Onderzoeksrapport Wat hebben mentoren nodig?
Datum: 16-01-2015 Naam: Michelle de Jong Studentnummer: 2193427 School: Fontys Hogescholen HRM Naam praktijkorganisatie: Jan van Brabant College Naam afstudeerbegeleider: Elles Velter
1
Wat hebben mentoren nodig?
Geschreven in opdracht van: Fontys Hogenscholen te Eindhoven Functie auteur Michelle de Jong Stagiaire decanaat Jan van Brabant College vestiging Molenstraat. School voor vmbo-t, havo, tweetalig havo , vwo en tweetalig vwo.
Dit document is bestemd voor: Betreffende docenten Fontys Hogescholen te Eindhoven Jan van Brabant College te Helmond
2
Managementsamenvatting Op het Jan van Brabant College worden de mentorlessen door mentoren zelf ingevuld en hebben de vrijheid om zelf te kiezen waar ze aandacht aan willen besteden tijdens hun les. Uit voorgaande jaren is gebleken dat leerlingen te weinig worden begeleidt naar een bewuste en goede studiekeuze. Naar aanleiding hiervan is dit onderzoek tot stand gekomen. Hierbij is de volgende hoofdvraag geformuleerd: Wat is er vanuit het Jan van Brabant College nodig voor havo/vwo mentoren om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan hun leerlingen? Om te onderzoeken wat er nou nodig is om een beter en uniformer traject uit te voeren zijn er verschillende meetinstrumenten gebruikt. Er zijn semi gestructureerde interviews gehouden met de decaan, de afdelingsleider en de mentoren om in kaart te brengen hoe zij tegen de huidige studiekeuzebegeleiding aankijken op dit moment. Daarnaast is er een enquête uitgezet aan de havo en vwo mentoren vanaf het 3e jaar om informatie te verzamelen over hoe mentoren in het algemeen denken over de huidige mentorlessen. Er is een literatuuronderzoek verricht om erachter te komen wat noodzakelijk is bij studiekeuzebegeleiding, en wat veranderprocessen teweeg brengen in een organisatie. Uit de resultaten van de literatuur komt naar boven dat leerlingen hulp nodig hebben bij hun profielen studiekeuze. Op het Jan van Brabant College is de studiekeuzebegeleiding één van de belangrijkste taken van de mentor. Om een uniform profiel- en studiekeuzetraject uit te zetten aan de leerlingen is er vanuit de mentoren draagvlak nodig om deze verandering ook daadwerkelijk door te kunnen laten voeren. Maar er zou ook weerstand kunnen ontstaan als ze moeten veranderen. Uit de resultaten komt naar voren dat leerlingen op verschillende manieren worden voorbereid op een profiel en studiekeuze. Zoals het bezoeken van scholen, gastsprekers die op school komen en studievoorlichtingsavonden. Daarnaast vinden er veel individuele gesprekken met de mentor plaats en als dit gewenst is met de decaan. Mentoren maken minder gebruik van het mentoruur waarbij ze eigenlijk alle leerlingen in de les horen te hebben. Vaak gaan deze lessen niet door. Uit onderzoek komt naar voren dat mentoren vaak niet weten wat ze kunnen doen in een les of ze hebben niet gezamenlijk les met al hun leerlingen. Dit maakt het moeilijk om klassikaal een les te verzorgen. Geconcludeerd kan worden dat er vanuit school zaken nodig zijn die mentoren helpen om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan de leerlingen. Omdat de decaan weinig zicht heeft op de mentoren weet hij ook niet wat mentoren missen in hun mentorles. Door meer overleggen te plannen tussen mentor en decaan kan vanuit beide partijen wellicht een beter plan opgesteld worden betreffende de studiekeuzebegeleiding. Op dit moment is er weinig draagvlak om iets te veranderen aan de studiekeuzebegeleiding. Er zijn geen duidelijke richtlijnen die je als mentor dient op te volgen. Mentoren hebben meer duidelijkheid en eenheid nodig als het gaat om de studiekeuzebegeleiding.
3
Voorwoord Voor u ligt het onderzoeksverslag ‘wat is er vanuit het Jan van Brabant College nodig voor de havo/vwo mentoren om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan hun leerlingen die zij begeleiden’ dit verslag is geschreven naar aanleiding van het eerste onderdeel ‘het schrijven van een onderzoeks- adviesopdracht’ van het afstuderende jaar van de opleiding Human Resource Management aan de Fontys Hogescholen. In dit onderzoek is onderzocht wat er vanuit het Jan van Brabant college nodig is voor havo en vwo mentoren om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan hun leerlingen. Het onderzoek heeft plaatsgevonden onder de decaan, de afdelingsleider van de havo en mentoren van havo en vwo vanaf leerjaar 3, het jaar wanneer leerlingen aan de slag gaan met studiekeuze. Graag wil ik hierbij mijn praktijkbegeleider M. Louwers (decaan) bedanken voor zijn tijd en ondersteuning tijdens dit onderzoek. Daarnaast gaat mijn dank uit naar alle mentoren en afdelingsleiders die hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Mijn studieloopbaanbegeleider E. Velter vanuit de opleiding Human Resource Management wil ik graag bedanken voor de goede begeleiding en feedback gedurende het onderzoek. Ik wens u veel leesplezier. Michelle de Jong Plaats: Eindhoven Datum: 16-01-2015
4
Inhoudsopgave 1. Inleiding onderzoek………………………………………………………………………………………………………………………………. 7 1.1 Introductie organisatie………………………………………………………………………………………………………….. 7 1.2 Probleembeschrijving…………………………………………………………………………………………………………… 8 2. Aanleiding onderzoek………………………………………………………………………………………………………………………….. 10 3. Theoretisch kader……………………………………………………………………………………………………………………………….. 11 3.1 Loopbaanoriëntatie en begeleiding………………………………………………………………………………………. 11 3.2 Mission statement en taken van de mentor…………………………………………………………………………. 12 3.3 Actoren van invloed op de loopbaanontwikkeling………………………………………………………………… 13 3.4 Invloeden bij profiel- en studiekeuze……………………………………………………………………………………. 14 3.5 Ontwikkeling van het brein van een tiener…………………………………………………………………………… 14 3.6 Factoren op ontwikkeling op de verandering………………………………………………………………………… 14 3.7 Vijf krachten in het veranderproces……………………………………………………………………………………… 16 4. Methodische verantwoording………………………………………………………………………………………………………………. 17 4.1 Type onderzoek…………………………………………………………………………………………………………………… 17 4.2 Meetinstrumenten………………………………………………………………………………………………………………… 17 4.2.1 Interviews…………………………………………………………………………………………………………… 17 4.2.2 Enquête………………………………………………………………………………………………………………… 18 4.2.3 Selecte steekproef………………………………………………………………………………………………… 18 4.3 Procedure en respondenten…………………………………………………………………………………………………. 18 4.4 Onderzoeksgroep…………………………………………………………………………………………………………………. 19 5. Resultaten…………………………………………………………………………………………………………………………………………… 20 5.1 Hoe ziet het huidige programma van de mentorlessen eruit?................................................... 21 5.2 Wat vinden mentoren zelf van de huidige mentorlessen?......................................................... 24 5.3 Waarom is het belangrijk dat leerlingen een goede keuzebegeleiding krijgen vanuit school? 25 5.4 Hoe komt een mentorschap tot stand en wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de mentor? …………………………………………………………………………………………………………………………………..... 26 5.5 Is er draagvlak bij de mentoren om hun leerlingen beter te begeleiden naar een bewuste profielen studiekeuze?............................................................................................................................... 27
5
5.6 Welke rol speelt de decaan in het gehele profiel- en studiekeuzetraject?................................ 29 5.7 Hebben de mentoren voldoende kennis, kunde en materialen om een mentorles te verzorgen?................................................................................................................................... 30 5.8 Hoe wordt de mentor beoordeeld m.b.t. zijn/haar keuzebegeleiding in de mentorles?............. 32 6. Conclusie en discussie……………………………………………………………………………………………………………………………33 6.1 Conclusie uit de deelvragen……………………………………………………………………………………………………33 6.2 Conclusie en antwoord op de hoofdvraag………………………………………………………………………………34 6.3 Discussie………………………………………………………………………………………………………………………………. 35 7. Literatuurlijst………………………………………………………………………………………………………………………………………… 36
8. Bijlagen………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 37
Bijlage 1: Conceptueel model…………………………………………………………………………………………………..
37
Bijlage 2 Enquête voor mentoren………………………………………………………………………………………………. 38 Bijlage 3: Interview vragenlijsten………………………………………………………………………………………………… 42 Bijlage 4: Transcripten………………………………………………………………………………………………………………… 45
6
1. Inleiding onderzoek Tijdens de start van mijn stage ben ik in gesprek gegaan met de decaan over een complex HRprobleem binnen het Jan van Brabant College. De eerste paar weken heb ik ook verschillende decanenvergaderingen bijgewoond. Bij deze vergaderingen en gesprekken met de decaan en docenten kwam naar voren dat er op dit moment te weinig gedaan wordt aan profiel/studiekeuze tijdens de mentorlessen. Het is blijkbaar erg moeilijk om een beleid door te voeren om alle mentorlessen hetzelfde in te vullen. De decaan heeft hier al meerdere pogingen naar gedaan. Docenten op het Jan van Brabant College worden gevraagd of ze mentor willen worden. De mentoren van het havo en vwo mogen deze mentorlessen zelf invullen. Het probleem waar het Jan van Brabant College tegenaan loopt is dat er te weinig aandacht wordt besteedt aan profiel- en studiekeuze in de mentorlessen. Met dit rapport wordt er advies gegeven aan het Jan van Brabant College over wat de mentoren nodig hebben in de mentorles om een uniform profiel-studiekeuzetraject uit te zetten aan hun leerlingen. 1.1 Introductie organisatie Het Jan van Brabant College bestaat uit twee zelfstandige scholen. De vestiging aan de Molenstraat en de vestiging aan de Deltaweg. Het Jan van Brabant College, vestiging Molenstraat, biedt Mavo/Vmbo-t, Havo, Vwo en tweetalig Havo en tweetalig Vwo aan. De vestiging Deltaweg biedt Mavo/Vmbo-t en lwoo (leerweg ondersteunend onderwijs) aan. De scholen werken samen op het gebied van onderwijs, personeel, financiën en beheer. Het van Brabant College heeft een algemeen directeur, twee vestigingsdirecteuren en daarbij verschillende afdelingsleiders.
Jan
Jan van Brabant Molenstraat Het Jan van Brabant College stelt zich ten doel kwalitatief hoogstaand openbaar voortgezet onderwijs in Helmond te verzorgen. Kwaliteit van onderwijs en toegankelijkheid zijn belangrijke pijlers binnen de school. Dit houdt in dat leerlingen van allerlei levensbeschouwelijke richtingen tot de school worden toegelaten op voorwaarde dat aan de geldende toelatingsnormen wordt voldaan. Bij het personeel van het Jan van Brabant College staan de kwaliteit van het onderwijs en het welzijn van de leerlingen voorop. Goede communicatie en het tonen van respect voor elkaar zijn op het Jan van Brabant College belangrijke uitgangspunten. Door op school het respect voor elkaar centraal te stellen en te benadrukken, wordt een optimaal en veilig schoolklimaat gecreëerd, waarbinnen jongeren zich ten volle kunnen ontplooien. Decanaat Jan van Brabant College De decaan op het Jan van Brabant College heeft een tweede lijn functie. Dit wil zeggen dat het eerste aanspreekpunt voor de leerlingen met betrekking tot loopbaanoriëntatie en keuzebegeleiding de mentor is. De decaan instrueert, begeleidt en adviseert de mentoren hierin. Wanneer blijkt dat 7
mentoren, leerlingen of ouders behoefte hebben aan een gesprek met de decaan dan kan hiervoor een afspraak gemaakt worden om dieper op de keuzemogelijkheden in te gaan. De decaan beschikt over allerlei materialen zoals bijv. keuzegidsen, studiegidsen en folders van opleidingen etc. Daarnaast geeft de decaan voorlichting aan leerlingen, ouders en docenten over thema’s met betrekking tot keuzebegeleiding en loopbaanoriëntatie. 1.2 Probleembeschrijving Aan de hand van de zes W-vragen zal ik het probleem verder toelichten: 1. Welke kwestie speelt er? Leerlingen van havo/vwo staan gedurende de tijd dat ze op school zitten meerdere malen voor belangrijke vervolgkeuzes. Het is de bedoeling dat de mentor de leerlingen tijdens de les begeleidt met hun profiel- en studiekeuze. Elke mentor op het Jan van Brabant College pakt dit anders op en mag zelf invulling geven aan zijn les. Op dit moment zit er geen duidelijke lijn in de mentorlessen. De decaan draagt wel dingen aan maar de mentor mag zelf bepalen of hij dit gebruikt in zijn mentorles of niet. Het probleem is dat leerlingen onvoldoende worden begeleidt naar hun keuze voor een vervolgstudie. Leerlingen zien zelf vaak niet in dat dit een erg belangrijke keuze is voor de toekomst en dat het belangrijk is om hier tijdig mee te beginnen. 2. Wie hebben er in welke zin mee te maken? -
-
-
-
de mentoren de mentoren verzorgen de mentorles en met vragen over profiel of studiekeuze is de mentor het eerste aanspreekpunt voor de leerlingen. de leerlingen De leerlingen moeten in de 3 e klas een profielkeuze maken en vervolgens een keuze voor een vervolgstudie. De studiekeuzebegeleiding die mentoren moeten verzorgen heeft betrekking op de leerlingen. schoolleiding de schoolleiding kan zaken doorvoeren en hebben veel inspraak in hoe het profiel- en studiekeuzetraject wordt aangedragen. de decaan de decaan draagt zorg voor het profiel- en studiekeuzetraject en zet dit uit aan de mentoren. De mentoren bepalen immers wel zelf in welke mate ze gebruik maken van dit traject. Ook is hij het overlegorgaan samen met mentoren als het gaat om keuzebegeleiding.
3. Waarom moet de kwestie worden opgelost en is een onderzoek noodzakelijk? Vanuit verschillende hoeken krijgt de decaan te horen dat er in de mentorlessen te weinig aandacht besteedt wordt aan belangrijke vervolgkeuzes. Vooral voor de leerlingen is het belangrijk om een goede keuze te maken voor de toekomst. Om de juiste informatie voor te dragen aan de leerlingen is er een bepaald handvat nodig dat er op dit moment nog niet is. Het is belangrijk om de mentoren het
8
belang van loopbaanbegeleiding- en oriëntatie in te laten zien zodat zij dit beter over kunnen brengen op hun leerlingen. 4. Wanneer doet het probleem zich voor? Leerlingen hebben een goed beeld nodig van wat ze zelf leuk en interessant vinden en aan de hand daarvan moeten ze weten wat voor verschillende studies bij hun interesses aansluiten. Het probleem doet zich voor als de mentoren tijdens hun mentorles te weinig aandacht besteden aan loopbaanbegeleiding- en oriëntatie. 5. Waar doet het probleem zich voor? Het probleem doet zich voor bij mentoren en daarom uiteindelijk bij de leerlingen van havo en vwo omdat zij een keuze moeten maken voor een vervolgstudie. Bij havo en vwo doet het zich voor vanaf de 3e klas waarbij ze al een profielkeuze moeten maken die belangrijk is en zelfs invloed kan hebben bij het kiezen van een vervolgstudie. 6. Wat wil je specifiek onderzoeken m.b.t. het probleem? Hetgeen wat ik wil onderzoeken is wat het Jan van Brabant College kan doen om een uniform profielen studiekeuzetraject voor te dragen aan de mentoren. Wat hebben de mentoren hierbij nodig en wat is vanuit het Jan van Brabant College nodig? Door te onderzoeken waar het op dit moment in de mentorlessen aan ontbreekt hoop ik het belang van een studiekeuzetraject bij de mentoren beter onder de aandacht te brengen.
9
2. Aanleiding onderzoek De aanleiding voor het onderzoek komt tot stand wanneer er een complex HRM probleem is binnen de organisatie. Samen met mijn stagebegeleider heb ik besproken wat de bedoeling is van de opdracht en samen zijn we op zoek gegaan naar een complex probleem. Leerlingen van havo/vwo staan gedurende de tijd dat ze op school zitten meerdere malen voor belangrijke vervolgkeuzes. Op dit moment zit er geen duidelijke lijn in de mentorlessen. Elke docent kan mentor worden en mag zelf invulling geven aan zijn mentorles. De decaan draagt wel dingen aan maar de mentor mag zelf bepalen of hij dit gebruikt in zijn mentorles of niet. Dit leidt er toe dat de mentoren hun leerlingen niet genoeg informeren en begeleiden om een goede keuze te maken voor een vervolgstudie. Sommige leerlingen weten al wat ze willen gaan studeren maar bij velen is dit nog een groot vraagteken. Vanuit verschillende hoeken heb ik te horen gekregen dat er behoefte is aan een uniform studiekeuzetraject maar dat het erg moeilijk is om alle mentoren in deze verandering mee te nemen. 2.1 Doelstelling Het doel van het onderzoek is voor de leerlingen een beter uniform studiekeuzetraject te kunnen aanbieden. Op dit moment heeft de mentorles geen verplichtend karakter en mentoren mogen dit zelf invullen. Het doel is om te kijken of er een bepaald systeem zou kunnen worden ingezet om een uniform profiel- en studiekeuzetraject in te zetten. Een ander doel is om te kijken hoe de mentoren tegen hun mentorlessen aankijken en of er behoefte is aan een verandering hierin. 2.2 Hoofd- en deelvragen Aan de hand van dit probleem zijn de volgende hoofd- en deelvragen geformuleerd: Hoofdvraag Wat is er vanuit het Jan van Brabant College nodig voor de havo/vwo-mentoren om een uniform profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan hun leerlingen? Deelvragen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Hoe ziet het huidige programma van de mentorlessen eruit? Wat vinden mentoren zelf van de huidige mentorlessen? Waarom is het belangrijk dat leerlingen een goede keuzebegeleiding krijgen vanuit school? Hoe komt een mentorschap tot stand en wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de mentor? Is er draagvlak bij de mentoren om hun leerlingen beter te begeleiden naar een bewuste profiel- en studiekeuze? Welke rol speelt de decaan in het gehele profiel- en studiekeuzetraject? Hebben de mentoren voldoende kennis, kunde en materialen om een mentorles te verzorgen? Hoe wordt de mentor beoordeeld m.b.t. zijn/haar keuzebegeleiding in de mentorles?
10
3. Theoretisch kader 3.1 Loopbaanoriëntatie- en begeleiding Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat het belangrijk is om op tijd te beginnen met het aanbieden van studiekeuzetrajecten ook wel LOB genoemd. LOB staat voor loopbaanoriëntatie- en begeleiding. Onder LOB wordt verstaan: het plaatsen van educatie, informatie en begeleiding met doel om jongeren in staat te stellen hun kansen, interesses en capaciteiten in hun leven/loopbaan te ontdekken, betekenis te geven en te realiseren.1 LOB is dus de term voor alle activiteiten in het programma van de school waarbij leerlingen bezig zijn met hun (studie-)loopbaan. LOB is leerlinggericht; het gaat over loopbaancompetenties van leerlingen en het moet hen helpen heldere keuzes te maken, waarbij zij hun capaciteiten en eigen interesses kunnen toetsen aan de praktijk en/of wetenschap. Meestal wordt hiermee begonnen in de laatste twee leerjaren, maar dit mag zeker al één of twee jaar eerder onder de aandacht gebracht worden. Leerlingen van havo/vwo staan gedurende de tijd dat ze op school zitten meerdere malen voor belangrijke vervolgkeuzes. Zo moeten ze in het derde schooljaar al een keuze maken voor een profiel. Deze keuze is al erg bepalend voor het verder verloop van de schoolcarrière. Een profielkeuze beperkt de vervolgopties en is moeilijk terug te draaien. Daarom is het belangrijk om al vroegtijdig aan de slag te gaan met LOB. Als leerlingen al enigszins weten welke richting ze op willen later, komen ze na het maken van hun profielkeuze niet meer voor grote verassingen te staan. Het zou natuurlijk erg vervelend zijn als een leerling graag een opleiding wil gaan doen maar dit niet kan omdat hij een bepaald vak dat hij nodig heeft voor de opleiding niet in zijn profiel heeft zitten. (Meester & Westerbeek) Leerlingen beseffen het vaak misschien niet maar in het derde leerjaar maken ze al een belangrijke keuze die gevolgen zal hebben voor hun studiekeuze. Het is dus ook dan al belangrijk om te gaan kijken naar wat een leerling motiveert en waar zijn interesses liggen. Volgens Lusse (2014) zijn het zelfbeeld, het zelfvertrouwen en de motivatie van leerlingen essentieel voor het succes op school. Om een goede keuze te kunnen maken heb je als leerling een realistisch beeld van jezelf nodig. Wat is bijvoorbeeld de motivatie en wat zijn de wensen van de leerling. Daarnaast is het belangrijk dat de leerling een goed beeld heeft van de inhoud en mogelijkheden van potentiële opleidingen of studies. Het is dus van belang dat leerlingen zich op school gesteund voelen en dat zij ervaren dat er tijdens de lessen aandacht besteedt wordt aan studiekeuze. Volgens de onderwijsraad ontbreekt het aan beide nogal eens. Scholen zouden daarom, volgens de raad, meer aandacht moeten besteden aan loopbaanontwikkeling en – begeleiding(LOB). Dat helpt leerlingen bij het maken van beter onderbouwde keuzes. LOB is op het Jan van Brabant College wel een term dat bekend is maar er wordt door de verschillende mentoren heel verschillend mee omgegaan. Op dit moment is het zo dat mentoren hun mentorles zelf invulling mogen geven. Hierdoor is het risico aanwezig dat er niet voldoende aandacht besteedt wordt aan LOB in de klas. Volgens de Meester en Westerbeek (2014) raakt LOB vaak ondergesneeuwd onder ‘alles wat ook al moet. Er bestaan grote verschillen tussen scholen in hoe ze
1
http://www.vo-raad.nl/projecten/stimulering-lob/achtergrond-lob
11
met LOB omgaan, maar in het algemeen wordt er te weinig aandacht aan besteedt. Leerlingen geven ook zelf aan dat ze niet tevreden zijn over de begeleiding bij het maken van hun keuzes. 3.2 Mission statement en taken van de mentor Veel scholen hebben in de schoolgids een mission statement opgenomen, waarmee zij naar de omgeving, leerlingen en ouders willen duidelijk maken wat het leidende principe is voor de vormgeving van onderwijs. Dit statement geldt als richtinggevend voor zowel de vormgeving van het onderwijs als het handelen van de docenten. De visie van het Jan van Brabant is al volgt: “Het Jan van Brabant College, meer dan les alleen. De school heeft als uitgangspunt dat het welzijn van de leerling heel belangrijk is om goede leerresultaten te bereiken. Een leerling die zich prettig en veilig voelt op school zal beter gebruik maken van zijn/haar mogelijkheden en de kansen die de school biedt. De zorg op onze school is erop gericht om het welzijn van het kind op school zo hoog mogelijk te laten zijn. Het Jan van Brabant College wil zich profileren als een school met kansen. Dit betekent dat we binnen onze mogelijkheden die begeleiding en zorg bieden die nodig is opdat de leerling zijn/haar kwaliteiten optimaal kan inzetten. De school is voortdurend bezig haar mogelijkheden voor zorg en begeleiding te vergroten. Het uitgangspunt is dat de verbetering van de mogelijkheden van zorg en begeleiding zullen leiden tot steeds meer leerlingen die met een diploma de school zullen verlaten.” Uitgaande van bovenstaande visie op het onderwijs aan het Jan van Brabant College zijn ze tot de volgende taakomschrijving van de mentor gekomen. De vijf belangrijkste taken van de mentor worden hieronder beschreven: -
-
Bij het Jan van Brabant College is het de bedoeling dat de mentor het eerste aanspreekpunt is voor de leerlingen. Zij moeten de belangen van de leerlingen behartigen en zij dragen zorg voor de sociaal-emotionele begeleiding. De mentor draagt de verantwoordelijkheid voor de studiebegeleiding van de leerlingen. Van de mentor wordt verwacht dat hij relevante informatie verzamelt over de leerling. De mentor levert een bijdrage aan het proces van de loopbaanoriëntatie in en na overleg met de decaan. De mentor bemiddelt bij conflicten tussen leerlingen en docenten en als zodanig treedt hij op als beroepsinstantie voor leerlingen. De mentor verzorgt de L&M/mentorles. De mentor onderhoudt, in samenwerking met de verantwoordelijke afdelingsleider, de contacten met ouders/verzorgers.
