Handboekje voor mentoren
Inhoudsopgave
blz. 1
Hoofdstuk 1: de mentor
blz. 2
Hoofdstuk 2: stappenplan begeleiding leerlingen
blz. 5
Hoofdstuk 3: zorgaanbod HVC
blz. 8
Hoofdstuk 4: externe zorg
blz. 14
Hoofdstuk 5: testen
blz. 16
Hoofdstuk 6: veel voorkomende stoornissen
blz. 18
Hoofdstuk 7: cluster 4 indicatie
blz. 27
Hoofdstuk 8: Wie doet wat
blz. 28
Bijlagen
blz. 30
Bijlage 1 aanmeldformulier zorg
blz. 30
Bijlage 2 verzuimprotocol Trefwoordenregister
blz. 38
1
Handboekje voor mentoren Hoofdstuk 1 De mentor Op het Herbert Vissers College is in principe iedere docent mentor. De mentor is de docent die een aan zijn zorg toevertrouwde groep leerlingen begeleidt in het bereiken van onderwijs- en vormingsdoelen. In dit begeleiden van de leerling zijn 3 aspecten te onderscheiden: - begeleiding bij het leerproces - persoonlijke ontwikkelingsbegeleiding - begeleiden bij het ontwikkelen van inzicht bij leerlingen in hun individuele capaciteiten, interesses en bij de keuze voor verdere studie en opleiding De taken van de mentor zoals deze omgeschreven staan: - de mentor toont belangstelling voor de leerlingen en volgt de individuele leerlingen in hun studieresultaten en welbevinden. Stelt zich op de hoogte van de relevante gegevens betreffende de omstandigheden waarin een leerling verkeert. Deze gegevens worden verkregen door het raadplegen van leerling-dossiers (digitaal en papier), rapporten, testen en andere onderwijskundige gegevens, informatie van collega’s, de vorige mentor en door gesprekken met de leerling en zijn ouders. Toont belangstelling voor de voortgang van de studie van de individuele leerling en voert hierover gesprekken De mentor toont belangstelling voor het algemeen welbevinden van de individuele leerling. De mentor voert hierover begeleidingsgesprekken met de leerling. Wanneer er sprake is van ernstigere problematiek, verwijst een de mentor de leerling, in overleg met de teamleider door. De mentor vult het aanvraagformulier voor zorg in. Verzamelt en administreert de leerlinggegevens van zijn mentorgroep en informeert het klassenteam en de volgende mentor/teamleider Informeert bij regelmatig of langdurig afwezig zijn van de leerling naar de oorzaak. Als dit nodig is treft hij een regeling voor het huiswerk en stimuleert bezoeken. Monitort de absentie van de leerling en handelt conform het verzuimprotocol dat in december 2008 ingevoerd is. - Geeft leiding aan de mentorgroep Neemt initiatieven om de goede verstandhouding en de werksfeer binnen de klas te bevorderen door het (laten) organiseren van een klassenavond of andere activiteit van zijn mentorgroep/leerjaar. Geeft informatie over schoolregels, schoolregelingen en schoolactiviteiten. Stimuleert deelname aan de leerlingenraad. Verzorgt een ingeroosterd mentoruur/begeleidingsles. Is betrokken en begeleidt mede loopbaanoriëntatieactiviteiten. Begeleidt excursies en sportactiviteiten van zijn mentorgroep - Is contactpersoon tussen school en ouders / verzorgers Onderhoudt het contact met de ouders. Is aanwezig op en bereidt mede voor de kennismakingsavond, diplomauitreiking en is aanwezig op de voorlichtingsavond van het decanaat. Heeft in voorkomende gevallen overleg met ouders/verzorgers over de resultaten, zoals deze o.a. naar voren komen op de cijferlijst.
2
Bereidt de rapportvergadering van de eigen mentorgroep in overleg met de teamleider schriftelijk voor en leidt de leerlingbespreking. Geeft rapporten en PTA-lijsten aan de leerlingen mee naar huis en controleert of deze door de ouders ondertekend zijn. Deelt algemene mededelingen uit en neemt in voorkomende gevallen de antwoordstrookjes weer in. Is de eerst aangewezene om met de ouders te spreken over de studieresultaten, studiehouding en gedragsaspecten van de leerling.
- Is betrokken bij de voorbereiding en de uitvoering van de begeleidingsactiviteiten van het team/betreffende leerjaar. Neemt deel aan het teamoverleg. Houdt contact met de teamleider om elkaar op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in de mentorgroep. - Coacht de
studie van de leerlingen Het verzorgen van studielessen Probleemsignalering gericht op leerling en organisatie Loopbaanoriëntatievolgsysteem bijhouden.
- Bewaakt de dossiervoortgang van de leerlingen Volgt samen met de leerlingen de planning voor dat jaar. Bewaakt dat leerlingen niet te veel activiteiten op hetzelfde moment moeten doen. Bewaakt samen met de leerling de stand van zaken betreffende het inleveren van handelingsdelen en praktische opdrachten. Voor de mentoren van de brugklas klas is een extra instrument toegevoegd om te komen tot vroege signalering van allerlei problematiek. In 2007 is de SAQI (de digitale variant van de School Vragen Lijst) ingevoerd (zie hoofdstuk 5). De SAQI wordt in oktober / november afgenomen en geeft mentor een duidelijk beeld van de mentorgroep en de individuele leerling, zodat problematiek tijdig wordt herkend en erkend en de leerling tijdig op maat begeleid kan worden. Mentoren worden afhankelijk van het team waartoe zij behoren, verschillend gefaciliteerd in de normjaartaak. Het begeleiden van leerlingen Van elke mentor wordt verwacht dat deze begeleidingsgesprekken met leerlingen voert. Het mentoraat is vak- en schooloverstijgend. Je krijgt als mentor te maken met de leerling als persoon en ook met de ouders van de leerling. School maakt deel uit van een zogenoemde dynamische driehoek: kind
ouders
school
3
Het kunnen voeren van een gesprek vereist bepaalde vaardigheden: - een doel / resultaat voor ogen hebben - kunnen luisteren - gespreksvaardigheden - kunnen samenwerken (met ouders) - rekening kunnen houden met verschillende loyaliteiten Naast genoemde vaardigheden is het belangrijk als mentor je grenzen te kennen. Het is belangrijk te weten wanneer de begeleiding (of een deel daarvan) overgedragen moet worden aan een ander. Als mentor heb je je grens bereikt als: - de relatie met de leerling niet goed is, de leerling niet begeleid wil worden, je te betrokken raakt - de begeleiding zoveel tijd of energie vraagt dat je het niet meer kunt of mag opbrengen - je merkt dat je onvoldoende deskundig bent om de leerling goed te begeleiden. Concrete voorbeelden van wanneer een leerling altijd doorverwezen moet worden zijn: seksuele mishandeling; krassen; zelfmoordpogingen (of de gedachten daaraan); gezinsproblematiek; agressie; psychiatrische problemen (bijv. eetstoornissen); weglopen; uit huis plaatsingen etc. Om het aanmelden van leerlingen voor zorg te vereenvoudigen is de procedure voor aanmelding met ingang van schooljaar 2009-2010 gewijzigd. Naast het ZAT, waarin allerlei mensen van buiten zitten (zie hoofdstuk 3, blz. 13) is er nu ook een Intern Zorg Overleg. In dit Interne Zorg Overleg (IZO) zitten alle personen die betrokken zijn bij de zorg op school: de intern begeleider, de counselor, de orthopedagoog en de zorgcoördinator (zie hoofdstuk 3). Er is één vereenvoudigd aanvraagformulier voor alle vormen van zorg. (zie bijlage 1) Het is noodzakelijk om dit formulier zo volledig en concreet mogelijk in te vullen om de zorg zo snel mogelijk te laten starten. Onvolledig ingevulde formulieren kunnen niet in behandeling genomen worden. De mentor vult dit formulier in overleg met de teamleider in en stuurt het naar de zorgcoördinator (
[email protected]). De aanvraag wordt dan in het eerstvolgende Interne Zorg Overleg besproken (zie hoofdstuk 2).
