Archieven 4.7. Leiden, Hoogheemraadschap van Rijnland, archief van het Waterschap Groot Haarlemmermeer, waarin opgenomen het archief van het Polderbestuur van de Haarlemmermeerpolder1. 4.7.1. Haarlemmermeerpolder, Register van Inkomende stukken 1849 – 1853 No. 246
datum van 20 Oct. 1849 Hoofd. Ing. Beijerinck
inhoud Om berekening op te maken van de benoodigde brandstoffen en smeer
255
29 ,,
256
29 ,,
onderwerp Brandstof bij de stoomtuigen Opz.v Riessen Wanorde bij het personeel ,, ,,
303
24 Dec.
President
Personeel
304
30 ,,
,,
,,
Berigt wegens voorgevallene wanorde bij het personeel van het stoomtuig de Lijnden Om kennis te nemen van het voorgevallene, het noodige te doen voor het onderhoud der werking te berigten wegens de regeling van het personeel bij de stoomtuigen, Wildschut f 6.50 enz. Goedkeuring van het voorstel om Slingerland aan te stellen als stoker 2e kl. op f 6.50, Wildschut f 6.- en V.d Berg op f 5.-
30
14 Febr. 1850 Hoofd Ing Beijerinck
Boete
161
14 Oct.
Commissie
Verdieping Spaarne bij de Cruquius
2
6 Jan. 1851
President
Personeel
3
,,
132
29 Julij,,
153
25 Aug.
189
13 Oct.
Dat de boete wordt bepaald op f 6550.voor de Leeghwater, en f 9000.- voor de andere, voor de HH. V. Vlissingen op f 3536.-. toezending de retro acta om nader te onderzoeken en ten geschikten tijd peilingen te doen.
Regeling van het personeel der machinisten bij de stoomwerktuigen ten gevolge van het vertrek van Davey. ,, ,, Beschikking omtrent het personeel der sjouwers en stokers bij de stoomwerktuigen. Verscheidene Verscheidene informaties omtrent loopenzaken de zaken en eene conferentie aan de Cruquius dd. 31 Julij. Secr. Cie. Put bij de Adres van Joh. Schouten aannemer om bij v. Gennip Cruquius betaling f 338.50 voor onverwachte zwarigheden bij bovengemeld werk. ,, ,, Adres van Joh. Schouten aannemer bij onderh. contract ad f 387.50 voor de verruiming der put, verzoekende f 338.50 restitutie boven de bedongen som.
1
Het hele archief van het voormalige waterschap Groot Haarlemmermeer is in het najaar van 2006 overgebracht van Hoofddorp naar het archief van het Hoogheemraadschap van Rijnland te Leiden. Zie ook noot 153.
1
215
10 Nov.
,,
,,
227
2 Dec.
Hfd. Ing. lid Cie
,,
136
10 Mei 1852 Commissie
209 210 298 316 329 348 357
Om met den aannmer Schouten een contract op te stellen voor meerder uitgevoerd werk. Het contract met Schouten ad f 155.- bijbetaling wordt goedgekeurd.
Beambten Om de bijzondere tevredenheid te betuiaan de Cru- gen over de aan den dag gelegden ijver quius en bij de herstellingen aldaar. Lijnden 14 JulijPresident DienstbeVerschillende veranderingen in het stemmingen personeel en verhoogingen van bezolvan personeel diging. ,, ,, Voorgenomen De Heer President is voornemens op bezoek in den 15 Julij van de Lijnden door de polder polder naar de Cruquius te wandelen. 23 Oct. Pres. Comm. Personeel Missive betreffende veranderingen en verplaatsen van het personeel der stoomtuigen. 4 Nov. ,, ,, Missive van Heer President regelende de plaatsing en verhooging van tractement van eenige stokers. 13 ,, ,, ,, Missive van Heer President, handelende over de toepassing der straf op N. van Soest2. 5 Dec. ,, ,, Missive van den Heer President eenige inlichtingen vragende betreffende het personeel. 15 Dec. ,, ,, Missive regelende de dienst van eenige beamten aan de stoomtuigen en verhooging van bezoldiging .
64
18 Mrt. 1853 ,,
,,
109
2 Mei
Bussen ten dienste van het personeel
,,
Missive behelzende eenige vragen omtrent de waarneming der diensten door Van Riessen voor de questie. Missive waarbij aan den Heer Hoek magtiging wordt verleend tot het aanschaffen van bussen ten dienste der stoominrigtingen.
4.7.2. Haarlemmermeerpolder, Register van In- en Uitgaande stukken 1851 – 1857 No 232 226
datum van onderwerp inhoud ontvangen/ verzonden3 19 Mei 1851 Pres. Comm. Personeel Magtiging tot in dienststelling van G. Wiersma als 1e smid bij het atelier (o) 19 ,, Pres. Comm. Reglement Inzending van een gewijzigd reglement van dienst voor de werking der stoomtuigen (v)
2
zie ook Haarlem NHA 81 392 brief dd, 23 September 1850 no. 5880/ 3628. (trefwoord: Cruquius, den 18 September 1850 of 5880/ 3628). 3 Of de betreffende brief ontvangen of verzonden is, wordt weergegeven met o (ontvangen) of v (verzonden).
2
227
20 ,,
Commissie
Cruquius
247
7 Junij
,,
Personeel
277
1 Julij
,,
werking
278
,,
Pres. Comm. Comptabiliteit
310 378
2 Sept. 3 Nov.
,, Commissie
400
25 ,,
Hoofd. Ing.
3
2 Jan. 1852
4
,,
52
14 Febr.
Opz. P. de Leeuw Opz. A.A. Quanjer Commissie
95
20 Mrt.
107
29 ,,
Sub Comm. voor de werktuigen ,,
161
30 April
Commissie
181
10 Mei
,,
239
16 Junij
,,
325
12 Aug.
Sub Cie. werktuigen
4
Kennisgeving van een ontstaan gebrek aan eene der pompen (v) Toezending van afschrift der dispositie van den Minister, houdende benoeming of tractementsverhooging en ontslag, ter uitreiking enz. (o) Inzending van het maandelijksch berigt omtrent de werking der stoomtuigen (v) Inzending der betalingslijsten van het personeel bij den Cruquius en te Spaarndam en rekening der ontvangsten en uitgaven deswege (v). zie ook 277 (v) Goedkeuring op het voorstel vervat in no. 367, en magtiging tot de uitvoering (o)
werking rijweg naar den Cruquius vervoerbare Toezending van een geapprobeerd omtrent stoommachine contract ter uitreiking aan W. Lelieveld, wegens het maken eener houten loods over het vervoerbare stoomtuig bij den Cruquius (o) Seinen ,,
Kennisgeving van de in werkingstelling der seinmiddelen (v) ,, (v)
ketels van Voorstel tot verandering van de ketels bij den Cruquius den Cruquius (v) Cruquius Inzending van plan en begrooting van kosten tot het maken der werken voor de verbetering van het voedingswater (v) Cruquius Rapport omtrent van te nemen reparatiën aan de stoomketels en pompen en voorstel tot het ten uitvoer brengen van het plan vervat in no. 95 (v). ,, Uitvoering rapport wegens al het verrigtte werk, der reparatiën vernieuwing enz. van de pompen, ketels enz. van den Cruquius, gedaan gedurende de afdamming en drooghouding der put (v). Personeel Kennisgeving om aan het personeel bij den Cruquius de tevredenheid der Comm. mede te deelen, over hunne ijverige hulp bij de gedane herstellingen (o). ,, Berigt dat de Russchische Grootvorst den Cruquius heeft bezocht (v)4. Cruquius Verslag van de proefneming tot terugleiding van het condenstatie water naar den
zie ook Haarlem NHA 16 Junij 1852 no. 239. (trefwoord: de Cruquius, den 16 Junij 1852).
3
koudwaterbak (v). Dienstregeling bij de werken (v).
328
,,
330
18 Aug.
Elève Personeel Uilenbroek Pres. Comm. ,,
338
[…] ,,
,,
45 50
9 Febr. 1853 ,, 16 ,, ,,
Allerlei Ziekenfonds
375 376 377 378 379 380 381 382 383 384 385 386 387 388
Geldzaken, personeel enz. (o). Toezending van kwitanties voor geneeskundige diensten enz. aan de stoometablissementen te Spaarndam en Cruquius (v). 4 Mrt. B. Hagedoorn Steenkolen Aanvraag tot levering van 3000 mud Belg kolen voor den Cruquius (v). 4 April Commissie Inslag steen- Appt. met toezending eener acte van verkolen Crugunning tot inslag van 35000 mudden quius maatkolen (o). 24 Mei Pres. Comm. Personeel Omtrent de verhooging van weekgelden van eenen stoker en sjouwer bij den Cruquius en van een smeerjongen bij den Leeghwater alsmede voordragt van een tweeden sjouwer bij den Cruquius (v). 22 JulijLid der Cie Cruquius Verzoek om te berigten wanneer de put Van Heurs van het stoomtuig droog zal zijn om de pompbuizen eens na te zien (o). 31 JulijCommissie ,, Berigt omtrent den toestand der pompen enz. bij de droogvalling der fonderingsput (v). 24 Oct. Pres. Comm. Personeel Beschikkingen omtrent verhooging van bezoldiging, verplaatsingen enz., van eenige der beambten bij de stoomtuigen (o). 26 ,, A. Pearce ,, Kennisgeving der beschikking van de ,, E. Gilbert ,, Commissie wegens verhooging van be,, J.G. Starck ,, zoldigingen, verplaatsingen enz., bij de ,, Noordendorp ,, dienst der stoomtuigen zie no. 390. (v). ,, M.G. Beijerinck ,, ,, T. Monshouwer ,, ,, A. Oomens ,, ,, T. Snoeks ,, ,, Stortebeker ,, ,, Smith ,, ,, J. Uren ,, ,, A. Umans ,, ,, A.M. Vorstman ,, ,, A. Uren ,,
26
22 Jan. 1854 Commissie
Cruquius
75 116 168
253 262 390
Geldzaken
Benoeming, verwisseling van betrekking enz. van een gedeelte van het personeel bij de stoomtuigen (o). Inzending der betalingslijsten van het personeel te Spaarndam en bij den Cruquius (v).
Berigt omtrent het breken van de deksel
4
269
4 Julij
Sub Cie. werktuigen Directie de Atlas
,,
313
24 ,,
338
29 ,,
Commissie
Personeel
356
14 Aug.
,,
,,
331
4 Aug.
,,
Steenkolen
343
8 ,,
433
12 Oct.
Opz. Van Personeel Riessen en Van de Poll Pres. Comm. ,,
14
9 Jan. 1855
Pres. Comm. Personeel
36
24 ,,
,,
40
25 ,,
Lid van Heurs Cruquius
52
1 Febr.
Pres. Comm. Personeel
57
5 ,,
Directeur Atlas
65
6 ,,
Pres. Comm. Geneesk. dienst
90
20 ,,
Dir. Atlas
Opgave kosten
102
1 Maart
,,
85
15 Febr.
88
19 ,,
Sub Cie. werktuigen Starck, V. Riessen
ketels Cruquius ,,
stoomketels
,,
ketels Cruquius
Personeel
van eene der hijdraulik balkleppenkast (v). Voorstel tot ketelreparatiën enz. (v). Berigt van het niet voorhanden zijn van ketelplaten voor den Cruquius; doch dat dezelve besteld zijn (o). Verzoek van de geneesheer Bolkestein vragende verlenging van tijd tot bewoning van eene der huizen van het personeel bij den Cruquius (o). Kennisgeving dat aan de Geneeskundige Bolkestein zijn verzoek is toegestaan, tot bewoning van het door hem betrokken huisje bij den Cruquius (o). Aanvraag tot inslag van steenkolen voor den Cruquius en den Lijnden (v). Kennisgeving van de verplaatsing en benoeming van sjouwers bij de stoomtuigen (v). Voorstel tot het betalen der gratificatie toegezegd aan den chef machinist bij den Cruquius (v). Mutaties bij den Leeghwater en den Cruquius (v). Voordragt tot een stoker bij den Cruquius (v). Magtiging tot het doen vervaardigen van nog vier pompkettingen (o). Benoeming van een stoker en sjouwer bij den Cruquius (o). Inlichtingen wegens bezwaren omtrent den hoogen prijs van platen en ketelschroeven (o). Toezending van 2 brieven van den Hr. Langelaan5 klagen over de geringe belooning als geneesheer bij den Cruquius en vragende verhooging daarvan (o). Maken van een voedingsmachinetje voor de Leeghwater en verandering van ketels voor den Cruquius (o). Opgave der kosten voor het veranderen van twee ketels van den Cruquius (o). Voorstel tot verandering van twee der stoomketels (v). Kennisgeving van eenige mutaties enz. van de beamten bij de verschillende inrig-
5
zie ook archief Polderbestuur van de Haarlemmermeerpolder 1862 74, dd. 5 Februarij 1862 ( te gebruiken als trefwoord: Heemstede, 5 Februarij 1862 of Langelaan).
5
en Vd Poll Sub Cie. werktuigen ,,
113
8 Maart
ketels Cruquius stoomwerk-
128
14 ,,
97
24 Febr. 1856 Opz. Quanjer Cruquius
82
12 ,,
Pres. Comm. Personeel
99
24 ,,
Commissie
Cruquius
tingen (v). Nader berigt ten vervolge van no. 85 (v). Beantwoording van no. 113 en 114 (o). Berigt van een ongeval aan een’der pompen (o). Indienststelling van een sjouwer bij den Cruquius en een voordragt tot een tweeden sjouwer (v). Berigt van no. 97 (v).
Leiden, Hoogheemraadschap van Rijnland; voormaling Waterschap Groot Haarlemmermeer, waarin opgenomen het archief van het polderbestuur van de Haarlemmermeerpolder6 Rubriek XVIII dossier 3 Stichting de Cruquius 1 Uitgifte in recht van opstal (onderhandelingen daartoe en akte) 2 Bestuursvergaderingen/ bestuurssamenstellingen/ jaarverslagen 3 rapport Werkspoor inzake het onderzoek aan het stoomgemaal De Cruquius 1927-1933 4 gebouwen, uitweg, verzekering, steiger, visserij 5 voorlichting, pers, informatieverschaffing, ontvangsten, bezoek 6 subsidie, restauratie, rijkssubsidie, monumentenzorg, geldlening, schenkingen 7 bestek etc. maken fundatieblok tbv. opstelling van de machine van de Arkelse Dam 1950 9 lozing huishoud- en afvalwater op de polderboezem 10 diverse tekeningen 11 diversen 4.7.3. Index op het Register van Ingekomen stukken bij het Bestuur van den Haarlemmermeerpolder 1856 11: missive aan den Ingenieur Michaëlis dd. 3 Maart, met verzoek tot aanplakking van de bijgevoegde publicatiën, over de verkiezingen aan de stoomgemalen de Cruquius, de Lijnden en de Leeghwater (zie ook no. 17, berigt van ontvangst; niet aanwezig7.) 84: missive 13 Junij 1856 no. 35 3n. 36 aan de Heeren A) Foder en zoon en B). Hagedoorn en zoon te Amsterdam, waarbij aan den eerstgenoemden de levering van 3000 mudden Eng. en aan laatstgemelde die van 3000 mudden Belg. kolen wordt opgedragen; (n.a.). 85: 13 Junij, berigt dat de voorlopige inslag aan steenkolen onder Contiestelling aan de Cruquius is toegestaan 107: 19 Junij berigt dat C. Betlem sjouwer aan den Cruquius zijn ontslag tegen den 21 dezer; tegelijkertijd benoemd H. Brouwer 170: 27 Julij verzoek dat de gronden achter de Cruquius door krullen op ander ruig te mogen worden verbeterd alszijnde thans geheel onbruikbaar 424: 3 November inzake het ondersteuningsfonds; n.a.
6
Zie ook: noot 153. in het archief van het Waterschap Groot Haarlemmermeer/ Polderbestuur van de Haarlemmermeerpolder blijken meerdere documenten niet aanwezig te zijn. Waar dit is opgemerkt is dit met ,,n.a.” aangegeven. Dat wil niet zeggen dat het document er helemaal niet is. In 1876 en volgende jaren is incidenteel gebleken dat brieven die met elkaar verband houden en dus hetzelfde onderwerp betreffen bij elkaar zijn gevoegd (zgn. zakendossiers).
7
6
478: Op den 24 Junij 1856 Dijkgraaf en Heemraden inzake toezigt op de zandgronden achter de Cruquius; n.a. 488: 2 December De Ingenieur Michaelis te Haarlem, verzoek voor den levering van opzigt bij de zanddelving nabij de Cruquius; n.a. 498: 3 December De Hoofdopzigter berigt omtrent een gebroken luchtpomp aan de Cruquius; n.a. 558: 26 December opgave van hetgeen aan den Cruquius is geleverd ++ 1856 85 Ouder Amstel, 13 Junij 1856 No. 488 Aan: Heer Heeren Dijkgraaf Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem8 Ik heb de eer Uwe Edele bij deze in antwoord op de missive van 10 dezer no. 32 te berigten dat door den Heer Provincialen Directeur bij dispositie van 12 dezer n. 72 is toegestaan voorlopige opslag van steenkolen ten dienste van het stoomgemaal de Cruquius onder cautie stelling. Ik heb de Heer Ontvanger te Sloten hiervan geinformeerd De Ontvanger ++ 1856 107 Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem de Cruquius, den 19 Junij 1856 Cornelis Betlem, sjouwer aan den Cruquius, heeft zijn ontslag als zoodanig gisteren bij mij aangevraagd, in te gaan zes weken na den 23e dezer of met den 5den Augustus aanstaande. Ter vervanging van deze, heb ik de eer Uw Edel Gestr. voor te stellen mij te magtigen tot het in dienst stellen op den genoemden 5 Augustus en tegen een weekgeld van zes gulden, Hendrikus Brouwer, oud 18 jaar, een stevige knaap, bekend met het werk alhier te doen en oudste zoon van L. Brouwer, stoker aan den Cruquius. De Opzigter bij den Cruquius A.A. Quanjer ++ 1856 170 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Berkenrode, 27 Julij 1856
7
In antwoord op Uwe missive van 13 dezer n. 34, heb ik de eer Uw Ed. te melden dat het geheel boven mijne krachten ligt om renteloze voorschotten te geven tot algemeene verbetering der wegen in den polders, maar dat het alleen mijne bedoeling is geweest om uit overtuiging van de noodzakelijkheid dat de toegangen tot den polders spoedig bruikbaar behoren te zijn, en de toegangen van de zijde van Heemstede bij uitzondering en boven alle andere toegangen hoogst ongunstig is, daartoe des nodig hulps te verleenen. Uit uwe voormelde missive verneem ik echter tevens dat het uw voornemen is om aan Hoofdingelanden een voordragt te doen tot verbetering van die toegangen, en mijn voorstel zal alzo als vervallen kunnen worden beschouwd. Ik zoude dan ook hier kunnen eindigen, zoo ik niet van sommigen uwer had vernomen dat naar hunne meeningen onder toegangen alleen wordt verstaan de 25 of 30 ellen welke de dijk en berm beslaat, en niet zoo als hier het geval is de 300 Ellen zand, die de toegang tot op de bodem des Meers zoo geweldig belemmerd. Het zij mij vergund daarop aan te merken dat de dijk en berm bij Heemstede voldoende gehard is, en noch bij zomer noch bij winter gevaar voor doorzakken oplevert, en dat het derhalven ongerijmd schijnt om op dat punt uitgaven te doen, alleen op grond dat de slapheid der dijk en toegangsweg bij Halfweg of bij Aalsmeer, voorziening vordert. De toegang van Heemstede word (sic) echter door eene andere oorzaak dan de slapheid der gronden belemmerd; hier is het zand hetwelk dezelfde belemmering te weeg brengt, namelijk die de passage even zoo al niet meer mogelijk en bezwarend maakt: door deze plaatselijke belemmering weg te nemen (die uitsluitend op deze toegang drukt) zullen Uw Ed niet geacht worden uwe ingelanden ongelijkmatig te behandelen; het tegendeel zou waarheid zijn indien de overige toegangen in orde worden gebragt en deze onbruikbaar moest blijven. Wanneer een ieder uwer de handelwijze door Meer Commissie heeft gelaakt bij het zien van den ontredderden toestand van dit gedeelte des Meers, en bij de overweging van de kosten die het onderhoud van de Kruisvaart aldaar vordert, is het niet te geloven dat Uw Ed. die toestand zullen bestendigen. Het is geenzins mijne bedoeling dat aldaar al dadelijk eenen grint puin of klinker weg worde aangelegd; zulks kan geen plaats hebben voor en aleen (sic) de schotwallen der beide onverkochte perceelen, even als alle andere schotwallen geslegt zullen zijn; maar mijnen wensch en verzoek is alleen dat er door middel van krullen of andere ruigte, aan het zandspoor eene hardheid worde gegeven, die den toegang vergemakkelijkke, en alzo een bezwaar worde opgeheven dat uitsluitend op deze toegang kleeft. Wanneer die krullen op het zand, zoo als het zich nu bevind worden aangebragt, is het zeker dat men met weinig onkosten, veel kan doen, en dat zodanige weg (die afwateren kan) gedurende geruimen tijd in orde kan blijven. Ik vleije mij dat Uw Ed. mijn beleefd verzoek wel in nadere overweging zullen willen nemen en des nodigs ook aan de vergadering van Hoofdingelanden zullen willen mede deelen. Van Wickevoort Crommelin Ingeland des polders P.S. Indien de Sloterweg, of de IJweg aan de noordzijde van de Bennenbroekertogt en weg, zoo als waar schijnlijk is op enkele punten verzakt, en onbruikbaar word (sic), zullen Uw Ed toch wel niet van meening zijn dat eene voorziening op die enkele punten, een voorregt of faveur ten behoeve van een deel der ingelanden zal zijn. Zoo ook hier, de toestand van de weg in questie, is zoo wel bij zomer als bij winter, meer dan andere gedeelten der wegen, zeer bezwaarlijk.
8
++ 1856 558 Heemstede, 2 December 1856 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer U E hierbij toe te zenden eene opgaaf van al hetgeen sedert 9 Junij jl. voor het stoomwerktuig de Cruquius door verschillende leveranciers is geleverd, met overlegging tevens van de nota welke door de leveranciers bij de leveringen zijn overgelegd. 1 A. Castor te Amsterdam 2935 mud Engelsche maatkolen N.B. Is vermoedelijk betaald 2 B. Hagedoorn en Zoon te Amsterdam 3107 mud Belgische maatkolen 3 J.C. van Bemmelen te Haarlem 11334 mud Engelsche maatkolen; volg. aanneming ad f 4.- per 100 mud f 10453.96 De post genoemd bij sub no 2 is vermoedelijk geheel betaald en die onder no. 3 ten bedrage van ? 4 A. van der Leeuw en com. te Rotterdam 13084 mud Belgische maatkolen volg. aanneming ad f 88.33 per 100 mud f 11557.10 Hierop is betaald ? 5 L Sabelis te Haarlem voor een slijpsteen volgens nota f 6.30 6 W.G. Mann te Haarlem voor vet volg. nota f 3.60 7 Holst en Kooij te Amsterdam voor planting volg twee nota f 192.00 8 Munnich, Beeke en Comp. te Amsterdam voor persringen volg nota f 20.68 9 Maatschappij de Atlas te Amsterdam volg bijgaande drie nota’s f 752.09 10 C. Gerber en Zoon te Haarlem voor metaalen geleiders aan de pompzuigers volg. nota f 355.48 11 Meijer en Dijserinck voor steen, kalk en tras volg. nota f 116.80 12 W.H. Einsmann te Haarlem voor leder, volg. nota f 27.84 13 L.J. Enthoven en Comp. te ’s Hage voor 100 roosterstaven wegende 2078 pond ad f 0.10 f 207.80 Hiervan is geene nota ontvangen 14 C. van Bijleveld te Haarlem voor arbeidsloon voor de bekleding der pompzuigers f 32.15 ½ 15 G. Dijserinck en zoon te Haarlem voor talk, olie, volg. bijg. nota van 5 September 1856 f 361.34 NB. Deze rekening is vermoedelijk betaald daar zij niet gevoegd was bij de rekeningen die de Heeren Dijserinck en zoon aan U. E. voor eenige dagen toezonden volgens teruggaande rekening, mij door U. E. ten verificatiën toegezonden f 417.85 Te zamen f 24704.69 ½ Verder gaan hierbij terug de twee andere rekeningen van de Heeren Dijserinck en Zoon welke mij ook door U. E. waren toegezonden: Voor vet en olie geleverd aan den Leeghwater den Lijnden
f 530.14 f 699.22
9
H.: de voorwerpen in de hiervoor genoemde nota’s en rekeningen opgegeven, zijn in orde geleverd, zoodat de betaling van die leveringen kan plaats hebben voor zoo veel dat niet reeds is geschied. De hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1857 192: 9 Maart De Ingenieur Michaëlis te Gouda zendt in eene missive aan Z.E. den Minister van Binnenl. Zaken betrekking hebbende tot de regeling der zanddelving bij den Cruquius 296: L. Orts te Brussel geeft de voorwaarden op volgens welke hij wil overgaan tot verbetering der roosterstaven aan den Cruquius; n.a.. 521: opgave van het personeel dat aan de machines geneeskundige hulp erlangt 614: De ingenieur voor het Stoomwezen De Vries Robbé verzoekt naar aanleiding van een bezoek aan de stoomwerktuigen eenige opgegevene veranderingen aan te brengen 633: contracten aangegaan met drie partijen wegens herstellingen aan de stoomwerktuigen gedurende ’t jaar; n.a.. 635: algemeen reglement voor het dienstdoend personeel aan de stoomwerktuigen door den secretaris 642: De ingenieur voor het stoomwezen De Vries Robbé, doet eene uitnoodiging tot verbetering van het vervoerbaar stoomwerktuig tot drooghouding der funderingsput aan den Cruquius 1857 192 Gouda, den 9 Maart 1857 Droogmaking van het Haarlemmermeer No. 516 Onderwerp: zanddelving Aan: Het Polderbestuur van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer hierbij aan U Edelen toe te zenden eene missive van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, betrekking hebbende op de regeling der zanddelving bij den Cruquius. De Ingenieur van den Waterstaat Michaëlis ++ Ministerie van Binnenlandsche Zaken No. 131 3 Afdeeling Waterstaat
’s Gravenhage, den 18 Februarij 1857
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder
10
De wijze van voorziening door de Haarlemmermeer Commissie in overleg met Uwe vergadering voorgesteld, voor het weghalen der zandspecie uit den omtrek van den Cruquius, heeft tot bedenkingen geleid. Het Departement van Financiën is door mij geraadpleegd over de meest geschikte wijze waarop, eene legale wijze, het beoogde doel kon worden bereikt, uit hoofde en de onverkochte zandspecie, en de gronden waarop of waar langs de specie is opgelost, Rijkseigendom is. Van dat Departement dat heden door mij aan de afdoening wordt herinnerd is intusschen nog geen antwoord geworden. Ik heb de eer U hiervan naar aanleiding van Uw schrijven van 13 Februarij ll. no. 488/ 35 kennis te geven. De Minister van Binnenlandsche Zaken namens den Minister de Secretaris Generaal ++ 1857 521 Heemstede, 9 Augustus 1857 Aan: Wel Ed. Geb. Heer J.L. vd. Burch Dijkgraaf van den Haarl. meerpolder Wel Ed Geb Heer! De Personen welke uit het fonds geneeskundige behandeling ontvangen zijn: Leeghwater : 21 personen in 7 huisgezinnen Cruquius : 28 personen in 7 huisgezinnen Lijnden : 22 personen in 6 huisgezinnen Onder de boven gegeven getallen zijn begrepen al de kinderen welke bij het personeel inwonen. Met hoogachting Uw Ed. Geb. Dienst. Dienaar A. van Egmond ++ 1857 614 Stoomwezen No. 1277
Ede, 13 October 1857
Aan: De Edelachtbaren Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder
11
Ten gevolge van een voorlopig onderzoek van de stoomtuigen de Leeghwater, Cruquius en van Lijnden, heb ik de Eer ter voldoening aan het Koninklijk Besluit van 26 September 1833 (Staatsblad no. 58) U.E.Achtb. uit te noodigen: 1 Aan elke ketel aan te brengen, een afzonderlijk voedingspijp, hetwelk wel het geschikst achter nabij het stoomtuig zal kunnen aangebragt worden; opdat steeds onder het werken dagelijksch behoorlijk zoude kunnen doorgeblazen worden. 2 Een betere inrigting tot het filtreeren van het water 3 Wanneer het noodig is, (waaraan ik tot nog toe niet twijfel) steeds alle de ketels te gelijk te gebruiken, ten einde genoegzaam stoom tot het behoorlijk werken der stoomketels te erlangen, eer nog een paar stoomketels van genoegzame grootte bij te plaatsen, opdat er altijd gedurende de werking welke onafgebroken moet geschieden een paar waarlooze ketels te hebben, welke kunnen schoongemaakt en hersteld worden. De Ingenieur der 1e klasse voor het Stoomwezen A.H. de Vries Robbé ++ 1857 642 Stoomwezen No. 1374
Ede, 31 October 1857
Aan: De Dijkgraaf en Heemraden van de Haarlemmermeerpolder Weledele Heeren, Ten gevolge het onderzoek van het vervoerbaar stoomtuig dienende tot droogmaking van den funderingsput van de machine de Cruquius heb ik de Eer U uit te noodigen. De veer aan de hefboom van de groote veiligheidsklep te vervangen door een gewigt van 20,4 nw.p.; de kleine veiligheidsklep onmiddellijk te belasten met een gewigt van 57,5 nw.p. en af te sluiten in een kast met een hangslot; een looden pijp in den top der vuurplaats aan te brengen en de ankers welke vroeger langs in den ketel geplaatst waren, weder in te zetten en mij van de daarstelling te zenden. De Ingenieur der eerste klasse voor het stoomwezen A.H.. de Vries Robbé ++ 1858 94: Van de Commissaris des Konings in Noord Holland, berigt dat indertijd aan de Meer Commissie vergunning is verleend tot het gebruik van de stoomwerktuigen aan de Cruquius en de Lijnden en dat die vergunning moet worden overgedragen aan het polderbestuur 301: schrijven inzake het kleine stoomtuig aan de Cruquius 1858 94 no. 144/1537
Haarlem, 1 Maart 1858
Aan:
12
Heere Dijkgraaf & Heemraden van den Haarlemmermeerpolder In den jare 1852 zijn door het Departement van Binnenlandsche Zaken aan mijne ambtsvoorganger, ten behoeve der Commissie van beheer en toezigt over de droogmaking van het Haarlemmermeer, onder andere, de volgende acten van vergunning gezonden, voor het gebruik van: 1 het stoomtuig de Cruquius in de gemeente Heemstede 2 een vervoerbaar stoomtuig, bestemd, om desgevorderd, de funderingsput van de Cruquius droog te maken. 3 het stoomtuig de Lijnden in de gemeente Zuid Schalkwijk Zoolang die toestellen waren toevertrouwd aan de zorg eener Staats Commissie, wier technische leden belast waren met het naauwkeurig onderzoek, behoefden zij niet te worden begrepen in het nader onderzoek, dat aan de Ingenieurs voor het Stoomwezen is opgedragen. Dit is dan ook niet geschiedt. Nu evenwel de opgemelde toestellen aan uw Collegie zijn overgedragen, behooren zij niet langer aan het toezicht van die ambtenaren onttrokken te blijven. Uw Collegie zal, in verband met zijner Majesteits besluit van 26 September 1833 (Staatsblad no. 58), in de eerste plaats moeten worden voorzien van eene vergunning tot het gebruik der overgenomen stoomtuigen. Naar aanleiding eener missive van Z. Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken dd. 25 Februarij ll., no. 134, 6e Afd., heb ik de eer, uw Collegie namens den Minister, in overweging te geven, door middel der gebruikelijke aangifte, de overschrijving der acten van vergunning op uwe naam aan te vragen. De Commissaris des Konings in de provincie Noord Holland ++ 1858 301 Heemstede, den 16 Julij 1858 No. 194/3 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem9 Ik heb de eer U Ed hierbij terug te zenden de missive van den Ingenieur van het Stoomwezen de Vries Robbé, betrekkelijk de ketel van het kleine stoomwerktuig aan den Cruquius aanwezig. Hetgeen door gezegden Ingenieur bij den brief wordt verlangd kan door het Rijk gevorderd worden ingevolg de bepalingen van het Koninklijk Besluit van den 26sten September 1833 Staatsblad no. 58. De daarstelling van het opgegevene door den Heer de Vries Robbé, zal ongeveer een uitgaaf van f 60.- vorderen, van welke uitgaaf men weinig nut heeft, daar het bedoeld stoomwerktuig alleen
9
Het bestuur van het Polderbestuur van de Haarlemmermeerpolder vergaderde voor het eerst in het Huis Swanenburgh in de gemeente Houtrijk en Polanen (thans Haarlemmerliede en Spaarnwoude c.a.). Het huis Swanenburgh was van 1647 – 1863 het Gemeenlandshuis van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het huis staat aan de Haarlemmerstraatweg 7 te Halfweg, bij het toegangshek staan ter weerszijden twee natuurstenen posten voorzien van een wapenschild en een bekroning in de vorm van een burcht met een zwaan. Vanaf vergaderde het Polderbestuur 1857 in de regentenkamer van het Oude Mannenhuis gevestigd aan de Grote Houtstraat te Haarlem, een andere vergaderplaats is het Lokaal van Staats (Jansweg 39) Haarlem. In 1916 wordt het polderhuis in Hoofddorp in gebruik genomen.
13
gebezigd wordt voor de drooghouding der fundering van den Cruquius bij herstelling der pompharten, en alzoo in twee jaren tijds niet meer dan omstreeks 14 dagen behoeft in werking te zijn. Ik geloof niet dat men van de uitvoering der opgegeven verordening zal kunnen ontheven worden, alleen zal dat werk nog eenigen tijd kunnen worden uitgesteld, daar de pompharten van den Cruquius in het vorig jaar zijn hersteld en dus de werking van de kleine machine niet voor den zomer van 1859 zal noodig zijn. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1859 265: Rapport omtrent de bedenkingen bij sommige hoofdingelanden gerezen, tegen het voorstel van het DB voor het uitvoeren van belangrijke verbeteringen aan den Cruquius. 317 Voorstel van twee heemraden aan het DB voor het uitvoeren van belangrijke verbeteringen aan het stoomgemaal den Cruquius naar aanleiding van het rapport van den Heer Beijerinck n.a. 331: De Ingenieur der 1ste klasse te Ede dringt aan op de reeds in 1857 gevraagde veranderingen te maken aan de stoomwerktuigen. 367 Opgave der kosten van herstel der ketels aan den Cruquius, reeds naar de Atlas vervoert, contract deswegens n.a. 379 acten van vergunning tot het werken met de drie stoomwerktuigen van den polder, afgegeven door den Min. van Binnenl. Zaken n.a. 433: de hoofdopzigter zendt in, schetstekeningen, van twee te maken ketels van den Cruquius, benevens eenige voorstellen betreffende de uitvoering, zie ook: 456 n.a., 469, 493, 499 en 534. 1859 265 ’s Gravenhage, den 28 Mei 1859 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Van uwen voorzitter ontving ik bij schrijven van 11 April j.l. de vereerende uitnoodiging, om als ingeland van den Haarlemmermeerpolder, mijn oordeel te willen kenbaar maken omtrent eenige bij sommige Hoofdingelanden gerezen bedenkingen, tegen het door het dagelijksch bestuur gedaan voorstel, tot het ten uitvoer brengen van niet onbelangrijke verbeteringen aan het stoomwerktuig de Cruquius. Vereerd door dat blijk van vertrouwen, heb ik na eenige aarzeling gemeend mij aan die uitnoodiging niet te mogen onttrekken vooral omdat het hier geldt, de belangen van een polder, aan wiens droogmaking ik eens werkzaam deel nam en wiens welvaart en bloei mij zeer ter harte gaat. Bij eene op mijn voorstel aan den Cruquius gehouden, met eene Commissie uit uw midden, werd ik omtrent de juiste bedoeling van hetgeen in deze van mij werd verlangt nader ingelicht, en in het bezit gesteld der menigvuldige stukken, brochures en nota’s reeds geschreven, gedrukt en gewisseld naar aanleiding van het bekende rapport Commissie Storm Buijsing c.s.10 Het kan de bedoeling van Uwe Vergadering niet zijn geweest, dat ik de ondankbare taak zou overnemen, mij in dien strijd van meeningen te mengen, waarvan zelfs, de naar mijn oordeel meest ongerijmde, die namelijk, waarbij beweert wordt dat de beweging der stoomtuigen aan den rand des 10
Zie voor het volledige rapport: Verslag van de vergadering van Hoofd-Ingelanden van het Polderbestuur van de Haarlemmermeer dd. 5 Januarij 1859 VI. (te gebruiken als trefwoord: 5 Januarij 1859).
14
polders de kwel zou vermeerderen, een verdediger gevonden heeft in een onzer meest geachte Geologen. Ik zal mij alzoo in deze bepalen tot de mededeeling van mijn gevoelen, omtrent de werken door eene Commissie uit uw midden voorgesteld, tot verbetering en verhooging van de uitwerking van den Cruquius, van welke werken onder andere in de begrooting van Uwen Hoofdopzigter, mij met de andere bijlagen ter inzage verstrekt, eene zeer zaakkundige en duidelijke beschrijving is gegeven. Vooraf zij het mij vergund een paar opmerkingen in het midden te brengen, omtrent den tegenwoordigen toestand in de bestaande drooghoudingsmiddelen van den polder. Ik heb mij namelijk de volgende vragen ter beantwoording voorgesteld: Is de toestand van den polder wat zijne waterontlasting betreft zoo noodlijdend, dat men op het gevaar af van mis te tasten, nu reeds en vóór dat de ondervinding heeft geleerd hoe het zijn zal, wanneer de volle voorgeschreven waterberging is gemaakt, naar middelen moet omzien en die zelfs uitvoeren om dien toestand te verbeteren? Zijn de drooghoudingswerktuigen zoo onvermogend en daarbij zoo verkwistend in het gebruik van brandstoffen, dat men onverwijld handen behoort aan het werk te slaan om ze krachtiger en zuiniger te maken? Ik meen die beide vragen ontkennend te moeten beantwoorden. Bij de beoordeling van het betrekkelijk vermogen van de stoomwaterwerktuigen gebezigd tot drooghouding van polders van bekende oppervlakte en diepte, wordt er naar aanleiding van het daaromtrent medegedeelde in de bekende verhandeling van de Heeren Simons en Greve, altijd op gerekend, dat het stoomvermogen toereikend behoort te zijn om de zwaarste maandelijksche waterlast waarmede een polder gedurende een tijdvak van honderd jaren kan bezwaard worden, in denzelfden tijd daaruit te verwijderen; daartoe is volgens het rapport van de Commissie Storm Buijsing c.s. pag. 22 benoodigd, een stoomvermogen van 764 Paardenkrachten. Op geheel willekeurige en volstrekt niet met de ondervinding overeenstemmende voor de machines zeer nadeelige gronden en gegevens, wordt op pag. 19 van dat rapport, het vermogen dat de drie stoomtuigen te zamen kunnen ontwikkelen, berekend op hoogstens 674 Paardenkrachten. Zoodat men volgens die rekening in een zoo hoogst zeldzaam geval bijna 1/8 van het vermogen te kort zou schieten, dat als maximum voor de ongunstigste gevallen berekend is maar is het dan een zoo volstrekt vereischte dat het nu en dan te veel gevallen water onmiddellijk uit den polder worde verwijderd? waartoe dan een ruime waterboezem, als het niet is om dat overtollige water onschadelijk te bergen, en bij gunstiger tijden uit te pompen, welke polder is zoo boven alle bedenking zijn water magtig, dat hij niet voor eene korten tijd daarvan overlast kan hebben? Daarenboven de stoomwerktuigen van onzen polder, zijn door de Commissie Storm Buijsing c.s. te ongunstig beoordeelt, immers de opgaven van de over het geheel wel geschreven brochure van den Heer Heijnsius, bewijst dit ten duidelijkste, waar hij op pag. 46 de nuttige uitwerking der gezamenlijke machines voor de maanden December 1858 en Januarij 1859, berekend op nagenoeg 782 Paardenkrachten en ik geloof dat de werking der machines, na dien tijd nog gunstiger uitkomsten hebben opgeleverd, zij voldoen dus bij een kolenverbruik van nog geen drie Nederlandsche ponden per paardenkracht in het uur, ruim aan hetgeen de genoemde Commissie zelfs zegt benoodigd te zijn om te voorzien in een waterbezwaar, dat hier te lande maar eens in de 100 jaren voorkomt. De afgeloopen winter kenmerkte zich wel niet als bijzonder regenachtig, maar hij kon toch ook niet onder de drooge winters gerekend worden, menige polder in Schieland en Delfland zelfs de Beemster had nu en dan te veel water; welnu niettegenstaande er in den regel maar één, nu en dan twee en hoogst zelden drie machines te gelijk werkten, geloof ik dat zelfs de eigenaren der laagste landen met den stand des waters in de polder gedurende de afgeloopen winter, niet ontevreden zijn geweest.
15
Ik moet dus nogmaals vragen, waarom zoo veel haast en zoo veel aandrang om eenen reeds niet zoo ongunstige toestand tot elken prijs te willen verbeteren, zou het toch niet voorzigtiger zijn eerst af te wachten wat de door Uwe zorg reeds bewerkstelligde zoo nuttige verdieping der togten en waterleidingen en de door de ingelanden in hun wel begrepen belang verschoten en nog te verschieten slooten, op den waterstanden des polders, bij verderen voortgang nog uitwerken zal, voor dat men althans een stouten greep doet, in de water verdeeling en den verderen inwendige waterstaats toestand des polders, een toestand waaromtrent de personeele inzigten der grondbezitters, geheel worden beheerscht, door de hoogte hunner landen met betrekking tot den polderwaterstand. Ik laat na het aangevoerde, de beantwoording van die vraag over aan het beter oordeel Uwer vergadering en ga thans over tot het onderzoek van het voorstel tot verbetering van het stoomwerktuig de Cruquius, waarbij ik in de beoordeling de verschillende artikelen de orde zal volgen waarin ze in Uwe voordragt zijn gesteld. 1 De eerste en voornaamste post op de voordragt aan Hoofdingelanden, bevat het maken en plaatsen van nog twee, bij de zes reeds bestaande stoomketels, met de verlenging van de stoomkast en verdere bijbehoorende werken. Te geringe ketelruimte, wordt door de Commissie Storm Buijsing c.s. als de hoofdrede aangeduid, waaraan de vermeende gebrekkige uitwerking der stoommachines moet worden toegeschreven. Wij zullen trachten na te gaan of, en in hoe verre de ontwerpers zich in deze aan misrekening hebben schuldig gemaakt. Nog niet lang geleden meende men op grond der uitspraken van specialiteiten in het stoomwezen verantwoord te zijn, wanneer de ketels van een stoomwerktuig voor iedere Paardenkracht, 0.8 vierk el verwarmingsoppervlakte kon aanbieden, later heeft men gaan inzien, dat de kracht der machine zekere grenzen, met de ketelruimte toeneemt, zoodat in de laatste leerboeken, als bv. in dat van Redtenbacher te Carlsruhe, reeds 1.35 vierk el verwarmingsoppervlakte der ketels, voor iedere paardenkracht wordt aangeraden, nu hebben de aan het vuur blootgestelde deelen der zes ketels met ééne stookbuis, zoo als bestaat aan den Lijnden, te zamen eene oppervlakte van ruim 338 vierk. ellen. De machines werden door de ontwerpers aangenomen, op een vermogen van 350 Paardenkrachten, zoodat zij na de toenmalige begrippen omtrent de behoefte aan verwarmingsoppervlakte, slechts gerekend hebben op 0.96 vierk. ellen per Paardenkracht. Nu echter de machines voor de drooghouding in de ongunstigste gevallen, gemiddeld slechts een vermogen van 260 Paardenkracht behoeven te kunnen ontwikkelen, wordt de verwarmingsoppervlakte reeds 338/260 = 1.30 vierk. el per paardenkracht, nagenoeg het maximum door Redtenbacher voorgeschreven, zoodat men ziet het, noodzakelijkheid tot vermeerdering van het ketelvermogen bestaat er bij onze machines niet, waar bovendien het kolenverbruik blijft beneden dat, waarvoor men in solide fabrijken van stoomwerktuigen de consumptie durft te waarborgen, van eene te leveren machine. Maar zegt men, de stoomwerktuigen van onzen polder, zouden in tijd van nood met meer voordeel een grooter vermogen kunnen ontwikkelen, als slechts de stoomruimte en de verwarmingsoppervlakten der ketels grooter waren. Die stelling is niet tegen te spreken, maar wel het beweerde voordeel dat men in het bezit zijnde van een grooter aantal ketels, er altijd gedurende de werking een zou kunnen schoonmaken en zoo doende onbepaald zou kunnen doorwerken, zonder althans door te zeer vervuilde ketels daarin te worden verhinderd. Behalve misschien de beide buitenste, die slechts aan eene zijde worden verwarmd, geloof ik dat men in die verwachting zal worden te leur gesteld. De inrigting der vuurtrekkingen is zoodanig en zoo zeer met de naburige ketels verbonden, dat de hitte die zich in den buitenwerking zijnde ketel zal ontwikkelen, het voor de werklieden die de zuivering moeten verrigten onmogelijk zal maken, in den ketel te vertoeven. Ofschoon ik voor mij zelve geloof, dat de verwachtingen omtrent het voordeel der uitbreiding van het ketelvermogen te hoog gespannen zijn, kan ik mij met de in betrekking tot het voorstel Storm
16
Buijsing matige voordragt Uwer Commissie, wel vereenigen, om nog twee ketels te plaatsen in eene eenzijdige verbreeding van het ketelhuis, waarvoor de plaats verkregen wordt door overwelving van een der voorwaterloopen, en waardoor alzoo volgens de straks genoemde verhouding, het vermogen der machine zou klimmen tot (8/6 x 338) : 1.35 = 334 Paardenkrachten. Worden de voordeelen door de vermeerdering van het ketelvermogen bij den Cruquius, dan werkelijk bij ondervinding zoo groot bevonden, dat ze bij eene vermeerdering van vermogen, door besparing van brandstof ruime renten leveren, van het daarvoor uitgesloten kapitaal, dan kan dezelfde verbetering later ook aan den Lijnden en eindelijk bij den Leeghwater worden toegepast. Ik zeg, ook bij den Leeghwater, omdat ik telkens en schier bij alle die geroepen of ongeroepen over den toestand des polders hun gevoelen hebben uitgebragt, dat stoomwerktuig hoor min achten en als van weinig waarde verklaren, omdat het zoo onvoordeelig geplaatst is in het hoogste gedeelte des polders. Het mag waar zijn dat de Rijks Commissie van droogmaking, wat te veel waarde gehecht heeft aan de plaats waar de Leeghwater is opgerigt, in betrekking tot de waterontlasting in de ruime plassen die zich aldaar zuidwaarts naar de zijde van Warmond en de Katwijksche uitwatering uitbreiden, en daarbij niet genoeg hebben gelet, op de bezwaren der te maken toeleiding door de hooge gronden van de Kagermeer, maar nu men er in geslaagd is, die toeleiding door eene trapsgewijze en langzame verdieping, de capaciteit te geven die noodig is, om de Leeghwater zonder te groot verhang, het water toe te voeren, dat hij bij magte is uit te storten, nu zie ik in waarheid in, waarom dat stoomwerktuig bij onzorgvuldige bediening, voor de drooghouding des polders niet evenveel waarde kan hebben dan zijne beide medehelpen. 2 Het veranderen van de hennip pakking van den binnen of kleinen stoomzuiger, in een van metaal, waarvoor f 2380.- wordt aangevraagd, acht ik minder noodzakelijk, ook deze laatste zal wel eenigermate aan slijting en herstel onderhevig zijn, de hennippe pakkingen duren jaren, wel moeten ze van tijd tot tijd worden aangeschroefd en van nieuwe bovenranden worden voorzien, maar uit eene bij de stukken behoorende nota van den Heer Hoofdopziener, zie ik dat dit is geschiedt voor de Cruquius in 1857 één maal en in 1858 vier maal en voor den Lijnden, drie maal in ieder der genoemde jaren. De behoefte tot herstel van de hennippakking die zich slechts driemaal in het jaar doet gevoelen, ontstaat daarenboven niet plotseling, men kan dat werk gewoonlijk uitstellen, tot dat het stoomwerktuig toch om de eene of andere reden eenige dagen rust moet nemen of buiten werking komt, ik besluit daaruit, dat de pakkingen der stoomtuigen, kunnen blijven in den staat waarin zij zich bevinden. 3 Met leedwezen zie ik uit den derden post en de daarbij behoorende toelichting van den Heer Hoofdopziener, dat de buiten kasten der ketels, na zoo weinige jaren dienst reeds voor een derde gedeelte vernieuwing vereischen. Ik stel te veel vertrouwen in de naauwkeurigheid en de bekwaamheid van dien ambtenaar, dan dat ik de juistheid van die opgave zou betwijfelen en veroorloof mij dus ook geen de minste aanmerking op eene post, waarbij de veiligheid van de geheele inrigting en van het dienstdoend personeel op het spel staat. Met het voorstel tot verandering van de vier tubes in ééne stookbuis, kan ik mij geheel vereenigen, men zou zich zeer vergissen wanneer men meende dat deze verbetering niet verkrijgbaar is, dan ten koste van de verwarmingsoppervlakte der ketels, omdat de ontwikkeling der vier tubes meer oppervlakte geeft dan die van de stookbuis; juist het tegendeel is waar, want de ondervinding leert, dat spoedig de onderste tube geheel en de beide middelste voor een deel met koolasch verstopt geraken, en deze alzoo van de warmte geen of weinig voordeel kunnen trekken. De ook vroeger menigvuldig voorkomende lekkagies, beneden in de voorplaat der ketels, zijn zekerlijk wel eens toegeschreven aan de niet gelukkig gekozen plaats, voor de introductie van het koude voedwater in de ketels, namelijk dáár waar de ijzerdikte nog al aanmerkelijk verschilt en dus gelegenheid bestaat tot ongelijke inkrimping, door den invloed van het koude water.