In het boek ‘Spiegel voor begeleiders’ beschrijft Hans van Huijegevoort dat de docent in de relatie naar de leerling toe steeds meer gezien wordt als ondersteuner van het leerproces van de leerling. Termen als docent als coach komen hierbij naar voren. De coach stemt zijn handelen af op het leerproces van de leerling. De rol van de docent verandert daarnaast ook binnen de organisatie. Onderwijsorganisaties ontwikkelen naar lerende organisaties, die actief inspelen op veranderingen in 12
de omgeving. In de visie van het Jan van Brabant College komt ook naar voren dat ze veel begeleiding en zorg bieden aan hun leerlingen. Dit vereist dus ook een coachende rol vanuit de docenten en dit wordt vanuit het Jan van Brabant als erg belangrijk benadrukt. De coaching vraagt daarom om bezinning op de rol van de docent, ook ten aanzien van leerinhouden die niet tot het primaire vakgebied van de docent behoren. 3.3 Actoren van invloed op de loopbaanontwikkeling Martens & Spijkerman (2000) beschrijven de drie belangrijkste actoren van de loopbaanontwikkeling van de leerling: -
het individu en zijn directe omgeving de organisatie (school) waarbinnen op dit moment de loopbaanontwikkeling de gestalte krijgt of gaat krijgen de samenleving
de loopbaanontwikkeling vindt als uitkomst van een interactie proces of gesprek tussen deze drie actoren plaats. De leerling onderneemt activiteiten waardoor hij de eigen loopbaan verder ontwikkelt. Maar ook de school en de maatschappij ontwikkelen activiteiten waarbij zij hun belangen behartigen. 3.4 Invloeden bij profiel- en vervolgstudie keuze Bij zowel de profiel- en vervolgstudiekeuze is het belangrijk dat je jongeren actief benadert. bij de profielkeuze hebben jongeren met name behoefte aan inspiratie en informatie om zich te kunnen oriënteren. Leerlingen willen graag feitelijke informatie over profielen en bijbehorende opleidingen, moeilijkheidsgraad en toekomstmogelijkheden. Maar ook welke persoonlijkheidskenmerken je nodig hebt voor een bepaald profiel. Leerlingen gaan zelf niet actief op zoek aangezien hun toekomst nog ver van hen af staat. De persoonlijke benadering/begeleiding is hierbij essentieel omdat jongeren het zelf moeilijk vinden om de consequenties van hun keuzes te overzien. Deze persoonlijke begeleiding heeft pas meerwaarde voor jongeren als er naar meer wordt gekeken dan alleen hun studievoortgang. Deze persoonlijke begeleiding wordt lang niet op alle scholen gegeven. bij de keuze voor een vervolgopleiding hebben jongeren met name behoefte aan informatie om zich te kunnen oriënteren en willen bevestiging dat hun keuze bij hun persoonlijkheid past. Ze hebben dus niet alleen behoefte aan feitelijke informatie maar ook aan ‘zachte’ informatie, zoals de sfeer op een school. Informatie: objectieve, betrouwbare informatie over de toelatingseisen en vakken bij een opleiding Bevestiging: een school waar de leerling zich thuis voelt, een opleiding die de leerling aankan en past bij zijn persoonlijkheid en een toekomstperspectief dat aansluit bij de leerling. De persoonlijke begeleiding is hierbij ook weer van groot belang om een leerling de juiste keuze te laten maken. Leerlingen hechten veel waarde aan voorbeelden en verhalen die te maken hebben met de sfeer en de toekomstmogelijkheden.
13
Begeleiding bij de keuze voor een vervolgopleiding heeft alleen meerwaarde als deze persoonlijk is. Bijvoorbeeld een beroepskeuzetest is een veel gebruikt hulpmiddel om een leerling inzicht te laten krijgen in wat voor beroepen hij/zij interessant vindt. Door dit vervolgens individueel te bespreken met de leerling gaat het een rol spelen in het keuzeproces omdat de link daarbij wordt gelegd tussen het beroep en de persoonlijkheid. De leerling vindt dit zelf moeilijk en ziet die verbanden nog niet echt, of denkt daar zelf nog te weinig bij na. Je hebt dus een heleboel hulpmiddelen die kunnen helpen bij het maken van een goed keuze maar vooral het gesprek dat hierover wordt gevoerd is van essentiële waarde. Leerlingen hebben bij hun keuze een afstemming nodig tussen de organisatie, informatie en mensen. Door middel van deze drie factoren zijn ze beter in staat een goede keuze te maken. In de afbeelding hieronder wordt dit weergegeven.
Bron: www.rovict.nl
3.5 Ontwikkeling van het brein van een tiener Het is onderzocht en ook bewezen dat de hersenen bij leerlingen tussen de 13 en 18 jaar nog niet volledig ontwikkelt is. Vooral het omgaan met emoties, omgaan met risico’s, het aannemen van huiswerk of betrokkenheid zijn zaken die tussen deze leeftijd nog niet volledig zijn ontwikkelt. De hersenen ondergaan nog veel veranderingen en dan vooral in de prefrontale cortex. Dit is het gedeelte achter het voorhoofd. De prefrontale cortex is het gedeelte dat geassocieerd wordt met plannen, problemen kunnen oplossen en zaken die daar mee te maken hebben. Het gevolg hiervan is dat jongeren nog niet goed in staat zijn consequenties te overzien van keuzes die ze nu maken voor de toekomst. En dat terwijl ze in deze periode veel keuzes moeten maken die betrekking hebben op hun toekomst. 3.6 Factoren van invloed op de verandering Om een uniform profiel- en studiekeuzetraject uit te zetten aan de leerlingen is er vanuit de mentoren draagvlak nodig om deze verandering ook daadwerkelijk door te kunnen laten voeren. Maar er zou ook weerstand kunnen ontstaan als ze moeten veranderen. Hieronder licht ik de verschillende factoren die van invloed zijn op de verandering toe.
14
Draagvlak Swieringa & Jansen schrijven dat sinds de eerste theorieën van planned change veel geschreven is over het creëren van draagvlak. Belangrijk bij het creëren van draagvlak is het laten meedenken en laten participeren van de medewerkers. De motivatie die van cruciaal belang is bij een veranderproces zal dan groter worden. Als medewerkers meer invloed krijgen op hun werkomstandigheden blijken ze tot veel hogere prestaties te komen, dan wanneer ze voortdurend worden gecontroleerd op hoe ze hun werk moeten doen. Medewerkers zijn graag betrokken bij de verandering en willen daarbij inspraak hebben. Het laten meepraten van medewerkers bij nieuwe strategieën, structuren of systemen zorgt ervoor dat ze eerder bereid zijn om mee te veranderen, dit wordt ook wel commitment genoemd. Weerstand Psychologen wijzen uit dat als mensen moeten veranderen dit in het begin bij vrijwel iedereen altijd verzet oproept. Zeker als iemand van het management dat vraagt. Vaak komt dit verzet voort uit onzekerheid en gevoelens van bedreiging. ‘Wat gaat er met mij gebeuren?’ ‘Kan ik dat wel?’. Je kunt dat weerstand noemen maar eigenlijk is dat het verkeerde woord. Het is meer de angst voor het onbekende. De kunst is volgens Schieringa & Jansen om met elkaar die angst om te zetten in durf, de bedreiging omzetten in een uitdaging. De grootste angst is echter die voor gedoe. Gedoe met managers die je voortdurend proberen te committeren en onder druk proberen te zetten. De verandering moet op een vertrouwenwekkende manier worden aangepakt. Het management moet het eerst met elkaar eens zijn en vertrouwen op hun personeel. Goede communicatie Medewerkers willen zich gehoord voelen en hun gevoelens en emoties kunnen uiten als het gaat om de verandering. Wat hierboven bij draagvlak als is genoemd is dat de belangrijkste manier om medewerkers mee te nemen in de verandering is door medewerkers mee te laten praten en te laten deelnemen. Als het Jan van Brabant College in de toekomst de mentorlessen parallel willen laten lopen zal een goede communicatie tussen decaan en mentoren noodzakelijk zijn. Wat eigenlijk ook onder communicatie valt is naar elkaar luisteren. Geef elkaar de ruimte, hoe meer vrijheid een medewerker krijgt, hoe meer initiatieven hij zal nemen. Wat je dus absoluut niet moet doen is medewerkers over één kam scheren. Elke medewerker heeft zijn eigen drijfveren. Het is zaak om deze per persoon te achterhalen. Zo zijn er dus enkele mentoren binnen het Jan van Brabant College die wel degelijk iets aan studiekeuzebegeleiding doen tijdens de les. Dus het is niet zo dat elke mentor te weinig aandacht besteedt aan studiekeuzebegeleiding. Verbinding Verbinding kun je anders vertalen als de intrinsieke motivatie voor de verandering. Medewerkers moeten de verandering begrijpen en moet zich bekwaam voelen om het gedrag te vertonen en neemt verantwoordelijkheid voor zijn rol erin.
15
De verbinding is het resultaat van een persoonlijke afweging van diegene die geacht wordt te veranderen. De ene persoon maakt die keuze bewuster dan de ander en de ene persoon is meer geneigd om een keuze ter discussie te stellen dan een ander. 3.7 Vijf krachten in het veranderproces Om verbinding te verkrijgen en weerstand door te werken kan een veranderaar vijf krachten inzetten. Een verandering wordt daarbij gezien als een weg waarbij je begint met een ‘startsituatie’ naar een ‘streefsituatie’. De weg ertussen is het veranderingsproces. de vijf krachten zijn urgentie, ambitie, planning, interactie en leiderschap. Bij verandering gaat Annemarie Mars uit van haar vijfkrachtenmodel. Urgentie: de ernst en oorzaken van het probleem in kaart brengen en moet in samenwerking moeten worden opgelost. Getoetst wordt of de betrokken personen het probleem daadwerkelijk voelen. Bij ontbreken van urgentiebesef is het doorzetten van de verandering nagenoeg kansloos. Ambitie: Het beeld van de streefsituatie moet een gedeeld beeld zijn onder de betrokken personen om goed samen te werken. Bij het ontbreken hiervan kiest iedereen een eigen gewenst beeld. Planning: hier onder verstaan we de veranderstrategie die gevolgd wordt om mensen mee te krijgen in de samenwerking Interactie: het communiceren met de betrokken mensen, waarbij inbreng geleverd kan worden, weerstanden opgevangen worden en waarbij medewerkers gestimuleerd worden om mee te denken over de inrichting van de samenwerking. Leiderschap: leidinggevenden op verschillende niveaus moeten betrokken zijn in het opzetten van de samenwerking. Ook moeten zij hun verantwoordelijkheid nemen door de interactie met medewerkers aan te gaan en medewerkers te stimuleren mee te helpen om de samenwerking aan te gaan.
Bron: Mars, A. (2006). Hoe krijg je ze mee? Vijf krachten om in te zetten bij verandering.
In het schema hierboven staat interactie in het midden want bij verandering is communiceren het belangrijkste aspect. Daarbij moet er wel een bepaalde urgentie zijn, dus is er een hoge noodzaak om het probleem aan te pakken. De doelgroep heeft zelf misschien geen last van het probleem. Dit zou dus ook het geval kunnen zijn bij het studiekeuzeproces. 16
4. Methodische verantwoording 4.1 Type onderzoek Het onderzoek zal zowel kwalitatief als kwantitatief zijn. Dit onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen: -
-
-
Gesprekken met betrokkenen om de hoofd- en deelvragen te formuleren Ik ben enkele keren met mijn stagebegeleider en docenten in gesprek gegaan om de juiste hoofd- en deelvragen te formuleren. Literatuuronderzoek Enquête voor de mentoren Een enquête onder 35 havo/vwo mentoren vanaf leerjaar 3. Ik ga een vragenlijst uitzetten voor de mentoren van havo/vwo om erachter te komen wat de mentoren op dit moment van de mentorlessen vinden. Waar hebben ze behoefte aan en wat zouden ze graag meer of minder willen zien. Met de uitslag van de enquête zullen veel deelvragen van mijn onderzoek beantwoord worden. Interview met de decaan Interview met afdelingsleider 4 Interviews met havo/vwo mentoren
Ik heb gekozen voor zowel kwalitatief als kwantitatief omdat ik van alle mentoren van havo en vwo wil weten wat ze van het huidige programma van de mentorles vinden. Daarna wil ik ook verdiepende interviews met de mentoren, afdelingsleider en de decaan afnemen om verder te onderzoeken wat er nu precies nodig is om een uniform profiel- en studiekeuzetraject te kunnen realiseren. 4.2 Meetinstrumenten Het onderzoek bestaat uit twee verschillende meetinstrumenten. Namelijk het houden van interviews met de mentoren en de decaan, en het afnemen van een enquête onder de mentoren. 4.3.1 interviews De doelen van het houden van semi gestructureerde interviews is om erachter te komen hoe mentoren en afdelingsleiders tegen de huidige studiekeuzebegeleiding aankijken op dit moment. Ook wordt er via interviews onderzocht wat de doelgroep belangrijk vindt van de huidige mentorlessen. De afdelingsleiders die de mentoren beoordelen op het mentorschap hebben veel inbreng als het gaat om veranderingen in de lessen. Hoe kijken zij aan tegen het plan van uniforme studiekeuzebegeleiding, wat zijn volgens hun de voor- en de nadelen? Aan de hand van een topiclijst zal het interview worden gehouden om toch een fijne structuur aan te houden zodat alle onderwerpen aan bod komen. de interviews worden gehouden onder: -
Decaan Jan van Brabant College Afdelingsleider havo 4 mentoren havo of vwo
17
4.3.2 Enquête Het doel van het afnemen van een enquête binnen het Jan van Brabant college is om informatie te verzamelen over hoe de mentoren in het algemeen denken over de huidige mentorlessen. ‘Hoeveel besteden ze aan studiekeuzebegeleiding tijdens de lessen of geven ze überhaupt wel klassikale lessen?’ ‘Hoe vult iedereen het mentorschap in en is er behoefte aan verandering hierin?’ Dit zijn vragen die beantwoord zullen worden in de enquête. De enquête zal afgenomen worden onder alle havo en vwo mentoren vanaf leerjaar 3, dus havo 3, 4, 5 en vwo 3,4,5 en 6. Dit zijn 35 mentoren. 4.3.3 Selecte steekproef Ik ga gebruik maken van een selecte steekproef, hierbij is het afhankelijk van de keuze van de interviewer of bepaalde mensen wel of niet worden geïnterviewd. Ik heb hier voor gekozen omdat ik juist die mentoren wil interviewen die een uitgesproken mening hebben over de mentorlessen. Een mentor die over alles neutraal antwoord zal ik daarom niet kiezen voor een interview. Is iemand op dit moment heel ontevreden over de mentorlessen of is iemand juist heel tevreden dan zal ik deze mentoren vragen om een interview. Hierdoor denk ik een beter idee te krijgen waar de knelpunten liggen en kan ik actiever zoeken naar een oplossing. Voor de enquête heb ik de mentoren vanaf leerjaar 3 meegenomen omdat ze vanaf dit jaar pas echt beginnen met studiekeuzebegeleiding voor een profiel of vervolgstudie. Hier is dus ook select voor gekozen. 4.3 Procedure en respondenten Week 38t/m 45
Activiteit 1. Enquête maken en afnemen bij de mentoren 2. Mentorlessen bijwonen
Manier van meten 1. Schematisch resultaten in kaart brengen. (SPPS)
Respondenten Alle mentoren van havo en vwo
2. Uitwerken resultaten 3. Observeren van een huidige mentorles 43 t/m 49
34 t/m 49 34 t/m 49
1. Afspraak maken met havo/vwo mentoren over het mentorschap en hoe hun mentorles eruitziet.
1. Topic lijst opstellen
2. Decaan interviewen
3. Uitwerken resultaten
2. Interviews verwerken 1. Interview afnemen met decaan over studiekeuzetraject 2. Literatuuronderzoek 1. Literatuuronderzoek over het belang van een studiekeuzetraject
Mentoren, Decaan.
2. Interview afnemen.
1. Topiclijst opstellen 2. Interview afnemen 3. Uitwerken resultaten 1. artikelen, boeken, en ander literatuur.
Decaan.
Decaan en mentoren
18
De interviews zullen gepland worden vanaf 24 november. In de week van 17 november komen alle antwoorden van de enquête binnen. Ik kan hierdoor de resultaten goed bekijken en eerst gaan verwerken. Vervolgens worden er interviews afgenomen bij de mentoren en de decaan om zo dieper in te gaan op de resultaten die uit de enquête komen. 4.4 Onderzoeksgroep De onderzoeksgroep voor dit onderzoek bestaat uit mentoren van havo 3, vwo 3, havo 4, vwo 4, havo 5, vwo 5, vwo 6 en de decaan van het Jan van Brabant College. Onder de mentoren zal een enquête afgenomen worden over de invulling van hun huidige mentorlessen. Daarnaast zullen er ook interviews gehouden worden met de decaan en mentoren. Per deelvraag zal hieronder worden beschreven welke onderzoeksgroep van toepassing is en welk meetinstrument: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7. 8. -
Hoe ziet het huidige programma van de mentorlessen eruit? Een verdiepend interview met mentoren Een semi gestructureerd interview met de decaan om antwoord te krijgen Enquête onder alle havo 3, 4 en 5 en vwo 3, 4, 5 en 6 mentoren Wat vinden mentoren zelf van de huidige mentorlessen? Enquête onder alle havo 3,4 en 5 en vwo 3, 4, 5 en 6 mentoren Verdiepend interview Waarom is het belangrijk dat leerlingen een goede keuzebegeleiding krijgen vanuit school? Interview decaan Literatuur Hoe komt een mentorschap tot stand en wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de mentor? Verdiepend interview Enquête Is er draagvlak bij de mentoren om hun leerlingen beter te begeleiden naar een bewuste profiel- en studiekeuze? Enquête Interview mentoren Decaan Literatuur Welke rol speelt de decaan in het gehele profiel- en studiekeuzetraject? Semi-gestructureerd interview met de decaan. De gespreksonderwerpen liggen vast. De geïnterviewde beantwoordt de vragen en de interviewer vraagt door. Literatuuronderzoek: wat zegt de literatuur over de rol van de decaan bij profiel- en studiekeuze? Hebben de mentoren voldoende kennis, kunde en materialen om een mentorles te verzorgen? Decaan Afdelingsleider Literatuur: wat zegt de literatuur over de kennis http://www.lobvo.nl/kennisbank/professionaliseren/de-drie-schoolmodellen Hoe wordt de mentor beoordeeld m.b.t. zijn/haar keuzebegeleiding in de mentorles? Verdiepend interview met mentoren Directie 19
5. RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven die zijn voortgekomen uit het onderzoek binnen het Jan van Brabant College. De resultaten hebben betrekking op de eerder opgestelde hoofd- en deelvragen. Hoofdvraag:
Wat is er vanuit het Jan van Brabant College nodig voor de havo/vwomentoren om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan hun leerlingen? Deelvragen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Hoe ziet het huidige programma van de mentorlessen eruit? Wat vinden mentoren zelf van de huidige mentorlessen? Waarom is het belangrijk dat leerlingen een betere keuzebegeleiding krijgen vanuit school? Hoe komt een mentorschap tot stand en wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de mentor? Is er draagvlak bij de mentoren om hun leerlingen beter te begeleiden naar een bewuste profiel- en studiekeuze? Welke rol speelt de decaan in het gehele profiel- en studiekeuzetraject? Hebben de mentoren voldoende kennis, kunde en materialen om een mentorles te verzorgen? Hoe wordt de mentor beoordeeld m.b.t. zijn/haar keuzebegeleiding in de mentorles?
