Handboek Crisisbeheersing Samengesteld door het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing Verkeer en Waterstaat (DCC-V&W)
2 Informatie
Colofon
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met:
uitgave
Departementaal Coördinatiecentrum Verkeer en Waterstaat
Ministerie Verkeer en Waterstaat Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing
bezoekadres
tekstbijdragen
Koningskade 4, Den Haag
TradukoenCommunicatie, Utrecht Mila Geesink
postadres
Postbus 20906, 2500 EX Den Haag telefoon
ontwerp
(070) 351 85 55
Vorm Vijf Ontwerpteam, Den Haag
fax
(070) 351 80 60
drukwerk
email
Artoos, Rijswijk
[email protected] internet
www.dccvenw.nl intranet
www.venwnet.minenv.nl/rws/dccvenw
© december 2005
Voorwoord Voor u ligt de vierde versie van het Handboek Crisisbeheersing van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dit handboek wordt uitgegeven door ons eigen Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC-V&W). De huidige versie is aangepast aan de laatste organisatorische ontwikkelingen zowel binnen ons departement als daarbuiten, bij al onze relevante netwerkpartners. Tevens is in deze versie aandacht besteed aan aspecten als crisiscommunicatie, juridische kaders en bevoegdheden en terrorisme als mogelijke dreiging voor de infrastructuur in ons land. Het handboek heeft een aanmerkelijke facelift ondergaan. Robuustheid, handzaamheid en uitstraling waren hierbij het uitgangspunt. Tevens is getracht de overzichtelijkheid van informatie en de leesbaarheid hiervan te vergroten. Het DCC-V&W heeft als motto: ‘Crisismanagement is netwerkmanagement’. Ken uw partners zodat u onder crisisomstandigheden weet met wie u te maken krijgt en elkaar snel weet te vinden. De reactie op de aanslagen van 7 juli 2005 in Londen was mede daarom zo effectief omdat een paar maanden tevoren een soortgelijk scenario was gebruikt voor een oefening. In dit kader spreekt de uitdrukking ‘Failing to prepare is preparing for failure’ boekdelen. Ik verzoek u derhalve goed kennis te nemen van de inhoud van dit handboek. Het regelmatig doorbladeren van het handboek en deelnemen aan de oefeningen die door het DCC-V&W worden georganiseerd zullen ons in staat stellen een afdoende respons te geven op situaties die zich hopelijk nooit zullen voordoen.
De Secretaris-Generaal
Drs. G.H.O. van Maanen
Voorwoord
3
4
Inhoudsopgave 1 Inleiding
7
2 Structuur crisisbeheersing op landelijk niveau 2.1 Departementaal Coördinatiecentrum 2.2 Nationaal Voorlichtingscentrum 2.3 Nationaal Coördinatiecentrum 2.4 Interdepartementaal Beleidsteam 2.5 Ministerieel Beleidsteam 2.6 Afstemmingsoverleg Bewaking en Beveiliging en de Evaluatiedriehoek
9 9 9 9 10 11
3 Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing V&W 3.1 Verantwoordelijkheden DCC-V&W 3.2 Taken basisbezetting DCC-V&W 3.3 Opschaling 3.4 Informatievoorziening 3.5 Calamiteitenbestrijding op de Noordzee
13 13 13 14 16 16
4 Werkwijze DCC-V&W 4.1 Werkterrein en omgeving 4.2 Meldingscriteria 4.3 Alarmeringsprocedures 4.4 Opschalingsprocedures 4.5 Vergaderschema’s en formulieren DCC-V&W
19 19 19 19 19 20
11
5 Crisiscommunicatie en voorlichting 5.1 Communicatiekaders crisiscommunicatie 5.2 Organisatie 5.3 Procedure 5.4 Taakverdeling 5.5 Communicatie Inspectie V&W
27 27 27 28 28 29
6 Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen het Ministerie van V&W 6.1 Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) 6.2 Waterstaatswet 1900 6.3 Andere wetten met noodbepalingen op het terrein van V&W (primaat) 6.4 Overige relevante wetgeving 6.5 Bevoegdheden DG en IG 6.6 Bevoegdheden HID 6.7 Bevoegdheden rijksheren
34 35 35 35 41
7 Afbakening begrippen 7.1 Crisis en ramp 7.2 Veiligheidsketen 7.3 Vier Vitale Belangen 7.4 Vitale Sectoren 7.5 Uitzonderingstoestanden 7.6 Safety en security 7.7 Typen Ongevallen 7.8 Risico
43 43 43 44 44 45 46 46 46
31 31 33
5
6
Inhoudsopgave: vervolg
8 Lijst met afkortingen
47
9 Instellingsbesluit
49
Tabbladen Netwerkschema, overzicht verantwoordelijkheden en netwerkkaarten 1 Wegvervoer 55 2 Waterkwaliteit 65 3 Waterkwantiteit 77 4 Zeescheepvaart, havens en Noordzee 87 5 Binnenvaart 99 6 Spoor 109 7 Luchtvaart 119 8 Buisleidingen 133 9 Weer 141 10 Index 147 Aantekeningen
149
1 Inleiding Crisismanagement is netwerkmanagement Operationeel crisismanagement heeft een multidisciplinair karakter. Om een crisis te bestrijden en de gevolgen ervan tot het minimum te beperken is het absoluut essentieel dat de verschillende betrokken diensten effectief met elkaar samenwerken. Organisaties zijn dan ook pas goed voorbereid op crises wanneer zij op het terrein van crisismanagement zijn ingebed in hun omgeving. De rode draad in modern crisismanagement is dan ook de contacten tussen organisaties, oftewel: ‘Crisismanagement is netwerkmanagement’ Het crisismanagement bij V&W (als afgeleide van het rijksbrede beleid) wordt dan ook gekenmerkt door de nadruk op organisatorische maatregelen. Er wordt bewust afgezien van precieze omschrijvingen ‘wanneer wat in welk geval hoe’ moet worden gedaan. Deze gebeurtenis-georiënteerde benadering is vervangen door een probleem-georiënteerde benadering: het kunnen oplossen van een probleem ongeacht de oorzaak. Dit houdt onder meer in dat er aansluiting wordt gezocht bij de dagelijkse netwerken, waardoor
verantwoordelijkheden behouden worden van kleine incidenten tot en met grootschalige crises. Daarbij is het wel cruciaal dat de coördinatiestructuur lang van tevoren bekend is. Ook betekent het dat er een zo algemeen mogelijk netwerk benut wordt (dus niet alleen gericht op een bepaald type gebeurtenis) en dat er naast een operationele opschaling ook een informatieve opschaling plaatsvindt, zodat organisaties die (nog) geen operationele functie vervullen op de hoogte zijn van de gebeurtenissen. Ten slotte moet er regelmatig geoefend worden met de verschillende spelers in het netwerk en dient er bij nationale voorbereidingen aansluiting te zijn met internationale contacten. Verkeer en Waterstaat omvat de beleidsterreinen ‘Verkeer en Vervoer’ en ‘Water’. Binnen deze beleidsterreinen zijn in het kader van crisismanagement een 9-tal beleidsvelden gedefinieerd: ‘Wegvervoer’, ‘Waterkwaliteit’, ‘Waterkwantiteit’, ‘Zeescheepvaart, havens en Noordzee’, ‘Binnenvaart’, ‘Spoor’, ‘Luchtvaart’, ‘Buisleidingen’ en ‘Weer’. In dit handboek zijn – naast de nodige ‘achtergrondinformatie’ en praktische hulpmiddelen – voor al deze beleidsterreinen de actoren met verant-
woordelijkheden en hun onderlinge relaties ter zake in beeld gebracht in zogenaamde netwerkschema’s (omgevingsanalyse) en netwerkkaarten (hiërarchische structuur) Hiermee wordt duidelijk antwoord gegeven op de vragen: “Wie is waarvoor verantwoordelijk?” en “Wie communiceert met wie?” Dit is de basis van het moderne crisismanagement zoals het DCC-V&W het uitdraagt. Aanleiding herziening handboek Op 14 december 1999 is het DCC-V&W ingesteld bij ministerieel besluit. In 2000 is het handboek Crisismanagement V&W voor de eerste maal verschenen. In 2001 verscheen een gewijzigde versie. In 2002 heeft de Bestuursraad (BSR) besloten tot een aanpassing van het handboek vanwege de komst van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de gewijzigde procedure bij alarmering. Deze laatste wijziging was van belang omdat in tegenstelling tot voorheen als eerste de Inspectie van Verkeer en Waterstaat (IVW) en Rijkswaterstaat (RWS) bij een incident of een dreiging worden gealarmeerd in plaats van een beleidsdirectie. De aanleiding hiervoor is onder meer de miscommunicatie die is ontstaan bij het zogenaam-
7
8
Inleiding: vervolg
de ‘ketelwagenincident’ in Amersfoort in augustus 2002. Een tweede aanleiding tot het aanpassen is het overgaan van het DG Telecommunicatie en Post naar het Ministerie van EZ. Ten slotte bleek er vraag naar een iets duidelijker indeling van het handboek, een lijst met gehanteerde begrippen binnen crisisbeheersing en een index om zaken en personen makkelijker te kunnen terugvinden. Al deze aanpassingen zijn in deze nieuwe uitgave terug te vinden. Bij significante wijzigingen of aanpassingen wordt het handboek opnieuw uitgegeven. Leeswijzer Het handboek begint met de structuur van de crisisbeheersing op landelijk niveau, waaruit duidelijk wordt welke positie het DCC-V&W daarin inneemt. Vervolgens zoomen we verder in op de taken, verantwoordelijkheden en werkwijze van het DCC-V&W. Hoewel crisiscommunicatie en voorlichting niet behoort tot de kerntaken van het DCC-V&W, maar daar wel nauw mee samenhangt is hierover een apart hoofdstuk opgenomen. Voordat vervolgens wordt overgegaan tot het meer praktische gedeelte met de netwerkschema's, vindt u nog een aantal hoofdstukken met wat meer 'achtergrondinformatie': de wettelijke kaders en bevoegdheden binnen V&W, een afbakening
van begrippen, een afkortingenlijst en het integrale instellingsbesluit DCC-V&W van de minister. Contactpersonen Omwille van de privacy zijn de contactgegevens niet in dit handboek opgenomen, maar worden ze beschikbaar gesteld op het afgesloten deel van www.dccvenw.nl
2 Structuur crisisbeheersing op landelijk niveau In 1997 heeft de ministerraad het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming (NHC) goedgekeurd. Het NHC vormt het kader voor crisisbeheersing op rijksniveau. Naast een aantal definities geeft het handboek een overzicht van een viertal vitale belangen en van de crisisbeheersing op ambtelijk en politiekbestuurlijk niveau. Daarnaast geeft het een beschrijving van het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) en het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC). Het besteedt aandacht aan de juridische aspecten van crisisbeheersing en geeft het internationale kader aan waarbinnen Nederland opereert.
2.2 Nationaal Voorlichtingscentrum Indien nodig wordt het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC) geactiveerd. Dit moet gebeuren door een beslissing van het Ministerieel Beleidsteam (MBT). De staande organisatie bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken op het gebied van crisiscommunicatie, het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie (ERC), gaat dan deel uitmaken van het NVC. Met het activeren van het NVC wordt de voorlichting gecentraliseerd. De voorlichters van de verschillende departementen maken dan deel uit van het NVC. In deze fase is hoofd ERC tevens hoofd NVC.
2.1 Departementaal Coördinatiecentrum Ingeval van een crisis op het beleidsterrein van één departement besluit de betrokken minister tot activering van het betreffende DCC. De minister stelt de minister-president en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hiervan in kennis en informeert hen over het verloop van de crisis. Sommige ministeries, waaronder V&W, beschikken over een DCC in de staande organisatie.
Het NVC heeft tot taak: - het adviseren over de te volgen voorlichtingsstrategie; - ontwikkelen, coördineren en uitvoeren van voorlichting; - het voorbereiden en geven van voorlichting aan (internationale) pers en media; - het informeren van andere overheden over voorlichtingsactiviteiten van de rijksoverheid en het coördineren van de voorlichting van de rijksoverheid en de andere overheden;
- het vervaardigen van concrete voorlichtingsproducten ten behoeve van media, publiek, organisaties en andere overheden. 2.3 Nationaal Coördinatiecentrum Bij een crisis met directe, ingrijpende gevolgen voor beleidsterreinen van meerdere departementen volgt interdepartementale coördinatie. Deze wordt in beginsel verzorgd door het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) dat permanent is ondergebracht bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het NCC functioneert als ondersteunende c.q. uitvoerende staf en als facilitair bedrijf ten dienste van de interdepartementale crisisbesluitvorming op ambtelijk en politiekbestuurlijk niveau. Besluiten worden door het NCC gecommuniceerd met de betrokken Departementale Coördinatiecentra door middel van situatierapporten met besluitenlijsten. Met het oog op de uitvoering van de maatregelen door of via de decentrale overheden draagt het NCC tevens zorg voor de coördinatie (van de informatievoorziening) naar de betrokken besturen. De DCC’s zijn verantwoordelijk voor aansturing en coördinatie (van
9
10
2. Structuur crisisbeheersing op landelijk niveau: vervolg
de informatievoorziening) naar de betreffende gedeconcentreerde rijksdiensten. Met het oog op een snelle en adequate wederzijdse informatievoorziening kunnen bij het NCC liaison-ambtenaren worden gestationeerd door de betrokken departementen. Daarnaast kunnen bij het NCC eveneens liaison-ambtenaren worden gestationeerd van de betrokken provincies en/of gemeenten of andere instanties. Verzoeken om informatie uit het buitenland worden in principe via de diplomatieke kanalen gericht aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat vervolgens zorg draagt voor doorgeleiding naar het NCC dat dan het meest betrokken ministerie informeert. 2.4 Interdepartementaal Beleidsteam Als een crisis of een ramp de beleidsterreinen van meerdere departementen raakt en coördinatie tussen de departementen wenselijk is kan besloten worden tot het bijeenroepen van een Interdepartementaal Beleidsteam (IBT). Dit team draagt zorg voor de coördinatie op rijksniveau en bestaat uit functionarissen op SG- en DG-niveau. In het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming staan procedures en scenario’s beschreven voor het bijeenroepen van een IBT en de samenstelling daarvan.
Een IBT wordt meestal bijeengeroepen op verzoek van het ministerie dat het meest betrokken is bij een ramp of een crisis. Het IBT komt meestal bijeen in de vergaderzaal van het NCC. Het IBT beraadslaagt en besluit over: - evaluatie van de actuele toestand c.q. de reeds getroffen maatregelen; - de eventueel te nemen maatregelen; - het inlichten van de Staten-Generaal; - het inlichten van de Raad van State; - voorlichting; - instructies voor de rijksdienst. Het IBT kent een beperkte en een uitgebreide variant. IBT beperkte variant In de beperkte variant is slechts een deel van de departementen bij de crisis betrokken. Taken van het IBT zijn coördinatie, afstemming en geïntegreerde besluitvorming. Het IBT bestaat uit: - een voorzitter (DG of SG van het meest betrokken departement); - de DG Openbare Orde en Veiligheid (BZK); - vertegenwoordigers van de andere betrokken departementen; - het hoofd van het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC); - de voorzitter van het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC);
- de secretaris van de voorzitter, te leveren door het meest betrokken departement. IBT uitgebreide variant Bij een crisis met een uitzonderlijk grootschalig nationaal karakter zijn (nagenoeg) alle departementen betrokken en in de dan uitgebreide variant van het IBT vertegenwoordigd. IBT-kerngroep Bij (oplopende) internationale spanning kan binnen het IBT in de uitgebreide variant een kerngroep worden geactiveerd door één van de vertegenwoordigde ministers. Deze bestaat in beginsel uit: - de SG van het Ministerie van Algemene Zaken (voorzitter); - een vertegenwoordiger van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; - eventueel vertegenwoordigers van andere betrokken ministers; - hoofd NCC; - hoofd NVC; - secretaris van de voorzitter, te leveren door het Ministerie van Algemene Zaken. De taken van de kerngroep zijn: - het informeren van de (Rijks)Ministerraad ((R)MR), c.q. de meest betrokken ministers en het adviseren met betrekking tot de te treffen maatregelen voor:
crisisbeheersing in algemene zin; crisisbeheersing in internationaal verband; • inwerkingstelling Coördinatiewet Uitzonderingstoestanden c.a.; • inwerkingstelling noodwet- en regelgeving; • publiciteit, woordvoering en voorlichting aan de bevolking; - het controleren van de gecoördineerde uitvoering van de genomen besluiten. • •
2.5 Ministerieel Beleidsteam Het IBT kent een ministeriële tegenhanger die Ministerieel Beleidsteam (MBT) heet. Crisisbesluitvorming op politiek-bestuurlijk niveau vindt in beginsel plaats in het Ministerieel Beleidsteam (MBT). In de beperkte variant bestaat dit uit de betrokken bewindslieden, alsmede – indien daartoe aanleiding bestaat – de Minister-president, die dan het MBT voorzit. Zonodig vergadert het MBT in het Nationaal Coördinatiecentrum. In de uitgebreide variant wordt het MBT gevormd door de (nagenoeg) voltallige (R)MR, onder voorzitterschap van de MinisterPresident. De (R)MR vergadert zo lang mogelijk in de Trêveszaal. Alleen als de ernst van de situatie daartoe noopt, zal de raad vergaderen in de
Regeringsnoodzetel (RNZ) onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het MBT c.q. de (R)MR beraadslaagt en besluit over: - evaluatie van de actuele toestand c.q. de reeds genomen maatregelen; - de eventueel te nemen maatregelen; - het inlichten van de Staten-Generaal; - het inlichten van de Raad van State; - activeren Nationaal Voorlichtingscentrum; - instructies voor de rijksdienst. 2.6 Afstemmingsoverleg Bewaking en Beveiliging en de Evaluatiedriehoek Zowel bij een feitelijk incident als bij een dreiging waarbij belangen van openbare orde en publieke veiligheid in het geding zijn (terroristische dreiging), liggen de verantwoordelijkheden op politieel en justitieel terrein bij de ministeries van Justitie en BZK. In dat geval wordt door het Afstemmingsoverleg Bewaking en Beveiliging (AO) en de Evaluatiedriehoek (ED) op basis van een dreigingsanalyse het dreigingsniveau vastgesteld teneinde maatregelen te kunnen bepalen. Er zijn 4 dreigingsniveaus: - geen; - een algemene; - een verhoogde of hoge dreiging en - een acute.
2. Structuur crisisbeheersing op landelijk niveau: vervolg
Het vastgestelde dreigingsniveau wordt in een bewakings- of beveiligingsadvies meegedeeld aan de diverse regionale politiekorpsen, de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), de betrokken burgemeesters en CdK’s om de bijbehorende bewakings- en beveiligingsmaatregelen te kunnen nemen. Indien daartoe aanleiding is, zal ook het betrokken (vak)departement op de hoogte worden gesteld. Het Afstemmingsoverleg Bewaking en Beveiliging (AO) bestaat uit vertegenwoordigers van de diverse inlichtingen- en veiligheidsdiensten, het Nationaal Recherche Informatiecentrum (NRI) van het KLPD, het cluster Eenheid Bewaking en Beveiliging (EBB) van de Nationale Coördinator Terrorisme Bestrijding (NCTB), aangevuld met een vertegenwoordiger van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Desgevraagd kunnen ook andere departementen deelnemen aan dit overleg. In het AO wordt op grond van aangeleverde informatie en dreigingsanalyses van de diverse diensten een advies over de mate van dreiging uitgebracht aan de Evaluatiedriehoek. De Evaluatiedriehoek (ED) bestaat uit de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) als voorzitter, de DG Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie, de Coördinator Bewaking en Beveiliging (NCTb/EBB), de
11
2. Structuur crisisbeheersing op landelijk niveau: vervolg
plaatsvervangend Coördinator Bewaking en Beveiliging (NCTb/EBB) als secretaris en de DG Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zij zijn de vaste leden van de ED. De ED kan het advies overnemen en het niveau van dreiging doorgeven aan het betrokken regiokorps en/of de DKDB. De korpsen en/of de DKDB nemen zelf passende maatregelen indien daartoe aanleiding bestaat.
12
3 Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing V&W 3.1 Verantwoordelijkheden DCC-V&W Crisismanagementbeleid maakt deel uit van het veiligheidsbeleid. De basis van het veiligheidsbeleid is, conform de Nota Veiligheidsbeleid 1995-1998 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de veiligheidsketen. Hierin worden de volgende vijf schakels onderscheiden (zie ook 7.2): 1 Proactie; 2 Preventie; 3 Preparatie; 4 Respons; 5 Nazorg. Het crisismanagementbeleid, waarmee het DCC-V&W zich primair bezig houdt, richt zich met name op de derde en vierde schakel van de veiligheidsketen: preparatie en respons. In mindere mate ook op nazorg omdat het (laten) uitvoeren van evaluaties ook tot het crisismanagementbeleid wordt gerekend.
Het DCC-V&W heeft twee primaire verantwoordelijkheden. De eerste wordt gevormd door de beleidsmatige component: het zorgdragen voor een samenhangend crisismanagementbeleid. De tweede is de operationele component: de procesbewaking ten tijde van de responsfase en het faciliteren van de aanpak van crises.
1
3.2 Taken basisbezetting DCC-V&W
4
Het DCC-V&W heeft onder normale omstandigheden een kernbezetting van 11 personen bestaande uit een hoofd, een plv. hoofd, 4 (senior-) crisismanagers en managementondersteuning bestaande uit 3 personen. Daarnaast is er een projectcoördinator voor opleiden/oefenen en kennismanagement en een projectcoördinator proactie en preventie (vitale objecten en veiligheid). Onder normale omstandigheden geeft deze kernbezetting invulling aan de, in het Instellingsbesluit DCC-V&W (1999) geformuleerde, taakopdracht:
5
2 3
Het opstellen van een algemeen beleidskader voor crisismanagement binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, te accorderen door de Bestuursraad (BSR). Het verzorgen van het optreden tijdens crises De algemene procesbewaking tijdens (de afhandeling van) crises en de operationele ondersteuning van de inhoudelijk verantwoordelijken van een sector. Het verlenen van nazorg onder meer door het (laten) uitvoeren van evaluaties Het fungeren als kenniscentrum.
Aanvullende taken van het DCC-V&W zijn: - voorbereiding luchtruimsluiting; - coördinatie internationale noodhulp; - in- en extern voor V&W het eerste aanspreekpunt op het gebied van terrorismebestrijding; - beheer Noodwet en Infraweb; - coördinatie NAVO-verplaatsingen over weg, water en in de lucht; - alarmering Dijkinspectieteam, Landelijke Commissie Water en Interdepartementaal beleidsteam Noordzee;
13
14
3. Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing V&W: vervolg
wordt verstaan het activeren van het betreffende netwerk. Anders gezegd, het proces van veranderen van het functioneren van de V&Wdiensten vanuit de dagelijkse situatie naar één organisatievorm waarbij de calamiteit multidisciplinair wordt bestreden.
3
6
3.3 Opschaling
De organisatie van het DCC-V&W is bij opschaling altijd een samenwerkingsverband tussen inhoud (beleid en/of handhaving) van een sector, voorlichting en procesbewaking. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden blijven op deze manier daar waar ze ook in normale omstandigheden thuishoren. Een melding komt uitsluitend in aanmerking voor afhandeling c.q. opschaling nadat hij binnen deze driehoek is afgestemd. In de praktijk betekent dit dat er in eerste instantie afstemming plaatsvindt tussen het DCC-V&W (piketambtenaar) enerzijds en de betrokken toezichtseenheden van de Inspectie van Verkeer en Waterstaat (IVW), de crisiscoördinator van een betrokken RWS-dienst en de Directie Communicatie (DCO) anderzijds. Afhankelijk van de aard en ‘zwaarte’ van de melding kan ook het betrokken beleidsDirectoraat-Generaal worden geconsulteerd.
Zodra een calamiteit zich op een beleidsterrein van V&W voordoet of dreigt voor te doen, wordt de crisisorganisatie via het principe van opschaling opgebouwd. Onder opschalen
Binnen de opschalingsdriehoek is het DCCV&W verantwoordelijk voor: 1 het functioneren van de Operationele Groep; 2 het faciliteren van de Coördinatiegroep;
- voorbereiden en toezien op de uitvoering van het oefen- en opleidingsbeleid binnen V&W op het gebied van crisisbeheersing. Het DCC-V&W netwerkmanagement vindt onder meer zijn weerslag in de reguliere contacten die het DCC-V&W onderhoudt met de voor crisismanagementbeleid verantwoordelijken binnen de gehele V&W-organisatie (accountmanagement). Deze gesprekken zijn er op gericht de voortgang en de knelpunten te monitoren en de contacten te intensiveren. Vanuit het accountmanagement wordt als het ware de ‘input’ geleverd voor de beleidsmatige en operationele taken van het DCC-V&W. Daarnaast vinden vier maal per jaar bijeenkomsten plaats van zowel alle binnen de RWSorganisatie functionerende crisiscoördinatoren als de in de overige Directoraten-generaal en IVW hiervoor verantwoordelijke functionarissen. Deze overleggen staan bekend als het Overleg Crisismanagement Rijkswaterstaat (OCM-RWS) en het overleg Overleg Crisismanagement Verkeer en Waterstaat (OCMV&W).
4
5
7
het uitbouwen van de DCC-V&Worganisatie; het informeren van betrokkenen in het netwerk en het bewaken van de voorlichtingsfunctie; het voorbereiden van de besluitvorming in de Coördinatiegroep; het optreden als technisch voorzitter van de Coördinatiegroep (tenzij anders bepaald); het opstellen van situatierapporten.
De vertegenwoordiger DCO is verantwoordelijk voor: 1 coördinatie van het voorlichtingsproces; 2 het geven van communicatieadvies; 3 het afstemmen van de woordvoerderslijn(en); 4 het (laten) afstemmen met de regionale voorlichter; 5 aansturen backbench voorlichting. De vertegenwoordiger beleid/inspectie is verantwoordelijk voor: 1 het geven van adviezen; 2 voorbereiding beleidsbesluiten; 3 samen met de basisbezetting onderhouden van contacten met het eigen netwerk; 4 aansturen backbench. De taakstelling van het DCC-V&W veronderstelt dat de aanpak van crises niet wordt opgepakt buiten deze structuur om. Waar een melding ook als eerste binnenkomt of bekend
is, deze dient te allen tijde aan het DCC-V&W te worden doorgegeven en in DCC-verband te worden afgehandeld (dat geldt ook voor de voorlichtingscomponent). Er worden twee manieren van opschaling onderscheiden: informatieve opschaling en operationele opschaling. Beide vormen van opschaling kunnen gelijktijdig van toepassing zijn bij de afhandeling van een melding. Indien van opschaling sprake is, en met name in geval van het bijeenkomen van de hieronder beschreven Operationele Groep, worden alle geïnformeerde c.q. in de Operationele Groep participerende personen geacht deel uit te maken van het DCC-V&W. In het kader van haar faciliterende taak draagt het DCC-V&W, in de persoon van de piketambtenaar, zorg voor de uitvoering van de genomen beslissing tot opschaling. Op voorstel van de dienstdoende piketambtenaar besluit het (plv.) hoofd tot het bijeenroepen van een Operationele Groep (OG) en wordt de piketondersteuner geïnformeerd. 3.3.1 Informatieve opschaling Een melding kan aanleiding zijn tot het informeren van een aantal belanghebbenden om te voorkomen dat zij een informatieachterstand oplopen of om ze te informeren dat hun verantwoordelijkheidsniveau niet direct
nodig is voor de besluitvorming, maar dat de afhandeling van de melding wel invloed heeft of kan hebben op de reguliere bedrijfsvoering. Informatief opschalen naar de ambtelijke en/of politieke top is uitsluitend een verantwoordelijkheid van het DCC-V&W en mede om te voorkomen dat zij onvoorbereid met de pers wordt geconfronteerd. 3.3.2 Operationele opschaling Opschalingsniveau 1: Operationele Groep Als er daadwerkelijk sprake is van (de noodzaak tot) coördinatie en aanpak van een crisis, kunnen de zaken veelal telefonisch of anderszins op afstand worden afgehandeld. Bij grotere of meer complexe incidenten zal het noodzakelijk zijn een Operationele Groep bijeen te roepen. Het DCC-V&W faciliteert deze vergadering(en). De Operationele Groep staat onder voorzitterschap van de dienstdoende piketambtenaar van het DCC-V&W en vergadert volgens vastgestelde procedures (zie §4.5.1). Vaste deelnemers in de Operationele Groep zijn vertegenwoordigers van het DCC-V&W (procesverantwoordelijk), de IVW en RWS (inhoudelijke en feitelijke kennis) het betrokken beleidsveld, Hoofddirectie Juridische Zaken (HDJZ) en DCO (communicatie). Ook kunnen, indien de situatie dit vereist, vertegenwoor-
3. Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing V&W: vervolg
digers van andere diensten deel uitmaken van de Operationele Groep, zoals financieel deskundigen. Deze vertegenwoordigers kunnen zich laten bijstaan door zogenaamde backbenchers. Dit zijn vertegenwoordigers van de in de Operationele Groep participerende diensten die gedurende de beraadslagingen de contacten onderhouden met hun backoffice. Tevens dragen deze backbenchers zorg voor het uitzetten van acties en de bewaking van de uitvoering hiervan. Ook voor deze functionarissen zijn binnen het DCC-V&W faciliteiten beschikbaar. Zonodig wordt er administratieve ondersteuning onttrokken aan andere diensten van V&W. Opschalingsniveau 2: Coördinatiegroep Indien de situatie dat vereist, wordt een Coördinatiegroep bijeen geroepen. Deze staat in principe onder voorzitterschap van de meest betrokken DG of de IG en neemt besluiten over zaken die de verantwoordelijkheidskaders van de deelnemers aan de Operationele Groep overstijgen. De samenstelling van de Coördinatiegroep is gelijk aan die van de Operationele Groep, alleen is de vertegenwoordiging op directeursniveau of hoger. Tevens maakt het (plv.) hoofd van het DCC-V&W, als procesverantwoordelijke, deel uit van de Coördinatiegroep.