17
Bij de machine te Halfweg evenwel waar het voedwater op dezelfde wijze en plaats wordt in den ketel gebragt, heeft men daarvan geen last gehad. Nu men toch voornemens is aan de buiten rompen van de ketels zoo groote herstellingen te doen en er twee nieuwe ketels zullen bijgebouwd worden, kan ik mij met het voorstel tot verandering wel vereenigen, te meer omdat de kosten (slechts f 316.80) onbeteekend zijn, alleen geef ik in overweging, om die buis, zoo als het voornemen schijnt te zijn niet achterwaarts door de vuurtrekkingen te verlengen, waar het herstel eener mogenlijke breuk der pijp of ondigtheid in de verbinding met den ketel zeer moeijelijk zou zijn, maar zou ik de voedingspijp willen in den ketel brengen of door de voorketelplaat of door het bovenvlak, neergaande tot in het waterhoudend gedeelte des ketels. 4 Met de verandering der voeding, staat in direct verband, het maken van een afblaas toestel, welk een en ander in onze machines op eene vernuftige wijze met elkander was in verbinding gebragt, maar in de praktijk bezwaren schijnt te ontmoeten. De afblaaspijp toch, moet tot wegspuijing van slik en vuil, zoo laag mogelijk. Liefst in den bodem van de ketels worden aangebragt, terwijl de voedingspijp ook volgens mijn voorstel, op een veel hooger plaats binnen den ketel zou worden geleid. Is men dus tot het eerste besloten, dan kan het andere niet achterwege blijven. Als men de tegenwoordige afblaaskleppen met hunne kasten en deksels in de nieuwe afblaaspijp overbrengt en de gemeenschap die daardoor plaats heeft, met de ketels sluit kunnen de kosten voor de verandering der spuijing niet hoog loopen, de Hoofd Opziener stelt er voor f 600.- die som zal niet veel met de waarheid verschillen. Overmits evenwel de gebreken aan de voedingspijp en het omgevend ketelijzer hoofdzakelijk ontstaan, door de verkoeling die ze ondergaan door het koude water, zou ik meenen dat zoowel de voeding als de spuijing op een doeltreffende wijze kan verkregen worden, als is voorgesteld op de teekening die bij de begrooting van den Hoofd Opziener is overgelegd; als men namelijk uit de bestaande voedklep eene pijp onmiddellijk naar een geschikt punt in den ketel leidt, zou de tegenwoordige afblaas- tevens voedpijp alleen de eerste functie behoeven te verrigten en zal dus niet meer aan de zoo nadeelige verkoeling door het koude water blootstaan, de voorgestelde afzonderlijke afblaaspijp wordt dan onnoodig en de verandering zal minder kostbaar, en vooral veel eenvoudiger zijn. 5 Verandering van de stoomleiding uit de stoomkamer naar den cijlinder. Indien zoo als wordt beweerd, de ketels het water overkoken in de stoomkamer, bestaat er zeker gelegenheid dat een gedeelte van dit water door den laag aangebragten stoompijp, met de stoom naar den cijlinder wordt gevoerd, waardoor deze wordt blootgesteld aan het zoo schadelijk pruimen. Men wenscht dit gebrek voor te komen, door de stoompijp te leiden naar den top van de stoomkamer, waarmede die pijp door eene klep, zou worden verbonden. Ontegenzeggelijk is de kortste weg die de stoom moet afleggen tusschen de ketels en den cijlinder de beste, als zoodanig prijst de tegenwordige stoompijp zich aan, boven die door Uwe Commissie in overweging gegeven waar de stoom eerst loodrecht moet klimmen, om na de kleppenkast te zijn gepasseerd langs een zeer gewrongen weg weder loodrecht te dalen, en eerst na dien omweg te hebben gemaakt het punt bereikt waar de tegenwoordige directe verbinding aanvangt. Vermits het gebrek waarover men hier klaagt, bij de andere machines niet of in geringe mate bestaat, en alzoo niet organisch is, geef ik in overweging de overigens doeltreffende verbetering die men op het oog heeft, uit te stellen tot dat het zal gebleken zijn, of de minder zware vuren die na de vermeerdering van hun vermogen, in de ketels zullen worden gestookt, het overkoken niet zal doen ophouden, of althans onschadelijk maken, terwijl inmiddels als minder kostbaar hulpmiddel, kan worden aangeraden, het nemen van meer lange verbindingsbuizen, tusschen de ketels en de stoomkamer. Overigens is dit gebrek veelal een gevolg van het te hoog opvoeden der ketels.
18
6 Ik ben zeer voor het doen aanmaken en in voorraad houden van eenige dikwijls aan breken en defect geraken onderhevige machinale deelen, maar dat daaronder zouden moeten behooren, een stel metalen balkleppen met vier zittingen voor het hijdrauliek, zoo als door den Heer Hoofd Opziener wordt voorgesteld in zijne specifikatie van deze post, moet ik afkeuren, omdat zoodanige kleppen door de eenvoudigheid hunner werking, misschien het minst van geheel den werktuigelijke toestel aan gebreken onderhevig zijn, hierdoor zou deze post met 240 x 3 = 720 gulden worden vermindert en gebragt op f 1680.7 Een nieuwe schoorsteen wordt in overweging gegeven en daarvoor in rekening gebragt de som van f 1800.-. Om de noodzakelijkheid tot den aanbouw van een nieuwe schoorsteen te motiveren, zegt de Hoofd Opziener in zijne toelichting op dezen post, dat de afmetingen van den bestaanden schoorsteen te gering zijn en leidt die bewering ook daaruit af, dat de ketelhuizen der stoomwerktuigen van den Cruquius en den Lijnden, aan vankelijk ontworpen voor vijf ketels, evenwel voor zes ketels zijn ingerigt en gebouwd geworden, zonder dat die vermeerdering van het getal ketels, invloed heeft gehad op de afmetingen van de schoorsteenen. Maar men zal toch wel willen toegeven, dat de afmetingen van den schoorsteen eener stoommachine, niet bepaald mogen worden naar het getal der ketels, waarvoor hij dienen moet, maar alleen afhankelijk behoeft te zijn van het vermogen der machine en de hoeveelheid steenkolen die verbranden moet, om den stoom te kunnen leveren, die de machine voor hare werking noodig heeft, onverschillig of die stoom wordt voortgebragt in een of in tien ketels. De schoorsteen nu der stoomwerktuigen tot drooghouding van het Haarlemmer Meer, zijn na raadpleging met de bekwame Engelsche Ingenieurs ontworpen, voor een stoomvermogen van 350 Paardenkrachten, het mag er derhalve wel voor worden gehouden, dat die afmetingen voldoen, aan hetgeen hier wordt vereischt en de Theorie voorschrijft; wil men de trek vermeerderen dezen die in het belang der volledige verbranding der kolen nooit te groot kan zijn, omdat men zijne te groote hevigheid kan temperen door de registers of dempers, men behoeft daarvoor geen nieuwe maar eene hoogere schoorsteen. Indien men eenigzins door de hitte gescheurde top van de bestaande schoorsteen van den Cruquius, eerst een paar el afbreekt kan men dezelve daarna gerust weder met 6 el verhoogen en men verkrijgt een schoorsteen die 30 el hoogte heeft, eene maat die zelden door eenige schoorsteen wordt overtroffen. Hetzelfde doel kan nog eenvoudiger en min kostbaar ofschoon ten nadeele van de uiterlijke welstand worden bereikt, door een pijp van geslagen ijzer, lang 5 el waarvan een el binnen den steenen schoorsteen schiet en die met uitspringende veeren rust, op de indiepingen der crenaux, waarmede de steenen schoorsteen is gekroond. Onder weder overlegging van al de mij ter hand gestelde stukken, hoop ik hiermede Mijne Heeren voor het oogenblik aan Uw verlangen te hebben voldaan. J.A. Beijerinck11 ++ Dienst 185912 Hoofdstuk III Afdeeling II Artikel 2 der Begrooting f 30.-
Bevelschrift De Penningmeester van den Haarlemmermeer-polder zal betalen aan J. Speijer te Amsterdam wegens levering van peilglazen voor den Cruquius somma van dertig gulden volgens rekening
11
Een reactie op het rapport van J.A. Beijerinck is opgenomen onder TR 3013506. (te gebruiken als trefwoord: TR 3013506 of: Memorie omtrent het verbeteren der stoomtuigen resp. 5.3.1.). 12 Deze nota is opgenomen in de vaste collectie van musuem de Cruquius.
19
geregistreerd
Zullende dit mandaat, behoorlijk voldaan geteekend, en de bovengemelde bescheiden daarnevens gevoegd zijnde, in zijne rekening worden geleden.
De Penningmeester vaceert tot betaling des Maandags van elke week, aan de Secretarie, in de Grote Houtstraat te Haarlem, van des morgens 11 tot 1 ure.
Haarlem den 27 Junij 1859 Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeer-polder, L.vd. Burch, dijkgraaf J.W.M. van de Poll, heemraad Voldaan J. Speijer Amsterdam, Anno 1859
Het Bestuur van den Haarlemmermeerpolder Debet aan: J. Speijer Voor het onderstaande geleverd ten dienste van het stoomtuig de Cruquius. 8 Februarij 10 stuks peilglazen ad f 3.totaal
f 30.f 30.-
De ondergetekende Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder verklaart dat het, in deze rekening genoemde op zijnen last of met zijne voorkennis geleverd en in orde ontvangen is zoodat het bedrag van dertig gulden kan worden betaald. De Hoofdopzigter voornoemd. A. van Egmond ++ 1859 331 Stoomwezen No. 658
Ede, 14 Julij 1859
Aan: Dijkgraaf en Heemraden van de Haarlemmermeerpolder te Haarlem Bij brief van 13 October 1857 no. 1277 en 31 October 1857 no. 1376 heb ik U uitgenoodigd, ten gevolge van een voorloopig onderzoek van de stoomtuigen in den Haarlemmermeerpolder eenige veranderingen te doen bewerkstelligen, ter voldoening van het Koninklijk Besluit van 26 September 1833 (Staatsblad no. 58) en waarbij ook nog gekomen zijn die, welke ook in het rapport der
20
Commissie zijn uitgedrukt namelijk; om alle ketels nog te voorzien van een stoomfluit met vlotter; de veiligheidskleppen op drie dampkringen te belasten en op elken ketel nog een afgesloten onmiddellijk belaste veiligheidsklep te plaatsen; de spuitoestellen welke thans met kleppen zijn gesloten, met kranen te voorzien en looden proppen in de binnenkanalen aan te brengen. Daar mij daarop te kennen is gegeven, dat eerst het Rapport van genoemde Commissie zoude afgewacht worden en sedert reeds een geruimen tijd verloopen is en ik ook uit de dagbladen gezien heb en eenige verbeteringen aan de Cruquius zullen daar gesteld worden, zoo heb ik de eer U uit te noodigen de bovenstaande veranderingen wel te willen laten bewerkstelligen en mij het berigt van de daarstelling te doen toekomen. De Ingenieur van het Stoomwezen A.H. de Vries Robbé ++ 1859 433 no. 381/ 4
Heemstede, 20 September 1859
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Gaarne had ik UED. vóór Uwe vergadering van morgen toegezonden de gedetailleerde begrooting voor de uit te voeren werken aan den Cruquius, doch daartoe ontbrak mij tot heden den tijd. Ik heb evenwel gemeend om U de teekeningen van die werken thans reeds te moeten toezenden, waarbij ik tevens de vrijheid neem U voor te stellen te besluiten tot het navolgende: 1 om de vier oude ketels die thans aan den Cruquius aanwezig zijn niet te doen herstellen voor in het eerst volgend voorjaar, omdat het nieuwe ketelgebouw uit hoofde van het vergevorderde jaargetijde, vóór den aanvang van den winter niet gereed kan zijn, en dus de nieuwe ketels dezen winter niet meer in werking kunnen komen. De beide thans aan de fabriek de Atlas in herstelling zijnde ketels zullen uiterlijk over vier weken gereed zijn. Deze kunnen dadelijk ingemetseld worden, waarna de Cruquius dan tot het aanstaande voorjaar met de vier oude en twee zoo goed als nieuwe ketels kan werken. Bij eene werking met vier ketels oefent de Cruquius gemiddeld slechts ongeveer de helft van zijn gewoon vermogen uit en dien toestand den geheelen winter te doen voortduren schijnt niet raadzaam. 2 om wanneer de vier oude ketels van den Cruquius gedurende den aanstaande winter in werking blijven, gedurende dezen winter voor twee, of nog liever, voor vier ketels te laten maken de nieuwe binnenpijpen, ten einde de ketel herstelling in het volgende jaar vroegtijdig voltooid te hebben. 3 om beide nieuw te maken ketels te doen maken door de fabriek de Atlas, om rede die fabriek goed ketelwerk levert en de gevraagde prijs mij zeer billijk voorkomt. 4 om nog dit jaar publiek aan te besteden de ijzeren leggers die over de waterloopen gelegd moeten worden. Mogt door U tot het bovenstaande besloten worden zoo zou voor dit jaar, voor de verbetering van den Cruquius gevorderd worden. A Binnenpijpen voor de vier oude ketels voor de 4 pijpen zal vermoedelijk gevorderd worden eene som van B voor twee nieuwe ketels volgens de opgave van den Directeur der fabriek de Atlas C voor de ijzeren leggers over de waterloopen: voor deze proef is nog geene gedetailleerde begrooting opgemaakt, waarom
f 3200.f 8658.-
21
daarvoor opgesteld wordt (Deze zouden echter ook in Februarij 1860 geleverd kunnen worden)
f 6000.-
Hierbij zou dan nog moeten komen: D de kosten voor de bestelde stoomsluiters met flotters en veiligheidskleppen voor den Cruquius f 1200.E de kosten voor de reeds bestelde afsluiting der stoomkast f 650.F voor de herstelling der beide ketels thans aan de fabriek de Atlas aanwezig f 5316.Totaal f 25024.De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1859 469 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Heemstede, 10 October 1859 No. 413/ 4 Ter voldoening aan den last mij door Uwen geachten Voorzitter op den 21 der vorige maand mondeling opgedragen, heb ik aan de fabriekanten P. van Vlissingen en D. van Heel en aan de Nederlandsche Stoombootmaatschappij te Feijenoord opgave gevraagd van de prijzen voor welke zij de beide nieuwe ketels voor den Cruquius zouden willen leveren. Daar het echter voor die fabriekanten moeijelijk was om voor de ketels met al het toebehooren, juiste prijzen te berekenen, zonder dat zij teekeningen ontvingen van de gemeenschapspijpen met afsluiters tusschen de ketels en de stoomkast, en de aanvrage slechts strekte om eene vergelijking te kunnen maken met de prijzen door de maatschappij de Atlas opgegeven, zoo heb ik aan de bovenbedoelde fabriekanten, blijkens het hierbijgaand afschrift van mijne aanvrage alleen verzocht, om opgave van kosten voor welke zij zouden willen leveren: twee ketels van de afmetingen en ijzerdikte als aan de Maatschappij de Atlas waren opgegeven; elke ketel voorzien van vuurdeuren, manhol, twee veiligheidskleppen en een vlotter met stoomfluit. Blijkens de hier bijgevoegde afschriften der brieven13 van de verschillende fabriekanten wed door hen gevraagd: 1 de Maatschappij de Atlas f 7762.2 de Heeren P. van Vlissingen en D. van Heel f 6500.3 de Nederl. Stoombootmaatschappij f 5500.In de opgave van de Maatschappij de Atlas waren echter begrepen de kosten voor de beide hiervoor genoemde gemeenschapspijpen met afsluitkleppen tusschen de ketels en stoomkast. Ten einde dus eene vergelijking tusschen de verschillende opgaven te kunnen maken heb ik nader aan den Directeur der Maatschappij de Atlas gevraagd, wat voor de kosten die afsluiters met pijpen was berekend. Bij die gelegenheid is mij tevens gebleken dat gezegde Directeur de ijzerdikte van den buiten cilinder der ketels had berekend ter dikte van ½ Eng. duim in plaats van op 7/16 Eng. duim zoo als aan de andere fabriekanten en ook vroeger aan hem was opgegeven. 13
De drie brieven zijn in afschrift bijgevoegd.
22
De prijs door de Maatschappij de Atlas opgegeven moet dienvolgens verminderd worden: 1 voor de mindere ijzer dikte met f 410.62 2 voor gemeenschapspijpen met afsluiters f 540.te zamen f 950.62 De prijs door de Maatschappij de Atlas gevraagd wordt daardoor f 6811.38 Op welke som die Maatschappij nog eene kleine vermindering wil brengen en deze bepalen op f 6500.De opgave van de Maatschappij de Atlas wordt daardoor gelijk aan die van de Heeren van Vlissingen en van Heel en blijft tevens f 1000.- hooger dan die door de Nederlandsche Stoombootmaatschappij opgegeven. Dit verschil is betrekkelijk nog al van eenig belang. Maar ik vermeen dat daar bij ook vooral dient te worden gelet op de vele zorg die bij de maatschappij de Atlas voor ketelwerk wordt besteed, hetgeen van groot belang is bij de uitvoering van werken die niet zoo gemakkelijk te controleren zijn en waar bij de ondervinding bij het gebruik der werktuigen de meerder of mindere deugd moet leeren kennen. Het ketelwerk van de Nederl. Stoombootmaatschappij is mij niet van nabij bekend zoodat ik onbevoegd ben om dat boven of beneden het werk van de maatschappij de Atlas te stellen. Het is echter van algemeene bekendheid dat de Maatschappij de Atlas zeer deugdelijke ketelwerk levert. Door een zeer bevoegd beoordeelaar werd mij onlangs dienaangaande nog medegedeeld dat aan enkele fabrieken goede ketels worden gemaakt, doch dat aan geen enkele meer zorg en moeite wordt besteed om deugdzaam ketelwerk te leveren dan aan de Maatschappij de Atlas te Amsterdam. Het bewijs van de waarheid van het bovengezegde kan dan ook zeer gemakkelijk worden gekend bij de beschouwingen van het herstellingswerk aan de beide ketels van den Cruquius, die thans bij de Maatschappij de Atlas zijn. Van deze toch worden de vóór en achterfrontplaten niet zoo als gewoonlijk uit twee stukken maar slechts uit één stuk gemaakt, terwijl die frontplaten niet door middel van hoekijzer met den buiten en binnen cilinder worden bevestigd, ten einde die omgebogen randen aan den buiten en binnen cilinder te kunnen klinken en in de plaats van het hoekijzer te doen dienen. Dit kost veel meer dagloon en vordert beter ijzer dan wanneer de frontplaten op de gewone wijze worden gemaakt, doch geeft daarentegen het voordeel dat men langs de randen der frontplaten eene naad minder verkrijgt, hetgeen dus minder aanleiding tot lekking moet geven. Op deze wijze van bewerking, die ik ook gaarne voor de nieuwe ketels zou volgen is door de Nederl. Stoombootmaatschappij niet gerekend, althans volgens de opgave dier fabriek zouden de frontplaten niet van Lowmoor ijzer gemaakt worden, alhoewel ik dit uitdrukkelijk had opgegeven. Daarenboven zijn in de opgave der verschillende prijzen niet begrepen de transportkosten van de ketels van de fabriek tot den Cruquius, en die kosten zullen van Feijenoord zeker ook hooger zijn dan van Amsterdam. Op bovengezegde gronden vermeen ik dus volkomen vrijheid te hebben om het leveren van de nieuwe ketels voor den Cruquius door de Maatschappij de Atlas te Amsterdam te mogen aanbevelen. Mogt het Bestuur evenwel niet daartoe kunnen besluiten zoo zou ik een bestek dienen op te maken toegelicht door naauwkeurige teekeningen van de verschillende onderdeelen, ten einde die stukken aan de verschillende fabriekanten toe te zenden om daarnaar andermaal prijzen op te geven. Tevens acht ik het niet ondienstig U hierbij mede te deelen dat de prijs door de Maatschappij de Atlas thans berekend per Ned. pond komt op om streeks 36 Cent en dat de beide ketels zonder de vuurdeuren, manhollen, veiligheidskleppen, enz., zullen wegen ruim 16000 Ned. pond.
23
Bij mijn laatste onderhoud met den Directeur der Maatschappij de Atlas, heb ik Zed. aangaande de betaling der verschillende buitengewone werken medegedeeld dat het Bestuur van den Haarlemmermeerpolder geene betaling kon doen bij het sluiten van een contract; wanneer dus nog geen werk was verrigt. Gezegde Directeur bleef echter groot bezwaar vinden in eene andere wijze van betaling dan door hem vroeger was voorgesteld, omdat dit zoowel aan zijne als aan andere fabrieken gebruikelijk is. Hij wenschte daarom zijn voorstel omtrent de betaling te zien aangenomen, doch wilde evenwel genoegen nemen met die wijziging dat het eerste 1/3 zou betaald worden ongeveer tien dagen na het sluiten van het contract in plaats van dadelijk bij het maken van het contract. Zijn voorstel zou dus worden: 1/3 veertien dagen na het sluiten van het contract; 1/3 wanneer het werk aan de fabriek goedgekeurd is; 1/3 veertien dagen na de verzending van de fabriek. De beide ketels van den Cruquius komen in den loop der volgende week gereed en zullen vermoedelijk maandag den 17 dezer kunnen worden beproefd; waartoe ik den Ingenieur de Vries Robbé voorloopig reeds heb uitgenoodigd. De Hoofd Opzigter A. van Egmond ++ 1859 493 Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Heemstede, 15 November 1859 No. 473/ 4 Ik heb de eer Ued., hierbij toe te zenden de door mij opgemaakte detail teekeningen van de leggers over den waterloop van den Cruquius ter plaatsing van de nieuwe ketels. De bedoelde leggers zullen in het midden ondersteund worden door eene gegoten ijzeren kolom; hetgeen voordeeliger is dan de ijzeren leggers de sterkte te geven om de ketels met toebehooren zonder ondersteuning in het midden, te dragen. Die kolommen kunnen gedeeltelijk steunen op de gemetselde vloer van den waterloop en overigens op eene eikenhouten balk in het midden van den waterloop te plaatsen op daartoe ingeheide palen. De doorstroming van het water kan door deze kolommen zeker weinig of niet gehinderd worden en ten einde de opstuwing van water tegen die kolommen zoo gering mogelijk te doen zijn heb ik naar de stroomzijde scherp doen uitloopen. Waren de kolommen zoodanig geplaatst dat zware voorwerpen met eenige kracht tegen dezelve konden aandrijven zoo zouden zij af te keuren zijn, doch in de waterloopen kunnen nimmer schuiten komen en stukken hout die bij de werking van den Cruquius mogten worden opgepompt kunnen nimmer grooter zijn dan de openingen der harten en zuigers toelaten, en alzoo geen nadeel aan de kolommen toebrengen. Volgens bijgaande begrooting zal al het ijzer voor die overbrugging van den waterloop f 5340.- kosten. Dat ijzerwerk wenschte ik publiek aan te besteden om tegen 1 Maart van het volgend jaar te leveren. Wordt die wijze door U goedgekeurd zoo zal ik zoo spoedig een bestek daartoe opmaken.
24
Om de levering vroeger te doen plaats hebben acht ik onnoodig, daar met het metselen van de gewelfjes tusschen de leggers toch niet vroeger kan begonnen worden. De Hoofd Opzigter A. van Egmond ++ 1859 499 Chemise bevattende de duplicaten van de Contracten met de fabrijk de Atlas te Amsterdam, betreffende de levering van twee nieuwe ketels van den Cruquius en ijzerwerk van de bestaande. Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder ter eenre en Hendrik Pieter van Heukelom, directeur der Maatschappij de Atlas te Amsterdam ter andere zijde; zijn overeengekomen; als volgt: Artikel 1 De Contractant ter ander zijde, neemt aan te leveren aan de contractant ter eenre zijde: 1 acht stuks frontplaten voor de ketels van den Cruquius, elk uit een stuk van Lowmoor ijzer dikte 5/8 Engelsche duim. 2 vier vuurhaarden met verder doorgaande binnencilinders voor de genoemde ketels, van deugdzaam Engelsch ijzer dik 7/16 Engelsche duim, met uitzondering van dat, voor de toppen der vuurhaarden, dat van Lowmoor ijzer van 7/16 Engelsche duim dikte moet zijn. De frontplaten, vuurhaarden en binnencilinders hiervoor genoemd, moeten verder dezelfde afmetingen verkrijgen, als die welke door de wederzijdsche contractanten zijn vastgesteld bij de overeenkomst van 19 November 1859 voor de levering van twee nieuwe ketels voor den Cruquius terwijl verder de stukken die het onderwerp dezer overeenkomst uitmaken, zoodanig moeten zijn ingerigt, dat zij later een geheel kunnen uitmaken, met de te hervatten buiten cilinders van de vier oude ketels van den Cruquius. Artikel 2 Al de hiervoor genoemde werken moeten worden uitgevoerd in overleg met den Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder of den door hem aan te wijzen ambtenaar en voor of op den laatsten Februarij 1860 voltooid zijn. Artkel 3 Voor de hiervoor genoemde frontplaten en vuurhaarden met binnen cilinders zal door de contractanten ter eenre worden betaald aan den contractant ter andere zijde de som van zevenduizend vier honderd drie en zeventig gulden in drie gelijke termijnen. De eerste wanneer al het voor dat werk benoodigde ijzer aan de fabriek de Atlas te Amsterdam aanwezig is. De tweede wanneer als de hiervoor genoemde werken aan die fabriek voltooid zijn. De derde, veertien dagen na de aflevering van het werk, en de goedkeuring door den Rijks Ingenieur van het Stoomwezen; terwijl op geen dier termijnen eenige korting zal plaats hebben. Aldus in dubbeld gedaan te Haarlem en te Amsterdam den 21e November 1859 Dijkgraaf en Heemraden voornoemd J.L. vd. Burch, voorzitter E.W. van Brederode, secretaris
25
De Directeur der Maatschappij de Atlas H.P. van Heukelom Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder ter Eenre en Hendrik Pieter van Heukelom Directeur der Maatschappij de Atlas te Amsterdam ter andere zijde zijn overeengekomen als volgt: Artikel 1 De Contractant ter andere zijde neemt aan te leveren aan de contractant ter eenre: 1 Twee cijlinder vormige ketels lang 9.14 el wijd 1.59 el, middellijn met inwendigen cilindervormigen vuurhaard lang 2.50 el en 0.96 el middellijn en verder doorgaande vuurgang wijd 0.80 el diameter, welke ketels zullen worden gemaakt, als volgt: de voor en achter frontplaten uit één stuk van Lowmoor ijzer, dik 5/8 Eng duim; de toppen der vuurhaarden van Lowmoor ijzer dik 7/16 Eng. duim al het overige van deugdzaam Engelsch ijzer dik 7/16 Engelsche duim. Elk der ketels zal voorzien zijn van een manhol met deksel en toebehooren, en van een vuurraam met deuren, van afmetingen als de aan het stoomtuig de Cruquius bestaande en van twee veiligheidskleppen met flotter en stoomfluit van afmeting en zamenstelling, als die welke voor de oude ketels van het stoomtuig de Cruquius, door den contractant ter andere zijde geleverd. Een en ander voor de som van zevenduizend vijfhonderd gulden. 2 Twee gegoten ijzeren halzen ter verbinding van de ketels met de stoomkast voorzien van metalen afsluiters met toebehooren, gelijk aan de, aan den Cruquius bestaande voor de som van vijf honderd veertig gulden. 3 Eene stoomkast lang 6.00 el wijd als de bestaande stoomkast van den Cruquius, ongeveer 1.37 el in middellijn van deugdzaam Engelsch plaatijzer dik 7.16 Engelsche duim. Deze stoomkast zal aan het eene uiteinde bolvormig worden gesloten en aan het andere einde open blijven om te kunnen worden vereenigd met de bestaande stoomkast van den Cruquius. Het hierboven genoemde gedeelte stoomkast zal geleverd worden voor de som van Acht honderd vijf en negentig gulden en alzoo al de onder 1,2 en 3 genoemde artikelen voor een totaal bedrag van zeven duizend negen honderd vijf en dertig gulden. Artikel 2 De hiervoor genoemde voorwerpen zullen door den Contractant ter andere zijde worden afgeleverd aan de fabriek de Atlas te Amsterdam voor of op den laatsten Februarij 1860 na alvorens te zijn goedgekeurd door den Rijks Ingenieur van het Stoomwezen. Artikel 3 Al de hiervoor genoemde werken, moeten worden uitgevoerd in overleg met den Hoofd Opzigter van den Haarlemmermeerpolder of den door hem aan te wijzen ambtenaar. Artikel 4 De Contractanten ter Eenre verbinden zich het hiervoor genoemd werk te betalen in drie gelijke termijnen, elk van f 2645.- zegge twee duizend zes honderd vijf en veertig gulden; de eerste wanneer al het voor dat werk benoodigde ijzer aan de fabriek de Atlas te Amsterdam, aanwezig is, de tweede wanneer al de hiervoor genoemde werken, aan die fabriek voltooid zijn, de derde, veertien dagen na de aflevering van het werk; terwijl op geen dier termijnen eenige korting plaats zal hebben. Aldus in duplo gedaan te Haarlem en Amsterdam Negentien November 1800 negen en vijftig
26
Dijkgraaf en Heemraden voornoemd L.J. vd. Burch, voorzitter E.W. van Brederode, secretaris De Directeur van Maatschappij de Atlas H.P. van Heukelom ++ 1859 534 Haarlem, den 21 December 1859 Hoofdingelanden 21 December 1859 no. 6 Aan: Heeren Hoofd Ingelanden van den Haarlemmermeerpolder Aan den aannemer van het maken der grindwegen in 1858, P. Kalis is wegens den laatsten termijn van dat werk en meerdere dagloonen en bijwerk moeten worden uitbetaald een som van f 3300.-. Op Hoofdstuk V art. 1 der begrooting van het loopende jaar is voor genoemd einde uitgetrokken een bedrag van f 3000.- zoodat daarop f 300.- tekort komt. Wij hebben de eer U voor te stellen dat tekortkomende bedrag van den post onvoorziene uitgaven der loopende dienst (Hoofdstuk VI art. 1) af te schrijven en over te brengen op genoemd Hoofdstuk V art. 1, waarmede deze zaak zou zijn afgedaan. Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder J.L. vd. Burch, voorzitter E.W. van Brederode, secretaris ++ 1860 Cruquius: 220 n.a., 249, 275, 287, 312, 320, 380, 464, Stoomwerktuigen: 167, 181, 235 en 236 1860 167 Franeker, 8 Maart 1860 Aan: Weledele Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmeerpolder Bij het wekelijks nazien van den waterstand in den Haarlemmermeerpolder in het weekblad van de Meer, hindert het mij steeds zoo als dit met ieder in den Polder belangstellende wel het geval zal zijn te observeren, dat dan deze, dan weder gene stoommachine stil staat. Ofschoon dit nu vast en zeker niet hoofdzakelijk aan den slechten toestand dier machine behoren te worden toegeschreven; konde ik nogthans de gedachte niet onderdrukken, of, bij aldien het loon van alle geëmploijeerden bij de stoomwerktuigen geregeld werd naar het opgeleverde werk, of men dan toch ook over zoo veel stilstand zoude hebben te klagen. Immers bij zulke zamengestelde werktuigen als de stoomwerktuigen, heeft de onattente of verzuim van slechts van enkel persoon, dikwijls de meest nadeelige gevolgen. Maar zoo spoedig zouden de onattente en nalatigen uit het corps verwijderd worden, als het gansche overige
27
personeel dadelijk ook in zijne beurs geacht de schade aan den Polder toegebragt door de verkeerdheden van hunnen mede geëmploijeerden. Daar en boven hoe gemakkelijk zoude deze regel die in alle wel georganiseerde fabrieken plaats vindt niet ingevoerd kunnen worden bij de daarvoor aanwezige vaste grondslagen. Wat ik intusschen verwacht is: dat deze gedachte geenzins, zo beschouwd worde als eene geheime aanklagt te bevatten tegen het Personeel van de stoomwerktuigen in de Meer. Ik verklaar ronduit niemand daarvan te kennen, en evenmin te weten of het zich door eene naauwgezette pligtsbetrachting onderscheidt dan dat deze te wenschen overlaat. Maar wat ik wel weet dat is; dat niets den ijver beter gaande houdt dan genot aan voordeel in niets de naauwlettendheid meer opscherpt, dan geacht dus betaald bij pligtsverzuim. De overtuiging dat dit eenvoudige doch tevens ook onkostbaar middel, misschien meer tot verbetering van den toestand des Polders in het vervolg zoude kunnen bij dragen, dan deszelfs genegenheid oppervlakkig ook zoude doen vermoeden, heeft mij nog de vrijheid doen nemen deze gedachte aan een beter voorstel te onderwerpen, ten einde daarop zoodanige regard te slaan als U.W. Edel nuttig en gepast zal voorkomen. Inmiddels heb ik de eer met de meeste achting te zijn U.W.E.D. D. Feikema ++ 1860 181
Amsterdam, 17 Maart 1860
Heeren Dijkgraaf Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Mijne Heeren! Ingevolge de uitnodiging van den Heer Mr. J.P. Amersfoordt om inzending van een getuigschrift inhoudende eene verklaring omtrent de door ons geleverde gevulcaniseerde veerkrachtige gomkleppen in de stoompompwerktuigen; hebben wij de Eer U Ed. hierbij in te sluiten: 1 Een certificaat van het Bestuur van den drooggemaakten Veenpolder te Assendelft dd. 12 Maart 1860, 2 Een dito van de leden van het Polderbestuur van den Polder Zuilichem te Zuilichem dd. 13 maart 1860, met beleefdelijk verzoek, na zich van dezelven bedient te hebben, ons weder terug te zenden. Ons vleijende dat deze gunstige aanbevelingen U Ed. mogen aanleiding geven, om deze verbeterde kleppen ook bij U Ed. stoompompwerktuigen toe te passen, verblijven wij in afwachting van U Ed. aangename orders, met de meeste achting. U Ed. Dienaar Keijser & Swertz Het bestuur van den drooggemaakte Veenpolder te Assendelft getuigt dat de gevulcaniseerde gomkleppen in het stoomwerktuig, hetwelk, door de Heeren Keijser & Swertz te Amsterdam in 1853 in de genoemden polder is geplaatst, bij voortduring zijn gebruikt en steeds bij uitnemendheid hebben voldaan. Assendelft den 12den Maart 1800zestig
28
Het Bestuur van den voornoemden polder De ondergetekende leden van het Polderbestuur van den Polder Zuilichem verklare bij deze dat de werking van het geoctrooieerde stoompompgemaal, ter ontlasting van het Polderwater, door de Heeren Keijser en Swertz uit Amsterdam, alhier geleverd en geplaatst, bij ons in derzelver werking, geheel voldoende wordt bevonden, terwijl wij tevens in het bijzonder melding maken van de Deugdzaamheid der gevulcaniseerde veerkrachtige Gomkleppen, zoo om derzelver duurzame als zachte werking, waarom wij ieder belanghebbende, het gebruik van dusdanige kleppen aanbeveelen, te meer, daar de ondervinding ons het bewijs geeft, dat, zoo lange tijd, gemelde stoompompwerktuig alhier geplaatst is, nog geene de minste hinder daar van hebben ondervonden. Zuilichem den 13den Maart 1860 ++ 1860 235 Aan het Hoogheemraadschap der Haarlemmermeerpolder in de gemeente Haarlemmermeer Delfshaven, 14 April 1860 Weledele Heeren! Vernomen hebbende dat er bij U.W.Ed. voor de stoompomptuigen nieuwe ketels benodigd zijn, neemen wij door deze de vrijheid, onze fabriek bij U.W.Ed. beleefdelijk aan te bevelen: met het verzoek, zoo goedgunstig te willen zijn, om ons in de gelegenheid te stellen tot het vervaardigen daar van te mogen mede dingen. Indien U.W.Ed. ons hier op met een gewenscht antwoord willen vereeren, zullen wij gaarne desgewenst in verdere Correspondentie treden, terwijl wij U.W.Ed. gerustelijk de verzekering kunnen geven, dat U.W.Ed. kunnen staat maken op zeer soliede bewerkingen, leverantie van, voor het doel den beste en meest geschikte materialen, en uiterst billijke prijs. Met verschuldigde hoogachting hebben wij de Eer ons te noemen Wel Edele Heeren! U.W.Ed.D.W. Dienaren D. Blusstra en Zoon ++ 1860 236 Amsterdam, den 16 April 1860 Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Mijne Heeren! Gelezen hebbende dat er ten dienste der stoompompwerktuigen in den Haarl. Polder, stoomketels aanbesteed zullen worden bij onderhandse inschrijving, zijn wij nog zoo vrij U Ed. te
29
verzoeken ons daarvan de bestekken en voorwaarden te doen toekomen, daar wij gaarne wenschen in deze mede te dingen. Met de meeste achting verblijven wij U Ed. D. Dienaren Keijser & Swertz ++ 1860 24914 Contract tussen Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder ter eenre en H.J. Sebil te Haarlem, aannemer van publieke werken ter andere zijde voor het gebouw boven den oostelijken waterloop Cruquius. ++ 1860 275
Heemstede, den 18den April 1860
Aan Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Daar ik het van groot belang acht om in den loop van dezen zomer al de werken uit te voeren die ter verbetering van den Cruquius zijn toegestaan, heb ik dadelijk na dat de besluiten in de jongste vergadering van Hoofd Ingelanden genomen, mij bekend werden aan de aannemers der reeds vroeger toegestane werken voor den Cruquius gevraagd of zij geneigd zouden zijn om tevens de verdere werken aan den Cruquius in dit jaar te maken. Dien ten gevolge heb ik, onder voorbehoud van de goedkeuring van het Bestuur van den Haarlemmermeerpolder de navolgende overeenkomsten gemaakt, te weten: 1 Met de Gebr. Nering Bögel te Amsterdam voor de levering van een stel gegoten ijzeren leggers over den oostelijken waterloop. 2 Met de Directeur der Maatschappij de Atlas te Amsterdam voor het maken van de beide ketels boven den oostelijken waterloop. 3 Met de Aannemer van het ketelgebouw boven den westelijken waterloop, tot het plaatsen van een dergelijk gebouw boven den oostelijken waterloop. Ik heb de eer bedoelde overeenkomsten hier bij over te leggen en U te verzoeken die overeenkomsten door Uwe goedkeuring te willen bekrachtigen Ten aanzien van de uitvoering der verdere werken in de boven bedoelde vergadering van Hoogfd Ingelanden aangenomen heb ik in bijgaanden staat mijne gedachten aangaanden den tijd en de wijze van uitvoering medegedeeld. Aangenaam zou het mij zijn indien mijne meeningen dienaangaande door U werden gedeeld en ik dien ten gevolge de noodige magtiging voor de uitvoering dier werken kon erlangen. Uit den bovenbedoelde staat zal U blijken dat betrekkelijk slechts weinig van de verbetering der stoomtuigen in 1861 te doen overblijven. Eindelijk gaat hierbij eene voorwaarde voor de aanbesteding der ijzeren leggers voor den Lijnden. De Hoofdopzigter Van Egmond 14
zie ook 1860 380 het getekende contract (dit bestaat uit 7 artikelen) tussen partijen, er zijn geen tekstuele afwijkingen ten opzichte van 1860 249; het bestek is opgenomen bij het hoofdstuk bestekken en voorwaarden no. 66 (te gebruiken als trefwoord: het maken van een ketelgebouw boven den oostelijken waterloop van den Cruquius of: 4.6.3.9.).
30
++ 1860 287
Amsterdam, den 10 Mei 1860
Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer U hierbij toe te zenden de beschikking van den Minister van Oorlog dd. 9 dezer no. 32 B, genomen bij uitvoering van ’s Konings besluit van den 2 dezer no. 57 (sic), betrekkelijk het veranderen van het stoomtuig de Cruquius. De werkzaamheden, waartoe Uwerzijds vergunning is verzocht bij het rekwest van 7 April ll. mogen dus alle worden uitgevoerd, zoo als zij in dat rekwest aangevraagd zijn. De Majoor Eerstaanwezend Ingenieur J.A. Feith Ministerie van Oorlog Bureau der Genie No. 32 B Gevolg gevende aan ’s Konings besluit van den 2 dezer, no. 4715 Brengt als beschikking op het, door Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder onder dagteekening van den 7 April jl aan den Koning ingediend adres, ter hunner kennis, dat bij het bedoelde besluit vergunning is verleend, tot het maken van de navermelde veranderingen aan het tusschen den kleinen en den middelbaren kring van het fort aan den gedigten mond aan het Spaarne staande stoomtuig de Cruquius als: 1 tot het plaatsen boven elken waterloop tegen het bestaande ketelgebouw van een gemetseld ketelhuis, beide lang 16 el breed aan de voorzijde 8 el en aan de achterzijde 6.50 el met de nok gelegen op 8.30 el boven het Amsterdamsche peil 2 tot het maken van een gemetselden schoorsteen van 2.55 middellijn en hoog 30 el boven het genoemde peil. ’s Hage, den 9 Mei 1860 ++ 1860 312 n. 214/5
Heemstede, 23 Mei 1860
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U Ed. mede te deelen dat ik naar de fabriek de Atlas teekeningen verzonden heb van de te maken voeding- en spuitoestellen voor de vier nieuwe ketels van den Cruquius met de verandering van de voeding voor de zes oude ketels, met verzoek om opgaaf der kosten. Daarop ontving ik heden morgen het berigt dat het bedoelde werk kan geleverd worden voor f 4625.Daarvoor was vroeger door mij gerekend f 3916.Zoodat thans meer gevorderd wordt f 709.15
KB is bijgevoegd onder 1860 320.
