatie “De Frisse basisschool”
De GGD IJsselland heeft in 2008 een publicatie ontwikkeld, die de schooldirecties en schoolbesturen kan ondersteunen bij het nemen van beslissingen m.b.t. het verbeteren van de kwaliteit van de binnenlucht. Praktisch tips in dit boekje zijn terug te vinden in o.a. de ééndagsmethode van de GGD’s. Ook wordt in het boekje weergegeven op welke wijze een indicatie gegeven wordt van de berekende ventilatiecapaciteit. In het EBA is de berekeningswijze overgenomen, zodat op relatief eenvoudige wijze een oordeel geveld kan worden over de beschikbare ventilatievoorzieningen. De publicatie “De Frisse basisschool” van de GGD IJsseland is te downloaden op www.frissescholen.nl. 3.2.4 GGD richtlijn “Beoordelen van ventilatie scholen”
De GGD richtlijn dient als basis voor de ééndagsmethode en de publicatie “De Frisse basisschool” van de GGD IJsseland. De richtlijn is als bijlage D opgenomen in deze handleiding. De richtlijn gaat in op o.a. de verschillende ventilatiesystemen, binnenlucht en gezondheid, wet en regelgeving, gezondheidskundige toetswaarden en de wijze van advisering door de GGD. De onderstaande beknopte lijst voor beoordeling van de bruikbaarheid van ventilatievoorzieningen wordt ook in het EBA gehanteerd: • Zijn de relevante ventilatievoorzieningen goed bruikbaar? • Kan de ventilatievoorziening worden gebruikt zonder tocht hinder in de leefzone (subjectieve beoordeling)? • Zijn de ventilatievoorzieningen gemakkelijk en fijn te regelen? • Is de bediening van de ventilatie gemakkelijk bereikbaar en hanteerbaar? • Zijn er belemmeringen, zoals voorhangende gordijnen of zonwering? • De gordijnen en de zonwering mogen, zowel in open als gesloten toestand, de ventilatieopeningen niet afdekken aangezien dan onvoldoende verse buitenlucht kan binnenkomen c.q. binnenlucht kan worden afgevoerd. • Zijn, bij natuurlijke ventilatie, eventuele roosters schoon? • Is er bij gebruik van de ventilatievoorzieningen sprake van hinderlijk geluid (subjectief of > 35 dBA)? • Zijn bij mechanische luchttoevoer de filters schoon?
7 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 3 Toegepaste methodieken
3.2.5 “Programma van Eisen - Frisse Scholen”
Op basis van het “Programma van Eisen - Frisse Scholen” kan men voor een school een ambitieprofiel wat betreft binnenmilieu en energiezuinigheid vaststellen (of bijstellen). Dit ambitieprofiel kan men vervolgens opnemen in het Programma van Eisen voor de bouw of verbouw van de school. Een Programma van Eisen is nodig bij het laten opstellen van offertes en het verlenen van (bouw)opdrachten. Maar ook bij het toezien op de uitvoering daarvan en de toetsing van het eindresultaat. Dit PVE Frisse Scholen is geen compleet Programma van Eisen, maar helpt u om de juiste eisen te stellen en te toetsen.
4 Stappenplan Energie Hoofdstuk 4 gaat in op de verschillende stappen welke doorlopen moeten worden bij het opstellen van een EBA. Voor wat betreft de opname van de energetische aspecten wordt opgenomen conform de EPA-U methodiek met als uitzondering daarop de in hoofdstuk 3.1 genoemde vereenvoudigingen. Voor wat betreft de opname van de binnen milieu aspecten wordt voor een groot deel opgenomen conform de ééndagsmethode van de GGD.
• M eerjarenOnderhoudsPlannen (wenselijk). Vanwege de gescheiden verantwoordelijkheid dient meestal het MOP van de gemeente als van het schoolbestuur opgevraagd te worden. Zo is de gemeente verantwoordelijk voor de gebouwschil en de school voor de ketels. • Installatietechnische (principe) tekeningen met o.a. ventilatie capaciteiten van mechanische ventilatie (wenselijk)
4.2 Overleg met school(bestuur) Aanbevolen wordt de volgende stappen te doorlopen: Stap 1: Voorbereiding Stap 2: Overleg met school(bestuur) Stap 3: Opname van het schoolgebouw Stap 4a: CO₂ metingen Stap 4b: Geluidsmetingen (indien van toepassing) Stap 5: Invoeren van de opname in het EBA rekenmodel Stap 6: Aandragen verbeteropties Stap 7: Rapportage
4.1 Voorbereiding Ter voorbereiding kunnen de onderstaande zaken opgevraagd worden: • Plattegronden van de scholen (vereist) • Gevelaanzichten (zeer wenselijk) • Overige bouwkundige tekeningen (wenselijk) • Energienota´s met energiegebruiken (vereist)
8 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 4 Stappenplan
Er dient voor of tijdens het bezoek aan de school een overleg plaats te vinden met de verantwoordelijke binnen de school en/of het schoolbestuur. In het overleg kunnen de volgende zaken besproken worden: • Bewustwording met betrekking tot kwaliteit binnenmilieu in relatie tot gezondheid en leerprestaties. • Welke relevante onderzoeken zijn in het verleden reeds uitgevoerd (o.a. ééndagsmethode GGD)? • Welke bouwdelen zijn wanneer gebouwd? • Zijn er renovatie of uitbreidingsplannen (natuurlijke momenten voor maatregelen)? • In hoeverre en bij wie is noodzakelijke/wenselijke informatie beschikbaar? • Welke verbetermaatregelen hebben prioriteit? • Wat is het ambitieniveau? • Is er budget beschikbaar?
4.3 Opname van het schoolgebouw De opname van het schoolgebouw geschiedt voor wat betreft de energetische aspecten voornamelijk conform de EPA-U methodiek. Voor wat betreft de binnenmilieuaspecten wordt voornamelijk opgenomen volgens de systematiek van de ééndagsmethode van de GGD. Benodigde hulpmiddelen: • ISSO-publicatie 75.1 en 75.2 • Eéndagsmethode GGD • “De Frisse basisschool” van de GGD IJsseland • Een meetlint en/of (digitale) afstandsmeter • Een digitale fotocamera • Een meetapparaat voor debietmeting van mechanische luchttoevoer en -afvoer. Dit kan met een vleugelradanemometer met meetconus, een balometer, of met een debietmeter met nuldrukcompensatie (aanbevolen) • Een geluidsniveaumeter (type I of type II) met minimaal geluidsniveau 30 dB(A) • EBA-opnameformulier
De volgende uitgangspunten kunnen daarbij in volgorde van prioriteit worden gehanteerd: • M aak onderscheid tussen lokalen met natuurlijke enkelvoudige ventilatie, natuurlijke dwarsventilatie, mechanische afzuiging en gebalanceerde mechanische ventilatie. • Maak onderscheid in lokalen, waarbij de ventilatie voorzieningen zich veelal onder en boven 1,8 meter bevinden. Ventilatie voorzieningen onder de 1,8 meter zijn veelal niet nuttig bruikbaar. • Maak onderscheid in lokalen met verschillende natuurlijke voorzieningen (o.a. ramen en roosters). • Maak onderscheid in lokalen met en zonder zonwering, waarbij de oriëntatie gelijk is. Voor lokalen aan de noordzijde zonder zonwering hoeft bijvoorbeeld geen apart type te worden aangemaakt. • Maak onderscheidt in lokalen met en zonder naregeling van de verwarming. • Maak onderscheid in lokalen welke goed en matig geïsoleerd zijn. Indien meer dan vier lokaaltypen te definiëren zijn, dienen de meest op elkaar lijkende lokalen gebundeld te worden. Nadat de lokaaltypen gedefinieerd zijn dienen de afmetingen van de voorzieningen per lokaaltype op het opnameformulier vermeldt te worden. De afmetingen dienen volgens onderstaande wijze opgenomen te worden. Voor verdere uitleg wordt verwezen naar de publicatie “De frisse basisschool” bladzijde 39.
vleugelrad-anemometer
luchtdebietmeter met nuldrukcompensatie
balometer
Het opnameformulier kan als leidraad dienen voor de opname op locatie. Het is niet altijd noodzakelijk om het gehele opname formulier op locatie in te vullen. Zo kunnen oppervlakten ook op kantoor met behulp van tekeningen vastgesteld worden. Het is wel van belang om alle opnamebladen te doorlopen, zodat gecontroleerd kan worden of alle informatie aanwezig of beschikbaar is. Per blad wordt in dit hoofdstuk een toelichting gegeven. Voorblad: Ten behoeve van het invoeren de van de algemene gegevens, zoals adres, bezoekdatum, energiegebruik, enz. Ventilatie: De meeste scholen beschikken over lokalen met verschillende ventilatie voorzieningen. Zo kan het zijn dat in het ene lokaal gebruik gemaakt kan worden van dwarsventilatie en in de ander niet. Tijdens de opname van het gebouw dienen maximaal vier verschillende lokaal typen gedefinieerd te worden op basis van de aanwezige ventilatievoorzieningen, isolatiegraad en zonwering. Bij het definiëren van de lokaaltypen dient men pragmatisch te werk te gaan.