20
5.1 DEELVRAAG 1: HOE ZIET HET HUIDIGE PROGRAMMA VAN DE MENTORLESSEN ERUIT? Op dit moment is er niet echt een huidig programma voor mentoren. Elke mentor van het Jan van Brabant College mag in principe zijn mentorles zelf invullen en staat hier vrij in. Een mentor heeft per schooljaar 80 taakuren voor het mentorschap, hoe dit wordt ingevuld mag de mentor dus zelf bepalen. Mentoren ervaren dit als fijn omdat elke klas weer een andere behoefte heeft en een mentor kan dus zelf bepalen hoe hij hier mee om gaat. De meerderheid van de mentoren geeft aan dat ze in een les niet zo goed weten wat ze moeten doen. Ook geeft een meerderheid aan dat de leerlingen het vaak niet serieus nemen en zelfs saai vinden. Daarnaast zijn leerlingen nog helemaal niet bezig met hun toekomst, laat staan wat ze willen studeren. Mentoren geven aan dat ze meer voldoening halen uit individuele gesprekken omdat ze de leerling persoonlijk spreken en dan komt er vaak meer informatie naar boven dan wanneer een gezamenlijke les wordt gegeven. Dit is ook de reden waarom het merendeel kiest voor de individuele gesprekken met leerlingen. Zo zegt de afdelingsleider van de havo het volgende: ‘Elke klas heeft zijn eigen problematiek, de ene keer speelt er veel en de andere keer speelt er veel minder en soms heb je juist die individuele problemen die extra aandacht nodig hebben. Dus dat kan ik wel begrijpen dat een mentor daar voor kiest’ De decaan op het Jan van Brabant College is een tweedelijns decanaat en zegt dat hij maar weinig zicht heeft op de beleving van leerlingen op de keuzebegeleidingsactiviteiten. De decaan verzorgt en organiseert een heleboel activiteiten voor leerlingen die helpen bij de profiel- en studiekeuze. De decaan geeft ook aan dat dit nodig is omdat leerlingen hier zelf nog te weinig mee bezig zijn. Voor de havo/vwo leerlingen maakt de decaan gebruik van “keuzeweb” dit is een website over loopbaan oriëntatie en begeleiding (LOB) en keuzebegeleiding voor leerlingen, ouders, docenten en mentoren. Deze site beheert de decaan en hij draagt zorg voor de opdrachten, het up to date houden van deze website en het is een instrument waarmee makkelijk contact gemaakt kan worden met de leerlingen via e-mail. Het blijft daarbij moeilijk zegt de decaan om te controleren in welke mate de mentor dit in zijn les toepast. Op het Jan van Brabant College zouden ze graag zien dat de mentoren altijd tijdens het mentoruur de hele klas bij elkaar houden en een soort van programma hebben wat ze week in week uit met die leerlingen kunnen behandelen zoals het in een normale les ook gebeurt. Maar in praktijk komt het er veel meer voor dat ze alleen met een groepje leerlingen afspraken maken, en dat er veel of bijna alleen maar individuele gesprekjes gevoerd worden met de leerlingen, zeker in de bovenbouw.
21
FIGUUR 1 Hoe vul jij het mentoruur het meest in? 12 Vaak individuele gesprekken
10 8
vaak gezamenlijke lessen
6
combinatie van a en b
4 2
gaat nauwelijks door
0 1
In bovenstaand figuur staat hoe de mentoren hun mentorles op dit moment invullen. Zoals je hierboven kunt zien kiezen de meeste mentoren voor een combinatie van gezamenlijke lessen en individuele gesprekken. Maar als je echt de individuele gesprekken en de gezamenlijke lessen vergelijkt zie je dat er toch meer wordt gekozen voor de individuele gesprekken. Bij sommige mentoren gaat de mentorles dan ook nauwelijks door. FIGUUR 2 Waar besteedt je het meeste tijd aan tijdens de mentorles? 20 15
Studievoortgang
10
Klassensfeer
5
Studiekeuzebegeleidin g
0 1
Mentoren besteden het meeste tijd aan de studievoortgang, dit is niet geheel onlogisch omdat het voor een mentor natuurlijk het belangrijkste is dat een leerling overgaat naar het volgende jaar. Maar aan studiekeuzebegeleiding wordt maar heel weinig aandacht besteedt zoals je in het figuur terug kunt zien. Zo zegt een mentor van vwo 6 het volgende: ‘dit leerjaar vind ik het toch het belangrijkste dat ze hun diploma halen. Dus als er zaken zijn, dus kan ook van het thuisfront zijn of hier op school of lessen dat vind ik het belangrijkste. Ze moeten zorgen dat dat eerst goed afgerond wordt en daarnaast komt wat ze dus volgend jaar gaat doen. Het heeft wel vaak met elkaar te maken hoor want ik merk dat als ze nog niet goed weten wat ze volgend jaar willen gaan doen dat beïnvloed ook hun punten in principe. 22
FIGUUR 3. Hoeveel tijd besteedt je aan studiekeuzebegeleiding in een mentorles? 15
10
5
0 0-10
20-40
40-50
Geen
De mate waarin mentoren tijd besteden aan studiekeuzebegeleiding is afhankelijk van het leerjaar waar leerlingen inzitten. In het ene jaar wordt hier meer aandacht aan besteedt dan in het andere. Vrijwel geen een mentor besteedt een hele les aan studiekeuzebegeleiding. Dit is altijd een onderdeel van zijn of haar les. FIGUUR 4. Maak een schatting van hoeveel taakuren je besteedt aan het mentoraat per schooljaar 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
40-60 60-80 80-100 meer dan 100
1
Een mentor krijgt 80 taakuren per jaar voor zijn mentoraat. Omdat er geen vast programma is waar een mentor zich aan moet houden, ligt de invulling bij de mentor zelf. De ene mentor heeft veel voorbereiding nodig de ander misschien helemaal niet. De antwoorden op deze vraag lopen dan ook erg uiteen. De meeste mentoren komen wel aan deze 80 uur toe, maar ook een groot deel vindt dat hij er veel meer tijd aan besteedt per jaar. Dit is moeilijk te controleren omdat er geen programma is wat mentoren moeten uitvoeren.
23
5.2 DEELVRAAG 2: WAT VINDEN MENTOREN ZELF VAN HET MENTORSCHAP EN DE HUIDIGE MENTORLESSEN? Om te achterhalen wat de mentoren van het mentorschap vinden en hun mentorlessen is er een enquête afgenomen en er hebben willekeurig interviews plaatsgevonden met mentoren die les geven aan een 3e, 4e, 5e, of 6e klas havo of vwo. In totaal zijn er 4 mentoren geïnterviewd. 1 mentor van vwo 4, 1 mentor van vwo 6, 1 mentor van vwo 3 en 1 mentor van havo 4. De verschillende mentoren zijn al een aantal jaar mentor en hebben ook ervaring met andere mentorklassen. Mentorschap In de enquête komt naar boven dat vrijwel iedereen het mentorschap een leuke taak vindt bovenop zijn werkzaamheden. Mentoren hechten vooral waarde aan het persoonlijke contact dat ze hebben met de leerlingen en de band die ze met deze leerlingen opbouwen. Zo zegt de mentor van vwo 6 het volgende: ‘Nou wat ik er leuk aan vind dat je toch wel een aparte band krijgt met de leerlingen. Dus je hebt een klein groepje en daar heb je net wat meer contact mee en op een prettigere manier dan andere leerlingen. bij gewone leerlingen is het toch je doel om dingen uit te leggen en les te geven en als mentor komt daar veel meer bij kijken. Dus dat trekt me er in aan’. Een mentor uit vwo 3 zegt het volgende over haar mening over het mentorschap: ‘Je hebt intensiever contact met leerlingen meer dan alleen in een klassituatie maar dat je ook echt gaat vragen van ‘hoe gaat het thuis?’ en ‘hoe zit je in je vel?’ ‘hoe ga je profielen kiezen?’ en ‘wat is je toekomstbeeld?’ ‘Wat wil je gaan studeren?’ Dus je hebt andere gesprekken vind ik dan dat je alleen les geeft dus dat vind ik ook het leuke eraan. In onderstaande figuur zie je dat nagenoeg iedereen het mentorschap een leuke taak vindt bovenop zijn werkzaamheden. FIGUUR 5 Ik vind het mentorschap een leuke taak Nee 4%
bovenop mijn werkzaamheden
?
Ja 96%
Mentorles De meningen over de mentorlessen verschilt heel erg per mentor. Omdat niet alle mentoren klassikale lessen geven aan hun leerlingen is het moeilijk te zeggen wat mentoren van hun mentorles vinden. Uit de enquête komt naar voren dat mentoren vaak niet goed weten wat ze nou precies kunnen doen in een les, vandaar dat er vaak gekozen wordt voor individuele gesprekjes. Uit interviews komt naar voren dat de mentoren die vooral individuele gesprekjes voeren met leerlingen 24
tijdens hun mentorles niet toekomen aan het gezamenlijke stukje in de les. Andersom de mentoren die klassikale lessen verzorgen geven aan dat ze soms te weinig toekomen aan het individuele aspect van de leerlingen. Citaat: ‘Ja ik vind dus vooral in de derde dan ben ik zoveel tijd kwijt met planningen, profielkeuzebegeleiding dat ik eigenlijk vind dat ik soms te weinig tijd heb om echt individueel die leerlingen te spreken’. FIGUUR 6 Wat mis je in de huidige mentorles voor de leerlingen? 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
een gezamenlijk uur verplicht meer tijd voor individuele aandacht invulling, opdrachten goede interessetest
1
niets
In bovenstaande figuur is terug te zien wat mentoren missen in hun huidige mentorles. Zoals te zien is missen de meeste mentoren niets in hun huidige mentorles voor de leerlingen. Wat mentoren wel missen is een gezamenlijk uur waarop leerlingen verplicht moeten komen. Uit interviews is gebleken dat sommige mentoren niet eens een mentoruur in hun rooster hebben staan waarop al hun leerlingen kunnen. Voor deze mentoren is het een logisch gevolg dat ze van individuele gesprekken gebruik maken. Een hoog aantal mentoren geeft aan dat ze invulling, opdrachten missen voor in de mentorles.
5.3 DEELVRAAG 3: WAAROM IS HET BELANGRIJK DAT LEERLINGEN EEN GOEDE KEUZEBEGELEIDIMG KRIJGEN VANUIT SCHOOL? Uit theorie is gebleken dat leerlingen tussen de 13 en 18 jaar zelf nog niet voldoende in staat zijn om na te denken over belangrijke vervolgkeuzes. De prefrontale cortex is nog niet zodanig ontwikkeld dat leerlingen zelf vaak nog niet goed kunnen plannen en na kunnen denken over de toekomst. Een andere belangrijke taak van een mentor is dat de mentor de leerlingen probeert aan te sturen en leert ze na te denken. Het is dus zowel bij profiel- en vervolgstudiekeuzes belangrijk dat leerlingen actief worden benadert. Leerlingen hebben met name behoefte aan inspiratie en informatie om zich te oriënteren. Maar ook welke persoonlijkheidskenmerken je nodig hebt voor een bepaald profiel. Leerlingen gaan zelf niet actief op zoek aangezien hun toekomst nog ver van hen af staat. Volgens de afdelingsleider is een mentor er om leerlingen te begeleiden in hun hele proces dat ze dat jaar moeten doorlopen. Het is belangrijk om veel met leerlingen te praten over de keuzes die ze 25
moeten gaan maken. Omdat leerlingen hier zelf vaak nog niet genoeg bij stilstaan is het aan de mentor om leerlingen bewust te maken en goed na te laten denken over wat ze leuk vinden, niet leuk vinden en vooral waarom ze dat vinden. In het boek ‘Spiegel voor begeleiders’ beschrijft Hans van Huijegevoort dat de docent in de relatie naar de leerling toe steeds meer gezien wordt als ondersteuner van het leerproces van de leerling. In de visie van het Jan van Brabant College komt ook naar voren dat ze veel begeleiding en zorg bieden aan hun leerlingen. Dit vereist dus ook een coachende rol vanuit de docenten en dit wordt vanuit het Jan van Brabant als erg belangrijk benadrukt. Begeleiding bij de keuze voor een vervolgopleiding heeft meer waarde voor een leerling als deze persoonlijk is. Bijvoorbeeld een beroepskeuzetest is een veel gebruikt middel om een leerling inzicht te laten krijgen in wat voor beroepen hij of zij interessant vindt. Door dit vervolgens individueel te bespreken met de leerling gaat het een rol spelen in het keuzeproces. Uit de theorie is naar voren gekomen dat leerlingen het zelf moeilijk vinden om die verbanden te leggen tussen beroep en persoonlijkheid. Mentoren op het Jan van Brabant College hebben een heleboel hulpmiddelen, werkvormen en materiaal wat ze kunnen gebruiken. Maar het individuele gesprek dat hierbij essentieel is voor een leerling blijft vaak uit. De afdelingsleider deelt deze mening en zegt daarover het volgende: ‘leerlingen kunnen de opdrachten wel maken dat gaat allemaal prima dat kost ook niet zoveel tijd maar ze hebben te weinig tijd of gelegenheid of misschien dat het ook echt aan de wil ontbreekt om daar nou eens wat dieper op in te gaan om leerlingen erover na te laten denken over wat ze nou ingevuld hebben’.
5.4 DEELVRAAG 4: HOE KOMT EEN MENTORSCHAP TOT STAND EN WAT ZIJN DE TAKEM EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE MENTOR? Totstandkoming mentorschap Op het Jan van Brabant gaan ze er in principe vanuit dat iedere docent mentor moet kunnen zijn. Dat moet ook wel want ze hebben bijna alle docenten nodig als mentor want anders zouden ze er gewoon niet genoeg hebben. De docenten die echt aangeven dat ze niet wensen om mentor te worden en daar goede argumenten voor hebben worden niet ingezet als mentor. Maar dit is niet gebruikelijk. De nieuwe docenten worden nog niet ingezet als mentor, die krijgen allemaal de kans om een jaar voor de klas te staan en die worden pas het tweede jaar ingezet als mentor. Taken en verantwoordelijkheden De belangrijkste taak van een mentor is het begeleiden van leerlingen in hun proces dat ze dat jaar moeten doorlopen. Bijvoorbeeld een mentor van een derde klas moet ervoor zorgen dat leerlingen goed worden begeleidt naar een goede profielkeuze, die al belangrijk is voor de toekomstige studiekeuze. Het is de taak van de mentor dat dit goed en bewust gebeurt en zo heeft elk leerjaar zijn specifieke problemen en thema’s waar de mentoren aandacht aan moeten besteden. Hieronder worden de belangrijkste taken van de mentor op het Jan van Brabant College nog eens kort beschreven: 26
-
De mentor is het eerste aanspreekpunt, zij dragen zorg zoor de sociaal-emotionele begeleiding De mentor draagt de verantwoordelijkheid voor de studiekeuzebegeleiding van de leerlingen De mentor levert bijdrage aan het proces van de loopbaanoriëntatie in overleg met de decaan De mentor bemiddelt conflicten tussen leerlingen en docenten. De mentor verzorgt de mentorles De mentor onderhoudt, in samenwerking met de afdelingsleider, de contacten met de ouders/verzorgers
Een belangrijk onderdeel van de taken van een mentor op het Jan van Brabant College is dus de studiekeuzebegeleiding van de leerlingen. De decaan vindt het vooral belangrijk dat mentoren met leerlingen praten, bewustmaken, goed na laten denken en laten reflecteren op hoe ze in elkaar zitten is daarbij belangrijk. De leerling moet zelf deze belangrijke keuzes maken en door ze hier goed over na te laten denken gaat het ook meer leven bij de leerlingen. Op deze manier nemen ze deze vragen mee naar huis en gaan ze er met hun ouders nog eens goed over praten. Daarnaast is het belangrijk dat leerlingen bij hun mentor terecht kunnen met vragen en dat de mentor daarin stappen onderneemt. Dit kan gaan over de thuissituatie of dingen die op school gebeuren. Het is ook de taak van de mentor om contact op te nemen met ouders en de voortgang van de leerling met de ouders te bespreken.
5.5 DEELVRAAG 5: IS ER DRAAGVLAK BIJ DE MENTOREN OM HUN LEERLINGEN BETER EN UNIFORMER TE BEGELEIDEN NAAR EEN BEWUSTE PROFIEL- EN STUDIEKEUZE? Draagvlak Om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te zetten aan de leerlingen is er vanuit de mentoren draagvlak nodig om deze verandering ook daadwerkelijk door te kunnen laten voeren. In het theoretisch kader is al toegelicht dat het bij het creëren van draagvlak belangrijk is om medewerkers te laten participeren en mee te laten denken. Medewerkers moeten een bepaalde motivatie hebben bij een veranderproces dus daarbij het belangrijk dat ze zich betrokken voelen. Psychologen hebben uitgewezen dat een verandering in het begin bij mensen vrijwel altijd verzet oproept. Vaak komt dit verzet voort uit onzekerheid en gevoelens van bedreiging. Wat gaat er met mij gebeuren?’ ‘Kan ik dat wel?’. Je kunt dat weerstand noemen maar eigenlijk is dat het verkeerde woord. Het is meer de angst voor het onbekende. De mentoren van het havo en vwo op het Jan van Brabant College zijn nu heel vrij in hoe ze hun mentorles invulling geven. Een aanpassing aan de taken van het mentoraat zal daarbij ook weerstand oproepen bij de mentoren. Er komen wellicht meer taken bij die de mentoren uit moeten voeren en het vereist misschien meer voorbereiding, hierbij kunnen de mentoren zich in hun vrijheid aangetast voelen.
27
Als het Jan van Brabant College in de toekomst de mentorlessen verplicht door willen gaan voeren zal een goede communicatie tussen decaan en mentoren noodzakelijk zijn. Op dit moment zijn verschillende mentoren zelf al bezig met het zoeken naar hulpmiddelen en werkvormen die ze in de les kunnen gebruiken. De mentoren die hier dus al draagvlak voor hebben gaan hier al zelf naar op zoek, je moet de mentoren daarom niet allemaal over één kam scheren. Er zijn mentoren die wel degelijk iets aan studiekeuzebegeleiding doen tijdens de les. maar om alle mentoren mee te krijgen in die verandering zal dit procesmatig moeten gebeuren en zal daar iets voor aangeboden moeten worden.
In de theorie is gesproken over het vijfkrachten model. Een belangrijk argument waarom er op dit moment wellicht geen draagvlak is vanuit de mentoren om iets aan hun mentorlessen te veranderen kan liggen aan het ontbreken van een urgentie. De mentoren op het Jan van Brabant College ervaren zelf wellicht geen probleem omdat de mentoren zelf geen studiekeuze hoeven te maken. Omdat studiekeuzebegeleiding niet beoordeeld wordt is het een abstract gegeven waar geen resultaat uit komt. Als de leerling een goede keuze maakt is dit natuurlijk erg positief maar het ligt niet vast dat de mentor hier een bijdrage aan heeft geleverd. Vandaar dat er op dit moment een niet zo’n hoge urgentie verbonden zit aan de verandering om het studiekeuzeproces in de klas aan te pakken. Iedereen doet het op zijn eigen manier en dat is ook goed, maar er is geen duidelijk richtlijn op dit moment van wat er nu precies van studiekeuzebegeleiding verwacht wordt. Het is belangrijk om mentoren het belang van een studiekeuzetraject in te laten zien, de urgentie dus om interactie te realiseren. Omdat het op dit moment nog schort aan urgentie wil het nog niet van de grond komen. In het schema hierboven is urgentie ook het beginpunt van de startsituatie. Vanuit de urgentie neemt de verandering pas vorm aan, en die is er op dit moment niet dus er is nog geen streefsituatie. Uniformiteit In de enquête is aan de mentoren gevraagd of ze het fijn zouden vinden als de planning en methode van de mentorlessen bij alle klassen of leerjaren nagenoeg gelijk zouden lopen. Zoals je in onderstaand figuur kunt zien vindt de meerderheid dit geen goed idee. Tegenargumenten die hierbij worden gegeven zijn vooral uitspraken zoals: ‘Elke klas is weer anders, en heeft een andere behoefte
28
of problematiek’, ‘ik deel mijn tijd voor het mentoraat graag zelf flexibel in’, ‘het afstemmen per leerling gaat niet als er een vast programma is’. FIGUUR 7 Zou je het fijn vinden als de planning en methode van de mentorlessen bij alle klassen nagenoeg gelijk zouden lopen? Ja
Nee
30% 70%
Een argument voor deze uniformiteit tijdens de lessen is dat mentoren weten of ze op de goede weg zijn en alle belangrijke zaken bespreken. Mentoren geven aan dat ze wat meer handvatten prettig zouden vinden en dat geeft tegelijkertijd meer zekerheid of ze ook echt op de goede weg zijn. Op dit moment komt het vaak voor dat de ene klas het wel weet en de andere klas niet op de hoogte is gebracht door zijn of haar mentor. De afdelingsleider denkt dat mentoren het fijn vinden als er een duidelijk plan komt, maar waar mentoren nog wel steeds die ruimte hebben om individuele gesprekken te voeren met leerlingen. Een mentor uit vwo 5 zegt het volgende: ‘ik wil graag voor iedere afdeling en leerjaar een overzicht met onderwerpen die een mentor moet bespreken met de leerling’. Een ander argument vóór de uniformiteit is dat er op dit moment klassen zijn die alleen maar individuele gesprekken hebben en een andere klas alleen maar klassikaal. De leerlingen die vooral klassikaal les hebben voelen zich hoogst benadeeld. Citaat: ‘leerlingen worden er wel eens boos om als ze les hebben van mij, ik vind gewoon dat ik heel veel moet doen in dat ene mentoruurtje wat maar 45 minuutjes is per week dat vind ik eigenlijk te weinig dus ik heb dat heel hard nodig om dat allemaal goed te kunnen doen’. Citaat: ‘Als alle lessen gelijk lopen en structureel worden ingevoerd is het klaar met de opmerking: ‘Maar die andere klas hoeft nooit naar de les te komen’. Er zit dus geen duidelijke lijn in en omdat er niet altijd structureel les is, zien de leerlingen het niet als iets wat heel belangrijk is.