15
16
3. Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing V&W: vervolg
De belangrijkste taken van de Coördinatiegroep zijn: 1 het nemen van besluiten over de door de Operationele Groep voorgelegde beslispunten; 2 beoordelen uitvoering Operationele Groep; 3 bewaken algehele procesuitvoering; 4 het voorbereiden van een IBT en aanwijzen van een vertegenwoordiger. Het criterium voor het bepalen van het voorzitterschap van de Coördinatiegroep is de beheersverantwoordelijkheid c.q. de uitvoerings- en handhavingsverantwoordelijkheid. Daarbij geldt de volgende verdeling bij een grootschalig incident of crisis: Beleidsveld
Beheerder/ Voorzitter uitvoerder spoor ProRail IG IVW of DG DGP luchtvaart IVW IG IVW of DG DGTL hoofdwegennet RWS DG RWS hoofdvaarwegennet RWS DG RWS water RWS DG RWS
Opschalingsniveau 3: Vertegenwoordiging in IBT Bovenstaande criteria gelden ook voor de vertegenwoordiging op DG-/IG-niveau in een IBT. Indien nodig kan hiervan afgeweken worden. Een besluit hiertoe wordt in de Coördinatiegroep genomen. Het hoofd DCC-
V&W is ter ondersteuning als liaison aanwezig in het IBT.
De informatievoorziening vindt plaats via situatierapporten en attenderingsberichten.
Opschalingsniveau 4: Vertegenwoordiging in MBT De minister of staatssecretaris neemt deel aan het MBT. Zij kunnen vervangen worden door de (plv.) SG, een DG of de IG. Het (plv.) hoofd DCC-V&W is als liaison ter ondersteuning aanwezig in het MBT.
Situatierapporten (Sitrap) Na ieder overleg van de Operationele Groep of, indien een Operationele Groep niet bijeen geroepen wordt, maar de situatie het vereist, zal op reguliere tijden een sitrap worden opgesteld. Sitraps worden uitgegeven bij lopende acties van enige omvang en waarbij meerdere actoren uit het netwerk betrokken zijn. Dit sitrap omvat een korte omschrijving van de melding, de ondernomen acties door het DCC-V&W, de ondernomen acties door andere partijen, de geconstateerde knelpunten en gevraagde besluiten.
3.4 Informatievoorziening Crisismanagement is netwerkmanagement. Indien een melding wordt ontvangen zal het DCC-V&W zowel bij informatieve als bij operationele opschaling het betrokken netwerk (blijven) informeren. Immers, de betrokken diensten behouden hun eigen verantwoordelijkheden en zullen hun eigen acties uitvoeren terwijl het DCC-V&W coördineert. Dit impliceert de organisatie van adequate informatiestromen richting betrokken actoren in het netwerk. Het DCC-V&W voorziet in de bewaking en registratie van de informatiestromen en het vastleggen van de uitkomsten van het Operationele Groep en Coördinatiegroep overleg. Daartoe wordt binnen het DCCV&W een informatiecoördinator aangesteld en wordt het administratief centrum ingericht.
Attenderingsberichten Door het DCC-V&W worden attenderingsberichten uitgegeven indien sprake is van de noodzaak tot informatief opschalen en er geen bijeenkomst van de Operationele Groep is geweest. Het zijn korte berichten betreffende een melding die een beperkte inzet van het DCC-V&W vereist. 3.5 Calamiteitenbestrijding op de Noordzee Binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ligt de beheerstaak van de Noordzee bij de dienst Noordzee van Rijkswaterstaat. Meerdere departementen hebben echter
verantwoordelijkheden op de Noordzee. Daarom worden de inzet van middelen, de aanpak van calamiteiten en de ‘Search and Rescue’-acties gecoördineerd door de Kustwacht, die een samenwerkingsverband vormt van zes departementen. Meldingen die op het Kustwachtcentrum (KWC) binnenkomen worden door de eigen organisatie afgehandeld. Indien deze meldingen betrekking hebben op de beheerstaken van RWS Noordzee, zullen ze worden doorgegeven aan het alarmnummer van RWS Noordzee. Deze meldingen zullen, mits zij voldoen aan de criteria zoals omschreven in het Rampenplan voor de Noordzee, worden doorgegeven aan het DCC-V&W. Bij de opschaling geldt in dit geval een afwijkend regime. RWS Noordzee en de Kustwacht kunnen samen besluiten om een Operationele Groep bijeen te roepen. Deze komt dan bijeen in het Kustwachtcentrum te Den Helder. Interdepartementaal Beleidsteam Noordzeerampen (IBTN) Voor verdere opschaling bij rampen en crises op de Noordzee bestaat een aparte organisatie: het Interdepartementaal Beleidsteam Noordzeerampen. Het IBTN bestaat uit vertegenwoordigers van de in Kustwachtverband samenwerkende departementen, desgewenst aangevuld met vertegenwoordigers van andere departementen. Het IBTN staat, namens de
minister van Verkeer en Waterstaat, onder voorzitterschap van de directeur Maritiem Transport van het Directoraat-generaal Transport en Luchtvaart (DGTL). Het bijeenroepen van het IBTN gebeurt door het DCCV&W op instigatie van de Operationele Groep te Den Helder of de voorzitter IBTN. Informatieve opschaling richting ambtelijke en politieke top vindt plaats via de dienstdoende piketambtenaar van het DCC-V&W. RWS Noordzee zorgt voor een levende zee, goede vaarwegen en veiligheid voor de scheepvaart. In RWS-verband voert de dienst daarom het integrale water-, bodem-, en technisch vaargeulbeheer van de Noordzee uit.
- het beperken en bestrijden van de gevolgen van rampen en incidenten; - het bij voorkomende noodzaak zorgen voor scheepvaart verkeersbegeleidende maatregelen; - de handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp; - de controle op de zeevisserij; - de controle op de naleving van scheepvaart verkeersvoorschriften; - het toezicht op de uitrusting van schepen; - de handhaving van de milieuvoorschriften; - de controle op in-, uit- en doorvoer van goederen; - het weren van ongewenste vreemdelingen.
De Nederlandse Kustwacht is een samenwerkingsverband van zes departementen – Defensie, Verkeer en Waterstaat, Justitie, Financiën, Landbouw Natuurbeheer en Voedselkwaliteit en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – ten aanzien van elf operationele overheidszaken op de Noordzee. Het Ministerie van V&W treedt hierbij op als coördinerend ministerie.
De operationele leiding is in handen van de Koninklijke Marine. Voor de uitvoering van deze taken worden varende en vliegende eenheden ter beschikking gesteld door de participerende diensten. Het Kustwachtcentrum heeft een 24-uurs bezetting en fungeert als centraal meld-, informatie- en coördinatiecentrum en is tevens het Nationale Maritieme- en Aeronautische Redding Coördinatie Centrum (JRCC).
Taken van het Kustwachtcentrum zijn: - het uitluisteren/afhandelen en coördineren van het (inter)nationale Nood- Spoed- en Veiligheids (radio)verkeer; - de coördinatie en uitvoering van hulpverlening en reddingsacties;
3. Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing V&W: vervolg
17
18
4 Werkwijze DCC-V&W 4.1 Werkterrein en omgeving
4.3 Alarmeringsprocedures
Het DCC-V&W kan gealarmeerd worden door informatie over: - het V&W-werkveld; - het werkveld van andere departementen met een uitstraling naar de V&W-beleidsterreinen.
Het DCC-V&W kan gealarmeerd worden: - intern via het alarmnummer aan de meldpost van het DCC-V&W 0800 – DCCVENW (0800-322 83 69) Dit nummer komt uit bij de verkeersmanagementcentrale van RWS-dienst NoordHolland: de Wijde Blik te Velsen-Zuid. Alle meldingen worden door de Wijde Blik direct doorgegeven aan de dienstdoende piketambtenaar van het DCC-V&W. Dit is een van de vier crisismanagers die bij toerbeurt een week piketwacht hebben. Zij zijn 24 uur per dag bereikbaar. - intern vanuit het beleid; - intern vanuit de uitvoering of inspectie; - intern vanuit de voorlichting; - intern en extern vanuit het netwerk; - extern door derden.
4.2 Meldingscriteria De aanpak van crises begint met de melding. Het is moeilijk om exact te definiëren welke meldingen aan het DCC-V&W dienen te worden doorgegeven. In principe gaat het om zaken: - waarbij meerdere dodelijke of zeer zwaar gewonde slachtoffers te verwachten c.q. te betreuren zijn; - die een hoge publiciteitswaarde hebben; - die een grote financiële impact (kunnen) hebben; - die inter-/intra-departementale afstemming en/of coördinatie vereisen; - die (potentieel) politiek gevoelig zijn.
4.4 Opschalingsprocedures Als een incident gemeld wordt bij het DCCV&W wint de piketambtenaar vervolgens nadere informatie in bij de incidentmelder en verifieert vervolgens bij crisiscoördinatoren en -organisaties in het betrokken beleidsveld voor
een juiste inschatting van de situatie. Op basis van de verzamelde informatie maakt de dienstdoende piketambtenaar een inschatting of dit incident op normale wijze door de operationele diensten afgehandeld kan worden (zonder DCC-V&W-inbreng) of niet. Zo ja, dan vermeldt hij dit incident in het incidentenoverzicht en gaat over tot de orde van de dag. Zo nee, dan neemt de piketambtenaar contact op met de piketambtenaar DCO (Voorlichting) en de crisiscoördinator IVW/RWS teneinde een nadere inschatting van de situatie te maken en te bezien of er operationeel opgeschaald moet worden. Resultaat van dit overleg kan zijn dat er nog geen operationele opschaling plaatsvindt maar wel informatieve opschaling. In alle gevallen licht de dienstdoende piketambtenaar het (plv.) hoofd DCC-V&W in. Deze kan besluiten tot operationele opschaling van het DCC-V&W. Als een operationele opschaling plaatsvindt licht de piketambtenaar ook het NCC van BZK en indien nodig de coördinatiecentra van andere betrokken departementen in.
19
4. Werkwijze DCC-V&W: vervolg
4.5 Vergaderschema’s en formulieren DCC-V&W In deze paragraaf zijn een aantal modellen opgenomen die bij zullen dragen aan een efficiënte werkwijze. Behalve een aantal checklisten zijn ook enkele voorbeeldformulieren opgenomen. Op de bijgevoegde CD (achterin dit handboek) zijn de digitale versies (templates en pdf) van deze formulieren opgenomen. De templates zijn Word®-documenten die u kunt gebruiken om de diverse formulieren digitaal in te vullen. Wij adviseren u om van de formulieren in pdfformaat enkele prints te maken die u kunt gebruiken indien de digitale versies niet beschikbaar zijn.
20
4.5.1 Checklist/vergaderagenda)
Checklist/vergaderagenda
Instantie Vergadering n.a.v. Datum Lokatie Contactpersoon GSM Aanwezig
4. Werkwijze DCC-V&W: vervolg
1
Aanleiding
2
Feiten
3
Door anderen genomen maatregelen
4
Eigen maatregelen 4.1 Beleid op korte en lange termijn 4.2 Communicatie op korte en lange termijn/rode draad 4.3 Uitvoering
5
Knelpunten
6
Beslispunten
21
22
4. Werkwijze DCC-V&W: vervolg
4.5.2 Vergaderschema DCC-V&W
T0
T1
T2
Vergadering Operationele Groep Opstellen Sitrap Verzenden Sitrap Info Backbench
T3
tijd
4.5.3 Meldformulier
Meldformulier
Volgnummer
Behandeld door
(kruis aan en vul datum in)
Gegevens melder/geadresseerde
Meldformulier In
Contactpersoon
Meldformulier Uit
Instantie
Oefening
Telefoon
Incident
Fax
Camaliteit
E-mail
Overig
Overig
Melding
4. Werkwijze DCC-V&W: vervolg
23
24
4. Werkwijze DCC-V&W: vervolg
4.5.4 Situatierapport
Situatierapport
Volgnummer
Datum
Aan
Van
Fax
Doorkiesnummer
Aantal bladen
Telefoon
Onderwerp
Fax E-mail
Ter informatie het volgende: 1 Aanleiding 2 Feiten
3 Door anderen genomen maatregelen
4 Eigen maatregelen
1 Beleid 2 Communicatie 3 Uitvoering
5 Knelpunten
6 B li
t
1 B l id
4.5.5 Logboek
Logboek
Omschrijving incident/camaliteit
Behandeld door Naam Instantie Telefoon GSM E-mail
Datum:
tijd:
(eerste melding)
Afkomstig van Bladnummer
Netwerkpartners
Bijzonderheden (dienst/functie etc)
Bereikbaar op
Logboek Datum en tijd
4. Werkwijze DCC-V&W: vervolg
Actie
25
26
4. Werkwijze DCC-V&W: vervolg
4.5.6 Evaluatieformulier
Evaluatierapport
Behandeld door
(kruis aan en vul datum in)
Actie
Oefening
Bijeenkomst
Benaming:
Instantie
Beleidssectoren
Telefoon
Binnenvaart
Wegverkeer
Buisleidingen
Havens
Luchtvaart
Waterkwaliteit
Noordzee
Spoor
Waterkwantiteit
Zeescheepvaart
Weer
Analyse Feiten, doel Maatregelen, voorzieningen Uitvoering, presentatie Knelpunten, reacties Besluiten, eindoordeel Aanbevelingen Implementatie aanbevelingen Nazorg
Crisibeheersing
Naam
E-mail Datum
5 Crisiscommunicatie en voorlichting 5.1 Communicatiekaders crisiscommunicatie Crisisbeheersing en crisiscommunicatie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Met name bij opschaling tot de Operationele Groep moet direct met communiceren worden begonnen. Dit geldt zowel voor de interne communicatie als voor de externe. Binnen V&W speelt de Directie Communicatie (DCO) hierbij een sturende rol. Andere partijen zijn de communicatieafdelingen binnen de beleids-DG’s, de IVW en het DG Rijkswaterstaat en de regionale diensten van Rijkswaterstaat. DCO maakt in DCC-V&W verband vast deel uit van de opschalingsdriehoek: inhoud – proces – communicatie en is daarmee vanaf de aanvang medebepalend voor het opschalingsniveau. DCO werkt primair voor het D1 niveau, dat wil zeggen de politieke en ambtelijke top. 5.2 Organisatie DCO gaat bij crisiscommunicatie uit van de volgende werkwijze, die navenant een personele invulling krijgt. Bij crises zijn drie typen communicatie te onderscheiden: beleidsinstrumentele communicatie (wat moet de burger direct weten); feitelijke communicatie
(wat is in het kader van de openbaarheid relevant voor journalistiek en burger) en bestuurlijke communicatie (boodschap van bewindspersonen). Naarmate de crisis ernstiger wordt, zal hiertussen steeds meer onderscheid moeten worden gemaakt. Een klein incident/ crisis kan vermoedelijk door de woordvoerders (van uitvoerende diensten) worden afgedaan. Hierbij hoeft waarschijnlijk geen onderscheid te worden gemaakt tussen beleidsinstrumentele en feitelijke communicatie. Het is de verwachting dat bestuurlijke communicatie op dat moment niet aan de orde is (mogelijk wel achteraf). Bij een grote crisis moet het onderscheid wel worden gemaakt. Media dienen dan te worden beschouwd als kanaal naar de burger; Wat zijn de gezondheidsrisico’s? Welk gebied moet ik mijden? etc. Feitelijke informatie kan dan worden aangeboden via de website en op gezette tijden kunnen de bewindspersonen worden ingezet voor een boodschap. De organisatie zal in dit geval veel omvattender zijn. Voor de beleidsinstrumentele communicatie zullen met name de woordvoerders en publieksvoorlichters aan de lat staan, mogelijk gesteund door speechschrijvers; voor feitelijke informatie, informatiespecialisten
en webredacteuren; en de bestuurlijke communicatie zal worden begeleid door woordvoering en mogelijk speechschrijvers. Deze adviserende en uitvoerende taken worden begeleid door onderzoek en monitoring, zodat op een gedegen wijze kan worden beoordeeld of bijsturing van de boodschap nodig is. Bovendien wordt ondersteuning geleverd door een backoffice. Deze aanpak heeft als doel te focussen op de belangrijkste zaken en de organisatie van de communicatie mogelijk te maken.
27
28
5. Crisiscommunicatie en voorlichting: vervolg
5.3 Procedure Buiten kantooruren maakt de piketvoorlichter of crisiscoördinator van DCO, vanaf het moment dat hij wordt betrokken bij het driehoeksoverleg, deel uit van het DCC-V&W. Tijdens kantooruren wordt deze vervangen door de voorlichter die verantwoordelijk is voor het dossier. Indien deze organisatiestructuur onvoldoende blijkt te zijn, wordt overgegaan tot opschaling. Daarin worden de volgende stadia onderscheiden:
opgestart, ter ondersteuning van de directie en van de pers- of piketvoorlichter in de Operationele Groep. Dit backoffice kan naar behoefte bestaan uit administratief personeel, communicatieadviseurs en/of persvoorlichters. In specifieke gevallen kan hiervoor ook een regionaal voorlichter worden ingezet. Op locatie bij het DCC-V&W kan de pers- of piketvoorlichter zich laten bijstaan door een zogenaamde backbench. Deze backbench kan bestaan uit dezelfde functionarissen als in de backoffice.
Verkeer en Waterstaat of een of meerdere persvoorlichter(s) maken hier deel van uit. Ook de andere ministeries leveren persvoorlichters. De voorlichting en woordvoering gebeuren nu centraal door het NVC. Het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie (ERC), de staande crisiscommunicatieorganisatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, kan hierbij een adviserende rol spelen en ondersteuning bieden. Leden van het ERC behoren bij opschaling tot de vaste kern van het NVC. 5.4 Taakverdeling
Stadium 1: normale situatie Hierbij is geen sprake van opschaling van de bezetting. Buiten de kantooruren is de piketvoorlichter telefonisch bereikbaar (070-3517060; dit nummer is altijd doorgeschakeld naar de piketvoorlichter van dienst). Binnen kantooruren kan worden gebeld met het secretariaat van DCO 070-3517625 waarbij dient te worden gevraagd naar de coördinator woordvoering of de directeur communicatie. Deze zijn overigens buiten kantooruren eveneens te bereiken indien het piketnummer geen gehoor geeft. Raadpleeg hiervoor het piketboekje van VenW. Stadium 2: crisissituatie De bezetting wordt opgeschaald. De persvoorlichter of piketvoorlichter maakt deel uit van het DCC-V&W. Bij DCO wordt een backoffice
Stadium 3: crisis op meerdere beleidsterreinen van Verkeer en Waterstaat Wanneer wordt opgeschaald tot een Coördinatiegroep heeft de directeur communicatie van V&W hierin zitting. De piketvoorlichter of coördinator wordt binnen DCO vervangen door een operationele groep waarin de directeur communicatie of een seniorvoorlichter zitting heeft. Het backoffice van DCO gaat over op 24-uursbezetting. Stadium 4: crisis op beleidsterreinen van meerdere ministeries Het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft de interdepartementale coördinatie. Het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC) wordt opgestart door een besluit genomen door het Ministerieel Beleidsteam; de directeur Communicatie van
De directie Communicatie (DCO) maakt tijdens een crisis deel uit van de bezetting van het DCC-V&W. De procedure is hierboven beschreven. Voor interdepartementale crises ligt de coördinatie in handen van het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC). Regionale voorlichters blijven bij een crisis, afhankelijk van de aard en omvang, werkzaam in hun eigen omgeving. Afstemming en coördinatie met DCO blijven daarbij essentieel. Afhankelijk van de duur van een crisis kan er ook landelijk een beroep gedaan worden op de regionale voorlichter.
5.5 Communicatie Inspectie V&W Ten tijde van crisisafhandeling ligt de operationele verantwoordelijkheid voor het tijdig informeren van de politieke en ambtelijke top bij het DCC-V&W waar IVW, in geval van opschaling, altijd deel van uitmaakt. In DCCverband zullen, conform de in een protocol tussen IVW en DCO vastgelegde procedureafspraken (Procedureafspraken Inspectie V&W en Directie Communicatie over de woordvoering, november 2001), de acties inzake crisiscommunicatie worden afgestemd tussen IG-IVW, de directeur DCO en het (plv.) hoofd van het DCC-V&W. Deze uitzondering vloeit voort uit de afweging of, gezien de aard van de calamiteit en eventuele politieke implicaties, de Inspectie de haar wettelijk toevallende onafhankelijke positie moet innemen met daarbij behorende mediacontacten.
5. Crisiscommunicatie en voorlichting: vervolg
29
30
6 Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen het Ministerie van V&W In dit deel van het handboek vindt u een opsomming van de belangrijkste vigerende wet- en regelgeving die betrekking heeft op de beleidsvelden van Verkeer en Waterstaat en de bevoegdheden die daaruit voortkomen. Op twee wetten, de Wet rampen en zware ongevallen en de Waterstaatswet 1900 wordt uitgebreid ingegaan omdat deze bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen V&W een prominente rol spelen.
Dit met nadruk op de verdeling van taken en bevoegdheden op het gebied van rampenbestrijding.
6.1 Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo)
In het verlengde hiervan wordt gesteld dat de rampenbestrijding in eerste instantie een taak is van het lokale bestuur. In zekere zin was de Rw aldus bedoeld als aanvulling op de bestaande wetten die aan afzonderlijke bestuursorganen raken en bevoegdheden toekennen (te denken valt hierbij aan de Brandweerwet 1985, Politiewet, Wet ambulancevervoer en de waterstaatswetgeving). De Rw vult een geconstateerde lacune in de bestuurlijke verhoudingen op. In de wetgeving ontbreekt namelijk een goede regeling voor de coördinatie tussen de verschillende diensten in geval van een ramp.
Met ingang van 9 april 1997 is de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) in werking getreden (Wet van 13 maart 1997, Stb. 142). Deze wet betreft de gewijzigde Rampenwet (Rw). Zoals uit de titel van de wet al blijkt, is in ieder geval de werkingssfeer van de wet vergroot. In hoofdlijnen wordt in deze paragraaf aangegeven welke wijzigingen zich hebben voorgedaan en wat daarvan de gevolgen (kunnen) zijn voor (met name) de regionale diensten van Rijkswaterstaat.
De noodwetgeving is opgezet volgens het kernprincipe dat de organisaties die bij dagelijkse ongevallen belast zijn met de hulpverlening, ook belast zijn met de bestrijding van ongevallen die de omvang hebben van een ramp als bedoeld in de Rw (zie §7.1).
In hoofdlijnen had de wetswijziging het volgende tot doel: A de bestrijding en voorbereiding van zware ongevallen onder de werking van de wet brengen; B de nazorg bij rampen en zware ongevallen onder de wet brengen; C de landelijke coördinatie bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen versterken; D het sanctioneren van de verplichting tot het verschaffen van informatie. 6.1.1 De gevolgen van de Wrzo voor Rijkswaterstaat De RWS-dienst is in deze een voorpost van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De dienst mag, namens de minister van V&W, in de regio handelend optreden. Met de inwerkingtreding van de Wrzo zullen calamiteiten ‘eerder’ onder de werking van deze wet komen te vallen. Het is zelfs zo dat de vrij strikte formulering van artikel 1 in de bij de
31
32
6. Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen V&W: vervolg
wet behorende kamerstukken vrij ruim wordt uitgelegd. Niet zozeer de aantallen (mogelijke) slachtoffers of de (mogelijke) materiële schade zijn doorslaggevend om te bepalen of een calamiteit onder de werking van de wet bestreden zou moeten worden. Belangrijker is nog wel de verwachte (of gepercipieerde) noodzaak tot bestuurlijke coördinatie en afstemming. Dit staat, zoals reeds beschreven, ter beoordeling van de burgemeester. Als hij denkt het opperbevel nodig te hebben voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid in geval van een calamiteit, dan is dat op zich al voldoende reden voor toepassing van de Wrzo. De burgemeester zal hierbij echter evengoed altijd weloverwogen te werk moeten gaan. Immers, achteraf kan hij bestuurlijk worden aangesproken op zijn handelen. Officieel gebeurt dit door de verantwoording die hij heeft af te leggen aan de gemeenteraad. Officieus ook binnen de hiërarchische verhouding tussen burgemeester, CdK en minister van BZK. Bovendien kunnen de CdK en deze minister tijdens de bestrijding van het ongeval bindende aanwijzingen geven. De gehele wetswijziging lijkt niet zozeer een strikt juridische verruiming van het begrip ‘ramp’ te bewerkstelligen. De formulering van artikel 1 is bijvoorbeeld niet fundamenteel gewijzigd. Het is eerder de bedoeling geweest om de psychologische drempel voor de
bestuurders die gebruik mogen maken van de bevoegdheden in de Wrzo, te verlagen.
Minister BZK Verplichting tot overleg voor handelen
Uit het bovenstaande blijkt dat het mogelijk is dat een burgemeester eerder de rol van opperbevelhebber op zich zal nemen in geval van een calamiteit. Dit heeft voor de regionale RWSdiensten tot gevolg dat zij eerder te maken (kunnen) krijgen met de ‘overrule’-mogelijkheid die de burgemeester in zo’n geval ter beschikking staat. 6.1.2 Positie van de regionale diensten Rijkswaterstaat Schematisch ziet de positie van de regionale diensten RWS in de verdeling van de bevoegdheden onder de werking van de Wrzo er als volgt uit. Daarbij wordt de normale hiërarchische verhouding van de sectorminister even buiten beschouwing gelaten. Ook de operationele leiding blijft buiten beschouwing. De operationele leider (meestal het hoofd van de brandweer) werkt namelijk onder verantwoordelijkheid van de burgemeester. Bij de burgemeester ligt aldus de bevoegdheid, ook voor de operationele leiding.
Minister V&W
(Bindende) aanwijzingen
Commissaris van de Koningin
DCC-V&W
(Bindende) aanwijzingen
Burgemeester (Opperbevel) Coördinatie en sturing (overrule)
Politie, Brandweer, Ambulancediensten, etc.