31
Dit verschil ontstaat daaruit dat de oude kleppenkasten bij de nieuwe inrigting niet kunnen gebruikt worden, zooals vroeger was gerekend. Ik neem de vrijheid U Ed. te verzoeken om mij te magtigen tot het opgeven van dat werk aan de fabriek de Atlas. Tevens heb ik de eer U hierbij toe te zenden een afschrift van het bestek voor de ketels van den Leeghwater dat naar de verschillende fabriekanten verzonden is. De Hoofdopzigter Van Egmond ++ 1860 464 n. 484/5
Heemstede, 11 September 1860
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Naar aanleiding van het besprokene bij Uwen jongsten reis aan den Polder ten aanzien der voedingstoestellen van den Cruquius, heb ik de eer U mede te deelen dat ik aan den fabriek de Atlas te Amsterdam order gegeven heb om de voeding- en spuitoestellen voor den Cruquius eerst voor zes ketels in gereedheid te brengen en daarna die voor de overige ketels af te werken, ten einde desnoods met zes ketels te kunnen werken voor de geheele herstelling aan den Cruquius heeft plaats gehad. Daardoor zal naar ik zeker verwacht eene werking van den Cruquius mogelijk zijn omstreeks den 8sten der volgende maand. Verder heb ik de noodige inlichtingen gevraagd omtrent de nieuwe voedingstoestellen, volgens het stelsel van den Ingenieur Giffarth. Deze toestellen zijn niet direct voorhanden, doch daarvan wil de Heer Previnaire twee stuks ter leen geven, terwijl vier stuks door de Heeren Figée en Thomassen te Haarlem kunnen geleverd worden veertien dagen na de gedane bestelling. Wordt tot de plaatsing van die toestellen voor de zes ketels door U Ed besloten zoo zou de Cruquius ongeveer den 28 dezer met zes ketels kunnen werken en dus ongeveer veertien dagen vroeger dan anders het geval zou zijn. De kosten voor de laatste genoemde voedingstoestellen zijn per ketel f 200.- terwijl bovendien voor de plaatsing dier toestellen per ketel zal gevorderd worden ongeveer f 20.De totale kosten worden dus: voor de voedingstoestellen voor vier ketels f 800.als boven voor 2 ketels, ter leen van den Heer Previnaire nihil voor het stellen van 6 toestellen f 120.Totaal f 920.Tenslotte verneem ik U te moeten aanbevelen om, zoo tot de levering der toestellen Giffarth door de Heeren Figée en Thomassen te Haarlem besloten wordt, eene overeenkomst met gezegde fabriekanten te maken en daarin te bepalen dat de toestellen voor rekening van die Heeren blijven indien zij niet op den bepaalden tijd zijn afgeleverd. De Hoofdopzigter Van Egmond ++ 1861
32
Cruquius: 101, 121, 185, 233, 269, 322, 332, 339, 359, 440, 512 n.a., 539, 709 ondersteuningsfonds: 713 Stoomwerktuigen: 204, 208, 238, 361, 405, 414, 426 n.a., 484, 607 n.a., 756 n.a.. 1861 101
Heemstede, 19 Februarij 1861
n. 84/6 Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Hoofdingelanden 27 Februarij 1861 no. 20 Thans nu de Cruquius eenigen tijd na de uitbreiding van het ketelvermogen gewerkt heeft, heb ik gemeend U Ed. aangaande de uitkomsten door bovenbedoelde uitbreiding verkregen, het een en ander te moeten mededeelen. Alvorens daartoe over te gaan wil ik een overzigt geven van de tegenwoordige stoomruimte, verwarmingsoppervlakte enz. in vergelijking met de vorige inrigting: Omschrijving een oude ketel een der tegenwoordige ketels zes oude ketels zes nieuwe ketels zeven nieuwe ketels acht nieuwe ketels
Vierkante ellen Kub ellen Rooster/ verwarmings in de ketels oppervlak 2.21 67.90 1.211 2.00 13.26 12.00 14.00 16.00
54.150 1.232 407.400 7.266 324.900 7.392 379.050 8.624 433.200 9.856
Totale Aanmerkingen stoomruimte Bij de oude inrigting had de stoomkast die over de ke26.266 tels ligt een inhoud 43.992 van 19.000 kubieke 45.224 el. Bij de tegen46.456 woordige inrigting is de inhoud van de stoomlast 36.600 kubiek el.
De verwarmingsoppervlakte van een der tegenwoordige ketels is dus kleiner, dan van een der vorige ketels. Dit is het gevolg van het vervangen van de vrij naauwe binnenpijpen (van 0.35 el middellijn) door eene wijde (van 0.76 el middellijn). De ondervinding had geleerd dat de naauwe binnenpijpen aan de onderzijde spoedig met asch gevuld waren en daardoor de warmte slecht tot het water geleiden. De uitkomsten van de waarneming die na de aangebragte verbeteringen onder de leiding van den opzigter W.C. Dansdorp bij verschillende werkingen zijn gedaan, zijn in onderstaande staat opgegeven. Omschrijving der werking aantal uren gemaakte hoogte Slagen van opmaling 1 met 7 pompen in 6 ketels 24 6.257 4.39 2 met 7 pompen in 7 ketels 24 6.514 4.52 3 met 7 pompen in 8 ketels 24 6.507 4.31 Verbruik steenkolen per
uitgevoerd vermogen 350 365 364
Aanmerkingen
33
Pk. en per uur in ned. pond Engelsch Belgisch totaal 1 1.098 1.098 2.196 2 1.062 1.062 2.124 3 0.949 0.949 1.898
Bij het berekenen van het aantal paardenkrachten, is het om eene juiste vergelijking te hebben met de vorige inrigting, gereekend op eene volle slaglengte van 3 el geen waterverlies en op eene standvastige hoogte van opbrenging van 4.50 el.
Uit het bovenstaande blijkt dat het brandstof verbruik bij de proefmalingen met 6 en 7 ketels noemenswaardig verschilt; doch dat dit verbruik bij eene werking met acht ketels belangrijk minder is. Bovendien vordert eene werking met 6 en 7 ketels van de stokers eene grootere inspanning om voortdurend eene genoegzame hoeveelheid stoom voort te brengen; terwijl zij dit met weinig moeite kunnen doen bij eene werking met 8 ketels; zoodat eene voortdurende werking met 6 en 7 ketels minder gunstige uitkomsten zou geven dan de hiervoor opgegevene. Uit den hier voor opgegevene staat blijkt dat de werking met acht ketels belangrijk voordeeliger is, dan met een kleiner getal ketels. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen: dat al de hiervoor opgegeven uitkomsten verkregen zijn na de vergrooting van de stoomruimte en na het verwijden en verhoogen van den schoorsteen; welke beide veranderingen ook als belangrijke verbeteringen zijn te beschouwen. Voor de verbeteringen aan den Cruquius waren aangebragt, werd met 6 werkende ketels geene gemiddelde snelheid van 5 ½ slagen bereikt; was men dikwijls genoodzaakt om slechts met 5 en somtijds zelfs met 4 ketels te werken; was het uitgeoefend vermogen met 6 ketels zelden boven 300 paardenkracht en bedroeg het gebruik van brandstoffen gemiddeld 2.5 pond per paardenkracht en per uur. Eene werking van den Cruquius met 8 ketels geeft dus thans voor het minst boven eene werking met 6 ketels bij de oude inrigting: 1 eene meerdere snelheid van een slag per minuut 2 een grooter beschikbaar vermogen van ruim 60 paardenkracht 3 per paardenkracht en per uur eene bezuiniging op het brandstof verbruik van 28 perct. De meest naauwgezette vergelijking tusschen de vroegere en tegenwoordige werking zal aantoonen dat de hiervoor opgesomde voordeelen niet te gunstig voor de nieuwe inrigting zijn gesteld. De hiervoor genoemde voordelen door de uitbreiding van het telvermogen van den Cruquius verkregen, zijn niet de eenige die in aanmerking moeten genomen worden. De ondervinding heeft voldingend bewezen dat het schoonmaken van de vier midden ketels in het oude gebouw kan plaats hebben, wanneer met 7 van de 10 ketels wordt gewerkt en dat al de andere ketels kunnen worden schoongemaakt, ter wijl met 8 ketels wordt gewerkt. Men kan daardoor, wanneer geene gebreken aan de machine zelve voorkomen, voortdurend op den Cruquius rekenen. Daaraan moet het dan ook hoofdzakelijk worden toegeschreven dat de waterstand in den Polder, gedurende dezen winter zoo gunstig was. De gelegenheid bestond daardoor om bij weinig waterbezwaar, steeds den Cruquius alleen te laten werken; van welke gunstige oogenblikken dan telkens kon gebruik gemaakt worden om de ketels aan den Lijnden van vuil te zuiveren. De spui inrigtingen die in het vorig jaar tevens aan de ketels zijn aangebragt worden geregeld bij elke werking dagelijksch gebruikt. Ofschoon de voordeelen hiervoor genoemd; ook omdat men de ketels thans niet zoolang behoeft te laten werken, werkt die inrigting zeer nuttig.
34
Ik acht het overbodig meerdere kleine voordeelen van de aangebragte veranderingen aan te toonen. Meer vermeen ik eene vergrooting van het ketelvermogen aan den Lijnden te moeten aanbevelen; zoomede de verwijdering van de schoorstenen van dat stoomtuig en van den Leeghwater. Zijn die werken eenmaal uitgevoerd zoo vermeen ik, dat zelfs in den meest regenachtigen winter de lage gronden in den Polder zullen kunnen worden drooggehouden, zonder dat men zijne toevlucht tot andere middelen zal hoeven te nemen. De Hoofdopzigter Van Egmond ++ 1861 185
Haarlem, den 26 Maart 1861
Hoofdingelanden 27 Maart 1861 no. 10 Aan: Heeren Hoofdingelanden van den Haarlemmermeerpolder De weduwe van H.J. Sebil in leven aannemer van het metselen der ketelgebouwen over den oostelijken en westelijken waterloop van den Cruquius heeft zich tot ons gewend met verzoek eenige schadevergoeding te bekomen van het oponthoud dat tengevolge van de bekleeding der stoomkast en het bemetselen der ketelgebouwen is ondervonden. Daar dit oponthoud buiten de schuld van den aannemer ligt, aangezien tot het tijdelijk staken der werken door het bestuur last was gegeven en hem daardoor werkelijk schade is berokkend welke volgens het ingewonnen advies van den Hoofdopzigter op f 100.- kan worden geschat, hebben wij de eer U voor te stellen aan de Wed. Sebil voornoemd eene schadevergoeding van f 100.- te verleenen te vinden uit den post, welke voor de werken aan den Cruquius op de begrooting voor 1860 is uitgetrokken. Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder ++ 1861 204 Heemstede, 26 Maart 1861 Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer U Ed. mede te deelen dat de waterstand in den Polder die gisteren morgen 4.71 el onder A.P. was, ten gevolge van de werking der drie stoomtuigen heden morgen door mij aan het Kruisdorp is waargenomen op 5.00 el beneden Amst. Peil. Ik heb daarop aan de opzigters der verschillende stoomtuigen de volgende orders verzonden: 1 Naar den Lijnden om dat stoomtuig te stoppen, waardoor de opzigter Beijerinck die aldaar tijdelijk als machinist dienst deed, van die functie werd ontslagen. Daarbij heb ik tevens order gegeven om de ketels van dat stoomtuig schoon te maken. 2 Naar den Leeghwater heb ik order gezonden om dat stoomtuig te doen stilstaan en met de bekleeding der stoomkast voort te gaan; doch alles zoolang in de tijden dat hij weer in werking komt bij den stand van 4.70 el -/- A.P.; waarvoor geen nader voorschrift behoeft te worden afgewacht.
35
3 Aan den opzigter van den Cruquius is order gegaan om dat stoomtuig slechts langzaam te laten werken; en in door het water niettegenstaande de langzame werking niet rijst ook te stoppen; om opnieuw te beginnen wanneer de waterstand in den polder 4.75 el onder A.P. is. De Hoofdopzigter Van Egmond ++ 1861 208 Rapport over balansen, zuigers en harten aan de Pompwerktuigen van Haarlemmermeerpolder. (10 blz.) Maart 1861 Opgemaakt door mr J.P. Amersfoordt, Heemraad ++ 1861 233 Amsterdam, 3 April 1861 Den Weledel Gestr. Heere Dijkgraaf van de Haarlemmermeerpolder te Haarlem Hiermede nemen wij de vrijheid U Ed. Gestr. te verzoeken ons wel te willen magtigen; onze rekening te mogen inzenden, over de indertijd geleverde afsluiter compleet, welke vroeger wel op de rekening is gebragt, tot een bedrag à f 800.- (zegge achthonderd gulden), doch door verschil in de prijs tot op heden onvoldaan is gebleven. Dit verschil in de prijs is gelegen, dat vroeger door ons in eene Missive aan den Heere van Egmond dd. 18 Augustus 1859 opgegeven is een afsluiter te leveren ad f 220.- doch dat toen voor die prijsopgave door ons eene afsluiter à 8 “ is bedoeld geworden. Later onvingen wij de teekening van de thans geleverde & toen bleek het ons dat een geheele ander stuk bedoeld werd. Wij twijfelen niet of dit een & ander zal Wel Ed. Gestr. bekend zijn. Wij vlijen ons hieromtremt U Ed. Gestr. goedgunstige beschikking tegemoet te zien. Verblijvende inmiddels met de meeste Hoogachting. De Directie der Maatschappij de Atlas ++ 1861 238 Heemstede, 16 April 1861 No. 223/6 Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Bij Uwe Missive van den 11 dezer verzocht U mij ten behoeve der stoomtuigen geene bestellingen te doen, zonder daartoe voorafgaande schriftelijke aanvrage, aan Dijkgraaf en Heemraden. Naar aanleiding van dat verzoek heb ik gemeend U te moeten mede deelen dat tot heden de bestellingen zijn gedaan door de Opzigters, nadat deze daartoe telkens door mij waren gemagtigd.
36
Die magtiging werd door mij, zonder bijzonder verlof van Dijkgraaf en Heemraden, alleen verlengd voor de bestelling van die voorwerpen, welke tot het gewoon onderhoud behoorden; op de begrooting voor komen en voor welke met verschillende leveranciers overeenkomsten waren aangegaan. Goldt het de bestellingen van eenigzins belangrijke voorwerpen, zoo als ten vorigen jare bij de buitengewone herstelling der stoomtuigen; zoo werd de bestelling onmiddellijk door mij gedaan, mede nadat ik daartoe door den Dijkgraaf was gemagtigd. Die bestellingen heb ik altijd schriftelijk gedaan en behoudens enkele uitzonderingen, in spoed vereischende gevallen, heb ik voor de bestelling aan de leveranciers schriftelijke opgaven der prijzen gevraagd, zoodra die niet bij contract geregeld waren. De bestellingen door de opzigters gedaan, geschieden door hen per brief, of op bons en worden in een register aangeteekend. Bij de ontvangst van het bestelde wordt het gewigt of hoeveelheid van het geleverde met de prijzen daarbij gevoegd en met het einde van elke maand, een uittreksel uit dat register aan mij gezonden. Bij het ontvangen der rekeningen worden dan vervolgens door mij de verschillende posten uit de rekeningen, met die volgens de bestellingen vergeleken; en de prijzen der rekeningen met die van de bestaande overeenkomsten. Van bovengenoemde bons en register gaat hiernevens een model. Aangenaam zoude het mij zijn indien die wijze verder kon gevolgd worden, omdat ik verneem dat die tot heden regelmatig heeft gewerkt. Ik vermeen daar bij te moeten opmerken dat het geenzins mijne bedoeling is om bestellingen te doen of te laten doen van voorwerpen, die mij bij de begrootingen zijn bepaald en dat ik gaarne zoo weinig mogelijk werken uitvoer, buiten aanbesteding. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1861 269 no. 228/6
Heemstede, 23 April 1861
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U Ed. hierbij terug te zenden het verzoek van den Directeur der Maatschappij Atlas te Amsterdam, om betaling van f 800.- voor de door hem geleverde afsluiter op de stoomkast van den Cruquius. Daarbij heb ik de eer te berigten: dat ik in den zomer van het jaar 1859 mondeling aan den adressant gevraagd heb eene schriftelijke prijsopgave voor den geleverden afsluiter. dat ik toen met de teekening van die afsluiter nog niet gereed was; doch mondeling de noodige opgaven heb gedaan. dat ik daarop in dato 8 Augustus 1859 eene opgave heb ontvangen van de prijs voor het meer bedoelde stuk en wel ten bedrage van f 220.dat mij die prijs bijzonder laag voorkwam; doch dat ik vermeende mijne verwondering daaromtrent aan den adressant niet te moeten mededeelen. dat ik later de teekening voor de afsluiter heb opgezonden en dat de adressant, toen met het maken van den afsluiter begonnen was, mij heeft te kennen gegeven dat hij bij het bepalen der prijs, had gemeend dat de afsluiter kleiner moest zijn; zoodat zijne prijsopgave veel te laag gesteld was.
37
dat in het laatst van het vorig jaar de meergenoemde afsluiter op eene ingezonden rekening gesteld werd op f 800.-; waarop ik die post van de rekening heb doen wegnemen met te kennisgeving aan den adressant dat hij zich omtrent de hoogere betaling dan vroeger aan mij was opgegeven, aan U Ed. moest adresseren. dat ik verneem dat het allezins billijk is dat voor dien afsluiter meer dan het eerst opgegevene (f 220.) worde uitbetaald; doch dat de prijs van f 800.- mij wat hoog verontrust; daar een afsluiter voor den Leeghwater volgens dezelfde teekening gemaakt door de Nederlandsche Stoombootmaatschappij is aangenomen voor f 695.-; welk bedrag ook aan de Maatschappij de Atlas zou kunnen worden betaald. Ten slotte heb ik de eer U Ed. hierbij over te leggen eene teekening van de bedoelde afsluiter, met beleefd verzoek die teekening later te mogen terug ontvangen. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1861 322 Amsterdam, 22 Mei 1861 Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Weledelgeboren Heeren Naar aanleiding van U Ed. Geb. missive van den 16 dezer no. 269/61, hebben wij de eer hiernevens in te dienen eene veranderde Rekening voor de door ons geleverde afsluiter op de stoomkast van den Cruquius, zijnde het primitief door ons gestelde bedrag ad f 800.- naar U Ed. Geb. gebragt op f 695.De door U Wel. Ed. betoonde welwillendheid in het beeindigen dezer aangelegenheid, gevoegd bij de omstandigheid een ander fabrikant de vervaardiging van een zelfde stuk voor f 695.- heeft aangenomen, deed ons tot de voorgestelde transactie besluiten, wij veroorloven ons echter bescheiden in het midden te brengen, de door ons in rekening gebragte som van f 800.- niet bij raming is geschied, doch is opgemaakt nadat de afsluiter gereed was, en alzoo de juiste prijs bekend was. Met warme hoogachting teekenen wij ons De Directeur der Maatschappij de Atlas ++ 1861 332 Heemstede, 25 Mei 1861 Aan: Het Bestuur van de Haarlemmermeer polder Geeft met dankbaarheid en eerbied te kennen Christina van den Biggelaar weduw van op den 29 ste Mei van het vorige jaar zoo onverwacht en noodlottig overleden stoker 1 van den Cruquius Jan Frederik Kraaijenhagen: dat zij naar den dood van haren man door U Edele goedheid is in staat gesteld geworden om zich en haren drie hulp behoevende kinderen (van welke het jongste weinige weken na den dood van haren diep betrouwde man geboren werdt) van het noodige tot levensonderhoud te voorzien.
38
dat zij daarbij een kleine winkelnering is begonnen om bovendien nog iets te verdiene en trachte / kon het zijn / van het onderhoud van haren en de haren te voorzien. dat die winkelnering tot hede echter weinig voor deelen heeft afgeworpen zoo dat zij met bezorgtheid de toekomst tegemoet ziet, om dat de toelagen van f 4.- per week haar, door U Edel goedheid voor een jaar geschonken met Ultimo Junij aanstaande ophoudt, dat zij zich, op grond van U Edele ten vorigen jaren betoonde hulp vaardigheid durft vleijen dat U Edele haren met haren kinderen niet aan armoede heeft overgeven. Reden waarom zij zich tot U Edel durft te wenden met het Eerbiedig verzoek om de tot heden aan haren geschonken tegemoetkoming weder voor een jaar toe te wille staan. ’t Welk doende Wed. J.A..Kraaijenhagen16 ++ 1861 339 Inspectierapport van het pomphart van de Cruquius dd. 1 Junij 1861 aanwezig waren Dijkgraaf J.W.M. van de Poll; P de Clerq, mr P. Amersfoordt Heemraden, A. van Egmond Hoofdopzigter en B.C. Dansdorp opzigter. ++ 1861 359 Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder In de vergadering van Zaturdag 1 Junij 1861 aan den Cruquius gehouden werd besloten de randen der pompharten, waar die door roest waren ingevreten, uit te hakken en te voorzien met gesmeede ijzeren flenzen. Op Zaturdag 8 Junij ll. heb ik mij begeven naar den Cruquius en heb aldaar bevonden dat men aan de uithakking bezig was, doch voornemens was de herstellingen aan de flenzen niet te maken van gesmeed maar van gegoten ijzer. Ik herinner mij duidelijk dat de u als voornoemd gesmeed ijzer besteld is, was dat men meende dit beter bestand zoude zijn tegen de uitbijting door water en zand. Wel heb ik vernomen dat hiervan is uitgegaan door dien de fabrijkant gemakkelijker kans zag de herstelling met gegoten ijzer te doen doch zulks kan bij mij niet gelden want ik geloof dat indien men zich de moeite gaf om een ijzeren mal te maken, deze stukken eenmaal op die mal zouden kunnen worden gesmeed. Mogt dit echter onmogelijk zijn dan zoude ik in, bedenking geven of het ook beter ware in plaats van gegoten ijzer rood koper te nemen het is waar dit is kostbaar doch als men bedenkt hoe zeer het op deze deelen aan komt en hoe de herstelling in alle gevalle minder kost dan de vernieuwing van alle pompharten waartoe reeds bijna besloten was, zoo mag dit bezwaar niet gelden. Nog is mij voorgekomen bij de laatste proefmaling van de Leeghwater, dat de nieuwe zuiger niet snel genoeg daalde, dat er echter geen rede bestaat waarom men niet zoude beproeven een onzer ouder zuiger te plaatsen boven het nieuwe pomphart van Summer en Co.; in dit geval geloof ik dat het nieuwe hart spoedig genoeg water zoude aanvoeren van den ouden zuiger; de lekkage in de oude harten worden vermeden, de slag aan de hartkleppen wordt nul; blijft er al eenig lek van in den zuiger dit is van minder belang dan de lekken in de hartkleppen, daar er bij een zuiger hart toch geen water meer verloren gaat. 16
deze brief is waarschijnlijk niet door Christina van den Biggelaar geschreven, maar door iemand anders die wel kon schrijven zij het met de nodige spelfouten. Er zit verschil tussen het handschrift en de handtekening van Christina van den Biggelaar.
39
Mogt deze werking van den ouden zuiger met het nieuwe hart proefondervindelijk voldoen, zoo zoude er mogelijkheid bestaan alle onze oude pompharten in te rigten met staven volgens het stelsel van Summer en Co. waarvan ik de eer heb u bij deze een model in harten te vertoonen. Ik voeg hier echter bij dat het nog voorkomt dat de ronde staven der harts van Summer en Co. zoude behooren te worden veranderd in zeshoekige staven op elkander sluitende als de cellen van een bijenkorf. Het lijkt geen twijfel dat het water gemeden door hunnen scherpe oppervlakte minder aan wrijving zoude onderworpen zijn dan bij ronde oppervlakte. Een begin van deze waarheid is reeds te zien bij de gegoten stukken onder de baren in de harte van Summer en Co. welke mede scherp zijn uitgewerkt. Haarlemmermeer, 10 Junij 1861 Mr J. P. Amersfoordt Heemraad ++ 1861 361 no. 344/6
Heemstede, 10 Junij 1861
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U Ed. mede te deelen dat de thans loopende overeenkomsten voor de levering van ijzer- en metaalwerken voor de stoomtuigen met de Heeren D.A. Schrettlen Comp. te Leiden, en W.C. Pasteur en Comp. te Rotterdam met den 15 dezer eindigen. Ik neem daarom de vrijheid U Ed. te verzoeken mij te willen mede deelen op welke wijze U verlangt die werken na de eindiging der bedoelde contracten te laten uitvoeren. Ingeval door U wordt besloten om opnieuw eene aanbesteding der bedoelde werken te doen plaats hebben, zoo zal het mijns inziens wenschelijk zijn die aanbesteeding niet voor een jaar te doen, zooals tot heden plaats had maar voor drie jaar. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1861 405 no. 389/6
Heemstede, 25 Junij 1861
Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Door het Bestuur van den Zuidplaspolder ben ik uitgenoodigd om de stoomtuigen van dien polder te onderzoeken en daaromtrent een rapport op te maken. Ik neem daarom de vrijheid U Ed. beleefdelijk te verzoeken mij daartoe de vergunning te willen verlenen. Voor bovenbedoeld onderzoek zijn noodig een paar indicateurs om de stoomspanning in den cilinder te leeren kennen. Die indicateurs zijn vroeger door den Haarlemmermeerpolder aangekocht voor het onderzoek aan de stoomwerktuigen en worden daarvoor nog van tijd tot tijd gebezigd.
40
Daar de Zuidplaspolder niet in het bezit is van dergelijke indicateurs zou het mij aangenaam zijn indien ik tevens Uwe toestemming mogt erlangen om de indicateurs van den Haarlemmermeerpolder tot bovenbedoeld onderzoek te mogen gebruiken. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1861 414 Amsterdam, 29 Junij 1861 Aan: Den Weledele Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem Bij dezen heb ik de Eer Uw Ed. te melden, dat de aanbieding in Uwe missive van heden, ter levering van den benoodigde verfwaren gedurende 1861 aan de stoomtuigen der Haarlemmermeerpolder door mij wordt aangenomen, voor den prijs van f 153.56 in overeenstemming met mijn inschrijvingsom. Met de meeste achting teekent. ++ 1861 440 no. 416/ 6
Heemstede, den 13 Julij 1861
Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Gisteren morgen kreeg ik van den Opzigter W.C. Dansdorp het berigt dat bij het droogmaken der sponningen aan den Cruquius, waarmede eergisteren was begonnen, een kleine wel was ontdekt tegen den keermuur. Die wel was bij de vorige droogmakingen niet gezien; waarom ik mij haastte om naar den Cruquius te gaan; alhoewel ik geene groote vrees voor onderloopsheid van den keermuur koesterde. Ik bevond dat de waterstand in den put stond op ongeveer 0.10 el boven den bovenkant van den vloer der lage fundering en dat op 1.20 el ten westen van het westelijk einde van den ringmuur onmiddelijk tegen den keermuur, eenig water opkwam, dat oppervlakkig beschouwd scheen te lekken door de damplanken onder den keermuur; terwijl verder behalve eenige kleine wellen in het midden van den put buiten de fundering eenig water opwelde tegen het westelijk einde van den ringmuur nabij den keermuur; welke opwelling, die vroeger ook was waargenomen, op ongeveer 1.50 el afstand van het wel tegen den keermuur bestond. Zoo als U Ed bekend is, bestaan in de put bij den Cruquius en in de Kruisvaart bij dat stoomtuig verschillende kleine wellen. Het kan dus zijn dat het veronderstelde wel tegen den keermuur, niets anders was dan de uitstroomingen van water dat onder den houten vloer beneden den keermuur, door andere wellen werd aangevuld en dat door aanslibbing van grond verhinderd werd, om onmiddellijk bij den kant der lage funderingop te komen. Om hieromtrent eenige zekerheid te verkrijgen is het zand weggeruimd dat in den hoek tusschen den keer- en ringmuur was opgehoopt.
41
Na de opruiming van dat zand was van het wel bij den keermuur niets meer te vinden en bleef alleen het oude wel tegen den ringmuur over; zoodat als zeker kan worden gesteld dat het water dat bij den keermuur opkwam, niet tusschen den damplanken onder dien muur doorkwelde, maar uit den put onder den vloer bij de pompen werd aangevoerd en dat alzoo geen onderloopsheid bestaat, zoo als misschien zou worden verhaald. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1861 484
Amsterdam, 5 Augustus 1861
Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem Mijn Heeren! Wij hebben den Eer U Ed. prijsopgave te doen van de navolgende veranderingen ten dienste der pompen van de stoomgemalen de Lijnden en de Cruquius in den Haarlemmermeerpolder. Een nieuwe pompzuiger met een nieuw hart zamengesteld uit gegoten en gesmeed ijzer, metaal en gevulcaniseerde gomkleppen. Een beweegbare verbinding stang van gesmeed en geslagen ijzer en metaal, ter verbinding van den pompzuiger aan de bestaande tappen, aan het uiteinde van de groote balans. te zamen voor vierduizend vijfhonderd zes & dertig Gulden, zegge f 4536.-. Een nieuw gegoten bovenpompstuk uitgeboord op eene diameter van 73 Engelsche duimen, voor de somma van drieduizend Gulden, zegge f 3000.-. Een nieuw gegoten ijzeren voetstuk, waarvan de bovenrand is afgedraaid, voor de somma van negenhonderd en vijftig Gulden, zegge f 950.-. De prijzen zijn voor bovenstaande geleverd te Amsterdam. Wanneer er besloten wordt om alle acht pompen van een der beide stoomgemalen gelijktijdig van bovengenoemde veranderingen te voorzien, dan kunnen wij eene korting toestaan van zeven en halft ten honderd op de hierbovengemelde prijzen. Wij kunnen instaan voor de deugdelijke bewerking en goede kwaliteit der materialen van de hiervoor genoemde werken. Ons minzaam bij U Ed. aanbevelende, hebben wij de Eer met de meeste achting te zijn. U Ed. Dienaar Keijser & Swertz ++ 1861 539 no. 511/6
Heemstede, 30 Augustus 1861
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem
42
In het bestek voor het onderhoud der wegen (art. 3) is bepaald dat de barkoenpalen met schoeijing plank onder de steenglooijingen aan den Leeghwater en den Cruquius, met den bovenkant, moeten worden gesteld op 0.80 el beneden Amsterdamsch Peil. Die diepte komt mij wenschelijk voor, om dat houtwerk tegen de lucht te beschermen. Tot heden is het echter niet mogelijk geweest om de barkoenpalen te stellen; omdat de waterstand bijna voortdurend op 0.60 el onder Amst. peil heeft gestaan. Ik heb nu met den aannemer besproken om de aangevoerde ballaststeen voorlopig los tegen de talus te leggen en in het eerstvolgende voorjaar de barkoenpalen te stellen; waarna de steenglooijing dan voor goed kan worden gelegd. Ik geloof dat dat te verkiezen is, boven het hooger stellen van het meergenoemde houtwerk. Aangenaam zou het mij zijn indien de bovenstaande regeling door U werd goedgekeurd. Ten slotte vermeen ik te moeten opmerken dat de schade die in de aanstaanden winter aan het aardewerk van de te bekleeden talus mogt komen, voor rekening van den aannemer blijft. De Hoofdopzigter A. van Egomond ++ 1861 709 n. 633/6
Heemstede, 9 November 1861
Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Bij mijn schrijven van den 27 Mei ll. no. 319/6 heb ik de eer U Ed. op te geven eene lijst van benoodigdheden voor den Cruquius, voor welke, door de Maatschappij de Atlas werd gevraagd eene som van f 2234.-. Ten gevolge van een Besluit van Dijkgraaf en Heemraden zijn de stukken van die lijst, die spoed vereischten aan de Maatschappij de Atlas besteld en door haar geleverd; terwijl bij dat Besluit tevens werd bepaald om van de voorraadstukken die op de hierbovengenoemde lijst voorkwamen, voorlopig slechts de modellen te laten maken. Dat besluit is door mij mondeling aan den Heer Beijerinck, mede directeur van genoemde Maatschappij medegedeeld; doch schijnt niet goed verstaan te zijn geworden, althans die voorraadstukken zijn door de Maatschappij de Atlas gegoten en gedeeltelijk reeds afgewerkt. Die stukken zijn: 1 Twee nieuwe balkleppen met koperen spillen voor het hydraulique 2 Twee nieuwe kroonen of stoelen boven die zittingen 3 Twee nieuwe balklepzittingen voor het hydraulique 4 Een nieuwe evenwigtsklep voor het hydraulique Welke stukken gezamenlijk moeten kosten f 1334.Hoezeer nu die stukken niet bepaald aan de maatschappij de Atlas zijn besteld, acht ik het echter wenschelijk dezelve door gezegde Maatschappij te doen afleveren; vooreerst omdat het nuttig is die voorraadstukken spoedig te bezitten en ten anderen omdat het niet te voorzien is dat andere fabrieken voor lager prijs zullen leveren; te minder daar de ondervinding geleerd heeft; het ongeraden is om die stukken bij kleine fabrieken te laten maken. De Hoofdopzigter
43
A. van Egmond ++ 1861 713 Haarlem, den 15 November 1861 Aan: Heeren Hoofdingelanden van den Haarlemmermeerpolder In Uwe vergadering van den 20 Junij 1860 deelden wij U, onder no. 9 mede, dat wij aan den Wed. J.F. Kraaijenhagen die tengevolge van een ongeval in dienst der polder, het leven had verloren, gedurende een jaar eene wekelijksche toelage van f 4.- uit het ondersteuningsfonds hadden verleend, welke mededeeling als toen geschiedde omdat het fonds, hoewel toen die uitgave nog kunnende lijden, welligt later eenige tegemoetkoming uit de polderkas zou behoeven17. Dat oogenblik is thans gekomen. Volgens uw besluit van den 12 Junij van dit jaar No. 818 wordt aan genoemde weduwe weder voor een jaar eene wekelijksche toelage, thans van f 3.- verstrekt. Deze uitgave bezwaart het ondersteuningsfonds al te zeer, zoodat het vermoedelijke tekort dit jaar op f 144.68 zal zijn, dat wij U verzoeken te mogen dekken uit den post van onvoorziene uitgaven van de lopende dienst. Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder ++ 1862 Cruquius: 2 n.a., 62, 368 n.a., 400, 472, 549 Stoomwerktuigen: 56 n.a., 74 (staat der stokers), 76, 106, 274, 297, 310 (seinlijst voor de machinisten), 410, 471, 498, 527, 630, 798 1862 62 1ste Inspectien van Fortificatien no. 12
Amsterdam, den 28 Januarij 1862
Uitreiking eener beschikking Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U te zenden eene beschikking van Zijne Excellentie den Minister van Oorlog op een verzoekschrift van Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder. De kapitein waarnemend eerst aanwezend Ingenieur Ministerie van Oorlog No. 34B 17
zie ook: GE 5c hieruit blijkt dat het hulpfonds redelijk welvarend is. Tussen 1856/57 en 1861 zouden er over langere tijd onttrekkingen zijn gedaan waardoor het fonds in de hier gesignaleerde problemen dreigt te komen. (te gebruiken als trefwoord: GE 5c of: 4.10.2.). 18 zie ook: bij verslagen van de vergaderingen van Hoofd-Ingelanden dd. 12 Junij 1861 no. VIII (te gebruiken als trefwoord: 12 Junij 1861).
44
De Minister van Oorlog Beschikkende op een adres van Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder, strekkende om: 1 Op het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer sectie C no. 582 te mogen plaatsen een houten privaat, lang 11.0 el breed 1 el, hoog 2.50 el 2 Langs den weg van Heemstede naar Haarlemmermeer, aan de westzijde van het perceel kadastraal bekend gemeente Heemstede sectie C no. 800, te mogen stellen eene houten rastering lang 25 el hoog 1 el; 3 tusschen het onder 1 vermelde perceel en den onder 2 vermelden weg, over en door de ringvaart en den jaagweg, te mogen maken een bel toestel bestaande uit eenen draad geleid over 4 palen en door eenen koker; Gezien het berigt van den inspecteur in de 1e Inspectie van Fortificatien, waarbij is vermeld dat de grond waarop men verlangt die werken te make, ligt binnen den kleinen kring van het aan den gedigten mond van het Spaarne. Gelet op art. 20 der wet van den 20 December 1853 (Staatsblad no. 128) en op de omstandigheid dat het fort aan den gedigten mond van het Spaarne, ingevolge ’s Konings besluit van den 25 Januarij 1854 (Staatsblad no. 8), behoort tot de vestingwerken van de eerste klasse; Verleent de gevorderde toestemming tot het maken van voormelde werken. ’s Gravenhage, den 27 Januarij 1862 ++ 1862 74 no. 54/7
Heemstede, 5 Februarij 1862
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Zooals Uw Ed. bekend is lijdt de machinist J. Uren van den Cruquius, sedert een paar weken; in ligten graad, aan tiphus19. Ten aanzien van die ziekte heeft de Heer Langelaan, geneesheer te Heemstede, die Uren behandelt, mij medegdeeld: dat het nog lang kan duren eer Uren geheel hersteld is, daar hij sedert jaren aan koorts heeft geleden en dien ten gevolge zeer verzwakt is: dat hij tevens gelooft dat Uren na zijne herstelling van de tegenwoordige ziekte, zeer vatbaar zal blijven voor eene herhaling derzelver: eindelijk dat hij gelooft dat het klimaat alhier niet voordeelig op Uren werkt. Het bovengezegde oordeel van den Heer Langelaan was aan hem gevraagd door de betrekking van Uren. Hij had zijne meening aan de bedoelde betrekking medegedeeld, doch gevoelde zich verpligt daarvan aan u kennis te geven, door mijne tusschenkomst. Het zal onnoodig zijn te zeggen dat de bovengenoemde mededeeling van den Heer Langelaan mij leed doet; zoo wel voor Urens vrouw en tien kinderen als om de goede diensten die hij steeds aan den Polder heeft bewezen. Of Uren na het oordeel van den Heer Langelaan vernomen te hebben, dat het besluit zal komen om te eenigen tijd naar zijn vaderland terug te keeren, weet ik niet: doch het zij hij hier 19
zie ook: 1865 621 dd. 23 September 1865. (te gebruiken als trefwoord: Cruquius, den 23 September 1865).
45
wenscht te blijven of niet, in alle geval acht ik het noodig dat weder worde voorzien in een reserve machinist. Het komt mij tevens nuttig voor om de machinisten zoo veel mogelijk te nemen uit de stokers en daartoe bij het in dienst stellen van stokers er op te letten of de aan te stellen stoker lust en aanleg heeft. Op die wijze zal men bij ziekte of vertrek van machinisten beter in de behoefte kunnen voorzien en een gewenschte prikkel voor den ijver van de stoker verkrijgen. Van de stokers die thans in dienst zijn gaat hierbij een staat, op welke hunnen diensttijd en ouderdom is vermeld. De stokers die thans in aanmerking zouden kunnen komen, om als machinist opgeleid te worden, zijn die onder n. 3 en 8 van den staat vermeld; namelijk A. Slingerland van den Lijnden en P. Bras van den Cruquius. Wordt een dier personen opgeleid tot machinist dan zou weder een stoker in dienst dienen gesteld te worden, daar een élève machinist bij werking van de machinist niet tevens als stoker kan dienst doen. Voor het opleiden van eenen stoker tot machinist hebben de Engelsche machinisten tot heden altijd f 100.- ontvangen. Ik acht het nuttig dat thans weder te betalen, hoezeer het aanbeveling verdient om van dien regel, zoo mogelijk, langzamerhand af te gaan. De hoofdopzigter A. van Egmond Behoort bij missive 54/7
Staat van de stokers bij den Haarlemmermeerpolder
Volgnummer Naam en Voornaam van ouderdom van dienst 1 Verkuil M. 2 Stortenbeker P. 3 Slingerland A. 4 Havenstroom C. 5 Van de Splinter M. 6 Van Deursen G. 7 De Vries J. 8 Bras P. 9 Dijkman A. 10 Van Steenderen P.
Ouderdom Tijd van in diensttreding 39 April 1847 49 Febr. 1849 38 April 1849 39 April 1849 40 2) Dec. 1849 36 2) Dec. 1852 25 2) Nov. 1854 27 2) Mei 1857 40 2) Nov 1860 28 2) Juni 1862
weekloon
standplaats
f 7.90 f 7.90 f 7.90 f 8.90 f 7.f 7.f 6.f 7.f 6.f 6.-
Lijnden Lijnden Lijnden Cruquius 1) Leeghwater Cruquius Leeghwater Cruquius Leeghwater Cruquius
noot 1 = Doet dienst als machinist ter vervanging van Vorstman noot 2 = leeftijd bij schatting Heemstede, 5 Februarij 1862 De Hoofdopzigter A. van Egmond ++
46
1862 106 De Prins van Oranje IJzergieterij Fabriek van stoom en andere Werktuigen Wed. A. Sterkman & Zn. ‘s Gravenhage
’s Gravenhage, 14 Februarij 1862
Aan: Wel Edel Geb. Heer J.W.M van de Poll Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Naar aanleiding van het met U Ed. heden besprokene, hebben wij de eer U Ed. te berigten, dat wij in uw voorstel van met de vervaardiging van het giet- en metaalwerk, benevens de daarbij behoorende arbeidsloonen, en een onvermijdelijk smeedwerk te worden belast, genoegen nemen en zal het ons aangenaam zijn, daarvan uwe goedkeuring te mogen vernemen. In afwachting hebben wij de eer onder aanbeveling hoogachtend te verblijven U Ed. Dst. Dienaren Wed. A. Sterkman en Zoon ++ Haarlemmermeer-polder20 De ondergetekende P. Bras verklaart ontvangen te hebben van den Heer W.C. Dansdorp opzigter van den Haarlemmermeer-polder, de som van vijf gulden twintig cents voor stoken aan van Lijnden 24, 25, 26 en 27 Maart. 4 dagen f 4.reiskosten f 1.20 de Cruquius den 27 Maart 1862 Zegge f 5.20
P. Bras
Gezien en goedgekeurd de Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1862 274 No. 193/7
Heemstede, 15 April 1862
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder
20
Deze nota is opgenomen in de vaste collectie van museum de Cruquius..
47
Ten aanzien van de verdeeling der werkzaamheden bij de uitvoering der nieuwe werken die in dit jaar bij de stoomtuigen moeten worden uitgevoerd, heb ik de eer U Ed. voor te stellen: 1 Om met de afdamming van de waterloopen van den Lijnden te beginnen op den 28 sten dezer maand 2 Om met de afdamming van de Kruisvaart bij den Cruquius te beginnen op 10 Mei aanstaande, en 3 Om met de afdamming van de hoofdvaart bij den Leeghwater te beginnen op 19 Julij e.k. Verder zou dan binnen enkele dagen dienen bepaald te worden of de pompharten van den Lijnden, voor den aanvang der werken aldaar zullen worden hersteld. Ik vermeen dat die herstelling vooreerst niet noodig is, daar die hartkleppen het water in de pompen vrij goed ophouden, wanneer de machine stopt. De herstelling der harten van den Leeghwater en Cruquius kan tegelijk met het maken der stuwdammen worden gedaan. De Hoofdopzigter A. van Egmond Bijlage bij 1862 274 Aanduiding der werken Geheel IJzeren leggers voor den Lijnden Ketels voor den Lijnden Ketelgebouwen van den Lijnden
Dag der oplevering Onderdeelen Aanvoer van de leggers op het werk Geheele oplevering Aanvoer van den ketels op het werk de stoelen gesteld Geheele oplevering van het werk Aanvoeren van het hout voor de sloven op het werk De jukken in de waterloopen geplaatst De bruggen over de waterloopen gemaakt De geheele oplevering van het werk
1 Junij 15 Junij 15 Junij ketels op 15 Julij 1 Sept. 15 Mei 1 Junij 1) 30 Junij 1 October
Stuwdammen bij den Aanvoer van het hout op het werk 15 Meij Leeghwater en Den aarden dam aan den Cruquius gereed 1 Junij 2) Cruquius Voltooijing van den dam aan den Cruquius 5 Julij De aarden dam aan den Leeghwater gereed Voltooijing van den dam aan den Leeghwater
19 Julij 3) 23 Aug
1) In de veronderstelling dat met de afdamming wordt begonnen op 28 April 2) In de veronderstelling dat de order tot het leggen van den dam gegeven wordt op 10 Mei 3) In de veronderstelling dat met de aarden dam begonnen wordt op 11 Julij Aldus opgemaakt door den ondergeteekende Heemstede, 15 April 1862 De Hoofdopzigter
48
A. van Egmond ++ 1862 297 Utrechtsche IJzergieterij Fabriek van stoom en andere Werktuigen
Utrecht, 25 April 1862
No. 317 Edelachtbare Heeren Dijkgraaf en Heemraden der Haarlemmermeerpolder Ingevolge een discours dat wij dezer dagen met een uwer Heeren hadden, nemen wij de vrijheid U aan te bieden eene rotets der Clairmantel roosterbaren, waarover hier gebreveteerd is. Zij leveren bij groote besparing in hoeveelheid brandstof, het groote voordeel op dat daarop Roer kolen in […] grove soorten gestookt worden, terwijl op de gewone roosterbaren gewoonlijk slechts Engelsche kunnen gebruikt worden. Aangenaam zoude het ons zijn indien U met deze roosters eene proef wildet nemen, maar voegen wij er de opmerking bij dat zij minder geschikt zijn voor ketels met in […] vuurhaarden; voor alle andere […] vloer zij […] uitmuntend. De prijs bedraagt f 20.- per 100 kilo. Wij nemen tevens de vrijheid U opmerkzaam te maken op de hierbij gaande rotets […] van […], die door vele totaal opzieners ten zeerste aan bevolen reeds op […] te stooken ingevoerd zijn, en onder andere bij besluit der gemeenteraad van Arnhem op alle […] aldaar zullen in gevoerd worden. Wij leveren die af zonder last ad f 1.80 per lading; wel last voor gelang van soort en zwaarte der kool, die verlangd wordt. Ons vleijende met eenige opdragt door U vereerd te zullen worden hebben wij de eer Met de meeste Hoogachting te zijn Ue. Ed. Dw. Dienaren De Utrechtse IJzergieterij Henri Kruseman ++ 1862 31021 No. 229/7
Heemstede, 29 April 1862
Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Met de terugzending der, van U. EW. ontvangen seinlijst en brief van den Heer Amersfoordt, heb ik de eer U toe te zenden eene andere door U gevraagde seinlijst, die mij eenvoudiger voorkomt. 21
zie ook: de Toelichtende Memorie op de begrooting van uitgaven en ontvangsten van den Haarlemmermeerpolder in het Hoogheemraadschap van Rijnland over 1882. In dit overzicht wordt een bedrag ad f 16.90 opgenomen voor een spreekbuis tussen de machinekamer en het ketelhuis (te gebruiken als trefwoord: spreekbuis of: f 16.90).