9 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 4 Stappenplan
raam
rooster
Indien er sprake is van mechanische ventilatie is het wenselijk de luchtdebieten te achterhalen. Dit kan op basis van het typeplaatje op de ventilator, tekeningen of op basis van een debietmeting. Een debiet meting heeft sterk de voorkeur, omdat vanuit de praktijk vaak blijkt dat mechanische ventilatie systemen verkeerd ontworpen zijn, waardoor niet meer aan de ontwerpuitgangspunten wordt voldaan. Meet het luchtdebiet bij een acceptabel geluidsniveau van de ventilatoren (< 35 dB(A)). Een geluidsmeter is een wenselijk instrument om het geluidsniveau objectief vast te stellen.
Verwarming: Conform de EPA-U methodiek kunnen verwarmingsystemen per sector/bouwdeel worden opgenomen. Voor de rapportage is het van belang om aan te geven welke radiatorgroepen van warmte worden voorzien. Voor de subsidie is het van belang om aan te geven hoeveel radiatoren nog niet zijn voorzien van thermostaatkranen. Tapwater, Apparatuur en Koeling: Conform de EPA-U methodiek kunnen de tapwatersystemen, de aanwezige Pc’s en de aanwezige koeling worden ingevoerd. Ramen: Opname Conform de EPA-U methodiek Constructie: Opname conform de EPA-U methodiek Verlichting: Opname conform de EPA-U methodiek Instellingen klimaatregeling: Op veel scholen wordt energie verspild door niet goed ingestelde regelingen van klimaatinstallaties. Zo worden de vakanties nog wel eens niet ingevoerd, zijn kloktijden te ruim en/of stooklijnen te hoog. Op het opnameformulier kunnen de belangrijkste variabelen ingevoerd worden. Op basis hiervan kan besloten worden of verdere optimalisatie mogelijk is.
4.4 CO₂ meting De CO₂-concentratie is een indicator voor luchtverversing. In het EBA is daarom een CO₂ meting opgenomen, welke de bevindingen m.b.t. de berekende ventilatiecapaciteit op basis van de aanwezige ventilatievoorzieningen ondersteund. Aangezien een CO₂ meting slechts een momentopname betreft kunnen geen harde conclusie getrokken worden over de beschikbare ventilatiecapaciteit op basis van slechts de CO₂ meting. Zo kan het voorkomen dat er wel voldoende ventilatievoorzieningen aanwezig zijn, maar dat de gebruiker hier onvoldoende gebruik van maakt. Het CO₂ niveau dient gemeten te worden met een meter, welke de meetwaarden periodiek (bijvoorbeeld) om de vijfminuten logt. Op basis van deze gegevens dient men voor de meetperiode een grafiek te kunnen genereren met de meetresultaten. Een CO₂ meting is slechts zinvol indien gedurende de meting het gedrag van de gebruiker m.b.t. het gebruik van de ventilatie voorzieningen bekend is. Aanbevolen wordt dan ook op de gebruiker tijdens de duur van een meting een logboek in te laten vullen. Dit logboek is als afzonderlijk document beschikbaar. Het logboek is goed in te vullen op basisscholen waar er in de bemeten ruimten relatief weinig wisselingen van leerkrachten plaats vinden. Meestal dient men slechts 1 leerkracht te instrueren m.b.t. het gebruik van de ventilatievoorzieningen en het invullen van het logboek.
Aanbevolen wordt om per type lokaal (zie hoofdstuk 4.3) gedurende 2 dagen te meten tijdens het stookseizoen. Vanwege tijdsdruk bij de uitvoering van de EBA kan de meetperiode beperkt worden tot slechts een dag. Meting van een dag komt overeen met de meting van de GGD en het is belangrijk om een hele schooldag in beeld te brengen om het verloop gedurende de dag te zien Van 8 tot 4. Ook kan de meting buiten het stookseizoen plaats vinden. Hierbij dient de gebruiker (leerkracht) goed geïnstrueerd te worden op welke wijze hij de ventilatievoorzieningen tijdens de meetperiode dient te gebruiken. De volgende instructies dienen gehanteerd te worden: • Plaats de CO₂ meter op 1,5-2 meter hoogte niet te dicht bij een ventilatievoorziening. • Gebruik tijdens de meetperiode geen spui voorzieningen (ventilatievoorzieningen lager dan 1,8 meter) • Maak zoveel mogelijk gebruik van dwarsventilatie. • Gebruik geen ventilatievoorzieningen, welke in de wintermaanden niet gebruikt kunnen worden vanwege tocht. • Zet de ventilatievoorzieningen in de hoogste stand. Dit wil onder andere zeggen roosters maximaal open en ventilatoren in de hoogste stand. Indien de ventilatoren in de hoogste stand te veel lawaai maken (> 35 dB(A)) dient de ventilatie in een lagere stand gezet te worden. Een geluidsmeter is een wenselijk instrument om het geluidsniveau objectief vast te stellen. • Sluit de deuren Toelichting logboek: Voor zowel PO-scholen als voor VO-scholen is een logboek ontwikkeld, welke gebruikt kan worden tijdens de meetperiode. De EBA adviseur dient de ventilatievoorzieningen van het te bemeten lokaal op de plattegrond in te vullen. De leerkracht/docent kan vervolgens invullen op welke tijden de ventilatievoorzieningen zijn gebruikt.
Volg bij de meting zoveel mogelijk de vermelde instructies op!
4.5 Invoeren van de opname in het EBA rekenmodel Nadat de opname van een schoolgebouw heeft plaats gevonden kunnen de gegevens verwerkt worden in het EBA rekenmodel. Het EBA rekenmodel is een Excel applicatie, waarmee de volgende zaken in kaart kunnen worden gebracht: • Indicatie van het energielabel van het gebouw • Benchmark energiegebruik • Kwaliteitsklasse binnenmilieu • Kosten en baten energiebesparende maatregelen • Energielabel na doorvoering van geadviseerde maatregelen • Kosten technische verbetermaatregelen binnenmilieu • Kwaliteitsklasse binnenmilieu na doorvoering maatregelen • Effect technische verbetermaatregelen binnenmilieu op het energiegebruik In hoofdstuk 5 wordt de handleiding m.b.t. het EBA rekenmodel weergegeven.
10 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 4 Stappenplan Energie & Binnenmilieu Advies
4.6 Fitten energiegebruik Bij bepaling van het energielabel van een gebouw wordt uitgegaan van standaard gebruikersgedrag. Zo zijn de gebruikstijden, gebruik van apparatuur en de binnen- en buitentemperaturen gestandaardiseerd. De gebruiker heeft daarmee geen invloed op het energie label. Voor bepaling van de terugverdientijd van energiebesparende maatregelen speelt het gebruikersgedrag wel een belangrijke rol. Zo zal bij hogere binnentemperaturen de terugverdientijd van isolerende maatregelen korter zijn dan bij lagere binnen temperaturen. In het EBA rekenmodel kunnen enkele gebruikersafhankelijke variabelen worden aangepast. Hiermee kan het berekende gasverbruik gefit worden op basis van het werkelijke gasverbruik. De afwijking tussen het berekende gasverbruik en het werkelijke gasverbruik moet minder zijn dan 5%. In hoofdstuk 5 wordt de handleiding m.b.t. het EBA rekenmodel weergegeven.