Regionale diensten
Uit voorgaande figuur blijkt dat Rijkswaterstaat bij een calamiteit die valt onder de werking van de Wrzo, in een afhankelijke positie terechtkomt. Rijkswaterstaat houdt, ook in geval van een ramp of een zwaar ongeval, dezelfde taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden als in een ‘normale situatie’, met dit verschil dat altijd de mogelijkheid bestaat dat handelingen door de burgemeester of de minister van BZK als niet juist worden gezien en Rijkswaterstaat gedwongen wordt handelingen na te laten of andere handelingen te verrichten. Het valt moeilijk in te schatten in hoeverre de versterking van de positie van de minister van BZK maakt dat de positie van de sectorministers (en dus ook van Rijkswaterstaat) wordt verzwakt. Feit is dat, voor uitoefening van de eigen bevoegdheden die de minister van V&W heeft, bij een ramp of zwaar ongeval eerst overleg met de minister van BZK gevoerd moet worden. Met de afhankelijke positie van Rijkswaterstaat wordt rekening gehouden bij het opstellen van calamiteitenplannen. Vooral de inhoud van de gemeentelijke rampenplannen is daarbij van belang. Door de inhoud van de RWS-calamiteitenplannen daarop aan te laten sluiten kan voorkomen worden dat Rijkswaterstaat in geval van een calamiteit door de burgemeester overruled wordt.
Het is van belang dat een regionale dienst zich bewust is van haar positie in de regio, zeker in relatie tot de regionalisering van de rampenbestrijding. Voor een verdere bewustwording zijn de volgende punten van belang: - de bevoegdheden uit de Waterstaatswetgeving die de regionale dienst bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen ter beschikking staan dienen systematisch in kaart te worden gebracht; - het aantal en de strekking van eventuele convenanten waarbij in de provincies coördinerende burgemeesters zijn ingesteld dient geïnventariseerd te worden; - de herziening van de noodwetgeving V&W en de gevolgen van de Wrzo dienen in kaart te zijn gebracht en regionaal te worden vertaald; - voor de regionale calamiteitenplannen dienen de gemeentelijke rampenplannen te worden beoordeeld. Het is in algemene zin van belang dat de regionale diensten zich bewust zijn van hun positie ten opzichte van de bestuurlijke partners in de regio. Zeker rampenbestrijding vereist een hoge mate van coördinatie en afstemming, ook in preparatoire sfeer.
6. Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen V&W: vervolg
6.2 Waterstaatswet 1900 6.2.1 Samenhangend stelsel van waterstaatsnoodrecht De wet geeft verplichtingen en bevoegdheden van alle beheerders van waterstaatswerken (waaronder de waterschappen) in het belang van de voorbereiding op, en het optreden tijdens omstandigheden waarin de veiligheid van waterstaatswerken in gevaar is of dreigt te komen. Er is gekozen om alle bepalingen inzake bevoegdheden bij gevaar, dus inclusief de bepalingen inzake de bevoegdheden van het hoger waterstaatsgezag om opdrachten te geven, bijeen te plaatsen in één wet. Beoogd wordt daarmee een meer overzichtelijke en uniforme, maar ook een meer geïntegreerde regeling tot stand te brengen. In de wet zijn alle op het onderwerp betrekking hebbende regels bijeen geplaatst in een nieuwe paragraaf 17 van de Waterstaatswet 1900. 6.2.2 Bestuurlijke verplichtingen In de wet is een vijftal bestuurlijke verplichtingen geregeld: - ten eerste wordt wettelijk verankerd dat een beheerder de verplichting heeft om zorg te dragen voor het regelmatig houden van oefeningen;
33
34
6. Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen V&W: vervolg
- ten tweede dient deze zorg te dragen voor de vaststelling en bekendmaking van een calamiteitenplan; - ten derde dient een beheerder zorg te dragen voor een analyse van zijn optreden dat bij een situatie van gevaar heeft plaatsgevonden; een zogenaamde evaluatieverplichting; - ten vierde is bepaald dat een beheerder, indien hij gebruik heeft gemaakt van zijn bijzondere bevoegdheid bij gevaar, dit onverwijld dient te melden aan het hogere waterstaatsgezag; - tot slot dienen Gedeputeerde Staten vierjaarlijks aan de minister van Verkeer en Waterstaat te rapporteren over de stand van zaken met betrekking tot de oefeningen en calamiteitenplannen. 6.2.3 Bestuurlijke bevoegdheid De bevoegdheid van een beheerder om op te treden in een situatie van gevaar, wordt gegeven in artikel 72, eerste lid, van de wet, waar wordt bepaald dat de beheerder, in geval van gevaar, en zolang de daardoor ontstane situatie dit noodzakelijk maakt, bevoegd is maatregelen te treffen die hij nodig oordeelt, zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften.
6.2.4 Verhouding tot Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) Indien sprake is van een samenloop van een situatie van gevaar in de zin van de wet en een ramp of een zwaar ongeval in de zin van artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo), zal (zoals thans ook het geval is) sprake kunnen zijn van samenloop in de bevoegdheid tot het optreden van de burgemeester en die van de beheerder van waterstaatswerken. Ingevolge artikel 11 van de Wrzo heeft de burgemeester ingeval van een ramp (of bij ernstige vrees voor het ontstaan ervan) het opperbevel. Uit dien hoofde behoort tot zijn taak het coördineren van al die activiteiten die in zo’n situatie tot doel hebben de veiligheid van de bevolking te verzekeren. Tevens schrijft genoemd artikel 11 voor dat degenen die aan de rampbestrijding deelnemen onder het bevel staan van de burgemeester. Wel bewerkstelligt de wet dat de bevoegde gezagen uit de sfeer van de algemene bestuurskolom en die uit de functionele waterstaatskolom meer op de hoogte zullen geraken van elkaars plannen en voornemens omtrent de eventuele uitoefening van bevoegdheden in bijzondere omstandigheden. In de Waterstaatswet wordt aan de beheerder van waterstaatswerken namelijk een aantal verplich-
tingen opgelegd tot afstemming met (o.a.) de gemeenten. Bijvoorbeeld door het opnemen van de verplichting tot het toezenden van het (ontwerp–) calamiteitenplan aan betrokken gemeenten en de verplichting om het calamiteitenplan af te stemmen op provinciale coördinatieplannen, gemeentelijke rampenplannen en rampenbestrijdingsplannen. In de Wrzo wordt een vergelijkbare bepaling opgenomen, waardoor wederzijdse informatieverstrekking en afstemming verzekerd wordt. 6.3 Andere wetten met noodbepalingen op het terrein van V&W (primaat) Spoorwegen Wegtransport Water
Luchtvaart Vervoer Noodwetgeving Havennoodwet
Spoorwegwet Wegenverkeerswet 1994 Vaarplichtwet Binnenschepenwet Scheepvaartverkeerswet Wet behoud scheepsruimte 1939 Loodsenwet Waterschapswet Wet bestrijding ongevallen Noordzee Luchtvaartwet Wet luchtverkeer Wet vervoer gevaarlijke stoffen Vervoersnoodwet Rijkswet noodvoorzieningen scheepvaart
6.4 Overige relevante wetgeving
6.5 Bevoegdheden DG en IG
- Wet op de waterkering: aanleg waterkering geschiedt volgens een door beheerder op te stellen plan, overheid voert werken uit ter bescherming kustlijn; minister heeft informatie- en waarschuwingsplicht bij dreigend hoog water (ratio: beveiliging tegen overstromingen); - Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut: weerswaarschuwingen voor extreme weersomstandigheden, berichten bij calamiteiten en verdere weersverwachtingen waarbij de veiligheid in het geding is; - Schepenwet: certificering ter voorkoming van rampen, aanhouding schip, onderzoek naar scheepsramp. - Wrakkenwet: besluit van beheerder tot opruiming wrak; - Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid: vergunning, bestuursdwang + verbieden/ beperken toegang waterstaatswerken; - Wet Raad voor de Transportveiligheid: melding en onderzoek van en naar ongevallen en ernstige incidenten.
De beleids-DG’s zijn verantwoordelijk voor wet- en regelgeving. Daarnaast zijn zij verantwoordelijk voor toepassing van internationale wetgeving en verdragen: - de DG DGTL is verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van scheepvaart, goederenvervoer, wegvervoer en luchtvaart; - de DG DGW is verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van de hoofdwatersystemen. Hij is verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van keren en beheren van water, de waterkwantiteit en de waterkwaliteit; - de DG DGP is verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van personenvervoer op de weg en via het spoor.
Daarnaast dient rekening gehouden te worden met internationale wet- en regelgeving terzake van het milieubeheer en scheepvaart alsmede Europese kaderrichtlijnen.
- De Inspectie bewaakt en bevordert de veiligheid van het transport op de weg, in de scheepvaart, in de lucht en op het spoor. Zij heeft ook toezicht op de natte waterstaatswetten. Daarnaast ziet zij toe op de naleving van wet- en regelgeving op gebied van het milieu. - De IVW heeft een rapportageverplichting aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid. 6.6 Bevoegdheden HID De rol en positie van de HID-en (Hoofdingenieur-directeuren van de regionale diensten van RWS) ziet er schematisch weergegeven in hoofdzaak als volgt uit (volgende pagina)*:
De DG RWS is verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid dat door de beleidsDG’s is vastgesteld. Daarnaast is de DG RWS verantwoordelijk voor het beheer van de onder zijn verantwoordelijkheid vallende objecten en systemen. De IG IVW is verantwoordelijk voor de naleving van nationale en internationale wet- en regelgeving. De handhaving geschiedt door registratie, inspectie en certificering/ vergunningverlening.
6. Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen V&W: vervolg
* Het schema bevat een niet-uitputtende opsomming van de voornaamste bevoegdheden.
35
36
Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen V&W: bevoegdheden HID
wanneer
welke rol
1
A1
oppertoezicht;
A1
A2
zorgplicht voor diverse waterstaatsaangelegenheden;
-
Algemene HIDbevoegdheden of verplichtingen onder normale omstandigheden
welke bevoegdheid/verplicht. bijzondere opmerkingen
A2
-
-
A3
wegbeheerder over de rijkswegen in regionale dienst;
A3
A4
diverse andere verwante rollen.
A4
oppertoezicht over waterstaat; zorg voor: beveiliging van het land tegen water, waterhuishouding in kwantitatieve en kwalitatieve zin, scheepvaartwegen en havens, landwegen en oeververbindingen, een veilige en vlotte verkeersafwikkeling te water en op de weg; aanleg, beheer en onderhoud van waterkeringen e.d.; diverse andere verwante taken.
A
RWS heeft deze taken, voorzover aan min. V&W opgedragen, en volgens diens aanwijzingen.
wettelijke basis A
art. 2 Organiek Besluit RWS.
wanneer
welke rol
2
A
zorgplicht voor waterstaat;
A
B
beheerder oppervlaktewater;
B
C
waterkwaliteitsbeheerder;
C
D
beheerder van water en van waterstaatswerken;
D
E
nautisch beheerder;
E1
Specifieke HIDbevoegdheden of verplichtingen onder normale of bijzondere omstandigheden
welke bevoegdheid/verplicht. bijzondere opmerkingen
E2
F
G
wegbeheerder over de rijkswegen in regionale dienst; zorgplicht voor waterstaat;
H
toezichthouder.
H
F
G
algemene onteigeningsbevoegdheid bij watersnood; treffen van waterbeheersingsmaatregelen bij ongeval met gevolgen voor oppervlaktewater; treffen van maatregelen bij ernstige verontreiniging of aantasting van de bodem onder oppervlaktewater; opruimen wrakken in openbare wateren, waterkeringen of andere waterstaatswerken; verkeersaanwijzingen op water; aanwijzingen organisaties verkeersbegeleiding op water; treffen van verkeersmaatregelen; verbieden of beperken toegang waterstaatswerk; toezicht houden op / handhaven van Wet beheer rijkswaterstaatswerken en Ontgrondingenwet.
Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen V&W: bevoegdheden HID
E
F
volgens aanwijzingen min. V&W;
volgens aanwijzingen min. V&W;
wettelijke basis A
art. 73 Onteigeningswet;
B
art. 49d Kernenergiewet;
C
art. 35 en 63a Wet bodembescherming;
D
art. 1 Wrakkenwet;
E1
E2
hiërarchische relatie / Scheepvaartverkeerswet / art. 2 Organiek besluit RWS; intern (eigen organisatie);
F
art. 2 Organiek besluit RWS;
G
art. 6 Wet beheer rijkswaterstaatswerken; Aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Wet beheer rijkswaterstaatswerken en Ontgrondingenwet.
H
37
38
Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen V&W: bevoegdheden HID
wanneer
welke rol
3
A
informant;
A
B
opvolgen bevelen/ aanwijzingen bevoegd gezag.
B
Rol en positie HID (in relatie tot burgemeester en CdK) bij rampen of zware ongevallen (of ernstige vrees voor het ontstaan ervan)
welke bevoegdheid/verplicht. bijzondere opmerkingen informeren van bevoegd gezag in kader van Wrzo; opvolgen bevelen/aanwijzingen bevoegd gezag (Gemeentewet, Wrzo en Ambtsinstructie CdK);
wettelijke basis A
art. 11t/m 14a Wrzo;
B1
burgemeester heeft opperbevel, ook jegens RWS/HID;
B1
art. 11 Wrzo en art. 173 Gemeentewet (vgl. ook art. 175 en 176 Gemeentewet);
B2
bij rampen en zware ongevallen van meer dan plaatselijke betekenis kan zonodig CdK aan burgemeester aanwijzingen geven (zoveel mogelijk na overleg met hem); Min. V&W kan, indien het algemeen belang dit dringend vereist, aan CdK aanwijzingen geven, zoveel mogelijk na overleg met hem; bij rampen en zware ongevallen van meer dan plaatselijke betekenis geeft CdK, zoveel mogelijk na overleg, aanwijzing aan HID (min. V&W kan deze aanwijzing ongedaan maken!).
B2
art. 12 Wrzo;
B3
art. 13 Wrzo;
B4
Ambtsinstructie CdK (art. 2, lid 3).
B3
B4
wanneer
welke rol
4
A
HID-bevoegdheden of verplichtingen in buitengewone (ofwel: nood) omstandigheden
rijksheer (namens min. V&W) in buitengewone omstandigheden*.
welke bevoegdheid/verplicht. bijzondere opmerkingen A
zie beschreven bevoegdheden onder hoofdstuk 6.7 ‘Bevoegdheden rijksheren’. Voorwaarde: indien de minister mandaat heeft verleend aan de rijksheer.
Mandaat heeft altijd betrekking op een bepaald gebied.
A
HID moet bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen als rijksheer. De noodbevoegdheden behoeven aparte inwerkingstelling – bij KB – alvorens ze kunnen worden gebruikt. Zie verder onder hoofdstuk 6.7 ‘Bevoegdheden rijksheren’.
wettelijke basis A
art. 27 juncto 2 en 8 t/m 17 Vervoersnoodwet, art. 22 juncto 2 en 6, 7, 8 en 13 Havennoodwet, art. 16, lid 2, Prijzennoodwet juncto art. 3a Vorderingswet)
* Volledigheidshalve zij nog vermeld dat er ook nog noodbevoegdheden zijn o.g.v. Wrzo in buitengewone omstandigheden waarbij tevens sprake is van een ramp of zwaar omgeval. Deze behoeven inwerkinstelling bij KB op voordracht van Min.-Pres. (art. 21 t/m 24 Wrzo). Het betreft m.n. een aanwijzingsbevoegdheid van CdK aan burgemeester (en van min. BZK via CdK aan burgemeester) en uitoefening Wrzobevoegdheden van CdK en burgemeester door min. BZK. De Wrzo kent evenwel geen rijksherenbepaling.
Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen V&W: bevoegdheden HID
39
40
Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen V&W: bevoegdheden HID
wanneer
welke rol
welke bevoegdheid/verplicht. bijzondere opmerkingen
5
HID als beheerder van wateren en waterkeringen (dus: rijkswater en rijkswaterkering).
A
HID-bevoegdheden of verplichtingen bij gevaar voor waterstaatswerken
B B1 B2 B3
bevoegdheid: in geval van A gevaar maatregelen te - de bevoegdheid ziet niet toe treffen die hij nodig oordeelt, op de droge infrastructuur zo nodig in afwijking van (wegen) wettelijke voorschriften; - de bevoegdheid ziet slechts toe op eigen waterstaatswerken (dus niet op wateren/waterkeringen bij waterschappen). - de bevoegdheid moet wijken indien burgemeester of CdK optreedt o.g.v. de Wet rampen en zware ongevallen verplichtingen: houden van oefeningen; opstellen van calamiteitenplan; analyse optreden na/bij gevaar.
wettelijke basis A
art. 72 Waterstaatswet 1900 (W’wet 1900);
B B2
art. 68 W’wet 1900; art. 69 W’wet 1900;
B3
art. 72, lid 4 W’wet 1900.
B1
6.7 Bevoegdheden rijksheren Wettelijke positie rijksheer De wettelijke positie van de rijksheer houdt in dat hij in bepaalde omstandigheden op grond van mandaat een bepaalde noodbevoegdheid in een bepaald gebied namens zijn vakminister kan uitoefenen. Het mandaat kan algemeen zijn of kan een bepaald geval betreffen. De minister behoudt de regierol en kan dus zelf ook over de desbetreffende noodbevoegdheden blijven beschikken. De wettelijke regeling van rijksheren is verbrokkeld geregeld in diverse noodwetten. Voor de noodwetten van V&W en EZ is de regeling recentelijk geharmoniseerd (Wet van 2 december 2004 tot modernisering noodwetgeving Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken, Stb. 2004, 686, in werking getreden op 16 maart bij KB van 23 februari 2005 (Stb. 2005, 118). De positie van rijksheren is toen opnieuw gepositioneerd: het criterium van isolatie van een gebied is vervangen door een procedureel systeem van mandaat*. Wanneer kan een rijksheer bij V&W optreden? Een rijksheer kan optreden in zijn gebied als de Minister van V&W het mandaat heeft geactiveerd. Een mandaat kan zijn: - Algemeen: dwz betrekking hebben op een bevoegdheid die voor meerdere gevallen kan worden aangewend binnen een bepaald
tijdsbestek en per definitie alleen in buitengewone omstandigheden; - Bijzonder: dwz betrekking hebben op een bepaald geval (bij de mandaatverlening is dan ook het geval aangegeven waarvoor deze bevoegdheid kan worden gebruikt). Wie kunnen rijksheer zijn bij V&W? Op grond van het Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving zijn voor V&W thans nog de rijkshoofdinspecteurs van het verkeer aangewezen als rijksheer voor m.n. de Vorderingswet. Deze aanwijzing is achterhaald, want deze functionaris bestaat niet meer. Voor de Vervoersnoodwet heeft nog geen aanwijzing plaatsgehad. Het ligt in de bedoeling voor beide wetten de HID van een regionale directie van RWS aan te wijzen. De HID krijgt dan een prominente rol toebedeeld in het crisismanagement van V&W. Wat het operationele aspect betreft zal deze rol veelal ingevuld worden met gebruikmaking van de normaal beschikbare bevoegdheden. Voor de Havennoodwet bestaat het voornemen de havenmeesters aan te wijzen als rijksheer (dit kan dus ook de HID zijn).
6. Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen V&W: vervolg
* De positie van rijksheren is nog steeds in beweging (vgl. Beleidsplan crisisbeheersing 2004-2007), mede in relatie tot het aangekondigde Regionaal Veiligheidsbestuur (RVB) en de rol van de Minister van BZK als coördinerend minister voor crisisbeheersing (via de vakminister kan deze ook invloed uitoefenen op de rijksheren). Een en ander is thans in de inventariserende fase rijksbreed o.l.v. BZK; waar nodig zal de nieuwe positionering wettelijk worden vastgelegd. Voor de nieuwe positionering van de rijksheer wordt een duidelijk onderscheid aangebracht tussen de taken van de rijksheer in de preparatiefase en die in de responsfase.
41
6. Wettelijke kaders en bevoegdheden binnen V&W: vervolg
Welke noodbevoegdheden hebben rijksheren bij V&W? De noodbevoegdheden van rijksheren komen bij V&W in hoofdzaak hierop neer: - 1a. Vervoersnoodwet: de bevoegdheden krachtens de art. 8 t/m 17, met name: • opleggen van een vervoerplicht van personen en goederen aan houders van voertuigen; • geven van aanwijzingen aan beheerders van infrastructuur; - 1b. Havennoodwet: een aantal bevoegdheden krachtens de Havennoodwet (art. 6, 7, 8 en 13), m.n. • het geven van aanwijzingen m.b.t. het gebruik van havens; • het regelen, beperken of verbieden van de toegang tot, het verkeer binnen en het verlaten van havens; - 1c. Prijzennoodwet (art. 16 lid 2) juncto art. 3a (en 5) Vorderingswet: alle bevoegdheden die de Minister van V&W toekomt krachtens de Prijzennoodwet, de Vorderingswet en de In- en uitvoerwet. Voor V&W impliceert dit in elk geval een bevoegdheid tot vordering van eigendomsrecht op of recht tot gebruik van zaken ter behartiging van belangen van tot haar zorg behorende aangelegenheden; wel is bij een dergelijke vordering overeenstemming met de Minister van EZ vereist.
Slotopmerkingen - V.w.b. de – niet meer bestaande rijkshoofdinspecteurs van het verkeer zij volledigheidshalve nog opgemerkt dat zij in hun functie als rijksheer hun taak zoveel mogelijk moeten verrichten na overleg met de CdK van de provincie waarin het desbetreffende gebied is gelegen. Zij zijn voorts gehouden op verzoek van de CdK inlichtingen te verstrekken over het door hen gevoerde of te voeren beleid. Een en ander is geregeld in het Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving. - Als bij noodomstandigheden art. 15 Vervoersnoodwet in werking wordt gesteld (bij KB) dan zijn beheerders of onderhoudsplichtigen van waterstaatswerken (dus ook HID-ers) verplicht de werken en voorzieningen uit te voeren en na de uitvoering te onderhouden, welke nodig zijn in het belang van een doelmatig vervoer van personen of goederen.
42
7 Afbakening begrippen 7.1 Crisis en ramp Onder een crisis wordt verstaan: een ernstige verstoring van de basisstructuren dan wel aantasting van de fundamentele waarden en normen van het maatschappelijk systeem. Een ramp of een zwaar ongeval is een gebeurtenis waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele personen of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken. Van een crisis is in het algemeen sprake als het voortbestaan van iets in het geding is. Een crisis wijkt in een aantal gevallen af van en ramp of zwaar ongeval. Bij een crisis gaat het meestal niet om één gebeurtenis, maar om een serie gebeurtenissen (soms in tijd gespreid). De oorsprong is vaak difuus en er zijn meerdere (macro) factoren in het spel die een crisis sturen. Bovendien is niet altijd zonder meer duidelijk wat er gedaan moet worden en door
wie; veel meer dan bij een ramp zal er sprake zijn van belangentegenstellingen, die kunnen leiden tot conflictsituaties. De verschillen tussen ramp en crisis leiden er toe dat we spreken van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Daarnaast zijn er belangrijke overeenkomsten in situaties die worden aangeduid met incident, calamiteit, ramp, zwaar ongeval of crisis: - de besluitvorming voltrekt zich in een netwerk met veel actoren; - beslissingen moeten onder tijdsdruk worden genomen; - er is sprake van onzekerheid, zodat ad hoc besluitvorming en improvisatie nodig zijn; - er bestaat een neiging tot centralisatie van de besluitvorming; - er is sprake van grote publicitaire druk; - democratische controle van de besluitvorming vindt in de regel achteraf plaats. In het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming is er voor gekozen om het begrip crisis als overkoepelend te zien. Begrippen als incident, calamiteit, ramp, zwaar ongeval zijn vanuit die invalshoek bijzondere vormen van een crisis. Rampenbestrijding is dan een bijzondere vorm van crisisbeheersing.
7.2 Veiligheidsketen Om de rampenbestrijding en crisisbeheersing als proces beter inzichtelijk te maken is gekozen voor een onderverdeling in een vijftal processen. Deze processen vormen de schakels van een keten die op zich weer een cirkel vormt. Op deze manier is een gebiedsafbakening mogelijk waarbij toch het totale overzicht niet verloren gaat. De veiligheidsketen kent 5 schakels: 1 Proactie Het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid ter voorkoming van het ontstaan ervan; 2 Preventie Het minimaliseren van de risico’s en het beperken van (eventuele) gevolgen ervan;. 3 Preparatie De voorbereiding van de bestrijding van calamiteiten en crises. 4 Respons Het daadwerkelijk bestrijden van crises; 5 Nazorg Terugkeer naar de normale situatie en het evalueren van de aanpak van een afgehandelde crisis. Ook past in deze fase traumabestrijding en schadeafhandeling.
43
44
7. Afbakening begrippen: vervolg
7.3 Vier Vitale Belangen Nationale rechtsorde Bij de nationale rechtsorde gaat het om de bescherming van de rechtsorde zoals in gevallen van gijzelingen, kapingen en ontvoeringen. Tot het begrip nationale rechtsorde worden de openbare orde en de democratische rechtsorde gerekend. Internationale rechtsorde Bij de internationale rechtsorde gaat het om zaken als de verdediging van het grondgebied en/of de veiligstelling van de onafhankelijkheid van het Koninkrijk en het handhaven of herstellen van de internationale rechtsorde onder meer in het kader van het Handvest van de Verenigde Naties. Openbare veiligheid Hier gaat het om de bescherming van personen en zaken anders dan in het kader van de nationale en internationale rechtsorde. Het gaat hier met name om grootschalige verstoringen van de gezondheidstoestand van de bevolking (epidemieën), overstromingen, branden, vervuiling op grote schaal van de drinkwatervoorziening e.d.
Economische veiligheid Hier betreft het de bescherming van de economie. Omdat deze internationaal is ingebed heeft dit begrip een grensoverschrijdend karakter. Te denken valt aan instandhouding van de vitale transportsystemen zowel met het oog op schaarste (uitval) sec, als de logistieke ondersteuning van verschillende vitale organisaties/functies . 7.4 Vitale Sectoren Nadat al eerder vitale sectoren waren gedefinieerd, kwam het project Bescherming Vitale Infrastructuur tot een onderverdeling in vitale producten en diensten. Daarbij wordt de volgende definitie gebruikt: Infrastructuur wordt als vitaal beschouwd als tenminste één van de volgende criteria van toepassing is: - verstoring of uitval van een vitale sector, dienst of product veroorzaakt economische of maatschappelijke ontwrichting op (inter-) nationale schaal; - verstoring of uitval leidt direct of indirect tot veel slachtoffers; - de ontwrichting is van lange duur, het herstel kost relatief veel tijd en gedurende het herstel zijn vooralsnog geen reële alternatieven voorhanden.