5.6 DEELVRAAG 6: WELKE ROL SPEELT DE DECAAN IN HET GEHELE PROFIELSTUDIEKEUZETRAJECT? Decaan vmbo-t, havo, vwo/ tweetalig havo en vwo De decaan werkt binnen het Jan van Brabant College als tweedelijns decaan. Hij heeft in principe de studiekeuzebegeleiding tweedelijns in handen van alle leerlingen op het Jan van Brabant College. Een 29
tweedelijns decanaat wil zeggen dat de decaan de mentoren informeert, instrueert over hoe zij hun eerstelijns studiekeuzebegeleiding aan leerlingen moeten aanbieden. Dat wil zeggen dat de decaan het keuzetraject zelf ontwikkelt, wat de mentoren vervolgens weer eerstelijns dienen uit te voeren. Binnen het Jan van Brabant College zijn er in totaal 43 mentoren en het is aan de decaan om van vakkenpakket keuzes tot studiekeuze te begeleiden wat mentoren het beste in hun les kunnen uitvoeren. De decaan vind het belangrijk dat mentoren hun leerlingen begeleiden om te leren kiezen, om een stukje zelf inzicht te krijgen en om zo uiteindelijk een studiekeuze of sectorkeuze te maken. Wanneer leerlingen of ouders aangeven behoefte hebben aan een gesprek met de decaan worden deze gesprekken op aanvraag gehouden. Dit is ook mogelijk wanneer de mentor dit aan de leerling adviseert. Daarnaast organiseert de decaan alles wat betrekking heeft tot keuzebegeleiding. Zo regelt de decaan bezoeken aan hogenscholen of universiteiten voor leerlingen, meeloopdagen, ook regelt hij regelmatig gastsprekers en organiseert voorlichtingsavonden. De decaan doet veel aan begeleiding bij profiel en studiekeuze. De decaan verzorgt vooral de externe activiteiten. Samengevat neemt de decaan op het Jan van Brabant College als belangrijkste taak de studiekeuzebegeleiding, het leren kiezen naar een bewuste keuze . Voor de havo/vwo leerlingen en mentoren maakt de decaan gebruik van ‘keuzeweb’. Dit is een website over loopbaanoriëntatie en begeleiding en keuzebegeleiding voor leerlingen, ouders, docenten en mentoren. De decaan beheerd deze site en draagt zorg voor deze opdrachten die hier op komen. de rol van de decaan is ook een aansturende rol, zo moet hij mentoren en afdelingsleider er op wijzen dat studiekeuzebegeleiding belangrijk is zodat leerlingen een bewuste keuze kunnen maken en dat de mentorles en activiteiten die worden georganiseerd, zo bijvoorbeeld de maatschappelijk stage en beroepsstage die leerlingen moeten doen hier erg aan bij dragen. De decaan draagt zorg voor deze activiteiten en moet zorgen dat mentoren dit in hun les ook naleven. Regelmatig moet hij mentoren begeleiden, herinneren en ze er op attenderen dat dit allemaal goed gebeurt. De decaan geeft aan in het interview dat hij maar weinig zicht heeft op wat mentoren doen in hun les en dat het echt afhankelijk is van een mentor hoe leerlingen worden begeleid naar hun studiekeuze. Hij heeft het idee dat mentoren te weinig doen aan studiekeuzebegeleiding. De decaan faciliteert het keuzetraject en informeert en instrueert de mentoren maar geeft dus aan hier weinig zicht op te hebben of dit ook echt daadwerkelijk gebeurt. Hij is zelf van mening dat hij hier te weinig terugkoppeling op krijgt. Hij vindt ook dat daar te weinig gesprekken over zijn structureel. De decaan hoort wel eens wat hier en daar maar dat is incidenteel.
5.7 DEELVRAAG 7: HEBBEN MENTOREN VOLDOENDE KENNIS, KUNDE EN MATERIALEN OM EEN MENTORLES TE VERZORGEN? Alle nieuwe docenten die mentor worden krijgen in het begin een heel pakket aangereikt waarin allerlei documenten zitten. Dit hebben ze digitaal op de schijf staan en dat krijgen de nieuwe docenten ook op papier aangereikt. Dat zijn bijv. jaarrooster, programma’s die ze in de les kunnen gebruiken, lessen waar ze in ieder geval aandacht aan moeten besteden maar dat zijn ook voorbeelden van e-mails die ze naar ouders kunnen sturen of brieven die naar ouders moeten. Verder staat er ook nog in hoe mentoren een goed gesprekje met een leerling kunnen voeren en ook nog enquêtes in die ze in de les kunnen uitdelen aan de leerlingen.
30
Op het Jan van Brabant College zijn ze van mening dat alle mentoren in staat zijn om een mentorles te geven. Ze krijgen materiaal vanuit school aangereikt dus het zou in principe makkelijk moeten zijn om een les uit te voeren. Om dus echt les te geven hoeven ze niet speciaal opgeleid te worden. Het gaat juist om de pedagogische, didactische, sociale en communicatieve vaardigheden. Op het Jan van Brabant gaan ze er vanuit dat eigenlijk iedere docent over deze vaardigheden beschikt. Het is alleen moeilijk te controleren omdat er geen eisen vastzitten aan hoe je een les of gesprek uitvoert. Het figuur hieronder geeft de mening van de mentoren aan betreft het aangedragen materiaal wat er wordt aangeboden op het gebied van studiekeuze. FIGUUR 8 Vind je dat er vanuit school genoeg informatie wordt aangedragen vanuit school op het gebied van keuzebegeleiding? Ja
Nee
39% 61%
De meeste mentoren vinden dat er genoeg wordt aangedragen vanuit school maar dit is misschien ook onwetendheid van de mentoren. Mentoren weten zelf niet goed wat ze kunnen doen in de les dus wat voor materiaal daar nu bij hoort kan een mentor moeilijk bepalen. Vanuit school is er geen beleid met zaken die perse behandeld moeten worden. Er zijn op dit moment geen vaste eisen die aan het mentorschap verbonden zitten dus elke mentor zoekt hier zijn eigen weg in. Een mentor uit vwo 6 zegt het volgende: ‘Het is niet zo per definitie dat er te weinig materiaal is, alleen als iemand mij zou vragen van voldoe jij aan de eisen die de school vraagt dan weet ik dat niet’. FIGUUR 9 Ervaar je een ontwikkelbehoefte op het gebied van studiekeuzebegeleiding? Ja
Nee
30%
70%
31
In de enquête is gevraagd aan de mentoren of een ontwikkelbehoefte ervaren op het gebied van studiekeuzebegeleiding. Een meerderheid geeft daarbij aan hier geen behoefte aan te hebben. Omdat er ook geen vaste eisen of criteria zijn waar een mentor aan moet voldoen zal een mentor hier niet snel behoefte aan hebben. Elke mentor doet zijn eigen ding en na een aantal jaren mentor te zijn hebben mentoren het idee dat ze hun eigen weg wel hebben gevonden.
5.8 DEELVRAAG 8: HOE WORDT EEN MENTOR BEOORDEELD M.B.T ZIJN/HAAR KEUZEBEGELEIDING IN DE MENTORLES? De beoordeling van mentoren wordt meegenomen in de functioneringsgesprekken. De docent wordt beoordeelt op hoe hij/zij functioneert als docent en daarbij is mentor is een klein onderdeel wat er wordt besproken tijdens dit gesprek. De afdelingsleider van de havo geeft aan dat beoordelen een groot woord is als het gaat om het mentorschap. Mentoren worden vooral beoordeeld op het docentschap want daar zijn de docenten op aangenomen. Het is dus niet zo dat als je geen goede mentor bent dat je niet langer mag blijven of een onvoldoende beoordeling krijgt. Leerlingen vullen elk jaar een docentenquête in, het mentorschap van een docent nemen leerlingen vaak automatisch mee in hun beoordeling. Dus door de leerlingen worden de mentoren ook beoordeelt. Uit de enquête is gebleken dat de meeste mentoren niet het idee krijgen dat ze echt worden beoordeelt op het functioneren als mentor. In de enquête komen hele verschillende antwoorden terug. Sommige mentoren zeggen dat het wordt meegenomen in het functioneringsgesprek en weer andere zeggen dat ze niet beoordeeld worden of het niet merken. In onderstaande figuur geeft ook het merendeel aan in de enquête dat ze niet het idee krijgen dat ze worden beoordeeld op de functie als mentor. FIGUUR 10 Heb je het idee dat je een beoordeling krijgt op het functioneren als mentor? ja
nee
38% 62%
32
6. Conclusie en discussie In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken aan de hand van de eerder geformuleerde deelvragen en uiteindelijk zal ik antwoord geven op de hoofdvraag. Vervolgens zullen een aantal discussie punten ter sprake komen.
6.1 Conclusie uit de deelvragen: de conclusie die kan worden getrokken is dat er op dit moment geen huidig programma is dat mentoren gebruiken in hun mentorles. Elke mentor staat vrij in hoe hij zijn mentorles invulling geeft. Daarbij mag een mentor zelf bepalen of hij klassikale lessen geeft of individuele gesprekjes voert met zijn leerlingen. Vanuit school worden aan klassikale lessen de voorkeur gegeven maar omdat er geen vast beleid is over hoe mentoren precies hun mentorschap moeten invullen kiezen de meeste voor individuele gesprekken. De mentoren besteden de meeste aandacht aan studievoortgang van de leerlingen, daarna komt pas de studiekeuzebegeleiding. De leerlingen van het havo en vwo worden doormiddel van veel gespreksvoering voorbereid op hun keuze. Het traject ‘keuzeweb’ wat de decaan heeft uitgezet aan de mentoren wordt te weinig gebruikt door de mentoren. Vanaf het 3e leerjaar worden er veel activiteiten georganiseerd door de decaan zoals het bezoeken van hogescholen of universiteiten. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat nagenoeg alle mentoren het mentorschap als een leuke taak ervaren. Mentoren hechten de meeste waarde aan de persoonlijke band die ze opbouwen met hun mentorklas. Het maken van bewuste keuzes is iets wat bij leerlingen nog onvoldoende ontwikkelt is. Leerlingen vinden het lastig om na te denken over de toekomst omdat dit nog ver van hen afstaat. Hierdoor is die stimulering vanuit school voor de leerlingen van groot belang. Van elke docent op het Jan van Brabant College wordt verwacht dat hij of zij mentor wordt. Uit de resultaten komt naar voren dat mentoren het eerste aanspreekpunt zijn voor de leerlingen. Dit kan gaan over de studievoortgang, studiekeuzebegeleiding of persoonlijke zaken die de leerling bespreekt met de mentor. uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat er op dit moment weinig draagvlak is om iets te veranderen aan de studiekeuzebegeleiding. Er zijn geen duidelijke richtlijnen die je als mentor dient op te volgen. Omdat mentoren niet weten wat er vanuit school van hen verwacht wordt is er ook nog maar weinig draagvlak om in dit proces iets te veranderen. De decaan speelt een belangrijke rol bij het uitzetten van een profiel- en studiekeuzetraject. Het is de taak van de decaan om dit door te spelen aan de mentoren. Mentoren krijgen veel materiaal aangereikt maar doen hier op dit moment te weinig mee. De decaan krijgt weinig terugkoppeling en merkt dat vaak dezelfde mentoren met vragen komen.
33
6.2 Conclusie en antwoord op de hoofdvraag In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag:
Wat is er vanuit het Jan van Brabant College nodig voor de havo/vwo mentoren om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan hun leerlingen? Uit het onderzoek is gebleken dat mentoren wel betrokken zijn bij hun leerlingen maar dat het schort aan de studiekeuzebegeleiding. Vanuit de mentoren is er nog niet echt draagvlak om de studiekeuzebegeleiding te verbeteren. Mentoren vinden dat er wel genoeg materiaal is maar dat ze niet goed weten welke informatie nu echt belangrijk voor de leerlingen. Een mentor kiest op dit moment vaak voor zichzelf wat hij belangrijk vindt voor zijn leerlingen. De mentoren op het Jan van Brabant College worden niet graag in hun vrijheid aangetast. Zoals dat elke docent anders lesgeeft, pakt ook elke mentor het anders aan. Een volledig uniform profielstudiekeuzetraject is daarbij onmogelijk omdat elke klas andere behoeften heeft. De aanpak die een mentor gebruikt is vaak afhankelijk van zijn klas. Niet alle mentoren hebben een structureel uur met zijn leerlingen waardoor het ook niet mogelijk is dat ze een klassikale les kunnen verzorgen. Het traject wat de mentoren op dit moment gebruiken is ‘keuzeweb’. De decaan zet dit uit aan de mentoren, maar hier wordt volgens de decaan te weinig gebruik van gemaakt. Hij krijgt hier vanuit de mentoren ook geen terugkoppeling van. De belangrijkste taak van de decaan is de studiekeuzebegeleiding. Hij draagt hier zorg voor maar hij heeft hier te weinig zicht op. Dit omdat er geen contactmomenten zijn tussen mentor en decaan om deze zaken te bespreken. Wat er nodig is voor de havo/vwo mentoren om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren is draagvlak. Om een verandering tot stand te laten komen moeten diegene die moeten veranderen de urgentie van het probleem inzien. Op dit moment is dat nog niet aan de orde omdat mentoren ten eerste niet echt het gevoel hebben beoordeeld te worden op het functioneren als mentor en ook omdat er niet echt een beleid is vanuit school. Wat er dus nodig is vanuit school is dat het belang van studiekeuzebegeleiding bij de mentoren onder de aandacht wordt gebracht, zodat zij dat weer op de leerlingen over kunnen brengen. Omdat de decaan weinig zicht heeft op de mentoren weet hij ook niet wat mentoren missen in hun mentorles. Door meer overleggen te plannen tussen mentor en decaan kan vanuit beide partijen wellicht een beter plan opgesteld worden betreffende de studiekeuzebegeleiding. De conclusie is dat volledige uniformiteit een onmogelijk taak is als het gaat om studiekeuzebegeleiding. Wat er nodig is voor de mentoren zijn meer handvatten. Dit moeten geen vaste lessen worden omdat elke klas een andere persoonlijke benadering vraagt. Didactische werkvormen waaruit mentoren kunnen kiezen en een overzicht met zaken die in dat betreffende leerjaar belangrijk zijn vanuit de school een oplossing kunnen zijn. Zo zijn mentoren toch enigszins met hetzelfde bezig en krijg je meer eenheid en wordt het duidelijker voor iedereen.
34
6.3 Discussie Dit onderzoek is uitgevoerd onder mentoren, de decaan en de afdelingsleider van het Jan van Brabant College. De methode die gebruikt is voor de interviews is semi-gestructureerd interviewen. Door deze manier van interviewen verschillen de meningen veel van elkaar. Er is geprobeerd om mentoren van verschillende leerjaren te interviewen. Omdat elk leerjaar zo verschillend is en andere zaken belangrijk zijn liepen de antwoorden zeer uiteen. Als interviews onder andere mentoren was afgenomen zouden de resultaten weer kunnen verschillen. Een ander discussiepunt is dat er in de enquête veel vragen stonden over wat mentoren over het huidige programma vinden en of ze zaken anders zouden willen zien. Uit de conclusie van het onderzoek komt nu naar voren dat mentoren niet goed weten wat school verwacht van een mentor, mentoren weten dus ook niet goed wat ze missen in het mentoraat want ze weten niet goed wat er allemaal kan zijn op dat gebied. Dit heeft invloed gehad op de resultaten. De verscheidenheid in resultaten heeft te maken met het feit dat er gekozen is voor havo én vwo. De studiekeuzebegeleiding in havo ziet er anders uit als die van vwo. Het is moeilijk om mentoren te vergelijken omdat het per niveau verschilt wat een mentor doet in zijn les. Een uniform studiekeuzetraject voor alle jaren is niet mogelijk, maar als ik wellicht één leerjaar en één niveau had gekozen was er misschien specifieker naar boven gekomen wat mentoren expliciet missen in het mentoraat. Het is nu meer globaal en algemener specifiek omdat alle klassen vanaf jaar 3 zijn meegenomen in het onderzoek.
35
7. Literatuurlijst 4. Directie.(2011). Aandachtspunten voor mentoren. Geraadpleegd op 10 november 2014 5. Lusse, M. (2014) Tien factoren voor succesvolle samenwerking tussen school en ouders. Bij de les, 7 (10), 6-9. 6. Mars, A. (2006). Hoe krijg je ze mee? – Vijf krachten om een verandering te laten slagen, van Gorcum 7. Martens, A. & Spijkerman, R. (2000). Arbeid kiezen en delen. Alphen aan de Rijn: Samsom 8. Oomen, A. & Goris, M. (2004). LOB in het vo. Utrecht: APS Publishing Service Center 9. Spijkerman, R. & Vloet, K. (2001). Spiegel voor begeleiders. Over leven en loopbaan. Leuven/Apeldoorn: Garant 10. Swieringa, J. & Jansen, J. (2005). Gedoe komt er toch – Zin en onzin over organisatieverandering, Scriptum Management 11. Verhoeven, N. (2011) Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag: Boom Lemma uitgevers 12. Vo raad (z.d.) Onderzoek LOB en Studiesucces. Geraadpleegd op 7 oktober 2014, van http://www.lob-vo.nl/kennisbank/instrumenten-voor-scholen/onderzoek-lob-enstudiesucces 13. Vo raad. Stimulering LOB. Geraadpleegd op 10 november 2014, van http://www.voraad.nl/projecten/stimulering-lob/achtergrond-lob 14. Young works. Kiezen voor de toekomst hoe doen jongeren dat? Geraadpleegd op 19 november 2014, van http://blog.youngworks.nl/wpcontent/uploads/2011/02/Kiezenvoordetoekomst.pdf 15. Nevi. Veranderkleuren van Caluwé en Vermaak. Geraadpleegd op 19 november 2014, http://blog.youngworks.nl/wp-content/uploads/2011/02/Kiezenvoordetoekomst.pdf 16. Vos, R. (2005). Mensen motiveren. VoDiVo Managementdiensten: Veendam 17. Massachussets Institute of Technology. Young adult development project. Geraadpleegd op 5 januari 2014, http://hrweb.mit.edu/worklife/youngadult/brain.html
36
8. Bijlagen Bijlage 1:
In het conceptueel wordt op een beeldende manier weergegeven wat ik ga onderzoeken. Hier is gekozen om te beginnen vanuit een IST-situatie en te werken naar een SOLL-situatie. De IST is in dit onderzoek: te weinig aandacht voor studiekeuzebegeleiding. Daarbij wordt er gekeken naar de meningen van verschillende partijen, de invulling van de huidige mentorlessen en hoe de huidige studiekeuzebegeleiding eruitziet. Kernbegrippen die belangrijk zijn bij het onderzoek staan in het midden beschreven en komen in het onderzoek veel terug. Aan de linkerzijde is te zien welke factoren er invloed hebben op een verandering omdat de SOLL-situatie een verandering wil doorvoeren worden deze in acht genomen. Aan de rechterzijde staan de actoren die van invloed hebben op de loopbaanontwikkeling van leerlingen.
37
Bijlage 2: ENQUÊTE MENTOREN HAVO & VWO
Bedankt voor het invullen van deze enquête! Ik doe een onderzoek naar wat de mentoren nodig hebben om hun leerlingen goed te begeleiden naar hun studiekeuze. Daarom zou ik graag inzicht krijgen in hoe de huidige mentorlessen op dit moment worden ingevuld. Ik zou ook graag van je willen weten wat jij van de invulling van de huidige mentorles vindt. Dit helpt om eventueel verbeteringen aan te brengen aan de mentorlessen. Verder wil ik kijken of er behoefte is aan een andere invulling van de mentorles en dan vooral op het gebied van studiekeuzebegeleiding. Deze enquête kost je ongeveer 5 minuten en je reacties zijn volledig vertrouwelijk en blijven anoniem.
Mocht je vragen hebben over de enquête, stuur dan een mail naar:
[email protected]
Wij stellen je input zeer op prijs!
1. Geslacht: a. Man b. Vrouw
2. Leeftijd: a. 20 – 30 b. 30 – 40 c. 40 – 50 d. 50 – 60 e. 60 – 70
3. Hoe lang ben je mentor op het Jan van Brabant College? a. Sinds dit schooljaar b. Sinds vorig schooljaar c. Tussen de 2 en 5 jaar d. Tussen de 5 en 10 jaar e. Langer dan 10 jaar 4. Ik vind het mentorschap een leuke taak bovenop mijn werkzaamheden als docent. a. Ja 38
b. Nee 5. Hoe ervaar je het geven van de mentorlessen? (meerdere antwoorden mogelijk) a. Leuk b. Minder leuk c. Tijdens de les weet ik niet zo goed wat ik kan doen d. ik geef maar weinig (klassikale) mentorlessen 6. Hoe vul jij je mentorles het meest in? a. Vaak individuele gesprekken b. Vaak gezamenlijke lessen c. Een combinatie van a en b d. Gaat nauwelijks door 7. Waar besteed je volgens jou de meeste aandacht aan tijdens de mentorles? a. De studievoortgang van de leerlingen b. De klassensfeer c. Studiekeuzebegeleiding 8. Hoeveel minuten besteed je gemiddeld aan studiebegeleiding per mentoruur? a. 0-10 minuten b. 20-40 minuten c. 40-50 minuten d. Geen 9. Is 1 mentoruur per week genoeg om alle gevraagde onderwerpen aan bod te laten komen? (studievoortgang, klassensfeer, studiekeuze, brieven uitdelen etc.) a. Ja b. Nee 10. Maak een schatting van hoeveel taakuren (klokuren) je besteedt aan het mentoraat per schooljaar. a. 40-60 b. 60-80 c. 80-100 d. Meer dan 100 11. Het is mij duidelijk wat er vanuit de school wordt verwacht als het gaat om de invulling van de mentorles. a. Ja b. Nee 12. Vind je dat er vanuit school genoeg informatie wordt aangedragen op het gebied van studiekeuzebegeleiding? a. Ja b. Nee 13. Ervaar je een ontwikkelbehoefte voor jezelf op het gebied van studiekeuzebegeleiding? 39
(Wanneer dit het geval is, leg dan uit wat je graag zou willen ontwikkelen)
14. Wat mis je in de huidige mentorles voor de leerlingen?
15. Krijg je een beoordeling over het functioneren als mentor? Zo ja in welke vorm?
16. Zou je het fijn vinden als de planning en methode (invulling) van de mentorlessen bij alle klassen gelijk lopen? a. Ja, waarom wel?
b. Nee, waarom niet?