4.7 Aandragen verbeteropties In het EBA rekenmodel en de EBA rapportage dienen zowel energetische als binnenmilieuverbeter maatregelen te worden aangedragen. Hierbij kan men onderscheidt maken in de volgende type maatregelen: • Technische verbetermaatregelen energiegebruik • Low-budget verbetermaatregelen energiegebruik • Technische verbetermaatregelen binnenmilieu • Low-budget verbetermaatregelen binnenmilieu 4.7.1 Technische verbetermaatregelen energiegebruik
De meest voorkomende technische verbetermaatregelen kan men doorrekenen met het EBA rekenmodel. De EBA adviseur is vrij om eventueel overige energiebesparende maatregelen aan te dragen, welke specifiek van toepassing zijn voor het onderzochte school gebouw. De volgende minimaal te overwegen maatregelen kunnen voor wat betreft de kosten en de baten doorgerekend worden met het EBA rekenmodel: • Toepassen HR++ glas of voorzetramen • Isoleren van de gevel, vloer of dak • Toepassen van een HR107-ketel • Naregeling verwarming (o.a. thermostaatkranen) • Toepassen energiezuinige hoogfrequente verlichting met eventueel daglichtregeling en aanwezigheiddetectie. • Gebalanceerde mechanische ventilatie met warmteterugwinning
11 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 4 Stappenplan
4.7.2 Low-budget verbetermaatregelen energiegebruik
Naast de in 4.6.1 vermelde technische verbetermaatregelen zijn onder andere de onderstaande low-budget of gedragsverbeterende maatregelen mogelijk: • Optimaliseren instellingen klimaatregeling: Op veel scholen wordt energie verspild door niet goed ingestelde regelingen van klimaatinstallaties. Zo worden de vakanties nog wel eens niet ingevoerd, zijn kloktijden te ruim en/of stooklijnen te hoog. • Goed gebruik thermostaatkranen • Instellen powermanagement op Pc’s 4.7.3 Technische verbetermaatregelen binnenmilieu
De technische maatregelen m.b.t. het binnenmilieu zijn divers. Het selecteren van een maatregel wordt met name complex, doordat zowel de kosten, de technische haalbaarheid en de gewenste kwaliteitsklassen een rol spelen. In het EBA wordt niet één maatregel aanbevolen, maar worden diverse mogelijke maatregelen aangedragen. Op basis van de in de EBA aangedragen kosten, effecten op energiegebruik en te realiseren kwaliteitsklasse kan de opdrachtgever een eigen selectie maken. Bij ventilatie dient bijvoorbeeld een keus gemaakt te worden uit de diverse mogelijke ventilatie concepten. Voorbeelden hiervan worden in Bijlage B weergegeven. De EBA adviseur dient in het EBA aan te geven welke ventilatieconcepten technisch wel of niet haalbaar zijn. Vele schoolgebouwen bestaan uit bouwdelen uit verschillende jaren met verschillende gebouwgebonden eigenschappen (isolatiewaarde en ventilatievoorzieningen). De selectie van geadviseerde maat regelen kan dan ook per bouwdeel verschillen. In de EBA is hierin voorzien doordat 4 verschillende type lokalen gedefinieerd kunnen worden. Diverse binnenmilieuverbetermaatregelen hebben een effect op het energiegebruik. Indien binnenmilieuverbetermaatregelen tevens het energiegebruik verlagen, kan de energiekosten reductie als extra argument dienen om een maatregel door te voeren. In hoofdlijnen dienen de volgende technische binnenmilieuverbetermaatregelen overwogen te worden: • Gebruik van zonwering, waarbij de ventilatievoorzieningen goede gebruikt kunnen worden. Bijvoorbeeld geen screens voor roosters plaatsen, maar uitvalschermen. • Gebruik naregeling per lokaal (o.a. thermostaatkranen) • Verbeteren dakisolatie. • Enkelglas vervangen door HR++ glas of voorzetramen toepassen • Toepassen aanvullende natuurlijke ventilatievoorzieningen, welke zich boven 1,8 meter van de vloer bevinden. Bij voorkeur toepassen van dwarsventilatie. Hiermee kan maximaal kwaliteitsklasse C worden gerealiseerd. • Toepassen mechanische afzuiging met eventueel aanvullende natuurlijk voorzieningen, welke zich boven 1,8 meter van de vloer bevinden, voor de lucht toevoer. Hiermee kan maximaal kwaliteitsklasse C worden gerealiseerd. • Toepassen gebalanceerde mechanische ventilatie met warmteterugwinning
Aangezien er bij toepassing van gebalanceerde mechanische ventilatie zich veel problemen voordoen wordt aanbevolen de volgende aspecten in ogenschouw te nemen: • Ventilator vanwege geluid bij voorkeur niet in lokaal plaatsen. Bij plaatsing boven verlaagd plafond in een lokaal voorzieningen treffen om geluidshinder tegen te gaan (dempers/omkasting). • Geluidsniveau installatie < 33 dB(A). Norm bouwbesluit is < 35 dB(A) • Geluidsniveau installatie mag ook ’s nachts niet hinderlijk zijn voor omwonenden • Minimaal kwaliteitsklasse klasse C systemen selecteren. Klasse B of A systemen zijn wenselijk. • Ventilatoren schakelen met schakelklok (incl. vakantieprogramma) • Nachtventilatie toepassen (t.b.v. koeling) • Bypass op warmteterugwinning toe te passen. • Roosters toepassen waarbij luchtstroom in eerste instantie met voldoende werveling (inducerend) onder het plafond uitgeblazen wordt. Dus luchtstroom niet direct verticaal inblazen (voorkomen tochtklachten. • Warmteterugwinning toepassen, zodat naverwarming niet noodzakelijk is. Systemen met naverwarming worden aanbevolen indien tevens de warmteafgiftesystemen (o.a. radiatoren) vervangen worden. Er kan dan eventueel overgestapt worden naar een systeem waarmee zowel geventileerd als verwarmd wordt met lucht. Deze optie is slechts mogelijk bij goed geïsoleerde scholen. • Filters moeten eenvoudig vervangen kunnen worden. • Het onderhouden en dan met name het vervangen van de filters is kostbaar. • Sluit een onderhoudscontract • Ontwerp een systeem met lage luchtweerstand in de luchtkanalen, zodat voldaan wordt aan de minimale ventilatiecapaciteiten. Vaak wordt een luchtbehandelingkast geselecteerd, welke in de basis aan de gewenste capaciteit voldoet. Door hoge weerstanden in (flexibele) kanalen wel de werkelijke capaciteit nog wel eens veel lager zijn dan de ontwerp uitgangspunten. Meet de capaciteit altijd voor definitieve oplevering.
Voor de selectie van mogelijke technische maatregelen wordt verwezen naar ISSO publicatie 89 “Binnenmilieu scholen”, de publicatie “De frisse basisschool”, de site www.frissescholen.nl van NL Energie & Klimaat van Agentschap NL .
4.7.4 Low-budget verbetermaatregelen binnenmilieu
De Low-budget maatregelen worden niet doorgerekende met het EBA rekenmodel. Wel dienen deze voor zover van toepassing in de EBA rapportage aanbod te komen. Het gaat hierbij o.a. om de volgende maatregelen: • Zet alle hooggelegen ramen op een kierstand in plaats van slechts enkele ramen helemaal open. • Stem de grote van de kier af op het aantal kinderen • Zorg voor dwarsventilatie • Ventileer buitenlestijd tenminste 180 m³/h. Veelal gebeurd dit reeds via roosters, kieren en naden. • Lucht voor en na de les. • Zet de grootste groepen in de grootste ruimte. Houdt rekening met de leefzone. Zet kinderen dus niet direct aan de raamzijde. • Zorg voor voldoende ventilatie in gangen, welke ook als gebruiksruimte gebruikt worden. • Schaf een kooldioxidemeter aan. • Verbeter de regelbaarheid van de klepramen. • Herstel defecten aan de (ventilatie)voorzieningen. • Verplaats de vensterbanken, zodat de warme lucht zich goed kan verspreiden. • Breng zijschoten aan bij laaggeplaatste draai-/kiepramen. • Plaats de binnentemperatuursensoren t.b.v. de C.V.-regeling op een juiste plek. • Sluit zonwering tijdig. • Zuig bij mechanische toevoer de lucht niet direct aan vanaf het ‘hete’ platte dak. • Enz. De EBA methodiek geeft geen kosten voor de low-budget maatregelen. De kosten kunnen vanwege de diversiteit sterk uiteenlopen per schoolgebouw. De EBA adviseur kan naar eigen wens kosten voor low-budget maatregelen vermelden. Voor de mogelijke Low-budget maatregelen wordt verwezen naar de publicatie “De frisse basisschool”.