Binnen V&W is voor Rijkswaterstaat de volgende uitwerking aan deze definitie gegeven: bij het uitvallen of ernstig verstoord raken van het object is het aantal mogelijke dodelijke slachtoffers > 1000, het aantal mogelijke gewonden > 10.000 en/of de mogelijke economische schade > 5 miljard €. In afnemende orde van grote van vitaliteit zijn de volgende producten en diensten benoemd: Sector/Product of dienst Energie 1 Elektriciteit 2 Aardgas 3 Olie Telecommunicatie 4 Vaste telecommunicatievoorziening 5 Mobiele telecommunicatievoorziening 6 Radiocommunicatie en navigatie 7 Satellietcommunicatie 8 Omroep 9 Internettoegang 10 Post- en koeriersdiensten Drinkwater 11 Drinkwatervoorziening Voedsel 12 Voedselvoorziening/-veiligheid
Gezondheid 13 Spoedeisende zorg/overige ziekenhuiszorg 14 Geneesmiddelen 15 Sera en vaccins 16 Nucleaire geneeskunde Financieel 17 Betalingsdiensten / betalingstructuur 18 Financiële overdracht overheid Keren en beheren oppervlaktewater 19 Beheren waterkwaliteit 20 Keren en beheren waterkwantiteit Openbare Orde en Veiligheid (OOV) 21 Handhaving openbare orde 22 Handhaving openbare veiligheid Rechtsorde 23 Rechtspleging en detentie 24 Rechtshandhaving Openbaar bestuur 25 Diplomatieke communicatie 26 Informatieverstrekking overheid 27 Krijgsmacht 28 Besluitvorming openbaar bestuur Transport 29 Mainport Schiphol 30 Mainport Rotterdam 31 Hoofdwegen- en Hoofdvaarwegennet (Rijksinfrastructuur) 32 Spoor Chemische en Nucleaire industrie 33 Vervoer, opslag en productie/verwerking van chemische en nucleaire stoffen
7. Afbakening begrippen: vervolg
7.5 Uitzonderingstoestanden Op grond van buitengewone omstandigheden kan op basis van de Coördinatiewet Uitzonderingstoestanden bij koninklijk besluit, op voordracht van de Minister-President, de beperkte of de algemene noodtoestand worden afgekondigd. De in de bestaande wetten voor buitengewone omstandigheden (noodwetgeving) toegekende bevoegdheden worden in de wet verdeeld over de beperkte en algemene noodtoestand. De keuze om de scheidslijn tussen de beperkte en de algemene noodtoestand te beperken tot het criterium of er sprake is van afwijken van de in het artikel 103, tweede lid, van de Grondwet genoemde grondrechten heeft op de overweging berust dat afwijkingen van bedoelde grondrechten de zwaarste ingrepen in de rechtsorde betekenen die alleen in de ernstigste omstandigheden aan de orde kunnen zijn. Afwijkingen van de grondwetsbepalingen inzake de bevoegdheden van de provincies, gemeenten en waterschappen die artikel 103, tweede lid mogelijk maakt zijn weliswaar eveneens ingrijpend van aard doch naar de opvatting van de regering principieel van een andere orde. Met de term buitengewone omstandigheden wordt aangegeven dat, voordat een noodtoestand kan worden afgekondigd, zich
feitelijke gebeurtenissen moeten voordoen die tot toepassing van noodwettelijke bevoegdheden nopen omdat normale wettelijke bevoegdheden te kort schieten. Buitengewone bevoegdheden in de zin van de Coördinatiewet kunnen uiteenlopend van aard zijn. Zij kunnen ontstaan als gevolg van een crisis in verband met oplopende internationale spanning die in internationaal verband tot maatregelen kan leiden. Op nationaal niveau zal dan toepassing van noodwettelijke bevoegdheden moeten worden overwogen. Ook zijn vormen van internationale spanning denkbaar waarbij de NAVO niet is betrokken, die op nationaal niveau tot (civiele) verdedigingsmaatregelen kunnen dwingen. Te denken valt bijvoorbeeld aan een als gevolg van die spanning ontstaan acuut aardolietekort dat toepassing van de Distributiewet onvermijdelijk zou kunnen maken. Overigens zijn op dit terrein specifieke internationale afspraken van kracht, die in Nederland worden uitgevoerd via de Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma. Tenslotte kunnen buitengewone omstandigheden zich voordoen in de vorm van grootschalige rampen die, indien zij in onvoldoende mate met de normale wettelijke bevoegdheden kunnen worden bestreden, leiden tot de noodzaak buitengewone bevoegdheden te gebruiken.
45
46
7. Afbakening begrippen: vervolg
Tijdens de noodtoestanden kunnen, naar gelang de aard en het verloop van de crisis waarvoor de noodtoestand is afgekondigd, buitengewone bevoegdheden gefaseerd in werking worden gesteld. Het beleid is gericht op een flexibele crisisbeheersing: alleen die buitengewone bevoegdheden dienen ter beschikking te komen die door de situatie zijn geboden. De wetgever heeft voorzien dat een aantal bevoegdheden ter beschikking dient te komen bij de beperkte noodtoestand en alle bevoegdheden bij de algemene noodtoestand. Daartoe kent de wet de lijsten A en B. Ook heeft de wet het mogelijk gemaakt bevoegdheden separaat toe te passen zonder de daarbij behorende noodtoestanden uit te roepen. 7.6 Safety en security Sinds enige tijd is er discussie over de begrippen safety en security. In dit handboek wordt onder safety fysieke veiligheid verstaan en onder security beveiliging.
Deze zijn achtereenvolgens: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Luchtvaartongevallen Ongevallen op water Verkeersongevallen Brandbare- / explosieve stoffen Giftige stoffen Kernongevallen Bedreiging volksgezondheid Ziektegolf Ongevallen in tunnels Branden Instorting Paniek in menigten Verstoring openbare orde Overstroming Natuurbranden Extreem weer Uitval nutsvoorzieningen Rampen op afstand
In de Leidraad Operationele Prestaties van het Ministerie van BZK worden de bij die typen ongevallen behorende maatregelen opgesomd. 7.8 Risico
7.7 Typen Ongevallen Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in de Leidraad Maatramp 18 typen ongevallen gedefinieerd.
Het begrip risico wordt uitgelegd als ‘kans maal effect’.
8 Lijst met afkortingen Afstemmingsoverleg Bewaking en Beveiliging (i.v.m. dreigingen, BZK) BON Wet Bestrijding Ongevallen Noordzee BOT-mi Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten BSR Bestuursraad BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties CdK Commissaris der Koningin CG Coördinatiegroep DCC-V&W Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing V&W DCO Directie Communicatie DG Directeur-generaal DGP Directoraat-generaal Personenvervoer DGTL Directoraat-generaal Transport en Luchtvaart DKDB Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging EBB Eenheid Bewaking en Beveiliging (i.v.m. dreigingen, BZK en Justitie) ED Evaluatiedriehoek (i.v.m. dreigingen, BZK) EZ Ministerie van Economische Zaken HID Hoofdingenieurs-directeur HDJZ Hoofddirectie Juridische Zaken IBT Interdepartementaal Beleidsteam IBTN Interdepartementaal Beleidsteam Noordzee IOCB Interdepartementaal Overleg Crisisbeheersing IVW Inspectie Verkeer en Waterstaat JRCC Joint Rescue Co-ordination Centre KLPD Korps Landelijke Politiediensten KWC Kustwachtcentrum AO
LNV LBRB MBT NCBB NCC NCRS NCTb NHC NPK NRI NVC OCM-RWS OCM-V&W OG (R)MR RNZ RWS Sitrap SG V&W VROM VWS Wrzo
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Landelijk Beraad Rampenbestrijding Ministerieel Beleidsteam Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging Nationaal Coördinatiecentrum (BZK) NATO Crisis Response System Nationale Coördinator Terrorismebestrijding Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding Nationaal Recherche Informatiecentrum Nationaal Voorlichtingscentrum Overleg Crisismanagement Rijkswaterstaat Overleg Crisismanagement Verkeer en Waterstaat Operationele Groep (Rijks)Ministerraad Regeringsnoodzetel Rijkswaterstaat Situatierapporten Secretaris-generaal Verkeer en Waterstaat Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet Rampen en Zware Ongevallen
47
48
9 Instellingsbesluit Datum
14 december 1999
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Besluit:
Nummer
KW/DCC\2581A/99
Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Organiek Besluit Rijkswaterstaat (Stb. 1971, 42);
Artikel 1
Onderwerp
Besluit tot instelling van het departementaal coördinatiecentrum DCC-V&W
1
Overwegende: dat aan de Directeur-Generaal van de Rijkswaterstaat ook andere dan Rijkswaterstaatstaken kunnen worden opgedragen; dat het kabinet in het kader van de besluitvorming over het nationaal handboek crisisbesluitvorming heeft besloten dat de departementen dienen te beschikken over een Departementaal Coördinatiecentrum; dat het in het kader van de herziening van het crisismanagementsbeleid binnen het ministerie eveneens wenselijk is de huidige organisatie op dat vlak te herzien en tevens over te gaan tot de instelling van een Departementaal Coördinatiecentrum;
2
Aan de Directeur-generaal van de Rijkswaterstaat wordt opgedragen het tot stand brengen van een samenhangend crisismanagementbeleid voor het beleidsterrein van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Er is een Departementaal Coördinatiecentrum Verkeer en Waterstaat
Artikel 2 1
2 3
4
De organisatie van het DCC-V&W is een samenwerkingsverband van de diensten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het DCC-V&W heeft een basisbezetting. Het beheer van het DCC-V&W wordt opgedragen aan de Directeur Uitvoering van het Directoraat-generaal Rijkswaterstaat. De basisbezetting van het DCC-V&W valt rechtstreeks onder de Directeur Uitvoering. De werkwijze van het DCC-V&W staat beschreven in het handboek crisismanagement-V&W en in de verschillende netwerkplannen en netwerkachtergrondinformatie van het DCC-V&W.
49
50
9. Instellingenbesluit: vervolg
Artikel 3 Het DCC-V&W heeft tot taak het verzorgen van de respons van de Bestuurskern V&W en Hoofdkantoor van de Waterstaat in geval van een crisis. De basisbezetting van het DCCV&W heeft tot taak: 1 het opstellen van het algemeen beleidskader voor het crisismanagement van V&W, te accorderen door de Bestuursraad. 2 de voorbereiding van het optreden tijdens een crisis: A verzorgen van het centrale aanspreekpunt voor crisismanagement voor het ministerie, zowel intern als extern; B kwaliteitsborging, onder meer door de bewaking van de voorbereiding op calamiteiten in het beleidsterrein van V&W en door het verzorgen van de tweejaarlijkse rapportage over de stand van zaken van crisismanagement in het beleidsterrein van V&W aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal; C coördinatie van activiteiten voor de NAVO voor V&W; D verzorgen van de fysieke voorzieningen van het DCC-V&W, onder meer door het verzorgen van aansluitingen voor het ministerie op het nationaal noodnet en mogelijke andere telecommunicatievoorzieningen voor noodsituaties.
3
4 5
de algemene procesbewaking tijdens een crisis en de operationele ondersteuning voor beleidsverantwoordelijken van een sector, onder meer door het verzorgen van de meldkamerfunctie voor de Bestuurskern en het Hoofdkantoor van de Waterstaat, door het bewaken van de integrale besluitvorming en door de integrale rapportage aan de departementsleiding. het verlenen van nazorg door onder meer het uitvoeren van evaluaties; het fungeren als kenniscentrum.
Artikel 4 1
-
-
Binnen Verkeer en Waterstaat fungeert het Overleg Crisismanagement (OCM). In het OCM zijn vertegenwoordigd: alle Directoraten-generaal met hun contactpersonen crisismanagement; de Directie Voorlichting, de Directie Facilitaire Zaken, het Bureau Secretaris-Generaal, en indien de situatie dat vergt tevens de overige centrale diensten van de Bestuurskern; het KNMI; de voorzitter van het Overleg Crisismanagement-RWS; de basisbezetting het DCC-V&W Het hoofd DCC-V&W is voorzitter van het OCM.
2
Binnen de Rijkswaterstaat fungeert per 1 januari 2000 het Overleg Crisismanagement Rjkswaterstaat (OCMRWS). In het OCM-RWS zijn de coördinatoren crisismanagement van de droge en van de natte sector vertegenwoordigd. Het OCM-RWS rapporteert aan het hoofd DCC-V&W.
Artikel 5 Het DCC-V&W is permanent bereikbaar volgens door de Directeur-generaal van de Rijkswaterstaat te stellen regels. Artikel 6 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Artikel 7 Dit besluit zal worden aangehaald als: Besluit DCC-V&W. Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer en aan: - alle ministers; - alle commissarissen van de Koningin;
- de voorzitter van de Eerste Kamer der StatenGeneraal; - de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; - de Unie van Waterschappen; - het IPO; - de VNG.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
Toelichting Algemeen Het besluit tot instelling van een departementaal coördinatiecentrum voor Verkeer en Waterstaat (DCC-V&W) formaliseert de nieuwe organisatie van het crisismanagement bij het ministerie. Daarmee formaliseert het ook de uitvoering door het Ministerie van V&W van de afspraken die het kabinet in 1997 heeft gemaakt in het kader van het Nationaal handboek crisisbesluitvorming. De voorbereidingen voor de nieuwe organisatie zijn in 1997 van start gegaan. Daarbij heeft het al eerder ingezette rijksbrede beleid ten aanzien van het crisismanagement als leidraad gediend. Dat beleid kan als volgt worden samengevat: crisismanagement is netwerkmanagement. Kenmerk van de nieuwe aanpak is: het kunnen oplossen van het probleem, ongeacht de oorzaak. Dit sluit aan bij de structuur van het noodrecht. De noodbevoegdheden zijn te gebruiken bij bepaalde problemen en zijn niet gebonden aan in de wet genoemde gebeurtenissen. Netwerkmanagement betekent dat een organisatieonderdeel binnen V&W is voorbereid op crises wanneer het crisismanagement/netwerkmanagement is ingebed in haar omgeving.
9. Instellingenbesluit: vervolg
Dit veronderstelt: - aansluiting op de dagelijkse netwerken, dus behoud van verantwoordelijkheid door de getroffen organisatie dus bruikbaar van klein naar groot (kleine incidenten tot en met grootschalige crises, - het benutten van een zo algemeen mogelijk netwerk, dus niet alleen gericht op een bepaald type gebeurtenis, - niet in de valkuil vallen door per mogelijke gebeurtenis precies op te schrijven wat te doen, met mogelijke uitzondering van voorzienbare problemen, - opschaling op basis van het onderscheid informeren/operationeel betrekken dus ook van te voren informeren van organisaties die (nog) geen operationele functie vervullen - met de spelers in het netwerk regelmatig oefenen, aansluiting van internationale contacten bij nationale voorbereidingen. Het crisismanagementbeleid van een ministerie betreft het gehele beleidsveld, ongeacht door welke organisatie (departementaal onderdeel, agentschap of ZBO, lagere overheid, brancheorganisatie, bedrijf, etc.) een functie in dat veld wordt uitgeoefend.
51
52
9. Instellingenbesluit: vervolg
De politieke verantwoordelijkheid is begrensd door verantwoordelijkheden van andere bewindslieden, te land in het bijzonder door die van de minister van Binnenlandse Zaken*. In samenwerking met andere ministeries moet de aansluiting tussen beleidsterreinen worden bewaakt. Het veiligheidsbeleid van de overheid heeft als doel de handhaving van vier vitale belangen: de internationale rechtsorde, de nationale rechtsorde, de openbare veiligheid en de economische veiligheid. V&W vervult taken op alle vier de terreinen. Het betreft: economische veiligheid - logistiek, d.w.z. instandhouding van de vitale transport- en telecommunicatiesystemen en post, zowel met het oog op schaarste (uitval) sec, als i.v.m. de ondersteuning van verschillende vitale organisaties en functies (in die zin is V&W betrokken bij de handhaving van alle vier de vitale belangen). openbare veiligheid - ongevallen- en rampenbestrijding, zelfstandig of in aansluiting op taken van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer** (en logistieke ondersteuning vitale functies op dit terrein): - verkeer en vervoer: Noordzee, veiligheid vervoersmodaliteiten (verschilt per modaliteit afhankelijk van de rol van de beheerder
- water - telecommunicatie en post - specifieke weerberichtgevingen - internationale hulpverlening nationale rechtsorde - openbare orde-problemen of evt. sabotage, bedreigingen, problemen met de integriteit. Dat is een kwestie van intern en extern (BZK) afspraken maken over informatie, uitoefening van bevoegdheden en geëigende reacties. V&W heeft op dat gebied geen eigen bevoegdheden. (En logistieke ondersteuning vitale functies op dit terrein.) internationale rechtsorde - alleen logistieke ondersteuning vitale functies op dit terrein.
* Hier staat ‘te land’, omdat Noordzee volledig valt onder V&W. ** Ook andere ministeries vervullen taken t.a.v. de handhaving van de openbare veiligheid (LNV: voedselvoorziening, epidemieën onder fauna en flora; VWS: volksgezondheid; VROM: drinkwater, milieu algemeen): de rol van V&W op die terreinen is logistiek van aard.
Artikel 1: departementaal coördinatiecentrum De Directeur-generaal Rijkswaterstaat wordt op grond van artikel 3, tweede lid van het Organiek Besluit Rijkswaterstaat belast met het tot stand brengen van een samenhangend crisismanagementbeleid voor het gehele beleidsterrein van V&W. De beleidsmatige aansturing van het DCC-V&W valt dus onder de Directeur-generaal terwijl zijn Directeur Uitvoering wordt belast met het beheer van het DCC-V&W (zie artikel 2). Deze constructie sluit aan bij de reeds bestaande verdeling van taken en bevoegdheden binnen RWS en bij de departementale filosofie waarin RWS optreedt als uitvoeringsorganisatie voor geheel V&W. Het DCC-V&W vormt één loket voor alle Directoraten-generaal (DG’s) en de centrale diensten. In geval van een crisis functioneert daarvoor het V&W-alarmnummer. Uit de taakstelling van het DCC-V&W volgt dat crises niet worden opgepakt buiten deze structuur om. Waar een melding ook als eerste binnenkomt of bekend is, deze dient te allen tijde aan het DCC-V&W te worden doorgegeven. Dat is apart nog in art. 3, lid 3, vastgelegd, door toekenning aan de basisbezetting van de algemene procesbewaking bij crises waarbij de Bestuurskern en het Hoofdkantoor van de Waterstaat en het ministerie zijn betrokken.
De V&W beleidssectoren waarvoor het DCCV&W zal optreden zijn alle sectoren van het ministerie. Momenteel zijn dat: 1 wegvervoer 2 spoorvervoer en openbaar vervoer 3 binnenvaart 4 waterkwantiteit/kering 5 waterkwaliteit 6 luchtvaart 7 buisleidingen 8 zeescheepvaart en havens 9 telecommunicatie en post 10 weer Ten aanzien van calamiteiten op de Noordzee waar de Kustwachtorganisatie een rol vervult, wordt de samenwerking tussen het DCC-V&W en het interdepartementale Beleidsteam Noordzee nog nader vormgegeven. Artikel 2: organisatie van het DCC-V&W De organisatie van het DCC-V&W is in alle omstandigheden een samenwerkingsverband tussen beleid, voorlichting, en procesbewaking en operationele ondersteuning vanuit de basisbezetting van het DCC-V&W. Dit kan worden aangevuld met functionarissen die in de operationele uitvoering werkzaam zijn. De verdeling van verantwoordelijkheden is gekoppeld aan de organisatievorm: het beleid is en blijft verantwoordelijk voor beleidsbeslissingen; het hoofd DCC-V&W is verant-
9. Instellingenbesluit: vervolg
woordelijk voor – kort gezegd – bewaking van de voorbereiding en de procesbewaking/ operationele ondersteuning tijdens calamiteiten. Bewaking van de voorbereiding vindt uiteraard plaats in aansluiting op bestaande relaties, dus in een aantal gevallen alleen op ‘meta-niveau’. De realisatie van de doelstelling van het DCCV&W is pragmatisch van aard. Geen overname van verantwoordelijkheden, maar verduidelijken wie waarvoor verantwoordelijk is en wie wie informeert als er iets aan de hand is. Dit wordt voor alle sectoren samengevat in netwerkkaarten, korte overzichten die de omgeving aangeven van de betreffende organisatie. Hieraan zijn overzichten van bevoegdheden per sector toegevoegd. Deze omgevingsanalyses en bevoegdhedenschema’s vormen tezamen met beschrijving van de interne organisatie en checklists voor besluitvorming het handboek crisismanagement-V&W. Voor de DG’s/centrale diensten is het handboek (met achtergrondmateriaal) de geïntegreerde crisisregeling, waarin zowel de organisatie op het ministerie staat beschreven als specifieke aspecten voor een sector. De DG’s beschikken dan niet meer over eigen crisisregelingen (met uitzondering van het interdepartementale rampenplan Noordzee). Voor de regionale diensten RWS en voor de SI en RVI worden aparte handboeken gemaakt.
De handboeken met achtergrondmateriaal worden door het DCC-V&W uitgegeven en jaarlijks geactualiseerd. Artikel 3: de verantwoordelijkheid van het hoofd DCC-V&W De taken van het DCC-V&W zijn globaal vastgelegd in dit artikel en afgeleid van de meer gedetailleerde beschrijving in de Eindrapportage projectfase crisismanagement Verkeer en Waterstaat zoals op 30 november 1999 is vastgesteld door de Bestuursraad. Over het treffen van voorbereidingen kan het volgende nog in het bijzonder worden opgemerkt. Aan de hand van de handboeken worden jaarlijks DCC-V&W oefeningen gehouden voor alle V&W-sectoren, zowel voor de crisiscoördinatoren als voor de managementteams. Ook de Bestuursraad en de Directie Voorlichting nemen deel aan oefeningen. Ook de directies en diensten RWS worden geoefend. Vanuit het ministerie ligt de nadruk op interbestuurlijke oefeningen. Operationele oefeningen worden door de diensten RWS zelf georganiseerd.
53
9. Instellingenbesluit: vervolg
Artikel 4: het overleg crisismanagement Binnen het ministerie zullen twee overlegorganen fungeren op het gebied van crisismanagement. Er is een centraal orgaan waarin alle DG’s, het KNMI en, voor zoveel nodig de centrale diensten zijn vertegenwoordigd en er wordt bij RWS een orgaan ingesteld waarin de coördinatoren crisismanagement uit zowel de natte als de droge sector zullen zijn vertegenwoordigd. Laatstgenoemd overleg komt in de plaats van de werkgroep olie- en chemicaliënbestrijding (WOCB) van RWS. De leden van het OCMRWS worden benoemd door de Directeur Uitvoering. Artikel 6: inwerkingtreding Feitelijk bestaat het DCC-V&W al op het moment dat dit besluit in werking treedt; het besluit tot instelling van een departementaal coördinatiecentrum voor Verkeer en Waterstaat formaliseert de nieuwe organisatie van het crisismanagement zoals die vanaf medio 1997 vorm heeft gekregen. De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
54
Wegvervoer
Wegvervoer
Binnenlandse
Justitie
Buitenlandse
Zaken en
Defensie
Zaken
Koninkrijksrelaties LOCC
NCC
DCC
DCC
DOC Waterschap
Interdepartementaal overleg
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing -Verkeer & Waterstaat (DCC-V&W)
Onderzoeksraad
KLPD
voor Veiligheid DG RWS
VCNL
Minister STAS
DG Transport en Inspectie Verkeer
SG/PSG
Luchtvaart
DGP Veiligheid
V&W
DG RWS
en Waterstaat
en Infrastructuur
Directie
Producten en
(IVW)
markt
Communicatie
Netwerken
ANWB
Transport
Eigen Vervoers
Koninklijk
IVW
IVW
RWS
Rijksdienst
Rijkswaterstaat
Route Mobiel
Logistiek
Organisatie
Nederlands
TE
TE
DWW
Wegverkeer
Regionale
Vervoer
Goederen-
Personenvervoer
Nederland
Dienst
vervoer
Hulpdiensten
Regionale
Verzekeraars
Verkeerscentrale
Wegvervoer: netwerkschema
District
Bergers
Gemeente
Bedrijfsleven
55
Wegvervoer: verantwoordelijkheden
56
probleemveld
maatregel
Ongevalsbestrijding
1 A
Informatie melding/informatie algemeen
instantie
wettelijke basis
1
1
A1 A2 A3
B
melding voorval gevaarlijke stoffen
B
C
melding bodemverontreiniging melding waterverontreiniging
C
Maatregelen verkeersaanwijzing, zie 3 afsluiten weg, zie 4 redding
2
opperbevel ongevallen waarbij brandweer een taak heeft (alle bevelen ter voorkoming, beperking of bestrijding) bevel bij rampen of zware ongevallen dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan (alle bevelen en voorschriften ter beperking van gevaar) (afwijking van andere wetten mogelijk); opperbevel bij ramp of zwaar ongeval dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan
D 2 A B C D1
D2
D3
Wegvervoer: verantwoordelijkheden
D
een ieder aan burgemeester burgemeester aan bevolking, Hfd.OvJ, CdK, min. BZK en Prov. St. burgemeester, CdK, min. BZK onderling vervoerder en ieder ander die de lading tijdens het vervoer onder zich heeft, aan IVW Toezicht-eenheid Goederenvervoer aan GS aan waterkwaliteitsbeheerder
A
art. 11b, 11a, 14 Wet rampen en zware ongevallen
B
art. 47 Wet vervoer gevaarlijke stoffen
C
art. 27 Wet bodembescherming zie waterkwaliteit
D 2 A
C
politie, zie 3 politie en wegbeheerder, zie 4 operationele diensten gemeente
D1
burgemeester
D1
zie 3 zie 4 (Politiewet 1993, Brandweerwet, Wet ambulancevervoer art. 173 Gemeentewet
D2
burgemeester
D2
art. 175 en 176 Gemeentewet
D3
burgemeester
D3
art. 11 Wet rampen en zware ongevallen
A B
B C
57
58
Wegvervoer: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Ongevalsbestrijding
D4
wettelijke basis
D4
CdK aan burgemeesters, resp. min. BZK aan CdK
D4
art. 12 en 13 Wet rampen en zware ongevallen
E1
aanwijzingen bij ramp of zwaar ongeval (van meer dan plaatselijke betekenis resp. bij dringend algemeen belang( dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan incidentmanagement: berging
E1
E1
art. 2 jo 7 Wet beheer rijkswaterstaatswerken (WBR), Beleidsregels incident management Rijkswaterstaat
E2
schoonmaken rijbaan
E2
E2
art. 2 jo 7 WBR
F
bestrijden verontreiniging
F
namens RWS (wegbeheerder opdracht door politie aan centraal meldpunt vrachtautoberging (CMV of centraal meldpunt incidentmanagement (CMI); IVW moet toestemming geven om oplegger o.i.d. te verslepen na incident indien gevaarlijke stoffen betrokken. CMV/CMI aan berger RWS (wegbeheerder), uitvoering brandweer of aannemer provincie (GS of CdK) (ook op verzoek van burgemeester en inspecteur staatstoezicht volksgezondheid (waaronder opdrachten aan wegbeheerder); waterkwaliteitsbeheerder
F
art. 30 ev Wet bodembescherming, waterkwaliteit zie aldaar
3
verkeersaanwijzing
3
politie
3
(Politiewet 1993 / Wegenverkeerswet 1994)
4
afsluiten weg
4
(vervolg)
E
Verkeer
instantie
A B
4
politie (korte tijd) wegbeheerder (voor rijkswegen volgens aanwijzingen min. V&W)
A B
idem art. 2 Organiek besluit Rijkswaterstaat
probleemveld
maatregel
instantie
wettelijke basis
Verkeer (vervolg)
5
weggebruik (bijv. prioritering t.b.v.: evacuatie smog
5
5
C
olieschaarste (distributieregeling, individuele prestatieplicht aan ondernemer of vrije beroepsoefenaar)
C
6
snelheidsbeperking bij olieschaarste
7
burgemeester (zie 1D) CdK (ook op verzoek burgemeesteren inspecteur staatstoezicht volksgezondheid) min. EZ (bij uitvoering militaire taak: min. EZ en min. Def. gezamenlijk bij individuele prestatieplicht)
A
C
art. 4 t/m 8 en 10a Distributieweten art. 10c van die wet
6
min. V&W in overeenstemming met min. EZ en min. Justitie
6
min. regels o.b.v. art. 2, lid 3, Wegenverkeerswet 1994 en art. 86a RVV 1990)
afwijken wegenverkeerswetgeving voertuigen overheidsdiensten
7
KB /min. V&W
7
art. 4, lid 3 en 4, Wegenverkeerswet 1994 juncto art. 1 en 2 Besluit ter uitvoering van art. 4, eerste lid, Wegenverkeerswet (Stb. 1994, 967)
8
afwijken eisen rij-instructeurs Defensie
8
KB (Defensie)
8
art. 8b Wet rijonderricht motorrijtuigen
9
vervoersovereenkomst
9
een ieder
9
algemeen overeenkomstenrecht
10
vervoerplicht (zonodig afwijking mogelijk van aantal bijzondere wetten)
10
min. V&W (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk)
10
art. 10 Vervoersnoodwet en art. 3 van die wet
11
vergunningstelsel vervoer (zonodig afwijking mogelijk van aantal bijzondere wetten)
11
min. V&W (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk)
11
art. 8 Vervoersnoodwet en art. 3 van die wet
A B
Vervoer
Wegvervoer: verantwoordelijkheden
A B
B
zie 1D art. 48 Wet inzake de luchtverontreiniging
59
60
Wegvervoer: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Vervoer (vervolg)
12 A B C
Vervoersmiddelen en infra
wettelijke basis
Vervoer gevaarlijke stoffen verbod vervoer
12
12
A
wegbeheerders
A
tijdelijke ontheffing verbod (al dan niet om militaire redenen) afwijken regels i.v.m. militaire belangen
B
B&W; bij militaire redenen: B&W opverzoek van min. Def. KB/min. Def.