49
Wanneer het getal der verschillende seinen groot is zal dit ligtelijk aanleiding tot verwarring geven en het tegengestelde van hetgeen men verlangt te bereiken. Door het invoeren dier seinen zal de machinist slechts zelden noodig hebben, om tijdens de werking in het ketelgebouw te komen. Wil men hem voortdurend in de machinekamer houden, zoo dat de handels altijd onder zijn bereik blijven, dan moet de machinist telkens de hulp van den anderen machinist of van den Opzigter inroepen, wanneer hij beneden de machinekamer moet zijn, tot het nazien of veranderen van eenig onderdeel; omdat kleine gebreeken meestal niet gedurende de werking kunnen worden ontdekt. De Hoofdopzigter A. van Egmond Seinen van den machinist tot den stoker 1 keer schellen: moet de kolenkruijer in de machine komen 2 keer schellen: beteekend meer opstoken 3 keer schellen: is de demper een weinig digt doen 4 keer schellen: beteekend de vuren openzetten en de demper digt doen Seinen van den stoker tot den machinist 1 keer schellen: is gebrek aan voeding 2 keer schellen: is een peilglas stuk 3 keer schellen: is een ketel lek 4 keer schellen: is een der voedingskleppen blijft open 5 keer schellen: zend de smeerjongen Bijlage bij 1862 310 Haarlemmermeer, 2 April 1862 Dijkgraaf van Haarlemmermeer Haarlem Weledelgeboren Heer, Heden morgen heb ik mij begeven naar den Lijnden en aldaar de beplanting nagezien. Zij ging geregeld voort. Om de geheele beschikbare ruimte vol te planten, zoude er nog ongeveer f 15.boven de toegestane f 100.- noodig zijn; zonder Uwe magtiging zal zulks echter niet geschieden, maar de overige grond ledig blijven, hetgeen eigenlijk jammer is. Bij mijn bezoek trok het mijne aandacht dat de machinist Uren zich bevond op den omloop van het werktuig, bezig zoo het scheen om de werking der pompen gade te slaan. Reeds bij vroegere gelegenheden heb ik dit meermalen gezien. Maar binnen gegaan zijnde, heb ik Uren gevraagd of de schel thans goed werkte, en wat de seinen waren die men daarmede had afgesproken. Hij zeide dat hij niet wist hoe die dingen werkten; dat hij daaromtrent geene orders ontvangen had, en dat hij ook niet wist waarom zij dienden.Geen opzigter had hem daaromtrent iets gezegd. Ik trachtte hem uit te leggen, dat zij waren geplaatst om den machinist in staat te stellen te schellen, om wanneer hij hulp noodig had, daarvan te kunnen kennis geven, ten einde hij de machinekamer nimmer zoude behoeven te verlaten. Hij antwoorde mij dat hij de machinekamer wel tien malen daags moest verlaten, om naar het benedenwerk te zien. Toen bemerkte ik hem dat in
50
dat geval voorzigtigheidshalve het werktuig behoorde stil te staan; hetgeen hij mij echter niet wilde toegeven, schoon ik hem op het breken van het hijdrauliek aan den Cruquius wees, hetgeen evenals aan den Lijnden den polder reeds menigmalen groote sommen gelds had gekost, hetgeen ik althans (wat mij betreft) heb toegeschreven aan den machinist. Te huis gekomen heb ik ingezien het dienstreglement van het Personeel bij de stoomwerktuigen. Art. 722 heeft mij versterkt in de meening dat de machinist de machinekamer niet mag verlaten, tenzij tot het nazien der werkende deelen. Hij heeft dus tot dat nazien het regt, maar mag toch niet vergeten de derde alinea: ,,Bij elke verwijdering uit de machinekamer doet hij zich vooraf zooveel eenigzints mogelijk vervangen”. Tot deze tijdelijke vervanging zijn de schellen geplaatst; daar nu onze machinisten zulks niet schijnen te kunnen of willen begrijpen, acht ik het noodig dat deze uitlegging van het reglement door Dijkgraaf en Heemraden worde besproken, en zoo zij de mare is, bij brief aan al de Opzigters, Machinisten en Ondermachinisten en verder personeel worde medegedeeld: b.v. in deze voege: Art.7 worde aldus door Dijkgraaf en Heemraden begrepen en uitgelegd, ,,Dat geen machinist de machinekamer ooit mag verlaten, gedurende het drijven, ten zij hij zich vooraf hebbe doen vervangen”. Om deze vervanging te doen plaats hebben zal hij hebben de beschikking over den smeerjongen of eenen kolenkruijer, welke personen hij zal waarschuwen door middel van de daartoe geplaatste bellen, die dan zullen moeten roepen den ondermachinist of eenig ander persoon in staat en geregtigd. Hij zal zich in ieder geval, dat de vervanging geen plaats kan hebben, het werktuig moeten laten stilstaan, gedurende al den tijd dat hij de machinekamer verlaat. Aan de stokers wordt evenzeer het gebruik der schel voorgeschreven in de gevallen voorzien alinea 1 en alinea 4 van Art. 11. De opmerking door Uren gemaakt, dat deze gevallen zeer zelden voorkomen, heeft voor mij geene kracht; want juist die enkele zeldzame gevallen, zijn de oogenblikken van gevaar, en voor die oogenblikken wordt de orde en het reglement geschreven. Ik zoude er (na de verkregen ondervinding) zelfs zeer voor zijn, dat er werde gehouden eene exercitie met de schel; in gewonen tijd; om te zien of de orders goed begrepen zijn; of de machinist onmiddellijk stopt?, of de kolenkruijer of de smeerjongen onmiddellijk koomen aanloopen? Of de stooker den kolenkruijer onmiddellijk waarschuwt, en dergelijke meer. In geval een schel geplaatst is naar het huis van den Opzigter, zoude ik ook die wenschen beproefd bezien, ten einde te weten of zijne dienstboden of huisgezin begrijpen dat zij hem, de opzigter op het horen der bel onmiddellijk moeten roepen. Een leger dat niet naar signalen luistert, is onregeerbaar en half geslagen, voor nog de slag komt. Uw dw. dienaar Mr. J.P. Amersfoordt ++ 1862 400
22
Zie ook: 81 466 Instructies voor het personeel 1847 – 1850. Art. 7: De machinist zorgt voor de rigtige werking van het stoomtuig waartoe hij behoort, en is daarvoor verantwoordelijk. Tussen 1850 en 1862 moet een nieuwe versie van de instructies van kracht zijn geworden waar in dit geval naar verwezen wordt. Dat blijkt uit de verwijzing naar alinea 1 en 4 van art. 11. In de aangehaalde instructies van 1847 – 1850 heeft art. 11 geen onderscheiden indeling zoals hier wordt bedoeld. (te gebruiken als trefwoord: 81 466).
51
Rotterdam, 4 Junij 1862 Aan: Den W. Ed. Heeren Dijkgraaf & Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Naar aanleiding van een bij mij, onder dagteekening van 24 Mei jl. ingekomen schrijven van den Heer A. van Egmond, Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder, heb ik de eer Uwer te berigten, dat de Ned. Stoomb. Maatschappij, bereid is zich te belasten met de daarbij bedoelde reparatie die aan de Cruquius, voor de somma van f 500.- welke reparatie zoude bestaan in: 1 het maken van eene pakking drukring voor den luchtpompzuiger 2 het maken van een twaalf stuks rood koperen bouten met metalen moeren 3 het opzuiveren van de luchtpompzuiger en klep 4 het maken van een metalen bos voor den luchtpompzuiger en de in evengenoemd schrijven bedoelde reparatie van het stoomwerktuig de Lijnden voor de som van f 900.- welke reparatie zoude bestaan in: 1 het maken van twee metalen bossen voor de luchtpompzuiger 2 het afdraaijen van twee zuigstangen, dezelve met metaal omgieten en weder afdraaijen en het opzuiveren van twee zuigers & kleppen. Onder de prijzen zijn begrepen de kosten van vervoer tot op de plaats van bestemming, doch geene kosten van aanbrengen of anderszins op den plaats zelven. Door eene afwezigheid is de inzending dezer opgave, hoewel onwillekeurig, tot heden toe vertraagd, hetgeen ik mij vleij dat U wel zult willen verschoonen. Met hoogachting betuig ik te zijn Uwe Ede. D. Dienaar De Directeur der Nederlandsche Stoomboot Maatschappij J. Oordt ++ 1862 410 Rotterdam, 31 Mei 1862 Weledelgeboren Heer J.W.M. van de Poll, Cieviel Ingenieur. Heemraden van den Haarlemmermeerpolder enz. Weledelgeboren Heer! De geëerde missive van Uw Edel geb. Dd. 24 dezer mij geworden zijnde zoo heb ik de eer Uw Edgeb. daarvan ontvangst te betuigen met dankzegging voor Uw Edgeb. daarin uitgedrukte goede oogmerken, en spijt het mij dat ik tot het opzicht van de ketelconstructies voor de Lijnden U Edgeb. niet van dienst heb kunnen zijn, doch die zaak, als afgehandeld, thans verder in berusting latende. Welligt zou echter de Haarlemmermeer door mijne diensten op eene andere wijze te baten zijn, bijv. door toepassing mijner besparing in brandstoffen, waaromtrent ik Uw Ed.geb. op eerste
52
aanvrage gaarne nadere inlichtingen zou verstrekken, bij aldien de hoofdzaken, dat onderwerp rakende Uw Edgeb. nog niet uit mijne herhaalde openbare aankondigingen bekend waren geworden. Mij dunkt het ware toch voor genoemde Polder van gewigt, zonder eenige onkosten op zoo beduidende jaarlijksche uitgaven aan steenkolen als de grootheid en talrijkheid der aldaar aanwezige stoomgemalen noodzakelijk moeten vorderen eene bezuiniging, zij het van slechts 10 pCt. te kunnen realiseren hetgeen, naar ik schatten mag, voor een minder of meerder regenachtig jaar fl 10000.- à fl 15000.- zou moeten bezorgen. Bij 10 pCt. besparing reken ik echter in verre weg de meeste gevallen niet te moeten blijven stilstaan, en meen zoodanige verhouding te moeten aanmerken als het minimum van besparing der moeite waardig te bewijzen in aanmerking van het onloochenbaar feit, dat, door elkander gerekend, hier te lande meer van het dubbele der P.K. en per uur verbruikt wordt, in vergelijking met het buitenland. Ten bewijze van hetgeen op dit gebied werkelijk tot stand te brengen is, mag ik gewagen van den uitslag mijner bewegingen op eene der tusschen Rotterdam en Middelburg dienstdoende stoomboten, alwaar ik heb aangevangen met eene vermindering van ruim 25 pCt. in het volumen der zoo gebruikelijke beste Engelsche kolen, en welke verminderde hoeveelheid ik vervolgens geslaagd ben te vervangen door eene zoo geringe (eenen nog minder) kwantiteit der goedkoopste Rhurkolen, zoodat dan thans per uur in onkosten vol 50 pCt. der oorspronkelijke uitgaven uitgewonnen zijn, niettegenstaande genoemd schip onder de zuinige en snelvarende der op Rotterdam loopende boten wordt aangemerkt. Daarbij is de nuttige werking der machine ook vermeerderd, zoodat thans het jaar hier te lande ongewone resultaat is opgeleverd van slechts plm 340 kilogrammen Rhurkolen per uur te behoeven voor een vrij bij volle dienst op plm. 168 indicatiën paarden werkende marine machine, bij welk soort van stoomtuigen het algemeen aangenomen is economie in brandstof het moeijelijkst te bewerkstelligen valt, en waartoe dan ook werkelijk vele gronden bestaan. Mogt Uw Edgeb. beleefde uitnoodiging tot het brengen van een bezoek bij gelegenheid ik weldra Haarlem moge aandoen mede ten deel hebben hierover te aboucheren, zoo zal ik gaarne daaraan voldoen, en voorlopig van Uw Edgeb. te dezer zake, zoodra Uw Edgeb. daartoe de tijd gekomen oordeelt, nader schrijven tegemoet zien. Met betuiging mijner hooge onderscheiding heb ik de eer te zijn. Weledelgeboren Heer Uw Edgeb. Onderdanige Dienaar ++ 1862 471 : Schetsteekening van een sijsteem tot verkrijging van volledige verbranding bij vuurhaarden voor stoomtuigen ++ 1862 472: overeenkomst tussen D&H en aannemers met betrekking tot werkzaamheden aan de Cruquius en Lijnden ++ 1862 498 no. 394/7
Heemstede, 14 Julij 1862
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem
53
Het oude ijzerwerk van den Leeghwater dat, aan de Utrechtsche ijzergieterij is verkocht, zal vanwege die fabriek gehaald worden zoodra de stukken voor den Cruquius en den Lijnden, die aan die fabriek gemaakt worden, gereed zijn. Aangenaam zou het mij zijn, indien daarna ook kan worden opgeruimd het ijzer dat bij de jongste verkooping aan den Cruquius is opgehouden en verder het oude metaalwerk dat bij de stoomtuigen aanwezig is. Het best ware, daartoe eenige fabriekanten uit te noodigen om opgave te doen van de prijzen die zij daarvoor willen geven. Mogt door U tot den verkoop besloten worden, dan zou eenen staat van het oude metaal met opgave van het gewigt aan de fabriekanten moeten worden gezonden. Aan de Cruquius ligt verder nog eene hoop hout die bij de gehouden verkooping ook is opgehouden. Ook dat hout zag ik gaarne opgeruimd. Daar het, zoo als bij den verkoop gebleken is, weinige of geene waarde heeft, neem ik de vrijheid U voor te stellen dat tusschen het personeel aan den Cruquius te verdeelen. De Hoofopzigter A. van Egmond ++ 1862 527 Haarlemmermeer, 9 Julij 1862 Dijkgraaf van Haarlemmermeer Weledelgeboren Heer Op de landbouwtentoonstelling te Battersea heb ik gezocht naar verschillende pomptoestellen, tot lediging van de putten onzer stoomwerktuigen. Ik breng thans mede: Een catalogus van Gwynne en C., prijzen zie pag. 12 Godwin, 151 Newpoortstreet Lanbeth, prijzen onbekend Appleby Brothers, 69 King Williamstreet London EC., prijzen onbekend (de twee laatste uitvindingen zijn nog nieuw, zullen mij over prijzen schrijven) Fowler & C., Whitefriars street, Fleet street, London EC. (Almede zonder prijzen voor stoomtuig) In den offcieelen catalogus no. 1961 van de groote tentoonstelling Ransomes & Sing threehorse pumping engine L 190.Uit dit alles is mij gebleke dat de pomp aangeboden door Keijzer & Swertz nog de beste en goedkoopste is. Aangenaam zal het mij zijn de Catalogi na inzage terug te mogen ontvangen Uw dw. dienaar Mr J.P. Amersfoordt, heemraad ++ 1862 549 1ste Inspectie van Fortificatiën no. 65
Amsterdam, den 25 Julij 1862
54
Uitreiking eener beschikking Aan: Den Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U Edel Geboren te doen toekomen eene Ministerieele beschikking in dato 24 Julij jl. no. 57 B betrekkelijk het maken van eenen houten stuwdam ten zuide van het stoomgemaal de Cruquius in de Kruisvaart. De kapitein waarnemend Eerstaanwezend Ingenieur Ministerie van Oorlog Bureau der Genie No. 57 B De Minister van Oorlog gevolg gevende aan ’s Konings besluit van den 16 dezer n. 72: Brengt als beschikking voor zooveel hem, Minister van Oorlog aangaat, op het door Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder onder dagteekening van den 24 Mei jl. aan den Koning ingediend adres, ter hunner kennis dat bij het vermelde besluit aan hen is vergund, dat er binnen de verboden kringen van het fort aan den gedigten mond van het Spaarne, ten zuiden van het stoomgemaal de Cruquius, in de Kruisvaart worde gemaakt een houten stuwdam, bestaande uit eene dubbele rij palen met damplanken gedekte door eene dubbele rij kespen en een dorpelstuk met het bovenvlak gelegen op ongeveer 6.55 el beneden het Amsterdamsch Peil, waarop gesteld acht stijlen reikende tot 1.10 el beneden het vermelde peil, met zeven valschutten in de tusschenruimten elk ter breedte van ongeveer 2.80 el en aan de einden met beschoeijingen in de rigting der vaart, elk lang ongeveer 4 el waartegen ter weder zijde vleugels allen ongeveer 7 el lang, het geheel voorzien van een loop brug breed 1 el. ’s Gravenhage, den 24 Julij 1862 J.W. Blanken ++ 1862 630 no. 474/7
Heemstede, 23 Augustus 1862
Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U Ed. mede te deelen dat van den Heer Eug. Charles ontvangen is de onlangs aan hem bestelde caourtchouc en twee gutta percha persringen voor welke voorwerpen de ontvangen rekening hierbij gaat; over welker bedrag vermoedelijk per wissel zal worden beschikt. De ringen kunnen echter niet worden gebruikt omdat zij niet passen. De reden daarvan is dat men beproefd heeft om die ringen te maken zonder daartoe vooraf modellen in gereedheid te brengen. De proef heeft echter geleerd dat zonder modellen geene goede ringen zijn te maken. De Heer Charles heeft mij medegedeeld dat de twee modellen voor de ringen van den Cruquius 160 francs zouden kosten. Hoezeer ik die kosten niet te hoog vind vermeen ik echter dat die modellen vooreerst niet door hem moeten worden gemaakt, maar acht ik het beter om de benoodigde ringen bij
55
de Heeren Geck en Comp. te Amsterdam te bestellen en daarbij vooral goede kwaliteit aan te bevelen, bij gebreke waarvan terugzending der ringen plaats zal hebben. De genoemde firma die vroeger de ringen leverde, ontvangt die van eene Engelsche fabriek bij welke de modellen voorhanden zijn. Aan den Heer Charles zal moeten worden geschreven dat de gezonden ringen niet kunnen worden gebruikt en ter zijner beschikking blijven en tevens dat de som voor de ringen bereekend niet kan worden betaald. Aangenaam zal het mij zijn te mogen vernemen of U verlangt dat dit schrijven door mij geschiedt. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1862 798 30 October 1862 Verzameling van inschrijvingen voor den verkoop van oud ijzer, lood enz. aan de verschillende stoomtuigen. De prijs waarvoor ik de ondergetekende genegen zal zijn het oude lood te ontvangen ’t welke voorhanden is aan de machine gebouwen van de Haarlemmermeer is negentien guldens vijf en zeventig cents per honderd pond bruto gewigt. Haarlem, 27 October 1862 Bijleveld & Verpoorten Ik ondergetekende biedt voor het gele koper zes en zestig gulden dertien cents per 100 pond zegge f 66.13 Voor het lood negentien guldens en vijftig cents per 100 pond zegge f 19.51 Voor het geslagen ijzer twee guldens dertig cents per 100 pond zegge f 2.30 Voor het gegoten ijzer twee guldens twintig cents per 100 pond zegge f 2.30 Voor de roosterbaren zestig cents per 100 pond zegge f 0.60 Amsterdam, 27 October 1862 Uw Ed Dienaar J.A. Kaas Amsterdam, 26 October 1862 Edel Achtbare Heeren! Voor het bedoeld te koop aangeboden lood kan ik besteden f 20 (twintig gulden) per 100 pond, op de door U gestelde voorwaarden en onder de genoemde korting van 4 pond per 100 voor tarra overigens betaling bij contant. In afwachting verblijven Hoogachtend Uw Ew Dienaar J. Maas
56
De Heer Van den Poll Haarlem Amsterdam, 31 October 1862 Mijn Heer! Dat het ons verwondert dat wij geen antwoord gekregen hebben wegens de inschrijving der metalen van de 28e dezer dat wij dachten doch er iets van te krijgen want wij hebben een hoge bod geschreven,verzoeken ons vriendelijk met omgaande ons te willen melden of wij wat gekregen hebben ja of neen. In afwachting van zulks Noemen wij met achting U Dw. Dienaar Zwaneburgwal C 378 Amsterdam, 27 October 1862 Wij ondergetekende bieden voor de onderstaande goederen als voor het geel kooper Drie en zeventig guldens zes en twintig cents zegge f 73.26 Voor het lood Twintig guldens zestien cents zegge f 20.16 Voor het geslagen ijzer Drie guldens twaalfs cents zegge f 3.12 Voor het gegoten ijzer Drie guldens zes cents zegge f 3.06 Alles per honderd Nederlandsche ponden U Ed. Dw. Dienaar Zwaneburgwal C 378 Amsterdam, 24 October 1862 De Wel Eed. Heeren Dijkgraaf en Heemraden der Haarlemmermeerpolder te Haarlem Wel Eed. Heeren Ik berigt U.W.E. bij deze als dat ik voor het door U.G. aangeboden oud koper zoo als ik dat gezien heb aan de stoomwerktuigen der Haarlemmermeer besteden kan f 65 per 100 N. ponden. In afwagting van U.W.E. berigt noem ik mij met hoogachting U.W.E. Dienaar E. F Hackwitz ++ 1863 Cruquius zie opzigter 479; zand 632
57
Stoomwerktuig (mobiel) 766, 967 n.a.. Stoomwerktuigen 317, 505, 747, 789, 844, 898, 903, 918, 923 1863 317 N. 697
Haarlemmermeer, 7 April 1863
Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer bij deze aan U in te zenden drie akten van vergunning voor het gebruik van de stoomtuigen Leeghwater, Cruquius en Lijnden. Op een verzoek van den Heer Commissaris des Konings in Noordholland heb ik de eer U wijders te kennen te geven, dat deze stukken met de vroeger uitgereikte exemplaren van ’s Konings besluit van 26 September 1833, Staatsblad no. 58, op eene voor ieder zigtbare plaats in de gebouwen, waartoe zij betrekking hebben, moeten opgehangen of aangeplakt worden en blijven, volgens den inhoud der circulaire, opgenomen in de Staatscourant van 18 Mei 1852 en in de aanschrijving van den 19 dier maand, no. 172/3618 (provinciaal no. 54). Eindelijk verzoek ik U, aan mij te willen overmaken: 1 een bedrag van f 11.26 ½ wegens ten deze aan het Departement van Binnenlandsche Zaken verschuldigde zegel en leges gelden. 2 de nu vervallen drie akten van 14 September 1852. Een en ander ter opzending aan genoemd Departement. De Burgemeester van de Haarlemmermeer ++ 1863 479 N. 279/8
Heemstede, 3 Junij 1863
Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem In het jaar 1861 werd door U Ed. besloten om aan de Engelsche machinisten te betalen, eene som van f 300.-, gelijkelijk tusschen hen te verdeelen, en zulks voor het verder op leiden van de ondermachinisten Delhaes, Umans en Havenstroom. Van die som hebben zij in het vorig jaar de helft ontvangen, zoodat hun thans nog zou toekomen f 150.-. Ik neem de vrijheid U te verzoeken thans aan ieder der bedoelde Engelsche machinisten, de som van f 75.- te betalen, waarmede dan die zaak zou vereffend zijn. Verder neem ik de vrijheid U nog te verzoeken om bij de begrinding der lengtewegen, zoodra de behoefte zich daaraan voor de lossingen der grind doet gevoelen, over de noodige tijdelijke opzigters te mogen beschikken. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1863 505
58
N. 326/ 8
Heemstede, 14 Junij 1863
Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem De machinist A. Uren van den Lijnden heeft mij gevraagd of hij in de volgende maand gedurende 2 of 3 weken verlof zou kunnen krijgen om naar Engeland te gaan. Naar ik geloof staat dit verblijf in verband met het zoeken naar eene betrekking voor zijnen zoon. Ik heb aan Uren gezegd zijn verzoek bij U Ed. te zullen overbrengen, waaraan ik bij deze voldoe en tevens de vrijheid neem U voor te stellen dat verlof te verleenen met behoud van tractement. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1863 632 N. 1677
Haarlemmermeer, 3 Julij 1863
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Hoofdingelanden 12 Augustus 1863 no. 2 d Tot het ophoogen van het terrein der Markt alhier en het dempen der slooten langs de hoofdweg om de Markt, hebben wij eene hoeveelheid zand benoodigd van p.m. 1800 kubieke ellen. Wij zijn zoo vrij Uw bestuur te verzoeken, ons de bedoelde hoeveelheid zand kosteloos te willen afstaan, van de gronden in de nabijheid van de Cruquius. Burgemeester & Wethouders van Haarlemmermeer ++ 1863 766 Extract uit het Register der Deliberatiën van de Gedeputeerde Staten der Provincie Noord-Holland No. 2
Woensdag den 23 September 1863
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Gedeputeerde Staten der provincie Noordholland, Gelezen een adres, waarbij S. de Clercq Wm. wonende te Lisse en A. Harmens Wm. wonende te Harlingen, vergunning vragen om, in de gemeente Haarlemmermeer te mogen hebben een vervoerbaar stoomtuig (locomobile) bestemd tot het drijven van een vervoerbaar dorschwerktuig, hetwelk men wil bezigen bij verschillende landbouwers, die dit mogten verlangen; Gelezen de ingewonnen berigten van Burgemeester en Wethouders van Haarlemmermeer en van Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder,
59
Gelet op het Koninklijk Besluit van 31 Januarij 1824 (Staatsblad no. 19) Verleenen aan de adressanten de gevraagde vergunning, onder voorwaarde dat voldaan worden aan de voorschriften van Z.M. besluit van 26 September 1833 (Staatsblad n. 58). Accordeert met voorz. register De Griffier der Staten van Noordholland ++ 1863 789 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Geeft met eerbied te kennen W. Holla Onder Machinist aan het stoomwerktuig de Lijnden dat hij zedert 1848 dus gedurende 15 achter een volgende jaren in Dienst is geweest bij den stoomtuigen van de Haarlemmermeer waarvan de laatsten zeven jaren als onder machinist bij de Lijnden. Dat hij de vrijheid neemt zich eerbiediglijk tot uwen vergadering te wenden met nederig verzoek dat aan hem een enigen verhooging van salaris word toe gekend, daar hij bescheidelijk vermeent dat hij in vergelijking van anderen te laag bezoldigt is, dat hij zoo vrij is beleefdelijk aan uwen vergadering te doen op merken, dat de bij den machinisten aan de Leeghwater en de onder machinist aan de Cruquius bij veel minder dienst jaren als machinisten veel hooger bezoldigt zijn23. Dat hij bescheidelijk verneemt, steeds met ijver en naauwgezetheid zijnen dienst pligten te hebben waargenomen en dat hij vertrouwd door zijnen chefs daar voor getuigenis kan worden afgelegt. Dat hij zich vlijt dat door uwen vergadering een gunstig gevolg worden gegeven aan dit hem eerbiedig verzoek. Met eerbied noemt hij zich u edelen dw. dienaar W. Holla Den Lijnden, 27 September 1863 ++ 1863 844 N. 559/8
Heemstede, 6 November 1863
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik neem de vrijheid U Ed. te verzoeken mij te willen opgeven of bij de aanstaande herdenking van Neerlands bevrijding24, aan de stoomtuigen moet worden gevlagd en zoo ja op welken dag.
23
Zie ook: bijlage 2 Personeelsoverzicht per jaar inclusief de verdiensten per week 1861 – 1933. Hieruit blijkt dat de 2e machinist J.H. Delhaes en A. Umans aan de Leeghwater f 16.- per week verdienen en C. Havenstroom aan de Cruquius f 11.50 per week. Niet duidelijk is wie Holla hier bedoelde met de ondermachinist van de Cruquius. Uit het overzicht in bijlage 2 wordt dit niet duidelijk. In bijlage 2 is alleen de functie bekend van een 1e en 2e machinist. (te gebruiken als trefwoord: personeelsoverzicht per jaar inclusief de verdiensten per week of: 8.2.). 24 Waarschijnlijk wordt hier aandacht gevraagd voor het vijftigjarig bestaan van Nederland als zelfstandig staat na de Franse periode die in 1813 afgesloten werd. 1863 werd het zogenoemde ,,Jubeljaar” genoemd.
60
De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1863 898 Aan: Weledele Heeren Dijkgraaf & Heemraden van de Haarlemmermeerpolder Weledele Heeren! Bij de inlevering van eenige rekeningen voor het loopende jaar, is mij geene betaling geworden van een gedeelte derzelve bestaande in de: Scharnieren voor pompzuigers aan de ondervlakken geschaafd en zuiver uitgebouwd. Bij informatie is mij medegedeeld, dat de reden hiervan bestond doordat ik deze stukken niet zooals ik dezelve in Januarij 1862 had aangenomen voor f 38.- maar voor f 60.- per 100 kilo had genoteerd. Beleefdelijk neem ik de vrijheid hierop het volgende in het midden te brengen. Inschrijven tot de reparatie der werktuigen voor een zeker gedeelte toegelaten te worden, was het voor de eerste maal dat Uw Ed. met mij in connectie kwamen, en was ik dus, wat de uitvoering van werkzaamheden betreft bij Uw Ed. geheel onbekend. Eveneens was het ook voor de eerste maal, dat ik in de gelegenheid kwam, om de onderdelen der machine (hoewel omschreven) naauwkeuriger te leeren kennen. Dientengevolge wordt mij van Uw Ed. voorgesteld, het contract, hetwelk in het bestek luidde (drie jaren) in plaats van op dier tijd, op een jaar te bepalen, zoudende dan het verlengen van dien tijd afhangen van de uitkomst van het 1e jaar, hetwelk alzoo ook is geschiedt. Ik moet veronderstellen, dat door Uw Ed., op het door mij vervaardigde en geleverde geene ongunstige bemerkingen zijn gemaakt, immers het 2e jaar is ingegaan, en ik heb mij mogen verheugen, wederom door Uw Ed met eenige bestellingen vereert te worden. Anders was dit echter met mij het geval, wijl ik bemerkte dat er met eene post nl. die van de scharnieren voor pompzuigers blijkbaar een vergissing had plaats gehad, voortspruitende uit onvoldoende bekendheid met deze stukken. Het 1e jaar kon ik hier niet van spreken en deed dit ook niet met het 2e jaar neem ik echter de vrijheid hierop terug te komen en verzoek ik beleefdelijk dat voren genoemde rekeningen mogen worden voldaan, en dat dit tarief ook voor het vervolg mag worden aangehouden. Inmiddels heb ik de eer met de meeste hoogachting te verblijven. Weledele Heeren Uw Weld Dienstw. Dienaar H. Figée Haarlem, 28 Nov. 1863 ++ 1863 903 De Nijverheid IJzer Koper en Metaal Gieterij Fabriek van Stoom en andere Werktuigen D.A. Schretlen & Co. te Leijden
Leijden, den 3 December 1863
61
Aan: Weledel Geb Heer J.W.H. van de Poll Voorzitter van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Weledelgeboren Heer, Tijdens wij de eer genoten de ijzerwerken aan de stoomgemalen ten dienste van den Haarlemmermeerpolder te leveren, hadden wij uit voorzigtigheid de voorzorg genomen, om immer op den eerste aanvraag datgene te kunnen leveren, wat tot herstelling of vernieuwing benoodigd was. Om hierin te kunnen voorzien, moesten wij ook zuigerkleppen voorradig hebben. Aangezien deze voorwerpen uit Engeland moesten komen, bestelden wij daarvan immer 2 stuks meer dan wij konden berekenen noodig te zullen hebben ten gevolge waarvan wij nu twee zuigerkleppen over hebben gehouden, benevens een stuk gesmeed ijzer waarmede wij destijds de pompharten herstelden. Daar nu deze voorwerpen door Uw Ed. immer aan de stoomgemalen gebruikt kunnen worden en zelfs bij behoefte nimmer spoedig verkregen kunnen worden nemen wij de vrijheid Uw Ed. deze stukken tegen eene billijke prijs, des verkiezende door Uw Ed. te stellen aan te bieden. Aangenaam zal het ons zijn met een gunstig antwoord vereerd te mogen worden, waarmede verblijven met alle hoogachting Weledelgeboren Heer Uw Ed. Ge. dw. dienaar D.A. Schretlen ++ 1863 918 N. 615/8 Advies omtrent verzoekschriften Ingeschreven door den secretaris onder Nummer: 898 Dagteekening: 1 December 1863 Van: H. Figée Wat door den adressant gevraagd wordt: Om de scharnieren voor de pompzuigers der stoomtuigen, die in dit jaar door den adressant zijn geleverd betaald te krijgen met f 60.- per 100 Ned pond in plaats van met f 38.Beschouwingen en advies omtrent het gevraagde: In vorige jaren werden de scharnieren voor pompzuigers ruw afgeleverd door de Grofsmederij te Leiden voor f 35.- per 100 Ned. pond en aan de stoomtuigen door het personeel afgewerkt. Dit afwerken vorderde echter te veel tijd en kon aan de stoomtuigen niet zoo goed geschieden dan aan een fabriek, omdat men daar niet zoo goed is ingerigt. In het laatste bestek werd daarom bepaald dat de scharnieren aan de ondervlakken geschaafd en in de geledingen zuiver bewerkt en uitgeboord moeten worden. Daar de prijs aan de Grofsmederij voor ruwe scharnieren betaald werd, voor dergelijk werk niet te hoog is, was het blijkbaar dat de prijs voor
62
zuiver bewerkte scharnieren door den Heer Figée opgegeven te laag was. Reeds vroeger heeft de Heer Figée daarover gesproken; doch ik weigerde zijne rekeningen goed te keuren in dien de scharnieren niet tegen den bepaalden prijs werden berekend, hetgeen dan ook over het vorig jaar is geschied. Het komt nu voor dat over dit jaar aan het verzoek zou kunnen worden voldaan, daar de prijs van f 60.- niet te hoog geacht kan worden en het voornaamste werk dat door den leverancier van smeedijzer voor de stoomtuigen wordt geleverd bestaat in scharnieren voor zuigers. De voor dit jaar geleverde scharnieren bevatten in het geheel een gewigt van 344 ½ Ned. pond; zoodat, indien aan het verzoek wordt voldaan f 75.79 meer zal moeten worden betaald dan bij het bestek is bepaald. Heemstede, 10 December 1863 De Hoofdopzigter A. van Egmond Aanmerkingen: Het werk tot heden van den Heer Figée ontvangen is altijd zeer voldoende geweest. A.E. ++ 1863 923 N 616/8 Advies omtrent verzoekschriften Ingeschreven door den secretaris onder nummer: 903 Dagteekening: 4 december 1863 Van: D.A. Schretlen en Comp. te Leiden Wat door den adressant gevraagd wordt: Om 2 pompzuigerskleppen welke de adressanten nog voorhanden hebben, alsnog te mogen leveren. Beschouwing en advies omtrent het gevraagde: De kleppen voor pompharten en zuigers werden vroeger door de Heeren Schretlen en Comp. geleverd tegen den zelfden prijs als later door den Heer H. Figée is bedongen, namelijk f 38.- per 100 Ned. pond. De Heeren Schretlen en Comp. zorgden altijd dat zij die platen in voorraad hadden. Hebben zij er nu overgehouden zoo komt het mij billijk voor dat die platen van hem worden genomen; doch niet voor dat daarnaar behoefte bestaat. Mogten dus bij de volgende herstelling der pompharten en zuigers kleppen benoodigd zijn, dan zoo meen ik dat die van de Heeren Schretlen en Comp. konden worden gekocht, indien de bij hun voorhanden platen blijken aan de vereischten te voldoen. Ik acht het evenwel wenschelijk dat zij vooraf eene prijsopgave doen. Heemstede, 10 December 1863 De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1863 966
63
Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ik ondergetekende vernomen hebbende dat er van wege het Polderbestuur voor het herschieten der wegslooten eene toelage van 3 centen per strekkende El. aan de gebruikers der landen wordt verleend. Daar ik van deze nazomer reeds heb laten schieten de wegsloot van kavel 13 in Sectie M.M. aan de hoofdvaart mij in eigendom toebehoorende verzoek ik zoo het mij mogt toekomen voor deze mijn gelde terug zijnde het eene lengte van 200 Ellen. Met Achting Getekend Corn. Lijt Slooterweg Sectie N.N. kavel 6 Haarlemmermeer, 28 December 1863 ++ 1864 stoomwerktuig (mobiel) 210 n.a., 211 n.a., 284, 551 stoomwerktuig 64 (machinist Cruquius), 260, 296, 495, 537, 644, 708, 750, 787, 819, 820, 823, 1019 1864 64 N. 69
Heemstede, 4 Februarij 1864
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Bij de jongste werking van den Cruquius, deed zich het geval voor dat de stoker van Deursen en de 2e machinist Havenstroom, door ongesteldheid verhinderd waren, dienst te doen. In de vervanging van den zieken stoker kon worden voorzien, omdat de wegwerker Lelijveld in de afdeeling van den Opzigter van Riessen werkzaam, ook kan stoken. In de vervanging van den zieken machinist kon echter niet worden voorzien, omdat de Leeghwater ook in werking was en de Lijnden ook zou beginnen. Wel stelde 1 machinist aan den Cruquius voor, om den stoker Bras de machine te laten drijven; doch dit kon niet plaats hebben daar ter zijner vervanging geen stoker beschikbaar was. Bovendien zou ik den stoker Bras niet dan in den uiterste nood de machine hebben laten drijven, zonder Uwe toestemming; omdat hij zulks nimmer gedaan had, zonder het opzigt van Uren. Eerder ware ik dan tot het besluit gekomen om een der machinisten van den Lijnden naar den Cruquius te zenden en den Lijnden door den opzigter Vorstman te laten drijven. Daar nu bij de bedoelde werking van den Cruquius het weder ongunstig veranderde en het te voorzien was dat een der stoomtuigen spoedig zou kunnen stoppen, verzocht ik den machinist Uren wat langer dan gewoonlijk op wacht te blijven; waaraan door hem bereid willig werd voldaan, zoodat hij gedurende 24 uren achtereen volgens op wacht is geweest.
64
Ten einde nu voor het vervolg voor dergelijke gevallen volgens Uwen wensch te kunnen handelen, verzoek ik U beleefdelijk mij te willen mededeelen of Bras zonder opzigt van een andere machinist de Cruquius mag drijven. Ik geloof dat, dat zou kunnen gedaan worden als de machinist Uren zegt dat hem dat kan worden toevertrouwd. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1864 260 Haarlem, 7 April 1864 Aan: Weledele Heeren Dijkgraaf en Heemraden van de Haarlemmermeerpolder Weledele Heeren! Door deze neem ik beleefdelijk de vrijheid terug te komen op een schrijven van mij in dato 28 Nov. A.G. en een daarop gevolgde ongunstige beschikking, betreffende de prijsverhoging van de ,,Scharnieren voor pompzuigers van de ondervlakken geschaafd en zuiver uitgeboord”. Alhoewel ik heb berust in het besluit destijds door Uw Ed. genomen, en mij hiertegen in het minst niet heb willen verzetten, wat de verhoging dier artikelen in het loopende jaar betrof, zoo meen ik toch beleefdelijk de vrijheid het zelfde verzoek op de dezelfde gronden als vorengemeld weder tot Uw Ed. te rigten, voor de scharnieren welke in dit jaar benoodigd mogten zijn en wenschte dus dat de prijsverhoging van de scharnieren voor pompzuigers aan de ondervlakken geschaafd en zuiver uitgeboord van f 38.- op f 60.- per 100 kilo, door Uw Ed. in gunstige overweging worde genomen. Inmiddels heb ik de eer met de meeste hoogachting te verblijven Weledele Heeren, Uw Ed. dw. Dienaar H. Figée ++ 1864 284 N. 927
Haarlemmermeer, 15 April 1864
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeer Wij hebben de eer U bij deze te doen toekomen eene dispositie dd. 13 April 1864 no. 66 waarbij vergunning wordt verleend tot het plaatsen van een vervoerbaar stoomtuig; met verzoek de daarvoor verschuldigde zegel en legesgelden ad f 2.79 aan brenger dezes af te geven. Burgemeester en Wethouders van Haarlemmermeer Amersfoordt
de Secretaris Eggink
65
Extract uit het Register der Deliberatiën van de Gedeputeerde Staten der Provincie Noord Holland No. 66 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Woensdag den 13 April 1864 Gelezen een adres waarbij Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder vergunning vragen om te mogen plaatsen een vervoerbaar stoomwerktuig, tot het droogmaken der funderingen van de stoomtuigen de Cruquius, de Lijnden en de Leeghwater, tot het bewegen van eene draai- en zaagbank en voor andere werken; Gelezen het ingewonnen berigt van Burgemeester en Wethouders van Haarlemmermeer de 11 dezer no. 882; Gelet op het Koninklijk Besluit van den 31sten Januarij 1824 (St.bl. N. 19); Wordt besloten, dat de gevraagde vergunning te verleenen, onder voorwaarde, dat opgevolgd worden de voorschriften van Z.M. besluit van den 26 September 1833 (St.bl. N. 58). Gedeputeerde Staten voornoemd ++ 1864 296 No. 215
Heemstede, 16 April 1864
Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ten aanzien der herstellingen van de pompharten der stoomtuigen, zou ik het wenschelijk achten dat met den Leeghwater spoedig kan worden begonnen. Die herstelling aan den Leeghwater dient gedaan te worden voor het herstellen der balken in het gebouw, omdat bij die herstelling der balken de kap moet worden opgehangen en het gewigt uit de kap op de zuigers dient te worden gebragt. Doet men de herstelling der zuigers na die van de balken, zoo zal men gedurende den zomer geene gelegenheid tot inlaten van water aan den Leeghwater hebben. Aangenaam zou het mij zijn indien hieromtrent, zonoodig, in de eerste vergadering van Dijkgraaf en Heemraden kon worden beslist. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1864 495 n. 319
Heemstede, 4 Junij 1864
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem
66
De vertrekken die volgens het onderhoudsbestek moeten worden behangen zijn de navolgende: 7 kamers in de opzigterswoning 11 kamers in de woningen van het personeel bij de stoomtuigen; terwijl verder 2 kamers in laatstbedoelde woningen moeten worden beplakt met plintpapier Daarvoor zal per kamer gevorderd worden: 8 rol behangsel papier; 5 banden rand en 18 strekkende el plintpapier. In het geheel is dus nodig: 1 voor de opzigterswoningen: 36 rol behangselpapier en 35 banden rand 2 voor de overige woningen: 88 rol behangselpapier, 55 banden rand en 36 strekkende el plintpapier Wenschelijk zal het zijn om tweemaal de bovengenoemde hoeveelheid aan te kopen De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1864 537 N. 360
Heemstede, 7 Julij 1864
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Aan een der ketels van den Cruquius is de top plaat boven den vuurhaard gebladderd, zoodat die plaat gedeeltelijk zal moeten worden vernieuwd. Bij eene vorige gelegenheid is een dergelijk gebrek aan een der andere ketels hersteld geworden door het personeel van de fabriek van den Heer H. Figée te Haarlem; doch daar aan deze fabriek even als aan de overige kleine fabrieken geen vaste ketelmakers gevonden worden, acht ik het wenschelijk de herstelling door de fabriek de Atlas te Amsterdam, of eenige andere groote fabriek te laten doen. Men zal dan waarschijnlijk wat hooger dagloonen voor ketelmakers betalen doch men zal beter werk verkrijgen en de herstelling zal dan zeker minder dagloonen vorderen, dan wanneer ketelmakers van eene kleine fabriek worden gevraagd. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1864 551 N. 1944
Haarlemmermeer, 8 Julij 1864
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Wij hebben de eer bij deze aan U in te zenden een bewijs van onderzoek en beproeving van een vervoerbaar stoomtuig bewaard wordende aan het stoomgemaal de Leeghwater alsmede een exemplaar van het Koninklijk Besluit van 26 September 1833 Stbl. No. 5825.
25
Staatsblad is bijgevoegd.
67
De kosten, van zegel en leges bedragen f 3.87. U Ed. gelieve die gelden, ter vergemakkelijking met nevengaande brief, te doen bezorgen aan het locaal van het provinciaal gouvernement te Haarlem. Burgemeester & Wethouders van Haarlemmermer
de Secretaris
Amersfoordt
Eggink
Ministerie van Binnenlandsche Zaken 2 Julij 1864 no. 211 6e Afdeeling
Bewijs van onderzoek en beproeving
De Minister van Binnenlandsche Zaken, Op de aangifte van Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder; Gezien het Koninklijk besluit van 26 September 1833 Staatsblad no. 58 alsmede het verslag van den Ingenieur der eerse klasse voor het stoomwezen A.M. de Vries Robbé; verklaart, dat het vervoerbaar stoomtuig behoorende aan Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder en dienende om de funderingsputten van de stoomtuigen ledig te pompen en bij verschillende publieke werken landbouw bedrijven enz. gebruikt te worden voldoet aan den geest van genoemd koninklijk besluit. De cilinder heeft eene liggende stelling boven op den ketel en werkt regtstreeks op de as; De hoogste stoomdrukking mag de van vier pond en zestig lood 4,64 ned. op den vierkanten nederlandschen duim niet te boven gaan. De ketel is van geslagen ijzer cilindervormig met een kistvormig achtergedeelte, waarin eene dergelijke vuurkast, van waar de vlam & rook door zestien pijpen naar den schoorsteen gaan. Hij heeft de volgende afmetingen: Lengte cilindervormig gedeelte een el zestien duim (1.16 ned.) Middellijn en breedte vijf en vijftig duim (0.55) Hoogte kistvorming achtergedeelte tachtig duim (0.80) Lengte idem een en veertig duim (0.41) Breedte idem vijf en vijftig duim (0.55) Lengte vuurkast negen en twintig duim (0.29) Breedte idem (vier en veertig duim (0.44) Middellijn pijpen vijf duim (0.05) Lengte idem een el en twee en twintig duimen (1.22) Metaaldikte zes streep (0.006) Op den ketel zijn twee veiligheidskleppen van metaal, sluitende op vlakke metalen randen. Eene dier kleppen is door een met veer, de andere door een met gewigt bezwaarden hefboom belast en afgesloten in eene kast. De eerste klep heeft drie duim (0.03 Ned. de tweede twee duim vijf streep 0.025 Ned. middellijn). De totale belasting bedraagt van de eerste klep twee en twintig pond (22 Ned.). De veer moet daartoe op een afstand van elf duim acht streep (0.0118 Ned.) van het steunpunt aan den hefboom eene drukking uitoefenen van tien pond negentig lood (10.90 Ned.); de korte arm is lang drie duim negen streep (0.039 Ned.) van de tweede klep twee en twintig pond achtenzeventig lood (22.78 Ned.). Het gewigt van drie pond zes en zestig lood (3.66 Ned.) moet daartoe op een afstand van vijftien duim vijf streep (0.155 Ned.) van het steunpunt aan den hefboom hangen, de korte arm is lang twee duim vijf streep (0.025 Ned.). De ketel is beproefd op twee en een half voudige dekking of van elf pond zestig lood (11.60 Ned.) op den vierkanten nederlandschen duim.