4
Hoofdstuk 2 Stappenplan Stap 1: Wanneer een mentor geconfronteerd wordt met problematiek van een leerling, gaat de mentor met de leerling in gesprek. Er zijn dan 3 mogelijkheden: 1. De mentor voert begeleidingsgesprekken met de leerling wanneer er sprake is van niet te ernstige problematiek. 2. Wanneer de problematiek verder reikt dan wat van een mentor of team verwacht kan worden (bijvoorbeeld, ernstige motivatieklachten, depressiviteit, automutilatie, (vermoedens van) mishandeling, ernstige sociaal emotionele problematiek, vermoedens van stoornissen, gezinsproblemen, psychiatrische problemen (als eetstoornissen) etc.) brengt de mentor de leerling in overleg met de teamleider direct in in het interne zorgoverleg. De mentor benadert de ouders om hen toestemming te vragen hun kind in het zorgoverleg te bespreken. De mentor vult het aanvraagformulier voor zorg in. De volgende stap is dan stap 5. 3. In zeer dringende gevallen wordt de zorgcoördinator direct benaderd. Ook dan volgt stap 5. De mentor maakt een notitie in Magister. Stap 2: De mentor neemt contact op met ouders. De mentor maakt hier melding van in Magister. Stap 3: De mentor brengt de leerling in in het teamoverleg. Binnen het team worden afspraken gemaakt. Deze afspraken worden vastgelegd in Magister. Stap 4: De teamafspraken worden binnen 4 weken geëvalueerd. Deze evaluatie wordt in Magister opgenomen. Wanneer met de gemaakte afspraken geen resultaat geboekt wordt, of wanneer het probleem blijft voortduren, of wanneer het team bepaalt dat het direct nodig is, wordt een leerling in overleg met de teamleider aangemeld voor het interne zorgoverleg. Deze aanmelding gebeurt door invulling van het aanvraagformulier voor zorg dat naar de zorgcoördinator opgestuurd wordt. Stap 5: De zorgcoördinator bepaalt of een leerling in het interne zorgoverleg, direct in het ZAT besproken wordt, of direct doorverwezen moet worden naar de externe zorg. De mentor wordt, over het algemeen, uitgenodigd de hulpvraag toe te lichten in het interne zorgoverleg. Voor het bespreken van een leerling in het ZAT geldt dat ouders toestemming moeten geven. De mentor neemt contact op met de ouders om toestemming te vragen. Geven zij deze niet, dan is het ons wettelijk niet toegestaan de leerling te bespreken. Wanneer dit het geval is, benadert de mentor de zorgcoördinator en zullen vervolgstappen besproken worden.
5
Stap 6: Het zorgoverleg bepaalt de volgende stap. Er wordt een case manager aangewezen en actiepunten worden geformuleerd. Deze worden via Magister en via de mail teruggekoppeld aan de mentor en de teamleider. Stap 7: Leerlingen ingebracht in het Intern Zorg Overleg (IZO) worden wekelijks besproken om de voortgang te bewaken. Twee weken na aanmelden volgt terugkoppeling aan de mentor over het plan van aanpak. Vier weken na inbreng van een leerling volgt een moment van evaluatie. Deze evaluatie wordt teruggekoppeld naar de mentor (Magister en mail). Hiermee moet voorkomen worden dat leerlingen te lang in het zorgcircuit blijven hangen zonder dat vorderingen geboekt worden. (PDCA-cirkel) Stap 8: Wanneer er geen vorderingen zijn wordt de leerling ingebracht in het ZAT. Afspraken over de te nemen stappen en de benoemde case manager worden via Magister en de mail teruggekoppeld naar de mentor en de teamleider. Het ZAT bepaalt de vervolgstappen. Hiervan wordt verslag gedaan via mail en Magister. Voor het bespreken van een leerling in het ZAT geldt dat ouders toestemming moeten geven. De mentor neemt contact op met de ouders om toestemming te vragen. Geven zij deze niet, dan is het ons wettelijk niet toegestaan de leerling te bespreken. Wanneer dit het geval is, benadert de mentor de zorgcoördinator en zullen vervolgstappen besproken worden.
Stap 9: Wanneer een leerling doorverwezen wordt naar externe zorgverleners, verlopen de contacten met de zorgverlener en de terugkoppeling aan de mentor via de leden van het zorgteam.
Schematisch ziet het stappenplan er als volgt uit:
6
Leerling met een probleem Niet ernstig
Aanmelden intern zorgoverleg (IZO)
mentorgesprekken
Contact ouders Doel(en) formuleren Verwerken in Magister
Binnen 4 weken evaluatie doel/resultaat Geen resultaat
Doel behaald
Bespreken in team, doel(en) formuleren
Crisis
Ernstig
Afronden (verwerken In Magister)
Binnen 2 weken terugkoppeling
Intern begeleiden
Doorverwijzen naar Zorg Advies Team (ZAT)
Info in Magister
Contact / terugkoppeling via Intern Zorg Overleg (IZO)
Info in Magister
Binnen 4 weken evalueren Geen resultaat Aanmelden bij Intern Zorg Overleg (IZO)
Doel behaald Afronden / verwerken in Magister
7
Zorgcoördinator Aanmelden bij Intern Zorgoverleg (IZO)
Doorverwijzen Contact + informatie via zorgcoördinator Info in Magister
Hoofdstuk 3 Zorgaanbod op school
Training Sociale Vaardigheden Jongeren kunnen soms moeite hebben met de communicatie met medeleerlingen en docenten. Sommige leerlingen ‘botsen’ dan regelmatig met hun klasgenoten of docenten. Anderen vinden het juist moeilijk om zich te uiten wanneer dat nodig is. Sommige jongeren beschikken over onvoldoende vaardigheden om zich in allerlei sociale situaties te handhaven. De mentor die dit signaleert, meldt dan, in overleg met de ouder(s)/verzorger(s) en de teamleider, een leerling aan voor een SoVa-training. Er vindt een intakegesprek plaats met de leerling, zijn of haar ouder(s)/verzorger(s) en de mentor om te kijken of de SoVa training kan helpen om de situatie te verbeteren. Elke jaar worden 2 trainingen gegeven. De eerste training start in oktober, de tweede training start in maart. De groep bestaat uit 10 tot 12 personen. Elke training bestaat uit: - Een intakegesprek met de leerling, de ouders en de mentor - 10 lessen waarin de volgende onderwerpen aan de orde komen: kennis maken luisteren vertellen voor je zelf opkomen kritiek uiten kritiek ontvangen omgaan met conflicten samenwerken complimenten geven en ontvangen pesten -
Halverwege de training is er een tussenevaluatie. Er wordt contact opgenomen met ouders en mentor om vorderingen te bespreken. De certificaatuitreiking waarbij er verslag wordt gedaan van de vorderingen van een leerling. Ook hierbij zijn ouders en mentor aanwezig.
Aanmelding voor de sociale vaardigheidstraining wordt geïnitieerd door de mentor, het docententeam, ouders of naar aanleiding van afname van de SAQI. Soms adviseert de schoolarts, na het afnemen van de KIVPA, aanmelding. De sociale vaardigheidstraining wordt gegeven door 2 trainers. Eén trainer houdt zich bezig met het programma, de andere trainer houdt de processen in de gaten en geeft hierop feedback. In de training wordt gewerkt met gedragsinstructie en gedragsoefening gericht op verbale en non verbale communicatie. De methode is ontwikkeld door Krijn Vermaas van Bureau Jeugdzorg Amstelland Meerlanden. Aanmelding voor de sociale vaardigheidstraining: de mentor vult het aanvraagformulier voor zorg in dat op intranet te vinden is onder formulieren leerlingenzorg zorgaanvraag. Het ingevulde formulier wordt naar de zorgcoördinator gestuurd. De zorgcoördinator geeft de aanmelding door aan de trainers.