B
art. 14, 16 en 18 juncto 21 Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS) art. 22 en 23 WVGS
C
art. 60 WVGS
13 A B
Inbreuk openbare orde (blokkade, demonstratie, bezetting bouwplaats e.d.)
instantie
13
melden houder vervoermiddel, onderhoud, registratie e.d. aanwijzingen infrastructuur (zonodig afwijking mogelijk van andere wetten)
14 A B C
C
A B
13
min. V&W (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk) min. V&W aan beheerder van infrastructuur (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk)
14
verkeersaanwijzing, zie 3 afsluiten weg, zie 4 handhaving openbare orde: politieoptreden/(alle) bevelen die nodig zijn voor de handhaving van de openbare orde; idem geven van voorschriften
A B C
A B
art. 9, 12, 16, 17 Vervoersnoodwet en art. 3 van die wet art. 13 Vervoersnoodwet en art. 3 van die wet
14
zie 3 zie 4 politie/burgemeester
A B C
zie 3 zie 4 art. 2 Politiewet 1993/art. 172, 175,176 Gemeentewet
probleemveld
maatregel
Vordering algemeen
15
vordering eigendomsrecht en gebruiksrecht
15
alle ministers in overeenstemming met min. EZ, met mogelijkheid machtiging; ook mandaat mogelijk aan zgn. rijksheren die hun taak zoveel mogelijk uitoefenen na overleg CdK
15
art. 3a Vorderingswet en art. 4 en 5 van die wet; art. 2 en 3 Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving
Internationaal overig
16
embargo
16
amvb (voordracht min. BZ)
16
Sanctiewet 1977
17
overleg bij afwijken EU-recht
17
lidstaat
17
art. 297 EU-Verdrag (overlegbepaling, veronderstelt ongeschreven afwijkingsmogelijkheid, ook voor andere buitengewone omstandigheden)
Wegvervoer: verantwoordelijkheden
instantie
wettelijke basis
61
62
Wegvervoer: verantwoordelijkheden
cursief: inwerkingstelling bij KB ingeval van buitengewone omstandigheden (met name o.g.v. art. 22c Distributiewet, art. 8a Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993, art. 2 Vervoersnoodwet, art. 3 Wegenverkeerswet 1994, art. 59 Wet vervoer gevaarlijke stoffen en art. 3 Vorderingswet), tenzij urgentie onverwijlde inwerkingstelling noodzakelijk maakt (dan: o.g.v. ongeschreven noodrecht). O.g.v. art. 21 Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) kunnen ingeval van buitengewone omstandigheden eveneens de artikelen 22 t/m 24 Wrzo bij KB in werking worden gesteld. Deze artikelen komen in het kort neer op: - aanwijzingsbevoegdheid van CdK aan burgemeester (en van Min. BZK via CdK aan burgemeester) bij ramp of zwaar ongeval; - uitoefening van Wrzo-bevoegdheden van CdK en burgemeester door Min. BZK; - toegang van bepaalde functionarissen tot elke plaats voorzover nodig voor vervulling taak. Ook maken de artikelen 7, lid 1 en 8, lid 1, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (bij de beperkte noodtoestand resp. de algemene noodtoestand) inwerkingstelling bij KB mogelijk van een aantal noodbevoegdheden in diverse wetten.
NB.: • aanwijzing’ = opdracht, bevel. • N.a.v. de punten 5c, 10, 11, 13a, 13b en 15: de in de artikelen 4 t/m 8 en 10a Distributiewet, de artikelen 8 t/m 17 Vervoersnoodwet en art. 3a Vorderingswet omschreven noodbevoegdheden kunnen bij mandaatverlening ook door zgn. rijksheren worden uitgeoefend in een bepaald gebied (art. 10b Distributiewet, art. 27 Vervoersnoodwet en art. 16 Prijzennoodwet juncto 3a Vorderingswet) (echter deze rijksheren moeten eerst bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen) (zie voor rijksheren meer uitvoerig het hoofdstuk ‘rijksheren’, 6.7). • Het kabinet is op 24 juni 2005 akkoord gegaan met een voorstel van wet, genaamd Wet doorzettingsmacht terrorismebestrijding, in hoofdzaak inhoudend dat bij dreiging van een terroristisch misdrijf de Minister van Justitie als coördinerend minister voor terrorismebestrijding uiteindelijk de doorslaggevende bevoegdheid heeft om maatregelen te treffen, evt. met bevoegdheden die op het terrein van andere ministers liggen. Ook de vakminister blijft bij een terroristische dreiging bevoegd, maar moet dan wel overeenstemming bereiken met de Minister van Justitie. De doorzettingsmacht voor Justitie geldt indien overleg of overeenstemming gezien de urgentie niet meer tot de mogelijkheden behoort. Het wachten is thans (juli 2005) op het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel.
Onderzoeksraad voor de Veiligheid
Crisiscoördinatiecentra buurlanden
Verenigde Naties Europese Unie NAVO
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Binnenlandse Zaken en
Defensie
Justitie
Koninkrijksrelaties
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing
NCC
LOCC
KLPD
Provincie
DOC
DCC
Buitenlandse
Economische
Zaken
Zaken
DCC
DCC
(DCC)
IVW
VC-NL
DWW
TE vervoer
RDW
(OM)
Economisch
Regionale
RWS
Waterschap
College van
Commissaris
Diensten
procureurs Generaal
Regionale
(hoofd)
Diplomatieke
Verkeers-
Politie
Officier van
post
centrale
Ambulance
Justitie
diensten
Landelijk
GHOR
parket
Wegvervoer: netwerkkaart
District
Brandweer
Gemeente
63
Wegvervoer: netwerkkaart
64
Waterkwaliteit
Waterkwaliteit
Binnenlandse
Justitie
VROM
Volksgezond-
Zaken en
heid, Welzijn en
Koninkrijks-
Sport
Defensie
Economische Zaken
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
relaties LOCC
NCC
DCC
DCC
DCC
DOC
DCC
DCC
Interdepartementaal overleg
Voedsel en BOT-mi
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing -Verkeer & Waterstaat (DCC-V&W) Minister STAS
Inspectie Verkeer
DG RWS
SG/PSG
en Waterstaat
Producten en
Directie
(IVW)
Netwerken
Communicatie
RIVM
DG Water
V&W
Waren Autoriteit
Algemene Inspectiedienst
Waterschap IVW
Rijkswaterstaat
Toezichteenheid
Regionale Dienst
Waterbeheer
RIZA/
RIKZ
Infocentrum binnenwateren Kustwachtcentrum
District
Waterkwaliteit: netwerkschema
Verkeersposten
65
Waterkwaliteit: netwerkschema
66
probleemveld
maatregel
Ongevalsbestrijding Noordzee
1 A
B C
2 A B
instantie
wettelijke basis
Informatie eerste melding ongeval
1
1
melding aan kwaliteitsbeheerder zo nodig informeren aangrenzende landen
B
Maatregelen scheepvaartmaatregelen, zie zeevaart opruiming
2
verbod lozingen binnen normaal toegestane grenzen
C
3
kernongeval: zie 6
A
C
gezagvoerder/kapitein aan KWC (formeel aan de min. V&W); degene die een mijnbouwinstallatie in zee beheert aan bevoegd gezag (staatstoezicht op de mijnen / min. EZ, wellicht de facto ook aan KWC)* KWC aan RWS Noordzee namens min. V&W door KWC via RWS Noordzee
A
art. 12 Wet voorkoming verontreiniging door schepen (WVVS); art. 6 Wet verontreiniging zeewater (WVZ); art. 4 Wet bestrijding ongevallen Noordzee (Wet BON)
B
niet wettelijk geregeld Verdrag van Bonn inzake samenwerking bestrijding verontreiniging van de Noordzee (1983)
C
2
B
zie zeevaart kwaliteitsbeheerder (min. V&W= de facto RWS Noordzee)
C
idem
a zie zeevaart B art. 5 Wet BON; mogelijk ook ex Mijnbouwwet; voor opruimen door overheid zelf veelal geen specifieke wettelijke basis C art. 72 Waterstaatswet 1900
3
zie 6
3
A
zie 6
* Andere installaties (dan mijnbouwinstallaties) waarvan het functioneren lozingen met zich meebrengt, komen voor zover bekend bij HDZJ niet voor in zee. Daarvoor zouden evt. Wvz en/of Wm en Wbr relevant zijn.
Waterkwaliteit: verantwoordelijkheden
67
68
Waterkwaliteit: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
instantie
wettelijke basis
Ongevalsbestrijding binnenwateren (incl. Waddenzee / IJsselmeergebied/ Zuid-Hollandse en Zeeuwse wateren)
4
Informatie binnenvaart
4
4
Melding aan kwaliteitsbeheerder algemeen
B1
B1 B2
scheepvaart
B2
B3
‘inrichting’ (bijv. bedrijf)
B3
C
waterschap, op verzoek
C
D
algemeen
D1
A
B
A
D2 D3 D4 E
berichtgeving kwaliteit
E
F
weerberichtgeving (incl. ijsgang), zie aldaar
F
kapitein/schipper aan nautisch beheerder (verkeersdienst)
a art. 15.30 Rijnvaartpolitiereglement (RPR); (in voorbereiding: Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart met verwijzing naar RPR en Binnenvaartpolitiereglement (BPR)) een ieder, via politie B1 voortvloeiend uit zorgplicht art. 1.1a Wet milieubeheer, geen directe wettelijke basis (in voorbereiding) nautisch beheerder aan B2 voortvloeiend uit zorgplicht art. 1.1a kwaliteitsbeheerder Wet milieubeheer, geen directe wettelijke basis (in voorbereiding) inrichting aan kwaliteitsbeheerder B3 voortvloeiend uit zorgplicht art. 1.1a (vergunningverlener of aan orgaan aan Wet milieubeheer, dan wel vergunwie een melding i.h.k. van algemene ningvoorschriften ex art. 7/7a Wvo regels moet worden gericht) dan wel algemene regels ex art. 2a Wvo verzoek door minister wie het aangaat C art. 58 Waterschapswet of provincie een ieder aan burgemeester D art. 11b, 11a, 14 Wet rampen en zware ongevallen en art. 39, 43 e.v. burgemeester aan bevolking, Hfd.OvJ, Kernenergiewet CdK, min. BZK en Prov.St. burgemeester, CdK, min. BZK onderling min. BZK aan bevolking RIZA aan betrokken beheerder en E geen drinkwaterleidingbedrijven; TenneT aan RWS/HKW zie weerberichtgeving F zie weerberichtgeving
probleemveld
maatregel
Ongevals-bestrijding
G
binnenwateren (incl. Waddenzee/IJssel-
H
meergebied/Zuid-
overleg met min. BZK over maatregelen door min. V&W melding van gebruik bevoegdheid nemen van maatregelen
G
min. V&W
G
H1
H
art. 14a Wet rampen en zware ongevallen art. 73 Waterstaatswet 1900
I
art. 74 Waterstaatswet 1900
melding van gebruik bevoegdheid geven opdracht aan beheerder melding van gebruik bevoegdheid geven opdracht i.p.v. GS of CdK melding nemen maatregel waartoe DG waterschap bevoegd is
I J
min. V&W aan Tweede Kamer
J
art. 75 Waterstaatswet 1900
K
voorzitter bestuur waterschap aan DB en aan GS
K
art. 96 Waterschapswet
Maatregelen scheepvaartmaatregelen, zie binnenvaart en zeevaart/havens opperbevel ongevallen waarbij brandweer een taak heeft (alle bevelen ter voorkoming, beperking en bestrijding) bevel bij rampen of zware ongevallen dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan (alle bevelen en voorschriften ter beperking van gevaar) (afwijking van andere wetten mogelijk) opperbevel bij ramp of zwaar ongeval dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan
5
H2 I
(vervolg) J K
5 A B1
B2
B3
wettelijke basis
DB waterschap of B&W gemeente aan GS GS of CdK aan min. V&W GS, dan wel CdK, aan min. V&W
Hollandse en Zeeuwse wateren)
instantie
Waterkwaliteit: verantwoordelijkheden
5
A
zie binnenvaart en zeevaart/havens
A
zie binnenvaart en zeevaart/havens
B1
burgemeester
B1
art. 173 Gemeentewet
B2
burgemeester
B2
art. 175 en 176 Gemeentewet
B3
burgemeester
B3
art. 11 Wet rampen en zware ongevallen
69
70
Waterkwaliteit: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Ongevals-bestrijding
B4
binnenwateren (incl. Waddenzee/IJsselmeergebied/ZuidHollandse en Zeeuwse wateren)
C
instantie
wettelijke basis
aanwijzingen bij ramp of zwaar ongeval (van meer dan plaatselijke betekenis resp. bij dringend algemeen belang) dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan opruiming
B4
CdK aan burgemeesters, resp. min. BZK aan CdK
B4
art. 12 en 13 Wet rampen en zware ongevallen
C
kwaliteitsbeheerder
C
verbod lozingen binnen normaal toegestane grenzen in geval van (dreiging van gevaar zolang de daardoor ontstane situatie het nodig maakt, alle nodig geoordeelde maatregelen treffen op waterstaatsterrein opdracht geven tot optreden bij gevaar
D
idem
D
art. 2 Organiek Besluit Rijkswaterstaat c.q. art. 96 Waterschapswet, Wrakkenwet art. 72 Waterstaatswet 1900
E1
beheerder
E1
art. 72 Waterstaatswet 1900
E2a
art. 74 Waterstaatswet 1900
E2b
art. 74 Waterstaatswet 1900
(vervolg) D E1
E2
GS bij onvoldoende optreden bij gevaar, aan DB waterschap of B&W, in gevallen waarin waterschap resp. gemeente beheerder van het gevaar lopende waterstaatswerk is; indien de omstandigheden voorafgaand bijeenkomen GS niet gedogen, CdK E2b min. V&W bij onvoldoende optreden bij gevaar, aan GS, in gevallen waarin provincie beheerder is van het gevaar lopende waterstaatswerk E2a
probleemveld
maatregel
Ongevals-bestrijding
instantie E2c
binnenwateren (incl. Waddenzee/IJsselmeergebied/ZuidHollandse en Zeeuwse wateren) (vervolg)
Oever- en kustverontreiniging, bodemverontreiniging onder oppervlaktewateren
wettelijke basis
min. V&W, bij onvoldoende gebruik door GS of CdK van bevoegdheid opdracht te geven, aan DB waterschap of B&W, in gevallen waarin waterschap resp. gemeente beheerder van het gevaar lopende waterstaatswerk is GS of min. V&W bij onvoldoende uitvoeren opdracht door de beheerder, aan DB waterschap of B&W, resp. GS
E2c
art. 75 Waterstaatswet 1900
F
art. 76 Waterstaatswet 1900
F
treffen van maatregelen ter uitvoering van een opdracht
F
6
Kernongeval regels stellen of maatregelen treffen ter beperking/ ongedaanmaking van gevolgen (zoals versnellen van de afvoer van verontreinigd oppervlaktewater; beschermen oppervlaktewater; maatregelen t.a.v. slib)
6
min. V&W na overleg met min. VROM en betrokken burgemeester/CdK
6
art. 46 Kernenergiewet
7
opruiming*
7
waterkwaliteitsbeheerder (voor zover dit niet min. V&W is, is CdK bevoegd tot de kwaliteitsbeheerder maatregelen treft)
7
art. 35 en art. 63a t/m 63l Wet bodembescherming
* Voor zover niet reeds behandeld onder 5C.
Waterkwaliteit: verantwoordelijkheden
71
72
Waterkwaliteit: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
instantie
wettelijke basis
Watertemperatuur (‘thermische verontreiniging’)
8
verminderen/stopzetten lozingen
8
kwaliteitsbeheerder (in praktijk na overleg tussen min. V&W en min. EZ)
8
art. 1 WVO; Operationeel protocol restwarmtelozingen onder bijzondere omstandigheden door elektriciteitsproducenten (Beheersplan voor de rijkswateren 1997 t/m 2000) (via art. 1, zesde lid, Wvo geïncorporeerd in vergunningen)
Verzekering c.a. vordering
9
zee: garantstelling, zie zeevaart/ havens
9
waterkwaliteitsbeheerder
9
geen (niet nodig)
Algemeen m.u.v. zeeschepen
10
vordering eigendomsrecht en gebruiksrecht
10
alle ministers in overeenstemming met min. EZ, met mogelijkheid machtiging; ook mandaat mogelijk aan zgn. rijksheren die hun taak zoveel mogelijk uitoefenen na overleg CdK
10
art. 3a Vorderingswet en art. 4 en 5 van die wet; art. 2 en 3 Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving
cursief: inwerkingstelling bij KB ingeval van buitengewone omstandigheden (met name o.g.v. art. 3 Vorderingswet), tenzij urgentie onverwijlde inwerkingstelling noodzakelijk maakt (dan: o.g.v. ongeschreven noodrecht). O.g.v. art. 21 Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) kunnen ingeval van buitengewone omstandigheden eveneens de artikelen 22 t/m 24 Wrzo bij KB in werking worden gesteld. Deze artikelen komen in het kort neer op: - aanwijzingsbevoegdheid van CdK aan burgemeester (en van Min. BZK via CdK aan burgemeester) bij ramp of zwaar ongeval; - uitoefening van Wrzo-bevoegdheden van CdK en burgemeester door Min. BZK; - toegang van bepaalde functionarissen tot elke plaats voorzover nodig voor vervulling taak. Ook maken de artikelen 7, lid 1 en 8, lid 1, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (bij de beperkte noodtoestand resp. de algemene noodtoestand) inwerkingstelling bij KB mogelijk van een aantal noodbevoegdheden in diverse wetten.
Waterkwaliteit: verantwoordelijkheden
NB.: • aanwijzing’ = opdracht, bevel. • N.a.v. punt 10: de in art. 3a Vorderingswet omschreven noodbevoegdheden kunnen bij mandaatverlening ook door zgn. rijksheren worden uitgeoefend in een bepaald gebied (art. 16 Prijzennoodwet juncto 3a Vorderingswet) ( (echter deze rijksheren moeten eerst bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen) (zie voor rijksheren meer uitvoerig het hoofdstuk ‘rijksheren’, 6.7). • Het kabinet is op 24 juni 2005 akkoord gegaan met een voorstel van wet, genaamd Wet doorzettingsmacht terrorismebestrijding, in hoofdzaak inhoudend dat bij dreiging van een terroristisch misdrijf de Minister van Justitie als coördinerend minister voor terrorismebestrijding uiteindelijk de doorslaggevende bevoegdheid heeft om maatregelen te treffen, evt. met bevoegdheden die op het terrein van andere ministers liggen. Ook de vakminister blijft bij een terroristische dreiging bevoegd, maar moet dan wel overeenstemming bereiken met de Minister van Justitie. De doorzettingsmacht voor Justitie geldt indien overleg of overeenstemming gezien de urgentie niet meer tot de mogelijkheden behoort. Het wachten is thans (juli 2005) op het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel.
73
Waterkwaliteit: verantwoordelijkheden
74
Crisiscoördinatiecentra buurlanden
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Verenigde Naties
Binnenlandse Zaken en
Defensie
Justitie
Centrale Rijnvaart Commissie
Europese Unie
Schelde Commissie
NAVO
Eerns-Dollard Commissie
VROM
Koninkrijksrelaties
Econo-
LNV
VWS
DCC
DCC
mische Zaken
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing
NCC
LOCC
DOC
DCC
DCC
DCC
Kustwacht
(OM)
RIVM
Econo-
Centrum
College van
misch
Volks-
procureurs
Commis-
gezondheid
Generaal
saris
(DCC)
RIKZ
KNMI
IVW
RWS
Water-
TE
Regionale
schap
Water-
Diensten
Provincie
beheer RIZA
VWA
AID
Inspectie
RIMH
District
Brandweer
(hoofd)
Drink-
Elektriciteits
Officier van
water
bedrijven
Ambulance
Justitie
Productie-
diensten
Landelijk
bedrijven
GHOR
parket
Politie
Verkeersposten
Waterkwaliteit: netwerkkaart
Gemeente
Staatsbosbeheer
Product en Offshore industrie
Landbouwschappen Natuurbeheerders
75
Waterkwaliteit: netwerkkaart
76
Waterkwantiteit
Waterkwantiteit
Binnenlandse
Landbouw,
Economische
Zaken en
Justitie
VROM
Natuur en
Zaken
Koninkrijks-
Voedselkwaliteit
Defensie
relaties LOCC
NCC
DCC
DCC
DCC
DCC
DOC
Koninklijke Interdepartementaal overleg
Marine
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing -Verkeer & Waterstaat (DCC-V&W)
ANP
KLPD
RVD
Minister STAS
Inspectie Verkeer
DG RWS
SG/PSG
en Waterstaat
Producten en
DG Water
Directie
V&W
(IVW)
Netwerken
Communicatie
Waterschap
Ministerie van Provincies
de Vlaamse Gemeenschap Waals ministerie
Gemeenten
Wasser und
Aannemers en
Schiffahrt
bedrijven
IVW
Rijkswaterstaat
Toezichteenheid
Regionale
Waterbeheer
Dienst
RIKZ/SVSD
RIZA
DWW
KNMI
van openbare
Kustwacht-
werken
centrum
RWS District
Regionale Meldkamer
Regiopolitie
Hydro Meteo
Nautisch
Centra
beheerder
Direction
Rijnmond en
(Emden)
Zeeland
Waterkwantiteit: netwerkschema
Spoorvervoer
Geneeskundige
WL
Grote adviesbureaus
diensten
77
Waterkwantiteit: netwerkschema
78
probleemveld
maatregel
Hoogwater, laagwater, ijsgang, voorkomen en beperken gevaar voor waterstaatswerken (= oppervlakte-wateren en waterkeringen, en daartoe behorende kunstwerken en hetgeen verder naar hun aard daartoe behoort)
1
Informatie melding/informatie algemeen
instantie
wettelijke basis
1
1.
B
waterschap, op verzoek
B
C1
afwijkingen hoogwaterstanden; waarschuwingen bij overschrijding alarmeringspeil
C1
C2
informatie over laagwater
C2
C3
weerberichtgeving (incl. ijsgang), zie aldaar berichten aan de scheepvaart, zie binnenvaart overleg met min. BZK over maatregelen door min. V&W specifieke informatie waterhuishouding melding van gebruik bevoegdheid nemen van maatregelen
C3
een ieder aan burgemeester burgemeester aan bevolking, Hfd. OvJ, CdK, min. BZK en Prov. St burgemeester, CdK, min. BZK onderling verzoek door minister wie het aangaat of provincie namens min. V&W door RIZA (binnenwateren) en RIKZ (SVSD) (zee aan betrokken beheerders en evt. teletekst e.d. RIZA aan betrokken beheerders en GS evt. teletekst e.d. zie weerberichtgeving
C4
zie binnenvaart
C4
zie binnenvaart
D
min. V&W
D
E
E F
art. 73 Waterstaatswet 1900
G
beheerders onderling (waterschapwaterschap; waterschap-RWS) DB waterschap of B&W gemeente aan GS GS of CdK aan min. V&W GS, dan wel CdK, aan min. V&W
art. 14a Wet rampen en zware ongevallen geen
G
art. 74 Waterstaatswet 1900
H
min. V&W aan Tweede Kamer
H
art. 75 Waterstaatswet 1900
A
A1 A2 A3
C4 D E F
F1 F2
melding van gebruik bevoegdheid geven opdracht aan beheerder h melding van gebruik bevoegdheid geven opdracht i.p.v. GS of CdK G
Waterkwantiteit: verantwoordelijkheden
A
art. 11b, 11a, 14 Wet rampen en zware ongevallen
B
art. 58 Waterschapswet
C1
art. 15 Wet op de waterkering
C2
geen
C3
zie weerberichtgeving
79
80
Waterkwantiteit: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Hoogwater, laagwater,
I
melding nemen maatregel waartoe DG waterschap bevoegd is
I
2
Maatregelen scheepvaartmaatregelen, zie binnenvaart en zeevaart/havens in geval van (dreiging van) gevaar zolang de daardoor ontstane situatie het nodig maakt, alle nodig geoordeelde maatregelen treffen op waterstaatsterrein ten aan zien van oppervlaktewateren en waterkeringen
2
ijsgang, voorkomen en
instantie voorzitter bestuur waterschap aan DB en aan GS
wettelijke basis I
art. 96 Waterschapswet
beperken gevaar voor waterstaatswerken
(= oppervlaktewateren A en waterkeringen, en daartoe behorende
2
A
zie binnenvaart, zeevaart/havens
a zie binnenvaart, zeevaart/havens
B1
B1
C
redding
C
dagelijks bestuur waterschap c.q. voorzitter min. V&W (RWS Regionale Directie) B&W (voor zover het gaat om waterstaatswerken in beheer bij gemeente) GS (voor zover het gaat om waterstaatswerken in beheer bij provincie); indien de omstandigheden voorafgaand bijeenkomen GS niet gedogen, CdK operationele diensten gemeente
D1
opperbevel ongevallen waarbij brandweer een taak heeft (alle bevelen ter voorkoming, beperking en bestrijding); bevel bij rampen en zware ongevallen dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan (alle bevelen en voorschriften ter beperking van gevaar) (afwijking van andere wetten mogelijk); opperbevel bij ramp of zwaar ongeval dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan
D1
burgemeester
D1
(Politiewet 1993, Brandweerwet 1985, Wet ambulancevervoer) art. 173 Gemeentewet
D2
burgemeester
D2
art. 175 en 176 Gemeentewet
D3
burgemeester
D3
art. 11 Wet rampen en zware ongevallen
B
kunstwerken en hetgeen verder naar hun aard daartoe behoort) (vervolg)
B2 B3
B4
D2
D3
B3
art. 72 Waterstaatswet 1900 art. 96 Waterschapswet art. 72 Waterstaatswet 1900 art. 72 Waterstaatswet 1900
B4
art. 72 Waterstaatswet 1900
C
B2
probleemveld
maatregel
Hoogwater, laagwater,
D4
ijsgang, voorkomen en beperken gevaar voor waterstaatswerken (= oppervlaktewateren en waterkeringen, en
E
aanwijzingen bij ramp of zwaar ongeval (van meer dan plaatselijke betekenis resp. bij dringend algemeen belang) dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan opdracht geven tot optreden bij gevaar
instantie D4
CdK aan burgemeesters, resp. min. BZK aan CdK
D4
art. 12 en 13 Wet rampen en zware ongevallen
E1
GS bij onvoldoende optreden bij gevaar, aan DB waterschap of B&W, in gevallen waarin waterschap resp. gemeente beheerder van het gevaar lopende waterstaatswerk is; indien de omstandigheden voorafgaand bijeenkomen GS niet gedogen, CdK min. V&W bij onvoldoende optreden bij gevaar, aan GS, in gevallen waarin provincie beheerder is van het gevaar lopende waterstaatswerk min. V&W, bij onvoldoende gebruik door GS of CdK van bevoegdheid opdracht te geven, aan DB waterschap of B&W, in gevallen waarin waterschap resp. gemeente beheerder van het gevaar lopende waterstaatswerk is GS of min. V&W bij onvoldoende uitvoeren opdracht door de beheerder, aan DB waterschap of B&W, resp. GS
E1
art. 74 Waterstaatswet 1900
E2
art. 74 Waterstaatswet 1900
E3
art. 75 Waterstaatswet 1900
F
art. 76 Waterstaatswet 1900
daartoe behorende kunstwerken en hetgeen verder naar hun aard daartoe behoort) (vervolg) E2
E3
F
treffen van maatregelen ter uitvoering van een opdracht
Waterkwantiteit: verantwoordelijkheden
wettelijke basis
F
81
82
Waterkwantiteit: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Hoogwater, laagwater,
G
onteigenen specie; onteigening algemeen
G
dagelijks bestuur waterschap c.q. voorzitter; ‘hoogste burgerlijke overheid ter plaatse aanwezig’ (bijv. ook HID, districtshoofd)
G
art. 96 Waterschapswet; art. 65 Onteigeningswet; art. 73 Onteigeningswet
3
Vordering eigendomsrecht en gebruiksrecht
3
alle ministers in overeenstemming met min. EZ, met mogelijkheid machtiging; ook mandaat mogelijk aan zgn. rijksheren die hun taak zoveel mogelijk uitoefenen na overleg CdK
3
art. 3a Vorderingswet en art. 4 en 5 van die wet; art. 2 en 3 Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving
ijsgang, voorkomen en
instantie
beperken gevaar voor waterstaatswerken
wettelijke basis
(= oppervlaktewateren en waterkeringen, en daartoe behorende kunstwerken en hetgeen verder naar hun aard daartoe behoort) (vervolg)
Vordering algemeen m.u.v. zeeschepen
cursief: inwerkingstelling bij KB ingeval van buitengewone omstandigheden (met name o.g.v. art. 3 Vorderingswet), tenzij urgentie onverwijlde inwerkingstelling noodzakelijk maakt (dan: o.g.v. ongeschreven noodrecht). O.g.v. art. 21 Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) kunnen ingeval van buitengewone omstandigheden eveneens de artikelen 22 t/m 24 Wrzo bij KB in werking worden gesteld. Deze artikelen komen in het kort neer op: - aanwijzingsbevoegdheid van CdK aan burgemeester (en van Min. BZK via CdK aan burgemeester) bij ramp of zwaar ongeval; - uitoefening van Wrzo-bevoegdheden van CdK en burgemeester door Min. BZK; - toegang van bepaalde functionarissen tot elke plaats voorzover nodig voor vervulling taak. Ook maken de artikelen 7, lid 1 en 8, lid 1, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (bij de beperkte noodtoestand resp. de algemene noodtoestand) inwerkingstelling bij KB mogelijk van een aantal noodbevoegdheden in diverse wetten.