68
De voeding geschiedt met eene perspomp door het stoomtuig bewogen. De ketel is voorzien van een looden prop in den top der vuurkist, een waterpeilglas, peilkranen stoommeter en spuikraan. Het nominale vermogen van het stoomtuig is van drie (3) paardenkracht. Het is even als den ketel vervaardigd in de fabriek van de Heeren Barreth Exalts & Andrews te Reading in Engeland. Het laatste onderzoek heeft plaats gehad den 7 Junij 1864. Het gebruik van dit stoomtuig wordt afhankelijk gesteld van eene vergunning van den Ingenieur voor het stoomwezen; bij verplaatsing van het stoomtuig naar eene andere gemeente moet die vergunning vernieuwd worden. ’s Gravenhage, den 27 Julij 1864 namens den Minister de Secretaris Generaal ++ 1864 644 Haarlemmermeer, den 15 Augustus 1864 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder De ondergeteekende Frans Demmenie van beroep timmerman, gehuwd en oud 37 jaren, wonende te Oude Wetering vernomen hebbende dat het voornemen bestaat om de betrekking van stoker bij het stoomwerktuig de Cruquius, welke komt te vaceren wegens de benoeming van den stoker F. van Deursen tot brugwachter, bij voorkeur door een timmerman te doen vervullen, beveelt zich dien ten gevolge daartoe aan. Van bekwaamheid en goed gedrag kunnen des noodig informatiën worden verkregen bij den Heer P. Kasburg Zn. timmerman aan de Oude Wetering en bij den Heer Kievit Zn. timmerman te Haarlemmermeer. Hij heeft de eer met eerbied te zijn. Uw Ed Dienst Dienaar F. Demmenie ++ 1864 708 no. 461
Heemstede, 31 Augustus 1864
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Reeds meermalen is ter sprake gekomen het invoeren van bezuiniging in het personeel der stoomtuigen. Bij de tegenwoordige vacature van een stoker aan den Leeghwater en aan den Cruquius, zou eene proef kunnen genomen worden of eene bezuiniging mogelijk is, door namelijk die open gevallen plaatsen niet te vervullen, maar daarin te voorzien door de wegwerkers die daartoe geschikt zijn, de dienst van stoker te laten verrigten, in geval een derden stoker noodig is. Aan den Leeghwater zou ik daartoe willen aanwijzen de vaste wegwerker W. Lelijveld en deze het genot van vrije woning willen geven in de open gekomen stokerswoning aldaar.
69
Om in de behoefte aan de Cruquius te voorzien, zou ik den stoker A. Slingerland van den Lijnden naar den Cruquius willen verplaatsen en in de dienst van derden stoker aan den Lijnden willen voorzien door den vasten wegwerker L. Brouwer en den tijdelijke wegwerker S. Wassenaar, naar gelang zulks voor de dienst op de wegen noodig is. Aangenaam zou het mij zijn te mogen vernemen of de boven op gegeven regeling door U ED. wordt goedgekeurd De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1864 750 Advies omtrent verzoekschriften Verzoekschrift Ingeschreven door den secretaris Nummer dagteekening van 620 1 Augustus 1864 Tisperand Wat door den adressant gevraagd wordt: Om zijnen schoonbroeder A.J. Hikkers stoker op de stoomboot Hollander, varende tusschen Rotterdam en Bordeaux als stoker aan den Cruquius aan te stellen Beschouwingen en advies omtrent het gevraagde Ik acht het wenschelijk dat de vacante stokersplaats aan den Cruquius door een timmerman worde vervuld, waarom ik wenschte het verzoek niet toegestaan te zien. Ook is bedoelde stoker bij mij niet bekend, zoodat ik niet kan opgeven of hij de vereischte geschiktheid heeft. Heemstede, 12 Agustus 1864 De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1864 787 No. 497
Heemstede, 23 September 1864
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Bij de jongste werkingen van den Lijnden was de ondermachinist van dat stoomtuig ernstig ongesteld en zijn toen diens wachten, onder toezigt van den Opzigter en den 1e machinist Uren, waargenomen door den stoker Slingerland, die volgens de verklaring van genoemden opzigter en machinist de Lijnden zeer goed kan besturen. Aangenaam zou het mij zijn te mogen vernemen of het Uwe goedkeuring wegdraagt dat Slingerland voortaan in voorkomende gevallen de machines mag drijven.
70
Tevens neem ik de vrijheid U Ed. voor te stellen om thans dat Singerland de Lijnden, en de stoker Bras van den Cruquius laatstgenoemd stoomtuig kunnen drijven, hen ook eens tijdelijk bij de andere stoomtuigen te mogen zenden, om ook met deze bekend te worden. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1864 819 No. 518
Heemstede, 6 October 1864
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Aan elk der Engelsche machinisten is vroeger toegezegd eene som van f 100.- zoodra de stokers A. Slingerland en P. Bras de machine konden drijven. Thans zijn die stokers zoo ver gevorderd dat de eerste den Lijnden en de laatste den Cruquius drijft. Ik neem daarom de vrijheid U Ed. voor te stellen om thans aan elk der Engelsche machinisten f 50.- uit te betalen, en de volgende f 50.- in het begin van het volgend jaar, nadat de genoemde stokers ook de andere machines gedurende den winter eenige malen zullen gedreven hebben. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1864 820 No. 517
Heemstede, 6 October 1864
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Aan de wegwerkers die tijdelijk als stoker bij de stoomtuigen zullen dienst doen, dient naar ik meen eenige vergoeding te worden gegeven, omdat eenigen bij het stoken dikwijls des nachts van huis zullen moeten zijn en daardoor kosten zullen moeten maken; terwijl verder, daar de werkingen veelal slechts korten tijd te voren bepaald worden, van al die wegwerkers meerder werk zal worden gevorderd. Ik neem daarom de vrijheid U Ed. voor te stellen om de wegwerkers, wanneer zij als stoker dienst doen, eene vergoeding te geven van 5 cent per uur, overeenkomende met f 0.40 per dag. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1864 823 No. 514
Heemstede, 6 October 1864
71
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Op de begrooting van het stoomtuig Leeghwater voor het loopende jaar (staat I) is eene som van f 1000.- uitgetrokken voor twee nieuwe balkleppen met zittingen en kroonen. Die voorwerpen zijn tot heden niet aangekocht omdat de zittingen niet konden worden uitgenomen tot het meten van de juiste grootte; hetgeen voor de bestelling noodig is. Daar nu de modellen van de genoemde kleppen en zittingen aan de fabriek de Atlas aanwezig zijn en het eigendom dier fabriek zijn, heb ik den Directeur van de Atlas gevraagd voor hoeveel hij de meergenoemde twee metalen balkleppen met stalen spillen en metalen kroonen zou willen leveren en voor hoeveel de modellen van die voorwerpen, met de modellen der zittingen het eigendom van den Polder konden worden. Ik heb daarop in dato 26 September j.l. van genoemden Directeur de navolgende opgaaf ontvangen: 1 twee metalen balkleppen met metalen kroonen en stalen spillen voor f 275.2 de modellen van die voorwerpen met de modellen der zittingen f 20.totaal f 295.Ik neem de vrijheid U Ed. voor te stellen om het bovengenoemde werk en de modellen door de Maatschappij de Atlas te laten leveren en de zittingen waarop bij de begrooting ook gerekend was niet te laten maken. Heeft men het model dier zittingen dan kunnen wanneer de bestaande zittingen nagenoeg versleten zijn, naar dat model zittingen worden gegoten, die dan verder worden afgedraaid nadat eene versleten zitting is uitgenomen. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1864 1019 no. 683
Heemstede, 13 December 1864
Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Om te voldoen aan U Ed. mondeling verzoek van gisteren heb ik de eer U Ed. mede te deelen: 1 dat de 2e machinist van den Lijnden B. Holla, als stoker is in dienst gekomen in October 1848 en tot 2e machinist is bevorderd den 1 November 1856. 2 dat de 2e machinist C. Havenstroom van den Cruquius, in Augustus 1849 als stoker is in dienst gekomen en tot 2e machinist is bevorderd den 11 Maart 1862. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1865 stoomwerktuigen 287, 621, 624 en 652 en 653 en 658 en 705 en 746 sollicitatiebrieven/ aanbevelingsbrieven voor 1e machinist op de Cruquius) 637, 775 n.a., 795, 796
72
1865 287 No. 177
Heemstede, 21 April 1865
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Gaarne zou ik aan de aannemer van het onderhoud van de gebouwen der stoomtuigen, de volgorde opgeven, in welke hij de herstellingen aan die gebouwen moet doen. Daartoe moet echter vooraf bepaald worden wanneer de hartkleppen der pompen zullen worden nagezien. Aan den Leeghwater wenschte ik daarmede zoo spoedig mogelijk te beginnen; en zoodra het werk aldaar gedaan is den Cruquius onderhanden nemen en eindelijk den Lijnden na het voltooijen van het werk aan den Cruquius. De Cruquius wenschte ik voor den Lijnden te herstellen, omdat aan den Cruquius het looden plat boven het machinegebouw moet worden vernieuwd; welk werk ik niet gaarne in het laatst van den zomer zou willen maken. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1865 621 Cruquius, den 23 September 1865 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Bij dezen vervul ik eene droevige pligt, U Ed. te berigten, dat mijnen dierbaren echtgenoot J.P. Uren, in leven 1e machinist bij het stoomwerktuig de Cruquius, den 21 September j.l. des morgens ten 1 ½ uur is overleden, mij nalatende 11 kinderen, waarvan de meesten te jong zijn om hun verlies te beseffen. Verder betuig ik U Ed. mijnen hartelijken dank voor de vele bewijzen van deelneming en hulp, wijlen mijnen dierbaren echtgenoot en mij en mijn huisgezin te allen tijde en in zijne laatste ziekte bewezen, en beveel mijne belangen en die zijner kinderen bescheidenlijk aan in U Ed. zorg en bescherming. Met eerbied heb ik de eer te zijn, Uw Ed. D.W. Dienaresse F. Shephard Wede. J.P. Uren ++ 1865 624 Weledele Heer, Vernomen hebbende dat den betrekking door overlijden van den machinist, aan den mac. den Cruquius vacant is, zoo neem ik bij deze de vrijheid mij minzaam in U Ed. protectie aanbeveelen.
73
Zoo mijn aanbieding U Ed. opmerking waardig mag zijn, gelieve U Ed. minzaam informatie omtrent bekwaamheid en gedrag in te winnen bij mijn tegenwoordige Directeur den Wel Ed. Heer van Rassum aan den beetwortelsuikerfabriek te Houtrijk en Polanen26 of aan den Wel Ed. Heer Vorstman aan den mac. den Lijnden met wien U. E. van Rassum wel bekend is. Met hoogachting Uw Ed Onderd dienaar N. van der Pijl van bovengenoemde fabriek ++ 1865 637 Haarlem, 23 September 1865 Aan: Heeren Hoofdingelanden van den Haarlemmermeerpolder Hoofdingelanden, 27 September 1865 no. 13 Door het overlijden van den Machinist J.P. Uren aan den Cruquius, zal tijdelijk in zijn dienst worden voorzien door den 2e machinist Havenstroom, die weder vervangen wordt door den stoker P. Bras. Het voornemen bestaat om bij de begrooting voor 1866 een definitieve regeling vast te stellen. Het tractement voor den machinist Uren genoten bedroeg per week f 23.Daarvan gaat als na af, voor toelage aan den stoker P. Bras f 4.50 f 18.50 De stoker P. Bras, wordt waargenomen door een stoker tijdelijk in dienst te nemen ad. f 7.blijft ten voordele van den Polder f 11.50 Aangezien de Wed. Uren een gezin van 11 kinderen ten hare last heeft, waarvan de oudste zoon slechts een verdienst heeft van f 3.- ’s weeks, stellen wij U voor, in aanmerking nemende de dienst door Uren en zijn betrekking bewezen, om te besluiten dat aan de Wed. Uren zal gegeven worden om in hare tegenwoordige woning te blijven tot 1 Januarij 1866 en haar gedurende dien tijd te laten in het genot van een weekgeld ad f 11.50. Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder ++ 1865 652
29 September 1865
Aan: Dijkgraaf & Hoogheemraden der Haarlemmermeerpolder Geeft met verschuldigde eerbied de ondergeteekende zijn verlangen te kennen dat hij in aanmerking moge komen voor de opengevallen betrekking van Machinist aan de Cruquius. Verzoeker verneemt een verblijf van ongeveer twaalf jaren aan de fabriek van de Heeren van Vlissingen en Dudok van Heel de vereischten bekwaamheden te bezitten en gelooft tot zijn aanbeveling te kunnen laten dienen dat hij door genoemde Heeren is belast geweest eerst als chef aan
26
De suikerfabriek werd in 1863 op het terrein van het voormalige Gemeenlandshuis van het Hoogheemraadschap van Rijnland gevestigd (Haarlemmerstraatweg 7 te Halfweg).
74
den Beetwortelenfabriek te Oudenbosch en vervolgens dien op den Huize Zwanenburg welke daarstellingen alsmede gedurende zijn vorige werktijd, hij de beste getuigenissen kan verkrijgen. Op dit oogenblik tot volkomen genoegen als chef machinist op laatstgenoemde fabriek nog werkzaam is alleen verbetering zijner belangen de reden dat hij voor bovengenoemde betrekking met aandrang solliciteert. Met hoogachting U Ed. onderd. dienaar N. van der Bijl ++ 1865 653 Aan Edel Achtbare Heeren Dijkgraaf en Heemraden der Haarlemmermeerpolder te Haarlem Geeft met verschuldigde hoogachting te kennen A. Hardes Machinist 1e klasse vaste corps bij de Koninklijke Nederlandsche Marine, thans dienende aan boord Zr. Ms. schroefstoomtuig Watergeus. Dat hij naar aanleiding eener hem ter oore gekomen berigt van het ontstaan eener vacature als Eerste Machinist bij het stoomgemaal te Haarlemmermeer Polder, beleefdelijk de vrijheid neemt in aanmerking te mogen komen. Dat hij sedert 1856 dienst heeft gedaan als chef machinist op verschillende schepen der Koninklijke Nederlandsche Marine en zoowel voor als na dien tijd is werkzaam geweest aan de Koninklijke fabrijk van stoom en andere werktuigen onder Directie van de Heeren P.L. van Vlissingen en D. van Heel om zich meer en meer te bekwamen in de zamenstelling en reparatie van stoomwerktuigen. Dat hij alszoo door zijn langdurige actieve dienst zich volkomen in staat rekent, niet alleen tot het behandelen eener machine, maar ook zoodanige reparatie te bewerkstelligen welke met de voorhanden zijnde middelen kunnen uitgevoerd worden. Met verschuldigde hoogachting en aanbeveling U Edelachtbare De Dw. dr. A. Hardes Amsterdam, 5 October 1865 Adres: hoek Oude Schans Waal no. 82 ++ 1865 658 Aan: De Edelachtbare Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Wel Edel Achtbaren Heeren,
75
De ondergeteekende Johannes Gerhardus de Vries Robbé, machinist 3e klasse bij Z.M. Marine, oud 24 jaren, thans op non activiteit gesteld, inwonende bij zijn ouders te Woerden. Vernomen hebbende, dat de betrekking van machinist bij eener der stoomtuigen van de Haarlemmermeerpolder vacant is gekomen, wenscht dat hij zich tot U Ed. Achtbaren met eerbiedig verzoek, hem met die betrekking te willen begunstigen. Hij is gedurende 6 ½ jaar als leerling en machinist werkzaam geweest, en eerst onlangs van eene 5 jarige reis, met Z.M. schroefstoomschip Vice Admiraal Koopman, in Oostindië & Japan, teruggekeerd. Hij wendt alle pogingen aan de Marine maar niet zijn studievak de stoomwerktuigkunde, te verlaten, en wenscht daarom eene betrekking aan wal te vervullen. Omtrent zijn gedrag en stoomwerktuigkundige en administratieve kennis kunnen informatie gewonnen worden bij zijne Chefs, die mede a.b. van bovengenoemd schip gediend hebben; als de Kapitein Luit. t.z. J.E. Buijs, Komt. van Z.M. drijvende batterij Neptunus te Willemsoord, de Kapt. Luit t.z. J.M.J. Bratel de Riviere te Barneveld; de machinist 1e klasse a.b. Z.M. drijvende stoombatterij de kapitein J.W. Ahensmann, enz. Maar ook bij den Ingenieur 1e klasse Stootman te Willemsoord, en zoonoodig ook bij zijn oom de Ingenieur 1e klasse van het stoomwezen te Ede. Op U Ed. Achtb. welwillende beschikking hoopende heeft hij de eer zich te mogen noemen van U Ed. Achtbaren de dienstw. Dienaar. J.G. de Vries Robbé Woerden, 6 Oct. 65 ++ 1865 705
Lijden, den 19 October 1865
Mijn Heer Daar ik in het bezit ben van kennes ben gekoomen om trend het sterven, van een machinist, en al zoo die plaats daar door oppen staatdt. Zoo nam ik de vrijheid aan u te verzoeken, om meeden naar die plaats te dingen, daar ik jaaren in dit vak werkzaam ben geweest, en met de teorie en de praktijk dier zaak goed bekendt zijt en meeden werkzaam zijt en de beste getuigen kan geven, zoo wenste ik daar van u, eenige letter te rug hoe wel ik niet zonder betrekking ben, maar tog naar beter wil uit zien Adres: Aan J. van der Linden Op de Middelste Gragt wijk 7 673 te Lijden ++ 1865 746 Aan: Wel Ed. Heeren Dijkgraaf en Heemraden van de Haarlemmermeerpolder Nieuwediep, den 8 November 1865 Wel Edelde Heeren,
76
De ondergetekende vernomen hebbende dat onlangs overleden is de machinist van het stoomwerktuig de Cruquius neemt de vrijheid zich ter vervulling dier betrekking aan te melden. Sedert jaren heeft hij zich toegelegd op machineriën en heeft op de grootste fabrieken gewerkt, waardoor hij kennis heeft opgedaan van verschillende soorten van stoomwerktuigen, van laage en van hooge drukking sedert twee jaren ben ik geëmployeerd aan de Marine Stoomwerkplaats Willemsoord als werktuigmaker 1e kl. waarvan hij de beste getuigschriften kan overleggen en meent genoegzame ondervinding opgedaan te hebben om als machinist bij zoodanig stoomwerktuig goede dienst te kunnen bewijzen. Zeven en twintig jaar oud, gezond van gestel, vol lust voor zijn vak, wenschte hij bij eene plaatsing eener vaste betrekking. Mij in uwe gunstige beschikking aanbevelende heb ik de eer mij te noemen. U Ed. d. Dienaar Ed. van Hinloopen Labberton Adres: Molestraat Nieuwediep ++ 1865 795 no. 585
Heemstede, 12 December 1865
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem De aannemer van de levering der ijzer- en metaalwerken H. Figée te Haarlem heeft nu gevraagd of hij kan overnemen het oude ijzer en metaal dat bij de stoomtuigen aanwezig is. De prijzen die daarvoor met genoemden aannemer zijn overeengekomen zijn: Voor gegoten ijzer van roosterstaven per ned. pond ¾ cent Voor gegoten ijzer van andere machinedeelen 1 ¾ cent Voor gesmeed ijzer 3 ½ cent Voor metaal van tappannen en andere dragende stukken per ned. pond 85 cent Voor metaal van de overige machinedeelen 80 cent Voor metaalgeledingstukken 72 cent Voor koper 70 cent Ik geloof dat het voorhanden oude ijzerwerk, voor zoo veel dat niet meer, voor den polder kan worden gebruikt worden, veilig aan den aannemer Figée kan worden verkocht. De hoogste prijzen die bij eene inschrijving in 1862 zijn geboden, waren: Voor geel koper 73.26 cent Voor geslagen koper 3.12 cent Voor gegoten ijzer 3.06 cent Gegoten ijzer dat vroeger meer opgebragt heeft dan de prijs met de Heer Figée overeengkomen, is weinig voor handen. De hoeveelheden die aan den Heer Figée zouden kunnen worden verkocht zijn niet zeer groot, daar na de veranderingen aan de stoomtuigen reeds eene verkooping heeft plaatsgehad.
77
De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1865 796 no. 579
Heemstede, 12 December 1865
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem In het jaar 1863 is aan elk der machinisten Uren eens toegezegd eene belooning van f 100.- wanneer zij aan de stokers Slingerland en Bras leerden de machines te drijven. Van die belooning is in 1864 aan elk der machinisten de helft of f 50.- betaald. Thans nu de genoemde stokers bewezen hebben dat zij in staat zijn als 2e machinisten dienst te doen, dient de laatste helft der, aan de Engelsche machinisten toegezegde belooning, te worden uitbetaald. Ik neem daarom de vrijheid U Ed te verzoeken daartoe te willen besluiten. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1866 stoomwerktuigen 185 (sollicitatiebrief 1e machinist op de Cruquius) 242, 325, 411, 498, 514 (benoeming van 1e machinist C. Havenstroom op de Cruquius na het overlijden van C. Uren) 530, 588, 596, 807, 808 n.a., 833 1866 185
Amsterdam, 19 Maart 1866
W. Ed. Heer! Vernome hebbende dat het overlijden van de Machinist aan het stoomgemaal de Cruquius in die betrekking noch niet vervult zijnde als dat in waarhijd zoo is went ondergetekende dan zich minzaam tot U om zijn dienst bij U E aan te bieden daar hij is voorzien van zeer goede getuiche schriften zoo wel als bankwerker daar hij tien jaar agter een volgend bij de Heer Paul van Vlissingen & Dudok van Heel is werkzaam geweest. Als tans als machinist gestelt over vier machines van de Nederlandsche Pas matiën Fabriek gevestigd te Amsterdam. Waarbij de Directeur de Heer Van der Meij onder zoek kan worden zoo wel van bekwaamheid in den machine als van goed gedrag en de ondergetekende den ouderdom van 36 jaar is ingegaan. In afwagting U E Dienaar J.J. Herder Adres J.J. Herder Machine van de Nederlandsche Pas matiën fabriek buiten de Haarlemmerpoort te Amsterdam ++ 1866 242 no. 162
Heemstede, 4 April 1866
Aan:
78
Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Bij Uwen brief van den 29 der vorige maand verzocht U mij op te geven waarom de achtste pomp aan den Cruquius en Lijnden27 nimmer medewerkt en waarom de Leeghwater nimmer met meer dan negen pompen wordt in werking gesteld. Ter beantwoording van die vragen heb ik de eer U mede te deelen dat ik het werken met meer pompen dan thans geschied, om eene reden althans aan den Leeghwater en Cruquius onmogelijk acht, en die werking verder, indien die reden al dan niet bestond, om verschillende redenen ongeraden zou voorkomen. De reden waarom ik het werken met al de pompen onmogelijk acht is, dat daartoe eene hoogere stoomspanning zou worden gevoerd dan in de ketels mag gehouden worden, volgens de acten van vergunning door den Minister van Binnenlandsche Zaken gegeven. De stoomspanning in de ketels mag volgens die vergunningen zijn aan den Cruquius 3.40 Ned. pond op de vierkante Ned. duim en aan de andere stoomtuigen 3.60 Ned. pond. Volgens waarneming omtrent de spanning van den stoom in de cilinders vroeger gedaan, is bevonden hetgeen in onderstaanden staat is opgegeven. Naam van stoom tuig
hoogte aantal werkende van pompen ketels opbr engst 9
5
5.830
spanning van den stoom in Ned pond in de stoomkast begin einde van de slag 3.02 3.02
Cruquius
4.38 7
8
6.666
3.09
2.74
2.74
Lijnden
4.55 7
8
6.300
2.81
2.81
2.68
Leeghwater 4.5
gemaakte slagen per minuut
Verschil van de spanning bij het begin van de slag tusschen den stoomkast en den cilinder Leeghwater 0.34 Cruquius
0.35
Lijnden
0.13
het In den cilinder bij het begin van de slag 2.68
Aanmerkingen Bij de proeven was de spanning in de ketels aan Cruquius tot het maximum gebragt. In den Leeghwater was die nog 0.58 pond per vierk. Ned. duim beneden het maximum en aan den Lijnden nog 0.79 ned.pond beneden dit maximum
Worden nu al de pompen aangespannen zoo moeten de stoomzuigers of de gewigtbakken, nog worden belast met het gewigt van de meerder aan te spannen zuigers, met de pompstangen en kettingen; met het gewigt van het water dat per slag wordt opgebragt en bovendien met eenig overwigt. Die bedoelde belasting zou zijn: 1) Voor den Leeghwater 2 pompzuigers ad 3500 pond 7000 pond 27
zie ook: 1873 477 no. 256 dd. 23 Julij 1873. (te gebruiken als trefwoord: Haarlem, 23 Julij 1873).
79
2 pompstangen en kettingen ad 700 pond 12 kub. el water voor overwigt stelt men te zamen
1400 pond 12000 pond 6000 pond 21000 pond
2) voor den Cruquius en voor den Lijnden 1 pompzuiger 1 pompstang en ketting 8 kb el water voor overwigt stelt men te zamen
3500 pond 700 pond 8000 pond 300 pond 12500 pond
De binnencilinders hebben eene middellijn van 2.13 el en dus eene oppervlakte van 35632 vierkante Ned. duim. Om het hiervoor opgegeven meerder gewigt te ligten, zou dus per vierkante Ned. duim tegen de binnenstoomzuigers eene meerdere drukking moeten worden uitgeoefend van ongeveer: 0.59 Ned. pond voor den Leeghwater en 0.35 Ned. pond voor den Cruquius en Lijnden Voor den Cruquius kan de spanning in de ketels, zoo als hiervoor is opgegeven, niet verhoogd worden. Voor den Leeghwater zou dit met 0.58 Ned. pond per vierk. Ned. duim kunnen plaats hebben en voor den Lijnden met 0.79 pond voor de Leeghwater zou de benoodigde stoomspanning dus, ten meeste bij, kunnen worden verkregen terwijl het werken met al de pompen voor den Lijnden, althans, wat de stoomspanning betreft, mogelijk zijn. Bij de beoordeling hiervan dient men echter in aanmerking te nemen dat de proeven hier voor opgegeven, genomen zijn met stoomketels en dat de hoogte van opbrengst tijdens die proeven, kleiner is dan de opbrengst die men dikwijls heeft; zoodat de gemiddelde uitkomsten iets lager dan die proeven moeten worden gesteld. Wilde men nu de Lijnden met al de pompen laten werken, zoo zou van de ketels meer gevergd moeten worden dan zij in den regel kunnen leveren en zou men naar ik meen langzamerhand in denzelfden toestand geraken, als waarin men voor de vergrooting van het ketelvermogen verkeerde. Onder de redenen die mij verder het werken met al de pompen niet wenschelijk doen achten, behoort in de eerste plaats het gevaar voor het breken van balansen van de hijdrauliquen. Meermalen gebeurt het bij de werking dat balkleppen of de evenwigtsklep der hijdrauliquen, niet volkomen sluiten, het zij door slijting der kleppen, of omdat zich eenig vuil tusschen de zittingen en kleppen bevindt. In die gevallen rust de gewigtbalk, wanneer hij in zijn hoogsten stand is, met wat aan dien bak hangt, niet op de hijdrauliquen. Het water uit deze wijkt dan door die niet goed sluitende klep terug en evenwigtbalk, over eene meerdere of mindere hoogte, naar gelang de kleppen meer of minder water terug hebben laten loopen. Dit geeft zware schokken in het geheele zamenstel der machine en die schokken worden zwaarder en gevaarlijker naar gelang de gewigtbak zwaarder is belast. Reeds nu weten we dat deze schokken nadeelig zijn en daarom zou ik niet gaarne op mijne verantwoording de gewigtbalk van den Leeghwater met nog 21000 Ned. pond, of die van den Cruquius en Lijnden met nog 12500 Ned. pond willen belasten. Het zoogenaamde invallen der kap, heeft tijdens het beheer van de Commissie tot droogmaking, het breken van twee balansen aan den Leeghwater ten gevolge gehad; waarom al de balansen aan dat stoomtuig later met gesmeed ijzeren beugels zijn versterkt geworden en bij de laatste werking van
80
den Leeghwater, is van die beugels, één gebroken. Aan den Cruquius is na de overneming van den Polder, reeds twee maal een deksel van een der balkleppenkasten van het hijdraulique gescheurd. De genoemde gevallen geven naar ik meen overtuigend aan, dat het gevaarlijk is om van de stoomtuigen meer werk te vorderen dan zij thans leveren. Eindelijk meen ik U te moeten mededeelen dat ik het werken met meer pompen, zoo zulks zonder gevaar kan plaats hebben, niet dan bij hooge standen van het polderwater nuttig zou achten. Reeds nu heeft men bij de werking van een stoomtuig spoedig een betrekkelijk groot verhang. In de vorige week kwam de Cruquius op den 27 Maart in werking en werd die werking gedurende vijf dagen of tot op 31 Maart, door dat stoomtuig alleen gedaan. De waterstanden waren toen: Dagteekening Waterhoogte in den polder Verhang tusschen den A.P. Leeghwater/ Cruquius Leeghwater en den Cruquius 27 Maart 4.90 4.85 28 Maart 4.89 4.97 0.08 29 Maart 4.91 5.05 0.14 30 Maart 4.95 5.13 0.18 31 Maart 4.95 5.17 0.22
Aanmerkingen De waterstand aan den Leeghwater op 27 Maart was lager dan die aan den Cruquius, omdat de Leeghwater tot den 24 was in werking geweest, wanneer hij gestopt is bij een waterstand van 5.26 el /- A.P.
Wordt nu met een grooter getal pompen gewerkt dan zal de toestroming van het water naar het werkende stoomtuig, nog meer gehinderd worden en zal daardoor het op te brengen water hooger moeten worden opgevoerd dan noodig is, hetgeen dan weder eene minder snelle werking en een grooter waterverlies ten gevolge heeft. In plaats van met meer pompen te werken, zou ik het zelfs in den regel beter achten met minder pompen te werken; bijv. aan den Leeghwater met 8 pompen en aan den Cruquius en Lijnden met 6. Bij de laatstgenoemde stoomtuigen verkrijgt men dan het voordeel dat de drukking op den evenwigtbalk in evenwigt is; terwijl men tevens wat sneller zal kunnen werken. Om de slechte toestrooming van het water moet thans dikwijls langzaam worden gewerkt. Op den Leeghwater is dat het minst van invloed, omdat deze meestal slechts bij ongunstige gevallen in werking wordt gesteld. Over het geheele jaar 1864 gerekend, was de snelheid waarmede de stoomtuigen werkten: Leeghwater 6.058 slagen per minuut Cruquius 5.542 slagen per minuut Lijnden 5.949 slagen per minuut Door den werking van den Cruquius en den Lijnden met 6 pompen zou gemiddeld over een heel jaar zeker kunnen gerekend worden op eene snelheid van 6 ½ slag per minuut. Het verschil tusschen de hoeveelheden op te brengen water per minuut bij de verschillende werktuigen van den Cruquius en Lijnden, is in onderstaanden staat opgegeven: Naam
Kubieke el water gem. over 1864 met 7 pompen
per minuut opgebragt met 6 pompen en een gem. snelheid van 6 ½ slag per minuut
Aanmerkingen
81
Cruquius
269
281
Lijnden
300
281
Te zamen
569
562
Gemiddeld
284 ½
281
Bij de berekening is aangenomen dat het waterverlies 1/10 bedraagt. Het verlies wordt echter zoo als hiervoor reeds is opgemerkt kleiner naar gelang de snelheid grooter wordt.
Over een geheel jaar kunnen dus de Cruquius en Lijnden met 6 pompen evenveel water verzetten als met 7 pompen, terwijl het met 6 pompen in het kolenverbruik zeer voordeliger zijn zal. Tenslotte moet ik nog opmerken dat de stoomzuigers en gewigtbalken geheel met ballast zijn gevuld en dat het plaatsen van nog meer ballast alleen zou kunnen worden gevonden, door het vervangen van de houten deksels op de gewigtbalken door ijzeren. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1866 325 208
Heemstede, 1 Mei 1866
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Gaarne zou ik spoedig een begin maken met het droogmaken van de hartkleppen der pompen van de stoomtuigen. Het komt het beste voor om eerst de Leeghwater onder handen te nemen, ten einde deze gereed te hebben tegen den tijd dat de waterinlating noodig kan zijn. De Cruquius wenschte ik als laatste te nemen, omdat deze dan niet in werking zal behoeven gesteld te worden, wanneer de verdieping van de Kruisvaart bij dat stoomtuig plaats heeft. Ik neem daarom de vrijheid U voor te stellen om dadelijk te beginnen met den Leeghwater; dadelijk nadat deze gereed is met den Lijnden en vervolgens met den Cruquius. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1866 411 Haarlemmermeer-polder 1865 Onderhoud der stoomtuigen Bestek no. 2 Dienst 1865, 1866 en 1867
Voorwaarden, naar welke wordt aanbesteed de levering van voorwerpen van gegoten en gesmeed IJzer, Koper en Metaal, en het bezorgen van Smeden en Bankwerkers, tot het doen van Herstellingen aan de Stoomtuigen van den Haarlemmermeer-polder, gedurende
82
drie jaren, ingaande bij de goedkeuring der aanbesteding in het begin van 1865, en eindigende op Ultimo December 1867. Artikel 1 Beschrijving van het werk Het werk bestaat in het leveren van nieuwe stukken IJzer, Koper- en Metaalwerk, in plaats van de oude, welke gedurende den onderhoudstermijn mogten breken of te veel uitgesleten zijn om langer in werking te kunnen blijven; in het bezorgen van Smids en Bankwerkers, voor het doen der herstellingen aan de Stoomtuigen de Leeghwater, de Cruquius en de Lijnden, met het klein stoomwerktuigje aan den Cruquius aanwezig en de locomobile aan den Lijnden en het aankoopen der gebroken of versleten stukken. En vervolgens art. 2 tot en met 9. ++ 1866 498 no. 2/316
Medemblik, den 19 Junij 1866
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Het bestuur van dit ambacht wenscht een bepaald onderzoek door deskundigen te doen instellen: of en in hoe verre de tot heden alhier bestaande bemaling door Windmolens, in het belang van het Waterschap, door het thans elders gebruikte stoomgemaal zou kunnen en behooren te worden vervangen. De bedenking dat de Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder, waar het stoomgemaal met zoo uitmuntende Uitkomsten werkt, door praktijk en ervaring, geacht kunnen worden op de hoogte van het onderwerp te staan, en met de voor dergelijk onderzoek noodige kennis te zijn toegerust, heeft bij ons den wensch doen ontstaan hem die commissie te mogen opdragen; indien Zijn Ed. bereid mogt zijn haar te aanvaarden; en uw bestuur geneigd hem de waarneming daarvan te vergunnen. Wij hebben alzoo de eer Uw Ed. G. door deze vriendelijk te verzoeken aan ons Waterschap de dienst te willen bewijzen, Uwen hoofdopzigter de bewerkstelliging van het bedoelde onderzoek toe te staan; en bij aldien daaraan mogt kunnen worden toegegeven, dezen, in dat geval, namens ons, uit te noodigen zich daarmee wel te willen belasten. Dijkgraaf en Heemraden der Vier Noorder Coggen28 ++ 1866 514 Heemstede, 25 Junij 1866
28
In 1869 werd het stoomgemaal ,,De Vier Noorder Koggen” gesticht te Medemblik, thans bekend als technisch museum aan de Oosterdijk 4 te Medemblik.
83
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Bij de behandeling der begrooting van het loopende jaar gaf ik te kennen dat ik het wenschelijk achte om aan den Cruquius als 1e machinist te benoemen, iemand die als meesterknecht in een voorname fabriek was werkzaam geweest en als zoodanig bij het opstellen van machines was geweest. Kort daarna werd door U Ed. bepaald dat de 2e machinist Havenstroom gedurende het eerste halfjaar als 1e machinist aan den Cruquius zou dienst doen en als 2e machinist zou vervangen worden door den stoker P. Bras. Thans hebben de genoemde personen gedurende ruim een half jaar alleen den Cruquius behandeld. Zij hebben gedurende dien tijd, zoo min tijdens het werken den machine als tijdens het doen van herstellingen aan de machine deelen, eenige reden tot ontevredenheid gegeven; zoodat de dienst geregeld heeft plaats gehad, even als tijdens het leven van den 1e machinist Uren. Ik acht het echter wenschelijk dat de genoemde voorlopige toestand ophoude en ten aanzien van het personeel aan den Cruquius een bepaald besluit worde genomen. Hoezeer ik het nog altijd verkieslijker zou achten indien aan elk stoomtuig een 1e machinist was die tevens goed practisch werktuigkundige is, meen ik toch U te kunnen voorstellen om C. Havenstroom tot 1e machinist aan de Cruquius te benoemen en P. Bras tot 2e machinist bij dat stoomtuig, indien namelijk de machinist Uren van den Lijnden wordt aangewezen om den toestand der andere stoomtuigen na te gaan telkens wanneer zulks door mij wordt noodig geacht en een en ander aan Havenstroom, bij benoeming bepaaldelijk worde medegedeeld. Wordt in bovengenoemde zin door U Ed. besloten dan dienen de tractementen, naar ik meen, moeten bepaald worden als volgt: 1 Voor den 1e machinist van den Cruquius Havenstroom f 16.- per week 2 voor den 2e machinist van den Cruquius P. Bras f 11.50 per week29 Aan den machinist Uren van den Lijnden zou geene verhooging van tractement behoeven te worden gegeven, doch aan hem, behalve de gewone vergoeding van reis- en verblijfkosten, van tijd tot tijd eene gratificatie kunnen worden gegeven wanneer hij zulks naar Uw oordeel verdiend heeft. Eindelijk zou aan den Cruquius nog moeten worden benoemd een stoker ter vervanging van P. Bras; waartoe ik de vrijheid neem U Ed. voor te stellen, Roelof van de Beede sedert eenigen tijd, als tijdelijk stoker dienst heeft gedaan en daartoe allezins geschikt is. Het tractement van dezen stoker zou dan op f 7.- per week dienen gesteld te worden. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1866 530 no. 351
Heemstede, 2 Julij 1866
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem
29
Zie ook: bijlage 2: Personeelsoverzicht per jaar inclusief de verdiensten per week 1861 – 1933; begroting 1867 (te gebruiken als trefwoord: bijlage 2 of: Personeelsoverzicht per jaar inclusief de verdiensten per week of: 8.2.).
84
Ter beantwoording van U Ed. missive van den 30 der vorige maand n. 498/ 140, heb ik de eer U mede te deelen dat ik gaarne wil voldoen aan het verzoek van Dijkgraaf en Heemraden der Vier Noorder Koggen30, in die missive bedoeld. Tevens breng ik U Ed. mijnen dank voor het voorstel door U aan Heeren Hoofd Ingelanden gedaan, om de uitvoering van het verlangde werk aan mij toe te staan. De Hoofdopzigter A. van Egmond ++ 1866 588 Den Weledelgeboren Heer Van de Poll Dijkgraaf Haarlemmermeer Delft, 6 Augustus 186631 Zeer Geachte Heer, Met belangstelling heb ik het duidelijke rapport32 gelezen van den Hoofdopzigter van den Haarlemmermeer over de vraag, of de drie stoomtuigen niet met het volle aantal pompen konden werken. Mij dunkt dit rapport zet de zaak zoo helder uit een, dat er weinig plaats tot discussie overblijft. De conclusie van dit rapport, sluit ook volkomen met eene mededeeling, die ik bij mijn laatste bezoek aan den Lijnden van den machinist Uren ontving: dat namelijk die stoomtuigen door de maker oorspronkelijk bestemd waren om gedurende de droogmaking (dus met minder hoogte van opbrengst) met het volle getal en na de droogmaking met een kleiner aantal te werken. Is dit werkelijk zoo, dan zijn ook den machines niet gebouwd met het oog op eene belasting in den gewigtbak zoo als nu gewenscht wordt door het opvoeren tot het maximum kans loopen de machines tot zeer nabij de grens van hun vermogen te belasten; hetgeen nimmer mag geschieden met werktuigen van wier beschikbaarheid u ten allen tijde verzekerd wil zijn. Alleen in het geval, dat de werktuigen niet meer aan billijke vereischten van droogmaking voldeden en men er dus over ging denken nieuwe aan te leggen, zoude er naar mijn gevoelen sprake van komen de bestaande werktuigen tot het uiterste te belasten en daarvoor dan de noodige proeven te nemen; waartoe zich dan als van zelfs de Lijnden het eerst wordt aanbevolen, omdat bij deze machine de gebruikelijke stoomspanning het meest van het maximum is verwijderd en dit werktuig, (door zijn ligging,) bij de droogmaking beter dienst bewijzen kan dan de Leeghwater. Alleen omtrent een punt namelijk de voordelige werking der machines zou ik het rapport niet onmiddellijk willen onder schrijven. Want ik herinner mij, dat de verhandeling van den Heer Simons over deze werktuigen eindigt met de opmerking: ,, dat de werking het voordeeligst zijn zal, als de machine goed beladen en de snelheid niet te groot is”, hetgeen dus in strijd komt met de laatste volzin uit het verslag van den Heer van Egmond. Daar echter de vraag, die gesteld is hierop neerkomt: of de machines met het volle getal pompen kunnen werken en de vraag welke de voordeeligste werking is, ,,met het volle getal pompen en geringe snelheid of met een kleiner aantal en groote snelheid”, eigenlijk niet aan de orde is, zoo wil ik mij nog van eene beschouwing daarvan onthouden, te meer omdat beter dan door berekeningen die laatste vraag door eenige weinige proeven kan worden uitgemaakt. 30
zie ook: 1866 498 (als trefwoord te gebruiken: Medemblik, den 19 Junij 1866). zie ook: 1873 477 no. 256 dd. 23 Julij 1873 (te gebruiken als trefwoord: Haarlem, 23 Julij 1873). 32 zie ook: 1866 242 no. 162 dd. Heemstede, 4 April 1866. (te gebruiken als trefwoord: Heemstede, 4 April 1866). 31
85
Ik behoef u niet te zeggen, dat het verslag van uwen geachte Hoofdopzigter mijne taak zeer gemakkelijk gemaakt heeft doch dat ware men van mij gevraagd ik gaarne naar vermogen zoude ten dienste zijn geweest. Mag ik u verzoeken van dit schrijven inzage te geven aan den Heer Amersfoordt met wien ik over de zaak gesproken had en mij onder betuiging van hoogachting noemen. Waarde Heer Van de Poll Dienstwillig de Uwe ++ 1866 596 no. 417
Heemstede, 8 Augustus 1866
Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ter beantwoording van U Ed. missive van gisteren, heb ik de eer U mede te deelen: A dat in 1865 zijn aangekocht, 79402 mudden steenkolen B dat in 1865 zijn verbruikt, 74557 mudden steenkolen C dat in 1865 met de stoomtuigen is gewerkt, gedurende 5920 ½ uur D dat de werking der stoomtuigen in de vorige jaren is geschied als volgt: In 1857 5033 ½ uur33 In 1858 4236 In 1859 7467 In 1860 7691 ½ In 1861 5347 In 1862 3796 In 1863 3851 ½ In 1864 3556 Te zamen 40978 ½ uur Gemiddeld per jaar over 1857 – 1864 5122 ½ uur Uit laatst genoemde opgaaf blijkt alzoo: 1 dat in 1865, 798 uur meer gewerkt is dan gemiddeld over elk der acht laatst voorgaande jaren. 2 dat van de 8 hiervoor opgegeven jaren, alleen de jaren 1859 en 1860 ten opzigte van de werking der stoomtuigen, ongunstiger waren dan het jaar 1865. 3 dat minder gewerkt is dan in 1865 in 1864, 2364 ½ uur in 1863, 2069 in 1862 2124 ½ Ten slotte heb ik de eer U nog mede te deelen dat van 8 Januarij tot Ultimo Julij 1866 is gewerkt gedurende 3334 ¾ uur, of slechts 221 ¼ uur minder dan over het geheel jaar 1864. De Hoofdopzigter 33
zie ook: bijlage 3 Jaarlijks overzicht van de uren waarop de stoomgemalen in werking zijn geweest. (te gebruiken als trefwoord: jaarlijks overzicht van de uren waarop de stoomgemalen in werking zijn geweest of: 8.3.).
86
A. van Egmond ++ 1866 807 Officiens Aan: Dijkgraaf Haarlemmermeerpolder Leijden, 25 Nov. 1866 Bij den zoo hoogen stand van Rijnlands boezemwater, waarvan wij bij deze winden en hooge standen bij Rijnlands buitenwater weinig te gemoetkoming bij Rijnland kunnen geven, word ik sints een paar dagen bestormd door bezwaren van welke men heeft over het krachtig uitwerpen van uwe Haarlemmermeer stoomgemalen op dien boezem. Gij weet, dat er benoorden Rijn geen peil bestand is en dat dus Rijnland niet kan verbieden daar met maling en ontlasting der polders voort te gaan, en als zoodanig geef ik ook deswegens geen officiëel woord: dan op officieuze wijs geef ik u dan in bedenking of gij U van uwen zoo grooten polder met uwe zoo krachtige stoomgemalen niet wat zoudt kunnen matigen in hunne werking? b.v. eens een etmaal te verpozen. Of op de eene of andere wijze de opzetting van Rijnlands boezem te ontzien tot wij zelf die te beter kunnen ontlasten dan thans geschieden kan. Gij zoudt vele ingelanden van polders en buitenland rondom de Haarlemmermeerpolder groot gerief daarmede doen, en ik betwijfel niet of gij ontvangt morgen van de kant van Hillegom veel vertoogen deswegens. Aangenaam zal het mij zijn te vernemen dat gij aan die oorzaken en aanhef mijner eenig gevolg zult hebben kunnen geven. Ik beveel u inderdaad mijnerzijds zulks dringend aan, hoewel ik het moeijelijke tegen over uwen eigen polder tevens inzie. De dijkgraaf van Rijnland Mr. H.C.J. Hoog ++ 1866 833 no. 833/210
Haarlem, 5 December 1866
Niet onbelangrijk is het na te gaan, hoeveel uren de stoomtuigen dit jaar hebben gewerkt in vergelijking tot de vorige jaren. Van 1 Januarij tot 1 December, alzoo over 11 maanden, hebben de stoomtuigen gewerkt: In 1864, 3322 uren In 1865, 5459 uren In 1866, 6312 uren Het gemiddelde cijfer is van 1857 tot 1864 5122 ½ uren; of in andere woorden de stoomtuigen werken gemiddeld 5122 ½ uur per jaar. Onder die jaren is in 1862 slechts gewerkt 3769, en in 1860, 7691 ½ uren, zoodat in 1860 het ongunstigst en in 1862 het voordeligst is geweest. In 1863 heeft de verdamping meer dan de gevallen regen bedragen 236 strepen.