17. Ik wil graag de antwoorden van mijn enquête toelichten tijdens een gesprek met Michelle de Jong. Ik ben op dinsdag, woensdag en donderdag op school. Ja, mijn emailadres is: Nee In onderstaand tekstvak is ruimte voor eventuele op- of aanmerkingen
40
Bedankt voor het invullen van de enquête.
Met vriendelijke groet,
Michelle de Jong
41
Bijlage 3: Interview vragenlijsten Interview Afdelingsleider 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Hoe komt een mentorschap tot stand? Wordt de mentor beoordeeld voor zijn functie? Wat vind je belangrijk in een mentorles? Wat zijn volgens jou de taken van een mentor? Hoe zit het met de kennis van mentoren? Wat is volgens jou de beste manier om leerlingen voor te bereiden op een vervolgkeuze? Is er genoeg materiaal beschikbaar dat je kunt gebruiken tijdens de mentorles betreffende studiekeuze? Wat denk jij dat er voor nodig is om LOB een verplichtend karakter te geven? Denk je dat alle lessen parallel aan elkaar kunnen lopen? Hoe zie jij dit zelf voor je? Wat zouden de voordelen en nadelen daarvan zijn volgens jou? Grote verandering? Denk je dat mentoren dit fijn zullen vinden?
Interview Decaan 1. 2. 3. 4. 5.
Wat vind jij van de huidige mentorlessen van de mentoren op dit moment? Wat is jou rol als het gaat om de mentorlessen? Speel jij een rol bij hoe mentoren hun mentorlessen uitvoeren? Ben jij van mening dat mentoren genoeg kennis hebben? Ben jij van mening dat mentor genoeg materiaal hebben? 6. Wat biedt jij de mentoren op het gebied van keuzebegeleiding? 7. Hoe zou jij het anders willen zien? 8. Wat doe je allemaal ter voorbereiding voor leerlingen die moeten kiezen voor een profiel/studie? 9. Hoe maken leerlingen volgens u een keuze voor een studie? 10. Wat doe je allemaal ter voorbereiding voor leerlingen die moeten kiezen voor een profiel/studie? 11. Hoe maken leerlingen volgens u een keuze voor een studie? Interview Mentor V6 1. 2. 3. 4. 5.
Wat vind je precies leuk aan het mentorschap? Vaak individuele gesprekken. Hoe werkt dit voor jou? Hoe ervaar je dit? Waar ligt het verschil tussen de verschillende leerjaren? V4, v5, v6? Wat vind jij het meest belangrijk om aandacht aan te besteden in leerjaar 6? Leerjaar 5? 4? Vind je dat er vanuit school genoeg materiaal aangeboden wordt betreffende helpen bij studiekeuze? 6. Krijg je een beoordeling op het functioneren als mentor? 7. Je geeft aan dat voor jou de invulling van een mentorles onduidelijk is. Kun je dit eens toelichten wat bedoel je daar mee? Te weinig materiaal, stof om te bespreken? 8. Zou je bepaalde handvatten fijn vinden om te gebruiken? Maak je gebruik van materiaal vanuit school? 42
9. 10. 11. 12.
Zou je het fijn vinden als de planning en invulling er nagenoeg hetzelfde uit zou zien? Wat zou je ervan vinden als elke mentorles precies dezelfde stof krijgt vanuit school? Voordelen en nadelen? Wat zou jij ervan vinden als studiekeuzebegeleiding een verplicht vak wordt voor leerlingen? Wat vind jij daarvan? Denk je dat dit zou kunnen werken? 13. Zou je behoefte hebben aan een soort van training hierin? Snelcursus studiekeuzebegeleiding. Of hoe voer je een goed studiekeuzegesprek. Interview mentor V3 1. Wat vind je precies leuk aan het mentorschap? 2. Je maakt veel gebruik van gezamenlijke lessen, wat doe je tijdens zo’n les? Bereid je deze voor? 3. Je geeft aan dat je 1 mentoruur per week niet genoeg vindt om alles aan bod te laten komen. Hoe zou je dit anders willen zien? 4. Je bent zelf decaan geweest. Je weet dan wat er zo belangrijk studiekeuze eigenlijk is. Vind je dat er vanuit school genoeg materiaal aangeboden wordt betreffende helpen bij studiekeuze? 5. Wordt het vanuit de school als iets gezien dat belangrijk is? 6. Je mist tijd voor persoonlijke gesprekken geef je aan. Waarom mis je deze? 7. Krijg je een beoordeling op het functioneren als mentor? 8. Je bent mentor van een V3 klas, deze moeten een profielkeuze maken. Hoe begeleidt jij ze hier naartoe? Wat gebruik je? 9. Hoe zou jij het vinden als de planning van de mentorles gelijk zou lopen bij alle mentorlessen per leerjaar. Zou jij dit als mentor als fijn ervaren? 10. Hoe denk je dat andere mentoren dit zullen vinden? 11. Hoe zie jij dat voor je? 12. Zou een eventuele training voor mentoren volgens jou een uitkomst kunnen zijn? Hebben ze dit nodig? 13. Denk je dat een mentorles dan meer weging gaat krijgen bij leerlingen? Interview Mentor H4 1. In de enquête geef je aan dat je het mentorschap een leuke taak vindt bovenop je werkzaamheden. Wat vind je er precies leuk aan? 2. Je geeft aan dat je weinig klassikale lessen geeft. Waarom kies jij voor deze manier? 3. Wat bespreek je tijdens een individueel gesprek? 4. Je geeft aan dat 1 mentoruur per week niet genoeg is om alles te bespreken. 5. Je geeft aan dat je een gezamenlijk uur mist. In principe is daar zeg maar de mentorles voor. Wat zou je tijdens zo’n gezamenlijk uur willen doen? 6. Je geeft aan dat 1 uur per week niet genoeg is om alles te behandelen. 7. Met die ontwikkelbehoefte bedoel ik, zou je meer kennis willen hebben van opleidingen bijvoorbeeld of hoe je iemand naar een keuze kan begeleiden. 8. Geen beoordeling, zou je er op beoordeeld willen worden? 9. Waarom vind je de individuele begeleiding belangrijker in de bovenbouw? 10. Wat zou je er van vinden als je elke week een mentorles moet verzorgen? 43
Interview Mentor V4 Ik heb je enquête goed doorgelezen en heb nog wat verdiepende vragen opgesteld. 11. In de enquête geef je aan dat je het mentorschap een leuke taak vindt bovenop je werkzaamheden. Wat vind je er precies leuk aan? 12. Hoe pak jij die combinatie van individuele gesprekken en gezamenlijke lessen aan? Wat bespreek je met de leerling tijdens een individueel gesprek en wat tijdens een gezamenlijke les? 13. Waar haal jij meer voldoening uit de individuele of de gezamelijke lessen? 14. Wat doe jij tijdens een gezamenlijk mentoruur met je leerlingen? 15. Je geeft aan dat voor jou de invulling van een mentorles onduidelijk is. Kun je dit eens toelichten wat bedoel je daar mee? Te weinig materiaal, stof om te bespreken? 16. Aan wat voor informatie heb jij meer behoefte? 17. Wat zou je ervan vinden als elke mentorles precies dezelfde stof krijgt vanuit school? 18. Voordelen en nadelen? 19. Wat zou jij ervan vinden als studiekeuzebegeleiding een verplicht vak wordt voor leerlingen? Wat vind jij daarvan? Denk je dat dit zou kunnen werken? 20. Hoe kijken leerlingen aan tegen jou mentorles? Denk je dat als het mentoruur meer weging krijgt als leerlingen verplicht zaken moeten afronden. Bijv. naar een open dag. 21. Aan het einde vind ik het wel mooi wat je zegt: Ja, want dan is het klaar met de opmerkingen: “Maar zij mogen altijd meteen weg!” daar zit zeker wat in. Denk je dat het een mogelijkheid zou kunnen zijn voor mentoren om altijd alle mentorlessen door te laten gaan? 22. Zou je behoefte hebben aan een soort van training hierin? Snelcursus studiekeuzebegeleiding. Of hoe voer je een goed studiekeuzegesprek. 23. Zou je behoefte hebben een dagdeel training.
44
Bijlage 4: Transcripten Transcript Decaan Ik: Kun je misschien vertellen wat je allemaal doet binnen het Jan van Brabant College? Decaan: in het kort, nou ik heb in principe de studiekeuzebegeleiding in handen tweedelijns dan van alle leerlingen hier op het Jan van Brabant College en we hebben een decaanmodel, dat weet jij ook wel een tweedelijns decanaat. Dat wil zeggen dat ik de mentoren informeer, instrueer hoe zij hun eerstelijns studiekeuzebegeleiding aan leerlingen moeten aanbieden. Dat wil zeggen dat ik het keuzetraject wel zelf ontwikkel tenminste wij hebben dat niet ingekocht weliswaar met een instrument. Maar de mentoren dienen dat uit te voeren, eerstelijns tijdens de mentorles en ja aan mij dus om ongeveer 43 mentoren waarvan mavo 2 t/m vwo tto 6 van vakkenpakket keuzes tot studiekeuze te begeleiden om te leren kiezen, om een stukje zelf inzicht te verhelderen en uiteindelijk om een studiekeuze of sectorkeuze te maken. Dus een stukje informeren en ook leren hoe leerlingen moeten kiezen. Ik: en dat is dus eigenlijk jou rol als het gaat om die mentorlessen. Dat jij ze informatie geeft zodat zij hun mentorlessen in kunnen vullen Decaan: ja ik faciliteer het keuzetraject inderdaad. Ik zet dat op dat is mijn expertise hoe zij hun leerlingen het beste kunnen begeleiden naar een juiste keuze dat proces hoe zij dat moeten begeleiden. De expertise over opleidingen en vakkenpakketen liggen dus volledig bij mij en minder bij de mentor. De mentor is dus vooral gericht op procesbegeleiding en niet het overbrengen van kennis over opleidingen en vakkenpakketen dat ligt weer bij mij. Ik: en wat vind jij dan van de huidige mentorlessen op dit moment? Decaan: ja daar heb ik niet altijd zicht op maar Ik: ja dus daar heb je weinig zicht op Decaan: ik krijg daar dat vind ik zelf in ieder geval te weinig terugkoppeling van. Wij hebben ook te weinig gesprekken daarover structureel, je hoort wel eens wat en je vraagt wel eens wat maar dat is meer incidentieel. Ja ik zou graag zien dat daar met verschillende mentoren structureel gesprekjes over worden gevoerd of binnen een afdeling. Per leerlaag of leerjaar maarja hoe dat praktisch of organisatorisch het beste zouden kunnen doen dat weet ik niet. Ik: Want dat is er op dit moment helemaal niet he? Decaan: Nee aan het begin van het jaar als dat al is gelukt probeer ik alle nieuwe mentoren of in ieder geval alle mentoren te instrueren weer opnieuw het keuzetraject aan te bieden. Dat gaat soms heel lomp digitaal stuur ik het programma met dit moet je dit jaar gaan doen en daar blijft het dan bij. Als ik zie dat er ergens heel veel nieuwe docenten mentor zijn geworden dan probeer ik wel echt even een overlegje te plannen zodat ik ze instructie kan geven en de decanensite en keuzeweb uit kan leggen dat is het instrument waar wij mee werken. Maar ook bij veel leerlagen lukt dat gewoon niet, krijg ik niet alle mentoren bij elkaar en soms ga ik er ook vanuit dat die weet wel na een aantal jaren ervaring hoe het moet en hoe het werkt. Vervolgens hebben wij inderdaad geen overlegmomenten van hoe gaan jou mentorlessen hoe gaat jou studiekeuzebegeleiding, we hebben dus weinig intervisie. Nou krijg ik ook weinig kritiek van dit schort eraan of dit moet beter of dit werkt niet of dit werkt juist wel. Ik krijg weinig feedback om het zo maar te zeggen. dat stukje dat mis ik Ik: het is eigenlijk maar bij jou dat het ook maar van één kant komt, je geeft vanalles maar je weet niet wat je ervoor terugkrijgt Decaan: Ja precies en je hoort wel eens wat van leerlingen dus het blijft bij die instructie en aan het einde van de rit hoop je maar dat iedereen een goede keuze maakt. De mentoren zijn wel vrij goed naar het verwijzen naar de decaan, als de mentor de leerlingen niet verder kan helpen dan sturen ze die leerling toch wel naar mij door. Ik: we waren zeg maar wat jou rol was he, er zijn eigenlijk geen overleggen tussendoor
45
Decaan: dus ik vertrouw er maar op dat het allemaal gedaan wordt zoals ik het allemaal voor ogen heb maarja je weet dat de ene mentor daar meer tijd aan besteedt dan de ander en jij doet daar nu onderzoek naar dus ik hoop dat ja ook een beetje boven water hoeveel tijd er nu echt wordt besteedt tijdens een mentorles aan studiekeuzebegeleiding. En of dat individueel gesprek is of klassikaal ik heb daar wel een visie op en dat leg ik aan het begin van het jaar ook uit maar iedereen trekt daar zijn eigen plan in en dat mag van mij ook. Als een mentor denkt ik moet mijn aandacht op iets anders belangrijks vestigen dan vind ik dat prima Ik: Dus jij vind wel dat ze wel een soort vrijheid moeten krijgen daarin? Decaan: Ja maarja ze moeten wel, ze geven zelf ook aan ze vinden het wel fijn om een bepaald traject te hebben, materiaal hebben, instrumenten hebben dat ze iets hebben om mee te werken zeg maar. Van mij hoeft niet iedereen precies op het hetzelfde moment aan dezelfde opdrachten te werken. Ik: Ja en toch zie je wel veel terug dat vooral de lessen niet door laten gaan omdat de leerlingen beginnen te zeuren en ook omdat ze niet goed weten wat ze kunnen doen. Jij zegt zelf ik geef veel materiaal en nog steeds weten ze niet wat ze moeten doen. Decaan: dan is er blijkbaar nog meer behoefte aan instructie, of tussentijds overleg. Het zou denk ik wel heel erg wenselijk zijn om tussendoor meer overleg te hebben. en dat moet misschien door de schoolleiding, misschien in opstellen van het jaarrooster dat het daarin al wordt opgenomen dan zijn er overleggen gepland. Bijvoorbeeld: overleg met alle mentoren examenkandidaten om te kijken waar behoefte aan is. Ik: het verschilt ook wel per leerjaar wat er moet gebeuren, bijv. in het derde jaar is er gewoon veel e wat je moet behandelen in de les en de 4 ook nog wel. Pas vanaf leerjaar 5 en 6 wordt dat minder. Dat is opzich ook niet erg want dan ligt de focus misschien ook meer op individuele begeleiding. Elke mentor pakt dat ook weer anders aan. Decaan: Ja precies, verder wat ik nog niet heb is dat ik natuurlijk ook alles organiseer begeleidt als het gaat om de toekomst van een leerling dus niet alleen de mentorlessen ook individueel op afspraak, ik begeleid ook de stages waar veel tijd in gaat zitten heel veel activiteiten die passen in het keuzetraject. Activiteiten die wel georganiseerd moeten worden bijvoorbeeld oriëntatiedag op de TU. Ook heb ik een heleboel overlegorganen, mavo decanenkring, havo/vwo decanenkring in een werkgroep scholenen beroepenmarkt, studievoorlichtingsavonden organiseren, regelmatig naar relatiedagen van hogescholen en roc’s dus ja ook een stukje verantwoording naar externe betrokkenen. Maar vooral even kort samengevat de studiekeuzebegeleiding het leren kiezen, begeleiden naar een bewuste studiekeuze is vooral mijn taak. Ik: en hoe denk jij dat leerlingen een keuze maken op basis waarvan? Decaan: Ja dat verschilt denk ik veel van elkaar. Verschilt ook per leerling en per niveau; de een wat meer op gevoel de ander wat meer op verstand. De een begint op tijd de ander begint heel laat. De een gaat heel veel informatie zoeken en oriënteren, verkennen verdiepen en de ander doet dit veel minder. De een doet dit heel zelfstandig of de ander zoekt heel veel hulp. Ieder kind is anders. Ik en denk je dan dat door beter verzorgde lessen leerlingen hun keuze beter kunnen maken in de toekomst? Decaan: ik denk wel dat je door middel van klassikale studiekeuzebegeleiding, ook al is de ene leerling verder dan de andere dat je ze wel dat je ze wel kunt motiveren, activeren en stimuleren om daar mee bezig te zijn. En denk dat dat juist het punt is waar het nodig is op een middelbare school. Het is onderzocht dat het brein van een puber tussen de 13 en de 18 nog niet in staat is om uit eigen initiatief te gaan nadenken over keuzes op lange termijn. Dat is onderzocht en bewezen en daar moeten ze bij geholpen worden. en ik denk dat dat de allerbelangrijkste taak is van een mentor hier op school, tweede mij als decaan moeten wij proactief die leerlingen min of meer dwingen positiever geformuleerd stimuleren om na te denken over wat kan ik, wie ben ik en wat wil ik en dat te koppelen aan waar past dat bij. Welke beroepsrichting, in welke studiekeuzerichting past dat het beste. Als je dat helemaal overlaat aan een leerling ben ik ervan overtuigd dan komt het te laat dan beseffen ze pas na het eindexamen ‘wat nu?. Zo was hier toen straks een meisje en daar zat jij ook bij, die had nog geen 1 open dag bezocht en zit al in havo 5. Dan kijk ik welke mentor ze heeft en ik zal geen namen noemen maar die koppelt dat niet aan zijn leerlingen. die begeleidt dat niet goed genoeg en kijkt niet wat zijn
46
leerlingen doen als het gaat om studiekeuze. En als dat een iets meer verplichtend karakter als er iets meer meetmomenten ingepland zouden worden voor een mentor om te kijken hoever is een leerling met zijn proces dan denk ik dat wij leerlingen beter kunnen stimuleren en activeren. Ik: Ja want wil je dan juist iets voor de leerlingen verplicht gaan stellen of ook voor de mentoren? Decaan: Voor allebei, dus als je het de mentoren gaat verplichten wordt het automatisch ook voor de leerlingen een verplichting om iets doen. Ik: En stel dat gaat door denk je dat mentoren dat fijn zullen vinden? Decaan: Ik denk het niet, ik denk dat in eerste instantie dat dat wel wat weerstand op zal brengen. Maar ik denk dat als je dat eenmaal implementeert dan hebben ze zich daar maar aan te houden en zal misschien niet iedereen daar altijd even blij mee zijn. Ik denk dat de meeste mentoren ook wel het nut daar van inzien, het vervelende denk ik dat ze vooral vinden dat ze er tijd in moeten stoppen en extra administratie erbij krijgen Ik: Ja sommige zullen zich misschien aangetast voelen in hun vrijheid en voor sommige mentoren zal het misschien niet zoveel verschil maken met wat ze nu al doen. Decaan: maarja ik wil een beetje een balans vinden. Met een aantal meetmomenten per jaar een aantal uren dat de leerlingen moeten besteden aan LOB en wat de mentor op een gegeven moment moet controleren. Ik: Ja en dat het helemaal gelijk gaat lopen bij alle mentoren dat krijg je ook niet voor elkaar Decaan: Nee dat krijg je niet voor elkaar, je moet voldoen aan een paar criteria. En komt de mentor er zelf niet uit dan weten ze mij wel te vinden Ik: En hoe vind je dat op dit moment, komen mentoren naar je toe? Decaan: Nee, veel te weinig. Ze sturen leerlingen wel door.. Ik: ja daar zou een overleg wel iets voor kunnen zijn toch Decaan: en als je ze zelf daar een keer op aanspreekt dan zeggen ze ik weet dit of dat niet en dan probeer je daar op in te spelen, maar proactief zijn er maar weinig mentoren die iets aan mij komen vragen. Dat zijn vaak de nieuwe mentoren of de jongere docenten die iets komen vragen of die echt iets beleidsmatig of structureel tips willen dat zijn vaak dezelfde ook. Ik: Ja dat zijn vaak dezelfde die daar zelf ook het belang van inzien en zo is het ook met leerlingen, die het misschien vanuit thuis meekrijgen. Als het dus iets meer weging zou krijgen zou jij willen zien dat mentoren een aantal meetmomenten moeten doen met de leerlingen in het jaar. Leerlingen beginnen vaak te laat, mentoren moeten hierin leerlingen stimuleren vind je. Decaan: het blijven leerlingen, het blijven pubers en pubers hebben nou eenmaal behoefte aan iemand die erachteraan zit, die iets controleert. Ze moeten soms extrinsiek gemotiveerd worden en bij heel veel vakken gebeurt dat met cijfers, en bij lob is dat helemaal niet. In mijn ogen is het nog te vrijblijvend. Ook voor mentoren, we organiseren vanalles, we faciliteren maar ook een leerling wordt er niet op afgerekend en een mentor ook niet. Het komt nergens terug, iedereen vind het belangrijk maar als puntje bij paaltje komt wordt er te weinig aandacht aan besteedt bij heel veel mentoren. Dat is wat ik denk. Ik vind dat als we het enigszins een verplichtend karakter gaan geven in de vorm van een vak lob wat ook op het rapport terugkomt, dat moet niet te moeilijk worden maar ik denk wel als we het een weging geven dan denk ik dat het meer aandacht gaat krijgen. Dat er meer leerlingen beter geholpen kunnen worden en geactiveerd worden bij hun studiekeuzeproces. Daar ben ik van overtuigd.