Waterkwantiteit: verantwoordelijkheden
NB.: • aanwijzing’ = opdracht, bevel. • N.a.v. punt 3: de in art. 3a Vorderingswet omschreven noodbevoegdheden kunnen bij mandaatverlening ook door zgn. rijksheren worden uitgeoefend in een bepaald gebied (art. 16 Prijzennoodwet juncto 3a Vorderingswet) (echter deze rijksheren moeten eerst bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen) (zie voor rijksheren meer uitvoerig het hoofdstuk ‘rijksheren’, 6.7). • Het kabinet is op 24 juni 2005 akkoord gegaan met een voorstel van wet, genaamd Wet doorzettingsmacht terrorismebestrijding, in hoofdzaak inhoudend dat bij dreiging van een terroristisch misdrijf de Minister van Justitie als coördinerend minister voor terrorismebestrijding uiteindelijk de doorslaggevende bevoegdheid heeft om maatregelen te treffen, evt. met bevoegdheden die op het terrein van andere ministers liggen. Ook de vakminister blijft bij een terroristische dreiging bevoegd, maar moet dan wel overeenstemming bereiken met de Minister van Justitie. De doorzettingsmacht voor Justitie geldt indien overleg of overeenstemming gezien de urgentie niet meer tot de mogelijkheden behoort. Het wachten is thans (juli 2005) op het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel.
83
Waterkwantiteit: verantwoordelijkheden
84
Waals ministerie van openbare werken
Wasser und Schiffahrt Direction (Emden)
Crisiscoördinatiecentra buurlanden
Verenigde Naties Europese Unie NAVO
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Binnenlandse Zaken en
Defensie
VROM
Koninkrijksrelaties
Econo-
LNV
mische Zaken
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing
NCC
LOCC
DOC
DCC
DCC
KLPD
Provincie
Commando
RIVM
Economisch
DCC
(DCC)
RWS
RIKZ
RIZA
Inspectie
Regionale
Verkeer en
Diensten
Waterstaat
SVSD
KNMI
DWW
Waterschap
District
Spoor-
ANP
vervoer
saris
AID
KWC Waterloop
Geo
Aannemers
Brandweer
Koninklijke
Offshore
kundig
Delft
en
Politie
Neder-
industrie
bedrijven
Ambulance
landse
Laboratorium
diensten Grote
Waterkwantiteit: netwerkkaart
krachten
VWA
Marine
beheer
posten
Commis-
Koninklijke
TE Water-
Verkeers-
landstrijd-
GHOR
RVD
Gemeente Gemeente-
advies-
Regionale
lijk haven
bureau’s
Meldkamer
bedrijf
Reddingsmaatschappij (KNRM)
85
Waterkwantiteit: netwerkkaart
86
Zeescheepvaart, havens en Noordzee Zeescheepvaart, havens en Noordzee
Binnenlandse
Justitie
Zaken en
Buitenlandse
Volksgezond-
Economsche
Zaken
heid, Welzijn en
Zaken
Koninkrijks-
VROM
Financiën
Landbouw,
Defensie
Natuur en
Sport
Voedselkwaliteit
relaties LOCC
NCC
DCC
DCC
DCC
DCC
DCC
DCC/Douane
DCC
DOC
Interdepartementaal overleg afstemming land-zee
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing -Verkeer & Waterstaat (DCC-V&W) Koninklijke
Interdeparte-
Operationeel
Minister STAS
DG RWS
DG Transport
V&W
Inspectie Verkeer
mentaal
Team (OT)
SG/PSG
Producten en
en Luchtvaart
Directie
en Waterstaat
Communicatie
(IVW)
Netwerken
Beleidsteam
Marine CZM NED Raad voor de
Noordzee-
Scheepvaart
rampen (IBTN) DGTL
Onderzoeksraad
Rijkswaterstaat
Rijkswaterstaat
Rijkshaven-
voor Veiligheid
Noordzee
Regionale
meesters
IVW
Dienst
Directie
TE
Kustwacht-
Zeescheepvaart
centrum
Communicatie RWS Noordzee
Nadere uitwerking Noordzee: zie rampenplan Noordzee
Object
Nautisch beheer
beheerder
Gemeentelijk
Klassebureaus
havenbedrijf
Loodswezen
Reders/CSO
P&I Clubs
Dirkzwager/CSO Diplomatieke
KVNR
post
Zeescheepvaart, havens en Noordzee: netwerkschema
87
Zeescheepvaart, havens en Noordzee: netwerkschema
88
probleemveld
maatregel
Ongevalsbestrijding Noordzee incl. schadelijke gevolgen kustbevolking, milieu en waterstaatswerken en schade economische belangen)
1 A
Informatie melding
instantie
wettelijke basis
1
1
A1 A2 B
C
informeren/overleg met betrokken burgemeester; informeren CdK melden technische staat schip
D1
melding i.v.m. ongevalsonderzoek
D1
D2
melding aan vlaggestaat
D2
E
berichten aan de scheepvaart melding verontreiniging, zie waterkwaliteit
E
Maatregelen (ook binnen 1km zone van gemeente): verkeersaanwijzing (binnen 12 mijls zone), zie 5 overname coördinatie van de afhandeling
2
B
F
2 A B
C
F
kapitein aan Kustwachtcentrum (KWC) luchtvaartuigen, zie luchtvaart namens min. V&W door dir. KWC
A B
art. 4 Wet bestrijding ongevallen Noordzee (Wet BON) art. 9 idem
nautisch beheerder (verkeersdienst of politie aan IVW Toezichteenheid Zeevaart kapitein en exploitant van het schip en de scheepvaartbegeleidingsdienst aan de Onderzoeksraad voor de veiligheid (Ovv)* min. V&W (voor deze IVW Toezichteenheid Zeevaart) op verzoek vlaggestaat KM, dienst hydrografie; KWC Navtex aan kwaliteitsbeheerder, zie waterkwaliteit
C
geen
D1
art. 353 Wetboek van Koophandel en art. 9 Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid*
D2
geen
E
geen zie waterkwaliteit
F
2
A
nautisch beheerder, zie
A
zie 5
B
KWC en evt. IBTN Noordzeerampen
B
art. 11 Wet BON jo Rampenplan Noordzee jo Samenwerkingsregeling KWC met een plaatselijk bevoegde autoriteit
*Binnenkort inwerkingtreding verwacht
Zeescheepvaart, havens en Noordzee: verantwoordelijkheden
*Binnenkort inwerkingtreding verwacht
89
90
Zeescheepvaart, havens en Noordzee: verantwoordelijkheden
probleemveld Ongevalsbestrijding Noordzee incl. schade-
maatregel
waterstaatswerken
wettelijke basis
redding Noordzee en Waddenzee/ IJsselmeergebied/Zuid-Hollandse en Zeeuwse wateren aanwijzingen aan kapitein/eigenaar/ hulpverleners voorkomen/beperken/ ongedaan maken van schadelijke gevolgen (waaronder verplaatsen van schip; tot zinken brengen; vernietigen lading) maatregelen gericht tot schip ter voorkoming/ beperking/ ongedaan maken schadelijke gevolgen (waaronder overname van het gezag; brengen naar een NL-haven) doen toelaten in NL-haven van betreffende schip (zie ook 7) opruimen wrak
C
namens min. V&W door KWC
C
Regeling in zake de SAR-dienst 1994 (search en rescue); Opplan SAR
D
namens min. V&W door vz. IBTN (na overleg met hulpverlener/ vlaggestaat c.q. overeenstemming min. wie het mede aangaat, tenzij dringende omstandigheden) (toezicht uitvoering KWC) idem (uitvoering KWC)
D
art. 5 Wet BON
E
art. 6 idem
F
art. 10 idem
G
Wrakkenwet (binnen 12 mijls zone)
H
melding verontreiniging, zie waterkwaliteit
H
namens min. V&W door vz IBTN (na overleg met havenbeheerder e.d.) V&W/DGTL en RWS Noordzee (uitvoering RWS Noordzee) aan kwaliteitsbeheerder, zie waterkwaliteit
H
zie waterkwaliteit
3
Rampenbestrijding olieplatforms e.d.
3
min. EZ; melding via KWC
3
(Mijnbouwwet)
4
Kernongeval nucleair schip (=categorie A): in aanvulling op 2: bevel maatregelen te treffen gevolgen beperken/ongedaan maken (waaronder beëindigen verblijf NL)
4
C
lijke gevolgen kustbevolking, milieu en
instantie
D
en schade economische belangen) (vervolg)
E
F G
E
F G
A B
4
min. VROM (evt. op verzoek burgemeester) min. Def. in overeenstemming met min. VROM en min. BZK t.a.v. vervoermiddelen krijgsmacht en van bondgenoten
A
art. 47, lid 1, Kernenergiewet
B
art. 48 idem
probleemveld
maatregel
instantie
wettelijke basis
Verkeer
5
5
5
A
verkeersaanwijzing
A1
A2
verkeersdiensten (in opdracht van nautisch beheerder: HID RWS, directeur Havenbedrijf R’dam NV, cdt. Maritieme middelen Den Helder) dir. KWC (territoriale wateren buiten aanloopgebieden) zie 17 en 18
A
hiërarchische relatie; art. 38 Scheepvaartverkeerswet idem: toepassing t.b.v. uitwendige veiligheid (defensie)
B
zie 17 en 18
B
verkeersaanwijzing i.v.m. toestand lading en toestand schip, zie 17 en 18
B
6
aanwijzingen gebruik havens
6
min. V&W (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk);
6
art. 6 (jo 3, 22) Havennoodwet
7
regelen/beperken/verbieden van toegang tot, verkeer binnen en verlaten havens (zie ook 2F)
7
idem
7
art. 8 (jo 3, 22) idem
8
vragen inlichtingen havenautoriteiten/ kapiteins
8
min. V&W (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk);
8
art. 12 idem
9
afwijking regels Scheepvaartverkeerswet
9
amvb (voordracht min. V&W)
9
art. 38, lid 2 en 3, Scheepvaartverkeerswet
10
aanhouden schip bij gevaar vanwege oorlogsgevaar
10
IVW/ Toezichteenheid Zeevaart
10
art. 16, lid 4, Schepenbesluit
Zeescheepvaart, havens en Noordzee: verantwoordelijkheden
91
92
Zeescheepvaart, havens en Noordzee: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
instantie
wettelijke basis
Vervoer
11
vervoersovereenkomst
11
een ieder
11
algemeen overeenkomstenrecht
12
aanwijzingen bestemming reis, aandoen/vermijden havens/wateren, vervoeren goederen/personen
12
min. V&W
12
art. 4 (en 5) Rijkswet noodvoorzieningen scheepvaart
13
vervoerplicht
13
idem
13
art. 6 idem
14
vordering gebruik (overname exploitatie)
14
idem
14
art. 8 idem
15
vordering eigendom
15
idem
15
art. 16 idem
16
vaarplicht
16
idem
16
art. 2a Vaarplichtwet
17
17
A
Vervoer gevaarlijke stoffen (binnen een langs de kust gaande, ex art. 1, lid 1, onder a, Schepenwet aangewezen lijn): verbod vervoer
A
min. V&W/ IVW Toezichteenheid Zeevaart
A
B
tijdelijke ontheffing verbod
B
B
C
afwijken regels i.v.m. militaire belangen
C
nautisch beheerder: min. V&W, GS, B&W KB/min. Def.
havens binnenvaart: art. 26 jo. 27 Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS); zeeschepen: art. 4h, jo art. 10, lid 2, Schepenwet jo Besluit min V&W dd. 20 mrt 1995, Stcrt. 675, jo. art. 5:21 Awb; zeeschepen op binnenwateren: art. 3, 4, 5 WVGS art. 28 WVGS
C
art. 60 WVGS
17
probleemveld
maatregel
instantie
wettelijke basis
Vervoersmiddelen
18
18
18
Infra
A
vaarverbod i.v.m. toestand schip
A
IVW Toezichteenheid Zeevaart
A
B
tijdelijke toestemming voor korte verplaatsing (waaronder het in een haven laten binnenlopen van een beschadigd schip)
B
IVW Toezichteenheid Zeevaart
B
art. 7, lid 3, en art. 16 Schepenwet jo. art. 17, lid 4, Schepenwet geen
19
aanwijzing registerloodsen/ corporaties
19
min. V&W
19
art. 52 Loodsenwet
20 A B1 B2
20
aanwijzing organisaties verkeersbegeleiding idem voor zover niet RWS (opper)bevel bij ramp of zwaar ongeval (dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan) onderscheidenlijk aanwijzingen bij ramp of zwaar ongeval van meer dan plaatselijke betekenis resp. bij dringend algemeen belang (dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan)
20
A
HID (intern)
a nvt (eigen organisatie)
B1
burgemeester (intern) burgemeester onderscheidenlijk CdK aan burgemeester, resp. min. BZK aan CdK
B1
B2
Zeescheepvaart, havens en Noordzee: verantwoordelijkheden
B2
nvt (eigen organisatie) art. 173, 175 en 176 Gemeentewet, art. 11 Wet rampen en zware ongevallen onderscheidenlijk art. 12 en 13 Wet rampen en zware ongevallen
93
94
Zeescheepvaart, havens en Noordzee: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
instantie
wettelijke basis
Verzekering c.a.
21
21
21
B
Garantstelling Noordzee: t.b.v. berging i.v.m. vrijmaken aanlooproute en t.b.v. opruiming (evt. verontreiniging internationale zeevaart
22
(her)verzekering molestrisico
A
Inbreuk openbare orde e.d. Noordzee (havens: zie binnenvaart)
23 A A1 A2
B B1 B2
Vordering algemeen m.u.v. zeeschepen
24
A
RWS Noordzee
a geen (niet nodig)
B
min. V&W (voor deze DGTL in overeenstemming met min. Fin.
B
geen (niet nodig)
22
idem
22
art. 2 en 4 Zee- en luchtvaartverzekeringswet
23
binnen 1 km zone (gemeentegrens): verkeersaanwijzing zie 5A handhaving openbare orde: politieoptreden/(alle) bevelen die nodig zijn voor de handhaving van de openbare orde; idem geven van voorschriften buiten 1 km zone: verkeersaanwijzing, zie 5A handhaving openbare orde
vordering eigendomsrecht en gebruiksrecht
A1 A2
B1 B2
24
23
zie 5A politie/burgemeester
A1
zie 5A niet geregeld (in praktijk zo mogelijk aangepakt i.h.k. van verkeersaanwijzing, zie 5A)
B1
alle ministers in overeenstemming met min. EZ, met mogelijkheid machtiging; ook mandaat mogelijk aan zgn. rijksheren die hun taak zoveel mogelijk uitoefenen na overleg CdK
24
A2
B2
zie 5A art. 2 Politiewet 1993/art. 172, 175, 176 Gemeentewet
zie 5A geen
art. 3a Vorderingswet en art. 4 en 5 van die wet; art. 2 en 3 Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving
probleemveld
maatregel
instantie
Internationaal overig
25
embargo
25
amvb (voordracht min. BZ)
25
Sanctiewet 1977
26
overleg bij afwijken EU-recht
26
lidstaat
26
art. 297 EU-Verdrag (overlegbepaling, veronderstelt ongeschreven afwijkingsmogelijkheid, ook voor andere buitengewone omstandigheden)
Zeescheepvaart, havens en Noordzee: verantwoordelijkheden
wettelijke basis
95
96
Zeescheepvaart, havens en Noordzee: verantwoordelijkheden
cursief: inwerkingstelling bij KB ingeval van buitengewone omstandigheden (onder andere o.g.v. art. 37 Scheepvaartverkeerswet, art. 2 Havennoodwet, art 59 Wet vervoer gevaarlijke stoffen en art. 3 Vorderingswet), tenzij urgentie onverwijlde inwerkingstelling noodzakelijk maakt (dan: o.g.v. ongeschreven noodrecht). O.g.v. art. 21 Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) kunnen ingeval van buitengewone omstandigheden eveneens de artikelen 22 t/m 24 Wrzo bij KB in werking worden gesteld. Deze artikelen komen in het kort neer op: - aanwijzingsbevoegdheid van CdK aan burgemeester (en van Min. BZK via CdK aan burgemeester) bij ramp of zwaar ongeval; - uitoefening van Wrzo-bevoegdheden van CdK en burgemeester door Min. BZK; - toegang van bepaalde functionarissen tot elke plaats voorzover nodig voor vervulling taak. Ook maken de artikelen 7, lid 1 en 8, lid 1, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (bij de beperkte noodtoestand resp. de algemene noodtoestand) inwerkingstelling bij KB mogelijk van een aantal noodbevoegdheden in diverse wetten.
NB.: • aanwijzing’ = opdracht, bevel. • N.a.v. de punten 6, 7, en 24: de in artikelen 6, 7, 8 en 13 Havennoodwet en 3a Vorderingswet omschreven noodbevoegdheden kunnen bij mandaatverlening ook door zgn. rijksheren worden uitgeoefend in een bepaald gebied (art. 22 Havennoodwet en art. 16 Prijzennoodwet juncto 3a Vorderingswet) (echter deze rijksheren moeten eerst bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen) (zie voor rijksheren meer uitvoerig het hoofdstuk “rijksheren”, 6.7). • Het kabinet is op 24 juni 2005 akkoord gegaan met een voorstel van wet, genaamd Wet doorzettingsmacht terrorismebestrijding, in hoofdzaak inhoudend dat bij dreiging van een terroristisch misdrijf de Minister van Justitie als coördinerend minister voor terrorismebestrijding uiteindelijk de doorslaggevende bevoegdheid heeft om maatregelen te treffen, evt. met bevoegdheden die op het terrein van andere ministers liggen. Ook de vakminister blijft bij een terroristische dreiging bevoegd, maar moet dan wel overeenstemming bereiken met de Minister van Justitie. De doorzettingsmacht voor Justitie geldt indien overleg of overeenstemming gezien de urgentie niet meer tot de mogelijkheden behoort. Het wachten is thans (juli 2005) op het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel.
Raad voor de Scheepvaart
Verenigde Naties Europese Unie NAVO
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Binnenlandse Zaken en
Defensie
Justitie
Financiën
Koninkrijksrelaties
Departementaal Coördinatiecentrum
NCC
LOCC
DOC
DCC
DCC
KLPD
Provincie
KWC
College van
Douane
Econo-
LNV
VROM
Buiten-
mische
landse
Zaken
Zaken
DCC
DCC
DCC
DCC
VWS
DCC
Crisisbeheersing (DCC-V&W)
RWS
IVW
Staats-
LNV
VROM
Regionale
Toezicht-
KVNR
Reders
Water-
Procureurs
toezicht op
Regio-
Inspectie-
(kust)
eenheid
politie
Generaal
de mijnen
directie
dienst
Diensten
Zeescheep-
OM
Post
Visserij
Diploma-
sector
tieke post
vaart
Object-
Nautische
Koop-
beheerder
beheerder
vaardij
Bagger
Loods-
Branche-
wezen
organisaties
Brandweer
Gemeente
KNRM
Politie
(hoofd)
Ambulance
Officier van
diensten
Justitie
GHOR
Landelijk
Gemeentelijk haven-
parket
Offshore industrie
bedrijf
Zeescheepvaart, haven en noordzee: netwerkkaart
97
Zeescheepvaart, haven en noordzee: netwerkkaart
98
Binnenvaart
Binnenvaart
Binnenlandse
Justitie
Buitenlandse
Zaken en
Defensie
Economische
Zaken
Landbouw,
Zaken
Natuur en
Koninkrijks-
Voedselkwaliteit
relaties LOCC
NCC
DCC
DCC
DOC
DCC
DCC
Waterschap
Interdepartementaal overleg
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing -Verkeer & Waterstaat (DCC-V&W)
Onderzoeksraad voor Veiligheid
Minister STAS SG/PSG
DG Transport en Inspectie Verkeer Luchtvaart
KLPD
DGP Veiligheid
DG RWS
V&W
en Waterstaat
en Infrastructuur
Producten en
Directie
(IW)
markt
Netwerken
Communicatie
Waterpolitie
Zeehavenpolitie Rotterdam Centrale
Branche-
IVW
Rijnvaart
organisaties
Toezichteenheid
Gemeentelijk
Rijkswaterstaat
Schelde
Binnenvaart
havenbedrijf
Regionale
Commissie /
Kustwacht-
Dienst
Eems-Dollard
centrum
commissie
Commissie
Binnenvaart-
District
Verkeersposten
schippers
Binnenvaart: netwerkschema
99
Binnenvaart: netwerkschema
100
probleemveld
maatregel
Ongevalsbestrijding
1 A
Informatie melding/informatie algemeen
instantie
wettelijke basis
1
1
A1 A2 A3
B
melding kapitein/schipper algemeen
B
C
melding voorval gevaarlijke stoffen
C
D
melding technische staat schip
D
E1
melding i.v.m. ongevalsonderzoek
E1
E2
idem ongeval met gevaarlijke stoffen
E2
F
berichten aan de scheepvaart (stremmingen) informatie over stremmingen aan beheerders melding waterverontreiniging, zie waterkwaliteit
F
G H
Binnenvaart: verantwoordelijkheden
G H
een ieder aan burgemeester burgemeester aan bevolking, Hfd.OvJ, CdK, min. BZK en Prov. St. burgemeester, CdK, min. BZK onderling kapitein/schipper aan nautisch beheerder (verkeersdienst) of aan politie
A
art. 11b, 11a, 14 Wet rampen en zware ongevallen
B
vervoerder en ieder ander die de lading tijdens het vervoer onder zich heeft, aan IVW verkeersdienst of politie aan IVW/ Toezichteenheid Binnenvaart kapitein en exploitant van het schip aan Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv) IVW/Toezichteenheid Binnenvaart aan Ovv RIZA
C
art. 1.15 en 1.17 Binnenvaartpolitiereglement (BPR); en Rijnvaartpolitiereglement (RPR); art. 51 Scheepvaartreglement Westerschelde; art. 43 Scheepvaartreglement Kanaal Gent-Terneuzen; art. 27 Scheepvaartreglement Eemsmonding art. 47 Wet vervoer gevaarlijke stoffen
D
art. 7 Binnenschepenwet
E1
art. 9 Besluit onderzoeksraad voor veiligheid
E2
nautisch beheerders aan andere nautisch beheerders aan kwaliteitsbeheerder, zie waterkwaliteit
G
art. 9 Besluit onderzoeksraad voor veiligheid art.1, lid 1, onder h en j, Scheepvaartverkeerswet geen
H
zie waterkwaliteit
F
101
102
Binnenvaart: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Ongevalsbestrijding
2
(vervolg)
A B C1
C2
C3
C4
D1 D2 E
3
instantie
wettelijke basis
Maatregelen verkeersaanwijzing, zie 4 redding (voor search en rescue Waddenzee etc. zie zeevaart/havens) opperbevel ongevallen waarbij brandweer een taak heeft (alle bevelen ter voorkoming, beperking en bestrijding) bevel bij rampen of zware ongevallen dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan (alle bevelen en voorschriften ter beperking van gevaar) (afwijking van andere wetten mogelijk) opperbevel bij ramp of zwaar ongeval dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan aanwijzingen bij ramp of zwaar ongeval (van meer dan plaatselijke betekenis resp. bij dringend algemeen belang) dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan opruimen obstakel
2
2 A
B
nautisch beheerder, zie 4 operationele diensten gemeente
C1
burgemeester
C1
zie 4 (Brandweerwet 1985, Politiewet 1993, Wet ambulancevervoer) art. 173 Gemeentewet
C2
burgemeester
C2
art. 175 en 176 Gemeentewet
C3
burgemeester
C3
art. 11 Wet rampen en zware ongevallen
C4
CdK aan burgemeesters, resp. min. BZK aan CdK
C4
art. 12 en 13 Wet rampen en zware ongevallen
D1
vaarwegbeheerder
D1
opruimen wrak maatregelen verontreiniging, zie waterkwaliteit
D2
vaarwegbeheerder zie waterkwaliteit
D2
E
E
art. 2 jo 7 Wet beheer rijkswaterstaatswerken (WBR) Wrakkenwet zie waterkwaliteit
kernongeval nucleair schip, zie zeevaart/havens
3
zie zeevaart/havens
3
zie zeevaart/havens
A
B
probleemveld
maatregel
instantie
wettelijke basis
Verkeer
4
4
4
Vervoer
A
verkeersaanwijzing
A
A
hiërarchische relatie; art. 38, lid 1, Scheepvaartverkeerswet: toepassing t.b.v. uitwendige veiligheid (defensie)
B
nautisch beheerder (HID RWS, directeur Havenbedrijf R’dam NV, provincie, waterschap, cdt. Maritieme middelen Den Helder) en politie zie 10 en 12
B
verkeersaanwijzing i.v.m. toestand lading en toestand schip, zie 10 en 12
B
zie 10 en 12
5
afwijking regels Scheepvaartverkeerswet
5
amvb (voordracht min. V&W)
5
art. 38, lid 2 en 3, Scheepvaartverkeerswet
6
verkeer/gebruik havens, zie zeevaart/havens
6
zie zeevaart/havens
6
zie zeevaart/havens
7
vervoersovereenkomst
7
een ieder
7
algemeen overeenkomstenrecht
8
vervoerplicht (zonodig afwijking mogelijk van aantal bijzondere wetten)
8
min. V&W (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk)
8
art. 10 Vervoersnoodwet en art. 3 van die wet
9
vergunningstelsel vervoer (zonodig afwijking mogelijk van aantal bijzondere wetten)
9
min. V&W (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk
9
art. 8 Vervoersnoodwet en art. 3 van die wet
10
Vervoer gevaarlijke stoffen verbod vervoer
10
A B
tijdelijke ontheffing verbod
B
C
afwijken regels i.v.m. militaire belangen
C
Binnenvaart: verantwoordelijkheden
A
10
min. V&W / IVW Toezichteenheid Binnenvaart nautisch beheerder: min. V&W, GS, B&W KB/min. Def.