4.8 Rapportage Nadat de huidige situatie is verwerkt in het EBA rekenmodel, de kwaliteitsklassen zijn vastgesteld en verbeteropties zijn aangedragen kan een EBA rapportage worden opgesteld. In het Excel bestand is een tabblad “uitvoer” aanwezig. De adviseur kan tabellen en/of tekst knippen en plakken naar de rapportage. Automatische koppelingen dient de adviseur zelf aan te maken. In de rapportage dienen ook zaken aan de orde te komen welke niet aanbod komen in het EBA rekenmodel. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de low-budget maatregelen binnenmilieu. In hoofdstuk 6 wordt weergegeven op welke wijze de rapportage per hoofdstuk vorm kan worden gegeven.
12 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 4 Stappenplan
5 EBA rekenmodel Het EBA rekenmodel is een belangrijk instrument bij het opstellen van het EBA. Dit hoofdstuk betreft een inleiding voor het gebruik van het rekenmodel. Per invoerblad wordt weer gegeven op welke wijze men het rekenmodel dient te hanteren. Aanbevolen wordt om altijd vanuit een nieuw (“schoon”) rekenmodel te starten en niet een reeds ingevuld rekenmodel te gebruiken .
Het rekenmodel heeft als basis een blauwe kleur. De cellen, welke door de adviseur kunnen worden ingevoerd of gewijzigd hebben een afwijkende kleur. Zie hiervoor onderstaande tabel. In te vullen door adviseur Wordt berekend Default waarde, welke kan worden aangepast door adviseur
5.1 Invoer Algemeen In het tabblad “Invoer algemeen” worden o.a. de adresgegevens ingevoerd. Verder kan per bouwdeel worden weergegeven wat het bruto vloeroppervlak is. Er is sprake van verschillende bouwdelen indien er gebruik gemaakt wordt van gescheiden verwarmingsystemen met verschillende type toegepaste ketels. Via een link in het tabblad “Invoer algemeen” kan men 4 verschillende type lokalen definiëren. Het definiëren van de lokalen vindt plaats conform hoofdstuk 4.3. Per bouwdeel dient het aantal lokalen per lokaaltype ingevoerd te worden. Op basis van het aantal lokaaltypen wordt het kwaliteitslabel m.b.t. het binnenmilieu bepaald.
Elektriciteit [kWh/m2] Gas[m2/m2] Warmte [MJ/ m2]
13 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 5 EBA rekenmodel
5.2 Invoer Energiegebruik In het tabblad “Invoer energiegebruik” worden de energiegebruiken en de kosten ingevoerd. Op basis van het energiegebruik en het bruto vloeroppervlak wordt een vergelijking gemaakt met overige scholen. Voor de scholen wordt de volgende benchmark gehanteerd, die door EnerDeCo op basis van honderden scholen is opgesteld. De energiegebruiken kunnen op basis van de energienota’s ingevoerd worden. Indien de meetperiodes niet een geheel jaar bestrijken kan middels het rekenmodel het verbruik gecorrigeerd worden. Voor correctie van het elektriciteitsverbruik kan de adviseur een eigen correctiefactor hanteren. Bijvoorbeeld op basis van aantal gemeten gebruiksweken gedeeld door de gebruiksweken in een jaar. PO-scholen hoog > 24 > 14 > 462
gemiddeld 24-20 14-10 462-330
laag < 20 < 10 < 330
VO-scholen hoog > 40 > 16 > 528
gemiddeld 40-25 16-10 24-20
laag < 25 < 10 < 330
Voor correctie van het gas-/warmteverbruik kan gecorrigeerd worden op basis van graaddagen. In het rekenmodel worden reeds kosten voor het energiegebruik weergegeven. Het is wenselijk de kosten echter te baseren op de werkelijke energiekosten van de onderzochte school.
5.3 Fitten energieverbruik Bij bepaling van het energielabel van een gebouw wordt uitgegaan van standaard gebruikersgedrag. Zo zijn de gebruikstijden, gebruik van apparatuur en de binnen- en buitentemperaturen gestandaardiseerd. De gebruiker heeft daarmee geen invloed op het energielabel. Voor bepaling van de terugverdientijd van energiebesparende maatregelen speelt het gebruikersgedrag wel een belangrijke rol. Zo zal bij hogere binnentemperaturen de terugverdientijd van isolerende maatregelen korter zijn dan bij lagere binnentemperaturen. In het EBA rekenmodel kunnen de volgende gebruikersafhankelijke variabelen worden aangepast: • Interne warmtelast apparatuur • Interne warmtelast personen • Ventilatievoud natuurlijke ventilatie • Correctie weersinvloeden t.o.v. TRY De Bilt • Correctiefactor afwijkende binnentemperaturen. Hiermee kan het berekende gasverbruik gefit worden op basis van het werkelijke gasverbruik. De afwijking tussen het berekende gasverbruik en het werkelijke gasverbruik moet minder zijn dan 5%. In het rekenmodel wordt weergegeven welke waarden voor bovenstaande variabelen als standaard worden gehanteerd. De adviseur kan zijn eigen waarden hanteren in de donkerblauwe cellen. Op basis van praktijkervaring worden reeds waarden aangedragen. Interne warmtelast apparatuur: Bij berekening van het energielabel wordt ten opzichte van de werkelijkheid een veel te lage waarde aangehouden voor de interne warmtelast van apparatuur. De belangrijkste bron binnen het onderwijs zijn de computers. De interne warmtelast van apparatuur kan door de adviseur ingeschat worden op basis van het aantal Pc’s , de gebruiksuren en het opgestelde vermogen.
Interne warmtelast personen: Bij berekening van het energielabel wordt ten opzichte van de werkelijkheid een te lage waarde aangehouden voor de interne warmtelast van personen. De interne warmtelast van personen kan door de adviseur ingeschat worden op basis van het aantal aanwezige personen en een warmteontwikkeling van 70 watt per persoon. Dus op een school met 200 leerlingen, 10 docenten en een vloeroppervlak van 1000 m² zal de interne warmtelast van personen 70 * 210 / 1000 = 14,7 watt/m² bedragen. Ventilatievoud natuurlijke ventilatie: In de berekening van het energielabel wordt er vanuit gegaan dat er geventileerd wordt conform bouwbesluit 2003. Bekend is dat er op scholen vaak te weinig voorzieningen aanwezig zijn en/of dat ze niet (goed) gebruikt worden. In de praktijk is het ventilatievoud dan ook vaak lager. Middels de correctiefactor kan dit gecompenseerd worden. Correctie weersinvloeden t.o.v. TRY De Bilt: Het energiegebruik wordt berekend op basis van een gemiddeld klimaatjaar. Hiervoor wordt TRY De Bilt aangehouden. TRY staat voor TestReferenceYear. Het jaar waarvan de energiegebruik gegevens zijn ingevoerd in de software wijkt voor wat betreft de weersgesteldheid af van TRY De Bilt. Dit dient gecorrigeerd te worden. Indien het kouder is geweest dan TRY De Bilt dient een correctiefactor groter dan 1 ingevoerd te worden (meer gasverbruik) en indien het warmer is geweest dient een correctiefactor kleiner dan 1 ingevoerd te worden (lager gasverbruik). Correctiefactor afwijkende binnentemperaturen: Het energiegebruik wordt berekend op basis van een etmaal gemiddelde binnentemperatuur (gemiddelde tijdens stookseizoen) van 19 graden. De werkelijk gemiddelde etmaal temperatuur kan afwijken. Bij met name slecht geïsoleerde scholen zal de gemiddelde etmaaltemperatuur lager zijn dan 19 graden. Indien de werkelijk gemiddelde etmaaltemperatuur lager is, dient een correctiefactor groter dan 1 ingevoerd te worden (meer gasverbruik) en indien de werkelijk gemiddelde etmaaltemperatuur hoger is dient een correctiefactor kleiner dan 1 ingevoerd te worden (lager gasverbruik).