47
Transcript Afdelingsleider Havo Ik: Nou hallo, ik ben michelle de Jong, ik loop stage bij meneer louwers. Als decaan en ik doe een onderzoek naar hoe de huidige mentorlessen eruitzien op dit moment want mijn onderzoeksvraag is wat is er vanuit het Jvb nodig om voor de havo/vwo mentoren een uniform profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan hun leerlingen. Daarbij heb ik een enquête verstuurd naar alle mentoren en daar heb ik al een aantal reacties op terug en nu ben ik eigenlijk benieuwd wat jou mening is op de huidige mentorlessen en hoe een mentorschap zeg maar tot stand komt en wat er allemaal bij komt kijken en wat jou visie daar op is. Het gesprek zal ongeveer 20 minuutjes duren en het blijft vertrouwelijke informatie. Zou je je eerst even kort willen voorstellen? Geïnterviewde: ik ben L. Jansen ik ben afdelingsleider van de havo en ik ben mijn carrière eigenlijk begonnen als vervangend afdelingsleider. Als ondersteunend afdelingsleider. En toen was mijn taak vooral nog alles rondom het mentoraat dus ik het ook leuk om daar met jou nu ook even over te babbelen. Ik: nou dan wil ik beginnen met mijn eerste vraag. Hoe komt zo’n mentorschap nou tot stand? Geïnterviewde: wij gaan uit van het principe dat iedere docent mentor moet kunnen zijn, en dat moet ook want we hebben ze bijna allemaal nodig als mentor. Anders zouden we er gewoon niet genoeg hebben. Dus alleen de docenten die echt aangeven van nou liever niet want ik heb daar echt geen tijd voor het kost me teveel energie en heb je daar duidelijke argumenten voor dan wordt je niet ingedeeld als mentor en ook alle nieuwe docenten worden in principe niet ingezet als mentor. Dus die krijgen eerst allemaal de kans om een jaar voor de klas te staan en die worden pas het tweede jaar ingezet als mentor, maar verder wordt bijna iedereen altijd automatisch ingezet. Ik: dus eigenlijk elke docent moet dan als hij bijvoorbeeld een jaar in dienst is mentor worden Geïnterviewde: Ja, eigenlijk geeft ook iedereen aan dat ze het leuk vinden om te doen Ik: ja dat denk ik ook wel Geïnterviewde: er zijn maar enkele die het echt niet willen Ik: oke en wordt een mentor daar op beoordeeld? Als hij mentor is? Geïnterviewde: nou we nemen het wel mee in de functioneringsgesprekken. het is onderdeel van een functioneringsgesprek. Daarop beoordelen dat is wat veel gezegd kijk een docent wordt beoordeeld op zijn docentschap en mentorschap is daar natuurlijk onderdeel van maar het is niet zo dat wij daar zeggen jij bent gene goede mentor dus je kunt hier niet langer blijven of je krijgt een onvoldoende beoordeling.. nee dat niet Ik: en want dat kwam ook terug in de enquête. Sommige zeggen ja het wordt niet beoordeeld of het word meegenomen in het gesprek of de leerlingen beoordelen mij dus daar waren verschillende meningen over , maar er is dus een onderdeel van het functioneringsgesprek Geïnterviewde: ja het is inderdaad een onderdeel van, en inderdaad leerlingen nemen het natuurlijk automatisch mee in hun docent beoordelingen, leerlingen vullen ook elk jaar een docentenenquête in, die nemen dat automatisch mee die gaan dat niet scheiden van elkaar Ik: ik denk dat ook dat de mening van de leerlingen telt ook wel het zwaarste mee denk ik.. en wat staat er dan ongeveer in deze enquête? Ongeveer? wordt er dan ook gesproken over wat hoe heeft de mentor mij begeleid bij mijn studiekeuze? Geïnterviewde: Nee dat soort vragen worden niet specifiek gevraagd, het zijn vooral algemene vragen ik: echt algemene vragen. En jij doet de functioneringsgesprekken? Ja hea? Geïnterviewde: ja die doe ik. Ik: uuh dus weet je wat er een mentor in een mentorles doet? Geïnterviewde: nou ik denk dat, wij zouden heel graag zien dat mentoren altijd tijdens het mentoruur de
48
hele klas bij elkaar houden en een soort van programma hebben wat ze week in week uit met die leerlingen gewoon behandelen zoals het in een normale les ook gebeurt, maar in praktijk komt het er op neer dat ze heel vaak gewoon maar alleen met een groepje leerlingen afspraken maken en dat er heel veel individuele gesprekjes gevoerd worden met de leerlingen, zeker in de bovenbouw. Ik: Ja dat heb ik ook veel teruggezien dat ze nog weinig klassikale lessen worden gegeven en dat verschilt veel met de derde en de vijfde. in de derde worden meer nog klassikaal of een combinatie daarvan, want ik kan begrijpen dat mentoren niet elke week een heel programma vol hebben met alleen studiekeuzeopdrachten of ja het moet niet goed gaan met een klas dat ze je bij elkaar moet nemen elke week om dingen te bespreken maar dat is bij elke klas natuurlijk heel erg anders Geïnterviewde: elke klas heeft zijn eigen problematiek he, de ene keer speelt er veel en de andere keer speelt er veel minder en soms heb je juist die individuele problemen die extra aandacht nodig hebben. Dus dat kan ik wel begrijpen dat een mentor daar voor kiest Ik: Ja dat kan ik ook begrijpen. Als je dan kijkt naar jou mening, wat vind jij belangrijk in een mentorles? Wat vind jij belangrijk dat de mentoren doen in een mentorles? Geïnterviewde: nou een mentorles is er echt voor om leerlingen te begeleiden in hun hele proces dat ze dat jaar moeten doorlopen dus als je mentor bent van een derde klas dan moet je er voor zorgen dat leerlingen OOK goed voorbereid worden op hun profielkeuze en vakkenkeuze, dus dat dit heel goed en bewust gebeurt en zo heeft elk leerjaar wel zijn specifieke problemen met specifieke thema’s waar ze aandacht aan moeten besteden, maar daarnaast is het heel belangrijk dat leerlingen bij hun mentor terecht kunnen met vragen en dat de mentor daarin ook stappen onderneemt. Ik: uuhm, dus dat zijn volgens jou dus de taken. Hebben de mentoren zeg maar voordat ze aan hun mentorschap beginnen krijgen ze enige kennis over wat ze moeten weten over bijv. wat voor studies er zijn? Geïnterviewde: nou we hebben een heel pakket waarin allerlei documenten in zitten, dat hebben we digitaal en dat krijgen de nieuwe docenten ook echt op papier aangereikt. We hebben het ook gewoon op de website staan zodat iedereen er ook weer eens even op kan kijken. En dat zijn bijv. jaarroosters, dat zijn programmatjes die ze in de lessen kunnen gebruiken, lessen waar ze in ieder geval aandacht aan moeten besteden, maar dat zijn ook voorbeelden van e-mails die ze naar ouders kunnen sturen van brieven die ze naar ouders kunnen versturen uhm beschrijvingen van hoe ze een gesprekje met een leerling kunnen voeren. Enquêtes voor bovenbouwdocenten zitten erin, enquête die ze af kunnen nemen na afloop van een toetsweek van hoe hebben mijn leerlingen het gedaan. Ik: en dat materiaal dat kan ik dat zou ik ook terug kunnen zien? Geïnterviewde: Ja, dat staat op de V-schijf en het mapje heet denk ik nog altijd mentoren havo, maar de naam daarvan moet nog veranderd worden wat dat zijn algemene documenten. Eigenlijk zou het zo moeten zijn dat als een mentor ergens tegenaan loop van hoe los ik dit op dan moeten ze daarin kijken en daar zou eigenlijk het antwoord in moeten staan. Ik: uhm wat is volgens u de beste manier om leerlingen voor te bereiden op een vervolgkeuze? Geïnterviewde: ja heel veel met leerlingen praten, bewust maken van alles, goed na laten denken, goed laten reflecteren van hoe zit ik zelf eigenlijk in elkaar, wat vind ik leuk en wat vind ik niet leuk en waarom is dat, waar ben ik goed in waar ben ik niet zo goed in en waar ligt dat aan? Dus ze hoeven misschien zelf nog niks te doen maar ze moeten wel zorgen dat leerlingen daar zelf heel goed over gaan nadenken. En met die vragen ook naar huis gaan om er met hun ouders nog eens goed over te gaan praten. Ik: Ja precies. Geïnterviewde: het is een bewustwordingsproces. Ik: en denk je dat dat op dit moment ook gebeurt? Geïnterviewde: ik denk dat ze daar te weinig tijd voor hebben. Ik: je denkt vooral te weinig tijd? Geïnterviewde: ja wat ook zou kunnen gebeuren aan de hand van keuzeweb opdrachten en ik denk dat
49
daar gewoon te weinig tijd voor uitgetrokken wordt Ik: voor het keuzeweb en.. Geïnterviewde: ja vooral het bespreken van deze opdrachten. Ze kunnen de opdrachten wel maken dat gaat allemaal prima dat kost ook niet zoveel tijd als de leerling even doorwerkt kan hij in 1 les bijna alles gemaakt hebben of in ieder geval de helft maar ze hebben te weinig tijd of gelegenheid of misschien dat het ook echt aan de wil ontbreekt om daar nou eens wat dieper op in te gaan om leerlingen erover na te laten denken over wat ze nou ingevuld hebben Ik: Ja en ik denk dat leerlingen ook snel zullen zeggen dat ze iets leuk vinden en dan vindt de mentor het denk ik snel goed, dat is ook logisch als een leerling zegt dat hij een bepaalde richting op wil, dan zal de mentor zeggen ga een keer naar een open dag. Maar daar blijft het ook wel een beetje bij. En ook inderdaad wat je ook zegt en daar heb ik ook veel over in de theorie gevonden dat leerlingen die opdrachten wel maken en vullen het allemaal wel netjes in maar het gesprek daarover is veel belangrijker. Geïnterviewde: Ja precies! Ik: want daar is gewoon veel persoonlijke begeleiding bij nodig. Geïnterviewde: die opdracht moet alleen maar de aanleiding zijn en het blijft gewoon bij het doen van de opdrachten. Ik: je hebt toch altijd iemand nodig die je daarin gaat ondersteunen, maar dat is denk ik ook heel moeilijk om bij de mentoren te checken, het ligt denk ik ook aan de leerlingen, die willen er misschien wel gewoon graag vanaf zijn. Eigenlijk heb je een diepgaander gesprek nodig misschien. Geïnterviewde: en daar ontbreekt het gewoon aan tijd, ik vind ook eigenlijk dat dat de rol van de ouders moet zijn. Zij kennen hun kind en voor een mentor blijft dat altijd heel lastig. De mentor kent het kind alleen zoals het in de klas zit en dat zou wel eens een heel ander kind kunnen zijn als dat kind thuis is. Ik: ja en dat verschilt ook nog heel erg per ouder. Sommige leerlingen moeten thuis gaan zoeken en zijn er al meer mee bezig, en dat komt.. Geïnterviewde: ja betrokken ouders die ze daar ook naartoe dwingen om die dingen te doen. Als ouders zeggen ik vind allemaal wel goed dan is het ook heel lastig voor die kinderen. En ze weten bij god niet waar ze moeten zoeken. Ik: ja daarom dacht ik in het begin ook het is denk ik heel moeilijk om de motivatie van leerlingen te gaan onderzoeken want dat had ik eerst een beetje in mijn hoofd, van hoe krijg je leerlingen meer gemotiveerd om daar mee bezig te zijn maar dat is heel lastig om te onderzoeken, want ik denk dat leerlingen die hebben daar vanuit zichzelf nog te weinig zicht op, die zijn daar nog te weinig mee bezig. Geïnterviewde: ja en ze kunnen het gewoon nog niet Ik: ofja vanuit de ouders is dat inderdaad wel iets voor nodig Geïnterviewde: maar ik vind de rol van ouders hierin eigenlijk belangrijker als die van de mentor Ik: ja daar ligt het vaak wel aan. Ja het is ook belangrijk ook met die gesprekjes te praten over uh de studievoortgang want dat is ook belangrijk en dat komt denk ik voor het kijken naar studiekeuze. Ja dat is op zich ook logisch Geïnterviewde: Ja en daar blijft de mentor vaak in hangen, het traject wat daar achter komt dat is voor de mentor heel lastig, die zijn daar niet voor opgeleid en die weten niks van die opleidingen af Ik: ja dus die zal ook niet snel zeggen, ow daar heb je deze toelatingseisen voor nodig Geïnterviewde: nee dat weet de mentor niet die kan ze dan hooguit adviseren van nou je hebt nu een idee ga het eens bespreken met meneer louwers (decaan) Ik: Ja, ja Mart is er mee bezig geweest om een beleid te schrijven toentertijd om lob echt een verplichtend karakter te geven. wat is jou mening of visie daarover? Geïnterviewde: Nou ik denk dat dat heel goed is, ik heb dat beleid van mart nooit gezien. Ik weet wel dat
50
hij daar mee bezig geweest is en ik vind het jammer dat dat eigenlijk een beetje is blijven hangen. Dus ik Ik: ja en denk dat de mentoren daar ook op zitten te wachten? Geïnterviewde: Ik denk dat mentoren dat ook heel erg prettig vinden. Die zullen wel zeggen van als wij meer taken krijgen dan willen wij ook meer uren en voor sommige leerjaren is dat misschien ook heel terecht. Nu hebben ze maar 1 uur in de week en ik kan me voorstellen dat vooral in zo’n derde klas de mentoren eigenlijk wel 2 uren nodig hebben Ik: dus dat zou voor jou wel een mogelijkheid zijn? Geïnterviewde: Ja Ik: dus dat je zegt 1 uur in de week kun je dan zeggen dan doe je individuele gesprekjes inplannen en de andere les is echt alleen voor studiekeuze om echt.. Geïnterviewde: ja dat is een mogelijkheid daar mag ik niet over beslissen natuurlijk maar dat zou wel mijn voorkeur hebben Ik: ja precies dat zou je voorkeur hebben ja.. uhm de mentoren heb ik ook gevraagd in de enquête van wat zou je ervan vinden als alle lessen parallel aan elkaar zouden lopen, dus elke week ik zal niet zeggen dat het elke les precies hetzelfde uit moet zien bij elke mentor, dat gaat niet maar dat er wel een programma is wat gewoon elke week dan behandel je dit dan behandel je dat, dat gewoon alles een beetje gelijk loopt. En dat alle leerlingen hetzelfde krijgen want je merkt nou ook van als ze dan een keer gezamenlijk les hebben dan krijgen die leerlingen gelijk van: ‘die andere klassen hoeven dat niet’ ‘waarom wij wel?’ en dat heb je nu eigenlijk al Geïnterviewde: Klopt, dat zijn die klassen die alleen maar afspraken maken voor individuele gesprekken en je hebt mentoren die altijd klassikaal bijeenkomen en die leerlingen voelen zich hoogst benadeeld want die hebben elke week les en die andere niet. Dus ik denk dat mentoren het ook wel prettig vinden als het gewoon een duidelijk plan komt maar dan wel met ruimte voor individuele gesprekken. Dus dat ze bijvoorbeeld iedere keer twee lessen klassikaal doen en twee lessen individueel. Ik: ja precies Geïnterviewde: want het gaat de mentoren er niet om dat ze die les niet willen geven maar zij hebben vaak het idee van ja wat moet ik in godsnaam vertellen Ik: ja dat begrijp ik ook en dat lees ik ook veel terug, dat ze niet goed weten wat ze kunnen doen en ook ja als je eenmaal die individuele gesprekjes hebt gepland is het heel moeilijk om van geen les naar weer gezamenlijk les te gaan. die overstap weer te maken Geïnterviewde: ja klopt, sommige mentoren valt het nog wel mee want die maken dan een groepsapp en die communiceren met hun leerlingen en alle leerlingen lezen de apps meteen binnen 1 0 minuten. Ik: Daar kunnen ze niet onderuit komen denk ik. Geïnterviewde: Daarom, die zijn dan toch wel op de hoogte maar dat werkt vooral in de bovenbouw Ik: dus wat denk jij dat de voordelen zullen zijn? Net al een beetje genoemd. Geïnterviewde: dat het veel meer duidelijkheid geeft voor iedereen. Zowel leerlingen als mentoren weten precies waar ze aan toe zijn Ik: en denk je dat als dit, stel het is een mogelijkheid het wordt echt behandeld zeg maar zou het dan zo kunnen zijn dat de mentoren bijv meer kennis moeten hebben daarvan? Om een les te geven daarover? Geïnterviewde: Ze zijn allemaal best in staat om zo’n les te geven als ze weten wat ze moeten vertellen als ze dat aangereikt krijgen dat is natuurlijk hartstikke makkelijk als dat kan, dan kunnen ze dat allemaal. Daar hoeven ze niet speciaal voor opgeleid te zijn. Het gaat juist om de pedagogische, didactische vaardigheden, de sociale vaardigheden de communicatieve vaardigheden ja we mogen eigenlijk verwachten dat een docent die heeft Ik: en het zal ook wel vooral een soort van trainingen worden he. Als een mentor bijvoorbeeld les gaat geven in hoe leerlingen zich presenteren want dat wordt ook steeds belangrijker, en hoe zich kunnen
51
klaarstomen voor hun vervolgstudie. dus jij denkt met een fijn format echt een uitwerking dat dan misschien vanuit de decaan zou kunnen worden gemaakt om dat aan te reiken aan te mentoren Geïnterviewde: precies, ik denk dat dat heel fijn zou zijn Ik: en wat denk je dat de nadelen zijn daarvan? Voor de mentoren? Geïnterviewde: ja er zullen ook mentoren zijn die zeggen van nou ik voel me in mijn vrijheid aangetast. Dat zal wel zo zijn maar van de andere kant is de mentorles gewoon een les waar ze voor betaald krijgen en die ze moeten geven. ik vind dat niet zo een heel belangrijk argument. Ik: nouja ze hoeven zich op dit moment ook niet echt voor te bereiden op die lessen Geïnterviewde: Nee helemaal niet. Ik: op deze manier zal daar misschien wel meer voorbereiding aan vooraf gaan. Geïnterviewde: Ja maar tegelijkertijd geeft het ze ook meer handvatten en meer zekerheid. Ik denk dat ze dat ook prettig vinden. Ik zou het heel fijn vinden omdat het er dan tenminste alle leerlingen op dezelfde manier alles horen en op alles worden voorbereid omdat ik weet als alle mentoren het op dezelfde manier doen ja dan zijn leerlingen ook gewoon op de hoogte en nu is het nog vaak zo de ene leerling weet het wel en de andere mentor had net de week ervoor individuele gesprekjes en die weten het niet en dan is er toch een hele groep die niet op de hoogte is. Ik: Nu heeft Mart ook nog echt geprobeerd om lob echt verplicht te maken dus dat het ook echt in het curriculum komt. Dus dat het ook op het rapport wordt vermeld. Want op dit moment is het niet verplicht ja je krijgt wel een v-tje maar het telt nergens voor mee dus het heeft misschien ook te weinig weging voor die leerlingen. Denk je dat dat nog een ooit zou kunnen gebeuren? Geïnterviewde: daar moeten we het over hebben want dan ga je echt praten, dan komen ook de bevorderingsnormen in het geding dus daar zouden we het echt nog eens in onze onderwijsgroep over moeten hebben. Het is wel bespreekbaar. Ik: bespreekbaar ja, maarja dan krijg je een hele grote verandering Geïnterviewde: ja absoluut, dat moet ook echt zeker besproken worden maar het zal niet zo zijn dat er meteen gezegd wordt van dat doen we niet, daar gaan we het niet eens over hebben. Ik: ik vind het ook best ontastbaar lob, je kunt wel zeggen ga naar een open dag bijv. mart zou dan graag willen zien op papier dat een leerling naar twee open dagen is geweest afgevinkt, dat wordt op het rapport vermeld als een geheel. Maar het is heel moeilijk om te gaan … Geïnterviewde: Nouja ze zijn wel bezig met het opbouwen portfolio, misschien dat we daar een onderdeel in kunnen vrijmaken een hoofdstukje decaan of een hoofdstukje lob of wat dan ook, Ik: Portfolio maken inderdaad dat wordt ook steeds belangrijker he, nu ook met die studiekeuzecheck Geïnterviewde: en dat kunnen ze zelf ook bijhouden, ook aantonen ik heb dit en dit gedaan, dus ik heb een bewuste keuze gemaakt. Ik: uhm maar dat is natuurlijk ook weer iets voor mentoren wat ze moeten nakijken wat ze moeten beoordelen. Geïnterviewde: ja maar dat portfolio komt dan toch bij de mentoren terecht dus daar kan best een hoofdstukje bij. Ik: uhm maar dat is natuurlijk ook weer iets voor mentoren wat ze moeten nakijken wat ze moeten beoordelen. Geïnterviewde: ja maar dat portfolio komt dan toch bij de mentoren terecht dus daar kan best een hoofdstukje bij Ik: ja dat is waar. Geïnterviewde: en dat worden ook geen documenten waar ze 10 minuten in zitten te lezen maar het is echt iets van de leerlingen, voor de leerlingen waar de mentor wel van op de hoogte moet blijven
52
Ik: en dat hebben ze nu al? Geïnterviewde: Nee maar dat zit eraan te komen Ik: Oke en wie is dat aan het ontwikkelen? Geïnterviewde: nou daar is eigenlijk, daar is de TGO -groep mee bezig. Taakgroep onderwijs is daar mee bezig. Ik: Hier op school? Geïnterviewde: ja. Ik: ow oke, dat wist ik nog niet. Ik heb al mijn vragen gesteld volgens mij, in ieder geval als ik zo een beeld heb ben jij er wel een voorstander van in ieder geval om toch meer aandacht voor lob te krijgen, echt studiekeuzebegeleiding meer voor de mentoren jij denkt dat mentoren daar als het in ieder geval niet teveel op hun taken gaat zitten dat ze gewoon nog normaal.. Geïnterviewde: het moet niet te beperkend worden maar ik denk dat ze daar zeker in geholpen zijn Ik: Ja dan denk ik dat ik alles besproken heb, ik weet niet of jij nog vragen hebt voor mij? Geïnterviewde: Nou ik ben heel benieuwd naar jou onderzoek want ik vind het een heel boeiend onderwerp. Dus ik verwacht er veel van. Ik hoop echt dat het iets oplevert waar we volgend jaar mee vooruit kunnen.