B
art. 26 juncto 27 Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS) art. 28 WVGS;
C
art. 60 WVGS
A
103
104
Binnenvaart: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Vervoersmiddelen
11
melden houder vervoermiddel, onderhoud, registratie e.d.
12
11
min. V&W (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk)
12
wettelijke basis 11
vaarverbod i.v.m. toestand schip
A
IVW Toezichteenheid Binnenvaart; Arbeidsinspectie
A
B
tijdelijke toestemming voor korte verplaatsing (certificaat van onderzoek) algemene afwijking regels Binnenschepenwet
B
IVW Toezichteenheid Binnenvaart
B
C
amvb (voordracht min. V&W en min. SZW)
C
13 A B1 B2
C
13
aanwijzing organisaties verkeersbegeleiding idem voor zover niet RWS aanwijzingen bij ramp of zwaar ongeval (van meer dan plaatselijke betekenis resp. bij dringend algemeen belang) dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan aanwijzingen infrastructuur (zonodig afwijking mogelijk van andere wetten)
art. 9, 12, 16, 17 Vervoersnoodwet en art. 3 van die wet
12
A
C
Infra
instantie
art. 2.13 Reglement onderzoek schepen op de Rijn; art. 9 Binnenschepenwet art. 2.11 Reglement onderzoek schepen op de Rijn; art. 8 Binnenschepenwet art. 56a idem
13
A
HID (intern)
A
nvt (eigen organisatie)
B1
burgemeester (intern) CdK aan burgemeesters, resp. min. BZK aan CdK
B1
nvt (eigen organisatie) art. 12 en 13 Wet rampen en zware ongevallen
min. V&W aan beheerder van infrastructuur (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk)
C
B2
C
B2
art. 13 Vervoersnoodwet en art. 3 van die wet
probleemveld
maatregel
instantie
wettelijke basis
Inbreuk openbare orde (blokkade, bezetting kunstwerk e.d.)
14
14
14
Vordering algemeen m.u.v. zeeschepen
Internationaal overig
verkeersaanwijzing (passend binnen art. 3 SVW), zie 4A handhaving openbare orde: politieoptreden/(alle) bevelen die nodig zijn voor de handhaving van de openbare orde; idem geven van voorschriften
A
zie 4A
A
zie 4A
B
politie/burgemeester
B
art. 2 Politiewet 1993/art. 172, 175, 176 Gemeentewet
15
vordering eigendomsrecht en gebruiksrecht
15
alle ministers in overeenstemming met min. EZ, met mogelijkheid machtiging; ook mandaat mogelijk aan zgn. rijksheren die hun taak zoveel mogelijk uitoefenen na overleg CdK
15
art. 3a Vorderingswet en art. 4 en 5 van die wet; art. 2 en 3 Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving
16
embargo
16
amvb (voordracht min. BZ)
16
Sanctiewet 1977
17
overleg bij afwijken EU-recht
17
lidstaat
17
art. 297 EU-Verdrag (overlegbepaling, veronderstelt ongeschreven afwijkingsmogelijkheid, ook voor andere buitengewone omstandigheden)
A B
Binnenvaart: verantwoordelijkheden
105
106
Binnenvaart: verantwoordelijkheden
cursief: inwerkingstelling bij KB ingeval van buitengewone omstandigheden (met name o.g.v. art. 2 Vervoersnoodwet art. 37 Scheepvaartverkeerswet, art. 59 Wet vervoer gevaarlijke stoffen en art. 3 Vorderingswet), tenzij urgentie onverwijlde inwerkingstelling noodzakelijk maakt (dan: o.g.v. ongeschreven noodrecht). O.g.v. art. 21 Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) kunnen ingeval van buitengewone omstandigheden eveneens de artikelen 22 t/m 24 Wrzo bij KB in werking worden gesteld. Deze artikelen komen in het kort neer op: - aanwijzingsbevoegdheid van CdK aan burgemeester (en van Min. BZK via CdK aan burgemeester) bij ramp of zwaar ongeval; - uitoefening van Wrzo-bevoegdheden van CdK en burgemeester door Min. BZK; - toegang van bepaalde functionarissen tot elke plaats voorzover nodig voor vervulling taak. Ook maken de artikelen 7, lid 1 en 8, lid 1, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (bij de beperkte noodtoestand resp. de algemene noodtoestand) inwerkingstelling bij KB mogelijk van een aantal noodbevoegdheden in diverse wetten.
NB.: • aanwijzing’ = opdracht, bevel. • N.a.v. de punten 8, 9, 11, 13c en 15: de in de artikelen 8 t/m 17 Vervoersnoodwet en 3a Vorderingswet omschreven noodbevoegdheden kunnen bij mandaatverlening ook door zgn. rijksheren worden uitgeoefend in een bepaald gebied (art. 27 Vervoersnoodwet en art. 16 Prijzennoodwet juncto 3a Vorderingswet) (echter deze rijksheren moeten eerst bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen) (zie voor rijksheren meer uitvoerig het hoofdstuk ‘rijksheren’, 6.7). • Het kabinet is op 24 juni 2005 akkoord gegaan met een voorstel van wet, genaamd Wet doorzettingsmacht terrorismebestrijding, in hoofdzaak inhoudend dat bij dreiging van een terroristisch misdrijf de Minister van Justitie als coördinerend minister voor terrorismebestrijding uiteindelijk de doorslaggevende bevoegdheid heeft om maatregelen te treffen, evt. met bevoegdheden die op het terrein van andere ministers liggen. Ook de vakminister blijft bij een terroristische dreiging bevoegd, maar moet dan wel overeenstemming bereiken met de Minister van Justitie. De doorzettingsmacht voor Justitie geldt indien overleg of overeenstemming gezien de urgentie niet meer tot de mogelijkheden behoort. Het wachten is thans (juli 2005) op het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel
Onderzoeksraad voor de
Centrale Rijnvaart commissie
Veiligheid
Schelde Commissie
Crisiscoördinatiecentra buurlanden
Verenigde Naties Europese Unie
Eems-Doll Commissie
NAVO
Donau Commissie
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Binnenlandse Zaken en
Defensie
Justitie
Financiën
Koninkrijksrelaties
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing
NCC
LOCC
DOC
DCC
DCC
Provincie
Kustwacht-
(OM)
Douane
centrum
College van
Buitenlandse
Economische
Zaken
Zaken
DCC
DCC
LNV
DCC
(DCC)
IVW
RWS
Water-
KLPD
Toezicht-
Regionale Dienst
schap
Waterpolitie
eenheid
procureurs
Binnenvaart
Generaal
Brancheorganisaties
District
Verkeersposten
Bedrijven
Brandweer
Gemeente
Politie
KNRM
(hoofd)
Diplomatieke
Officier van
post
Ambulance
Justitie
diensten
Landelijk
GHOR
Gemeentelijk
Economisch
LNV
commissaris
Regiodirectie
Visserijsector
parket
havenbedrijf
Binnenvaart: netwerkkaart
107
Binnenvaart: netwerkkaart
108
Spoor
Spoor
Binnenlandse
Justitie
Zaken en
Buitenlandse
Defensie
Zaken
Economische
LNV
Zaken
Koninkrijksrelaties LOCC
NCC
DCC
DCC
DOC
DCC
DCC
Interdepartementaal overleg
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing -Verkeer & Waterstaat (DCC-V&W)
Onderzoeksraad voor Veiligheid Minister STAS
DG Transport en
DGP Veiligheid
Inspectie Verkeer
V&W
DG RWS
SG/PSG
Luchtvaart
en Infrastructuur
en Waterstaat
Directie
Producten en
markt
(IVW)
Communicatie
Netwerken
CMK Betuweroute Prorail
KLPD
Spoor: netwerkschema
Vervoerders
SMC
Infraspeed
IVW
Rijkswaterstaat
Toezichteenheid
Regionale
Rail
Dienst
Ned Train
District
109
Spoor: netwerkschema
110
probleemveld
maatregel
Ongevalsbestrijding
1 A
Informatie melding/informatie algemeen
instantie
wettelijke basis
1
1
A1 A2 A3
B
melding voorval gevaarlijke stoffen
B
C
C
E1
melding bodemverontreiniging melding waterverontreiniging melding i.v.m. ongevalsonderzoek
E2
idem ongeval met gevaarlijke stoffen
E2
2
Maatregelen verkeersaanwijzing, zie 3 redding
2
opperbevel ongevallen waarbij brandweer een taak heeft (alle bevelen bevel bij rampen of zware ongevallen dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan (alle bevelen en voorschriften ter beperking van gevaar) (afwijking van andere wetten mogelijk
D
A B C1 C2
Spoor: verantwoordelijkheden
D E1
een ieder aan burgemeester burgemeester aan bevolking, Hfd.OvJ, CdK, min. BZK en Prov. St. burgemeester, CdK, min. BZK onderling vervoerder en ieder ander die de lading tijdens het vervoer onder zich heeft, aan IVW aan GS aan waterkwaliteitsbeheerder exploitant van het railvoertuig, verkeersleiding en beheerder van de railweg, aan Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv) IVW Toezichteenheid Rail aan Ovv
A
art. 11b, 11a, 14 Wet rampen en zware ongevallen
B
art. 47 Wet vervoer gevaarlijke stoffen
C
art. 27 Wet bodembescherming zie waterkwaliteit art. 9 Besluit onderzoeksraad voor veiligheid
D E1
E2
art. 9 Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid
2 A
B
zie 3 operationele diensten gemeente
C1
burgemeester
C1
zie 3 (Politiewet 1993, Brandweerwet 1985, Wet ambulancevervoer) art. 173 Gemeentewet
C2
burgemeester
C2
art. 175 en 176 Gemeentewet
A
B
111
112
Spoor: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Ongevalsbestrijding
C3
wettelijke basis
C3
burgemeester
C3
art. 11 Wet rampen en zware ongevallen
C4
CdK aan burgemeesters, resp. min. BZK aan CdK
C4
art. 12 en 13 Wet rampen en zware ongevallen
D1
Pro Rail Pro Rail
D
D2
opperbevel bij ramp of zwaar ongeval dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan aanwijzingen bij ramp of zwaar ongeval (van meer dan plaatselijke betekenis resp. bij dringend algemeen belang) dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan berging baanherstel
E
bestrijden verontreiniging
E
provincie (GS of CdK) (ook op verzoek van burgemeester en inspecteur staatstoezicht volksgezondheid); waterkwaliteitsbeheerder
E
netverklaring (art. 58 Spoorwegwet met o.a. calamiteitenplan Rail op basis waarvan nadere afspraken tussen beheerder spoorweginfrastructuur (Pro Rail) en vervoerder art. 30 ev Wet bodembescherming, waterkwaliteit zie aldaar
(vervolg) C4
D1
Verkeer
instantie
3 A
B
D2
3
verkeersaanwijzing (met het oog op een veilig en ongestoord gebruik van hoofdspoorwegen) stopzetten treinverkeer (‘staken dienst’) en, bij stopzetting, tevens verwijderen spoorwegmaterieel
3
A
regels bij of krachtens amvb
A
art. 65 Spoorwegwet
B
min. V&W; bij bevel van min. V&W tot verwijderen materieel wijst min. Def. de plaats(en) aan waarheen dat materieel moet worden vervoerd.
B
art. 99 Spoorwegwet
probleemveld
maatregel
Vervoer
4
vervoersovereenkomst
5 A
B
6 A B C
Vervoersmiddelen en infra
instantie 4 5
4
A
Vervoer gevaarlijke stoffen verbod vervoer
6 A
min. V&W/ IVW Toezichteenheid Rail
A
tijdelijke ontheffing verbod afwijken regels i.v.m. militaire belangen
B
min. V&W KB/min. Def.
B
B
C
min. V&W (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk) min. V&W (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk)
melden houder vervoermiddel, onderhoud, registratie e.d.
A
B
aanwijzingen bij ramp of zwaar ongeval (van meer dan plaatselijke betekenis resp. bij dringend algemeen belang) dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan aanwijzingen infrastructuur (zonodig afwijking mogelijk van andere wetten)
B
Spoor: verantwoordelijkheden
C
A
art. 10 Vervoersnoodwet en art. 3 van die wet
B
art. 8 Vervoersnoodwet en art. 3 van die wet
6
7
A
algemeen overeenkomstenrecht
5
vervoerplicht (zonodig afwijking mogelijk van aantal bijzondere wetten, w.o. Spoorwegwet) vergunningstelsel vervoer (zonodig afwijking mogelijk van aantal bijzondere wetten w.o. Spoorwegwet)
7
C
een ieder
wettelijke basis
C
art. 30 juncto 31 Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS) art. 32 WVGS art. 60 WVGS
7
min. V&W (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk) CdK aan burgemeester, resp. min. BZK aan CdK
A
art. 9, 12, 16 en 17 Vervoersnoodwet en art. 3 van die wet
B
art. 12 en 13 Wet rampen en zware ongevallen
min. V&W aan beheerder van infrastructuur (bij uitvoering militaire taak: min. V&W en min. Def. gezamenlijk)
C
art. 13 Vervoersnoodwet en art. 3 van die wet
113
114
Spoor: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Vervoersmiddelen
D
D
min. Def.
D
art. 100 Spoorwegwet
E
de minister wie het aangaat
E
art. 101 Spoorwegwet
F
min. Def. in overeenstemming met min. V&W, aan een spoorwegonderneming en de beheerder
F
art. 102 Spoorwegwet
Demonstratie/bezetting verkeersaanwijzing handhaving openbare orde: politieoptreden/(alle) bevelen die nodig zijn voor de handhaving van de openbare orde; idem geven van voorschriften
8
9 10
E F
Inbreuk openbare orde e.d.
8 A B
A B
Vordering algemeen
wettelijke basis
onbruikbaar maken spoorweginfrastructuur vorderen gebruik materieel en infrastructuur aanwijzingen betr. de uitvoering van werkzaamheden
en infra (vervolg)
instantie
11
8 A
B
zie 3A politie/burgemeester
B
zie 3A art. 2 Politiewet 1993/art 172, 175, 176 Gemeentewet
bezetting bouwplaats, zie 8B
9
zie 8B
9
zie 8B
Kaping algemene afhandeling verkeersaanwijzing
10
vordering eigendomsrecht en gebruiksrecht
11
A
A B
10
min. Justitie zie 3A
A
b zie 3A
alle ministers in overeenstemming met min. EZ, met mogelijkheid machtiging; ook mandaat mogelijk aan zgn. rijksheren die hun taak zoveel mogelijk uitoefenen na overleg CdK
11
art. 3a Vorderingswet en art. 4 en 5 van die wet; art. 2 en 3 Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving
probleemveld
maatregel
Internationaal overig
12
embargo
12
amvb (voordracht min. BZ)
12
Sanctiewet 1977
13
overleg bij afwijken EU-recht
13
lidstaat
13
art. 297 EU-Verdrag (overlegbepaling, veronderstelt ongeschreven afwijkingsmogelijkheid, ook voor andere buitengewone omstandigheden)
Spoor: verantwoordelijkheden
instantie
wettelijke basis
115
116
Spoor: verantwoordelijkheden
cursief: inwerkingstelling bij KB ingeval van buitengewone omstandigheden (met name o.g.v. art. 98 Spoorwegwet, art. 2 Vervoersnoodwet, art 59 Wet vervoer gevaarlijke stoffen en art. 3 Vorderingswet), tenzij urgentie onverwijlde inwerkingstelling noodzakelijk maakt (dan: o.g.v. ongeschreven noodrecht). O.g.v. art. 21 Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) kunnen ingeval van buitengewone omstandigheden eveneens de artikelen 22 t/m 24 Wrzo bij KB in werking worden gesteld. Deze artikelen komen in het kort neer op: - aanwijzingsbevoegdheid van CdK aan burgemeester (en van Min. BZK via CdK aan burgemeester) bij ramp of zwaar ongeval; - uitoefening van Wrzo-bevoegdheden van CdK en burgemeester door Min. BZK; - toegang van bepaalde functionarissen tot elke plaats voorzover nodig voor vervulling taak. Ook maken de artikelen 7, lid 1 en 8, lid 1, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (bij de beperkte noodtoestand resp. de algemene noodtoestand) inwerkingstelling bij KB mogelijk van een aantal noodbevoegdheden in diverse wetten.
NB.: • aanwijzing’ = opdracht, bevel. • N.a.v. de punten 5, 7a, 7c en 11: de in artikelen 8 t/m 17 Vervoersoodwet, en 3a Vorderingswet omschreven noodbevoegdheden kunnen bij mandaatverlening ook door zgn. rijksheren worden uitgeoefend in een bepaald gebied (art. 27 Vervoersnoodwet en art. 16 Prijzennoodwet juncto 3a Vorderingswet) (echter deze rijksheren moeten eerst bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen) (zie voor rijksheren meer uitvoerig het hoofdstuk ‘rijksheren’, 6.7). • Het kabinet is op 24 juni 2005 akkoord gegaan met een voorstel van wet, genaamd Wet doorzettingsmacht terrorismebestrijding, in hoofdzaak inhoudend dat bij dreiging van een terroristisch misdrijf de Minister van Justitie als coördinerend minister voor terrorismebestrijding uiteindelijk de doorslaggevende bevoegdheid heeft om maatregelen te treffen, evt. met bevoegdheden die op het terrein van andere ministers liggen. Ook de vakminister blijft bij een terroristische dreiging bevoegd, maar moet dan wel overeenstemming bereiken met de Minister van Justitie. De doorzettingsmacht voor Justitie geldt indien overleg of overeenstemming gezien de urgentie niet meer tot de mogelijkheden behoort. Het wachten is thans (juli 2005) op het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel.
Onderzoeksraad voor de Veiligheid
Crisiscoördinatiecentra buurlanden
Verenigde Naties Europese Unie NAVO
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Binnenlandse Zaken en
Defensie
Justitie
Koninkrijksrelaties
Buitenlandse
Econo-
Zaken
mische
LNV
Zaken
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing
NCC
LOCC
KLPD
Provincie
DOC
DCC
DCC
DCC
DCC
(DCC-V&W)
Inspectie Verkeer en
RWS
Waterstaat
Regionale Diensten
Prorail
Spoorpolitie
(OM)
Economisch
LNV
College van
Commissaris
Regio
procureurs
directie
Generaal IVW Toezichtseenheid Rail
Branche-
Vervoerders
District
CMK
organisaties
Ned Train
Infraspeed
Brandweer
Gemeente
Politie
SMC
(hoofd)
Diploma-
Officier van
tieke post
Ambulance
Justitie
diensten
Landelijk
GHOR
Gemeen-
parket
telijk haven bedrijf
Spoor: netwerkkaart
117
Spoor: netwerkkaart
118
Luchtvaart
Luchtvaart
Binnenlandse
Justitie
Buitenlandse
Volksgezond-
Economische
Zaken
heid, Welzijn en
Zaken
Zaken en Koninkrijks-
Sport
VROM
Financiën
DOC
DCC
DCC
(offshore
relaties LOCC
Defensie
activiteiten)
NCC
DCC
DCC
DCC
DCC
Interdepartementaal overleg
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing -Verkeer & Waterstaat (DCC-V&W)
Onderzoeksraad
KLPD
voor Veiligheid
Luchtvaartpolitie
DG Transport en
Minister STAS
Inspectie Verkeer
V&W
DG RWS
Luchtvaart
SG/PSG
en Waterstaat
Directie
Producten en
(IVW)
Communicatie
Netwerken
European Civil Aviation
Rijkswaterstaat
Conference
Regionale
Joint Aviation
Luchtvaart-
Luchtverkeers-
Luchtvaart-
IVW
IVW
IVW
IVW
Authorities (JAA)
maatschappijen
leiding
terreinen
TE Luchtvaart
TE Luchtvaart
TE Luchtvaart
TE Luchtvaart
Nederland
havens en
technische
goederen-
operationele
(LVNL)
luchtruim
bedrijven
vervoer
bedrijven
International
Dienst
Civil Aviation Conference (ICAC)
Eurocontrol
Luchtvaart: netwerkschema
Militaire
Koninklijke
verkeersleiding
Marechaussee
Gemeente
IVW Gevaarlijke
Toeleveranciers
Stoffen (IGS)
luchtvaart
District
119
Luchtvaart: netwerkschema
120
probleemveld
maatregel
Ongevalsbestrijding
1 A
Informatie melding/informatie algemeen
instantie
wettelijke basis
1
1
A1 A2 A3
B B1
B2 B3
B4
bijzondere meldingsplichten*: Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
een ieder aan burgemeester burgemeester aan bevolking, Hfd.OvJ, CdK, min. BZK en Prov. St. burgemeester, CdK, min. BZK onderling
B1a LVNL
aan alle betrokkeninstanties (alarmering) B1b LVNL aan min. V&W (desgevraagd verstrekken inlichtingen) bij ongeval op luchthaven B2 gebruiker aan exploitant; exploitant aan min. V&W bij ongeval met luchtvaartuig dan wel B3 gezagvoerder of houder luchtvaartuig bij omstandigheden welke gevaar voor aan min. V&W onderscheidenlijk de luchtvaart opleveren gezagvoerder aan daarvoor in aanmerking komende luchtvaartautoriteiten ---B4 ----
A
art. 11b, 11a, 14 Wet rampen en zware ongevallen
B1a art.
6 Luchtverkeersreglement;
B1b art. B2 B3
B4
5.42 Wet Luchtvaart en LVNL informatiestatuut bijlage 5 art. 8 resp. 9, lid 3, Algemeen Luchthavenreglement art. 99 onderscheidenlijk 101 Regeling Toezicht Luchtvaart (RTL); JAR-OPS 1 en 3, art 420
----
* In de Tweede Kamer ligt thans (mei 2005) een wetsvoorstel implementatie richtlijn 2003/42/ EG inzake melding voorvallen (zgn. voorvallen-richtlijn), waaronder nog een algemene maatregel van bestuur en een regeling komen te hangen. In de algemene maatregel van bestuur en regeling zal worden bepaald welke bestaande meldingsplichten worden vervangen door de nieuwe algemene meldplicht, die grondslag zal vinden in het nieuwe art. 7.1 van de Wet luchtvaart.
Luchtvaart: verantwoordelijkheden
121
122
Luchtvaart: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Ongevalsbestrijding
B5
(vervolg)
B6
instantie
melding ongeval Noordzee melding ongeval gevaarlijke stoffen
B5
B7
C1
melding bodemverontreiniging melding waterverontreiniging Melding i.v.m. ongevalsonderzoek
C2
idem ongeval met gevaarlijke stoffen
C2
C3
melding i.v.m. strafrechtelijk onderzoek Melding aan betrokken andere landen ongeval
C3
beletten opstijgen buitenlands luchtvaartuig (zie 6) Melding om security-redenen melding dreigend gevaar door nietnaleving beveiligingsvoor-schriften luchtvaartterrein melding bijzonder gevaar voor luchtvaartterrein c.q. luchtvaar-tuigen
D2
B7 B8
D D1 D2 E E1
E2
B6
B8 C1
D1
E1
E2
wettelijke basis
LVNL aan KWC operator aan luchtvaartautoriteiten (in de praktijk aan IVW Toezichteenheid Luchthavens en Luchtruim) die doormeldt aan min. V&W) aan GS aan waterkwaliteitsbeheerder gezagvoerder en exploitant van het luchtvaartuig, de luchtverkeersdienst en, bij een ongeval op of bij een luchthaven, tevens de havenmeester, aan Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv) IVW Toezichteenheid Luchthavensen Luchtruim aan Ovv politie aan luchtvaartpolitie
B5
Onderzoeksraad voor veiligheid aan andere betrokken staten zie 6
D1 D2
art 5 Regeling Onderzoeksraad voor veiligheid art 73, lid 1, Luchtvaartwet
exploitant van luchtvaartterrein c.q. de betrokken luchtvaartmaatschappij e.a. aan de Commandant K-Mar min. Justitie aan exploitant luchtvaartterrein en/of luchtvaartmaatschappij
E1
art. 37 ae, lid 1, Luchtvaartwet
E2
art. 37 ad Luchtvaartwet
B6
B7 B8 C1
C2 C3
zie B1A art. 11 Regeling vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht; RTL deel 2097 en art. 6.60 en 6.61 Wet luchtvaart art 27 Wet bodembescherming zie waterkwaliteit art. 9 Besluit onderzoeksraad voor veiligheid
art. 9 Besluit onderzoeksraad voor veiligheid –
probleemveld
maatregel
Ongevalsbestrijding
2
(vervolg)
A B
3 A B C1
C2
C3
C4
D
instantie
wettelijke basis
Maatregelen (Noord)zee verkeersaanwijzing, sluiten luchtruim, zie 4, 7 verder: zie zeevaart/havens
2
2
Maatregelen land verkeersaanwijzing, sluiten luchtruim, zie 4, 7 redding
3
opperbevel ongevallen waarbij brandweer een taak heeft (alle bevelen ter voorkoming, beperking en bestrijding); bevel bij rampen of zware omgevallen dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan (alle bevelen en voorschriften ter beperking van gevaar) (afwijking van andere wetten mogelijk; opperbevel bij ramp of zwaar ongeval dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan aanwijzingen bij ramp of zwaar ongeval (van meer dan plaatselijke betekenis resp. bij dringend algemeen belang) dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan ----
Luchtvaart: verantwoordelijkheden
A B
verkeersaanwijzing, sluiten luchtruim, zie 4, 7 zie zeevaart/havens
A
zie 4, 7
B
art 1, lid 4, Wet bestrijding ongevallen Noordzee (Wet BON)
3
A
zie 4, 7
A
zie 4, 7
B
operationele diensten gemeente
B
C1
burgemeester
C1
(Politiewet 1993, Brandweerwet 1985, Wet ambulancevervoer) art. 173 Gemeentewet
C2
burgemeester
C2
art. 175 en 176 Gemeentewet
C3
burgemeester
C3
art. 11 Wet rampen en zware ongevallen
C4
CdK aan burgemeesters, resp. min. BZK aan CdK
C4
art. 12 en 13 Wet rampen en zware ongevallen
D
----
D
----
123
124
Luchtvaart: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
instantie
Ongevalsbestrijding
E
bestrijden verontreiniging
F
Luchthaventerrein of in onmiddellijke omgeving daarvan burgerluchthaventerrein
E
(vervolg)
FA
FA1 redding
Verkeer
ongevallen etc. verontreiniging
en operationele diensten gemeenten, zie 3B FA2 burgemeester, zie 3C FA3 exploitant en betrokken kwaliteitsbeheerder, zie 3E FB idem als FA (echter : basiscommandant i.p.v exploitant)
E
art. 30 ev Wet bodembescherming, waterkwaliteit zie aldaar
FA
art. 129, lid 1, 2, 3 en 4 RTL en idem onder b, c, d en e
FB
art. 2 RTL jo Luchtverkeersvoorschrift voor militaire vliegvelden en idem onder b, c en d en e
FA1 exploitant
FA2 opperbevel FA3 bestrijden
provincie (GS of CdK) (ook op verzoek van burgemeester en inspecteur staatstoezicht volksgezondheid); waterkwaliteitsbeheerder
wettelijke basis
FB
militair luchtvaartterrein
4
verkeersaanwijzing (‘luchtverkeersdienstverlening’)
4
LVNL
4
art. 5.12 Wet luchtvaart
5
verplichting toelaten luchtverkeer
5
exploitant luchtvaartterrein
5
art. 32 Luchtvaartwet en art. 8.25 Wet luchtvaart
probleemveld
maatregel
instantie
wettelijke basis
Verkeer (vervolg)
6
6
6
A
verbieden en beletten opstijgen luchtvaarttuigen
A
B
verbieden en beletten opstijgen van een specifiek vliegtuig (ivm securityaspecten)
B
7
sluiten luchtruim (beperken of verbieden): boven (delen van) NL om redenen van openbare orde en veiligheid en om andere dringende redenen (bij ministeriele regeling)
7
om reden van militaire noodzaak (bij ministeriele regeling) bij aanwijzing bij bevel (ingeval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen of zware ongevallen dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan)
B
aanwijzing aan LVNL m.b.t. verzorgen luchtverkeersbeveiliging in bijzondere omstandigheden
8
A
B C D
8
A
C D
door min. V&W aangewezen personen (havenmeester/assistent en IVW Toezichteenheid Luchthavens en Luchtruim). min. Justitie en/of Commandant KMar (zonodig kan min. Justitie de commandant K-Mar een aanwijzing geven)
A
art. 73, lid 1b Luchtvaartwet
B
art. 37 ae, lid 2 en 3, Luchtvaartwet
7
min. V&W t.a.v. burgerluchtverkeer (ook op verzoek burgemeester via luchtvaartpolitie aan min.V&W via LVNL) (zie de uitgewerkte interne procedure hieromtrent)* min. Def. t.a.v. burgerluchtverkeer
A
art. 5.10 lid 1 Wet luchtvaart
B
art. 5.10 lid 2 Wet luchtvaart
min. V&W of min. Def., zie 9A en 9B burgemeester (echter pas als overleg met min. V&W resp. min. Def. niet de door burgemeester gewenste maatregel heeft opgeleverd)
C D
zie 9A en 9B art. 175 Gemeentewet (juncto Wet luchtvaart)
min. V&W in overeenstemming met min. BZK en min. Def.