Voorbeeld berekening: • School met bruto vloeroppervlak van 1000 m2 • 40 PC’s met monitoren (per PC met monitor 200 watt) • 1000 watt aan overig apparatuur (gemiddeld dag en nacht) • 40 gebruiksuren per week Interne warmtelast tijdens gebruikstijd = (40 * 200 + 1000)/1000 = 9 watt/m2 Interne warmtelast buiten gebruikstijd =1000 /1000 = 1 watt/m2 Gemiddelde interne warmtelast = (40 * 9 + (168-40) * 1)/168 = 2,9 watt/m2
14 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 5 EBA rekenmodel
5.3 Invoer gebouwschil In het tabblad “Invoer gebouwschil” worden de constructies van de gevels, daken, vloeren en beglazing ingevoerd. Invoer geschiedt op basis van de EPA-U methodiek. In kolom F wordt een berekende Rc waarde getoond. De adviseur kan deze overrulen door zelf een Rc waarde in te voeren. De besparingsmaatregelen kunnen tevens via dit tabblad ingevoerd worden. De keuzes zijn hierbij beperkt tot een aantal mogelijk heden. De adviseur kan altijd zelf een constructie toevoegen op basis van eigen isolatiewaarden. Indien voor constructies geen verbetering wordt aanbevolen, hoeft de huidige constructie niet opnieuw bij besparingsopties ingevoerd te worden.
5.4 Invoer verwarming en tapwater In het tabblad “Invoer verwarming en tapwater” worden de warm tapwater bereiders, de ketels, de distributiemethoden en wijze van naregelingen per bouwdeel ingevoerd. Invoer geschiedt op basis van de EPA-U methodiek. De nominale vermogens van de ketels zijn niet bepalend voor het energiegebruik en het indicatieve energielabel. De vermogens zijn welbepalend voor het bepalen van de kosten en voor de inventarisatietekst. De besparingsmaatregelen kunnen tevens via dit tabblad ingevoerd worden. De keuzes zijn hierbij beperkt tot een aantal mogelijkheden. Het aantal thermostaatkranen kan ingevoerd worden. Dit is met name van belang voor het bepalen van de kosten. Indien op basis van de aangetroffen instellingen in de klimaatregeling blijkt dat de instellingen geoptimaliseerd kunnen worden kan een gas besparingspercentage door de adviseur ingevoerd worden. De besparingspercentage kan als volgt bepaald worden: • Invoeren vakanties bespaart 7% t.o.v. niet invoeren van vakanties. • Een uur later verwarmen bespaart ongeveer 7% • Een uur korter verwarmen bespaart ongeveer 3% • Het verlagen van de binnentemperatuur met 1 graad bespaart bij slecht geïsoleerde gebouwen ongeveer 5% per graad.
5.5 Invoer ventilatie In het tabblad “Invoer ventilatie” worden per bouwdeel de mechanische ventilatiesystemen ingevoerd. De invoer wijkt af van de EPA-U methodiek, omdat gescheiden ventilatiesystemen in de EBA methodiek niet leidt tot verschillende energiesectoren. Per bouwdeel dienen de ventilatiesystemen ingevoerd te worden. Op basis hiervan wordt een gemiddeld rendement vanwege warmteterugwinning bepaald. Indien het debiet van het ventilatiesysteem niet bekend is wordt conform de EPA-U methodiek op basis van het vloeroppervlak en de eisen in het bouwbesluit een debiet vastgesteld. De EPA-U adviseur kan in de cellen van kolom E het werkelijke debiet invoeren. In tabel F staat het debiet vermeld welke op basis van de EPA-U methodiek gebruikt wordt voor bepaling van het indicatieve energielabel.
15 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 5 EBA rekenmodel
Aangezien het op scholen nog al eens voorkomt dat dezelfde systemen vaker worden toegepast kan men het aantal ingevoerde systemen invoeren. De besparingsmaatregelen kunnen tevens via dit tabblad ingevoerd worden. Hierbij dient men aan te geven welk kwaliteitsniveau (kolom D) men wenst te hanteren en of de maatregel van toepassing is op lokalen of niet (kolom K). Het rekenmodel bepaalt op basis van kengetallen de investering voor een verbetermaatregel (kolom L). Vanwege een specifieke situatie op de school kunnen de kosten hoger uitvallen. Bijvoorbeeld vanwege noodzakelijke bouwkundige aanpassingen. Ook zullen de kosten hoger zijn indien de lokalen niet of slechts beperkt gegroepeerd zijn. Er kunnen dan minder lokalen aan een ventilatiesysteem gekoppeld worden. De adviseur kan eigen kosten hanteren voor een maatregel door een eigen waarde in te voeren. Indien men het effect van verschillende maatregelen met elkaar wil vergelijken dienen de maatregelen opnieuw ingevoerd te worden. Eventueel kan het rekenmodel gekopieerd worden.
5.6 Invoer verlichting In het tabblad “Invoer verlichting” wordt conform de EPA-U methodiek de verlichting ingevoerd. Op basis van het type ruimte (kolom C) wordt de wijze van schakeling van de verlichting bepaald. Op basis van lamptype (kolom D) en aantalen armaturen van het betreffende lamptype (kolom G) wordt het opgestelde vermogen (kolom H) voor het betreffende lamptype bepaald. De adviseur kan een eigen vermogen invullen. Bijvoorbeeld wanneer het lamptype niet in kolom D voorkomt of wanneer de adviseur meerdere lamptypes wil bundelen. In kolom E kan aangegeven worden of er sprake is van daglichtregeling. Indien slechts een deel van de verlichting in een ruimte voorzien is van daglichtregeling dient voor de hele ruimte aangehouden te worden dat er sprake is van daglichtregeling. In kolom I kan aangegeven worden of er sprake is van aanwezigheiddetectie. De besparingsmaatregelen kunnen tevens via dit tabblad ingevoerd worden. In kolom O kunnen de aantallen aanwezigheidsdetectoren ingevoerd worden ter bepaling van de kostprijs. In kolom P kan het aantal armaturen ingevoerd worden waar daglichtregeling op toegepast kan worden. Meestal hanteert men hiervoor de armaturen aan de raamzijde.
5.7 Invoer lokaaltype In het tabblad “Invoer lokaaltype” kunnen van een lokaaltype met een specifiek ventilatieconcept de variabelen ingevoerd worden welke van invloed zijn op de kwaliteit van het binnenmilieu. Tevens kunnen de verbeteropties ingevoerd worden. Per verbeteroptie worden de kosten weergegeven. Tevens kan men een aanbevolen pakket van maatregelen invoeren. Indien men meerdere pakketten van maatregelen wil vergelijken, dienen de pakketten meerdere malen ingevoerd te worden om het effect op de kwaliteitsklassen inzichtelijk te maken. De beoordeling geschiedt conform hoofdstuk 3.2.1. Onder een maatregel ter voorkoming van tocht wordt verstaan een spoiler of een koof. Voor gedetailleerdere informatie wordt verwezen naar ISSO 89. Voor wat betreft de ventilatievoorzieningen wordt onderscheid gemaakt tussen reguliere natuurlijke ventilatie, spuivoorzieningen en mechanische ventilatie. Hierbij mogen ventilatievoorzieningen, waarvan de opening zich bevinden boven een hoogte van 1,8 meter aangemerkt worden als reguliere ventilatie en de ventilatie voorzieningen onder een hoogte van 1,8 meter als spuiventilatie. De beschikbare ventilatie capaciteit dient volgens de methode van de GGD, zoals omschreven op bladzijde 39 van de publicatie “De frisse basisschool” te worden berekend. Iedereen moet dezelfde methode hanteren. Hiertoe dienen de afmetingen van de ventilatievoorzieningen conform hoofdstuk 4.3 ingevoerd te worden. De ventilatievoorzieningen dienen per gevel ingevoerd te worden (kolom E). Gevel 1 is de gevel met de meeste ventilatievoorzieningen. Gevel 2 is de gevel met ventilatievoorzieningen recht tegenover gevel 1. Indien er geen gevel met natuurlijke ventilatievoorzieningen bestaat recht tegenover gevel 1, kan gevel 2 ook een andere gevel zijn. Gevel 3 is de overige gevel indien gevel 1 en 2 reeds zijn ingevoerd.
16 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 5 EBA rekenmodel
Indien sprake is van mechanische ventilatie kan het debiet ingevoerd worden. Indien het debiet niet bekend is wordt het debiet bepaald op basis van de ingeschatte ventilatieklasse. In de praktijk zal de ingeschatte ventilatieklasse meestal klasse D of klasse C betreffen. Deze inschatting is te maken op basis van bijvoorbeeld de kanaaldiameter. Beter is het om de debieten daadwerkelijk te meten. Het rekenmodel bepaalt op basis van kengetallen de investering voor een verbetermaatregel (kolom J). Vanwege een specifieke situatie op de school kunnen de kosten hoger uitvallen. Bijvoorbeeld vanwege noodzakelijke bouwkundige aanpassingen. Ook zullen de kosten hoger zijn indien de lokalen niet of slechts beperkt gegroepeerd zijn. Er kunnen dan minder lokalen aan een ventilatiesysteem gekoppeld worden. De adviseur kan eigen kosten hanteren voor een maatregel door een eigen waarde in te voeren.
6 Handleiding Rapportage Nadat de huidige situatie is verwerkt in het EBA rekenmodel, de kwaliteitsklassen zijn vastgesteld en verbeteropties zijn aangedragen kan een EBA rapportage worden opgesteld. In het Excel bestand is een tabblad “uitvoer” aanwezig. De adviseur kan tabellen en/of tekst knippen en plakken naar de rapportage. Automatische koppelingen dient de adviseur zelf aan te maken. In de rapportage dienen ook zaken aan de orde te komen welke niet aan bod komen in het EBA rekenmodel. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de low-budget maatregelen binnenmilieu. Per hoofdstuk wordt de rapportage kort besproken.
6.1 Samenvatting Na een introductie wordt als eerste een indicatie van het energielabel weergegeven. Het energielabel wordt gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. De adviseur dient zelf de juiste kleur voor het label te selecteren. De tabel met de energiegebruiken, de kosten en de benchmark wordt gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het rapportageformat maken. De adviseur dient zelf de juiste kleur voor de verbruiksklasse te selecteren.
17 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 6 Handleiding Rapportage
In de alinea onder de tabel dient een verklaring gegeven te worden voor het energiegebruik ten opzichte van een gemiddelde school (de benchmark). Dezelfde tekst kan gehanteerd worden als in hoofdstuk 3.1 van het rapportageformat. Na beoordeling van het energiegebruik vindt een beoordeling van het binnenmilieu plaats conform hoofdstuk 3.2.1. De ventilatiecapaciteit wordt beoordeeld op basis van de aanwezige ventilatievoorzieningen conform de rekenmethodiek genoemd in de publicatie “De frisse basisschool”. De klasse indeling is conform ISSO 89 (klasse A, B, C en D). De tabel met ventilatiecapaciteit van de ventilatieconcepten wordt gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. Niet van toepassing zijnde rijen kunnen verwijderd worden. De klasse indeling wordt in de alinea onder de tabel vergeleken met de gemeten CO₂- waarden. Aangezien een CO₂ meting slechts een momentopname betreft dient aangeven te worden of de beoordeling van de meting overeenkomt met wat men mag verwachten op basis van de aanwezige ventilatie voorzieningen.
De aspecten welke het thermisch comfort nadelig beïnvloeden dienen in de samenvatting vermeld te worden. De nadelige aspecten kunnen gehaald worden uit de tabel in hoofdstuk 4.2 van het rapportageformat. Het kan hierbij gaan om: • Gebruik enkele beglazing • Hoge radiatortemperaturen. Dus hoge stooklijn. • Onvoldoende voorzieningen om de binnentemperatuur per ruimte goed na te regelen. • Ontbreken van buitenzonwering • Tocht door ventilatievoorzieningen (niet als spui ventilatie bedoeld) onder 1,8 meter hoogte. • Gebruik van zonwering welke de capaciteit van natuurlijke toevoer nadelig beïnvloeden. Bijvoorbeeld screens voor roosters of zonwering waardoor ramen niet open kunnen. • Matige isolatiegraad van het dak. • Enz. In de volgende tabel is de huidige gemiddelde luchtkwaliteit en het thermisch comfort in kwaliteitsklassen weergegeven. De huidige luchtkwaliteit, het thermisch comfort zomer en het thermisch comfort winter wordt op basis van de aanwezige voorzieningen in kwaliteitsklassen ingedeeld. De kwaliteitsklasse wordt gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. Wel dient de adviseur zelf de juiste kleur voor het label te selecteren. Aangezien de weergegeven kwaliteitsklasse een gemiddelde betreft wordt in de tabel tevens weergegeven welke lokalen een klasse D scoren. In deze lokalen zijn verbetermaatregelen wenselijk. Voor de beoordeling van het binnenmilieu en gerelateerde gezondheidsrisico’s kunnen naast luchtkwaliteit en thermisch comfort nog andere aspecten een rol spelen, zoals aanwezigheid van vocht en schimmels, verbrandingsgassen en installatiegeluid. Naar aanleiding van een gesprek met de school(directie) dienen de knelpunten weergegeven te worden. In de rapportage wordt een tabel gepresenteerd met mogelijke knelpunten. De adviseur dient aan te geven wat het knelpunt betreft en waar deze zich in welke omvang voordoet. Indien een in de tabel gepresenteerd knelpunt niet aan de orde is, dient de betreffende rij verwijderd te worden. In de samenvatting wordt een tabel met de mogelijke low budget maatregelen gepresenteerd. Tevens wordt weergegeven of deze maatregelen een positieve invloed hebben op het energiegebruik, thermisch comfort en/of de luchtkwaliteit. De EBA adviseur dient te bepalen of dit tevens geldt voor de betreffende school. Indien dit niet het geval is, dient de EBA adviseur dit aan te passen. Tevens dient de EBA adviseur de niet van toepassing zijnde rijen in de tabel te verwijderen. De EBA adviseur dient, indien van toepassing, zelf maatregelen toe te voegen aan de tabel.
18 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 6 Handleiding Rapportage
In de samenvatting wordt een tabel met de mogelijke technische maatregelen gepresenteerd met kosten en baten. Tevens wordt weergegeven of deze maatregelen een positieve invloed hebben op het energiegebruik, thermisch comfort en/of de luchtkwaliteit. De EBA adviseur dient te bepalen of dit tevens geldt voor de betreffende school. Indien dit niet het geval is, dient de EBA adviseur dit aan te passen. De kosten en baten worden gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. Tevens dient de EBA adviseur de niet van toepassing zijnde rijen in de tabel te verwijderen. De EBA adviseur dient, indien van toepassing, zelf maatregelen toe te voegen aan de tabel.
6.2 Algemene gegevens en gebouw eigenschappen. In Hoofdstuk 2 van de EBA rapportage wordt de huidige situatie m.b.t. de diverse energetische en binnenmilieu aspecten vastgelegd. Aanbevolen wordt om dit hoofdstuk direct na de inventarisatie op locatie zo snel mogelijk uit te werken. Bijvoorbeeld door hiervoor een apart document op te stellen. Onder de kop “Isolatie” dienen de oppervlakten per isolatiegraad weergegeven te worden. De tabel wordt gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. De indeling van de isolatiegraad is conform onderstaande tabel. Klasse B
D
C
Gevel / Paneel
Rc < 0,4
Rc >= 0,4 en < 2,0
Rc >= 2,0 en < 2,7
A Rc > 2,7
Dak Vloer
Rc < 0,4 Rc < 0,4
Rc >= 0,4 en < 2,0 Rc >= 0,4 en < 2,0
Rc >= 2,0 en < 2,7 Rc >= 2,0 en < 2,7
Rc > 2,7 Rc > 2,7
Onder de kop “zonwering” dient weergegeven te worden welk percentage van de ramen al dan niet van zonwering is voorzien. De tabel wordt gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. Onder de kop “Verwarming” dient weergegeven te worden op welke wijze de bouwdelen verwarmd worden. De tabel dient handmatig ingevoerd te worden en niet van toepassing zijnde rijen dienen verwijderd te worden. Onder de kop “ventilatie” dienen de verschillende toegepaste ventilatieconcepten weergegeven te worden. In principe zijn dit de verschillende te onderscheiden lokaaltypen conform hoofdstuk 4.3 uitgebreid met de toiletten, kantoren en gangen. Van maximaal 4 van toepassing zijnde ventilatieconcepten dient een omschrijving gegeven te worden conform de in het format weergegeven tabel. In het format wordt slechts van ventilatieconcept 1 een voorbeeld weergegeven. Deze kan gekopieerd worden voor overige ventilatie
concepten. Het is zeer wenselijk tevens foto’s bij te voegen. Het is van belang dat in de rapportage de defecten m.b.t. de ventilatievoorzieningen worden gemeld. De verbetermaatregelen vallen vervolgens onder de low-budget maatregelen. De defecten kunnen middels het Opnameformulier (derde ventilatieblad) geregistreerd worden. Onder de kop “Verlichting” dient weergegeven te worden welke verlichtingsarmaturen toegepast worden en of deze voorzien zijn van aanwezigheiddetectie en/of daglichtregeling. De tabel wordt gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. De tabel in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel geeft tevens het gemiddeld opgestelde vermogen voor verlichting weer in W/m². Deze dient tevens vermeldt te worden in de samenvatting. De adviseur dient niet van toepassing zijnde rijen te verwijderen.
6.3 Energiegebruik De tabel met de energiegebruiken de kosten en de benchmark wordt gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. De adviseur dient zelf de juiste kleur voor de verbruiksklasse te selecteren. In de alinea onder de tabel dient een verklaring gegeven te worden voor het energiegebruik ten opzichte van een gemiddelde school (de benchmark). Dezelfde tekst kan gehanteerd worden als in hoofdstuk 3.1 van het rapportage format. Het energielabel wordt gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. De adviseur dient zelf de juiste kleur voor het label te selecteren. In de alinea onder de tabel dient een verklaring gegeven te worden voor het behaalde energielabel.
6.4 Binnenmilieu Voor het beoordelen van de huidige situatie m.b.t. het binnen milieu wordt onderscheid gemaakt in binnenluchtkwaliteit, thermisch binnenmilieu en overige door de gebruiker gesignaleerde risico’s met betrekking tot overige binnenklimaataspecten. 6.4.1 Binnenluchtkwaliteit
De binnenluchtkwaliteit van de verschillende ventilatieconcepten wordt gepresenteerd in een tabel, waarin tevens de ventilatiecapaciteit per ventilatieconcept wordt weergegeven. De ventilatiecapaciteit wordt beoordeeld op basis van de aanwezige ventilatievoorzieningen conform de rekenmethodiek genoemd in de publicatie “De frisse basisschool”. De klasse indeling is conform ISSO 89 (klasse A, B, C en D). De tabel met ventilatiecapaciteit van de ventilatieconcepten wordt gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. Niet van toepassing zijnde rijen kunnen verwijderd worden. 19 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 6 Handleiding Rapportage
De adviseur dient de tabel met de meetresultaten handmatig in te vullen op basis van de meetgegevens van de CO₂ meter (zie hoofdstuk 4.4). De adviseur dient zelf het percentage van de gebruikstijd, waarin CO₂-waarden boven 1200 boven gemeten worden, in te schatten. De klasse indeling wordt in de alinea onder de tabel vergeleken met de gemeten CO₂- waarden. Aangezien een CO₂ meting slechts een momentopname betreft dient aangeven te worden of de beoordeling van de meting overeenkomt met wat men mag verwachten op basis van de aanwezige ventilatie voorzieningen. De adviseur dient zelf een conclusie te formuleren m.b.t. de beschikbare capaciteit en de gemeten luchtkwaliteit. In het rapportage format wordt een voorbeeld weergegeven. Aangezien een CO₂ meting slechts een momentopname betreft dient aangeven te worden of de beoordeling van de meting overeenkomt met wat men mag verwachten op basis van de aanwezige ventilatie voorzieningen. 6.4.2 Thermisch binnenmilieu
In hoofdstuk 4.2 dienen de genoemde aspecten die van invloed zijn op het thermisch binnenmilieu omschreven te worden. In het rapportage format worden reeds voorbeeld teksten weergegeven. Deze geven voldoende leidraad voor de adviseur om eigen teksten te formuleren. 6.4.3 Risico inventarisatie overige binnenklimaataspecten
Voor de beoordeling van het binnenmilieu en gerelateerde gezondheidsrisico’s kunnen naast luchtkwaliteit en thermisch comfort nog andere aspecten een rol spelen, zoals aanwezigheid van vocht en schimmels, verbrandingsgassen en installatiegeluid. Naar aanleiding van een gesprek met de school(directie) dienen de knelpunten weergegeven te worden. In de rapportage wordt een tabel gepresenteerd met mogelijke knelpunten. De adviseur dient aan te geven wat het knelpunt betreft en waar deze zich in welke omvang voordoet. Indien een in de tabel gepresenteerd knelpunt niet aan de orde is, dient de betreffende rij verwijderd te worden. 6.4.4 Beoordeling binnenmilieu
De huidige luchtkwaliteit, het thermisch comfort zomer en het thermisch comfort winter wordt op basis van de aanwezige voorzieningen in kwaliteitsklassen ingedeeld. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. Wel dien de adviseur zelf de juiste kleur voor het label te selecteren. Dit kan door een specifieke rij te selecteren. De kwaliteitsklassen zijn gebaseerd op meerdere lokaaltypen/ ventilatieconcepten. Ze geven een gemiddelde weer. Op basis van dit gemiddelde kunnen verkeerde conclusies getrokken worden. In de rapportage dient daarom aangegeven te worden of de diversiteit groot is. Hiervoor kunnen de beoordelingen van de verschillende lokaaltypen/ventilatieconcepten weergegeven in het EBA rekenmodel met elkaar vergeleken worden. De kwaliteitsklasse wordt gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel.
Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. Wel dient de adviseur zelf de juiste kleur voor het label te selecteren. Aangezien de weergegeven kwaliteitsklasse een gemiddelde betreft wordt in de tabel tevens weergegeven welke lokalen een klasse D scoren. In deze lokalen zijn verbetermaatregelen wenselijk.
6.5 Verbetermaatregelen In de EBA rapportage dienen zowel energetische als binnenmilieuverbetermaatregelen te worden aangedragen. Hierbij kan men onderscheid maken in de volgende type maatregelen: • Verbetermaatregelen energiegebruik – Low-budget verbetermaatregelen – Technische maatregelen • Verbetermaatregelen binnenmilieu – Low-budget verbetermaatregelen – Technische maatregelen 6.5.1 Verbetermogelijkheden energiebesparing
De low-budget maatregelen, zoals genoemd in hoofdstuk 4.6.2, moeten voor zover van toepassing worden weergegeven. De EBA adviseur kan de maatregelen zelf omschrijven op basis van de voorbeeldteksten in de tabel. Tevens wordt in de tabel weergegeven of deze maatregelen een positieve invloed hebben op het energiegebruik, thermisch comfort en/of de luchtkwaliteit. De EBA adviseur dient te bepalen of dit tevens geldt voor de betreffende school. Indien dit niet het geval is, dient de EBA adviseur dit aan te passen. Tevens dient de EBA adviseur de niet van toepassing zijnde rijen in de tabel te verwijderen. De EBA adviseur dient, indien van toepassing, zelf maatregelen toe te voegen aan de tabel. De technische maatregelen moet voor zover van toepassing worden weergegeven. De EBA adviseur kan de maatregelen zelf omschrijven op basis van de voorbeeldteksten in de tabel. Tevens wordt in de tabel weergegeven of deze maatregelen een positieve invloed hebben op het energiegebruik, thermisch comfort en/of de luchtkwaliteit. De EBA adviseur dient te bepalen of dit tevens geldt voor de betreffende school. Indien dit niet het geval is, dient de EBA adviseur dit aan te passen. Tevens dient de EBA adviseur de niet van toepassing zijnde rijen in de tabel te verwijderen. De EBA adviseur dient, indien van toepassing, zelf maatregelen toe te voegen aan de tabel. 6.5.2 Verbetermogelijkheden binnenmilieu
De low-budget maatregelen, zoals genoemd in hoofdstuk 4.6.4, moeten voor zover van toepassing worden weergegeven. De EBA adviseur kan de maatregelen zelf omschrijven op basis van de voorbeeldteksten in de tabel. Tevens wordt in de tabel weergegeven of deze maatregelen een positieve invloed hebben op het energiegebruik, thermisch comfort en/of de luchtkwaliteit. De EBA adviseur dient te bepalen of dit tevens geldt voor de betreffende school. Indien dit niet het geval is, dient de EBA adviseur dit aan te passen. Tevens dient de EBA adviseur de niet van toepassing zijnde rijen in de tabel te verwijderen. De EBA adviseur dient, indien van toepassing, zelf maatregelen toe te voegen aan de tabel. 20 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | 6 Handleiding Rapportage
De technische maatregelen moet voor zover van toepassing worden weergegeven. De EBA adviseur kan de maatregelen zelf omschrijven op basis van de voorbeeldteksten in de tabel. Tevens wordt in de tabel weergegeven of deze maatregelen een positieve invloed hebben op het energiegebruik, thermisch comfort en/of de luchtkwaliteit. De EBA adviseur dient te bepalen of dit tevens geldt voor de betreffende school. Indien dit niet het geval is, dient de EBA adviseur dit aan te passen. Tevens dient de EBA adviseur de niet van toepassing zijn de rijen in de tabel te verwijderen. De EBA adviseur dient, indien van toepassing, zelf maatregelen toe te voegen aan de tabel. 6.5.3 Kosten en baten verbetermogelijkheden
In dit hoofdstuk wordt een tabel met de mogelijke technische maatregelen gepresenteerd met kosten en baten. Tevens wordt weergegeven of deze maatregelen een positieve invloed hebben op het energiegebruik, thermisch comfort en/of de luchtkwaliteit. De EBA adviseur dient te bepalen of dit tevens geldt voor de betreffende school. Indien dit niet het geval is, dient de EBA adviseur dit aan te passen. De kosten en baten worden gepresenteerd in het uitvoerblad van het EBA rekenmodel. Eventueel kan de adviseur zelf een automatische koppeling met het Excel bestand en het format van de EBA rapportage maken. Tevens dient de EBA adviseur de niet van toepassing zijnde rijen in de tabel te verwijderen. De EBA adviseur dient, indien van toepassing, zelf maatregelen toe te voegen aan de tabel. Indien de EBA adviseur de kosten verder wil specificeren, bijvoorbeeld per bouwdeel, kunnen er aanvullende rijen worden toegevoegd. De kosten en baten kunnen vervolgens handmatig uit het rekenmodel gehaald worden. Bij binnenmilieu verbeterende maatregelen kan het zo zijn dat er geen sprake is van verlaging van het energiegebruik of zelfs een verhoging van het energiegebruik. Het kan zo zijn dat niet alle maatregelen in de tabel gelijktijdig kunnen worden doorgevoerd. Bij maatregelen, welke de luchtkwaliteit verbeteren dient men bijvoorbeeld een selectie te maken. De adviseur dient in de tabel aan te geven, welke maatregelen niet in combinatie toegepast kunnen worden en waarbij een selectie moet plaats vinden. 6.5.4 Kwaliteitseffecten van de verbeteropties
In hoofdstuk 5.4 wordt van de aanbevolen maatregelen het effect op het energielabel en het effect op de kwaliteit van het binnenmilieu weergegeven. In principe kunnen de effecten van meerdere pakketten van maatregelen getoond worden. Aanbevolen wordt echter om met de opdrachtgever een geadviseerd pakket op te stellen en deze slechts te presenteren in de EBA rapportage. Indien men toch meerdere pakketten van maatregelen wil presenteren dat is dit mogelijk door de maatregelpakketten in de rekenmodellen afzonderlijk door te rekenen. Bijvoorbeeld door een kopie te maken van de software en wijzigingen door te voeren.
Bijlage A: Beoordeling binnenmilieu conform ISSO 89 Prestaties Thermisch comfort zomer:
• Volledig natuurlijke ventilatie geeft klasse C ; • Dit wordt verhoogd naar klasse B bij aanvullende maatregelen als een koelplafond of extra mechanische ventilatie. • Bij actieve koeling wordt een klasse A gehaald. Thermisch comfort winter:
• Natuurlijke ventilatie waarbij aanvullende maatregelen zijn genomen om koudeval te voorkomen, geeft een klasse B . • Een klepraam scoort een klasse D . • Centrale toevoer scoort een A , omdat hierbij de lucht nauwkeurig kan worden geconditioneerd. De uitzondering hierop is verdringingsventilatie, omdat vanwege de werking van het concept de toevoerlucht niet te veel opgewarmd kan worden. • Een spoiler met voorverwarming scoort een A . Een spoiler zonder voorverwarming scoort een C . • Toevoer via een plafond eiland scoort een B . De uitzondering hierop is voorbeeld III-B, omdat daar sprake is van een goede luchtmenging door inductie. Luchtverversing:
• Volledig natuurlijke ventilatie geeft klasse C . Dit is uit ervaring van de betrokken rapporteurs maximaal haalbaar met natuurlijke ventilatie. • Natuurlijke toevoer met mechanische afvoer kan een B scoren, indien de toevoer tochtvrij kan gebeuren. Ook voor systemen met mechanische toevoer en natuurlijke afvoer geldt deze score omdat bij wind op de gevel de luchtdebieten niet gegarandeerd zijn. • Systemen met mechanische toevoer en mechanische afvoer krijgen klasse A wanneer de doorspoeling van het vertrek goed is. Systemen met toevoer van voorverwarmde lucht en mechanische afvoer vallen ook in deze klasse. Geluidsproductie (door de installaties):
• Natuurlijke ventilatie heeft in potentie geen geluidsproductie door mechanische delen, en scoort daarom klasse A . • Lokale mechanische ventilatoren scoren een klasse C . • De overige systemen scoren een klasse B .
21 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | Bijlage A: Beoordeling binnenmilieu conform ISSO 89
Bijlage B: Mogelijke ventilatieconcepten Ventilatieconcept 1 Verwarming met radiatoren of convectoren, individuele natuurlijke toe- en afvoer hoog in de gevel.
Ventilatieconcept 2 Verwarming met radiatoren of convectoren, individuele natuurlijke toe- en afvoer aan twee tegenoverliggende gevels (dwarsventilatie).
22 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | Bijlage B: Mogelijke ventilatieconcepten
Ventilatieconcept 3 Individuele natuurlijke toevoer met voorverwarming (luchtverwarming), collectieve mechanische afvoer.
Ventilatieconcept 4 Verwarming met radiatoren of convectoren, individuele natuurlijke toevoer en collectieve mechanische afvoer.
23 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | Bijlage B: Mogelijke ventilatieconcepten
Ventilatieconcept 5 Betonkernactivering, individuele natuurlijke toevoer en collectieve mechanische afvoer.
Ventilatieconcept 6 Verwarming met radiatoren of convectoren, individuele natuurlijke toevoer en collectieve mechanische afvoer.
24 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | Bijlage B: Mogelijke ventilatieconcepten
Ventilatieconcept 7 Verwarming met radiatoren of convectoren, individuele natuurlijke toevoer, (collectieve) mechanische afvoer.
Ventilatieconcept 8 Verwarming met radiatoren of convectoren, collectieve mechanische toevoer en individuele natuurlijke afvoer.
25 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | Bijlage B: Mogelijke ventilatieconcepten
Ventilatieconcept 9 Verwarming met radiatoren of convectoren, individuele mechanische toevoer en individuele natuurlijke afvoer.
Ventilatieconcept 10 Verwarming met radiatoren of convectoren, individuele mechanische toevoer en individuele natuurlijke afvoer.
26 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | Bijlage B: Mogelijke ventilatieconcepten
Ventilatieconcept 11 Radiatorenverwarming, collectieve mechanische toe- en afvoer, WTW, verdringingsventilatie met textiele luchtverdeelslang of metalen kanaal met gaatjespatroon/nozzles.
Ventilatieconcept 12 Collectieve mechanische toe- en afvoer, WTW, verdringingsventilatie vanuit de borstwering.
27 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | Bijlage B: Mogelijke ventilatieconcepten
Ventilatieconcept 13 Radiatorenverwarming, individuele mechanische toevoer, individuele mechanische afvoer, CO₂-sturing.
28 | Handleiding Energie & Binnenmilieu Advies | Bijlage B: Mogelijke ventilatieconcepten
Dit is een uitgave van: Agentschap NL Als het gaat over energie en klimaat Postbus 8242 | 3503 RE Utrecht www.agentschapnl.nl © Agentschap NL | januari 2011 Publicatienummer: UB10000086 Hoewel deze publicatie met de grootst mogelijke zorg is samengesteld kan Agentschap NL geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten. Agentschap NL is een agentschap van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Agentschap NL voert beleid uit voor diverse ministeries als het gaat om duurzaamheid, innovatie en internationaal. Agentschap NL is hét aanspreekpunt voor bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Voor informatie en advies, financiering, netwerken en wet- en regelgeving. De divisie NL Energie en Klimaat versterkt de samenleving door te werken aan de energie- en klimaatoplossingen van de toekomst. Divisie NL Energie en Klimaat voert in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het programma ‘Energie & Gebouwde Omgeving’ uit. Wij bieden professionele marktpartijen en overheden ondersteuning bij energiebesparing, duurzame energie en CO₂-reductie van de gebouwde omgeving.