Transcript mentor vwo 3 Ik: zou je jezelf eerst even willen voorstellen? Geïnterviewde: Ja, ik ben Lisa, ik werk sinds 17 jaar hier op school ik geef les vooral aan vwo bovenbouw. En ik geef kunstvakken en ckv en ik ben mentor al sinds een jaar of 6 bij vwo 3. Daar heb ik het meeste ervaring als mentor zijnde. Ik: Oke dankjewel. Nou in de enquête heb je in ieder geval aangegeven dat je het mentorschap een leuke taak vindt, wat vind je er nou precies leuk aan? Geïnterviewde: Je hebt intensiever contact met leerlingen meer dan alleen in een klassituatie maar dat je ook echt gaat vragen van ‘hoe gaat het thuis en hoe zit je in je vel’ hoe ga je profielen kiezen, wat is je toekomstbeeld? Wat wil je gaan studeren? Dus je hebt andere gesprekken vind ik dan dat je alleen les geeft dus dat vind ik ook het leuke ervan. Ik: en je geeft ook aan je vind het een leuke taak en in de enquête lees ik terug dat je veel gebruik maakt van gezamenlijke lessen. Doe je dat eigenlijk altijd? Geïnterviewde: Ja eigenlijk altijd Ik: en ze moeten bij jou altijd naar de les komen? Geïnterviewde: Ja, altijd. Daar worden ze soms wel boos om, en ik zeg ja ik vind gewoon dat ik heel veel moet doen in dat ene mentoruurtje wat maar 45 minuutjes is per week vind ik eigenlijk te weinig dus ik heb dat heel hard nodig om dat allemaal goed te kunnen doen Ik: Uhu, en wat doe je dan allemaal tijdens zo’n les? Geïnterviewde: we beginnen het jaar met kennismaken, ik heb die leerlingen meestal niet gehad dus die komen helemaal nieuw mijn klas binnen dus dan krijgen ze eerst een soort vragenformulier van wie ben ik, heb je broertjes en zusjes? Wat zijn je hobby’s, wat vind ik moeilijke vakken, wat makkelijk vakken. Ik: maak je zo’n formulier zelf? Geïnterviewde: Nee, dat heeft toen iemand gemaakt en dat gebruiken meer mentoren in hun les. En dan vullen ze dat in en aan de hand van dat vragenformulier knoop ik dan een gesprek aan,
53
bijvoorbeeld van wat heeft je vader voor ziekte dat kun je dan allemaal uit dat formulier halen. Dus dat lees ik eerste door en dan kies ik een paar dingen uit van daar wil ik het over hebben. Dat bespreek ik in de les dus dat ik eigenlijk de eerste paar lessen dat ik daar mee bezig ben om iedereen even goed persoonlijk te spreken. Ik: en dat doe je wel individueel dan? Of heb je dan wel heel de klas bij elkaar? Geïnterviewde: Ja wel gewoon in de les, dan zet ik de andere leerlingen gewoon aan het werk. Ik geef ondertussen opdrachten om planningen te maken, en dan haal ik ze om beurt aan men bureau. Dus daar zit iedereen bij. En dan begin ik daarna eigenlijk vrij snel met hoe ze kunnen leren plannen. Leerlingen vooruitlaten denken. Dus hoe ze een planning moeten maken. En wat ik ook heel belangrijk vindt is om dingen te herhalen, dus dat ze niet alleen hun maak en leerwerk maken en leren voor een vak maar dat ze ook elke week tien minuten ofzo nadenken over dat vak van wat is er nou besproken in de les, begrijp ik het allemaal, of zijn er onderdelen die ik niet begrijp. Schrijf die dan even op. Dan kunnen ze die vragen stellen in de les.
Ik: dus eigenlijk een soort van intervisie Geïnterviewde: ja ik noem het ook wel evaluatie of een herhaalmoment. Dus het is terugkijken en vooruitkijken want dan doen ze dus echt absoluut niet uit zichzelf. Ik: en op deze manier leer je ze dat ook he om vooruit te kijken, dat zie je ook bij studiekeuze he dat ze vaak niet vooruitkijken. En doe je daar ook veel aandacht aan besteden aan studiekeuze? Geïnterviewde: Ja, bijna heel het jaar. Ofja echt van de herfstvakantie tot aan maart zijn mijn lessen daar mee gevuld. Dus dan starten we inderdaad met de cyclus die Mart heeft opgezet. Eerst van wie ben ik en wat past bij mij maar ook hoe ziet een ander mij en zit daar verschil tussen dan moeten ze daar ook weer een gesprek over hebben. Ik laat ze dus ook in groepjes opschrijven van welke eigenschappen vind je nou bij deze leerling passen. Ik: Dus dat ze elkaar gaan, ja dat is wel een heel goede. Geïnterviewde: Ja en dat ze dan wel moeten vertellen van bijv. ik vind jou iemand die goed leiding kan geven maar wel met een reden erbij, dus dat vind ik daarom en daarom. En als die leerling het daar dan niet mee eens is, dat ze dan weer het gesprek aangaat waarom die persoon er anders over denkt. Ik: en die werkvormen die jij gebruikt daar ben jij zelf mee gekomen? Geïnterviewde: Ja maar ik ben natuurlijk zelf 7 jaar decaan geweest, toen ben ik zelf al gaan zoeken naar werkvormen. Ik vond het vooral in de les belangrijk dat ze met elkaar praten en ik merk ook aan mijn klas die hebben aan het einde van de dag een mentoruruur dus die hebben niet meer zo’n zin om constant naar mij te gaan zitten luisteren. Dus ik zoek ook naar vormen waarbij ze in kleine groepjes bij elkaar dingen moeten bespreken. Anders houden ze dat niet vol om 45 minuten lang naar mij te luisteren. Ik: Ja en daar is een mentorles vaak ook niet voor bedoeld denk ik.. Geïnterviewde: Nee dat vind ik ook niet Ik: Ik merk al wel dat jij het heel anders aanpakt dan anderen mentoren. Veel doen individueel maar dat ligt misschien ook aan het leerjaar. Vwo 3 is misschien ook wel een druk jaar Geïnterviewde: Ja dat is een heel druk keuzejaar. Ik: Je hebt nu vwo 3 en ben je wel eens mentor van een ander jaar geweest? Geïnterviewde: Ja ik heb de afgelopen 6 jaar dan vwo 3 en die jaren ervoor ging je mee met je klas. Dus dan vanaf vwo 3 naar vwo 6 en dan ben je veel individueler bezig dat is echt hele ander begeleiding. Maar ik vind in de derde klas vol dat mentoruur nodig, omdat je en bezig bent met planningen maken en ze gaan die overgang maken van onderbouw naar bovenbouw dus daar
54
moeten ze naar toewerken en je moet je profiel kiezen. Dus daar moet je ook echt veel tijd aan besteden Ik: Ja en je bent decaan geweest dus jij weet dan wat er belangrijk is maar stel iemand heeft die ervaring niet, vind je dan dat er vanuit school genoeg materiaal wordt aangeboden? Geïnterviewde: Uhm ja steeds meer gelukkig want er was altijd heel weinig en dat is steeds een beetje opgebouwd vind ik door de jaren heen. Ook de docentenhandleiding vind ik heel belangrijk die is samengesteld die gebruik ik ook. Ik denk dat het vooral voor een mentor die geen ervaring heeft als decaan is het heel belangrijk om hapklaren lesjes zeg maar te krijgen die die in kan zetten in het mentoruur zodat niet eerst een heel overzicht moet krijgen in zijn hoofd van wat er allemaal moet gebeuren want dat is denk ik lastig. Ik: ik had vernomen dat dat er op dit moment nog niet was, dat er nog geen of ja je zegt dat je echt van die lesjes hebt? Of handvatten. Geïnterviewde: Nou mart heeft een docentenhandleiding in blokken van lessen en ik maak daar dan gelijk een planning van dus die dag doe ik dat blokje etc. Ik: Maar dat zijn dan meer richtlijnen dan van dat moet je dat doen en dan is dit belangrijk maar de invulling daarvan ligt bij de mentor zelf? Geïnterviewde: Nou daar heeft hij ook wel tips bij gezet hoor. Tips wat je bijvoorbeeld in de les kan doen of tips voor huiswerk. En dat staat vooral in keuzeweb dus dat hoef je dan ook niet meer zelf uit te dokteren. Ik: dus vooral keuzeweb? En dat vind jij wel een fijne methode Geïnterviewde: Ja, en ik zelf toen ook nog wat dingen geschreven toen was er nog helemaal niks en toen ben ik zelf van die mappen gaan maken een soort van portfolio van wat je vanaf het eerste tot het zesde jaar kan gebruiken. Maar ik vind opzich deze methode wel heel overzichtelijk en snel. Het is prettig omdat het digitaal is en er staan veel links op dus ze kunnen overal veel informatie vandaan halen. Misschien inderdaad onze aangeleverde informatie dat we daar nog wel iets meer in kunnen betekenen Ik: Ja oke dus vanuit de school heb je wel het idee dat het wel als belangrijker wordt gezien tegenwoordig echt de invulling van zo’n mentorles? Geïnterviewde: Ja ik heb dat sowieso altijd heel erg belangrijk gevonden maar ik merk wel dat ik omdat ik dus decaan ben geweest dat ik er heel veel invulling in kan geven Ik: en een andere mentor misschien niet Geïnterviewde: Ja die is daar misschien meer zoekende in. Maarja mijn leerlingen worden wel eens boos omdat ik dus altijd die mentorles door laat gaan en dat het dus betekent dat mijn collega’s dat niet altijd doen want leerlingen gaan alles vergelijken Ik: Ja dat krijg je dan inderdaad Geïnterviewde: Maar ik vind dat helemaal niet erg want ik vind het belangrijk genoeg dus je kan zeuren wat je wil maar bij mij gaat het gewoon altijd door. Ik: Maarja zo zit jij dus in elkaar maar andere mentoren worden daar misschien wel door beïnvloedt. Want er was ergens ook een opmerking van ja dan krijg je altijd dat gezeur van andere mogen altijd eerder weg. Het wordt verwarrend als het steeds dan individueel is en dan weer gezamenlijk dan is het niet constant en dan krijg je die geluiden van leerlingen. Dan is er geen duidelijke lijn meer Geïnterviewde: Ja en dan blijven ze zeuren, kijk bij mij is het een keer zeuren ze weten dat ze er toch altijd moeten zijn dus dan is het ook snel klaar. Ik: maar op een gegeven moment geef jij wel aan dat je wel tijd voor persoonlijke gesprekken mist Geïnterviewde: Ja ik vind dus vooral in de derde dan ben ik zoveel tijd kwijt met planningen, profielkeuzebegeleiding dat ik eigenlijk vind dat ik soms te weinig tijd heb om echt individueel nog
55
tussendoor, want ik doe dat alleen aan het begin van het jaar maar ik zou dat nog wel een paar keer meer in het jaar willen hebben. En dat doe ik wel met de grootste probleemleerlingen maar ik zou het eigenlijk ook goed vinden om dat met elke leerling te doen. Ook al functioneert die leerling verder goed is het denk ik toch goed om af en toe even te spreken, al is het alleen maar om een complimentje te geven. Maar daar kom ik dus te weinig aan toe. Ik: Ja misschien voor een leerling ook, die krijgt zo de indruk dat hij gezien wordt Geïnterviewde: Ja precies maar daar heb ik gewoon de tijd niet voor omdat heel veel van mijn lessen gevuld zijn met keuzebegeleiding ik zou best twee uur per week willen voor een mentoruur. Zou ik prima kunnen vullen heb ik genoeg te doen.
Transcript mentor havo 4 Ik: Je geeft aan dat je het mentorschap een leuke taak vind bovenop je werkzaamheden. En wat vind je er dan precies leuk aan? Geïnterviewde: Het individuele contact met leerlingen, ik ben nogal iemand die heel erg betrokken is bij het welzijn van zijn leerling. En ik vind juist het een op een contact met de leerling in het traject wat ze doorlopen hier op school maar ook straks vind ik enorm leuk maar het is ook mijn valkuil Ik: Ja precies, dus jij vindt dus zelf al dat je er teveel tijd aan besteedt. Geïnterviewde: Ja vlot, ik kan goed per week 3 a 4 uur met mijn mentoraat bezig zijn. Ik: Ja opzich krijg je daar ook uren voor, maar je geeft ook aan in de enquête dat je daar vaak overheen zit Geïnterviewde: Ja altijd. Ik: Daar kom ik zo nog op terug want je geeft je ook aan je geeft maar weinig klassikale lessen dus vaak individueel. Als je dan wel een gezamenlijke les doet waar gebruik je deze dan voor? Geïnterviewde: Nou die heb ik eigenlijk bijna niet omdat het nu ook niet in mijn rooster past, ik vind ook dat een leerling een individuele keuze moet gaan maken voor een vervolgopleiding. Daarbij vind ik ook dat een leerling daar individuele begeleiding nodig heeft. Als ik een klassikale les heb gaat het echt puur om de algemene zaken. Bijv. Hoe gaat het examen er straks uitziet, hoe ziet het PTA eruit. De algemene dingen die iedereen zou moeten weten. Ik weet ook dat collega’s van mijn studieroosters en dergelijke klassikaal doen, maar dat doe ik dus echt individueel. Het is wel veel tijdrovender maar ik vind dat die leerlingen daar van de ene kant recht op heeft en ik vind dat ik anders niet genoeg aandacht kan bieden Ik: Dus jij vindt het belangrijk dat je veel aandacht kan geven Geïnterviewde: Ja een individuele band opbouwen. Ik ben diegene die aanspreekpunt is voor kind en voor ouders. Ik moet dus het kind leren kennen en dat kun je alleen maar met individuele gesprekken. Dus dat als er iets gebeurd dat ze ook naar mij toe komen. Ik: Ja precies, en in zo’n individueel gesprekje wat bespreek je daar zoal in? Geïnterviewde: algemene zaken, cijfers, wat wil ik doen na het havo. Maar ook hoe gaat het? ‘hoe gaat het op school?’ of zijn er zaken thuis die effect hebben. De thuissituatie heeft onwijs veel te maken met hoe leerlingen presteren op school. Ik kan geen effect hebben op wat er thuis gebeurt maar ik kan wel kijken wat er noodzakelijk is voor wat docenten misschien dienen te weten. Ik: dus jij pakt eigenlijk alles wel een beetje ineen in zo’n gesprek? Geïnterviewde: Ja Ik: dus de studievoortgang, hoe het gaat met de leerling en ook studiekeuze. Dus jij zegt dat ouders ook heel belangrijk zijn om die erbij te betrekken, denk je dat het uitmaakt als ouders heel betrokken zijn bij een leerling dat ze beter een keuze kunnen maken?
56
Geïnterviewde: Ja op het moment dat een ouders totaal geen interesse heeft in school in het algemeen dan krijgt een leerling dat ook niet mee en zal er bij hen zelf ook heel veel desinteresse zitten. Als een leerling naar een open dag wil bijvoorbeeld en de ouders willen allebei niet mee dan gaat die leerling daar ook niet heen. Ik: Nee als het vanuit thuis niet gestimuleerd wordt Geïnterviewde: plus een vervolgopleiding en ook het gesprek op school, maar vooral het gesprek thuis over vervolgopleiding heeft heel veel effect op de motivatie van de leerling. Als een leerling weet waarvoor die op de havo zit en waarom hij goede punten moet halen omdat hij of zij een bepaalde studie wil gaan doen dan doen ze het ook veel eerder. En als een leerling geen idee heeft wat hij wil gaan doen die mist een stukje motivatie Ik: en hoe zit dat bij jou leerlingen? Geïnterviewde: Sommige wel en sommige niet, daarom zeg ik ook het is een individueel traject Ik: Ja en wat geef jij die leerlingen dan mee? Geef je adviezen? Geïnterviewde: dat probeer ik. Ik praat natuurlijk heel veel binnen hun profiel en hun interessegebied. Uiteindelijk als ik er niet met gesprekken uit kan komen dan zeg ik ga naar de informatieavonden. Dan laat ik ze naar mijn mening de niet goede fontys interesse test doen die is veel te breed maar daar kan ik wel dingen uithalen. Bepaalde zaken kun je daar wel uithalen alleen de lijst is gewoon veel te groot en vaak ook niet echt aansprekend voor die leerlingen. Als ik er echt niet uitkom dan stuur ik ze naar de decaan. Ik: Maar dat kan ik me wel voorstellen dat als je dat allemaal individueel doet, dat daar heel veel tijd in gaat zitten. Dat zijn denk ik hele lange gesprekken Geïnterviewde: Ja als ik er drie in een uur kan plannen dan doe ik het goed, nu zit ik niet anders omdat ik er drie moet plannen en 19 leerlingen heb en ze minimaal 1 keer gesproken wil hebben in de periode. Ik heb ze gelukkig wel allemaal in de klas dus ik kan ze ook in de klas eventjes apart halen.
Ik: Ja jij geeft ook dat je dat je 1 mentoruur per week te weinig vind he, Geïnterviewde: afhankelijk van hoe je het doet he, kijk ik vind niet dat ik in deze leeftijdscategorie een klas aan het werk kan zetten en dan aan mijn bureau een individueel gesprekje te voeren. Ik vind dat privacy gevoelig, sommige leerlingen hebben daar helemaal geen moeite mee en andere wel. Maar dan doe ik het wel gewoon helemaal niet. Dat verschil wil ik niet gaan maken Ik: Maar als je zeg een gezamenlijke les doet hoe wordt daar dan door leerlingen op gereageerd? Geïnterviewde: daar zijn ze niet blij mee want het centrale punt voor mij is in de pauze. Ik heb geen uur dat ik ze gezamenlijk heb. Een heel groot nadeel is dat alle leerlingen na het zesde uur klaar zijn dus heel vaak komen ze gewoon niet opdagen omdat het niet vast in hun systeem zit. Het gaat ook niet elke week door want ik kan niet altijd twee lesuren draaien, ik doe dat nu wel maar op een gegeven moment breekt dat gewoon op. Ik: dus er is geen structureel uur dan? Geïnterviewde: nee voor mij niet omdat het niet in het rooster past. Dat is voor mij vanaf het begin en dat is niet de eerste keer. En dit jaar hoopte ik dat ik ze wel allemaal in de les zou hebben maar het past gewoon niet in het rooster. Ik heb op een gegeven moment ook gezegd als dat uur er niet in komt dan ben ik geen mentor meer. Ze hebben alles gedaan zeggen ze maar het is gewoon geen prettige situatie, en vandaar dat ik ook terug ben gegaan naar individuele gesprekken. Ik: Ja dat is dan een logisch gevolg dat je daar voor kiest, maar van de andere kant denk je ook dat als een mentorles meer weging zou krijgen dat leerlingen bijv. ergens op beoordeeld gaan worden. Op dit moment wordt het denk ik niet gezien als iets wat heel belangrijk is door leerlingen
57
Geïnterviewde: en hoe zou je ze beoordelen, met een voldoende, goed of onvoldoende? Ik: Ja Geïnterviewde: opkomstplicht, moeten ze er werkstukjes voor maken. Ja dan ga je ook weer aan het mentoruur veel meer gewicht en taken geven. Dan vind ik de evenredigheid helemaal niet meer aanwezig. Ik: Je ziet op dit moment gewoon een groot verschil en jij pakt het op deze manier aan, maar iemand anders doet het weer heel anders. En je geeft wel aan dat je een gezamenlijk uur mist maar zo’n gezamenlijk uur is ook weer tijdrovender Geïnterviewde: maar dan heb ik in ieder geval een uur waarvan ik weet dat alle leerlingen aanwezig zijn en nu zit ik heel vaak gewoon te wachten op gesprekken en die komen niet. En dan staat het er wel in maar leerlingen ervaren het zo niet, die zien het niet als een structureel uur. En op het moment dat je vanaf dag 1 een vast uur hebt, dan kun je ook zeggen van je komt altijd naar dat uur en nog kijken of je individueel gaat doen of ze wegstuurt maar je kunt ook iets gaan doen. Maarja het had gewoon in het rooster moeten staan vind ik. Ik heb zelf nog eens naar de roosters gekeken en kwam erachter dat ze allebei een tussenuur hebben maandag en donderdag maar dat is niet ingezet. Ik: Maarja als je kijkt bij bijvoorbeeld een vak zoals geschiedenis of wiskunde ik noem maar iets daar zou dat natuurlijk niet kunnen, zo wil ik maar zeggen dat zo’n mentoruur eigenlijk maar weinig weging heeft. Mart zou graag zien dat het echt een vak wordt en dat er iets voor gedaan moet worden en dat hoeven helemaal geen grote opdrachten te zijn. Geïnterviewde: Ja en dan zeg ik eerlijk, ik heb nu alle stageverslagen bij mij liggen en ik heb er nog geen letter van gelezen. Wanneer moet ik dat doen? Ik: Hier is misschien ook te weinig tijd voor Geïnterviewde: Nouja het zou heel goed zijn als je het mentoraat voldoende zou moeten afsluiten. Het is ook afhankelijk van de mentor die je hebt. Ik: Jazeker, elke mentor pakt het anders aan. Als er vanuit een en hetzelfde traject wordt aangeboden dat elke mentor dan uit dezelfde manier kan werken Geïnterviewde: Ja maar dan moeten de mentoren wel gefaciliteerd worden Ik: En vind je dat er op dit moment genoeg materiaal is? Geïnterviewde: Nee, en geen materiaal het is allemaal bij elkaar geraapt vanuit collega’s, ik ga echt niet zeggen dat ze hun best niet hebben gedaan. Maar je hebt op een gegeven moment gewoon een eigen manier om te werken, die heb ik heel erg ontwikkeld dus die standaardbrieven bijvoorbeeld dat is niet mijn brief. Maar wellicht zou er meer materiaal moeten komen, algemenere of misschien vast in het curriculum met een afvinkmoment. Maarja dan moeten wij ook qua uren en tijd gefaciliteerd worden. En ook te opdrachten in keuzeweb vind ik te mager, een leerling hoeft overal maar ja in te vullen en kan het al afvinken. Ik maak daar nooit gebruik van. Ik: de site? Geïnterviewde: Ja, dus ik denk dan wat is de meerwaarde van dat keuzeweb? Ik zie mezelf echt niet als alwetend orakel maar de meerwaarde van de decanensite vind ik heel laag. Ik: Maar daar zou jij tijdens een gezamenlijk uur misschien gebruik van maken? Als het goed materiaal zou zijn Geïnterviewde: Ja misschien wel, of als huiswerk opgeven. Als ik een gezamenlijk uur heb en dan ook in een computerlokaal ja dan kun je veel meer. Maar dan blijf ik bij het belang van de individuele gesprekken
58
Transcript Mentor Vwo 4 Ik: ik doe een onderzoek naar wat mentoren nodig hebben in hun mentorles, wat ze vanuit school meer nodig hebben en wat ze ook zelf van de mentorlessen vinden. En vandaar ik dat ik de enquête naar de mentoren heb gestuurd, daar heb ik al wat op terug. Ja en nu ben ik eigenlijk wel benieuwd naar jou antwoorden en ze verder kan toelichten. Zou je jezelf eerst even willen voorstellen? Geïnterviewde: ja ik ben Mike, ik ben docent Engels. 2 jaar werk ik al als docent, eerste jaar als mentor van vwo tto 4 dus dat doe ik nu. Ik: Ja! Leuk. En in de enquête geef je ook aan dat je de mentorles het een leuke taak vindt bovenop de werkzaamheden. Wat vind je er precies leuk aan? Geïnterviewde: nou het is leuk om een beetje persoonlijk contact te hebben met leerlingen. Je weet hoe het bij andere vakken gaat zonder daar meteen achteraan te gaan zitten. Je hoort wat meer van de perspectieven van de leerlingen. Want hoe docenten de les zien is niet altijd het hetzelfde als hoe de leerlingen het zien. Soms weet ik ook wel dat ze overdrijven en dat ze bepaalde dingen zeggen puur om te klagen eigenlijk maar over het algemeen gewoon leuk om wat meer niet onderwijsachtig contact met ze te hebben. Ik: dus dat vind je leuk, echt het persoonlijk contact en ook dat je een klas hebt waarvan je iedereen persoonlijk goed kent. En je gaf ook aan dat je een combinatie doet van individuele en gezamenlijke lessen. Geïnterviewde: Ja Ik: waar maar je meer gebruik van? Geïnterviewde: Tot nu toe is het meestal gezamenlijk maar ik plan daarbuiten ook nog wel individuele gesprekken in Ik: Buiten de lesuren om? Geïnterviewde: ja dus die worden dan ook nog gewoon ingezet voor, nou laatst nabespreken van de SE week. Dan gaan we kijken hoe het is gegaan. Dat zijn meestal wel korte gesprekjes soms maak ik daar ook gebruik van in het mentoruur maar meestal in het mentoruur zelf is dat gezamenlijk les. Moeten ze wel allemaal komen, want ze willen ook zo snel mogelijk weer weg. En dat is het laatste uur voor ze. Ik: en dat is ook het laatste uur voor jou? Geïnterviewde: Ja laatste uur Ik: En krijg je daar wel eens commentaar op? Geïnterviewde: ja dan geven ze commentaar, maar ik laat ze gewoon zitten. Ja en dan hoor je van ze: ja je laat ons wel zitten en andere klassen mogen meteen weg. Het is een studieuur en daar staat uren voor dus ze moeten ook gewoon komen. Ik heb ook gewoon iets te doen in de les, soms kan ik ze ook wel eerder laten gaan maar vaak moeten ze zich gewoon even komen melden. Ik: en tijdens een individueel gesprek doe je vooral de studievoortgang en wat doe je dan tijdens een gezamenlijke les? Geïnterviewde: gezamenlijke les hangt er een beetje van af, meestal wil ik dan toch een beetje de sfeer doornemen zoals nu heb ik tto 4 ze hebben drie jaar bij elkaar gezeten, ze kennen elkaar heel goed. Eerste jaar dat ze nu in een hele andere situatie zitten en ook samen met reguliere vwo 4 leerlingen les hebben. Sowieso dat ze ineens vakken krijgen in het Nederlands (normaal kregen ze deze allemaal in het Engels) De termen die ze eerst in het Engels kregen krijgen ze nu in het Nederlands. Dat een beetje met elkaar uitwisselen en soms staan er ook onderwerpen op de planning, de recente ontwikkelingen rondom bijv. Sexting en foto’s rondsturen, sociale media. Komt er ook weer een les aan met hoe ga je daar mee om. Ik: Ja dat is ook een goede, dat zie je inderdaad steeds meer. Geïnterviewde: Ja dus daar moeten ze wel, daar wordt natuurlijk lacherig over gedaan maar daar moet wel aandacht voor gevraagd worden
59
Ik: Ja inderdaad goed dat je daar ook aandacht voor vraagt. Want ik kon eigenlijk nog niet echt een beeld schetsen van wat mentoren dan doen in zo’n gezamenlijke les maar haal jij zelf dan meer voldoening uit een gezamenlijke les of uit een individueel gesprek? Geïnterviewde: voor het resultaat zou ik eerder gaan voor het individueel gesprek, ik denk dat je daar meer uithaalt, dan krijg je meer een band met de leerling en komt er ook meer uit de leerling. In de klas is dat meer onder commentaar van anderen dat je het probeert te sussen. Individueel gesprek is daar beter voor. Ik: Je spreek iedereen even individueel en in een klas is het vaak dat je de drukkere leerlingen eruit pikt of waar je meer aandacht aan moet besteden dan iemand anders. Dus individuele gesprekjes zou ik ook zeker blijven doen. Maar je gaf wel aan in de enquête dat de invulling voor jou onduidelijk was he vanuit school. Want elke mentor doet het anders, maar spreek jij daar wel eens andere mentoren over? Geïnterviewde: Ja, ze hebben nu op school eigenlijk wel een beetje door dat ze het anders moeten gaan doen. dus ze hebben nu ook de taak gekregen om het invulling te gaan geven. Daar ben ik er ook een van. We zijn materiaal aan het verzamelen. Vaak hoor je gewoon terug van: ‘ik laat mijn lessen gewoon uitvallen, dat is jammer maar ik wil er wel iets mee doen. Omdat het niet duidelijk is wat je er precies mee moet gaan doen Ik: Ja precies, wat je ook zegt aan het einde: dan is het afgelopen met dat de leerlingen zeggen dat andere klassen wel weg mogen. Dus je mist eigenlijk materiaal, ik heb gehoord dat je aan het begin dat je mentor wordt wel verschillende materialen krijgt. Geïnterviewde: Nee, dat ligt aan de afdelingsleider. Je krijgt wel informatie met dit en dat moet er gedaan worden maar het is niet dat je een boekje krijgt met dit of dat is verplichte stof er is geen echt beleid vanuit school van dit hebben ze persee nodig. Tenminste bovenbouw niet in de onderbouw is dat misschien anders. Ik: ja ik heb met afdelingsleider van de havo een gesprek gehad die zegt wel dat je in het begin wel veel informatie krijgt waar je ook zelf Geïnterviewde: ja dat is meer persoonlijke informatie, hoe doe je dit, hoe doe je dat. Je krijgt een handleiding van plan gesprekjes in maar dan vallen er ook lessen uit, niet een inhoud een lesplan of idee van dit moet je gaan doen. Ik: nee en daar heb je wel meer behoefte aan? En andere mentoren hebben daar ook meer behoefte aan als je dat zo merkt? Geïnterviewde: Ja Ik: Specifiek wat voor informatie dan? Dingen om te doen in de les? Werkvormen? Of zou je zelf meer te weten willen komen over welke studies er allemaal zijn? Geïnterviewde: sowieso informatie wat relevant is voor het jaar waar ze nu inzitten dus dan gaan het met name nu over hoe de tweede fase eruitziet. Met bepaalde problemen waar ze mee zitten. Ze moeten ook stage gaan lopen wat voor de tto leerlingen een buitenlandse stage zal zijn. Daar is ook wat voorbereidingswerk voor nodig. Liefst doe ik dat ook al in de vierde dat dit niet op het laatste moment nog moet. Studiekeuze begin ik ook al een beetje mee, soms zitten leerlingen met de vraag: Heb ik het juiste pakket gekozen? Doe ik dit wel goed? Leerlingen weten vaak ook niet hoe ze moeten plannen dus daar schenk ik ook aandacht aan in de les. Ook met in het achterhoofd de vervolgopleiding die ze gaan volgen, daarbij moet je vaak veel stof in een keer leren. Ik: Daar tussen middelbare school en studie zit een groot verschil inderdaad, dat heb ik zelf ook gemerkt. Dus jij zou leerlingen daar meer op willen voorbereiden? Geïnterviewde: Ja, en daar komen natuurlijk persoonlijke issues bijvoorbeeld sociale media nog bijkijken. Dat is een tweede punt Ik: Ja eigenlijk zou er soort van mix moeten zijn tussen studievoortgang, studiekeuzebegeleiding en klassensfeer. En waar besteedt je op dit moment de minste aandacht aan?
60
Geïnterviewde: op dit moment is het meeste aan profielkeuze maar het minste aan studiekeuze, want ze e zitten nu in de 4 klas, dus ze denken nog niet echt aan wat ze later willen doen Ik: Ja ze hebben dan nog inderdaad wel 2 jaar. Geïnterviewde: Ja ze weten het nog niet en ik probeer dat wel te stimuleren, van ga naar die open dagen want je moet natuurlijk wel weten of je profiel er bij past, want sommige houden vast aan een profiel maar ik zou zeggen verander van profiel en probeer er een studie bij te vinden die bij je past. Ik: Ja inderdaad, want dat zie je ook wel eens terug dat ze de verkeerde profiel hebben gekozen en daarom de gewenste opleiding niet kunnen gaan volgen omdat ze een belangrijk vak missen. Dus die profielkeuze die ze in de derde klas moeten maken is daarom ook al erg belangrijk voor hun vervolgopleiding. Want wat zou jij ervan vinden als elke mentor dezelfde stof zou krijgen in een les? Dat je materiaal krijgt om in de les uit te voeren en dat elke mentor per leerjaar een beetje met hetzelfde bezig is. Geïnterviewde: Het liefst zou ik een aanbod willen krijgen van materiaal waar ik zelf uit kan kiezen want elke klas heeft andere behoeften en daar gaat mentor zijn ook een beetje om dat je een persoonlijke begeleiding aan de leerlingen kan geven. Dus dat je wel dingen in de les doet waar de leerlingen behoefte aan hebben maar dat je ongeveer wel hetzelfde doet en dat er sowieso wel een invulling is bij elke klas. Als er geen echte behoefte is dat er dan nog wel altijd een programma is waar elke mentor mee aan de slag kan gaan. Ik: dus niet zozeer echt een vast handboek, maar meer losse dingen, werkvormen waarvan jij denkt dat komt voor mijn klas van pas? Geïnterviewde: Ja! Ik: Dus misschien gewoon losse werkvormen waaruit de mentor zelf kan kiezen. Geïnterviewde: gewoon een soort ideeën doos. Ik weet niet precies hoe dat boekje eruitziet maar ze hebben ook boekjes over vaardigheden en dan hebben ze een boekje met puur allen werkvormen over spreekopdrachten, dat je ideeën hebt wat je kan doen in de les. En dan hoef je het niet helemaal te doorlopen maar dat je er gewoon iets uitkiest. Of het nu digitaal is of geschreven maakt in principe niks uit maar dat er wel iets is. Ik: maar dan heb je nog steeds dat elke mentor het op zijn eigen manier aan zal pakken. En ja dan is eigenlijk mijn volgende vraag. Denk je dat als de mentorles voor de leerlingen meer weging gaat krijgen, dat ze bijv. een verslag moeten maken van een open dag en dat ze hier op beoordeeld worden zodat ze een voldoende of onvoldoende krijgen. De decaan zou dit zelf het liefste willen zien natuurlijk. Dat het op het curriculum komt en dat het op het rapport ook wordt vermeld. Denk je dat ze er dan meer waarde aan gaan hechten? Denk je dat dat kan werken? Geïnterviewde: Ja dat sowieso, zodra je iets naast wat in de toets gevraagd word wil gaan doen in de les is de eerste vraag van de leerlingen: ‘Telt dit mee voor het SE?’ en dan zeg ik nee en dan zeggen ze ‘Oh dan hoef ik niks te doen. En dan is dat toch wel een stok achter de deur om te gebruiken en dan denk ik wel dat ze het serieuzer zouden nemen. Maar ik denk dat het dan meer als iets werkt van ja goed we moeten dit doen vanuit school. Ik denk niet dat ze er meer gemotiveerd door raken, maar dat ze wel zien dat het gevolgen heeft en dat ze het serieuzer zullen aanpakken. En dan is het nog afhankelijk van de leerlingen en de klas. Je hebt hele meegaande leerlingen en hele tegenstribbelende leerlingen. Ik: ja dat is natuurlijk zo. (lamp valt even uit) Je merkt natuurlijk het verschil. Ik heb zelf voorlichting gegeven bij tto en dat zijn echt rustige leerlingen. Daaraan zie je al dat ze iets anders nodig hebben qua aanpak. Havo 3 zijn twee erg drukke klassen heb ik gehoord dus daar hoor je ook dat de mentoren niet aan zaken toekomen omdat er hele andere behoefte zijn dus ze komen daar niet aan profielkeuze toe. Geïnterviewde: Dat heeft natuurlijk ook te maken met hoe groot de klassen zijn gemaakt. Ik heb nu een mentorklas van 15. Is een groep van 30 en die is in tweeën gesplitst. En sommige mentoren hebben het dubbele. Ik: ja dat zijn er flink wat Geïnterviewde: daar heeft hij wel 2 mentoruren voor maar natuurlijk wel 35 leerlingen, en dat wil ook
61
zeggen al die ouders en gesprekken ernaast met begeleiding. Dat moet hij voor 35 leerlingen doen Ik: maar wat dus ook wel zo is, stel je gaat werkvormen doen en het gaat ook meewegen zal de mentor dit ook weer na moeten kijken en tijd aan moeten besteden. Denk je als je naar jezelf kijkt en naar ander mentoren dat ze hier meer tijd aan willen besteden? Geïnterviewde: ik denk wel dat ze daar meer tijd aan willen besteden, ik denk wel dat er dan eventueel die uren niet voor terugkrijgen. Ik denk dat veel mentoren dan hun hand op zullen steken en zullen zeggen dat ze er maar 80 uur voor hebben en dan moet ik er nog meer tijd in gaan steken, want nu kom ik al aan die 80 uur, dus dan willen ze daar meer uren voor. En ik denk dat er dan ook vanuit school misschien niet al te positief over wordt gedacht. Ik: Nee, dat is ook het lastige ervan. Als je naar jezelf kijkt, ervaar je dan een ontwikkelbehoefte? Bijvoorbeeld over het voeren van een studiekeuzegesprek. Zou je daar behoefte aan hebben om daar bijvoorbeeld een training of dagdeel training in te volgen? Geïnterviewde: Ja maar daar moeten wel prioriteiten bij staan. Want sowieso een training is altijd handig. Wat handig is om te doen tijdens een les en wat niet, zou misschien een vast deel kunnen worden. Of ik nou perse op cursus wil gaan apart ergens in Utrecht nee dat niet perse. Ik: Nee maar bijvoorbeeld iemand die hier op school zou komen Geïnterviewde: ja en als daar een studiemiddag voor uit zou worden getrokken, ik denk dat je dat misschien ook als vast onderdeel moet gaan maken. Echt een training voor mentoren. Ik: Dat ga ik meenemen, Geïnterviewde: we doen hetzelfde voor nieuwe docenten he, dan heb je ook intervisie voor mentoren. Ik denk dat ze het fijn zullen vinden om daar in begin training in te krijgen. Ik denk dat je dat best kunt verkopen en dat ze dat ook fijn zouden vinden Ik: ja en dat het ook niet teveel tijd gaat kosten Geïnterviewde: Ja en dan met name over de nieuwe mentoren want als je iemand al lang mentor is denk ik niet dat ze daar heel veel behoefte aan hebben. Maar nieuwe mentoren vooral als ze net van school afkomen, tweede jaar kunnen ze dan al ingezet worden als mentor. Dus dan is er misschien wel behoefte aan. Ik: Want hoe was dat voor jou toen? Had je wel het idee dat je vanaf het begin dat je mentor werd genoeg informatie hebt gekregen? Of denk je achteraf ik had daar wel meer begeleiding bij gewild? Geïnterviewde: Ik denk dat ik wel genoeg informatie heb gekregen van wat ik precies moest doen. Genoeg basisinformatie laat ik het zo zeggen. Maar ik denk dat er nog wel wat meer informatie bij had gemogen van wanneer zet ik belangrijke zaken in SOM, hoe ga ik met het systeem om. Je krijgt wel een soort van introductie maar als je mentor bent komen er nieuwe dingen bij waar je mee om moet gaan. Ja ik denk dat er wel op bepaalde aspecten wat meer begeleiding zou mogen zijn. Ik: bijvoorbeeld die dingen die je in Som in moet vullen, ja de standaard dingen krijg je wel mee. Maar om dan weer terug te komen op materiaal, het is niet helemaal duidelijk wat je per leerjaar precies kan doen. Dus dat je bijvoorbeeld kunt zien welke onderwerpen er per leerjaar het belangrijkste zijn. Geïnterviewde: nee ik ben zelf een beetje aan het gokken. Ik ga af op wat de leerlingen zelf zeggen en wat e ik zelf nog weet waar zat ik mee toen ik op de middelbare school zat in de 4 . en ja ik loop nu mee met iemand die de vierde klas al eens heeft doorgelopen, die heeft de andere groep dus daar kan ik ook een beetje mee kijken. en ik moet zeggen dat helpt wel. Ik: Als ik het dan zo mag samenvatten: je zou het wel fijn als er vanuit school meer materiaal zou worden aangeleverd. Wat je aan vanaf het begin van het jaar tot aan het einde van het jaar zou kunnen doen maar dat je er wel zelf uit kan kiezen. Dus dat je het aanbod zelf kan kiezen. Zie je daar nog voor en nadelen aan? Bijvoorbeeld dat je meer moet gaan voorbereiden of na moet gaan kijken? Geïnterviewde: nou ik denk dat als daar meer werk in zit dat ik natuurlijk minder uur kan besteden aan andere onderdelen maar dat heeft natuurlijk ook gewoon met mijn baan te maken. Natuurlijk heb je nu al te maken met drukke periodes en rustige periodes. Het moet er wel in kunnen passen. Ik denk niet dat je
62
ineens kunt zeggen, we doen er zoveel uur bij en dat moet dan maar passen. Ik denk dat je er wel ruimte voor vrij moet maken. Ik: en dat is ook moeilijk vast te leggen hoeveel elke mentor aan zijn mentoraat besteedt. Jij doet nog best veel gezamenlijke lessen maar ik heb ook in een paar enquêtes gezien die dat nooit doen. Alleen maar individuele gesprekjes en voor sommige kan het niet anders want die hebben niet gelijk les. Dus dat maakt het ook weer moeilijker. Geïnterviewde: ja zeker Ik: Nou ik denk dat ik wel voldoende informatie heb. Heb jij nog vragen of opmerkingen voor mij? Geïnterviewde: Nee, dat was het wel Ik: ja het is meer de vraag wat is er vanuit het Jan van Brabant nodig voor de mentoren, waar hebben ze meer behoefte aan. Jij zou dus wel meer behoefte hebben aan materiaal, een training zou je ook wel zien zitten als het niet teveel tijd in beslag gaat nemen en binnen school gebeurd. En jij zou de methode wel een beetje gelijk laten lopen. Dus dat iedereen meer gezamenlijk les zal gaan geven en er altijd wat invulling is. Geïnterviewde: Ja ligt er natuurlijk ook aan of het aan het begin of einde van de dag is omdat ze dan gewoon weg willen, maar ik denk wel dat er misschien een bepaalde lijn in hoort te zitten van dit kan ik wel doen en dit kan ik niet doen. Ik: zie je dat vaak dat het aan het einde van de dag wordt gezet? Geïnterviewde: ja soms wel, het ligt er een beetje aan of het wel nodig is. sommige mentoren hebben het gewoon niet nodig. Die hebben niks te doen. En ik moet ook zeggen dat mijn lessen ook wel vaak zijn uitgevallen maar dat komt ook omdat er dan weer andere lessen voor ingepland zijn. Er wordt niet echt prioriteit aan gegeven. Ik: Maar jij denkt ook niet dat het gaat werken als de school gaat zeggen dat elke mentor perse iets moet doen in zijn les. Geïnterviewde: het is nu al zo elke les dat leerlingen elke les aanwezig moeten zijn. Dat is nu eigenlijk al de regel dus ze zouden die uren al in moeten vullen. Nu is de praktijk wel zo en je vraagt dan zo of je nog een uurtje willen terugkomen in tussenuur compenseer je dat wel. Maar mentoren moeten eigenlijk hun les altijd door laten gaan maar in praktijk is dat heel anders. Ik: oke dan wil ik je heel erg bedanken voor het gesprekje, ik heb weer genoeg input voor mijn onderzoek denk ik. Geïnterviewde: Ja graag gedaan!
63