8
Training Omgaan met faalangst Van iedere twaalf leerlingen heeft er één last van faalangst. Het is dus met andere woorden een veel voorkomend probleem. Vaak is het duidelijk als een leerling faalangst heeft, soms zorgt een leerling ervoor dat problemen onzichtbaar blijven. Faalangst wordt in sterke mate bepaald door een negatief verwachtingspatroon ten aanzien van het eigen kunnen en een negatief zelfbeeld. Met behulp van cognitieve herstructureringstechnieken (positief denken, complimenten, oppeppers, gedachtestop) wordt geprobeerd het negatieve denkpatroon te doorbreken en om te zetten in een realistischer verwachtingspatroon en een positiever zelfbeeld. Op het HVC worden jaarlijks drie groepstrainingen van 8 lessen gegeven aan faalangstige leerlingen. Eén van deze trainingen is speciaal voor examenleerlingen. De groep bestaat uit maximaal 12 leerlingen. Leerlingen kunnen op verschillende manieren in aanmerking komen voor de faalangstreductietraining: op eigen initiatief, op initiatief van de mentor of het docententeam, op initiatief van ouders, of naar aanleiding van de SAQI. De aanmelding geschiedt door de mentor. Na aanmelding volgt een intakegesprek. De training die gebruikt wordt is ontwikkeld door het RIAGG en gebaseerd op Nieuwenbroek, Ringrose en Nijenhuis. In de eerste lessen wordt gekeken naar wat faalangst precies is en wat het voor de leerlingen betekent. In de lessen daarna worden manieren aangeleerd om beter met faalangst om te kunnen gaan. Aan de orde komen: -
Wat is faalangst? Stevig zijn (zelfbewust gebruik van lichaamstaal) Ontspannen (geleide fantasie, ademhalingsoefeningen, spieroefeningen etc.) GGG denken (gebeurtenis -> gedachte -> gevoel) Positief / neutraal denken Studievaardigheden
Aanmelding voor de faalangstreductietraining: de mentor vult het aanvraagformulier voor zorg in dat op intranet te vinden is onder formulieren leerlingenzorg zorgaanvraag. Het ingevulde formulier wordt naar de zorgcoördinator gestuurd
9
Rouwgroep Jongeren die te maken hebben met een verlies in hun omgeving kunnen terecht bij de rouwgroep. Het doel van de rouwgroep is onder andere het delen van ervaringen, gedachten en gevoelens om daardoor makkelijker over het verlies te kunnen praten, het actief werken aan het (opnieuw) overzicht krijgen over de eigen situatie en het versterken van de rouwende jongere zelf. Middelen om die doelen te bereiken zijn o.a. muziek, luisteren naar elkaars verhalen, schrijven van gedichten of verhalen etc. De rouwgroep is bestemd voor leerlingen die iemand verloren hebben. Wenselijk is dat dit verlies niet te nieuw is (uitgegaan wordt van minstens 3 maanden voordat een leerling bij de rouwgroep terecht komt). Wanneer er een rouwgroep komt, hangt af van de vraag. De grootte van de groep is wisselend. Rouwbegeleiding kan ook individueel gegeven worden wanneer er geen andere leerlingen zijn. Aanmelding kan op verschillende manieren geschieden. Over het algemeen zijn mentoren goed op de hoogte van wat er in het leven van een leerling gebeurt. De mentor bespreekt met de leerling of er behoefte is aan rouwbegeleiding en spreekt daarna de zorgcoördinator aan. De zorgcoördinator benadert de rouwbegeleider. De rouwbegeleider nodigt vervolgens de leerling uit voor een gesprek. De laatste jaren is er ongeveer 1 rouwgroep per jaar bijeengekomen. Het aantal bijeenkomsten en het aantal deelnemers varieert, afhankelijk van de behoefte. Naast deze rouwgroep heeft de rouwbegeleider ook een taak op school als het gaat om begeleiding van klassen die direct (medeleerling, docent) of indirect (ouders van klasgenootjes) te maken krijgen met een overlijden. Wanneer zo’n overlijden plaats vindt, wijken de lessen en worden de mentor en de rouwbegeleider ingezet. Op school wordt een stilteplek ingericht voor leerlingen en collega’s om de overledenen te kunnen herdenken. Wanneer er sprake is van een sterfgeval benadert de mentor de zorgcoördinator. De zorgcoördinator benadert de rouwbegeleider. Begeleidingsgesprekken Leerlingen kunnen aangemeld worden voor begeleiding door de intern begeleider, counselor of orthopedagoog wanneer er sprake is van gedragsproblemen (problemen met werkhouding en concentratie, motivatieproblemen, huiswerkproblemen, plotselinge achteruitgang in resultaten, spijbelen, autoriteitsconflicten, slechte relatie met medeleerlingen, crimineel gedrag binnen of buiten de school) en bij psychosociale problemen (emotionele problemen als angst, faalangst, depressiviteit, negatief zelfbeeld, opvallend / vreemd gedrag, mishandeling en / of seksueel misbruik of een vermoeden daarvan, verslavingsproblemen, gezinsproblemen). De begeleiding van de leerlingen is er op gericht leerlingen een beter inzicht te geven in hun situatie, de rol die ze daarin spelen en de mogelijkheden die ze hebben om keuzes te maken en veranderingen aan te brengen. De begeleiders kunnen de mentor ondersteunen bij de persoonlijke begeleiding van leerlingen met problemen, die van velerlei aard kunnen zijn en die hun prestaties, het gedrag thuis en op school beïnvloeden. Aanmelding voor leerlingbegeleiding : de mentor vult in overleg met de teamleider het aanvraagformulier voor zorg in dat op intranet te vinden is onder formulieren leerlingenzorg zorgaanvraag. Het ingevulde formulier wordt naar de zorgcoördinator gestuurd. Wanneer de zorgcoördinator dit formulier ontvangen heeft, wordt de leerling besproken in het eerstvolgende Interne Zorg Overleg, dat wekelijks plaatsvindt. De ernst
10
van het probleem bepaalt of de leerlingbegeleider, de counselor of de orthopedagoog met de leerling aan de slag gaat. Schoolarts De schoolarts is regelmatig op donderdagen op school. Zij spreekt dan met leerlingen uit het tweede leerjaar naar aanleiding van de zogenaamde KIVPA -vragenlijsten(Korte Indicatieve Vragenlijst voor Psychosociale Problematiek bij Adolescenten) (zie hoofdstuk 5). Daarnaast is de schoolarts beschikbaar voor gesprekken met leerlingen naar aanleiding van lichamelijke of (vermoede) psychosomatische problematiek. Deze gesprekken kunnen plaatsvinden op verzoek van de leerling, op verzoek van de ouders en op verzoek van school. Wanneer een leerling door school naar de schoolarts verwezen wordt, moet ouders altijd om toestemming gevraagd worden. Wanneer er sprake is van veelvuldig ziekteverzuim kan een leerling doorverwezen worden naar de schoolarts. Ook hiervoor moeten ouders toestemming geven. Wel is het zo dat wanneer deze toestemming geweigerd wordt, de leerling doorverwezen wordt naar de leerplichtambtenaar. Wanneer het nodig is zal dan een onafhankelijk arts een keuring verrichten (SMA-arts). Wanneer een leerling met ziekteverzuim aangemeld moet worden voor een bezoek aan de schoolarts is terug te vinden in het Verzuimprotocol. Bijlage 2) Orthopedagoog Vanaf 1 augustus 2009 heeft het HVC een orthopedagoog in dienst. De orthopedagoog ondersteunt het LWOO team, doet onderzoek bij complexe gedragsproblematiek waarbij ook stagnerende leer – en schoolprestaties spelen. Zij ondersteunt de teams door het bij te staan bij het maken van handelingsplannen. Zij begeleidt leerlingen met sociaalemotionele problematiek, adviseert mentoren en docenten, neemt testen af op het gebied van intelligentie, sociaal emotionele problematiek en gedragsstoornissen. Daarnaast kan de orthopedagoog, in samenwerking met onder andere de zorgcoördinator, interne trainingen verzorgen. (bijvoorbeeld in gesprekstechnieken). Het aanmelden van leerlingen voor begeleiding door de orthopedagoog, geschiedt door middel van het aanvraagformulier voor zorg dat te vinden is op intranet onder formulieren leerlingenzorg zorgaanvraag. De orthopedagoog zal op verzoek van de teamleider, in overleg met de zorgcoördinator, ondersteuning bieden aan mentoren en docenten. Vertrouwenspersoon Het kan voor komen dat leerlingen met een bepaald probleem niet bij de mentor, de teamleider of de schoolleiding terecht kunnen of willen. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van machtsmisbruik, zowel van de kant van de (mede)leerlingen als van de kant van docenten, medewerkers en schoolleiding. Een leerling wordt bijvoorbeeld gepest, psychisch en/of fysiek mishandeld of geïntimideerd. Leerlingen die machtsmisbruik ondergaan, weten vaak niet wat te doen. Daarom zijn er op onze school vertrouwenspersonen aangewezen, waarbij men terecht kan voor informatie, (eerste) opvang, ondersteuning en eventuele doorverwijzing naar externe hulpverleningsinstanties of naar de landelijke klachtencommissie. De vertrouwenspersonen begeleiden de leerling niet, maar verwijzen deze zonodig door.
11
Ambulant begeleider (AB-er) Op het HVC zitten leerlingen met een stoornis of handicap. Een aantal van hen heeft een leerling gebonden financiering (LGF) ofwel een rugzakje. Er wordt bij handicaps en stoornissen een onderscheid gemaakt tussen 4 clusters. Cluster 1 leerlingen zijn leerlingen met een visuele beperking; Cluster 2 leerlingen zijn leerlingen met een auditieve beperking en/of spraakmoeilijkheden; Cluster 3 leerlingen zijn leerlingen met een geestelijke of verstandelijke beperking of langdurig zieke leerlingen; Cluster 4 leerlingen zijn leerlingen waarbij sprake is van gedragsproblematiek. Alle leerlingen die een cluster 4 indicatie (ofwel een LGF of rugzakje) hebben, worden begeleid door een ambulant begeleider. De cluster 4 leerlingen worden begeleid door een ambulant begeleider van Altra. Omdat het aandeel cluster 4 leerlingen groot is, is de ambulant begeleider van de cluster 4 leerlingen wekelijks anderhalve dag op school om gesprekken met de leerlingen te voeren. De ambulant begeleider stelt een begeleidingsplan op. Daarnaast onderhoudt hij contacten met de mentor en de intern begeleider over het functioneren van de leerling. Desgewenst kan de ambulant begeleider bij vergaderingen aanwezig zijn om zijn expertise te delen. Aanmelding voor ambulante begeleiding geschiedt door de zorgcoördinator. Leerlingen met een Leerling Gebonden Financiering (LGF) ofwel: de rugzakleerlingen Naast de begeleiding door de ambulant begeleider worden leerlingen met een rugzakje vanaf 1 augustus 2009 ook begeleid door de intern begeleider. Voorheen werd de mentor met deze taak belast. De normale mentortaken blijven bij de mentor. De intern begeleider is verantwoordelijk voor de extra zorg en onderhoudt contacten met mentor en team. De invulling van de begeleiding door de intern begeleider wordt in overleg met de leerling, de ouders, de mentor, de ambulant begeleider en de zorgcoördinator bepaald. De begeleiding kan onder andere bestaan uit het geven van ondersteuning bij problemen met plannen, structureren aanbrengen, organisatie van het huiswerk; het bespreken van allerlei situaties en gebeurtenissen en het oefenen en begeleiden daarin Rugzakleerlingen komen automatisch voor de begeleiding in aanmerking. De mentor wordt benaderd door de intern begeleider en hoeft de leerlingen hiervoor niet aan te melden. Het (her)aanvragen van Leerling Gebonden Financiering (ofwel een rugzak) loopt altijd via de zorgcoördinator. Intern Zorg Overleg Wekelijks overleggen de intern begeleider, de counselor, de orthopedagoog en de zorgcoördinator over de leerlingen op het HVC die op de één of andere manier extra ondersteuning nodig hebben. Wanneer een mentor of team meent dat een leerling aangemeld moet worden voor extra ondersteuning, dan wordt de mentor uitgenodigd, in overleg met de teamleider het aanvraagformulier “zorgaanvraag” in te vullen. De leerling wordt in het eerstvolgende zorgoverleg voor de sector waarin de leerling zit, besproken. Indien de situatie daar om vraagt dan zal de mentor of de teamleider uitgenodigd worden om de aanvraag nader toe te lichten. Binnen vier weken volgt terugkoppeling naar de mentor over wel of niet bereikte resultaten. Op basis hiervan wordt bepaald wat er verder moet gebeuren met de leerling.
12
Zorg Advies Team Elke maand is er de mogelijkheid om leerlingen in te brengen voor overleg met het Zorg Advies Team. De data van de bijeenkomsten van het ZAT staan vermeld in de jaarplanning. In het Zorg Advies Team zitten naast de intern begeleider, de counselor, de orthopedagoog en de zorgcoördinator ook de schoolarts, de ambtenaren leerplicht (Haarlemmermeer en Hillegom) en de toegangsmedewerker van Bureau Jeugdzorg. Politie, reclassering en andere instanties kunnen worden uitgenodigd wanneer de situatie daarom vraagt. Het Zorg Advies Team adviseert en is sluis naar externe hulpverlening en een eventuele opvang van leerlingen in de Time-Out/Rebound voorziening in Aalsmeer. Leerlingen worden via het Interne Zorg Overleg doorverwezen naar het Zorg Advies Team. Indien nodig zal daarvoor een mentor of teamleider uitgenodigd worden.
13
Hoofdstuk 4 Externe zorg Leerlingen kunnen via het Zorg Advies Team doorverwezen worden naar allerlei externe deskundigen (Riagg, Jeugdzorg, etc.). Aanmelding geschiedt altijd in overleg met ouders. Naast deze geïndiceerde hulpverlening kan het Zorg Advies Team van het HVC voor zorgleerlingen een beroep doen op een aantal andere instellingen. Rebound: Rebound is een voorziening van het Samenwerkingsverband VO/SVO Amstelland en de Meerlanden 29.1 voor gedragsmoeilijke leerlingen. Rebound biedt ondersteuning voor leerlingen uit het reguliere voortgezet onderwijs die tijdelijk niet in hun ‘eigen’ school te handhaven c.q. te begeleiden zijn omdat zij grensoverschrijdend gedrag vertonen. Rebound is een unieke samenwerking tussen onderwijs, jeugdzorg, maatschappelijk werk en / of opvoedingshulp. Hierdoor is het mogelijk om systematisch aan zowel schooltaken, als sociale vaardigheden te werken. De nadruk in het programma ligt op motivatie– en gedragsverandering, herstel van de verhoudingen op school, verbetering van de leerattitude en het inhalen van onderwijsachterstanden. De school van herkomst is verantwoordelijk voor het aan te leveren werk en de toetsen. Aanmelding voor Rebound geschiedt door de zorgcoördinator op verzoek van het Interne Zorg Overleg of het Zorg Advies Team. Plaatsing bij Rebound is maximaal 3 maanden. Leerlingen blijven ingeschreven op de school van herkomst. ODR Op De Rails (ODR) is een voorziening voor leerlingen met ernstige gedragsproblemen die de veiligheid van de school in gevaar brengen. Het doel van een ODR-plaatsing is terugkeer naar het regulier onderwijs. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt gezocht naar een andere oplossing. Tijdens de ODR plaatsing wordt gewerkt aan het reguleren van het gedrag, het aanleren van sociale vaardigheden en het voortzetten van het onderwijsprogramma. Leerlingen met een indicatie van een Commissie voor Indicatiestelling, ofwel leerlingen met een rugzakje (LGF) kunnen niet aangemeld worden. Een ODR-plaatsing is maximaal 1 jaar. Aanmelding voor ODR geschiedt door de zorgcoördinator op verzoek van het Interne Zorg Overleg of het Zorg Advies Team. Herstart Herstart is een voorziening voor leerlingen die om diverse redenen meer dan 4 weken thuis zitten. Doel is leerlingen weer te laten wennen aan school en een passende onderwijsplek in het regulier of speciaal onderwijs te vinden. Aanmelding geschiedt door de leerplichtambtenaar. Leerlingen met een indicatie van een Commissie voor Indicatiestelling, ofwel leerlingen met een rugzakje (LGF) kunnen niet aangemeld worden. Plaatsing bij herstart is voor maximaal 16 weken. De leerling blijft op de school van herkomst ingeschreven. PCL De permanente commissie leerlingenzorg (PCL-VO) is een bovenschoolse commissie die zich bezighoudt met allerlei zaken rond de zorg aan leerlingen op de aangesloten scholen van het samenwerkingsverband. De voornaamste taak is het beoordelen van
14
zorgaanvragen en bewaken van de inzet en kwaliteit van de geboden zorg van scholen of derden met betrekking tot de aanvullende bekostiging. Daarnaast adviseert de PCL scholen in de aanpak van leerlingen waarbij sprake is van ernstige problematiek. Speciaal Voortgezet Onderwijs Leerlingen waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek, kunnen onder bepaalde voorwaarden doorverwezen worden naar het Speciaal Voortgezet Onderwijs (ofwel de cluster 4 scholen, ofwel de ZMOK-scholen). Leerlingen die al een cluster 4 indicatie hebben en waarvan de ouders akkoord gaan met overplaatsing, kunnen overgeplaatst worden wanneer er plaats is op het SVO. Voor leerlingen die geen cluster 4 indicatie hebben zal eerst de cluster 4 aanvraag gedaan moeten worden (zie hoofdstuk 7). Contacten met en verwijzen naar het speciaal onderwijs, gebeurt door de zorgcoördinator.
15
Hoofdstuk 5 Testen NIO en NPV-J Bij leerlingen die aangemeld worden voor de brugklas van het VMBO basis en kader wordt een test afgenomen. Doel van deze testen is om te achterhalen of er leerachterstanden zijn en of er sprake is van sociaal emotionele problematiek. Op basis van de uitslag van deze testen kan bijvoorbeeld een LWOO beschikking aangevraagd worden. Screeningsdictee Alle leerlingen uit de brugklas maken een screeningsdictee ten behoeve van onderzoek naar eventuele dyslexie. SAQI In de maand november wordt in alle brugklassen de SAQI –test afgenomen worden. De SAQI ( school attitude questionnaire Internet) is de digitale variant van de School Vragen Lijst (SVL) van drs. Harrie Vorst en drs. Joop Smits. De SAQI onderzoekt: Motivatie: - Leertaakgerichtheid - Concentratie in de klas - Huiswerkattitude Welbevinden: - Plezier op school - Sociaal aanvaard voelen - Relatie met de leerkrachten Zelfconcept: - Sociale vaardigheid - Uitdrukkingsvaardigheid - Zelfvertrouwen bij proefwerken Deze drie zaken houden direct verband met de prestaties op school en de schoolcarrière. Doel van de test is het optimaliseren van de begeleiding door de mentoren. Mentoren kunnen met behulp van deze test onder andere uitval of problemen signaleren en zo zorgen voor een vroegtijdige aanpak. De zorgcoördinator coördineert de afname van de test en zorgt ervoor dat de mentor de resultaten van de test krijgt en dat de resultaten in Magister gezet worden. KIVPA De KIVPA, de Korte Indicatieve Vragenlijst voor Psychosociale Problematiek bij Adolescenten, is in 1997 ontwikkeld ten behoeve van de vroegsignalering van psychosociale problemen door de Jeugdgezondheidszorg van GGD’en in het Voortgezet Onderwijs. De KIVPA wordt in alle tweede klassen afgenomen. De schoolarts roept leerlingen op als de antwoorden op de KIVPA daar aanleiding toe geven en voert één of meer gesprekken met deze leerlingen. Soms verwijst de schoolarts door naar zorg
16
binnen of buiten de school. Wanneer ouders daarvoor toestemming geven kan de uitslag worden gecommuniceerd met de zorgcoördinator en/of de mentor.
Voor informatie over dyslexie en alles wat daarmee te maken heeft kan de mentor terecht bij de Dyslexie-coördinator, Mevrouw van Dijk of bij de dyslexiecoach van het team.
17
Hoofdstuk 6 Veel voorkomende ontwikkelingsstoornissen Kenmerken en do’s en don’ts In het reguliere onderwijs krijgen we steeds meer te maken met leerlingen met een ontwikkelingsstoornis. Deze leerlingen hebben moeite met zaken die voor de andere leerlingen heel vanzelfsprekend zijn. Om deze leerlingen zo optimaal mogelijk te begeleiden volgt hier een kort overzicht van de meest voorkomende stoornissen en de handvatten om deze leerlingen zo goed mogelijk te begeleiden.*
ADHD: Is de afkorting van Attention Deficit Hyperactivity Disorder. Kinderen met ADHD kunnen hun aandacht niet lang genoeg op één onderwerp richten en kunnen onbelangrijke prikkels moeilijk buitensluiten. Kinderen met ADHD hebben vaker dan gemiddeld last van: aandachts- en concentratieproblemen; impulsiviteit; hyperactiviteit. Kinderen met ADHD zijn niet altijd druk. Zij kunnen zich wel concentreren, maar dat kost hen veel moeite. Kinderen met ADHD kunnen opvallen door: - over een grote creativiteit beschikken - energiek en enthousiast zijn - spontaan en open zijn - humor hebben - een goed inlevingsvermogen hebben - moeilijk stil kunnen zitten - veel praten - onrustig gedrag - moeite hebben met organisatie van taken en activiteiten - moeilijk instructies kunnen volgen - vaak spullen kwijt zijn - moeilijk blijvend de aandacht kunnen houden - stoer of clownesk gedrag vertonen - zich egocentrisch gedragen - moeilijk op hun beurt kunnen wachten - antwoord geven voordat de vraag volledig gesteld is - veel risico’s nemen - bezigheden van anderen verstoren - zichzelf opdringen - zich agressief gedragen Tips: Pedagogisch handelen: - duidelijke regels - ongewenst gedrag bespreekbaar maken met de leerling - spreek waardering uit bij goed gedrag - extra aandacht geven bij nieuwe of moeilijk situaties - extra aandacht besteden aan het opbouwen van een relatie - stel een time-out in bij oplopende spanningen Didactisch handelen: - maak duidelijke en concrete afspraken - breng structuur aan in de werkwijze
18
-
geef behapbare taken en opdrachten maak samen met de leerling een planning controleer huiswerk, agenda enz. maak gestelde doelen inzichtelijk
Overig: Houd contact met ouders. Blijf op de hoogte van medicijngebruik Vermijd: - het stellen van veel vragen - onverwachte veranderingen - escalatie, grijp preventief in - negatieve feedback - zet de leerling niet naast een drukke leerling - inconsequentie - het geven van te veel opdrachten en taken tegelijkertijd - teveel ruimte voor de leerling om zelf tijd in te vullen - te veel spullen bij de leerling op tafel ADD: Add staat voor Attention Deficit Disorder. Kinderen met ADD hebben net als kinderen met ADHD een aandachts- en concentratiestoornis. Ze hebben echter minder last van impulsiviteit en geen last van hyperactiviteit. Kinderen met ADD vallen daarom niet op door lastig gedrag. Zij hebben veel moeite om zich ertoe te zetten iets te ondernemen. Kinderen met ADD kunnen opvallen door: - humor en gevatheid - creativiteit - gevoelig en zorgzaam zijn - weinig aandacht voor detail - onnauwkeurig en langzaam werken - moeite hebben de aandacht erbij te houden, makkelijk afgeleid worden door prikkels - niet lijken te luisteren - instructies niet volledig begrijpen - moeite hebben met het organiseren van taken en activiteiten - grote taken uitstellen of uit de weg gaan - geen onderscheid kunnen maken tussen hoofd- en bijzaken - huiswerk maar deels maken - vergeetachtigheid en dagdromen - langzaam werken Tips: Pedagogisch handelen: - duidelijke regels - extra aandacht geven bij nieuwe of moeilijk situaties - extra aandacht besteden aan het opbouwen van een relatie Didactisch handelen: - maak duidelijke en concrete afspraken - breng structuur aan in de werkwijze - geef behapbare taken en opdrachten - maak samen met de leerling een planning
19
-
controleer huiswerk, agenda enz. maak gestelde doelen inzichtelijk
Overig: Houd contact met ouders. Blijf op de hoogte van medicijngebruik Vermijd: - het stellen van veel vragen - onverwachte veranderingen - negatieve feedback - zet de leerling niet naast een drukke leerling - inconsequentie - het geven van te veel opdrachten en taken tegelijkertijd - teveel ruimte voor de leerling om zelf tijd in te vullen - te veel spullen bij de leerling op tafel
20
Autisme Spectrum Stoornissen: De Autisme Spectrum Stoornis (ASS) is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, waarbij de informatieverwerking belemmerd is. Mensen met een ASS kunnen de volgende probleemgebieden hebben: - problemen in de sociale interactie - problemen in de verbale en non-verbale communicatie - problemen in verbeelding en het voorstellingsvermogen Er is een grote verscheidenheid in verschijningsvormen. De mate waarin de problemen het functioneren van ASS leerlingen belemmert is zeer verschillend. Er worden 5 subgroepen onderscheiden: - (klassiek) autisme - Syndroom van Asperger - PDD-NOS - Rett-syndroom - Desintegratie van de kinderleeftijd In het regulier onderwijs worden we eigenlijk alleen geconfronteerd met het syndroom van Asperger en met PDD- NOS. Syndroom van Asperger: Kinderen met Asperger vertonen overeenkomsten met het klassiek autisme, zoals problemen met communicatie, socialisatie en motoriek. Er zijn echter ook duidelijke verschillen. Ten eerste is er bij kinderen met Asperger sprake van een gemiddelde tot hoge intelligentie. Ten tweede beschikken kinderen met Asperger over een goed taalgebruik. Kinderen met Asperger hebben meer dan gemiddeld last van agressie, depressie en angsten. Kinderen met Asperger kunnen opvallen door: - goed oog voor detail - goed geheugen - hoge tot zeer hoge intelligentie - goede grammaticale kennis en grote woordenschat - gebrek aan inlevingsvermogen - moeite hebben met het aangaan van vriendschappen - gebrekkige sociale vaardigheden - het vertonen van excentriek gedrag - gebrekkige non-verbale communicatie - volledig op kunnen gaan in bepaalde onderwerpen - een afwijkende manier van praten: weinig variatie in ritme en toon, vaak een afwijkende en formele woordkeuze - geen onderscheid kunnen maken tussen letterlijk en figuurlijk - ontwijken van oogcontact - grote zintuiglijke overgevoeligheid - geen of nauwelijks uiting van emotie Tips: Communicatie: - reageer consequent, kort en duidelijk - maak communicatie en lesstof visueel - noem de leerling bij aanspreken bij de naam - geef positieve feedback en beschrijf gewenst gedrag Pedagogisch handelen: - neem emotionele afstand - zorg voor een rustige plaats in de klas
21
-
stel duidelijke regels geef extra uitleg over emoties geef extra aandacht bij moeilijke of nieuwe situaties
Didactisch handelen: - help de leerling organiseren - geef duidelijke en begrensde opdrachten - controleer of de leerling het begrijpt - houd je extra aan gemaakte afspraken Vermijd: - open vragen - het gebruik van dubbelzinnig of figuurlijk taalgebruik - lange zinnen - discussies - non-verbale communicatie zonder deze verbaal te ondersteunen - onverwachte veranderingen - aanrakingen - complexe opdrachten - dwang tot samenwerken PDD-NOS PDD-NOS is de afkorting voor Pervasive Developmental Disorder, not otherwise specified. PDD-NOS is een restgroep van alle stoornissen. Mensen met deze stoornis vertonen veel symptomen van autisme, maar niet voldoende om zo gediagnosticeerd te worden. Met name het sociale begrip en de sociale intuïtie ontwikkelen zich bij PDD-NOS zeer moeizaam. Kinderen met PDD-NOS variëren heel erg in hun vaardigheden, intelligentie en gedrag. Het is daarom moeilijk om algemeen geldende kenmerken te geven. Kinderen met PDD-NOS kunnen opvallen door: - onhandig en angstig gedrag in sociale situaties - weinig begrip van non-verbale communicatie - moeite hebben met sociale vaardigheden - ontbreken van wederkerigheid in contact - het geven van een eenzame en gesloten indruk - angstig zijn voor veranderingen - fanatiek vasthouden aan routines - eenzijdige belangstelling - rigide en dwangmatige gedragspatronen - last hebben van tics - het ontwijken van oogcontact - overgevoelige reacties op zintuiglijke prikkels - abnormale gehechtheid aan bepaalde voorwerpen - weinig gevoelsreacties op geluiden, beelden, temperaturen of aanrakingen - een trage taalontwikkeling - eigenaardig ouwelijk taalgebruik - taal letterlijk nemen Tips: Communicatie: - reageer consequent - maak communicatie visueel - noem bij het aanspreken eerste de naam van de leerling - geef positieve feedback en beschrijf gewenst gedrag
22
Pedagogisch handelen: - zorg voor een rustige plaats in de klas - stel duidelijke regels - geef extra uitleg over emoties - geef extra aandacht bij moeilijke of nieuwe situaties Didactisch handelen: - besteed aandacht aan orde, regelmaat en structuur - help de leerling organiseren - geef duidelijke en begrensde opdrachten - controleer of de leerling je begrepen heeft Vermijd: - vage of open vragen - gebruik van moeilijk, dubbelzinnig of figuurlijk taalgebruik - discussies - non-verbale communicatie zonder deze verbaal te ondersteunen - onverwachte veranderingen - straffen door afspraken te maken - complexe opdrachten - werken onder druk
ODD en CD: ODD staat voor Oppositional Defiant Disorder (Oppositioneel Opstandige Gedragsstoornis), CD staat voor Conduct Disorder (Antisociale Gedragsstoornis). Kinderen met ODD zijn moeilijk op te voeden, hebben moeite om zich te houden aan afspraken en komen opstandig over. CD wordt gezien als een ernstigere variant van ODD. Kinderen met CD komen over alsof ze geen respect hebben voor de gevoelens van anderen. Deze kinderen kunnen, in tegenstelling tot kinderen met ODD, gewelddadig gedrag vertonen. Kinderen met ODD en CD hebben vaak een tekortschietende emotionele zelfregulatie, zijn snel gefrustreerd en kunnen moeilijk omschakelen naar een andere houding ten opzichte van een situatie. Kinderen met ODD kunnen opvallen door: - vaak driftig zijn - weigeren zich te voegen naar de wensen van volwassenen - bij anderen irritatie opwekken - schuld afschuiven op anderen - prikkelbaar zijn, zich makkelijk ergeren - boos zijn - hatelijk of wraakzuchtig zijn Kinderen met CD kunnen opvallen door: - pestgedrag, bedreigen en intimideren - aanzetten tot vechten - mens en dier mishandelen - dwingen tot seksueel contact - stelen of liegen om verantwoordelijkheden uit de weg te gaan - vandalisme - spijbelen
23
-
wegloopgedrag
Tips: Pedagogisch handelen: - stel samen met de leerling duidelijke regels op - treed op bij ongewenst gedrag en bespreek het gedrag - geef positieve feedback over goed gedrag - stel een time-out in bij oplopende spanningen - benader situaties constructief - besteed aandacht aan het opbouwen van een goede relatie Didactisch handelen: - geef alleen instructies die de leerling zeker kan uitvoeren - geef alleen instructie als je de volledige aandacht van de leerling hebt - zorg met andere docenten voor een eenduidige reactie op ongewenst gedrag Vermijd: - te veel vragen in één keer - eisen, geef keuzes - onhaalbare doelen - aanraking - lange en vragende instructies Vat het gedrag van de leerling niet persoonlijk op. NLD: NLD staat voor Non-verbal Learning Disabilities (non-verbale leerstoornissen). Het is een neurologische stoornis in de rechter hersenhelft, waardoor een deel van de informatieverwerking problematisch verloopt. Auditieve informatie wordt beter verwerkt dan informatie die binnenkomt via zien of voelen. Kinderen met NLD hebben moeite met het verwerken van non-verbale informatie. NLD wordt gekenmerkt door leerproblemen bij met name wiskunde, problemen met ruimtelijk inzicht, motorische problemen en sociale problemen. NLD komt vaak voor in combinatie met andere stoornissen, met name dyscalculie van het visueel-ruimtelijk type. Kinderen met deze stoornis hebben bovengemiddeld last van psychiatrische stoornissen als angststoornissen en depressies. Kinderen met NLD kunnen opvallen door: - een grote woordenschat - ouwelijk taalgebruik - veel praten - een goed auditief en repetitief geheugen - moeite hebben met onderscheid tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik - moeite hebben met het verwerken van visuele en tactiele (tastbare, voelbare) informatie - zwak tijdsbesef - een slecht ontwikkelde motoriek - weinig exploratiegedrag - een gebrek aan sociale vaardigheden - angst voor nieuwe sociale situaties - plotselinge uitbarstingen van woede en angst - moeite hebben met begripsvorming, logisch redeneren en problemen oplossen - moeite hebben met het aanleren van routine
24
Tips: Communicatie: - moedig contact met leeftijdsgenoten aan - wees tolerant tegenover veelvuldig vragen van de leerling Pedagogisch handelen: - leer de leerling gericht vragen te stellen - besteed aandacht aan het geven van inzicht in sociale situaties Didactisch handelen: - help de leerling met organiseren - biedt instructies zoveel mogelijk verbaal en stap voor stap aan - geef de leerling de tijd om opdrachten hardop te lezen, of lees de opdrachten zelf hardop voor - maak gebruik van eenduidige rekenstrategieën - toets zoveel mogelijk mondeling Vermijd: - dubbelzinnig of figuurlijk taalgebruik - discussie - non-verbale communicatie zonder deze verbaal te ondersteunen - onverwachte veranderingen DCD: DCD staat voor Developmental Coördination Disorder (stoornis in de ontwikkeling van de coördinatie van bewegingen). DCD is ook wel bekend als dyspraxie, sensorische integratieproblemen of Clumsy Child Syndrom. Kinderen met deze stoornis hebben een slecht ontwikkelde motoriek. DCD is een stoornis waarbij het bedenken, plannen en uitvoeren van bewegingen problematisch verloopt. Motorisch handelingen worden onvoldoende geautomatiseerd. Vaak gaat DCD samen met problemen met spraak, taal, waarnemen, denken en gevoelige tastzin. Verondersteld wordt dat DCD veroorzaakt wordt door onvolgroeidheid of vertraging in de ontwikkeling van bepaalde gebieden in de hersenen. Kinderen met DCD hebben doorgaans een normale intelligentie. De stoornis gaat vaak gepaard met andere ontwikkelingsstoornissen. Kinderen met DCD kunnen opvallen door: - houterige bewegingen, slechte fijne of grove motoriek, veel knoeien - moeite hebben met spraak - introvert zijn - faalangstig zijn - snel afgeleid zijn - moeite hebben met organiseren en ordenen - gebrekkige sociale vaardigheden Tips: Communicatie: - reageer consequent, kort en duidelijk Pedagogisch handelen: - stel regels duidelijk en expliciet - bereid de leerling voor op veranderingen Didactisch handelen: - geef individuele instructie - bied informatie op verschillende manieren aan
25
-
werk met planningen laat de leerling met een computer werken toets mondeling
Vermijd: - negatieve feedback - onverwachte veranderingen * Uit “Ontwikkelingsstoornissen bij leerlingen” door Luuk van Langen, Tandem Felix Uitgeverij, Ubbergen 2006
26
Hoofdstuk 7 Cluster 4 indicatie Voor leerlingen waarbij sprake is van gediagnosticeerde gedragsproblematiek kan soms een cluster 4 indicatie aangevraagd worden. Het aanvragen van een cluster 4 gebeurt door de zorgcoördinator en de ouders samen. Het aanvragen van een cluster 4 indicatie is een ingewikkeld, bewerkelijk en tijdrovend proces. Afhankelijk van wat er al aan onderzoeksgegevens is duurt de hele procedure gemiddeld 4 tot 8 maanden. Van de school wordt verwacht dat er een onderwijskundig rapport ingevuld wordt, dat er een gedragsvragenlijst ingevuld wordt en dat er een handelingsplan ligt dat minstens een half jaar toegepast en geëvalueerd is. Er moet aangetoond worden dat er sprake is van integraliteit van de problematiek. Integraliteit van problematiek wil zeggen dat er niet alleen op school problemen moeten zijn, maar ook buiten school (thuis, in de vrijetijdsbesteding etc.). Ook moet de onderwijsbeperking aangetoond worden. Er moet een rapport zijn van psychodiagnostisch onderzoek en verslag van begeleiding door externe hulpverlening (zoals bijvoorbeeld Riagg). Als een leerling de indicatie krijgt, dan kan deze op 2 manieren ingezet worden. De eerste manier is het aanvragen van een Leerling Gebonden Financiering, ofwel een rugzakje. School krijgt dan een bedrag dat besteed moet worden aan de begeleiding van de leerling. Momenteel is dat bedrag ongeveer €3000. Ouders beslissen in overleg met school over de invulling van de begeleiding. Vanaf augustus 2009 wordt dit bedrag besteed aan de inzet van de intern begeleider. De tweede manier is plaatsing op het Speciaal Voortgezet Onderwijs. Ouders bepalen op welke manier de indicatie ingezet wordt. School heeft slechts een adviserende rol.
27
Hoofdstuk 8 Wie doet wat? De zorgcoördinator: Patricia Lampe
[email protected]
De leerlingbegeleiders: Mascha van Dijk Orthopedagoog
[email protected]
Sjoerd Geerlings Counselor
[email protected]
Mareille Jongkind Intern Begeleider
[email protected]
De faalangstreductietrainers: Esther Buren
[email protected]
Joke Nederlof
[email protected]
28
De sociale vaardigheidstrainers: Esther Buren
[email protected]
Egbert Fokkema
[email protected]
Begeleiders rouwverwerking: Esther Buren
[email protected]
Evert Aardema
[email protected]
Vertrouwenspersonen: Esther Buren
[email protected]
Rick van Nunen
[email protected]
29
Bijlagen Bijlage 1 Aanvraagformulier zorg: Algemene gegevens leerling: Naam:
j/m
Geboortedatum: Adres:
postcode en woonplaats:
Klas:
mentor:
Toestemming ouders
ja / nee
Leerling wordt aangemeld voor: 0 faalangstreductietraining. Korte omschrijving van de problematiek: ________________________________ ________________________________ ________________________________ ________________________________ ________________________________
0 sociale vaardigheidstraining Korte omschrijving van de problematiek: ________________________________ ________________________________ ________________________________ ________________________________
0 begeleidingsgesprekken: beantwoord vraag 1-8 0 bespreking in het interne zorgoverleg: beantwoord vraag 1-8
30
1. Concrete probleemomschrijving (denk aan: werkhouding resultaten, omgaan met huiswerk, zelfstandig werken, verzuim, te laat komen, spijbelen, ziekte, lichamelijke klachten, emotionele klachten, alcohol/drugsgebruik, omgang met medeleerlingen / docenten, vrijetijdsbesteding). Beschrijf naast wat er beter kan, graag ook wat al goed gaat. 2. Hoe lang speelt de problematiek: 3. Welke stappen zijn er tot nu toe ondernomen en met welk resultaat? 4. Erkent de leerling de problematiek? Zo ja, wat is de hulpvraag van de leerling? 5. Wat is uw concrete hulpvraag? 6. Hebben de leerling en / of ouders al contact gehad met hulpverleningsinstanties? Zo ja, welke en met welk resultaat? 7. Zijn er zaken die u in vertrouwen zijn verteld? Hebt u toestemming dit door te geven aan de zorgverlener / zorgcoördinator? 8. Overige opmerkingen
31
Bijlage 2
Verzuimprotocol Herbert Vissers College 1. Leerplicht
In onze samenleving hebben alle kinderen en jongeren het recht om te leren. In Nederland (en in veel andere landen) wordt veel waarde gehecht aan dit leerrecht. Men vindt dit recht zó belangrijk, dat de jeugd via een wet wordt verplicht naar school te gaan. Met de Leerplichtwet wordt gewaarborgd dat in principe alle jeugdigen in Nederland aan het onderwijs deelnemen. Het doel van de Leerplichtwet is dat jeugdigen kennis en vaardigheden opdoen, die nodig zijn om een zelfstandige plek in de samenleving te verwerven.
2. Leerplichtwet: leerplicht en kwalificatieplicht Sinds 1 augustus 2007 wordt in de Leerplichtwet onderscheid gemaakt in leerplicht (voor iedereen van 5 tot 16 á 17 jaar) en kwalificatieplicht (tot 18 jaar). Leerplicht (5 tot 16/17 jaar) Leerplicht is de plicht dat een jeugdige bij een erkende school is ingeschreven en deze elke schooldag bezoekt. Bijna alle kinderen gaan naar school als ze vier jaar zijn. Het kind is dan nog niet leerplichtig, maar het is goed voor zijn ontwikkeling om samen met leeftijdsgenootjes al de school te bezoeken. De echte leerplicht begint op de eerste schooldag van de maand, die volgt op de maand waarin het kind vijf jaar is geworden. In het begin is een volledige schoolweek soms te lang voor jonge kinderen. Voor vijfjarigen bestaat dan de mogelijkheid van vrijstelling: in overleg met de schooldirecteur mogen de ouders hun kind maximaal tien uur per week thuishouden. Deze mogelijkheid is alléén bedoeld om overbelasting van leerlingen te voorkomen en wordt tijdelijk verleend voor bepaalde uren. De leerplicht eindigt op één van de volgende twee momenten: aan het einde van het schooljaar waarin de jongere 16 jaar is geworden; aan het einde van het 12e schooljaar. (Een eventueel overgeslagen klas in de basisschool telt wél mee als doorlopen schooltijd: de basisschooltijd telt voor deze leerling als acht jaar.) Een schooljaar loopt van 1 augustus tot en met 31 juli. Kwalificatieplicht (tot 18 jaar) Het merendeel van de jongeren heeft na de leerplicht nog geen startkwalificatie (= diploma op havo-, vwo- of mbo-2 niveau) behaald. Daarom geldt voor hen aanvullend de kwalificatieplicht. Deze jongeren zijn verplicht een volledig onderwijsprogramma te volgen, totdat ze een startkwalificatie hebben behaald óf totdat ze 18 jaar zijn. De kwalificatieplicht geldt niet voor jongeren met een schooldiploma of getuigschrift praktijkonderwijs en voor jongeren die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs hebben bezocht. De kwalificatieplicht kan betekenen dat de jongere vijf dagen per week op school zit, maar de school of instelling kan ook combinaties van leren en werken aanbieden (zoals de beroepsbegeleidende leerweg in het mbo). De kwalificatieplicht vervangt de partiële leerplicht die voorheen gold en die in de praktijk lastig te handhaven viel. Er waren veel 16- en 17-jarigen die het onderwijs verlieten zonder startkwalificatie. De kwalificatieplicht is een van de maatregelen van het kabinet om schooluitval van jongeren tegen te gaan. Met de invoering hoopt men dat het aantal leerlingen dat een startkwalificatie behaalt, aanzienlijk wordt verhoogd.
32
3 Soorten verzuim Onder schoolverzuim wordt verstaan: alle vormen van fysieke afwezigheid van leerlingen tijdens de vastgestelde lesuren en lesdagen van het schoolrooster. De school maakt onderscheid tussen verschillende soorten afwezigheid van leerlingen Geoorloofd verzuim: Verzuim met reden Ziekte Ongeoorloofd verzuim: Te laat Spijbelen Uitgestuurd 3.1.Geoorloofd verzuim: - Verzuim met reden (doktersbezoek, tandarts, hulpverlening etc.) moet zoveel mogelijk buiten schooltijden plaatsvinden. Wanneer het niet mogelijk is een afspraak buiten schooltijd te maken, wordt vooraf een briefje met de reden van verzuim ingeleverd. - Overig verlof: * In bepaalde gevallen kan een leerling verlof krijgen. Dit moet schriftelijk aangevraagd worden bij de teamleider. * De aanvraag "Verlof voor vakantie buiten de schoolvakantie om”, moet officieel worden aangevraagd bij de teamleider. Het formulier hiervoor is verkrijgbaar bij de administratie van school. - Vakantie: In principe mag een leerling nooit buiten de schoolvakanties om op vakantie gaan. Daarop is één uitzondering, namelijk als het beroep van de ouders het onmogelijk maakt om in de schoolvakanties op vakantie te gaan. Er kan dan zogenoemd extra verlof worden verleend. Hiervoor gelden de volgende regels: * Het verlof moet minstens 6 weken van te voren worden aangevraagd bij de teamleider * Er moet een werkgeversverklaring worden overhandigd * Het verlof mag maar één keer per jaar worden verleend voor maximaal 10 aaneengesloten schooldagen * Het verlof mag niet geplakt worden aan een schoolvakantie * Het verlof mag nooit vallen in de eerste twee weken van het schooljaar. Tegenwoordig wordt streng toezicht gehouden op het (ongeoorloofde) verzuim rond vakanties. De leerplichtambtenaren houden regelmatig controleacties om dit luxeverzuim tegen te gaan. - Ziekte: wanneer een leerling ziek is, meldt de ouder / verzorger dit ’s ochtends vroeg aan de school door het hiervoor beschikbare telefoonnummer te bellen. Wanneer een leerling hersteld is, levert de leerling een “hersteldbriefje” in van zijn ouders. Wanneer een leerling ziek naar huis wil, dan meldt de leerling zich bij de teamleider. Er wordt naar de ouders / verzorgers van de leerling gebeld om toestemming te krijgen de leerling naar huis te laten gaan. De leerling krijgt een formulier mee. Wanneer de leerling hersteld is wordt dit formulier ondertekend ingeleverd. Zonder toestemming van ouders / verzorgers mag een leerling niet naar huis.
33
De absentencoördinator en de mentor volgen het ziektebeeld van een leerling. De mentor neemt wanneer een leerling meer dan 3 dagen ziek is, contact op met de ouders. Aanbeveling van de GGD is dat bij een verzuim van meer dan 25 uur of frequent ziekteverzuim, aan ouders toestemming gevraagd wordt voor een verwijzing naar de schoolarts. De mentor neemt contact op met ouders en bespreekt dit ziekteverzuim. Wanneer er geen duidelijke reden voor het ziekteverzuim was, wanneer er twijfel is, of wanneer een leerling zeer vaak ziek is, wordt aan ouders toestemming gevraagd om de schoolarts contact met hen op te laten nemen. De schoolarts belt de ouders en besluit aan de hand daarvan en in overleg met ouders, of het nodig is de specialist te raadplegen ofwel een leerling door te verwijzen naar een specialist. Wanneer een leerling zonder duidelijke reden te veel verzuimt vanwege ziekte, kan een melding aan leerplicht volgen. Wanneer ouders niet meewerken aan het verzoek contact te hebben met de schoolarts, wordt altijd gemeld aan leerplicht.
34
Stappenplan ziekteverzuim: Stap 1: de mentor: 1. de mentor neemt op zijn laatst na 3 dagen ziekte van de leerling contact op met de ouders/verzorgers. 2. de mentor zet het verslag van dit gesprek in Magister, afspraken worden vermeld. Stap 2: mentor en teamleider: 3. Wanneer een leerling meer dan 25 uur ziek is per periode ziek is, of wanneer een leerling zeer frequent (meer dan 1 keer) per periode ziek is, wordt de leerling in het teamoverleg besproken. 4. De mentor gaat in gesprek met ouders en leerling. Ouders wordt toestemming gevraagd voor een afspraak met de schoolarts indien er geen verklaring is voor het veelvuldig ziekteverzuim. Wanneer er sprake lijkt te zijn van achterliggende problematiek wordt de leerling, nadat ouders daarvoor toestemming hebben gegeven, aangemeld voor bespreking in het Zorg Advies Team. Wanneer ouders geen toestemming geven, volgt melding bij leerplicht. Stap 3: teamleider, zorgcoördinator en schoolarts 5. De mentor meldt de leerling in overleg met de teamleider bij de zorgcoördinator. De zorgcoördinator benadert de schoolarts. 6. De schoolarts neemt contact op met de ouders van de leerling. De schoolarts maakt een afspraak, of vraagt toestemming om informatie in te winnen bij huisarts en / of specialist. 7. De schoolarts koppelt aan de zorgcoördinator terug wat zij gedaan heeft. Wanneer ouders toestemming geven, doet zij verslag van haar bevindingen. Stap 4: schoolarts en leerplichtambtenaar 8. Wanneer de schoolarts geen aanleiding ziet voor het ziekteverzuim, wordt dit teruggekoppeld en meldt de zorgcoördinator deze leerling bij leerplicht. 9. De leerplichtambtenaar nodigt de leerling en de ouders uit voor een gesprek. 10. Zonodig wordt een onafhankelijk arts (een SMA-arts (= sociaal medische adviseringsarts) van de GGD) benaderd om uitsluitsel te geven over legitimiteit van de afwezigheid.
35
3.2 Ongeoorloofd verzuim: Te laat regels Voor MAVO, HAVO en VWO-leerlingen geldt: Een leerling die te laat in de les verschijnt, wordt te laat genoteerd. Op te laat komen staan de volgende sancties: 3 keer te laat: 2 uur terugkomen 6 keer te laat: 2 uur terugkomen en gesprek met mentor en contact met ouders 9 keer te laat: 2 uur straf en gesprek met mentor en ouders 12 keer te laat: 2 uur straf en gesprek met mentor, teamleider en ouders 16 keer te laat: melding bij leerplicht Voor VMBO-leerlingen geldt: Een leerling die te laat in de les verschijnt, wordt te laat genoteerd. Op te laat komen staan de volgende sancties: 3-5 keer te laat: volgende dag om 7.45 uur melden 6 en meer keer te laat: één week om 7.45 uur melden. Uitsturen: Een leerling uit de MAVO, HAVO of VWO die eruit gestuurd is, meldt zich bij de teamleider. Een VMBO-leerling meldt zich bij het opvanglokaal. Aan het eind van de les gaat de leerling terug naar de docent die hem verwijderde. Na een gesprek wordt door de docent een passende straf afgesproken met de leerling. Ongeoorloofd verzuim: Een leerling die gespijbeld heeft, moet elk gespijbeld uur dubbel inhalen. Bij ongeoorloofd verzuim van 3 dagen, bij 16 keer te laat en bij een verzuim van 1/16 deel van 4 weken wordt het verzuim gemeld bij de leerplichtambtenaar. Wanneer een leerling reeds eerder bij leerplicht geweest is, moet eerder gemeld worden. Melden bij Leerplicht gaat altijd via de teamleider én de zorgcoördinator. Bij ongemelde afwezigheid van een leerling op school neemt de absentencoördinator contact op met de ouders. De absentencoördinator stelt de mentor op de hoogte van ongeoorloofde verzuim. Wanneer een leerling 3 keer gespijbeld heeft worden ouders hiervan middels een brief op de hoogte gesteld. Wanneer een leerling spijbelt worden de volgende acties ondernomen:
36
Stappenplan ongeoorloofd verzuim: Stap 1: de absentencoördinator 1. Wanneer een leerling een les verzuimt controleert de absentencoördinator de afwezigheid van de leerling bij de ouders. Indien dit contact heeft plaatsgevonden wordt dit in Magister vermeld. 2. De absentencoördinator zorgt er voor dat de leerling wordt geconfronteerd met het verzuim (VWO/HAVO/MAVO: de leerling komt op een lijst te staan; VMBO: de leerling wordt persoonlijk aangesproken) 3. De absentencoördinator brengt de mentor en teamleider op de hoogte van het verzuim van de leerling. Stap 2: de mentor 4. Wanneer een leerling zich niet houdt aan terugkomafspraken gaat de mentor in gesprek met de leerling. 5. Mentor neemt contact op met de ouders. 6. Mentor zet verslag van dit gesprek in Magister Stap 3: mentor en teamleider 7. Wanneer na dit gesprek spijbelen voortduurt wordt de leerling in het teamoverleg besproken. Wanneer er sprake lijkt te zijn van achterliggende problematiek wordt de leerling, nadat ouders daarvoor toestemming is gevraagd, aangemeld voor bespreking in het Zorg Advies Team. 8. Teamleider en mentor gaan in gesprek met leerling en ouders. 9. Tijdens dit gesprek worden afspraken gemaakt. Deze afspraken en verslag van het gesprek komen in Magister. Ouders en leerling worden in kennis gesteld van het feit bij verder verzuim een melding bij leerplicht volgt. Stap 4: teamleider en leerplichtambtenaar 10. Leerlingen die meer dan 8 keer te laat en/of ongeoorloofd afwezig zijn geweest worden opgeroepen voor een gesprek met de leerplichtambtenaar op het leerplichtspreekuur op school. Wanneer een leerling 3 dagen ongeoorloofd afwezig was, of 16 uur ( 1/8 ste deel) in 4 weken, of 16 keer te laat is geweest, doet de teamleider melding bij Leerplicht. De teamleider brengt de zorgcoördinator hiervan op de hoogte. 11. De leerplichtambtenaar roept de leerling op. In dit gesprek worden de leerling en de ouders ingelicht over de gevolgen van verder spijbelen. (taakstraffen etc.). De leerplichtambtenaar koppelt dit gesprek terug naar school. 12. Wanneer na dit gesprek het verzuim voortduurt, meldt de teamleider dit aan de leerplichtambtenaar. De zorgcoördinator wordt op de hoogte gebracht. De
37
leerplichtambtenaar roept de leerling op. Over het algemeen gaat de leerplichtambtenaar bij een tweede melding over tot het opmaken van een proces verbaal. 3.3 Leerplichtspreekuur en verzuimloket: Eén keer in de twee weken is de leerplichtambtenaar op school voor het leerplichtspreekuur. Het leerplichtspreekuur is bedoeld als preventieve actie om verder verzuim bij leerlingen te voorkomen. Leerlingen die meer dan 8 keer te laat zijn en/of ongeoorloofd afwezig zijn geweest, worden aangemeld voor het leerplichtspreekuur. Wanneer het verzuim van de leerling aanhoudt, wordt de leerling gemeld bij het verzuimloket en volgen de officiële stappen. (waarschuwing, officiële waarschuwing, Proces Verbaal). Leerlingen moeten bij het verzuimloket gemeld worden wanneer zij meer dan 16 keer te laat en/of ongeoorloofd afwezig zijn geweest.
38
Trefwoorden register Aanvraagformulier zorg ADD ADHD Ambulant begeleiding Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) Begeleidingsgesprekken CD Cluster 1, 2, 3 en 4 Cluster 4 indicatie aanvragen DCD Externe zorg Intern zorgoverleg (IZO) Interne zorg Faalangstreductietraining Herstart KIVPA Kwalificatieplicht Leerling Gebonden Financiering Leerplicht Melden bij ongeoorloofd verzuim Melden bij ziekte verzuim Mentortaken` NIO en NPV-J NLD ODD Ongeoorloofd verzuim Op de Rails (ODR) Orthopedagoog PCL PDD-NOS Rebound RH coördinator Rouwgroep Rugzak SAQI Schoolarts Screeningsdictee Sociale vaardigheidstraining Speciaal Voortgezet Onderwijs Spijbelen Stappenplan voor leerlingbegeleiding Stappenplan ongeoorloofd verzuim Stappenplan ziekteverzuim Stappenschema voor leerlingbegeleiding Stoornissen Syndroom van Asperger Testen Vertrouwenspersoon Verzuimprotocol Wie doet wat Zorg Advies Team (ZAT)
`
`
© Patricia Lampe, zorgcoördinator HVC, Nieuw Vennep, 2009
39
blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz.
26 19 18 12 2 3, 10 23 12 27 25 14 12 8 9 14 16 28 12, 25 32 37 35 2 16 24 23 32 14 11 14 22 14 17 10 12, 25 16 11 16 8 15 32 5 37 35 7 18 21 16 11 32 28 13
40