8
art. 9.1 Wet luchtvaart
* Hieraan wordt de laatste hand gelegd (stand van zaken: juli 2005)
Luchtvaart: verantwoordelijkheden
125
126
Luchtvaart: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Verkeer
9
(vervolg)
aanwijzing aan LVNL (concrete gevallen, bijv. prioritering)
instantie
wettelijke basis
9
9
A B
Vervoer
10
vervoersovereenkomst
10
11
vervoerplicht
11 A B
min. V&W aan LVNL (in overeenstemming met min. Def.) min. Def. aan LVNL (ingevolge bijzondere procedure: eerst min. V&W verzoeken om aan Defensie-behoefte te voldoen, tenzij dringende omstandigheden
A
art. 9.3 juncto 1.4 Wet luchtvaart
B
art. 9.4 juncto 9.7 Wet luchtvaart
een ieder
10
algemeen overeenkomstenrecht
11
min. V&W aan houders luchtvaartuigen min. Def. aan houders luchtvaartuigen (ingevolge bijzondere procedure: eerst min. V&W verzoeken om aan Defensiebehoefte te voldoen, tenzij dringende omstandigheden)
A
art. 58 Luchtvaartwet
B
art. 59, lid 2, juncto 61a Luchtvaartwet
12
opdracht geven aan houders bewijs van bevoegdheid (brevet) e.d.
12
min. Def. aan houders van een brevet e.d. (ingevolge bijzondere procedure: eerst min. V&W verzoeken om aan Defensiebehoefte te voldoen, tenzij dringende omstandigheden)
12
art. 61 juncto 61a Luchtvaartwet
13
vervoer gevaarlijke stoffen: verbod vervoer; zie ook 6
13
IVW Toezichteenheid Luchthavens en Luchtruim: zie ook 6
13
art. 12 Regeling gevaarlijke stoffen door de lucht; zie ook 6
probleemveld
maatregel
Vervoersmiddelen
14
vliegverbod i.v.m. toestand luchtvaartuig
14
toezichthoudende ambtenaren (IVW Toezichteenheid Luchthavens en Luchtruim); zie ook 6
14
art. 11.2 lid 3 Wet luchtvaart en art. 73 ev. RTL; zie ook 6
Infra
15
tijdelijk sluiten luchtvaartterrein (geheel of voor soort
15
min. V&W
15
art. 35 Luchtvaartwet
16
Verzekering c.a.
instantie
16
A
vorderen beschikbaarstelling luchtvaartterreinen e.d. ten behoeve van de krijgsmacht
A
B
aanwijzing m.b.t. beheer en gebruik etc. van luchtvaartterrein e.d.
B
17
17
B
Garantstelling Noordzee: t.b.v. berging i.v.m. vrijmaken aanlooproute en t.b.v. opruiming (evt.) verontreiniging internationale luchtvaart
18
(her)verzekering molestrisico
A
Luchtvaart: verantwoordelijkheden
wettelijke basis
16
min. Def. aan houders luchtvaartuigen (ingevolge bijzondere procedure: eerst min. V&W verzoeken om aan Defensiebehoefte te voldoen, tenzij dringende omstandigheden) min. Def. aan rechthebbenden (ingevolge bijzondere procedure: eerst min. V&W verzoeken om aan Defensiebehoefte te voldoen, tenzijdringende omstandigheden)
A
art. 59 lid 3 juncto 61a Luchtvaartwet
B
art. 60 juncto 61a Luchtvaartwet
17
A
RWS Noordzee
A
geen (niet nodig)
B
min. V&W in overeenstemming metmin. Fin.
B
geen (niet nodig)
18
min. V&W in overeenstemming met min. Fin.
18
art. 2 en 4 Zee- en luchtvaartverzekeringswet
127
128
Luchtvaart: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Inbreuk openbare orde, beveiliging e.d.
19 A B B1 B2
20 A1 A2
B
21
Vordering algemeen
Kaping algemene afhandeling veiligheid luchtverkeer
instantie
wettelijke basis
19
19
A B
min. Justitie min. V&W (als lid van beleidsteamregering vz. min. Justitie), zie 7 en 15
sluiten luchtruim, zie 7 sluiten luchtvaartterrein, zie 15
-
B1
zie 7 art. 35 Luchtvaartwet (‘andere redenen’)
B2
Demonstratie/bezetting eerste respons handhaving openbare orde: politieoptreden/(alle) bevelen en voorschriften ter handhaving openbare orde, idem geven van voorschriften veiligheid luchtverkeer: sluiten luchtruim/luchthaven; aanwijzing LVNL
20
bezetting bouwplaats, zie 20A
22
A
20 A1
A2
exploitant, K-Mar politie/burgemeester
A2
art. 132 en 133 RTL, art. 6 Politiewet art. 2 Politiewet 1993/art. 172, 175, 176 Gemeentewet
B
min. V&W
B
zie 19B, 8 en 9
21
zie 20A
21
zie 20A
A1
22
A
vordering eigendomsrecht en gebruiksrecht
A
B
vorderen beschikbaarstelling luchtvaartterreinen e.d. ten behoeve van de krijgsmacht
B
22
alle ministers in overeenstemming met min. EZ, met mogelijkheid machtiging; ook mandaat mogelijk aan zgn. rijksheren die hun taak zoveel mogelijk uitoefenen na overleg CdK zie 16A
A
art. 3a Vorderingswet en art. 4 en 5 van die wet; art. 2 en 3 Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving
B
zie 16A
probleemveld
maatregel
Internationaal overig
23
embargo
23
amvb (voordracht min. BZ)
23
Sanctiewet 1977
24
overleg bij afwijken EU-recht
24
lidstaat
24
art. 297 EU-Verdrag (overlegbepaling, veronderstelt ongeschreven afwijkingsmogelijkheid, ook voor andere buitengewone omstandigheden)
Luchtvaart: verantwoordelijkheden
instantie
wettelijke basis
129
130
Luchtvaart: verantwoordelijkheden
cursief: inwerkingstelling bij KB ingeval van buitengewone omstandigheden (met name o.g.v. art. 57 Luchtvaartwet, 9.2 Wet luchtvaart en 3 Vorderingswet), tenzij urgentie onverwijlde inwerkingstelling noodzakelijk maakt (dan: o.g.v. ongeschreven noodrecht). O.g.v. art. 21 Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) kunnen ingeval van buitengewone omstandigheden eveneens de artikelen 22 t/m 24 Wrzo bij KB in werking worden gesteld. Deze artikelen komen in het kort neer op: - aanwijzingsbevoegdheid van CdK aan burgemeester (en van Min. BZK via CdK aan burgemeester) bij ramp of zwaar ongeval; - uitoefening van Wrzo-bevoegdheden van CdK en burgemeester door Min. BZK; - toegang van bepaalde functionarissen tot elke plaats voorzover nodig voor vervulling taak. Ook maken de artikelen 7, lid 1 en 8, lid 1, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (bij de beperkte noodtoestand resp. de algemene noodtoestand) inwerkingstelling bij KB mogelijk van een aantal noodbevoegdheden in diverse wetten.
NB.: • aanwijzing’ = opdracht, bevel. • N.a.v. punt 22: de in art. 3a Vorderingswet omschreven noodbevoegdheden kunnen bij mandaatverlening ook door zgn. rijksheren worden uitgeoefend in een bepaald gebied (art. 16 Prijzennoodwet juncto 3a Vorderingswet) (echter deze rijksheren moeten eerst bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen) (zie voor rijksheren meer uitvoerig het hoofdstuk ‘rijksheren’, 6.7). • Het kabinet is op 24 juni 2005 akkoord gegaan met een voorstel van wet, genaamd Wet doorzettingsmacht terrorismebestrijding, in hoofdzaak inhoudend dat bij dreiging van een terroristisch misdrijf de Minister van Justitie als coördinerend minister voor terrorismebestrijding uiteindelijk de doorslaggevende bevoegdheid heeft om maatregelen te treffen, evt. met bevoegdheden die op het terrein van andere ministers liggen. Ook de vakminister blijft bij een terroristische dreiging bevoegd, maar moet dan wel overeenstemming bereiken met de Minister van Justitie. De doorzettingsmacht voor Justitie geldt indien overleg of overeenstemming gezien de urgentie niet meer tot de mogelijkheden behoort. Het wachten is thans (juli 2005) op het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel.
European Civil
Euro-
European Air Safety Agency
Joint Aviation
Buitenlandse
Crisiscoördinatiecentra
Verenigde Naties
Aviation
control
(EASA)
Agency (JAA)
luchtvaart
buurlanden
Europese Unie
Organisation
autoriteiten
NAVO
(ECAO)
International Civil Aviation Organisation (ICAO)
Onder-
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Binnenlandse Zaken
zoeks-
en
raad
Koninkrijksrelaties
Justitie
Defensie
VROM
Finan-
Buiten-
ciën
landse
VWS
Economische
Zaken
Zaken
voor Veiligheid
Departement Coördinatiecentrum Crisisbeheersing
NCC
LOCC
DCC
DOC
DCC
(DCC-V&W)
Verzeke-
DCC
DCC
DCC
ringswezen
IVW
IVW
IVW
IVW
TE
TE
TE
TE
Goede-
Lucht-
Lucht-
ren-
havens
vaart
vervoer
en lucht-
tech-
opera-
ruim
nische
tionele
KNMI
Inspectie
Staats-
Regio-
RWS
Provincie
KLPD
College van
KMAR
KWC
mando
Com-
RIVM
Douane
Volks-
toezicht
Lucht-
nale
procu-
lands-
gezond-
op de
vaart
Dienst
reurs
strijd-
heid
mijnen
Generaal
krachten
bedrijven bedrijven
Toe-
Lucht-
Lucht-
leveran-
vaart-
vaart-
ciers
terreinen
LVNL
RWS District
Brand-
Gemeen-
(hoofd)
KMAR
Militaire
Militaire
Diplo-
weer
ten
Officier
district
verkeers-
lucht-
matieke
vaart-
post
maat-
Politie
van
schap-
Ambu-
Justitie
lance
Landelijk
diensten
parket
pijen
leiding
terreinen
GHOR
Luchtvaart: netwerkkaart
131
Luchtvaart: netwerkkaart
132
Buisleidingen
Buisleidingen
Binnenlandse
Justitie
Buitenlandse
Zaken en
VROM
Zaken
Koninkrijks-
Volksgezond-
Economische
heid, Welzijn en
Zaken
Defensie
Sport
relaties LOCC
NCC
DCC
DCC
DCC
DCC
DCC
DOC
Interdepartementaal overleg
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing -Verkeer & Waterstaat (DCC-V&W) Waterschap Minister STAS
DG RWS
DGG Directie
V&W
SG/PSG
Producten en
Algemeen
Directie
Netwerken
Beleid
Communicatie
Kustwachtcentrum
Stichting
Rijkswaterstaat
Rijkswaterstaat
Buisleidingen-
Regionale
Noordzee
straat
Dienst
Defensie
District
Pijpleidingen-
Leiding-
Grondeigenaren
eigenaren
organisatie
Buisleidingen: netwerkschema
133
Buisleidingen: netwerkschema
134
probleemveld
maatregel
Ongevalsbestrijding land en binnenwateren (incl. Waddenzee/ IJsselmeergebied/ Zuid-Hollandse en Zeeuwse wateren)
1 A
Informatie melding/informatie algemeen
instantie
wettelijke basis
1
1
A1 A2 A3
B C D
2 A B C1
C2
C3
melding bodemverontreiniging melding waterverontreiniging melding i.v.m. ongevalsonderzoek
B
Maatregelen eigen hulpverleningsmaatregelen hulpverlening;
2
opperbevel ongevallen waarbij brandweer een taak heeft (alle bevelen ter voorkoming, beperking en bestrijding) bevel bij rampen of zware ongevallen dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan (alle bevelen en voorschriften ter beperking van gevaar) (afwijking van andere wetten mogelijk) opperbevel bij ramp of zwaar ongeval dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan
Buisleiding: verantwoordelijkheden
C D
een ieder aan burgemeester (zo ook leidingeigenaar) burgemeester aan bevolking, Hfd.OvJ, CdK, min. BZK en Prov. St. burgemeester, CdK, min. BZK onderling aan GS aan waterkwaliteitsbeheerder exploitant van de buisleiding aan Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv)
A
art. 11b, 11a, 14 Wet rampen en zware ongevallen
B
art. 27 Wet bodembescherming zie waterkwaliteit art. 9 Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid
C D
2 A
B
leidingeigenaar/eigenaar leidingstraat operationele diensten gemeente
C1
burgemeester
C1
geen (Politiewet 1993, Brandweerwet 1985, Wet ambulancevervoer); art. 173 Gemeentewet
C2
burgemeester
C2
art. 175 en 176 Gemeentewet
C3
burgemeester
C3
art. 11 Wet rampen en zware ongevallen
A
B
135
136
Buisleiding: verantwoordelijkheden
probleemveld
maatregel
Ongevals-bestrijding
C4
C4
CdK aan burgemeesters, resp. min. BZK aan CdK
C4
art. 12 en 13 Wet rampen en zware ongevallen
D
D
land: provincie (GS of CdK) (ook op verzoek van burgemeester en inspecteur staatstoezicht volksgezondheid); water: waterkwaliteitsbeheerder
D
art. 30 ev Wet bodembescherming, waterkwaliteit zie aldaar
3
Informatie
3
bedrijf aan Staatstoezicht op de mijnen via KWC; KWC aan RWS Noordzee
3
geen
4
Maatregelen herstel
4
A B
opruiming
B
5
schaarste: (distributieregeling, individuele prestatieplicht aan ondernemer of vrije beroepsbeoefenaar)
5
(incl. Waddenzee/ IJsselmeergebied/ Zuid-Hollandse en (vervolg)
Ongevalsbestrijding Noordzee
Verkeer
wettelijke basis
aanwijzingen bij ramp of zwaar ongeval (van meer dan plaatselijke betekenis resp. bij dringend algemeen belang dan wel ernstige vrees voor ontstaan daarvan bestrijden verontreiniging
land en binnenwateren
Zeeuwse wateren)
instantie
A
4
bedrijf; toezicht min. EZ (Staatstoezicht op de mijnen) kwaliteitsbeheerder (RWS Noordzee)
A
(Mijnwet continentaal plat)
B
art. 35 Wet bodembescherming; art. 2 Organiek besluit Rijkswaterstaat
min. EZ (bij uitvoering militaire taak: min. EZ en min. Def. gezamenlijk bij individuele prestatieplicht)
5
art. 4 t/m 8 en 10a Distributiewet en art. 10c van die wet
probleemveld
maatregel
instantie
wettelijke basis
Vervoer
6
Vervoerplicht (bijv. prioritering): vervoerplicht regels m.b.t. vervoer distributiegoederen/individuele vervoerplicht aan ondernemer of vrije beroepsbeoefenaar
6
6
7
embargo
8
9
A B
Internationaal overig
Vordering algemeen
leidingeigenaar min. EZ (bij uitvoering militaire taak: min. EZ en min. Def. gezamenlijk bij individuele prestatieplicht)
A B
voorwaarden contract art. 7 en 10a Distributiewet en 10c van die wet
7
amvb (voordracht min. BZ)
7
Sanctiewet 1977
overleg bij afwijken EU-recht
8
lidstaat
8
art. 297 EU-Verdrag (overlegbepaling, veronderstelt ongeschreven afwijkingsmogelijkheid, ook voor andere buitengewone omstandigheden)
vordering eigendomsrecht en gebruiksrecht
9
alle ministers in overeenstemming met min. EZ, met mogelijkheid machtiging; ook mandaat mogelijk aan zgn. rijksheren die hun taak zoveel mogelijk uitoefenen na overleg CdK
9
art. 3a Vorderingswet en art. 4 en 5 van die wet; art. 2 en 3 Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving
Buisleiding: verantwoordelijkheden
A B
137
138
Buisleiding: verantwoordelijkheden
cursief: inwerkingstelling bij KB ingeval van buitengewone omstandigheden (met name o.g.v. art 22c Distributiewet en art. 3 Vorderingswet), tenzij urgentie onverwijlde inwerkingstelling noodzakelijk maakt (dan: o.g.v. ongeschreven noodrecht). O.g.v. art. 21 Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) kunnen ingeval van buitengewone omstandigheden eveneens de artikelen 22 t/m 24 Wrzo bij KB in werking worden gesteld. Deze artikelen komen in het kort neer op: - aanwijzingsbevoegdheid van CdK aan burgemeester (en van Min. BZK via CdK aan burgemeester) bij ramp of zwaar ongeval; - uitoefening van Wrzo-bevoegdheden van CdK en burgemeester door Min. BZK; - toegang van bepaalde functionarissen tot elke plaats voorzover nodig voor vervulling taak. Ook maken de artikelen 7, lid 1 en 8, lid 1, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (bij de beperkte noodtoestand resp. de algemene noodtoestand) inwerkingstelling bij KB mogelijk van een aantal noodbevoegdheden in diverse wetten.
NB.: • aanwijzing’ = opdracht, bevel. • N.a.v. de punten 5, 6b en 9: de in de artikelen 4 t/m 8 en 10a Distributiewet en 3a Vorderingswet omschreven noodbevoegdheden kunnen bij mandaatverlening ook door zgn. rijksheren worden uitgeoefend in een bepaald gebied (art. 10b Distributiewet en art. 16 Prijzennoodwet juncto 3a Vorderingswet) (echter deze rijksheren moeten eerst bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen) (zie voor rijksheren meer uitvoerig het hoofdstuk ‘rijksheren’, 6.7). • Het kabinet is op 24 juni 2005 akkoord gegaan met een voorstel van wet, genaamd Wet doorzettingsmacht terrorismebestrijding, in hoofdzaak inhoudend dat bij dreiging van een terroristisch misdrijf de Minister van Justitie als coördinerend minister voor terrorismebestrijding uiteindelijk de doorslaggevende bevoegdheid heeft om maatregelen te treffen, evt. met bevoegdheden die op het terrein van andere ministers liggen. Ook de vakminister blijft bij een terroristische dreiging bevoegd, maar moet dan wel overeenstemming bereiken met de Minister van Justitie. De doorzettingsmacht voor Justitie geldt indien overleg of overeenstemming gezien de urgentie niet meer tot de mogelijkheden behoort. Het wachten is thans (juli 2005) op het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel.
Crisiscoördinatiecentra buurlanden
Verenigde Naties Europese Unie NAVO International Civil Aviation Organisation (ICAO)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Binnenlandse Zaken en
Justitie
Koninkrijksrelaties
Econo-
VROM
SZW
VWS
Defensie
DCC
DOC
DCC
DCC
DOC
mische Zaken
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing
NCC
LOCC
DCC
KLPD
Provincie
(DCC)
RWS
RWS
Grond-
Stichting
College van
Staats-
Inspectie
Arbeids-
Kustwacht-
Regionale
Noordzee
eigenaren
Buis-
procureurs
toezicht op
Milieu-
inspectie
centrum
leidingen-
Generaal
de mijnen
hygiëne
(hoofd)
Offshore
Diensten
Waterschap
straat
RWS
Leidingeigenaren
District
Buisleidingen: netwerkkaart
Brandweer
Gemeente
Politie
Officier van
industrie
Ambulance
Justitie
specifieke
diensten
Landelijk
leiding-
GHOR
parket
eigenaren
139
Buisleidingen: netwerkkaart
140
Weer
Weer
Binnenlandse
VROM
Defensie
Zaken en
Economische Zaken
Koninkrijksrelaties LOCC
NCC
DCC
DOC
DCC
Interdepartementaal overleg
Luchtverkeers-
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing -Verkeer & Waterstaat (DCC-V&W)
Waterschap
leiding Nederland
Minister STAS
DG Transport en
DG RWS
SG/PSG
Luchtvaart
Producten en
DG Water
Directie
V&W
Netwerken
Communicatie
KNMI
Kustwachtcentrum
Rijkswaterstaat
RIKZ/SVSD
Regionale Dienst
Luchthavens
Weer: netwerkschema
District
Verkeersposten
Verkeersposten
Gemeentelijke
binnenvaart
zeevaart
havenbedrijven
141
Weer: netwerkschema
142
probleemveld
maatregel
Weerberichtgeving (incl. ijsgang)
1 A
B C
D
2 A B C
instantie
wettelijke basis
Algemeen weerbericht met het oog op de veiligheid van de NL-samenleving waarschuwingen gevaarlijk weer (o.a. verkeer, kleine scheepvaart, watersport)
1
1
publieksgerichte waarschuwingen (weeralarm) bij extreem weer. weerberichten bij weersafhankelijke calamiteiten (weer is indirect sturend b.v. bij gevaarlijke stoffen in de atmosfeer wind- en stormwaarschuwingen voor de scheepvaart in de Nederlandse Kustwateren, IJsselmeer, Waddenzee, Markermeer en Noordzee Bijzonder weerbericht windverwachting t.b.v. IJsselmeer, en Markermeer (WDIJ) opzetverwachting Nederlandse kust en meteorologische ondersteuning SVSD ijsgang (incl. zeehavens en aanvoergebieden
2
Weer: verantwoordelijkheden
A
art. 3 en 5 Wet op het KNMI
B
KNMI, d.t.v. Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) i.g.v. crisissituaties waarbij ‘opschaling’ aan de orde is aan CdK’s idem
B
idem
C
idem
C
idem
D
idem
D
idem
A
2
A
RIZA aan betrokken beheerders
A
B
RIKZ (SVSD) aan betrokken beheerders
B
art.15 Wet op de waterkering, art. 3 en 5 Wet op het KNMI idem
C
RIZA aan betrokken beheerders
C
idem
143
144
Weer: verantwoordelijkheden
cursief: inwerkingstelling bij KB ingeval van buitengewone omstandigheden, tenzij urgentie onverwijlde inwerkingstelling noodzakelijk maakt (dan: o.g.v. ongeschreven noodrecht). O.g.v. art. 21 Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) kunnen ingeval van buitengewone omstandigheden eveneens de artikelen 22 t/m 24 Wrzo bij KB in werking worden gesteld. Deze artikelen komen in het kort neer op: - aanwijzingsbevoegdheid van CdK aan burgemeester (en van Min. BZK via CdK aan burgemeester) bij ramp of zwaar ongeval; - uitoefening van Wrzo-bevoegdheden van CdK en burgemeester door Min. BZK; - toegang van bepaalde functionarissen tot elke plaats voorzover nodig voor vervulling taak. Ook maken de artikelen 7, lid 1 en 8, lid 1, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (bij de beperkte noodtoestand resp. de algemene noodtoestand) inwerkingstelling bij KB mogelijk van een aantal noodbevoegdheden in diverse wetten.
N.B.: • Het kabinet is op 24 juni 2005 akkoord gegaan met een voorstel van wet, genaamd Wet doorzettingsmacht terrorismebestrijding, in hoofdzaak inhoudend dat bij dreiging van een terroristisch misdrijf de Minister van Justitie als coördinerend minister voor terrorismebestrijding uiteindelijk de doorslaggevende bevoegdheid heeft om maatregelen te treffen, evt. met bevoegdheden die op het terrein van andere ministers liggen. Ook de vakminister blijft bij een terroristische dreiging bevoegd, maar moet dan wel overeenstemming bereiken met de Minister van Justitie. De doorzettingsmacht voor Justitie geldt indien overleg of overeenstemming gezien de urgentie niet meer tot de mogelijkheden behoort. Het wachten is thans (juli 2005) op het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel.
Internationale organisaties:
Europees Centrum voor Weersverwachtingen op de Middellange Termijn Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) Intergovermental Panel on Climate Change (IPC) Europees Meteorlogische Satellietnetwerk (Eurnesat)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Binnenlandse Zaken en
Defensie
Koninkrijksrelaties
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing
NCC
LOCC
Economische
VROM
Zaken
DOC
DCC
DCC
(DCC-V&W)
SVSD
RWS
KNMI
LVNL
Waterschap
Provincie
Regionale Dienst
Luchtmacht Meteorlogische Groep
District
Verkeersposten Zeevaart
Luchthavens
KLPD
Gemeente
Brandweer
Gemeentelijk
Politie
havenbedrijf
KWC
Ambulance diensten Verkeersposten
GHOR
binnenvaart
Weer: netwerkkaart
145
Weer: netwerkkaart
146
Index
Index
Afstemmingsoverleg Bewaking en Beveiliging 11-12 Alarmeringsprocedures 19 Bevoegdheden en verantwoordelijkheden Binnenvaart 101-106 Buisleidingen 135-138 Luchtvaart 121-130 Spoorvervoer 111-116 Waterkwaliteit 67-73 Waterkwantiteit 79-83 Weer 143-144 Wegvervoer 57-62 Zeescheepvaart, havens en Noordzee 89-96 Bevoegdheden DG 35 Bevoegdheden HID 36-40 Bevoegdheden IG 35 Bevoegdheden Rijksheren 41 Burgemeester 32-34, 38-40 Coördinatiegroep 14-16, 21, 28 Crisis 9-10, 15-16, 27-28, 43, 45-47, 50, 52 DCC-V&W 9, 13-29, 31-42, 44, 49 Departementaal Coördinatiecentrum 9, 13-18, 49, 51-52, 54
Directie Communicatie 14, 27-29 Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging 11 Eenheid Bewaking en Beveiliging 12 Evaluatiedriehoek 11-12 Instellingsbesluit 49-54 Interdepartementaal Beleidsteam 10, 13, 17 Korps Landelijke Politiediensten 11 Kustwacht/Kustwachtcentrum 17
Index
Leidraad Maatramp 46 Meldingscriteria 19 Ministerieel Beleidsteam 9, 11, 28 Nationaal Coördinatiecentrum 9-11, 28 Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging 12 Nationale Coördinator Terrorisme Bestrijding 12 Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming 9-10, 43, 49, 51
Nationaal Recherche Informatiecentrum 12 Nationaal Voorlichtingscentrum 9-11, 28 Noordzee 9, 13, 16-17, 34, 52-53 Ongevallen 31, 33-35, 38, 40, 46-47 Opschaling 14-17, 19, 27-29, 51 Opschalingsprocedures 19 Ramp 10, 31-34, 39, 43 Rijksheren 39, 41-42 Rijksministerraad Rijkswet 34-35 Regeringsnoodzetel 11 Safety 46 Security 46 Uitzonderingstoestanden 11, 45 Veiligheidsketen 13, 43 Vergaderschema 22 Vergaderschema Operationele Groep 20 Vergaderschema Coördinatiegroep 21 Vitale belangen 9, 44, 52 Vitale sectoren 44 Waterstaatswet 1900 31, 33, 40 Wet rampen en zware ongevallen 31, 34, 40
147
Index
148
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen