Bodyreading - 2012 - 2013
pagina 1
_________________________________________________________________________________________
HANDLEIDING BODYREADING EN SESSIEVERLOOP Inleiding Als je in de gelegenheid bent om naar veel verschillende mensen te kijken, op een strand of in een sauna, dan blijkt er een enorme verscheidenheid aan lichamen te bestaan. De mensheid is een bonte verzameling van kleuren, houdingen en vormen. Het basispatroon van ieder mens is ongeveer hetzelfde: de weg van conceptie, geboorte, kindertijd, volwassenheid, ouderdom en naar tenslotte dood lijkt in een mens in geprogrammeerd. Op die weg maakt een mens van alles mee en al die gebeurtenissen laten in het lichaam zijn sporen na. Ziekten, trauma’s, inspanningen, bevallingen, het type werk dat iemand doet, alles heeft een invloed op houdingen en vormen. Een zelfde gebeurtenis heeft niet op elk mens hetzelfde effect. Ieder heeft zo zijn of haar eigen aanleg. Aan het begin van een sessie lichaamswerk is het een goede gewoonte om wat tijd te besteden aan het onderzoeken en verkennen van het lichaam. We noemen dit ‘Bodyreading’. Het begrip bodyreading, het ‘lezen van het lichaam’ is een belangrijk onderdeel van Rolfing, Reichiaanse therapie, Bio-energetica en andere vormen van lichaamsgerichte (psycho-) therapie.
Geschiedenis van lichaamsgerichte therapie In psychotherapie wordt geprobeerd om met psychologische middelen psychische problemen te beïnvloeden. Binnen de psychotherapie gold het lichaam als een taboe. Men wilde “genezen door praten". Pratend, luisterend en in dialoog met de cliënt zouden de conflicten van de ziel uitgewerkt worden. Behalve op zijn best een handdruk aan het begin of het einde van een sessie, werd elke vorm van aanraking vermeden. Wellicht heb je wel eens gekeken naar de populaire tv-serie ‘In Therapie’. Dit geeft een aardig beeld van dit principe: psychoanalytici en psychotherapeuten hanteren het ‘talk and listen, but don’t touch’ principe. Daar tegenover staan de somatische hulpverleners (artsen, fysiotherapeuten). Zij gebruiken veelal het ‘touch, but don’t talk’ beginsel. Deze gespleten situatie is mede het gevolg van een eeuwenoude dualistische visie op lichaam en geest. Het was een psychoanalyticus die bovengenoemde tweedeling en tegelijkertijd het aanrakingstaboe doorbrak. Wilhelm Reich, een leerling van Freud en Ferenczi ontwikkelde in de jaren dertig van de vorige eeuw een techniek die hij ‘Karakteranalyse’ noemde. Hij ging daarin werken met de lichamelijke factoren van neurotische of psychotische defensiemechanismen. Reich stelde vast dat psychische en emotionele conflicten en spanningen van kindsbeen af een invloed hebben op de spierspanning in ons lichaam. Hij noemt dit het “spierpantser”. Het woord pantser illustreert de verdedigingsfunctie van de spierspanning. Hij ziet in het lichaam ‘de biografie van onze levensgeschiedenis’, of: ‘eingefleischte Geschichte’. Hij pleitte voor een meer lichamelijke aanpak van onze psychologische problemen. Hierdoor wordt hij bekend als de grondlegger van lichaamstherapie. Het uitgangspunt van deze manier van werken is, dat lichaam en geest een ondeelbaar geheel zijn (body-mind in de Amerikaanse literatuur). Alle onderdrukte gevoelens, innerlijke conflicten, psychische en lichamelijke kwetsuren uit de kindertijd, de kwetsuren van de ziel worden via het lichaam tot uitdrukking gebracht en dienen ook via het lichaam behandeld te worden.
Bodyreading - 2012 - 2013
pagina 2
_________________________________________________________________________________________
Voor een geoefend oog maakt de houding, spierspanning (verkramping of verslapping) veel duidelijk over iemand. Zielenroerselen zijn in geen geval onstoffelijk, ‘lichaamloos’. Therapeut en cliënt werken samen om zin te geven, met elkaar inzicht te verkrijgen over welke levensenergieën geblokkeerd zitten en creëren samen een situatie waarin corrigerende emotionele ervaringen mogelijk zijn. Het ‘(aan-)geraakt worden tot in het diepst van zijn ziel’ wordt een lichamelijk gebeuren bij uitstek en is slechts op die manier te begrijpen en te ervaren. Lichaam en geest zijn in wezen één. Het heeft daarom weinig zin om het symptoom te behandelen - dit is slechts het topje van de ijsberg: de hele mens, met zijn lichaam, zijn emoties en zijn gedachten - de verdrongen of onbewuste massa ónder de ijsberg - dient bewogen te worden.
Stromingen Verscheidene hedendaagse therapiestromingen, zoals Bio-energetica, Reichiaans Lichaamswerk, Rolfing en Postural Integration, zijn komen overwaaien vanuit de Verenigde Staten. Vooral aan de westkust ontstonden in de nastroom van de Flower Power beweging tal van vernieuwende menselijke, potentie stimulerende benaderingen (Human Potential Movement). Het legendarische Esalen Instituut staat symbool voor veel van deze ontwikkelingen. De theorieën van Reich werden in de tijd van de zogenaamde seksuele bevrijding weer populair. Fritz Perls populariseerde zijn Gestalttherapie in deze bakermat. Hij werkte daar samen met Ida Rolf, en met de naar haar genoemde methode van Structural Integration, “Rolfing”. Abraham Maslow formuleerde zijn beroemde piramide van Maslow: een hiërarchische ordening van behoeften. Ook Jack Painter, de grondlegger van Postural en Energetic Integration heeft zich door die beweging laten inspireren. Via Poonah, India is zijn methode veranderd in (Rajneesh) Rebalancing. De werkwijzen en de opleidingen zijn sinds de beginjaren met de tijd mee geëvolueerd. De sterke wortels in het baanbrekende werk van Wilhelm Reich, alsook de beste ontwikkelingen van de afgelopen 60 jaar uit de Humanistische Psychologie blijven bestaan. Tegenwoordig worden ook de meest recente inzichten uit o.a. de neurofysiologie geïntegreerd. Een voorbeeld van dit laatste is de therapievorm Somatic Experiencing.
Somatic Experiencing (SE) Somatic Experiencing is een lichaamsgerichte traumabehandeling, die ontwikkeld is door de psycholoog Peter Levine. Met trauma wordt bedoeld alles wat overweldigend en niet te hanteren is (geweest) voor een persoon. Het kan gaan over een korte eenmalige ervaring (bvb een operatie, ongeluk, overval e.d.) of over ontwikkelingstrauma. Levine’s bijdrage aan dit werkveld bestaat uit kennis die hij inbrengt over de rol van het autonome zenuwstelsel bij traumatische ervaringen. In het boek ‘In an Unspoken Voice’ (2010) zet hij zijn theorie uiteen. Regulering van het zenuwstelsel Een gezond zenuwstel is in staat zichzelf te reguleren. Bij dreiging reageert het met activering waarbij het lichaam klaar gemaakt wordt voor actie: vechten of vluchten. Hiervoor is het sympathische deel van het zenuwstelsel verantwoordelijk. Wanneer de dreiging voorbij is, ontlaadt het lichaam eerst de spanning (door bijvoorbeeld trillen, bewegen, tranen) en keert het terug naar de rust. Hierbij is het parasympathisch deel van het autonoom zenuwstelsel actief. In het geval van trauma, is de activering door de dreiging te groot om nog gehanteerd te kunnen worden door het systeem en zet het parasympathisch deel een noodstop in werking. Beiden zijn
Bodyreading - 2012 - 2013
pagina 3
_________________________________________________________________________________________
met hoge energieniveau’s actief: de sympaticus en de parasympaticus; het lichaam komt terecht in een bevriezingsreactie (shut down). Als dieren in een situatie terecht komen waarin ze niet meer kunnen vechten of vluchten, bevriezen ze. Als ze na een tijd uit de bevriezing komen, laten ze het lichaam zijn gang gaan door middel van trillen en afmaken van bewegingen die er waren voordat de shutdown plaatsvond. Bij mensen kunnen deze hoge energieniveaus opgesloten blijven in het lichaam, omdat de normale cyclus van lading en ontlading niet afgemaakt wordt. Ons hoofd gaat zich ermee bemoeien en geeft het lichaam te weinig gelegenheid om te doen wat het nodig heeft. Het ontregelde autonome zenuwstelsel lijkt dan op een auto die rijdt met zowel de rem als het gaspedaal vol ingedrukt. Het gevolg zijn sterke en onvoorspelbare schommelingen en/of fixatie in de reacties van het zenuwstelsel: een overactivering (stress, verhoogde hartslag, snel en oppervlakkig ademen, koud zweet, spierspanning, schrikachtig, angst, paniek, woede, drukke gedachten, piekeren) of juist dissociatie (lage energie, uitputting, doods voelen, lage spierspanning, slechte spijsvertering, slechte werking immuunsysteem, depressie, apathie, niet verbonden voelen). Werkwijze SE ondersteunt herregulatie van het autonome zenuwstelsel door met cliënten te zoeken naar zachte en rustige (versus grillige en extreme) ontladingen binnen de bandbreedte van de veerkracht van de cliënt. Contact kunnen maken met hulpbronnen is belangrijk in dit proces evenals het doseren van de moeilijke materie die activering veroorzaakt. SE werkt met het opsporen en volgen van lichaamssensaties (tracking). De nadruk ligt op het toegang verschaffen tot fysieke sensaties, indrukken/beelden en motorische patronen, met inachtneming van emotionele en cognitieve processen, zonder hier echter de nadruk op te leggen. Relevantie voor massagetherapie Naar mate je beter leert zien wat een lichaam in een sessie nodig heeft voor ontwikkeling, dit wil zeggen naar mate je beter leert werken met het lichaamspantser, zul je vaker het trauma ontmoeten dat zich achter het pantser bevindt. Het is goed om je hiervan bewust van te zijn. Realiseer je dat dosering en geleidelijke ontlading hertraumatisering voorkomt en beter is dan grote emotionele uitbarstingen. Het is hierbij behulpzaam om de aandacht van je cliënten ook te brengen naar de felt sense (de directe lichamelijke ervaring) van een hulpbron, zeker als de moeilijke ervaringen overspoelend dreigen te worden. Dat kan van alles zijn, bijvoorbeeld jouw handen op een steunende plek op het lichaam, even een grapje samen maken of het beeld voor de geest halen van een dierbare persoon. Verder verklaart SE een aantal verschijnselen die je op tafel kunt tegenkomen, zoals trillen, plotselinge koude, ‘wegvallen’, overmatige mentale activiteit of praten, stress die maar niet oplost. Tracking is een onmisbare vaardigheid voor een massagetherapeut, zowel om te kunnen volgen wat er bij jezelf gebeurt, als ook om je cliënten naar de lichaamssensaties te kunnen brengen tijdens de sessie.
Bodyreading - 2012 - 2013
pagina 4
_________________________________________________________________________________________
Uitvoering van een bodyreading
•
• •
• •
Bij het uitvoeren van een bodyreading is het belangrijk, dat de cliënt zich niet bekeken en beoordeeld voelt. Let goed op het soort aandacht dat je geeft. Ook de ervaring van het onderzoeken van het lichaam dient helend te zijn. Praat samen over dat wat wordt waargenomen, als in een gelijkwaardige relatie. Houd er rekening mee dat het voor sommige mensen benauwend kan zijn wanneer de therapeut recht tegenover hen staat. Neem bijvoorbeeld een positie in, diagonaal of iets uit het directe gezichtsveld van de cliënt, of ervaar hoe het is om naast iemand te staan. In je waarneming heb je een open en nieuwsgierige houding. Probeer zo min mogelijk te interpreteren, eerder zet je je eigen gevoel in en neem je waar wat en hoe je resoneert met de ander. Wat drukt dit lichaam uit? Experimenteer eens met het intuïtief en/of empathisch observeren. Laat de indrukken bewust op je inwerken en kijk welke informatie dan naar voren komt. De manier van kijken is meer ‘ontvangend’ dan ‘speurend’. Kijken met te veel focus kan iemand een ongemakkelijk gevoel geven. Denk verder ook niet te veel in termen van ‘behandelen’. Datgene wat je waarneemt, hoeft niet door jou in een aantal grepen te worden opgelost. Vaak zul je niet zo systematisch te werk gaan als in onderstaande punten wordt gesuggereerd. Oefen vaak, ontwikkel deze vaardigheid op een manier die voor jou nabij en passend is.
Je kunt kijken naar de volgende aspecten voor een bodyreading.
A. Bouw van het lichaam en de splitsingen
Onderzoek eventuele verschillen tussen links en rechts Afbeelding A
Past de romp bij bekken en benen en omgekeerd
Hoort het hoofd bij Kun je een splitsing Kijk eens naar de het geheel waarnemen tussen verschillen tussen de romp en de voor en achterzijde ledematen van het lichaam
Bodyreading - 2012 - 2013
pagina 5
_________________________________________________________________________________________
B. Alignment Hoe staat en beweegt iemand in relatie tot de zwaartekracht? Effectief staan en bewegen in relatie tot de zwaartekracht wordt aangeduid met de term ‘alignment’. Als je kijkt naar het linker plaatje (zie afbeelding B), dan kun je je voorstellen dat de nek en bovenrug tegen de zwaartekracht moeten werken. Speel zelf eens met verschillende houdingen en voel wat er gebeurt in je lichaam als je deze houdingen aanneemt. Begin met het kijken naar aspecten in de aligment van onderaf, dus van voeten tot kruin.
Afbeelding B
Afbeelding C
C. Bekkenstand Wat neem je waar in de stand van het bekken: is er een kanteling naar voren of naar achteren (posterior en anterior tilt)? Hoe beïnvloedt de bekkenstand het verloop van de curves aan de posteriore zijde? D. Curves Neem de tijd om de primaire en secundaire curves in de rug te observeren (zie afbeelding C). Er kunnen een kyfose, lordose of juist een ‘vlakke’ rug aanwezig zijn. Kijk naar de relaties in curves tussen voeten, benen, bekken, thorax, schouders, nek en hoofd. E. Schouders en armen Is er interne of externe rotatie? Hoe is de ruimte tussen de armen en de romp. Hoe is de verhouding tussen de linker en de rechter schouder? Kunnen de armen uitreiken? Kunnen de armen afhouden, wegduwen? Hoe wordt de verbinding met de armen ervaren? F. De adem Waar kun je de adem zien, voelen? In welke gebieden lijkt de adem niet aanwezig? Ademt iemand volop of oppervlakkig, meer in de buik of borst? Is er sprake van zuchten? Heeft iemand een voorkeur voor inademen of uitademen?
Bodyreading - 2012 - 2013
pagina 6
_________________________________________________________________________________________
G. Lading en Beweging Kijk eens naar het lichaam en de energie. Hoe ervaar je de lading van de energie? Hoe is die energie verdeeld? Waar zou je het lichaam willen activeren, waar wil je het ontspannen of kalmeren, waar heeft het lichaam steun nodig? Bij het aspect ‘lading’ kun je kijken naar de kleur van de huid. Is er over- of onderspanning (hypertonie of hypotonie) in het weefsel? Welke beweging zie je het lichaam niet maken? Welke beweging wens je dit lichaam toe en waarom? Welk gevoel, welk geluid zit hier achter? In welk vlak beweegt de persoon? Observeer waar in het lichaam een beweging begint. Beweegt de persoon vanuit zijn of haar centrum of bijvoorbeeld meer vanuit het hoofd?
In de oorspronkelijke Rolfing® methode was het gebruikelijk om ‘voor’ en ‘na’ foto’s te maken:
Bodyreading - 2012 - 2013
pagina 7
_________________________________________________________________________________________
Karikaturen en types Je zou een lichaam ook kunnen typeren door aan een houding een karakter of een manier van zijn toe te schrijven. Het zal duidelijk zijn, dat je hiermee in het contact met je cliënt voorzichtig bent: vermijd oordelen en interpretatie. Een paar voorbeelden:
Fig. 1 Depressief
Fig. 2 Onbuigzaam
Fig. 3 Verwaand
Fig. 4 Flirt
Het succes van sommige cartoonisten en striptekenaars is vaak een gevolg van hun vermogen om met een paar lijnen een zeer karakteristiek beeld van een persoon neer te zetten:
Bodyreading - 2012 - 2013
pagina 8
_________________________________________________________________________________________
Sessieverloop Het meest essentiële wat een (massage)therapeut kan inbrengen in contact met een cliënt is zichzelf en zijn/haar houding: een houding met openheid en nieuwsgierigheid. De therapeut bouwt een vertrouwensrelatie met de cliënt en kan van daaruit met de cliënt samenwerken aan de in overleg vastgestelde doelen of thema’s. Een sessie heeft een bepaald verloop, bestaande uit veschillende fasen: Fase 1: Informatie verzamelen middels de intake en bodyreading Fase 2: Plan of intentie voor de sessie vaststellen Fase 3: Interventies plegen, op of naast de tafel (in opvolgende cycli) Fase 4: Afronden van de sessie Fase 1: Informatie van de cliënt uit de intake Dit is een belangrijk deel in de sessie, omdat de vertrouwensrelatie hier wordt opgebouwd. Neem de tijd om jezelf te gronden en de ander waar te nemen met open en ontspannen aandacht. Het is verleidelijk om naar het ‘doen’ en ‘oplossen’ te gaan. Neem deze gelegenheid om de ander (opnieuw) te ontmoeten. In deze ontmoeting kun je informatie verzamelen van verschillende niveau’s, namelijk: 1. Het verhaal dat de cliënt vertelt. Luister naar wat iemand wel/niet vertelt. 2. Observeren van het lichaam (in beweging of statisch) middels bodyreading. Welke lichaamstaal brengt iemand mee? Is dit congruent met het verhaal? Een bodyreading kan meer of minder uitgebreid gedaan worden. 3. Ervaring en resonantie vanuit je eigen lichaam. Onze eigen intuïtie is ook een bron van informatie. Welke signalen ontvang je vanuit je eigen lichaam? Fase 2: Plan of intentie voor de sessie vaststellen Na de intake kom je samen met de cliënt tot een plan of intentie voor de sessie. Jullie kunnen besluiten een bepaald gebied of thema aandacht te geven. Het plan ligt echter nooit vast. De kunst bestaat uit het voortdurend volgen en navigeren n.a.v. de ervaringen van de directe lichamelijke ervaring (felt sense). Als massagetherapeut is het daarnaast ook belangrijk om ‘de rode draad’ van de sessie in het oog te houden en indien nodig te refereren aan eerdere genoemde onderwerpen, gedachten of gevoelens.
Bodyreading - 2012 - 2013
pagina 9
_________________________________________________________________________________________
Het vaststellen van een intentie voor de sessie kan je ook al aanwijzingen geven voor interventies die passend kunnen zijn, zoals: -
het inzetten van massagegrepen (‘tools’) werken met de adem oog hebben voor gebieden in het lichaam die meer aandacht vragen geluid en/of beweging vragen
Fase 3: Interventies uitvoeren in de interventie-evaluatie-cyclus Na het vaststellen van de intentie, start je ‘ergens’ met het plegen van een interventie. Wáár je start hangt geheel af aan de cliënt, wat deze inbrengt en wat je observeert en invoelt als therapeut. Is er eerst gronding nodig? Is er eerst een kalmerende strijking nodig? Zet je een adem-oefening in om iemand met de aandacht naar binnen te begeleiden? Er zijn vele mogelijkheden om het hands-on gedeelte van de sessie op te starten. Sterk aanbevolen is om niet direct te starten op het ‘probleem- of klachtgebied’. Zorg eerst voor gronding en voor steun (support) in de (lichaams)ervaring van de cliënt, alvorens een klachtgebied te integreren met de rest van het lichaam, m.a.w. breng hulpbronnen in/laat hulpbronnen benoemen. Een beknopte omschrijving van de interventie-evaluatie-cyclus kan een beeld geven van het organische karakter van het proces tijdens een sessie. Stap 1: Interventie plegen/techniek uitvoeren. Dit heeft een effect. Stap 2: Gezamenlijk bespreken van het effect. Nodig de cliënt zo veel mogelijk uit om zelf het effect te benoemen, vanuit de open en nieuwsgierige houding. Het effect kan waargenomen worden op verschillende niveau’s: - in het lichaam - in het denken/oordelen - in het bewegen/lopen/staan - in het gewaarworden van beelden/herinneringen/gevoelens Stap 3: Naar aanleiding van wat de cliënt inbrengt, pleeg je een aansluitende, nieuwe interventie. Fase 4: Afronden van de sessie Zorg ervoor dat de laatste interventie die je pleegt integrerend van aard is. Boor geen nieuwe onderwerpen meer aan om te voorkomen dat er ‘open eindjes’ blijven (opgeroepen gevoelens, gebrek aan verbinding ervaren etc). Check eventueel bij de cliënt of de sessie compleet voelt. Om de sessie af te ronden neem je de tijd om de cliënt na te laten voelen. Dit kan navoelen op de tafel zijn, maar ook kun je iemand vragen rustig te komen staan en te lopen. Hoe ervaart iemand dit? Wat neemt hij/zij waar in de houding, gronding, verbinding? Laat iemand zich niet eerst aankleden, maar reik een doek aan om om te slaan. Bij het aankleden vallen al heel snel subtiele veranderingen in het lichaamsbewustzijn weg. Na deze evaluatie kleedt de cliënt zich aan en kun je samen de sessie beëindigen. Hierbij kun je een ‘rode draad’ te benoemen, of de sessie samen te vatten. Aansluitend kun je een ‘cliffhanger’ aanreiken voor een vervolgsessie.