87
Was 1865 reeds een nat jaar, omdat de verdamping slechts 11 streep meer bedroeg dan den gevallen regen, 1866 zal zeker nog ongunstiger zijn, wanneer men inziet de hierbij gevoegde schetsteekening. De natte weersgesteldheid vordert eene aanhoudende werking der stoomtuigen en veroorzaakt groote uitgaaf aan steenkolen. Tot 1 December is betaald aan steenkolen en smeermiddelen f 46808,52 Bij de begrooting was toegestaan f 27854,Alzoo meer uitgegeven f 18954,52 Daarvan is gedekt bij de 1ste suppletoire begrooting f 10000,Blijft f 8954,52 De thans ter visie liggende 2de suppletoire begrooting is groot f 8314,30 Alzoo te kort f 640,22 Daar de voorraad steenkolen op 1 December 1866 bedroeg aan de stoomtuigen 15000 mudden zijn er aangekocht (nog niet geleverd) 32000 mudden Totaal 47000 mudden Men rekent op de werking van 800 uren in de maand December tegen 12 mud per uur is 9600 mudden. Blijft op 1 Januarij 1867 in voorraad 37400 mudden. Een voorraad noodig om met gerustheid de winter in te gaan. Op 1 Januarij van dit jaar was de voorraad 37670 mudden. Ten einde van dit finantieel overzigt te geven ter regeling van te doene uitgaven is dienende, dat, behalve het tekort van f 640,-, nog moet worden betaald in Januarij aanstaande aan de Heeren Wurfbain, voor geleverde kolen in November 1866 f 3735,-. Nog zijn er aangekocht om de voorraad van 3800 mudden op 1 Januarij 1867 in de magazijnen te hebben: Van de Heeren Wurfbain 500 karren à f 6,70 per kar34 is f 3350 Aan vracht 500 kar à f 4,50 per kar f 2250 Aan lossen f 225 Van den Heer Van der Maaden is aangekocht 22000 mudden à 58 cent per mud f 12760 Hierbij gevoegd de hierboven vermelde in November geleverde kolen f 3735 Totaal f 22780 Op 1e Januarij 1867 in voorraad vermoedelijk zijnde een bedrag van 38000 mudden tegen 60 cents per mud, geeft eene waarde van f 22800.-. In 1866 heeft men ten laste van het dienstjaar gebragt een bedrag van f 12804.89, daar op 1 Januarij 1866 voorhanden was 37670 mudden steenkolen. Volgt men dezelfde wijze, zoo zoude een bedrag van f 22780.- moeten worden gebragt op 1867. Wenschelijk is het echter, om slechts een gedeelte van dat bedrag te brengen op de dienst van 1867, en liever nog dit jaar een extra omslag te heffen van een gulden per bunder; een omslag gewettigd ten gevolge van het onvoorzien veelvuldig werken der stoomtuigen. De Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder J.W.M. van de Poll, dijkgraaf. ++ 1867 34
1 kar is 1700 kg., bron: Zeeuws Archief: Waterschap Oud Vossemeer 18 juni 1900.
88
Cruquius machinist , 402 onkostenvergoeding n.a., 426 aanstelling van W. Holla als 1e machinist op de Cruquius n.a., 456 verzoek C.J. Havenstroom aanstelling als 2e machinist, 459 n.a. 1867 456 Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den polder Haarlemmermeer Geeft onderdaniglijk te kennen Erijk Christiaan Havenstroom gewezen eerste machinist aan de Cruquius Dat hij meent de noodige geschiktheid te bezitten en de vereischten in zich te vereenigen voor de betrekking van tweeden machinist aan de Lijnden, welke de Vertooner verneemt, dat opengevallen is door de bevordering van den tegenwoordigen titularis. Dat hem steeds van zijne meerderen de getuigenis is gegeven, dat hij voor zijn vak allezins bekwaam en geschikt was; en hij niet gelooft, dat er eenige grondige of billijke redenen wezen kan, ook na datgene er voor ettelijke weken tusschen het polderbestuur en Vertooner is voorgevallen, van zijn verzoek niet in ernstige en gunstige overweging te nemen. Dat de Vertooner daarenboven een jaar, van Augustus 1865 tot Julij 1866, de betrekking van 1sten machinist heeft waargenomen en vervuld hoewel hij slechts den rang en het tractement van 2den machinist had, en dat, hoewel de Dijkgraaf en de Hoofdopzigter hem steeds hebben toegezegd, dat hem het meerdere tractement à f 4.50 ’s weeks of f 234.- over dat jaar zou worden gesuppleert, dit nooit gebeurd is. Het mitsdien Uw bestuur behagen moge: A den Vertooner tot bovenomschreven betrekking te benoemen, en B hem alsnog toe te leggen op de som van f 234,- in wege als zoo even vermeld. ’t Welk doende enz. E.C. Havenstroom Haarlem, 6 Junij 1867 ++ Dienst 186735 Hoofdstuk II Artikel b C 4 der Begrooting f 38.-
Bevelschrift De Penningmeester van den Haarlemmermeer-polder zal betalen aan: G.H. van der Burgh wegens betaling gedaan aan arbeiders en nachtwachten ten behoeve van den Cruquius. somma van acht en dertig gulden Volgens staten.
Geregistreerd De Penningmeester vaceert tot betaling des Maandags van 35
Zullende dit mandaat, behoorlijk voldaan geteekend, en de bovengemelde bescheiden daarnevens gevoegd zijnde, in zijne rekening worden geleden.
Deze nota is opgenomen in de vaste collectie van museum de Cruquius.
89
elke week, aan de Secretarie van den Haarlem den 24 Junij 1867 Polder, op den Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeer-polder, Jansweg te Haarlem, van des morgens J.W. van de Poll, Dijkgraaf 10 tot 2 ure. H. van Wickevoort Crommelin, Heemraad Voldaan G.H. van den Burgh Haarlemmermeerpolder: Staat der betalingen gedaan aan de arbeiders tot de uitvoering van werkzaamheden aan het stoomwerktuig de Cruquius van den 21 Mei tot den 17 Junij 1867. Naam: Beroep:
J.H. Wallbrink jr. arbeider
Gewerkte dagen Z M D 21 x 26 27 28 X x 2 3 4 X x 9 10 11 X X 16 17 X
W 22 x 29 x 5 x 12 x
D 23 x 30 x 6 x 13 x
V 24 X 31 X 7 X 14 X
Z 25 x 1 x 8 x 15 x
Aantal Prijs dagen per dag 5 F 1.-
bedrag Te zamen
6
F 1.-
F 6.-
6
F 1.-
F 6.-
6
F 1.-
F 6.-
1
F 1.-
F 1.-
F 5.-
F 24.-
De ondergeteekende verklaart dat ontvangen te hebben nevenstaande som tot een bedrag van vier en twintig gulden. J.H. Wallbrink jr Aldus dezen staat tot een bedrag van vier en twintig gulden naar waarheid opgemaakt door den Ondergeteekende Opzigter bij den Haarlemmermeerpolder. Cruquius, den 17 Junij 1867 G. H. van der Burgh Gezien en goedgekeurd door den Ondergetekende Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder. Tot een bedrag van Vier en twintig gulden. Haarlem, den 20 Junij 1867 J.W. van den Poll Haarlemmermeerpolder: 90
Staat der betaling gedaan aan de arbeiders tot de uitvoering van het doen van nachtwachten aan het stoomwerktuig de Cruquius van den 21 Mei tot den 17 Junij 1867. Naam : Beroep:
M. de Pous nachtwacht
Gewerkte dagen Z M D 21 x 26 27 28 X X x 2 3 4 X X x 9 10 11 X X x 16 17 X X
W 22 x 29 x 5 x 12 x
D 23 x 30 x 6 x 13 x
V 24 X 31 X 7 X 14 X
Z 25 x 1 x 8 x 15 x
Aantal Prijs bedrag Te dagen per zamen dag 5 F 0.50 F 2.50 7
F 0.50 F 3.50
7
F 0.50 F 3.50
7
F 0.50 F 3.50
2
F 0.50 F 1.-
F 14.-
De ondergeteekenden verklaren dat nevenstaande som tot een bedrag van veertien gulden aan den belanghebbenden is uitbetaald. A. Slingerland P. Bras Aldus deze Staat tot een bedrag van veertien gulden naar waarheid opgemaakt door den Ondergeteekenden Opzigter bij den Haarlemmermeerpolder. Cruquius, den 17 Junij 1867. G. H. van der Burgh Gezien en goedgekeurd door den Ondergeteekende Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder. Tot een bedrag van Veertien gulden. Haarlem, den 20 Junij 1867 J.W. van de Poll ++ 1868 Cruquius, aanslagbiljet 428 n.a.; geneeskundige kosten 340 n.a., onkosten 441, paal 427, proces verbaal 121, 789, stoomtoestellen (Cruquius) 797, 553 te koop aangeboden twee zuigpompen (2e hands), zand 901 1868 121
91
Op heden den Veertienden Februarij Achttienhonderd Achtenzestig hebben Wij ondergetekeekende J.W.M. van de Poll, Dijkgraaf, H. van Wickevoort Crommelin en W. Wisboom van Giesendam Heemraden, allen van den Haarlemmermeerpolder, ons begeven naar de stoomtuigen den Cruquius en Leeghwater, tot het opnemen der boeken en registers van de voorraad steenkolen, Olij en Vetwaren aan gemelde stoomtuigen voorhanden, en bevonden dat aan den Cruquius voorhanden was eene voorraad van ongeveer 8672 Mudden steenkolen, 70 ½ kan Gallipoli Olij, 46 ½ kan Patent Olij, 471 kilo Talk. Door den opzigter Vorstman is ons voorgelegd zijn Journaal waaruit bleek dat in Kas moest zijn een bedrag van f 644.68 ½ hetgeen ons is aangewezen aan Bank en Muntpapier. Vervolgens hebben wij ons begeven naar den Leeghwater en bevonden dat blijkens het register van den opzigter aanwezig moest zijn aan steenkolen 11498 Mudden, Talk 343 kilo, Gallipoli Olij 118 kan, Patent Olij 137 kan. Bij de verificatie is ons gebleken dat de voorraad steenkolen in het magazijn voorhanden niet naauwkeurig was op te meten, maar aannemende de gemiddelde hoogte waarop de steenkolen zijn gelegen op 2,50 stellende ongeveer bedroeg 10718 Mudden. Dat de voorraad Gallipoli Olij bedroeg 154 kannen, doch hiervan aftrekkende 1 palm hoogte voor bezinksel de hoeveelheid bedroeg 140 kan. Dat de voorraad Patent Olij bedroeg 243 kannen, doch hiervan aftrekkende 1 palm hoogte voor bezinksel de hoeveelheid bedroeg 160 kannen. Dat door ons op de registers aanteekening is gedaan van de geregistreerde hoeveelheid steenkolen, olij en vetwaren. Dat door ons is nagegaan aan de op den dijk aanwezig zijnde opstallen gelegen tusschen de mijlpalen n. 0 en 12 en overeenkomstig het register in orde is bevonden. J.W.M. van de Poll W. Wisboom van Giesendam H. van Wickevoort Crommelin ++ 1868 427 Amsterdam, 4 Junij 1868 Aan: Den Heer Opzigter in den Haarlemmermeerpolder bij het stoomgemaal Cruquius te Heemstede Door den militairen wachten in het fort bij Heemstede is mij berigt, dat een paal met waarschuwingsbord binnen den kleinen kring van het fort, op uwen last, is geplaatst geworden: volgens den letter der wet n. 9 21 December […] 36 ( Staatsblad no. 128) art. 21. zou hiertoe de vergunning door Z. Excel. den Minister van Oorlog vereischt worden, doch, aangezien dat weinig beteekenende van dergelijk getimmerte en den omslag van verzoekschrift en berigten der betreffende, komt het mij voor dat het genoegzaam zal zijn mij daarna kennis te geven en vergunning te vragen, hetgeen dan ook zal moeten geschieden, dewijl het des fortwachten pligt is, tegen dergelijke verrigting, zonder mijne voorkennis plaats hebbende te waken. De luitenant kolonel kommandant der Genie in de 3e stelling ++ 1868 441 36
1853 (zie ook: bijlage 5: Staatsbladen waarnaar verwezen wordt in de tekst; tevens te gebruiken als trefwoord of 8.5.).
92
no. 279
Haarlem, 11 Junij 1868
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Bij de verplaatsing van den opzigter van der Burgh naar den Lijnden en van den opzigter Vorstman naar den Cruquius, zijn natuurlijk voor verhuizing onkosten gemaakt moeten worden. De Heer Vorstman mag dunkt mij geen aanspraak maken op vergoeding daarvoor, maar de billijkheid brengt mede aan den Heer van der Burgh die onkosten te vergoeden. Deze bedragen volgens nevenstaande staat f 65.25. Ik neem de vrijheid U.E.G. voor te stellen aan den Heer van den Burgh die som uit te keeren. Bovendien verzoeken zoowel de Heer van den Burgh als de Heer Vorstman vergoeding te mogen ontvangen voor het verlies van door hen geplante boomen, heesters en bloesems. Het komt mij niet wenschelijk voor dat die opzigters pretensies op den polder zouden hebben, en daarom meen ik dat men niet volstaan kan met het plantsoen van den een te doen koopen door den ander, want dan blijven die pretensien bestaan, en daarom geloof ik U.E.G. te moeten voorstellen ook aan deze verzoeken tot vergoeding te voldoen. Hierbij gaan dus de opgaven van hetgeen beide Heeren rekenen aan waarde van plantsoen enz. verloren te hebben. Ik ben niet in staat om de waarde dier boomen en planten te beoordelen en kan dus ook niet zeggen of de opgegeven prijzen billijk zijn. Wel echter kan ik verklaren dat de opgegeven boomen en planten werkelijk aanwezig zijn. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk Kosten van de verhuizing van den Opzigter G.H. van der Burgh Overbrengen van goederen Rijtuighuur Assistentie Nieuwe kachelpijpen Gebroken goederen Verleggen van vloerkleden Te zamen
f 27.f 5.f 1.f 10.15 f 10.f 12.10 f 65.25
Waarde van door den Opzigter G.H. van der Burgh aan den Cruquius geplantte boomen, volgens zijne opgave. 150 bessen à f 0.20 4 Peeren à f 1.50 1 Appel 2 Pruimen à f 1.1 Kers 2 Morellen à f 1.2 Perzikken à f 3.1 Abrikoos 1 Moerbezie 20 Heesters à f 0.50 te zamen
f 30.f 6.f 2.50 f 2.f 1.f 2.f 6.f 2.f 4.f 10.f 65.50
93
Waarde van door den Opzigter A.M. Vorstman aan den Lijnden geplantte boomen, volgens zijne opgave 500 Rozenstruiken à f 0.05 10 Rododendrums à f 0.30 80 stuks Blomhout à f 0.50 40 Prunussen à f 0.10 24 Appelen en Peerenboomen à f 0.60 200 Accacia’s à f 0.02 ½ te zamen ++
f 25.f 3.f 40.f 4.f 14.40 f 5.f 91.40
1868 553 Amsterdam, 25 Julij 1868 De Wel Ed. Heer J.W. M. van de Poll Dijkgraaf van de Haarlemmermeerpolder Haarlem Wel Ed. Heer, Wij hebben de eer Uw Ed. mede te deelen dat wij voorhanden hebben een gebruikt doch goed werkend stoomwerktuig met twee zuigpompen en stoomketel met binnen vuurkanaal en vlampijpen. De afmetingen zijn in Engelsche maat: Stoomcijlinder diameter 9 ½ inch stroke 12 inch, vliegwiel diam. 5 feet 6 inches. 100 Revoluties zuigpompen diam. 1 feet 3 inches stroke 2 ft. 4 inch, makende elke pomp 39 zuigslagen per minuut. De stoomketel 3 feet 5 inches lang 8 ft. 6 inch. De uitloospijp der pompen 12 Eng. duim diameter. Wij wenschen dit stoomtuig voor een zeer goedkoopen prijs te verkoopen. De Wel Ed. Gestr. Heer Mr. Amersfoordt vermeende dat dit wel voor ondergemaal zou kunnen gebruikt worden voor den Polder. Mogt Uw Ed. een geheel nieuw stoomwerktuig met doelmatiger wateropvoer middelen wenschen, dan zijn wij in staat zulks te leveren. Wij hebben in Maart ll. te Beest geplaatst een scheprad stoomgemaal hetwelk uitmunt door buitengewoon veel water opvoer en zeer weinig steenkolen verbruik. Het scheprad is 7.25 el diam. 0.60 El breed de schoepen hangen 1.00 El onder het polderpeil in het water, de opvoer daarboven 2.30 El en omwentelingen van het scheprad tien malen per minuut. De polder Beest is groot 1300 bunders daarvan waren 700 bunders laag land bedekt met 24 Rijnl. duimen water boven het zomerpeil en het overige land in evenredigheid minder. Het scheprad maalde dadelijk van het geheele veld het water af, zoodat in 12 Etmalen werken al het water tot op 0.15 El beneden zomerpeil werd weggemalen hebbende verbruikt p.m. 600 mud Rhoerkolen. Met beleefde aanbeveling hebben wij de eer te zijn met alle achting Uw Ed. Dw. Dienaren John Keijzer & Co. ++
94
1868 789 Proces Verbaal Op den 22 October 1800 acht en zestig hebben de ondergeteekende J.W.M. van de Poll, Dijkgraaf, Dr. P.E. Heinsius, Heemraad en A. Elink Sterk, Hoofdopzigter allen van den Haarlemmermeerpolder zich begeven naar het stoomtuig den Cruquius tot het opnemen der boeken, registers enz. van den opzigter. Na alvorens door den opzigter was aangewezen de registers en boeken zijn de ondergetekende tot het opnemen aan de in de kas zijnde gelden, en bevonden; Dat de ontvangsten beliepen f 1500.50 Van het kasboek bedragen f 651.65 Aan quitantien overgelegd Bazijn f 6.Ervelde f 40.Wamsteker f 60.35 Verwer f 29.25 Portier f 5.Beets f 6.Raap en Zn. f 38.40 Juriens f 5.Boterbloem f 32.62 ½ Mesman f 141.20 Lijst brugwachters f 193.50 f 551.32 ½ totaal f 1208.97 ½ behoort in kas te zijn f 297.52 ½ het welk ons in bank, muntpapier en specie is aangewezen. Volgens de Registers van verbruik bedraagt de voorraad steenkolen 9614 mudden De voorraad doek 157 kilo Voorraad Gallipoli Olij 92 kan De voorraad bedroeg in het magazijn 89 kan De voorraad Patent Olij volgens het register 104 kan Bij meting bevonden in het magazijn 153 kan J.W.M. van de Poll P.E. Heinsius ++ 1868 797 no. 3692
Haarlemmermeer, 30 October 1868
bewijs Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van Haarlemmermeerpolder
95
Wij hebben de eer U hiernevens te doen toekomen een bewijs wegens nader onderzoek der stoomketelen in het stoomgemaal de Cruquius onder kennis geving dat dit stuk op eene voor ieder zigtbare plaats in de inrigting waartoe het beschikkig heeft, bij de vroeger afgegeven akte van vergunning moet opgehangen of aan geplakt worden en blijven volgens den inhoud der circulaire opgenomen in de Staatscourant van 18 mei 1852 en de aanwijzing van den 19den dier maand no. 172/ 3618 (Provinciaal blad n. 54) De verschuldigde zegelgelden ad f 0.69 worden zoo spoedig mogelijk ter secretarie ingewacht. Burgemeester en Wethouders van Haarlemmermeer Amersfoordt, burgemeester Eggink, secretaris ++ 1868 901 no. 4076
Haarlemmermeer, 10 December 1868
Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder Wij nodigen U Ed. uit ons te willen vergunnen, om, tot verdere ophooging van het terrein om het Raadhuis, het daartoe benoodigde zand, kosteloos, te mogen doen halen in de nabijheid van de Cruquius. Burgemeester en Wethouders van Haarlemmermeer Amersfoordt, burgemeester Eggink, secretaris ++ 1869 Cruquius, afdamming 454, boomen 193, heg 82 n.a., hulpmachine 763, inwerkingstelling 112 1869 112 de Cruquius, 13 feb. 1869 Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Bij deze heb ik de eer U te berigten dat de Cruquius heden morgen te half elf ure in werking is gekomen. De opzigter A.M. Vorstman ++ 1869 193 no. 195
Haarlem, 11 Maart 1869
96
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmeermeerpolder Ter vervanging der doode boomen langs de wegen van den polder, zullen er dit jaar noodig zijn: In de afdeeling Leeghwater: 23 iepen, 223 popelen, 0 wilgen In de afdeeling Cruquius: 83 iepen, 17 popelen, 260 wilgen In de afdeeling Lijnden: 4 iepen, 48 popelen, 106 wilgen In de afdeeling Aalsmeer: 193 iepen, 198 popelen, 95 wilgen alzoo te zamen 303 iepen, 486 popelen, 461 wilgen Hierbij is gerekend dat langs den jaagweg overal wilgen, en langs de polderwegen alleen iepen zouden worden geplant, uitgenomen daar waar de boomen slechts 3 el van elkaar zijn verwijderd, op welke plaatsen die iepen door peppels zouden worden ingewisseld. Ik heb aanbiedingen tot levering dier boomen ontvangen van J. van den Heuvel Az. en van W. Joore te Aalsmeer. De eerste vraagt: Voor een iep f 0.45 Voor een peppel f 0.25 Voor een wilg f 0.14 W. Joore biedt aan die boomen te leveren, allen zwaarder dan ze het afgeloopene jaar door V.d. Heuvel zijn geleverd: Een iep voor f 0.40 Een peppel f 0.20 Een wilg f 0.15 Het laatste aanbod is dus aannemelijker en zou alleen voor de levering der boomen een uitgaaf van f 287.55 vorderen. Maar dezelfde Joore biedt aan de boomen zelf te planten en bij den aanvang van het volgende jaar de door hem geleverde gestorven boomen door anderen te vervangen, indien hem f 0.02 voor het planten en f 0.05 voor het eventuele in boeten per stuk wordt bij betaald, in welk geval hem geen geld voor het volgende jaar, als de inboeting is afgeloopen, zou behoeven betaald te worden. Dit aanbod komt mij zeer aannemelijk voor. Het brengt de geheele aan Joore te betalen som op f 375.19 hetgeen zeer wel uit de dienst 1869 betaald kan worden Ik meen U.E.G. dus te moeten adviseren dat aanbod aan te nemen en mij te willen magtigen om op de boven beschreven voorwaarden de boomen door W. Joore te doen leveren. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1869 454
97
Aan: Wel Edele Heeren Dijkgraaf en Heemraden van de Haarlemmermeerpolder Haarlem Amsterdam, 16 Juli 1869 Wel Edele Heeren! Wij namen dankbare nota van uwe aangename order op eene lading Ruhr fabriekkolen van c. 150 karren voor het stoomtuig Leeghwater en eene lading van gelijke grootte voor het stoomtuig Cruquius, welke wij spoedig tot U Ed. meeste genoegen hopen te effectueren, intusschen wenschen wij U Ed. met den meesten ernst op het hart te drukken om toch vooral niet later Uwe verdere orders ons op te dragen. Voor zoo verre U Ed. aan de verschillende stoomtuigen, daartoe bepaald hebben, is het zeer onzeker, of de prijs der kolen, welke wij nu nog à f 7.75 per kar loco Ruhrort en gewone conditiën kunnen noteren, later door de toenemende vraag geene verhoging zal moeten ondergaan, doch U hetgeen van veel meer belang is nu zijnde vragten zeer billijk, doch misschien weldra, kan daarin eene ongunstige wending komen, veeltijds begint in de maand Augustus, het water op de rivieren reeds te vallen hetgeen onmiddellijk eene rijzing der vragtbeurzen ten gevolge heeft, en wanneer daarbij zich later de altijd levendige kolenvraag in het najaar vangt, dan is niet te bepalen welke vragten men mocht toestaan. U Ed. zelven hebben daarvan ruimschoots de ondervinding opgedaan, want terwijl U Ed. in het gepasseerde najaar, tot f 5.18 per kar vragt hebben moeten betalen, mogten wij in dit voorjaar, tot f 2.75 kar voor U Ed. resteren; die cijfers zijn welsprekend en gelooven wij in U Ed. eigen belang, daarmede genoeg gezegd hebben om U Ed. te overtuigen, dat het nu hoog tijd is nu de nieuwe wintervoorraad steenkolen op te doen, en dat iedere dag wachten eene hoogere vragtkoers te verlenen kan ten gevolge hebben, wij vleijen ons met Uwe spoedige nieuwe orders, welke als gewoonlijk eene prompte uitvoering wacht en noemen ons na minzame aanbeveling met ware hoogachting, Wel Edele Heeren! U W. Ed. Dw. Dienaren! Van Vlissingen ++ 1869 763 Stoomwezen No. 3280 Ede, 10 December 1869 Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlemmermeer Wel Edele Heeren! Ten gevolge van het onderzoek van de hulpstoommachine van de Cruquius heb ik de eer U uit te noodigen voor 1 Januarij e.k. het volgende aan te brengen, volgens de wet van 28 Mei 1869 Staatsblad no. 97 en ’s Koninklijk Besluit van 24 September 1869 Staatsblad no. 154 1 De spuikraan door een pakkingkraan vervangen met geslagen ijzer of koperen buis aan den ketel verbonden. 2 lood en prop in den top van het binnenkanaal te plaatsen
98
3 een stoommeter te plaatsen voorzien van kraan met flens om den proefmanometer bij het onderzoek aan te brengen. 4 de hefboom der afgesloten veiligheidsklep in te korten op 39 centimeter en het gewigt verzwaren op 14.3 kilogram 5 deze klep van een ligt toestel te voorzien 6 de veer van de voorste klep te vervangen door een gewigt van 18.6 kilogram; beide kleppen moeten vlakke zittingen hebben 7 den stoommeter te merken op 3 atmospheer 8 het hoogste punt van het binnenkanaal op het voorste gedeelte van den ketel door een sterk gekleurde lijn aan te geven of liever een van geel bladkoper. Daar de Akte schijnt verloren gegaan te zijn, zoo zal ik na berigt van U dat bovenstaande in orde is gebragt volgens boven genoemde Wet en Besluit, een nieuw concept Akte aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken inzenden. De Ingenieur der 1e klasse voor het Stoomwezen A. de Vries Robbé ++ 1870 Cruquius aanlegplaats 149, hulpmachine 4 n.a., klagt 520, stoomtuigen 404, stortvloer 11, voorschot op levering steenkolen 703 1870 1137 no. 7
Haarlem,den 12 Januarij 1870
Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Tot het voorgenomen gedeeltelijke herstel van de stortvloeren van den Leeghwater en den Cruquius is een vrij groote hoeveelheid eikenhout van de beste qualiteit noodig. Publieke aanbesteding komt mij niet voor de beste weg te zijn tot uitvoering van dat werk, vooreerst omdat er zoo verschillende soorten hout kunnen geleverd worden, die zonder bepaald slecht te wezen, evenwel niet zijn wat gewenscht wordt, zoodat afkeuring moeijelijk wordt; maar ten tweede vooral omdat niet te zeggen is, wat er gedaan moet worden voordat de stortvloeren zijn opgebroken, hetgeen natuurlijk niet kon geschieden als tegen den zomer, juist in het eenige tijdvak dat voor de herstelling zelf gegund wordt, zoodat aanbesteding aller waarschijnlijkst onvermijdelijk oponthoud in het tijdig gereed komen der werktuigen tegen het aanstaande najaar zou veroorzaken. Om die redenen komt het mij zeer wenschelijk voor die werken in eigen beheer uit te voeren. Men kan dan reeds nu het hout dat men waarschijnlijk noodig zal hebben bestellen; en men kan dan tegelijk met de afdamming der stoomtuigen het herstel doen uitvoeren. Ik heb mij dus tot twee solide houtkoopers gewend om prijsopgave van de eerste kwaliteiten van het noodige hout. Gebr. Piek te Oudshoorn willen buitenlandsch eikenhout 1e kwaliteit leveren voor f 85.- en de Heer Joh. Damen te Cothen wil in landsch eikenhout 1e kwaliteit voor f 80.- de kubieke el leveren. Deze prijzen hoewel niet laag zijn evenwel voor wezenlijk deugdzaam hout niet te hoog. 37
Deze brief wordt aan de orde gesteld in de vergadering van D&H in 1870 (te gebruiken als trefwoord: in dato 12 Januarij 1870 (ger. n. 11) of: stortvloeren).
99
In hoeverre het verschil van f 5.- tusschen de beide leveranciers met verschil van kwaliteit overeenkomt kan ik natuurlijk niet zeggen voordat ik hun hout gezien heb, en misschien ook dan nog niet eens met zekerheid. Intusschen verzoek ik U.E.G. om bovenvermelde redenen magtiging het herstel der vloeren in eigen beheer te doen uitvoeren, en om alvast een deel van het benoodigde hout van ieder der bovengenoemde leveranciers te bestellen. Na ontvangst daarvan zal men stellig meer dan thans over de kwaliteit daarvan kunnen oordeelen, en daarna de bestelling van het overige, dat ik U.E.G. voorstel nog voor April te doen leveren, kunnen inrigten. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1870 149 no. 31 Advies omtrent verzoekschriften Verzoekschrift Ingeschreven door den secretaris Nummer Dakteekening 47 27 Januarij 1870 Van: K. Basjes Wat door den adressant gevraagd wordt: Een uitweg te mogen maken over de Ringdijk voor den IJweg aan ter vervanging van hun uitweg over een deel veldweg in verveening bij J. Kool Van: J. Kool Denzelfden uitweg, en twee aanlegplaatsen aan de Ringvaart voor zijn veenperceel no. 14 tusschen den Cruquius en de Vijfhuizen, te mogen maken. Beschouwingen en advies omtrent het gevraagde Het verzoek zoals het daar was leggende kwam mij niet voor inwilliging vatbaar voor, omdat J. Kool verpligt is tijdens de vernieuwing van den veldweg voor het uitwegen van de gebruikers van dien veldweg te zorgen. Dientengevolge heeft dan ook thans J. Kool zelf verzocht dien uitweg te mogen maken (in het hierbijgaand rekwest38) en het komt mij wenschelijk dit zijn verzoek toe te staan onder de gewone voorwaarden voor uitwegen over den Ringdijk en onder bepaling dat die uitweg na verveening van den veldweg moet worden opgeruimd als wanneer die veldweg zelf weder in behoorlijken staat door hem moet zijn gebragt om voor uitweg van K. Basjes c.s. te dienen. Het gelijktijdig verzoek van J. Kool om twee aanlegplaatsen te mogen maken ontmoet bij mij geene bezwaren, mits die aanlegplaatsen volgens de gewone regels worden vervaardigd. Haarlem, 2 Maart 1870 A. Elink Sterk ++ 1870 404
38
wel bijgevoegd doch niet overgenomen.
100
no. 296
Haarlem, 20 Junij 1870
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Het Koninklijk Besluit omtrent het toezigt op stoomtoestellen gaf mij aanleiding te vermoeden dat men de verandering der spuipijpen van de ketels aan den Cruquius en Lijnden kon eischen. Evenwel was dat niet zoo duidelijk of ik verzocht den Ing. van het stoomwezen Houwens bij diens bezoek onlangs, de stellige bedoeling van dat voorschrift, mij te verklaren. Z. Ed. beloofde den Ingr. Robbé de Vries over de zaak te onderhouden om zoo mogelijk noodelooze kosten voor den polder te vermijden, doch meldt mij thans dat die pijpen noodwendig veranderd moeten worden. Ik schat globaal de kosten daarvan op f 1200.- en heb mij naauwkeurige prijsopgave tot den fabriekant die onze machines onderhoudt, gewend. Voor dit werk is evenwel op de begrooting van 1870 geen geld uitgetrokken, zoodat ik U.E.G. magtiging moet verzoeken het te doen uitvoeren. Ik ben zoo vrij er tevens Uwe aandacht op te vestigen dat eene spoedige beslissing in deze zaak zeer wenschelijk is, daar de stoomtuigen reeds den 1e October volgens de nieuwe wet moeten ingerigt zijn, terwijl de fabriekanten met dergelijke veranderingswerken druk bezet zijn, zoodat het noodig is het werk ten spoedigste te bestellen. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk Dijkgraaf! Daarneven ontvang ik het berigt dat de fabriek de Pr. v. Oranje de verandering der spuipijpen wil verrigten voor f 1294.AES ++ No. 404/121
Haarlem 22, Junij 1870
Aan: De Heeren Heemraden van den Haarlemmermeerpolder: J. Lanser, Dr. P.E. Heijnsius, Jhr. Mr. J.W.H. Rutgers van Rozenburg, D.W.P. Wisboom van Giesendam, Mr. J.P. Amersfoordt en H. van Wickevoort Crommelin, Van den Hoofdopzigter heb ik nevengaande missive ontvangen, hoezeer de pogingen door hem in het werk gesteld om de verlangde verandering van de spuipijpen niet te doen plaats hebben, en de wet alzoo deze verandering voorschrijft, zie Art. 34 lett. b van het Koninklijk Besluit van 24 September 1869. Zoo heb ik de eer Uwe magtiging te verzoeken om de noodige veranderingen te doen aanbrengen. Op nevensgaande teekening zijn de gedeelten spuipijp met eene geele kleur aangegewezen. De Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder J.W. van de Poll ++ 1870 520
101
Aan: Hoog Edele Heeren Dijkgraaf en Heemraden van Haarlem. Meer Met eerbied neem ik ondergeteekende Militairen fort wachter bij Heemstede de vrijheid tot U W Edele te wenden. Dat bij zijn afwezigheid van het fort, aan zijne kinderen die ter gewone tijd ter school gaan te Heemstede te beurt is gevallen op den 24 dezer maand des morgens ten 8 ½ uur (die altijd de pont of schuit van het veer over moeten ten einde die school te kunnen bereiken) dat zijne kinderen de eerste maal de pont zagen overvaren, wachtende tot de volgende aankomende overtogt met het doele zij zouden kunnen worden overgebragt waarop door den veerman A. Hulschen aan de kinderen werdt gezegd en aan den hulppontwachter G. Gorlee lust gaf, laat ze maar Een uur wachten, terwijl de kinderen na een half uur geduld te hebben gebruikt tot overzetten, na het fort zijn teruggekeerd en de school twee dagen hebben moeten verzuimen, als ook de dienstregeling tot de post voor brieven tot de fortificatie heeft moeten ophouden (welke met last de informatiën van brieven door het gezin van den Militairen Wachter aan het post kantoor te Heemstede moeten afgehaald worden en bezorgd worden) en terwijl ik niet te huis bevonden, geene aanleiding tot eenige letsel aan den veerman konde geven, welke mijne schuld of oorzaak zoude kunnen zijn, en mijne kinderen tot niets onordentelijkheden aan het veer heeft toegebragt, dat anders gemeenlijk door de andere zijde van afvronten, en afvragen van centen aan de kinderen bij overhaling wel is geschied door den hulppontwachter Gerrit Gorlee; die mij zelfs wel is de bevraging in de schuit tot eene borrel drank heeft gedaan; of zulks nu de oorzaak het oponthoud der overbrenging der kinderen zoude komen te vermoeden zijn daar ik den veerman tot niets eenige hinderpalen in den weg legt en de oudste schoolgaande meisje mij bij het te huis komen met waarheid heeft bevestigd omtrent het gebeurde van den veerman, dien dag van niet te zijn over ’t veer gebragt als ook aan den Hoog Edele Heer Dijkgraaf. Zoo was het enkel aan de Hoog Edele Heeren Dijkgraaf en Heemraden het beleefdelijk verzoek, om de kinderen ongestoord zonder eenige afvronten te worden overgebragt ten einde hunne leerdij welke den Heer Kolonel der Genie aan die halve weeskinderen bekostigd te kunnen bij wonen. ’t Welk doende Fraiken Fort bij Heemstede 27 Augustus 1870 De ondergeteekende persoon treed op als getuige te hebben gehoord en gezien van de kinderen van den fortwachter van Heemstede; dat door den veerman A. Hulscher aan die kinderen is gezegd geworden ze moeten maar wachten dewijl den hulppontwachter Gerrit Gorlee insgelijks van lieden het afvragen van drank en aannemen van centen in mijn bijzijn ook is gedaan. Haarlemmermeer, 5 September 1870 J. van Braakel ++ 1870 703 Lobith, 4 December 1870 Aan:
102
Heeren Dijkgraaf en Heemraden van Haarlemmermeerpolder Haarlem Mijn Heeren! Bij ontvangst dezes zal welligt reeds bij U Ed. zijn aangekomen schipper van de [….] M Poll met vracht kolen bestemd voor het stoomwerktuig Cruquius aan den schipper gaf ik een voorschot op zijn vracht van f 50.- blijkens inliggende kwitantie en daarvoor gestelde notitie in den vrachtbrief. Beleefdelijk verzoek ik hem die van de vracht te korten en mij op de gewone wijze te remitteren. Met Hoogachting U W. Ed. Dienaar D.G. van Hills ++ 1871 Cruquius, begrinden van den ringdijk 714 (heeft geen betrekking op een gedeelte bij het stoomgemaal de Cruquius) gebouwen onderhoud 564, houtverkooping 601, pompzuigers 743 n.a., stortvloer 63 n.a., ziekenbus 815 1871 564 no. 320
Haarlem, 30 Augustus 1871
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ten gevolge van noodzakelijke herstellingen aan de gebreken der stoomtuigen, die bij het opmaken van het onderhoudsbestek niet te voorzien ware, zullen de kosten de aannemingsommen nog al aanzienlijk overschrijden. Ik heb de eer U.E.G. magtiging te verzoeken om de niettegenstaande die herstellingen te doen uitvoeren. Aan den Cruquius is noodig: Voor het herstel van zakgoten boven het ketelgebouw f 300.Voor het herstel van losgevroren roeven op ketel- en machinegebouw f 260.Voor herstel van kapspanten boven het ketelgebouw f 110.Te zamen f 670.Aan den Lijnden blijkt de schoorsteen, die tot herstel van scheuren omsteigerd is, erger gescheurd te wezen dan van beneden af was waar te nemen. De uitgemetselde kop zal geheel moeten worden afgebroken en nieuw gemetseld, en vlak boven de binnenbuis van vuurvaste steen bevinden zich zoo vele scheuren dat om geheel zeker tegen omwaaijing te zijn en om geheele afbraak en herstelling te vermijden, veel meer ijzer voor banden enz. moet verwerkt worden dan waarop gerekend was. Dit een en ander zal kosten: afbraak en hermetseling van kop f 200.meer ijzer 800 kilo à f 0.35 f 280.te zamen f 480.Nu de schoorsteen toch omsteigerd is, valt het betrekkelijk zoo gemakkelijk een bliksemafleider daarop te stellen, dat ik zeer wenschelijk acht daartoe over te gaan.
103
De Heer W. Funckler alhier, neemt aan een bliksemafleider langs den schoorsteen te brengen met roodkoperen spits, platina punt- en roodkoperen grondplaat om de ringvaart voor de som van f 90.Ik heb de eer U.E.G. voor te stellen ook tot deze uitgave te besluiten. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeer A. Elink Sterk ++ 1871 601 D 14 no. 943
Extract uit het register der aangiften van publieke verkoopingen van roerende goederen aan het kantoor te Haarlem
Den dertienden September 1800 een en zeventig, compareerde Sytze Jan Hoekstra, Deurwaarder bij de Arrondissementsrechtbank te Haarlem en aldaar woonachtig, die verklaarde op morgen den veertienden dezer, des voormiddags tien ure, verkooping te zullen houden van een partij oud eikenhout enz.; aan den Ringvaart op het terrein van het stoomwerktuig ,,de Cruquius” te Haarlemmermeer, ten verzoeke van Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder, als eigenaren gg. waarvan is verzocht acte en heeft geteekend. was geteekend S.J. Hoekstra voor extract conform De Ontvanger der Registratie geteekend Eekhout No. 17849 In den Jare 1800 Een en zeventig den veertienden September; Ten verzoeke van Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder, welke kantoor houden te Haarlem in de St. Janstraat39. Ben ik Sytze Jan Hoekstra, Deurwaarder bij de Arrondissements Rechtsbank te Haarlem en aldaar woonachtig aan de Gedempte Oude Gracht wijk 377 146, gepatenteerd, overgegaan tot den openbaren verkoop van een partij oud eikenhout enz.; aan de ringvaart op het terrein van het stoomwerktuig ,,de Cruquius” te Haarlemmermeer en zulks op de navolgende voorwaarden40. Van al hetwelk ik heb opgemaakt het tegenwoordig Proces verbaal in tegenwoordigheid van Johan Hendrik Teeven, Bode der Haarlemmermeerpolder, en Frederik Antonie de Zwaan, winkelbediende, beiden wonende te Haarlem, als getuigen ten dezen verzocht, die hetzelve nevens mij Deurwaarder na gedane voorlezing hebben onderteekend. Was geteekend J. H Teeven, F.A. de Zwaan, S.J. Hoekstra, Deurw. Geregistreerd te Haarlem den vijftienden September 1800 Eenenzeventig, deel 31 folio 197, recto vak 1, twee bladen geen renvooi, ontvangen voor regt f 3.80 voor 38 opcenten f 1.44 ½ te zamen vijf Gulden vierentwintig en een halve cent. 39
Lokaal van Staats (Hofje van Staats; thans: Jansweg 39 Haarlem). er volgen zeven artikelen waarin de voorwaarden worden beschreven, daarna volgt de lijst van kopers van de 35 veilingkavels en de opbrengst. De totale opbrengst is f 168.45.
40
104
De Ontvanger geteekend Eekhout ++ 1871 815 Haarlem Proces Verbaal Op heden den achtienden December 1800 een en zeventig zijn mij ondergetekenden J.W.M. van de Poll, dijkgraaf en H. van Wickevoort Crommelin Heemraad, van den Haarlemmermeerpolder overgegaan tot het openen der bussen van zieken en beroerden en bevonden dat in de bus van den Lijnden, aanwezig was: van kaartjes à 50 cent p. st. 26 stuks f 13.00 aan specie f 14.totaal f 27.f 27.In de bus van den Cruquius aan kaartjes à 50 cent p. st. 23 stuks aan specie totaal Totaal
f 11.50 f 1.89 f 13.39
f 13.39 f 40.39
Alzoo totaal een bedrag van veertig gulden negen en dertig cent, welke bedrag door den Penningmeester is overgenomen en in tegenwoordigheid. J.W.M. van de Poll H. van Wickevoort Crommelin Bovenstaand bedrag door mij in ontvangst genomen de Penningmeester J.T. Teding van Berkhout ++ 1872 Cruquius afdak 689, stoomketels 547, verwen 625 1872 547 n. 1242 A
Haarlemmermeer, 1 Julij 1872
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Wij hebben den eer bij deze aan U te zenden eene bij ons ontvangen nieuwe akte van vergunning, wegens verandering van de veiligheidstoestellen met de daarbij behoorende lijst van aanteekeningen, voor het gebruik van tien stoomketels geplaatst in het gebouw de Cruquius. Wij geven U hierbij verder kennis dat de akte ten allen tijde ter inzage van de met het toezigt belaste Ambtenaren moet aanwezig zijn op eene zigtbare plaats in de nabijheid van een der ketels, en
105
dat meergemelde Lijst zorgvuldig moet bewaard blijven ten einde die, op aanvrage van de bovengenoemde Ambtenaren onmiddellijk te kunnen vertoonen. Voorts verzoeken wij U aan ons over te maken f 2.07 wegens ten deze aan het Departement van Binnenlandsche Zaken verschuldigde Zegel en legeskosten. Burgemeester en Wethouders van Haarlemmermeer Amersfoordt, burgemeester Eggink, secretaris P.s. Verzoeke beleefd nevengaande brief met de bijbehorende f 2.07 te willen doen afgeven aan het provinciaal Gouvernement. ++ 1872 625 no. 332
Haarlem, 21 Augustus 1872
Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Nu de brug aan den Cruquius twee doorvaartopeningen verkrijgt en dus de brugwachter in elk geval bij geopenden brugstand de draaibrug per vaartuig moet naderen, vervalt het nut der voorgenomen verplaatsing van de brugwachterswoning naar de overzijde des polders, zoodat ik U.E.G. voorstel vooralsnog geene wachterswoning bij de brug aldaar te bouwen. Alsdan zal het echter noodig zijn de tegenwoordigen woning wat op te knappen vooral uitwendig te verwen, waarvoor geen gelden op de begrooting werden uitgetrokken in het denkbeeld dat de wooning zou vervallen. Ook het van buiten verwen der woningen bij de Hillegommerpoort en bij de Bennebroekerbrug is op dit oogenblik zeer noodig, zonder dat echter op het budget daarvoor gelden zijn aangewezen. Ik verzoek U.E.G. derhalve mij te willen magtigen voor het in orde brengen dezer woningen eene som van f 150.- te besteden. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1872 68941 de Cruquius, 27 September 1872 W. Edel Geb. Heer Den Heer J.W.M. van den Poll Dijkgraaf van den Haarl. meerpolder te Haarlem Bij het steeds drukker wordende verkeer dat over de bruggen en ponten over de ringvaart van den Haarlemmermeerpolder plaats heeft blijkt het meermalen dat de brug en pontwachterswoningen, welke ook ten gerieve van het publiek zijn ingerigt, en bij ongunstig weder of bij het wachten om 41
zie ook: 1873 632 no. 55 G dd. 18 Oct. 1873 (te gebruiken als trefwoord: 1873 632 of no. 55 G).
106
overgezet te worden den lieden tot schuilplaats dient, te klein zijn en is bij sommige daarin voorzien door eenig houten afdak aan de woning toe te voegen, tot berging van goederen en verder huisselijk gebruik. Aan de Brugwachterswoning nabij Heemstede waar de passage zeer druk is en welke nog wel zal toenemen is geen een afdak of schuurtje niet aanwezig en ware het naar mijne mening wenschelijk een dergelijke uitbreiding aan die woning te geven waarvan de kosten op ongeveer f 150.- zullen komen. De opzigter A.W. Vorstman ++ 1873 Cruquius aanslagbiljet 373 n.a., pompzuigers 477, proefneming 298 n.a., schuur 632, stoom 513, tractement 749 1873 477 no. 256
Haarlem, 23 Julij 1873
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Omtrent het in werking brengen van de achtste pomp aan den Cruquius en Lijnden, die tegenwoordig bij het werken der machines altijd stilstaat, heb ik de eer U.E.G. te kennen te geven dat het wezenlijk mogelijk is alle acht pompen in beweging te brengen, zoo lang het verschil tusschen binnen- en buitenwater gering is, maar dat het bij gemiddelde en groote verschillen tusschen binnenen buitenwater niet mogelijk is meer dan zeven pompen te doen werken, zonder de ballast boven den zuiger aanmerkelijk te verzwaren, hetgeen zeer ongeraden is. De grootste verschillen tusschen binnen- en buitenwateren, die zich feitelijk bij werking voordoen bedragen circa 5.15 meter. Als dan is bij 7 werkende pompen de last der machine waterdruk 7 x 5.15 x 2.66 x 1000 95900 gewigt van zuigers en stangen 7 x 4200 29400 totaal 125300 kilogram De geringste verschillen tusschen binnen- en buitenwater, die werkelijk voorkomen zijn circa 4.10 meter. Als dan is bij 8 werkende pompen de last der machines waterdruk 8 x 4.10 x 2.66 x 1000 87250 gewigt van zuigers en stangen 8 x 4200 33600 totaal 120850 kilogram In het laatste geval zal dus bij werking van 8 pompen de last der machine nog ongeveer 4500 kilogram minder bedragen dan tijdens groote opvoerhoogten waarbij de machines wezenlijk met 7 pompen gewerkt hebben. Dit is geheel afdoend om te bewijzen dat er in zekere gevallen met 8 pompen gewerkt kan worden. Met 8 pompen zal tot opvoerhoogten van ongeveer 4.35 meter toe, kunnen worden gewerkt, bij hoogere opvoerhoogten zal men met niet meer dan 7 pompen kunnen werken. De reden waarom tot nog toe ook bij lage opvoerhoogten met slechts 7 pompen werd gewerkt, is dat het tegenwoordig veel moeite en tijd vordert om een pomp af – of aan te spannen. Bij iedere werking, al begint die met het geringste verschil tusschen binnen- en buitenwater is in den
107
regel al spoedig dat verschil bereikt, waarbij slechts 7 pompen kunnen werken. Om dan de achtste pomp af te spannen moet tegenwoordig de machine vrij langen tijd stil gezet worden. Daarom is het thans ook bij geringe opvoerhoogten niet de moeite waard met acht pompen te beginnen. Maar dat kon anders zijn als er een inrigting bestond, die het tijdroovende van het afspannen eener pomp wegnam. Het ontwerp van zulk een inrigting leg ik U.E.G. hierbij in schets over. Het bestaat in een paar beugels boven op de pompbuis te stellen, waarover een grendel bewogen kan worden, die weggetrokken – de pomp beweging geheel vrijlaat, en ingeschoven in de pompketting grijpt en dus de pomp ophoudt. De bovenkant der beugels komt ter hoogte van den ringmuur, zoodat van daar gemakkelijk op de beugels een plank te leggen is om de pompketting en de grendels te kunnen behandelen zonder het water van den stortvloer af te laten. Die inrigting zal de dienst bewijzen van bij lage opvoerhoogten, of wanneer het water in de polder hoog is, en dus als groote waterverplaatsing het meest gewenscht is, het werken met alle acht pompen in de praktijk mogelijk te maken. De kosten van zulk een inrigting zullen circa f 250.- zijn. Het spreekt vanzelf dat zij van de eene naar de andere pomp verplaatst kan worden, zoodat men er aan iedere machine niet meer dan een strikt noodig zal hebben, hoewel ik geloof dat het in de toekomst wenschelijk zal blijken aan iedere machine twee dergelijke inrigtingen te hebben. De Hoofdopzigter v.d. Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1873 513 Rapport over de proeven genomen op het terrein aan het stoomgemaal de Cruquius omtrent het gebruik maken van olie en teerachtige stoffen als bierstof tot het verkrijgen van stoom. Naar aanleiding van een onderhoud dat de ondergetekende de eer had te hebben met den Wel Edelgestr. Heer Jhr. J.W.M. vd. Poll dijkgraaf der Haarlemmermeer polder en in verband met de klimmende prijs der steenkolen werd hij bij schrijver van laatstgenoemd dd. […] uitgenoodigd wel gevolg te willen geven aan het voornemen om proeven te nemen met de branden van olie of teerachtige stoffen ter vervanging of besparing van steenkolen. Het denkbeeld van olie of in het algemeen drupvormige stoffen te stoken of evenals steenkolen tot brandstof te doen was intusschen niet nieuw aangezien reeds in het tijdschrift van het Kon. Instituut van Ingenieurs een rapport voorkomt van proeven genomen over het stoken van die aan boord van het fransche marine schip de Puebla in het jaar 1868 op last van het fransche keizerrijk genomen terwijl in Silimans Americ en Dinglur Journal jaargang 1871 eene vermelding van dergelijke proeven voorkomt. Intusschen meende de ondergeteekende door een bijzondere omstandigheid de zaak te moeten releveren. Hij was namelijk op het denkbeeld gekomen de verbranding van de olie volkomener te maken door een eenvoudige kunstgreep te weten: de olie zeer fijn te verdelen voor ze wordt ontstoken en wel door middel van een straal stoom van geringe drukkingen. De werktuigen in de geneeskunde bekend als palverisateurs bragten hem hiertoe eerst op het denkbeeld. Langs deze weg toch kan men tot een wel fijner verdeeling komen dan immer mogelijk is wanneer men de olie eenvoudig door kleine openingen wil laten ontsnappen zoo als op de Puebla het geval was.
108
Dat het verbranden van vloeibare brandstoffen voordelen moet aanbieden wanneer de prijs van steenkolen boven een zeker norm stijgt ligt in den aard der zaak. Letten wij op de zamenstelling van steenkolen tegen over die van oliën dan zien wij dat het waterstofgehalte van deze tegenover gene veel hooger is. Nu is op grond van vele waarnemingen het verwarmend vermogen van verbrandend waterstofgas drie maal zoo groot als dat van koolstof. Een brandstof dus zal des te meer warmte ontwikkelen naar gelang meer verbrandbare waterstof daarin aanwezig is. Beste steenkolen, bijv. New Castle Hartley bevatten Koolstof: 81.80 Waterstof 5.50 Zuurstof enz. 6.55 Asch 7.14 99.99 m.a.w. zelden 6% waterstof In de ruwe petroleum soorten echter komen stoffen voor van de zamenstelling van benzine en daarmede analogen, deze bevat reeds op, 72 deelen 6 deelen waterstof, dus op 100 deelen ruim 8 deelen waterstof terwijl het aschgehalte bij kolen dikwijls tot 10% stijgt vooral tegenwoordig bij de slecht gesorteerde kolen (in Rangoon petroleum komen nog meer voor ons doel voordeelige stoffen dan deze). Het verhittend vermogen van oliën boven kolen kunnen wij hierom veilig op 50% stellen voor gelijke gewigstverhoudingen wanneer de prijzen van kolen stijgen boven zeker norm en wij in staat zijn de olie of teerachtige stof volkomen te verbranden zoodat witte rook de schoorsteen ontwijkt. Dat dit laatste het geval was daarvan hebben anderen nevens de ondergeteekende zich gedurende de proefnemingen overtuigd. De inrichting nu die ons hiertoe in staat stelde gaat hierbij fig 1. a is de aanvoerbuis voor stoom b die voor olie De ketel waaronder de verbrandingsproeven zijn genomen was een vlampijpen ketel tot drijven van een locomobiel van 15 paardenkrachten. Drie verschillende proefnemingen zijn tot heden door ons genomen; eene proef buiten de vuurhaard der ketel ten einde de vlam beter te kunnen observeren, daarna twee proeven onder de ketel. De eerste van deze twee gaf geen gewenschte uitslag doordien spoedig bleek dat de olie aanvoer bij verwarming de pijpjes deed verstoppen. Daarmee werden deze wijder gemaakt en de verbranding kon nu vrij goed onderhouden worden de vlam brandde met sterk geweld maar spoedig werd het vermoeden van den ondergetekende bevestigd, dat de ketel aan ons ten gebruike afgestaan geen bijzondere geschikte afmeting had voor zulk een opgaaf. Ze was namelijk veel te kort: de warmte (vlam) werd met groot geweld door de vlampijpen gedreven, vereenigde zich in de rookkast en zelfs in de schoorsteen tot op vrij belangrijke hoogte waardoor deze niet alleen zijn teer- oppervlakte verloor, door afbranden, maar zelfs geraakten enkele houten sparren in het dak, waarlangs de ijzeren schoorsteen liep, aan het branden. Na het verbruik van ca. 60 Liters olie belemmerd door eenige tegenspoed, die de proef 6 uur deed voortduren, hadden wij stoom van 30 K.G. spanning waarop de machine liep maar de proef moest geëindigd worden omdat het grootste deel der warmte door de vlampijpen en de schoorsteen bleek te ontsnappen. De toestel was intusschen gebleken nog niet voldoende te zijn aangezien nog verstopping van sommige pijpjes om welke rede de ondergeteekende terstond na zijn terugkomst van de Weener tentoonstelling aan het werk ging om dat bezwaar weg te nemen, wat hem mogt gelukken door aan
109
de olie en pijpen een andere rigting te geven waardoor de toestel een enigzints ander aanzien maar veel grooter gemak in het gebruik aanbood bij nog beter vorm der vlam (zie fig. 2) Intusschen zal het niet alleen wenschelijk, maar dringend noodig zijn bij voorkomende proefnemingen van een langere ketel en vuurhaard en zoo mogelijk eene van het Cornwallsche sijsteem gebruik te maken. Resumeren wij het bovenstaande wat de proefnemingen betreft dan komen wij tot het resultaat. De warmte ontwikkeling door olie verbranding kan groote voordeelen aanbieden. Mits 1 de warmte onder de ketel goed worden geleid, 2 de olie zoodanig worden gekozen dat ze in prijs niet ver boven f 6.- en per 100 K.G. komt te staan waartoe uitzicht bestaat bij aldien gebruik worden gemaakt van een petroleum of andere vloeibare stoffen of mengsels met harsolie enz. enz. De ondergeteekende meent dit rapport niet te mogen eindigen zonder met een enkel woord te gewagen van de voortreffelijke kolen haarden onder stoomketels van Bolzino te Napels op de Weener tentoonstelling aanwezigen en dagelijks in gebruik. Haarlem, 16 Augustus 1873 Sanders Loo ++ 1873 632 Ministerie van Oorlog Genie No. 55 G De Minister van Oorlog gevolg gevende aan ’s Konings Besluit van 14 October 1873, no. 20; Brengt naar aanleiding van een door Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder ingediend adres, voor zooveel hem, Minister van Oorlog, aangaat, ter hunner kennis dat bij het vermelde besluit aan hen is vergund, dat er binnen den kleinen verboden kring van het fort aan den gedigten mond van het Spaarne op het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer Sectie C no. 582 ten oosten van de aldaar staande wachterswoning bij de brug over de Ringvaart van den Haarlemmermeerpolder worde gebouwd een schuur van hout, met pannen gedekt op eenen steenen voet hoog ongeveer 0.10 meter boven den beganen grond, de schuur lang 3.50 meter, breed 2.60 meter, hoog aan de eene zijde 3 meter en aan de andere zijde 2 meter; ’s Hage, den 18 October 1873 voor den Minister de Secretaris Generaal J.C. Hardenberg ++ 1873 749 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden en Hoofdingelanden van den Haarlemmermeerpolder Haarlemmermeer, 15 December 1873
110
Hoogst aangenaam was het ons te mogen vernemen de gunstige beschikking in uwe vergadering van 10 December j.l. om ons tractement met f 200.- ’s jaars te verhoogen, waarvoor wij U Wel Edele bij deze onzen innigen dank betuigen, tevens de verzekering gevende dat de belangen van den Polder door ons bij voortduring zullen worden behartigd. Met de betuiging onzer hoogachting U W Ed. Dienstwillige dienaren A.van Riessen; A.M. Vorstman G.H. van der Bergh en J.G. Michielse ++ 1874 Cruquius aanslagbillet 391 n.a., jaagpad 508, kolenloods 379 n.a., losplaats 183, stoker 16, wegwerkers 17 1874 16 no. 2
Haarlem, 8 Januari 1874
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder De stoker 1e klasse P. Stortenbeker aan den Lijnden is door ligchaamsgebreken ongeschikt geworden voor zijn werk, zoodat hij reeds eenigen tijd door de andere stokers, in alles wat eenige krachtige knechts inspanning vordert, moet worden geholpen, zullen de vuren, die hij bedient, in orde blijven. Die andere stokers hebben dat eenigen tijd, zonder bezwaren in te brengen, gedaan, maar thans meenen zij teregt dat het niet op den duur zoo blijven kan. Ook is Stortenbeker zelf overtuigd dat het werk hem te zwaar is geworden. Onder die omstandigheden ben ik genoodzaakt U.E.G. voor te stellen aan P. Stortenbeker een eervol ontslag als stoker 1e kl. te willen verleenen42. Stortenbeker kwam in februari 1848 bij de Droogmakings Commissie in dienst en werd door den polder als stoker van die Commissie overgenomen. Hij heeft dus 26 jaren dienst, is bij den polder steeds als een bijzonder goed stoker bekend geweest, en is thans werkelijk in en door de dienst versleten. Er behoort dus, dunkt mij, bij het geven van ontslag gezorgd te worden dat hij niet broodeloos zal wezen. In een dergelijk geval als dit, bij het ontslag van den wegwerker L. Brouwer bepaalde U.E.G. dat deze zou worden nachtwacht aan den Lijnden op een bezoldiging van f 6.- ’s weeks. Ik wil U.EG thans voorstellen ook P. Stortenbeker tot nachtwacht tegen f 6.- ’s weeks aan te stellen en wel aan den Cruquius, waar op het oogenblik een vaste nachtwacht ontbreekt. In zijn plaats en in die van den eervol ontslagen stoker 3e kl. A.C. Dunnebier stel ik U.E.G. voor tot stokers 3e kl. aan te stellen: J. Slingerland, wonende aan den Lijnden zoon van den 2e machinist aldaar, en P. Smit, arbeider, wonende aan de Hoofdvaart nabij den Lijnden. Beiden op een bezoldiging van f 6.- en vrije woning of vergoeding van f 1.- per week bij gemis daarvan.
42
zie ook Haarlem NHA 81 465: P. Stortenbeeker is geboren in 1812 en begonnen als sjouwer aan de Lijnden. (te gebruiken als trefwoord: 81 465).
111
De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1874 17 no. 3 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 8 Januarij 1874 Ter uitvoering van het Besluit, waarbij de vaste wegwerkers worden afgeschaft, en in ieder der vier polderafdeelingen twee vaste arbeiders worden aangenomen, moet ik U.E.G. voorstellen met 1 Mei e.k. eervol uit de polderdienst te ontslaan de navolgende vaste wegwerkers: K. van der Heuvel, sedert November 1856 in polderdienst, en vroeger als tijdelijke arbeider in dienst bij de Droogmakerij Commissie. J. Ombach, oud 60 jaar, sedert Juni 1857 wegwerker. P. Verstraten, oud 45 jaar, sedert April 1858 wegwerker J. van der Meer, oud 36 jaar, sedert Juli 1858 wegwerker J. van Dam, oud 48 jaar, sedert September 1860 wegwerker Aangezien deze lieden dus allen een langdurige diensttijd hebben en thans buiten hun schuld weggezonden worden, komt het mij billijk voor dat de Polder de hardheid van het ontslag eenigermate verzachte door hun daarbij een gratificatie te geven. Die gratificatieën zouden kunnen bedragen f 4.- per dienstjaar en dus beloopen voor Van der Heuvel f 72.-, voor Ombach f 68.-, voor Verstraten en van der Meer f 64.- en voor van Dam f 56.-. In totaal zou daarvoor f 324.- noodig zijn. De vaste arbeiders, die na de afschaffing der wegwerkers moeten overblijven, kunnen volgens het budget hoogstens f 7.20 per week ontvangen. Ik stel U.E.G. voor de besten van hen thans op f 6.90 per week toe te leggen, hetgeen een verhooging van f 0.90 op het tegenwoordige wegwerkers tractement is. Bij goede pligtsvervulling laat het budget dan nog toe hen door tractementsverhooging te beloonen. Ik zou wenschen aangesteld te zien: In de afdeeling Leeghwater: P. de Jeu, thans vaste wegwerker aldaar, op een bezoldiging van gemiddeld f 6.60 per week. A. Starrenburg, thans tijdelijke arbeider aldaar op een bezoldiging van gemiddeld f 6.30 per week. In de afdeeling Lijnden J. Dunnebier, thans vaste wegwerker aldaar, op een bezoldiging van gemiddeld f 6.90 per week. B.Romers, thans vaste wegwerker aldaar, op een bezoldiging van gemiddeld f 6.90 per week In de afdeeling Aalsmeer: K. Maarssen, thans vaste wegwerker aldaar, op een bezoldiging van f 6.90 gemiddeld per week M. van Elswijk, thans vaste wegwerker aldaar, op een bezoldiging van f 6.90 gemiddeld per week. In verband hiermede moeten dan in billijkheid de tractementen der twee tegenwoordigen vaste arbeiders in de afdeeling Cruquius van f 6.- per week verhoogd worden tot: f 6.30 gemiddeld per week voor H. Kersten, en f 6.60 gemiddeld per week voor B. Bras In totaal zal dan aan deze acht vaste arbeiders per jaar betaald worden f 2785.70 terwijl daarvoor f 3004.80 is beschikbaar gesteld. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder
112
A. Elink Sterk ++ 1874 183 Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Geeft met allen eerbied te kennen A. Zeestraten grond eigenaar te Hillegom dat hij vergunning verzoekt tot het maken van een losplaats aan de ringvaart van de boerderij genaamd Zandbergen gelegen bij den Cruquius in de Haarlemmermeer polder Waarop hij hoopt eene gunstige beschikking te mogen ontvangen. ’t Welk doende A. Zeestraten Haarlem, 9 Maart 1874 ++ 1874 508 De Cruquius, 20 Augustus 1874 Aan Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Den aannemer van het onderhoud der grindwegen was door mij gelast om het gedeelte jaagpad achter en langs het fort na te zien en de knippen metaalasch waarmede het gewoonlijk voorzien wordt uit te halen en om verder zoo ver de voorraad koolasch strekte er een dunne laag op te brengen. Met dit werk wilde hij heden morgen aanvangen, doch werd in de uitvoering daarvan belet door den Fortwachter Frankin. Evenwel heb ik den aannemer met het koolzand laten voortwerken en heeft Frankin tegen mij proces verbaal opgemaakt en heeft Frankin tegen mij en tegen anderen het Bestuur van den Haarlemmermeerpolder en deszelfs beampten uitgescholden en is deze dienend U.E.G. dit te berigten dan weet U wat er van de zaak is zoo U soms een schrijven van den Generaal der Genie mogt krijgen. De Opzigter A.M. Vorstman ++ 1875 Cruquius beugels uit het hulpfonds voor het kind van de stoker 602, bliksemafleider 608, materialen 562 n.a., premies 322, verkiezing 31 n.a., ijs 795 1875 322 no. 58
Haarlem, 21 April 1875
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder
113
Ik heb de eer U. E. G. te berigten dat van primo Januarij 1875 tot op heden aan den Lijnden verbruikt is een hoeveelheid steenkolen van 9625 hectoliter, aangezien de voorraad op 1 Januari 1875 bedroeg 8528 hectoliter sedert werd aangevoerd 7937 hectoliter te zamen 16465 hectoliter terwijl de voorraad op heden bedraagt 6840 hectoliter alzoo verbruikt 9625 hectoliter De slagteller staat op heden op 22016836 en stond op 1 Januari 1875 op 21659348 er zijn alzoo gemaakt 357488 slagen en wel voortdurend met 7 pompen werkend. Naar den maatstaf, waarboven premie voor zuinig verbruik aan het machinepersoneel zou betaald worden (namelijk 3.6 hectoliter per pomp per 1000 slagen43) zou om premie te betalen minder verbruikt moeten wezen dan: 357.488 x 7 x 3.6 = 9009 hectoliter Inderdaad werd er 616 hectoliter meer verbruikt en het personeel ontvangt dus niets. Dit grootere verbruik is eensdeels de vlugtigheid van gebezigde steenkolen uit de mijn Holland, anderdeels aan de verpligting om dikwerf stoom op te maken en slechts korten tijd onafgebroken te werken, toe te schrijven. Het kan ook zijn dat de ondervinding zal leeren dat het beter is een eenigzins andere maatstaf aan te nemen, dan thans voor de premiën werd gesteld, dat namelijk het quantum waar beneden premie wordt uitgekeerd moet verhoogd worden en de premie per Hectoliter moet verlaagd worden. Evenwel is de ondervinding van het afgeloopen 1e kwartaal van 1875 nog niet voldoende om dit te beslissen, en dit minder wijl de beide genoemde oorzaken van afwijking in het spel waren. Eerst wanneer de maatregel een volle winter lang in werking is geweest zal men er iets zekers van kunnen zeggen. Derhalve zou ik voorlopig nog geen verandering in den maatstaf der premie willen aanbrengen, maar stel ik U.E.G. voor die premie voor het aanstaande najaar ook aan het personeel van den Cruquius uit te loven, aangezien het zooals ik verwachtte, bepaald blijkt dat de maatregel geenerlei aanleiding tot naadeelen of onheilen geeft. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1875 602 De Cruquius, 23 Aug. 1875 Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarl. meerpolder te Haarlem Het zoontje van den vuurstoker aan de Cruquius J. van Schooten heeft door de Engelsche ziekte zeer geleden zoodat beide beentjes krom staan en nu werd mij door een geacht Geneeskundige verzekerd dat daarop nog wel beterschap te wachten was zoo het kind eenige jaren in beugels zoude loopen.
43
Zie ook: D&H no. 488 Haarlem, 4 augustus 1874 en D&H 1886 med. Dijkgraaf (te gebruiken als trefwoord: Haarlem, 4 Augustus 1874 en: zuinige wijze van kolenverbruik te leeren).
114
Daar evenwel de kosten voor het aanschaffen van dergelijke beugels door den vader niet betaald kunnen worden en hij toch wel gaarne het kind daarvan voorzag zoo neem ik de vrijheid U.E.G. bij deze voor te stellen de kosten van aanschaffing van deze bij den instrumentmaker Kern te Amsterdam van het hulpfonds te doen en zal het bedrag f 25.- à f 30.- zijn. De opzigter A.M. Vorstman ++ 1875 608 no. 253
Haarlem, 9 September 1875
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer U.E.G. voor te stellen op den schoorsteen van den Cruquius een bliksemafleider te laten stellen. De Heer Funckler alhier biedt aan dit voor f 95.- en zonder omsteigering van den schoorsteen te verrigten. De arbeider, die de stang bevestigen moet, zal in den schoorsteen opklimmen. Alsdan zal ik gelijktijdig gelegenheid hebben om een der deksteenen, die onlangs boven van den schoorsteen is afgevallen, weder te doen plaatsen en even als de andere deksteenen te doen vastleggen. De Hoofdopzigter v.d. Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1875 795 Wel Edel G. Heer Mag ik U mijnen dank aanbieden voor Uw gezonden telegram; ik heb dadelijk overal publicatiën doen aanplakken, zoodat een ieder gewaarschuwd is. Natuurlijk kan men niemand van het ijs houden, nu is een ieder echter gewaarschuwd, enkele punten heb ik ook reeds af laten zetten, maar helaas men ziet altijd, die zich wagen; Wees verzekerd dat ik zeer erkentelijk voor uwen mededeling ben, en met betuiging mijnen hoogachting en met aanbieding mijner beleefd groeten, verblijf ik steeds, Wel Edele Heer J.M Amersfoordt, burgemeester 8 december 1875 Dat de opritten der bruggen van wegen en paden bij gladheid worden bestrooid is me zeer aangenaam, ik had verleden week er juist verschil met mijne wethouders over, en was ik van gevoelen dat de gemeente hierin behoorde te voorzien zoo als ik dan ook de gemeente wegen heb laten doen.
115
++ 1876 Dijkgraaf en Heemraden bestellen aan B. Hagedoorn de levering van 3500 hectoliter steenkolen voor den Cruquius in de hokken gemeten 209 n.a., Dijkgraaf en Heemraden stellen een missive aan B. Hagedoorn voor tot het leveren van een lading steenkolen aan den Lijnden en Cruquius 228 n.a., B. Hagendoorn zend rekening ad f 2761.39 voor geleverde steenkolen aan den Lijnden en eene ad f 3015.63 voor geleverde steenkolen aan den Cruquius 315 n.a., Hoofdopzigter zend zijne betreffende de leveranciers Wurfbain Cie., Hagedoorn Willebrand en Holtkott, als mede in verband met een voorgenomen uitbreiding van de bergplaatsen aan den Lijnden en Cruquius waarvan de gezamenlijke kosten de som van f 4000.- niet zullen te boven gaan 439 J. Meijer berigt dat hij de bestelde steenkolen naar de Cruquius heeft afgezonden 484 Holtkott berigt dat hij steenkolen voor den Cruquius heeft afgezonden 520 Meijer zend rekening ad f 1802.77 ½ voor geleverde steenkolen aan den Cruquius 511 B. Hagedoorn zend rekening ad f 4934.05 ½ voor geleverde steenkolen aan den Lijnden en Cruquius 532 Dijkgraaf en Heemraden bestellen aan Augst. Holtkott 300 karren steenkolen voor de Cruquius 581 n.a., Augst. Holtkott berigt dat een lading naar den Cruquius is gezonden 606 n.a., Wurfbain zend rekening ad f 1435.46 voor geleverde steenkolen aan den Cruquius 701 Augst. Holtkott zend rekening ad f 1374.75 voor geleverde steenkolen aan den Cruquius 713 n.a., J. Meijer berigt dat is afgezonden eene lading naar den Cruquius 718 Meijer zend rekening ad f 2105.81 voor geleverde steenkolen aan den Cruquius 751 Wurfbain Cie. zend rekening ad f 1335.60 voor geleverde steenkolen aan den Cruquius en een ad f 1437.95 voor geleverde steenkolen aan den Leeghwater 761 J. Kraaijenhage solliciteert als stooker bij D. en H. voor stoomgemaal De Lijnden 409 J. Slingerland stooker van den Lijnden verzoekt om loonsverhoging van f 2.- per week en derhalve zijn tractement te brengen op f 8.- per week 46944 J. van der Vossen solliciteert als stooker bij D. en H. voor stoomgemaal De Lijnden 707 n.a., P.B. Prins verzoekt om te mogen worden aangesteld als stooker aan den Cruquius 712 n.a., Waal Malefijt, A. de, id. 780 Opzigter A.M. Vorstman berigt dat het stoomgemaal de Cruquius op den 2e September in werking zal gesteld worden, doch dat twee stokers van die machine aan den Lijnden werkzaam zijn waarom hij verzoekt de order zal worden gegeven dat beiden onmiddellijk naar den Cruquius zullen terug keeren daar er anders geen voldoend personeel is 675 1876 409 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Geeft met eerbied te kennen Jan Frederik Kraaijenhagen, wonende te Heemstede Dat hij vernomen heeft dat aan het stoomwerktuig de Lijnden een vuurstoker benoodigd is en dat hij de vrijheid neemt zich voor die betrekking bij U.E.D. aan te bieden. 44
Het verzoek is ingewilligd zie 1876 667 dd. 14 Septb. 1876 no. 9. Zie ook: bijlage 2: Personeelsoverzicht per jaar inclusief de verdiensten per week 1861 – 1933; begroting 1878 en 1879 (te gebruiken als trefwoord: bijlage 2 personeelsoverzicht per jaar inclusief de verdiensten per week of: 8.2.).
116
Dat hij de vrijheid neemt U.E.D. te doen opmerken dat hij niet geheel onbekend is met de dienst aan het stoomwerktuig daar hij als smeerjongen aan de Cruquius is werkzaam geweest. U. Ed. Dienaar Heemstede 13 Mei 1876 Jan Frederik Kraaijenhagen45 ++ 1876 439 no. 116
Haarlemmermeer, 23 Mei 1876
staat van de toestand der aanlegplaatsen in de Ringvaart Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder Hiernevens heb ik de eer, U.E.G. te doen toekomen een staat, van die eigenaren van aanlegplaatsen in de Ringvaart van de afd. Aalsmeer, waaraan sedert de laatstelijk van wege U.E.G. gedane aanschrijving niets is uitgevoerd tot verbetering en die alzoo volgens Art. 3 § 4 d van het Onderhoudsbestek der Ringvaartsboorden, door den aannemer van dat onderhoud zouden moeten worden opgeruimd. De Opzigter v.d. Haarlemmermeerpolder J.G. Michielse ++ 1876 469 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem De ondergetekende Jan Slingerland van beroep stoker aan het stoomgemaal de Lijnden, verzoekt U.E.Gestr. met verschuldigden eerbied om verhooging van loon. Daar hij een loon heeft van f 6.00 zegge Zes Gulden per week en een tegemoetkoming van Een Gulden per week voor vrije huishuur, zoo verzoekt adressant U.E.Gestr. met vorigen eerbied zijn loon te verhogen met f 2.00 zegge twee Gulden per week, als zijnde dan acht Gulden per week voor werkloon en een Gulden per week tegemoetkoming voor huishuur. Hopende hierop eene gunstige beschikking te ontvangen, heeft hij de eer met vorigen eerbied te zijn. Wel Ed. Gestr. Heeren Ued. Gestr. dienstw. Dienaar J. Slingerland46 ++ 1876 484 45
de brief is door iemand anders geschreven, alleen de ondertekening is van Kraaijenhagen. Het handschrift van de briefschrijver en de ondertekening verschillen te sterk om ze aan een en dezelfde persoon toe te schrijven, zie ook noot 184. 46 Zie ook de opemerking bij de brief van Christina van den Biggelaar (noot 184) en Kraaijenhagen (noot 213).
117
Schiedam, 10 Juni 1876 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem Wel Ed. Heeren Ik ontving Uwe geëerde missive van 31 Mei ll. waarvan ik nota nam, terwijl ik U Ed. door deze berigt schipper G. Strogman schip Germania inhoudende circa 200 kub meter gisteren uit Ruhrortt afgeladen is naar Uw stoomgemaal de Cruquius waarvan U gelieve nota te nemen. Niet twijfelende of de kwaliteit der kolen zal niets te wenschen overlaten, daar dezelve versch van de mijn zijn aangekomen, teeken ik mij, verder aanbevelende voor Uwe geëerde orders. Hoogachtend U. Ed. dw. Dienaar J. Meijer Dz. ++ 1876 511 Schiedam, 25 Juni 1876 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem Wel Ed. Heeren Onderstaand heb ik het genoegen U.Ed. rekening te geven van geleverde kolen voor de machine, de Cruquius tot een bedrag van f 1802.77 ½ waaraan gaarne Uw mandaat tot betaling of remise tegemoet zie. Mij steeds aanbevelende teeken ik mij, Hoogachtend, U. Ed. dw. Dienaar J. Meijer Dz. ++ 1876 520 Aug. Holtkott in steenkolen
Ruhrortt, den 28 Juni 1876
Aan Het Bestuur en den Heemraden van den Haarlemmermeerpolder in Haarlem Wel Ed Heeren Confirmerende mijn advies van 18 dezer heb ik heden een lading puike steenkolen per schip Anna schipper is Ludwig Witzen voor het stoomtuig den Cruquius afgezonden.
118
De andere lading zal ik eerlangs laten volgen. Intusschen Uw opgave omtrent lading per schipper gaarne te gemoet ziende teeken ik mij Hoogachtend ++ 1876 532 B.Hagedoorn & Zoon Amsterdam
Amsterdam, 7 Julij 1876
De Heeren Dijkgraaf en Heemraden aan Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ingesloten neem ik de vrijheid U.W.E.G. eenen declaratiën in te sluiten over Mei ll. f 494.34 ½ waarvoor ons gaarne te crediteeren en zien gaarne uwe remises te gemoet. De Compagnie B. Hagedoorn ++ 1876 667 Aan: Heeren Hoofd Ingelanden van den Haarlemmermeerpolder Hoofd Ingelanden
14 Septb. 1876 no. 9
Van den stoker aan den Lijnden J. Slingerland hebben wij ontvangen het navolgende verzoek: H.H. De Hoofdopzigter heeft daarop uitgebragt het navolgende advies: H.H. Naar aanleiding van het bovenvermeld advies en het daarin vervatte voorstel om voor het vervolg slechts twee stokersloonen vast te stellen waarmede wij ons zeer goed kunnen vereenigen, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: 1 In te willigen het verzoek van J. Slingerland en zijn tractement te brengen op f 8.- ’s weeks met genot van vrije woning of f 1.- voor gemis daarvan, en gerekend te zijn ingegaan op 1 Julij ll. 2 Te verhoogen de lonen van de stokers J. van Schooten, J.H. Wallbrink, P.J. de Wit , met f 0.50 per week, gerekend te zijn ingegaan op1 Julij ll. Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder ++ 1876 675 De Cruquius, 1 Sept. 1876 Aan: J.W.M. van de Poll te Haarlem Wel Geb. Heer! Ik zal morgen de Cruquius in werking brengen doch er zijn aan den Lijnden twee stokers van hier werkzaam.
119
Mag ik U. E. D. verzoeken order te geven dat ze onmiddellijk naar hier komen daar ik anders geen voldoend personeel heb. De opzigter A. Vorstman ++ 1876 701 Amsterdam, 13 September 1876 Den Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Mijn Heeren, Wij hebben de eer U.Ed. connossement factuur te overhandigen over: 168 karren prima Ruhrstoomkolen per sch. C.E. Henke onder assurantie, tot de som van f 3.90 p. kar naar uw stoomgemaal de Cruquius afgeladen. Voor het bedrag onzer factuur verzoeken wij credit met f 1425.46 op 12 December e.k.. Wij hopen U.E. binnen een paar dagen eene aflading tot dezelfde vracht naar de Lijnden te berigten. Inmiddels verblijven wij hoogachtend, U.E.Dw.Dienaar Wurfbain & Co. ++ 1876 718 Schiedam, 25 Sept. 1876 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem Wel Ed. Heeren Deze is dienende U. Wel Ed. mede te deelen ik aan den Heer A.M. Vorstman heb gezonden het connossement over circa 3000 kub. met kolen op uw order afgezonden aan het stoomgemaal Cruquius waarvan ik Uw Wel Ed. later afrekening zal geven terwijl ik aan den Heer Vorstman verzocht voor mij, even als bij een vorige lading de betaling der vracht e.k. te doen. Mij steeds in Uw Wel Ed ’s gunst aanbevelende teeken ik mij Hoogachtend Uw Wel Ed. Dw. Dienaar J. Meijer ++ 1876 751 Schiedam, 11 October 1876 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden v.d. Haarlemmermeerpolder Haarlem
120
Wel Ed. Heeren Ingesloten heb ik het genoegen Uw Wel Ed. te doen toekomen factuur over 314,30 kub. meter kolen geleverd aan ’t stoomgemaal Cruquius tegen de prijs van f 6.70 per kub. meter waarvan gaarne mandaat tot betaling van Uw Wel Ed. ontving. Mij steeds aanbevelende teeken ik mij Met alle achting Uw Wel Ed. Dw. Dienaar J. Meijer ++ 1876 761 Amsterdam, 11 October 1876 Den Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem Wel Edele Heeren, Wij hebben het genoegen U Ed. te overhandigen vrachtbrieven over van de Ruhr onder assurantie afgeladen puike Ruhrstoomkolen. 156 karren per sch. W. van der Poll, vracht f 4.35 per kar naar de Cruquius 168 karren per sch. L. Burgers, vracht f 4.25 per kar naar de Leeghwater Voor de bedragen onzer bijgaande facturen verzoeken wij u credit met f 1437.95 per 14 Januarij 1877 en f 1335.66 per 13 Januarij 1877 Hiermede zijn uwe orders voor het oogenblik gecompleteerd. Wij houden ons voor Uwe verdere bestellingen ten zeerste aanbevolen verblijven in afwachting hoogachtend, Steeds Uw Dienaar Wurfbain ++ 1876 780 Aan: H.H. Dijkgraaf en Hoogheemraden der Haarlemmermeerpolder Geeft met verschuldigden eerbied te kennen A. de Waal Malefijt, sedert 22 jaren werkzaam aan den Polder. Dat adressant is overgeplaatst van de Cruquius naar de Lijnden als stoker, doch dat dit hem op 50 jarige leeftijd te zwaar zal vallen en hij bevreesd is dat op den duur niet vol te kunnen houden. Reden waarom adressant zich tot U. Ed. Hoog Achtb. wendt met het nederige verzoek, weder aan de Cruquius geplaatst te mogen worden tot zoolang tot er eene geschiktere plaats voor hem open komt. ’t Welk doende
121
U. E. Hoogachtb. dienaar A. de Waal Malefijt ++ 1877 Dijkgraaf en Heemraden stellen missive aan den Minister van Oorlog om vergunning tot het verrigten van eenige werken binnen den verboden kring van het fort aan den Cruquius bij Heemstede als het vergrooten der steenkolenloods en het verplaatsen van het schuthok aldaar 426 n.a., Verguning daartoe van den Minister van Oorlog 541 Hoofdopzigter stelt voor een dagelijksche opzigter bij het maken van de nieuwe bruggen te Lisse en Aalsmeer tevens om W. Langeveld als zoodanig aan te stellen bij het egaliseeren van den ringdijk tusschen den Cruquius en Bennebroekerweg op eene bezoldiging van f 90 ’s maands 38 Hoofdopzigter stelt voor om vermits door de ziekte van den Heer A. Huet te Delft zijn plan voor een pomphart niet is ingekomen en dit jaar voor de Cruquius er een benoodigd is een zoodanig van het tegenwoordig model dat naar zijn overtuiging goed is te bestellen 463 Hoofdopzigter zend Bestek en Begrooting van het verdiepingswerk in den polder met voorstel om de gedeelten bij den Cruquius en den Lijnden niet uit te besteden doch dit bij den Leeghwater tot nader te verdagen 728 Hoofdopzigter stelt voor om de herbesteding van het verdiepingswerk bij den Cruquius en den Lijnden te gelijk met die voor den Leeghwater te houden 826 Secretaris legt over het proces verbaal van de eedaflegging door W. Langeveld op den 5e November als benoemd tot opzigter over de waterberging voor den tijd van een jaar op een bezoldiging van f 1000 ’s jaars en vrije woning a.d. Cruquius 886 1877 38 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden v.d. Haarlemmermeerpolder Haarlem, 11 Januarij 1877 Voor het bouwen der brug over de Ringvaart bij Lisse heb ik een dagelijksche opzigter noodig waarvoor ik niet weet wien te nemen. Zoodat het mijn voornemen is onder Uwe goedkeuring een oproeping in de Couranten te plaatsen. Zulk een opzigter zal ongeveer f 90.- ’s maands moeten ontvangen, en nuttig zou het zijn indien ik hem eenigen tijd voor het begin van het werk in dienst had op dat hij de teekeningen kan maken waardoor hij geheel op de hoogte van de zaak zou geraken. Voor de brug bij Aalsmeer zal ook eenig toezigt noodig zijn, doch aangezien deze brug vlak bij Michielse’s woning ligt kan ik hier met een timmerman bijv. als opzigter volstaan. Zulk eene persoon zal ik vermoedelijk wel vinden en U.E.G. te zijner tijd omtrent zijn in dienst stelling voorstellen doen. Voor het gelijkmaken en gedeeltelijk verleggen van den Ringdijk tusschen Cruquius en Bennebroek zou ik als dagelijksche opzigter W. Langeveld wenschen aangesteld te zien mede op een bezoldiging van f 90.- ’s maands. De Hoofdopzigter van de Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++
122
1877 463 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 15 Mei 1877 Bij de behandeling der begrooting van 1877 werd door U.E.G. bepaald dat geen pomphart van het bestaande model gelijk ik er een voor den Cruquius aanvroeg zou besteld worden, maar den Heer Huet zou uitgenoodigd worden nadere plannen te beramen en met mij te bespreken voor een pomphart volgens zijn denkbeeld uitgedrukt in het ontwerp van dien Heer voor een ondergemaal bij den Leeghwater. Intusschen is door ziekte van dien Heer niets van die nadere plannen of die bespreking door mij vernomen, en aangezien er tegen het aanstaande najaar een nieuw hart voor den Cruquius noodig is, zoo heb ik de eer U.E.G. voor te stellen er een van het tegenwoordige model te bestellen, hetgeen ik met te meer overtuiging voorstel omdat dit model waarlijk goed is en naar mijn mening het stelsel van den Heer Huet geen verbetering maar stellige achteruitgang zou wezen. De Hoofdopzigter van de Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1877 541 Ministerie van Oorlog Genie No. 38 G De Minister van Oorlog gevolg gevende aan ’s Konings Besluit van den 30 Mei 1877 no. 55 Brengt naar aanleiding van een door Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder ingediend adres, ter kennis van de adressanten, dat bij het vermelde besluit is vergund, behoudens de regten van derden, dat de steenkolenbergplaats, groot 900 m2 op perceel kadastraal gemeente Haarlemmermeer sectie C no. 1421, met uitbreiding van de bestaande schotten, worde vergroot tot eene oppervlakte van 1116 m2 en dat daartoe de grondslag over ongeveer 110 m2 oppervlakte gemiddeld 1.5 m. worde opgehoogd, derwijze dat ook van het nieuwe gedeelte het bovenvlak kome te liggen op 0.5 m. boven Amsterdamsch peil, met glooijingen van 1 op 1 op het maaiveld. Wijders waar zooveel hem, Minister, betreft op dat adres beschikkende, waarbij tevens verzocht wordt om het schuitehok van ijzeren staven, lang en breed 4 m. en hoog 2.5 m., op het perceel Haarlemmermeer sectie C no. 1270, te mogen verplaatsen naar perceel no. 585 van de zelfde gemeente en sectie; Gezien het berigt van den Inspecteur der Genie, waaruit blijkt dat de bedoelde perceelen gelegen zijn binnen den middelbaren kring van het fort aan den gedigten mond van het Spaarne; Gelet op art. 35 van de Wet van 21 December 1853 ( Staatsblad no. 128) en op de omstandigheid dat het genoemde fort, ingevolge ’s Konings besluit van 25 Januarij 1854 ( Staatsblad no. 8) behoort tot de vestingwerken der eerste klasse; Verleent de gevorderde toestemming. ’s Gravenhage, den 4 Junij 1877 De Minister voornoemd
123
++ 1877 728 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 27 Augustus 1877 Ik heb de eer U.E.G. hierbij aan te bieden het concept Bestek met begrooting van het verdiepingswerk dat volgens mijn voorstel van 14 December 1876 in 1877 zou uitgevoerd worden. Daarbij voeg ik de profillen der te verdiepen vakken vaart alwaar rood is gekleurd wat volgens het Bestek moet verwijderd worden. Uit de begrooting ten bedrage van f 34385.- blijkt dat het werk veel minder zal kosten dan bij het opmaken van het plan der geldleening geraamd was; toen schatte ik dit werk namelijk op f 50240.-. De oorzaak van deze vermindering is tweeledig. Vooreerst heb ik de verdieping der vakken van circa 1000 m. lengte bij de stoomtuigen thans minder diep genomen dan toen, en ten tweede zijn de vaarttaluds flaauwer ontworpen dan bij het globale plan der verdiepingen. Oorspronkelijk had ik gerekend over de drie vakken van circa 1000 m. bij de stoomtuigen de vaartbodem te doen afhellen van 6.35 tot 6.75 A.P.. Het bleek mij echter bij nadere opneming dat de slagdorpels van de stuwdammen bij de stoomtuigen op zoodanig peil liggen dat het niet raadzaam is de vaarten alhier dieper dan 6.55 A.P. te maken, en op die diepte zijn zij thans ontworpen. De vaarttaluds waren bij het begrootingsplan doorgaande onder hellingen van 2 op 1 ontworpen. Het blijkt mij echter dat zulke taluds te steil zijn voor de gedeelten vaart die het hier betreft. De ondergrond is bijv. tusschen Lisserweg en Leeghwater zoo slap dat afschuivingen en afkalvingen dikwijls zijn voorgekomen en niet zonder moeite zijn tot staan gebragt en tusschen Cruquius en Spieringweg is de grond zoo zanderig dat taluds van 2 op 1 zeker niet zijn te houden. Daarom neem ik thans de taluds voor deze gedeelten onder hellingen van 4 op 1. Voor het deel tusschen Lijnden en Spaarnwoudertogt waar de grond beter is, hoewel ook hier belangrijke afkalvingen voor kwamen schrijf ik nu taluds van 3 op 1 voor. Door steilere taluds te nemen kan men misschien voor een oogenblik de vaarten wat ruimer profil geven, maar zeker is die grootere ruimte toch slechts zeer korten tijd behouden en men zal dan waarschijnlijk nog gedwongen zijn tot uitgaven om verdere afkalving en afschuiving te keeren. Een en ander geloof ik te vermijden door de taluds te nemen als in het Bestek en de profillen is aangegeven en ik moet U.E.G. dus nadrukkelijk adviseren, hoezeer ook ruimer vaartprofil gewenscht zou zijn, in de helling der taluds geene wijziging te brengen. Door de helling der taluds wordt de bodembreedte bepaald indien men de bovenbreedte der vaarten niet grooter wil maken dan oorspronkelijk is aangelegd en dien overeenkomstig zijn de in Bestek en profillen aangeduide bodemsbreedten genomen. In het Bestek is volgens het verhandelde in Uwe vergadering bepaald dat de aannemer zal zorgen voor de berging van alle gronden uit de beide vakken Hoofdvaart voorkomende, en voor de berging der specie uit het vak Kruisvaart zijn bepaalde gedeelten van de strook door den Heer Crommelin gekocht en van de strooken poldergrond aangewezen, welke oppervlakten ruim groot genoeg zijn om het uitkomende op te nemen. Op nog eene zaak moet ik Uwe aandacht vestigen. Het gedeelte tusschen Lissertogt en Leeghwater nam ik in dit Bestek op en voor dat gedeelte stelde ik de aan te koopen baggermachine ter dispositie van den aannemer omdat dit in Uwe vergadering is afgesproken. Intusschen zal bezwaarlijk dit werk op die wijze uit te besteden zijn alvorens de aannemers de baggermachine hebben zien werken en zich kunnen overtuigen van hetgeen dit werktuig verrigt.
124
De baggermachine nu zal niet voor het laatst van September in werking zijn en dus moet mijns inziens de aanbesteding van dit vak tot na dien tijd wachten. De beide anderen vakken kunnen evenwel reeds thans besteed worden en derhalve adviseer ik U.E.G. al wat perceel a of het vak tusschen Lissertogt en Leeghwater betreft thans uit het Bestek te nemen en alleen perceelen b en c reeds aan te besteden. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1877 826 Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 2 October 1877 Ook na kennis genomen te hebben van de verschillende gevoelens der Heeren Heemraden omtrent mijn voorstel tot herbesteding van het baggerwerk nabij den Cruquius en den Lijnden, blijf ik U.E.G. aanraden mijn voorstel aan te nemen. Dat werk aanbesteden gelijktijdig met het vak Hoofdvaart bij den Leeghwater zal in der daad niet te laat zijn, want er stond reeds in het Bestek dat het werk eerst 1 April 1878 gereed moest zijn en er zal bij de door mij voorgestelde herbesteding zeker tijd genoeg overblijven om het werk dan voltooid te hebben. Zou men nu weder de vakken bij Cruquius en Lijnden alleen aanbesteden, dan is te verwachten dat men hetzelfde aannemingspersoneeltje terug krijgt, maar besteed men tegelijkertijd het vak bij den Leeghwater en wel alsdan de drie vakken en afzonderlijk en in massa, zoo verwacht ik een ander aannemerspersoneel, om dat het vak bij den Leeghwater inderdaad een belangrijk baggerwerk is, maar de beide andere vakken betrekkelijk kleine werkjes zijn. En ’t is noodig een ander aannemerspersoneel te krijgen, want 3 van de 4 inschrijvingen der laatste aanbesteding hadden zich naar mijne meening tot opdrijving van de prijzen gecoaliseerd. De besteding van het vak Leeghwater behoeft niet lang meer uitgesteld te worden, want de baggermachine heeft heden tot proef reeds zeer goed gewerkt. Er bleken echter nog enkele ondergeschikte zaken aan gewijzigd te moeten worden; dit zal in het begin der volgende week afgeloopen zijn en ik hoop dan de goede werking aan het Dagelijksch Bestuur te kunnen laten zien. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1877 886 Op heden den Vijfden November 1800 zeven en zeventig is voor mij Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder, aan de Secretarie van dien polder in de Jansstraat te Haarlem verscheenen: De Heer Willem Langeveld, door Dijkgraaf en Heemraden bij besluit van den 21 September 1877 no. 5 benoemd voor den tijd van een jaar, ingaande 1 November 1877 tot opzigter belast met de opneming en houder administratie over de waterkering. Die in handen van mij Dijkgraaf op nieuw heeft afgelegd den navolgenden Eed: Dat hij ter zake van deze zijne benoeming geene giften heeft ontvangen of Nader zal ontvangen en geen beloften heeft gedaan of nader doen zal en dat hij
125
Dit hem opgedragen werk, eerlijk, getrouw en vlijtig zal volvoeren. En heb ik Dijkgraaf hiervan doen opmaken dit proces verbaal, dat door mij, den Secretaris en den benoemden is onderteekend ten jare, maande en dage als boven. J.W.M. van den Poll, Dijkgraaf W. Langeveld, Secretaris ++ 1878 Penningmeester en Hoofdopzigter dat op den 22 Mei 1878 door hun is geopend de bus voor de beambte aan het stoomwerktuig de Cruquius en daarin bevonden een bedrag van f 21.79 welke gelden door den Penningmeester zijn gestort in het Hulpfonds 374 Opzigter A. M. Vorstman zend eene staat aanwijzende hoeveel lengtesloten in ieder kavel voor de waterberging in de afdeling Cruquius in 1877 tot 30 April 1878 zijn beschoten of waaraan nog niets is verrigt 360 Opzigter A.M. Vorstman berigt dat volgens aanwijzing van de Genie de ijzeren en houten regentonnen van de personeelswoningen moeten worden weggeruimd als strijdende tegen Art. 21 van de verordening op de fortificatiën 777 H.W. Liebrecht zend rekening en 2 volgbrieven voor geleverde steenkolen aan den Cruquius en Lijnden 49 n.a., H.W. Liebrecht zend rekening ad f 1766.03 voor geleverde steenkolen aan den Cruquius 93 n.a., H.W. Liebrecht zend rekening ad f 1196.09 voor geleverde steenkolen aan den Cruquius 351 n.a., Holtkott berigt de afzending van eene lading steenkolen voor de stoomtuigen Cruquius en Lijnden 470 n.a., H.W. Liebrecht zend rekening ad f 2089.70 voor geleverde steenkolen aan den Cruquius 570 n.a., Holtkott zend rekening ad f 2941.90 voor geleverde steenkolen aan den Lijnden en Cruquius 573 n.a., Van Balen berigt dat een schip steenkolen voor de Cruquius is gepasseerd 887 n.a., Ten Holldam berigt de afzending van een lading steenkolen voor de Cruquius 905 n.a., Donhoff zend een rekening ad f 1696.25 voor geleverde steenkolen aan de Lijnden en een ad f 1604.25 voor geleverde steenkolen a.d. Cruquius 932 n.a., 1878 777 Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem De Cruquius, 23 October 1878 Heden morgen is bij mij geweest de fortwachter Frankins die mij namens zijn kapitein kwam aanzeggen dat de ijzeren regentonnen en de houten regentonnen met in steen opgemetselde monden aan de personeelswoningen bij de Cruquius moeten worden opgeruimd daar die volgens art. 21 van de verordening op de fortificaties in de verboden kleine kring van het fort niet mogten bestaan. Aan voornoemde fortwachter heb ik gezegd dat ik er het Bestuur van den Haarlemmermeerpolder kennis van zoude geven en hem tevens de opmerking gemaakt dat de ijzeren regentonnen er al sins 15 jaar en de houten met in steen opgemetselde monden al sins drie jaar aanwezig waren. De opzigter
126
A. Vorstman ++ 1879 Opzigter A. M. Vorstman zend staat van de kavelslooten in de afdeeling Cruquius 416 n.a. De hoofdopzigter berigt dat de kelder in de opzigterswoning aan den Cruquius is lek geworden en stelt voor om die voor f 190.- door den metzelaar Hulsbos te doen repareren 410. Opzigter A.M. Vorstman berigt dat de in de afdeeling Cruquius met klaverzaad te bezaaijen oppervlakte bedraagt 13 hectare 204. Hoofdopzigter stelt voor om een nieuwe stoomklep met zetting voor de Cruquius te doen vervaardigen aan de fabriek zijnde de Nederlandsche Stoombootmaatschappij 578. L. Serrurier te Amsterdam zend een declaratie ad f 12.- inzake geleverde analijse van metaalbrons voor het stoomwerktuig den Cruquius 694 n.a. Dijkgraaf en Heemraden zenden missive aan den Eerst aanwezend Ingenieur defensie met verzoek tot het in dit jaar 1879 mogen gebruiken van de opslagplaats bij den Cruquius in Sectie B voor het opslaan van bouwmaterialen enz., alsmede tot het mogen planten van 50 stuks Heesters of struikgewas op de kadastrale perceelen no. 1412 en 1422 176 n.a. De Majoor Eerstaanwezend Ingenieur bij de Genie zend vergunning daartoe 189 L. Kieviet vraagt om ontslagen te mogen worden van zijn opstalgrond bij den Cruquius 8447. Dijkgraaf en Heemraden zenden adres aan den Minister van Oorlog tot het mogen plaatsen van ijzeren regentonnen aan de personeelswoningen van het stoomwerktuig den Cruquius en het bouwen van een schuurtje aldaar 175 n.a. De Minister van Oorlog zend vergunning tot het plaatsen dier regentonnen 243. J. v.d. Berg te Amsterdam zend een rekening ad f 37.02 voor geleverde vaten soda voor de stoomwerktuigen Leeghwater, Cruquius en Lijnden 116 n.a. Pre advies tot terug betaling aan de Gebrs. Bos van de som van f 46.98 uit de post onvoorziene uitgaaf dienstjaar 1878 inzake de verdieping van een gedeelte Kruisvaart bij den Cruquius 150. 1879 150 Aan: Heeren Hoofdingelanden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 1 Maart 187848 Hoofd Ingelanden 5 Maart 1878 no. 9 Gebroeders Bos hebben in 187849 de verdieping van een gedeelte Kruisvaart, nabij den Cruquius aangenomen voor een bedrag van f 7800.-. Zij hebben voor onkosten en registratiegelden aan den Polder een bedrag van 2% der aannemingskosten of f 156.- betaald. Dit werk was door hen aangenomen bij onderhandsch contract, en bij de onderhandelingen over de aanneming van dit werk is ter sprake gebragt, of zij al of niet de 2% zouden betalen. Het is ons billijk voorgekomen dat aan de Gebr. niet meer in rekening mag worden gebragt dan hetgeen werkelijk aan registratiegelden en verdere onkosten is betaald. De registratiekosten hebben bedragen f 107.64 47
de inhoud van het document komt niet overeen met het verzoek van L. Kievit. Brief onder dit nummer betreft een missive van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude inzake Grondbelasting. 48 de datering lijkt een omissie, het voorstel is op 4 Augustus 1879 ingeschreven. 49 zie 1878 665 (brief niet overgenomen).
127
Twee zegels à f 0.69 Te zamen
f 1.38 f 109.02
Wij stellen u voor een bedrag van f 46.98 aan Gebr. Bos te betalen, en wel uit de post Onvoorziene Uitgaven dienst 1878. Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder J.W.M. van de Poll dijkgraaf secretaris ++ 1879 189 Genie No. 52 Verklaring afgegeven naar aanleiding van de Art. 22, 24 en 26 der Wet van 21 December 1853 ( Staatsblad nr. 128) De ondergeteekende Majoor Eerstaanwezend Ingenieur te Haarlem verklaart ontvangen te hebben van: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder de kennisgeving van het voornemen om op de perceelen kadastraal gemeente Haarlemmermeer sectie C nrs. 1412 en 1422 te zamen vijftig heesters of boomen te planten en te vergunnen dat het perceel dierzelfde gemeente en sectie nr. 1455 tot wederopzeggings toe, worde gebezigd als opslagplaats. Voornoemde perceelen zijn gelegen binnen de middelbare verboden kringen van het Fort aan den gedichten mond van het Spaarne. Haarlem, 10 Maart 1879 De Majoor Eerstaanwezend Ingenieur ++ 1879 204 Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder de Cruquius, 14 Maart 1879 In de afdeeling Cruquius is te bezaaijen: 110 Hectaren berms van wegen en 3 Hectaren van den ringdijken. En is hiervoor gras noch klaverzaad in voorraad. De opzigter A.M. Vorstman 13 x 4 = 52 kilo klaverzaad 13 x 15 = 200 kilo graszaad ++
128
1879 243 Departement van Oorlog VI de Afdeeling Genie Nr. 86 De Minister van Oorlog, Beschikkende op een adres van Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder strekkende tot het hebben van vergunning om op het perceel, kadastraal Gemeente Haarlemmermeer Sectie C no. 52: 1 te plaatsen een regenton van ongeveer 1 M. middellijn, ongeveer 0.40 M. hoog boven den beganen grond, zamengesteld uit hout met een gemetselden bovenmond, of wel geheel uit portlandsch cement; 2 te vervangen vijf bestaande houten regentonnen door tonnen als beschreven onder 1 3 te behouden drie op het perceel geplaatste ijzeren regentonnen van 1.05 M. middellijn, hoog boven den beganen grond 0.30 à 0.48 M. en vier stuks op het perceel geplaatste houten tonnen met gemetselde monden als omschreven onder 1. 4 te bouwen een houten schuurtje, lang 3, breed 2.5 hoog tot de spanplaat 2 en tot de nok 3.25 M., Gezien het berigt van den Geniekommandant in de 7de Stelling, waarbij is vermeld, dat de grond, waarop men verlangt de voorwerpen te hebben ligt binnen den kleinen verboden kring van het fort aan den gedigten mond van het Spaarne; Gelet op art. 21 van de Wet van 21 December 1853 ( Staatsblad no. 128) en op de omstandigheid dat het genoemde fort ingevolge ’s Konings besluit van 25 Januarij 1854 ( Staatsblad no. 8), behoort tot de vestingwerken van de eerste klasse; Verleent, behoudens de regten van derden de gevorderde toestemming. ’s Gravenhage, den 21 Maart 1879 De Minister voornoemd, Den Beer Poortugaal ++ 1879 410 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 28 Mei 1879 De kelder der woning van den opzigter Vorstman is lek zoodat op de vloer een aanzienlijke hoogte water staat50. Toen verleden jaar na het herstel der fundering van deze woning gebleken was dat de kelder gebarsten was, hetgeen voor dien tijd geen last veroorzaakte omdat er geen water rondom stond, is dit zoo eenvoudig mogelijk hersteld. De herstelling hield zich aanvankelijk goed, maar is deze winter waarschijnlijk door felle vorst bezweken. Met den metselaar Hulsbosch heb ik thans besproken hoe de kelder in orde te brengen zou zijn en deze wil dat werk verrigten voor de som van f 190.- een som die mij niet te hoog voorkomt. Ik 50
zie ook VV. dd. 18 Junij 1879 voorstel IX. (te gebruiken als trefwoord: 18 Junij 1879).
129
heb dus de eer U.E.G. voor te stellen hem dat werk op te dragen voor die som onder voorwaarde echter dat de kelder zal blijken digt te zijn en digt te blijven gedurende een jaar. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1879 578 no. 196 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 6 Augustus 1879 Nu de zomerdroogte nog altijd uitblijft verdwijnt de hoop dat wij zonder bezwaar ook de Cruquius voor eenige dagen zouden kunnen uitspannen, al is de Lijnden buiten mogelijkheid om te werken. Dat uitspannen van den Cruquius zou, zoo als U.E.G. bekend was dienen tot het uitnemen en doen afdraaijen van de bronzen stoomaanvoerklep met zitting, die in de afgeloopen winter reeds bleken dit herstel te behoeven. Daar het echter met dit ongunstige weder ongeraden is den polder alleen aan den Leeghwater toe te vertrouwen, vroeg U.E.G. mij of het niet beter zou zijn in het gebrek te voorzien door een geheel nieuwe klep met zitting voor den Cruquius te laten maken, in welk geval men den Cruquius niet behoefde uit te spannen en die machine toch tegen September weder geheel in orde zou kunnen zijn. Dit denkbeeld vind ik zeer aanbevelenswaard. Wel zou zoodoende wat meer geld moeten uitgegeven worden, maar men krijgt daarvoor de zekerheid den polder niet in nood te zien komen. De klep met zitting zal nieuw gemaakt vermoedelijk ongeveer f 60.- kosten. Het is echter mogelijk dat nog een andere klep met zitting (de overgaande stoomklep) hetzelfde herstel behoeft, wij konden dat nog niet onderzoeken. Blijkt dit het geval te zijn dan zou ook die klep moeten vernieuwd worden en dit zal f 850.- ongeveer kosten. De kleppen die het herstel noodig hebben zijn in 1876 door de IJzergieterij de Prins van Oranje gemaakt. Daar de ondervinding nu leert dat zij niet deugdzaam zijn, hoezeer die fabriek zich toen werkelijk moeite heeft gegeven om goed werk te leveren, zoo zouden de nieuwe kleppen thans niet weder daar besteld mogen worden. Ik zoude hen te Feijenoord wenschen te doen maken, waar ik verwacht wezenlijk goed geholpen te zullen worden. De Hoofdopzigter A. Elink Sterk ++ 1880 De firma Sterk en Kruseman zonden rapport inzake het onderzoek naar het drinkwater van het stoomwerktuig den Cruquius alsmede dat uit de Kruisvaart bij het Hoofddorp 302
130
Hoofdopzigter stelt voor eene gratificatie van f 40.- beschikbaar te stellen voor het dienstdoend personeel aan het stoomwerktuig Cruquius voor verrigte buitengewone werkzaamheden gedurende het jaar 1879 196 Dijkgraaf stelt missive aan den Hoofdopzigter om de opzigters aan te schrijven de inventaris in te zenden der onder hun in bewaring berustende voorwerpen 63 n.a. Opzigter A.M. Vorstman zend die inventaris voor de afdeeling Cruquius 156 n.a. Dijkgraaf stelt missive aan de 4 Opzigters omtrent de toestand der kavelslooten in iedere afdeeling 242 n.a. Opzigter A.M. Vorstman zend alsvooren in de afdeeling Cruquius 274 n.a. Hoofdopzigter stelt voor om aan het verlangen van den Ingenieur van het stoomwezen te voldoen door over te gaan tot het ontblooten van de bemetseling van een der oude ketels aan de Cruquius ten einde die uitwendig na te zien 380 Opzigter A.M. Vorstman zend rekening ad f 60.- voor de ijzeren regenbak aan de Cruquius 356 1880 196 no. 58 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 18 Maart 1880 Ik ontving van den Opzigter Vorstman, de in afschrift hiernevens gaande brief, en meen de aanvraag om een extra belooning voor het personeel aan den Cruquius bij U.E.G. te moeten ondersteunen, daar inderdaad in het afgeloopen en in het tegenwoordige jaar bijzonder veel diensten van dat personeel gevergd zijn en steeds met ijver verrigt werden. Derhalve heb ik de eer U.E.G. voor te stellen aan dat personeel een extra belooning van f 40.toe te kennen om door den Opzigter Vorstman naar billijkheid onder hen te doen verdeelen. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk Aan: Den Heer A. Elink Sterk Hoofdopzigter v.d. Haarlemmermeerpolder De Cruquius, 10 Maart 1880 In de laatste 12 maanden heeft het personeel van het stoomtuig de Cruquius door het bijna een half jaar buiten werking zijn van den Lijnden, wegens vernieuwing zijner ketels, en ook door de natte zomer van 1879, buitengewoon veel dienst moeten doen51, en heeft zich in hunne dikwijls zoo 51
dit beeld wordt niet helemaal bevestigd door de jaarcijfers van 1879 in bijlage 3: Leeghwater in bedrijf gedurende 2567 ½ uur; Cruquius 2503 uur en Lijnden 1729 uur. Het aantal bedrijfsmatige uren voor de Cruquius wijkt niet in bijzondere mate af van voorgaande of volgende jaren. De reden om de gratificatie te verstrekken moet dus gelegen zijn in de piekbelasting over een deel van het jaar, in dat geval is er over een langere periode meer uren gewerkt. Daarbij moet ook in tegenstelling tot hetgeen gebruikelijk was aan de nacht en zondag worden gedacht. De zomer van 1879 was te koud voor de tijd van het jaar en er viel beduidend meer regen dan gemiddeld. Aan de Leeghwater werd maandelijks de volgende hoeveelheid neerslag gemeten: December 1878: 72.3; januari 1879: 33.9; februari: 66.5; maart 18.2; april 56.0; mei 24.8; juni 131.6; juli 128.2; augustus 104.2; september 55.0; october: 83.9; november 58.1 totaal over het jaar: 832.7 mm neerslag. In juni viel een dubbele
131
moeijelijke taak, zeer gunstig onderscheiden door ijver en nauwgezette pligtsbetrachting en zoude het naar mijne meening niet ongepast zijn hun voor die buitengewone werkzaamheden als ook tot verdere aanmoediging eenige belooning toe te kennen . Het is om die reeden dat ik de vrijheid neem U bij deze voor te stellen om aan het personeel bij het stoomtuig de Cruquius een gratificatie te verleenen. De Opzigter A.M. Vorstman ++ 1880 302 Haarlem, 21 April 1880 Hoog Wel Geb. Heer Wij hadden de eer ter keuring te ontvangen: 1 Drinkwater voor het personeel van de Cruquius 2 Water van de Kruisvaart in het Hoofddorp 3 Water uit de Kruisvaart bij de Cruquius Van deze drie soorten is no. 1 alleen wat kleur en helderheid aangaat, maar ook wat de hoeveelheid opgeloste zelfstandigheden betreft verre boven de beide andere te verkiezen. Anorganische stoffen, die in no. 2 en 3 in groote quantiteit opgelost zijn, komen in no. 1 in even geringe hoeveelheid voor als in normaal regenwater. Wij hebben bij het onderzoek geen grond gevonden voor het vermoeden dat deze watersoorten zouden vergiftigd zijn ten gevolge van rotting van doode visch. Uw dienstw. dienaar Sterk en Kruseman ++ 1880 356 Kosten voor het maken van een ijzeren regenbak aan de Cruquius van een gedeelte van de oude stoomkast liggende aan den Lijnden. De bak zal ongeveer 2 meter diep zijn bij een middellijn van 1.40 meter. Voor het afsloopen van het voor de regenbak bestemde gedeelte van de stoomkast Transport naar de Cruquius Voor het graven van het gat 21 meter battens voor fundering metselen van een vloer van hardsteen en sterke tras
f 10.f 10.f 2.50 f 2.10 f 12.-
hoeveelheid regen van hetgeen normaal is voor deze maand, de temperatuur was iets beneden hetgeen normaal is voor deze maand; in juli waren er 22 dagen met neerslag en lag de temperatuur ruim 2 graden onder normaal; augustus was guur en er viel bijna iedere dag neerslag. De hoeveelheid neerslag was 1/6 meer dan normaal voor de maand augustus. (Bron: Verslag van den landbouw in Nederlamd 1879). Zie ook: Verslagen van vergadering van Hoofdingelanden van het het Polderbestuur van de Haarlemmermeerpolder 1879. In één van de overzichten worden verschillende bedragen opgenomen voor overuren van stokers. Ook in andere jaren worden dergelijke bedragen genoemd. Overwerk door stokers was dus kennelijk een regelmatig weerkerend onderdeel van het werk. Onduidelijk is of er ,,productie”werd gemaakt door het betreffende gemaal dan wel dat het overwerk in verband staat met groot onderhoud” uitgevoerd in eigen beheer. (te gebruiken als trefwoord: jaarlijks overzicht van de uren waarop de stoomgemalen in werking zijn geweest of: 8.3.).
132
voor het maken van een plaatijzeren deksel onvoorzien totaal de Cruquius 4 dec. 1880 ++
f 12.f 11.40 f 60.-
A.W. Vorstman
1880 380 no. 128 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 20 Mei 1880 De Heer Piepers, Ingenieur van het Stoomwezen, verzoekt nog voor het onderzoek dat dit jaar van de ketels aan den Cruquius moet plaats hebben, een der oudste ketels aldaar van het metselwerk te doen ontblooten, om die ook uitwendig te kunnen nazien. Daar ik bij de begrooting van dit jaar gelden vroeg voor het ontblooten van de ketels aan den Cruquius, omdat ik het uitwendig onderzoek van allen noodig vond, en aangezien de daarop betrekking hebbende post door U.E.G. in een memoriepost werd veranderd, zoo ben ik verpligt en heb ik bij dezen de eer Uwe toestemming te verzoeken om aan het door den Heer Piepers gevraagde te laten voldoen. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1881 P.W. Stortenbeker smeerjongen aan het stoomtuig Cruquius verzoekt verhooging van weekloon en voorloopig als hulpstoker bij dat stoomtuig te mogen dienst doen 340. Zie advies hierop van den Hoofdopzigter 445. De Voorzitter van het stembureau in het kiesdistrict Cruquius zend oproepbrief ter verkiezing van een Hoofd Ingeland en een Hoofd Ingeland plaatsvervangend in het 3e district van Rijnland op den 7e April 180 n.a. W.H. Liebrecht zend drie volgbrieven voor de geleverde ladingen steenkolen als twee voor den Lijnden en een voor de Cruquius 285 n.a. De opzigter over de waterberging W. Langeveld verzoekt zijn woonplaats aan den Cruquius te mogen verplaatsen naar Heemstede met overlegging eener verklaring van den Docter waaruit de noodzakelijkheid om gezondheidsredenen blijkt 29452. 1881 294 Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder
52
Zie ook: D&H 1881 20 Mei n. 3. (te gebruiken als trefwoord: gezondheidsredenen of: Langeveld).
133
Mijne heeren! Ondergetekende geeft bescheiden te kennen dat volgens bijgaande verklaring van onzen geneesheer het nuttig en noodzakelijk is, dat zijne vrouw van woonplaats veranderd wegens haar ziekelijken toestand alhier, en zulks als de eerste staps harer genezing beschouwd. Naar aanleiding daarvan, neemt hij de vrijheid U te verzoeken zijn tegenwoordige standplaats in de woning bij den Cruquius tijdelijk te mogen verplaatsen in de gemeente Heemstede in eene woning, wijk C no. 296 in de nabijheid der Tol van die gemeente. Hopende hierop een gunstige beschikking te mogen verkrijgen heb ik de eer mij met uwe hoogachting te mogen noemen. Mijne heren
Uw Ed. Dw. Dienaar
W. Langeveld Opz. vd. Waterberging Haarl.meer 14 Mei 1881 ++ 1881 340 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Geeft met eerbied te kennen de ondergeteekende P.W. Stortenbeeker smeerjongen aan het stoomwerktuig de Cruquius dat hij gedurende ruim zeven jaar in die betrekking is werkzaam geweest en nu den leeftijd van 21 jaren en daar hij meende dat die betrekking op die leeftijd minder passende is en hij zeer gaarne aan de machien in welks werk hij lust heeft werkzaam zou willen blijven en als het kan om als stoker werkzaam te zijn welk werk hij reeds meer malen bij ziekte of afwezigheid van een der stokers heeft verrigt. Redenen waarom hij zich tot Uw Ed. wend met het beleefd verzoek dat het Uw Ed. moge behage hem met eenige verhoogde bezoldiging voorloopig als hulpstoker in dienst te houden. De Cruquius 16 Junij 1881
’t welk doende enz. P.W. Stortenbeeker53
++ 1881 445 no. 53 Advies omtrent verzoekschriften Verzoekschrift Ingeschreven door den Secretaris onder Nummer 340 dagteekening van: 20 Junij 1881 P.W. Stortenbeeker
53
het lijkt er op dat brieven van het personeel door een ander zijn geschreven, ook hier lijken het handschrift van de brief en de ondertekening te verschillend te zijn om aan een persoon toe te kunnen schrijven (zie ook de noten 184, 213 en 214 hieromtrent). Omtrent het verzoek van Stortenbeeker zie ook: Haarlem, 17 februari 1886 (te gebruiken als trefwoord: Haarlem, 17 Februari 1886 of: no. 98 22 Febr. 1886).
134
Wat door den adressant gevraagd wordt: De smeerjongen van de machine Cruquius P.W. Stortenbeeker vraagt eenige verhooging van bezoldiging en om als hulpstooker dienst te doen. Beschouwingen en advies omtrent het gevraagde P.W. Stortenbeeker is een geschikte jongen op wien niets aan te merken is, maar verdient voor zijn leeftijd van 21 jaren bij ons thans veel minder dan hij elders zou verdienen, namelijk slechts f 6.- per week. Alleen om zijn vader, den nachtwacht Stortenbeeker, te kunnen ondersteunen bleef hij dan ook tot nog toe voor dat loon aan den Cruquius. Nu is hij werkelijk geschikt geworden voor hulpstoker en heeft hij reeds met goed gevolg bij afwezigheid der gewone stokers als zoodanig dienst gedaan. De polder heeft dus inderdaad meer aan hem dan aan een gewonen smeerjongen en ’t is reeds gebleken dat iemand als hij soms nuttig voor den polder kan zijn. Daarom zou ik er geen bezwaar in zien hem bij de behandeling der begrooting voor het jaar 1882 bij U.E.G. voor eenige verhooging voor te dragen en hem dan ook ,,smeerjongen en hulpstoker” te gaan noemen. Ik heb de eer U.E.G. voor te stellen hem te berigten dat zijn verzoek bij de behandeling der begrooting van 1882 in aanmerking zal worden genomen. Haarlem, 25 Augustus 1881 De Hoofdopzr. v.d. Haarl. polder A. Elink Sterk ++ 1882 Hoofdopzigter zend aanvrage om f 600.- beschikbaar te stellen voor het herstel van de bliksemafleider aan den Lijnden en de Cruquius 223. Opgaaf der ligting van de bussen aan de stoomtuigen Leeghwater, Cruquius en Lijnden tot een gezamenlijk bedrag van f 28.76 ½ 208. Amsterdamsche Glazenwasserij zend opmerking omtrent eene door haar ingezonden foutieve rekening inzake het verrigten van werkzaamheden aan den Cruquius 510. Opzigter A. M. Vorstman zend rapport omtrent het ongeluk aan de personen van A. van Son en Oudejans overkomen bij het overvaren van de Ringvaart bij den Cruquius 693 n.a. Holtkott, A., zend cognossement van een lading steenkolen voor de Cruquius 32 n.a. ook 171 n.a. Holtkott, A., zend volgbrief voor geleverde steenkolen aan den Cruquius 304, 399, 405, 465. Holtkott, A., zend twee rekeningen voor geleverde steenkolen als een ad f 174.10 voor de Cruquius en een ad f 1630.20 voor den Lijnden 343. Hoofdopzigter legt over een overzigt van geleverde steenkolen tot 1 Augustus 1882 403. Liebrecht, H.W., zend rekening ad f 767.-, voor geleverde steenkolen aan de Cruquius 614 n.a. De Ingenieur over het Stoomwezen berigt dat stoomketels aan den Lijnden op 20 Juni, die aan den Cruquius op 22 en Juni en aan den Leeghwater op 24 Juni inwendig zullen worden onderzocht 271. 1882 208 Ligting der bussen v.d. stoomtuigen Lijnden, 11 April 1882 In specie In kaartjes 19 stuks
f 9.92 ½ f 9.50
135
Leeghwater geld Cruquius Kaartjes Geld
f 8.50 f 5.50 f 5.24 f 28.76
Bovenstaand bedrag van acht en twintig gulden, zes en zeventig en een halve cent door mij penningmeester van den Haarlemmermeerpolder ontvangen. Haarlem, 11 April 1800 twee & tachtig J.H. Smit ++ 1882 223 no. 87 Aan: HH. Dijkgraaf en Heemraden v.d. Haarlemmermeerpolder De beide bliksemafleiders aan den Cruquius en den Lijnden zijn sedert eenigen tijd beschadigd. De Heer V.d. Gaag instrumentenmaker te Amsterdam biedt aan twee nieuwe koperen afleiders te leveren voor f 300.-. Zonder de kosten evenwel van bevestiging of wat er noodig is om bij de schoorsteenen te kunnen komen. Het maken van steigers is zeer kostbaar, doch de Amsterdamsche glazenwasscherij wil met een zijner toestellen van af het plat op het torengebouw tot aan den top des schoorsteens ladders stellen tegen een som van f 12.50 per dag voor dien toestel en met bijlevering van 3 menschen tegen f 2.50 per dag per man, waaronder een metselaar, en dien behoeven wij omdat ook het metselwerk aan de schoorsteentoppen belangrijk beschadigd is. Welligt zal er een week voor elke machine tot het in orde brengen van een en ander noodig zijn, de kosten worden dan voor de beide bliksemafleiders f 540.-. Voor metselwerkmaterialen is ook nog eenig geld noodig zoodat ik de eer heb U.E.G. voor te stellen f 600.- voor dat werk te willen toestaan. De Hoofdopzr. v.d. Haarl. polder A. Elink Sterk ++ 1882 271 Stoomwezen 3e District no. 758
Amsterdam, 22 Mei 1882 Pl. Muidergracht 54b
Aan: De Heeren Dijkgraaf & Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U bij deze kennis te geven dat de stoomketels no. 1 en 6 van het stoomgemaal Lijnden op Dinsdag 20 Junij, de 11 ketels van den Cruquius als mede de baggermolen no. 2 op 22 en 23 Junij en de 5 ketels van den Leeghwater op zaterdag 24 Junij e.k. inwendig onderzocht worden.
136
Ik verzoek U alsdan te willen zorgen dat: 1 de ketels geheel ledig, koud en gereinigd (afgebikt) zij; roosterijzers en voorbrug uitgenomen zijn; 2 de stook- en rookkanalen geheel schoon zijn; 3 de weegschalen met gewigt en ketelpak voorhanden is. De ingenieur voor het Stoomwezen, ++ 1882 304 Aug. Holtkott Telegramm Adresse Holtkott, Ruhrort Giro Conto Der Reichsbank
Ruhrort, den 7 Juni 1882
Aan: Het Edelachtb. Bestuur van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Wel Edele Heeren! Inliggend ontvangen U.Ed. cognossement over lading machinekolen ten dienste voor het stoomgemaal schipper H.W. Schumacher schip Susanna. Voor welke lading ik na ontvangst der uitlossingsnota zoo vrij zal zijn, U rekening te doen toekomen. Inmiddels noem ik mij onder beleefde aanbeveling met bizonder hoogachting. Wel Edele Heeren U. Ed. Dw. Dienaar, ++ 1882 343 Aug. Holtkott Telegramm Adresse Holtkott, Ruhrort Giro Conto der Reichsbank
Ruhrort, den 27 Juni (1882)
Aan: Het Edelachtb. Bestuur van den Haarlemmermeerpolder Haarlem Wel Edele Heeren! Met Uwe waarde letteren van gisteren ontving ik: f 1051.- en f 1780.38 in 2 Bevelschriften waarvoor ik U na inkomen dankend zal crediteeren. Tevens ontvangen U.Ed. bijgaand de mij gezondene twee rekeningen verbeterd terug en verzoek ik U vriendelijk dit abuis te willen verontschuldigen. Ook hiervoor blijf ik bevelschriften gaarne afwachtend en teeken mij onder beleefde aanbeveling zoo als altijd.
137
Wel Edele Heeren U. Ed. Dw. Dienaar, ++ 1882 399 Aug. Holtkott Telegramm Adresse: Holtkott Ruhrort Giro Conta Der Reichsbank
Ruhrort, den 27 Juli 1882
Aan: Het Edelachtbare Bestuur v.d. Haarlemmermeerpolder Haarlem Wel Edele Heeren! Inliggend ontvangen U.Ed. Cognossement over eene lading machinekolen voor ’t stoomgemaal Cruquius door ’t schip der Junge Friedrich, schipper D. Striepen groot 140 karren. Uitlossingsnota hierover gaarne tegemoet ziende teeken ik mij onder aanbeveling. Met bizondere hoogachting Wel Edele Heeren U. Ed. Dw. Dienaar ++ 1882 403 Overzigt steenkoollevering tot 1 Augustus 1882 In 1882 zijn tot 1 Augustus aangekocht 41910 hectl. steenkolen, die gekost hebben f 24463.96 ½ (f 20081.43 ½ is daarvan reeds betaald). De voorraad op 1 Augustus 1882 bedraagt circa 32800 hectol. zoodat om de bergplaatsen geheel gevuld te hebben nog aangekocht moet worden 27200 hectol. die tegen een prijs van f 0.59 per hectol. (middenprijs tot nog toe betaald) zullen kosten f 16048.Er zal alsdan dus voor steenkolen uitgegeven zijn: f 24463.96 ½ f 16048.f 40511.96 ½ Terwijl op de begrooting van 1882 beschikbaar is gesteld f 36600.- te kort alzoo f 4000.- circa. Uren werkens in 188254 Maand Leeghwater Januari 264 Februari 81 Maart 185 ½ April 79 Mei 42 Juni -
Cruquius 343 316 ½ ` 278 117 72 41
Lijnden 180 ½ 167 ½ 160 ½ 190 ½ 33 ½ 38 ½
54
zie ook: bijlage 3 jaarlijks overzicht van de uren waarop de stoomgemalen in werking zijn geweest. (te gebruiken als trefwoord: jaarlijks overzicht van de uren waarop de stoomgemalen in werking zijn geweest of 8.3.).
138
Juli
327
74
-
++ 1882 405 Aug. Holtkott Telegramma Adresse Holtkott Ruhrort Giro Conto Der Reichsbank
Ruhrort, den 31 Juli 1882
Aan: Het Edelachtb. Bestuur v.d. Haarlemmermeerpolder Haarlem Wel Edele Heeren! Onder beleefde referte aan mijn schrijven van eergisteren, overhandig ik U.Ed. inclosa cognossement over eene lading machinekolen, groot 143 kar voor ’t stoomgemaal Cruquius door ’t schip Wilhelm, schipper W. Striepen. Hierover uitlossingsnota gaarne tegemoet ziende teeken ik onder aanbeveling. Met bizondere hoogachting Wel Edelde Heeren U. Ed. D.W. Dienaar ++ 1882 465 Friedr. Wilh. Liebrecht Ruhort
Ruhrort, den 23 Aug. 1882
An die Direction des Haarlemmer Meerpolder Haarlem Mein ergebens von 19 e in Ihren Besitz schätzend, beehre mich Ihren beifolgend cognossement über die erste, nach Cruquius angenommene Ladung, welche heute befrachtet und morgen abfahren wird, höfflichst zu überreichen. Ich habe eine schöne Qualität einladen lassen, die Ihren vollen Beifall gewiss finden wird. Da das Quantum für Cruquius nach Ihrer Aufgabe nicht überschritten werden darf & gerade Schiffer Renniags, schiff Friede, gross circa 118 kar, noch zur Stelle war, gestattete ich nur, diese frassen die Ladung noch fur Cruquius an zu nehmen, welche ich einigen Tage nachfolgen wird. Für Leeghwater und Lijnden bin ich bericht, Schiffe inzunehemen & gebe noch Ihnen von dem Abgang denselben recht. Hochachtend Fr. W. Liebrecht ++ 1882 510 Aan: Het Bestuur der Haarlemmermeerpolder Wel Ed. Heeren
139
Onbegrijpelijk is het ons van onze opzichter te vernemen de quitt. niet gehonoreerd is geworden, omdat er een verschil van tien gulden in is. Wij doen U.Ed. weten dat, toen de werkzaamheden ten einde waren, onze opzichter met den Heer Vorstman alles geconfronteerd hebben en er toen hoegenaamd geen verschil was, dat die berekening zoek is geraakt is onze schuld niet, maar wij verzekeren U.Ed. dat door ons geen man te veel is berekend. Het bedrag is te klein om in actien te komen, maar wij zijn voor ons moreel overtuigd, dat die tien gulden ons toekomen. Toch willen wij het accepteeren; om aan die zaak, die toch al zoolang duurt een einde te maken, daar er bovendien telkens weer reisgeld bijkomt. Niet twijfelende of na deze opheldering zal door U.Ed. de quitt. wel ten volle voldaan worden & teekenen met achting. Namens de Amsterd. Glazenwasscherij & Ruitbewassching Amsterdam 14 Sept. 1882 ++ 1883 Hoofdopzigter stelt voor om aan het personeel der stoomwerktuigen eene belooning toe te kennen en wel voor elk stoomtuig een bedrag van f 40.- en daarenboven aan ieder van de machinisten aan den Lijnden f 15.- 26/ Dr. H.D. Kruseman zend rapport inzake zijn onderzoek van het drinkwater van het personeel aan het stoomgemaal den Cruquius 329. Preadvies op het adres van de kinderen van Oudejans om een geldelijke ondersteuning van den Polder voor het geleden verlies bij het hunne ouders overkomene bij den Cruquius 28. Notaris Dolleman als bewindvoerder over den afwezigen J.J. van Aalst compagnon van F.L. Willekes Macdonald verzoekt te mogen weten op het in regt van opstal door hun bij den Cruquius gebouwd bij eventueelen verkoop door den kooper kan afgebroken en ontheven worden van de betaling der jaarlijksche recognitie à f 15.- 521. Dijkgraaf en Heemraden stellen missive aan den Hoofdopzigter om een onderzoek in te stellen naar de kosten van aanleg van een telefoonlijn met de drie stoomtuigen Leeghwater, Cruquius en Lijnden 660 n.a. C. Bos vraagt vergunning tot het maken van een waterstoep in de Ringvaart voor zijn woning aan de Cruquius 436. Zie het advies hierop van Opzigter A.M. Vorstman 448. ++ Dienst 188255 Hoofdstuk II Artikel 6 b 1 Der Begrooting 55
Bevelschrift
no.1111
De penningmeester van den Haarlemmermeerpolder, zal betalen aan Opzigter A.M. Vorstman wegens uitschot tot betaling voor leverantien en arbeidsloon voor het herstellen van kruiwagens somma van Drie en dertig gulden acht en zeventig cent
Deze nota is opgenomen in de vaste collectie van museum de Cruquius.
140
f 33.78
Zullende dit mandaat, behoorlijk voldaan geteekend, en de bovengemelde bescheiden daarnevens gevoegd zijnde in zijne rekening worden geleden.
Geregistreerd De Penningmeester vaceert tot betaling des Maandags van elke week, aan de Secretarie van den Polder, op den Jansweg te Haarlem, van des morgens 10 tot 2 ure.
Haarlem, den 10 Januarij 1883 Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder, H. van Wickevoort Crommelin, Dijkgraaf Voldaan, A.M. Vorstman
Haarlemmermeer-Polder De Ondergeteekende W. Metz Verklaart ontvangen te hebben van A.M. Vorstman Opzigter van den Haarlemmermeer-Polder, de som van Drie en dertig gulden 78 cent Voor herstellen aan kruiwagens ten dienste van de Cruquius volgens nota. De Cruquius den 31 December 1882 Zegge f 33.78
Wm. Metz
Gezien en goedgekeurd De Hoofd-Opzigter A. Elink Sterk Haarlemmermeer Polder Cruquius Debet aan Wm. Metz Wagemaker wegens kruiwagens Augs. Sept.
Okt.
1 krw. 2 kopschroeven en voorlas aan de boom gezet f 1.30 2 zijschooren en nieuwe randen om de bak gezet f 1.30 2 geere zij en agterplank en geheel met bandijzer f 1.35 wielspil vastgezet een spilklamp, 2 banden om de boomen f 0.90 2 kardoesen. 2 banden om de boomen, en spil vastzetten f 1.05 een pootijzer en bak gespijkerd f 0.60 1 krw. 2 nieuwe pooten een nieuw kopschot f 2.30 stuk op de boom en nieuwe randen f 0.85 bak gespijkerd en 2 banden op de zeijen f 0.75 1 krw. bak 4 bandijzers en een rand aangezet f 1.10 1 zijschoor 1 kopschoor en 2 winkelhaaken f 1.20 2 pootijzers spil, vastzetten en bak gespijkerd f 1.00
141
Nov.
1 krw. nieuw kopschot, nieuwe randen en bak gespijkerd f 1.55 las voor aan de boom en 3 stukke zij en agterplank f 0.95 boven beslagen met nieuw bandijzer f 0.90 1 krw. 2 nieuwe pooten 1 pootklamp van 4 bij 4dm. f 2.05 2 kardoesen, 2 spilklampen, 2 banden om de boomen f 1.30 de bak gespijkerd f 0.30 1 krw. nieuwe 1 ½ duim boom ingezet, en nieuwe agterplank f 1.15 zij geer opgezet, 2 kardoesen en nieuwe randen f 1.20 2 banden om de boomen en een wielband f 0.70 1 krw. nieuwe 1 ½ duims boom en een agterplank f 1.15 een nieuwe zij en zijschoor en nieuwe randen f 1.65 kruiwagens 2 kardoesen en bak gespijkerd f 0.70 boven nieuw bandijzer en 2 banden om de boomen f 1.40 een nieuwe boom, onderkop en van 7 bij 4 dm. f 1.18 nieuw kopschot, 2 zijschooren en 2 kardoesen f 1.90 nieuwe randen en boven nieuw bandijzer f 1.50 2 boomen om de banden f 0.50 te zamen f 33.78
++ 1883 26 no. 8
Haarlem, 11 Januari 1883
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer U.E.G. een extra belooning te verzoeken voor het personeel der drie machines wegens de buitengewoon vele diensten in het afgeloopen jaar van hen gevergd, en in het bijzonder voor de beide machinisten aan den Lijnden, die bij de moeijelijkheden aan die machine ondervonden in het laatst van 1881 en in het begin van 1882 bijzonder veel en lang hebben moeten werken zonder daarvoor iets te ontvangen, terwijl de stokers aldaar hunne overuren natuurlijk steeds betaald kregen. Er is een post van f 150.- op de begrooting van 1882 voor zulke belooningen en het komt mij voor slechts billijk te zijn die som thans daarvoor uit te geven na de polder in moeijelijke omstandigheden door het machine personeel inderdaad goed bediend is geworden. Ik zou die som aldus wenschen te verdeelen: aan het personeel van elke machine f 40.aan ieder der machinisten van den Lijnden bovendien f 15.De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1883 2856 no. 8 Aan: Heeren Hoofd Ingelanden van den Haarlemmermeerpolder 56
Zie ook de verslagen van de vergadering van D&H 1882 over dit onderwerp ( te gebruiken als trefwoord: 29 Decb. n. 6).
142
Haarlem, […] Januari 1883 Ten fine van berigt en advies is door Uwe vergadering in onze handen gesteld een aan het Bestuur van den Haarlemmermeerpolder gerigt verzoekschrift van C. Oudejans, W.M. Oudejans, M.J. Oudejans, G.M. Oudejans en Jac. Oudejans, strekkende om een in hunne benarde omstandigheden, waardoor zij door den dood hunner ouders zijn geraakt, met eene geldelijke bijdrage te gemoet te komen en hierop gegrond, dat die dood het gevolg zou zijn van onvoorzigtigheid of onbehoedzaamheid van den knecht van den brugwachter aan den Cruquius, die met een te klein en te ligt vaartuig vier personen heeft willen overzetten, met het ongelukkig gevolg, dat het vaartuig is gezonken of omgeslagen en drie menschen, waaronder de ouders van requestranten, zijn omgekomen. Wij hebben de eer U te berigten dat ons, noch uit een door den opzigter Vorstman omtrent het voorgevallene aan ons ingediend rapport, noch uit de Processen Verbaal dienaangaande opgemaakt door den Burgemeester van Haarlemmermeer en den Brigade Commandant der Rijksveldwachts op last van den Heer Officier van Justitie te Haarlem, en door dezen aan ons welwillend meegedeeld, is gebleken dat het ongeluk zou zijn toe te schrijven aan onvoorzigtigheid of nalatigheid van den knechts van den brugwachter, die in den bewusten avond bedoelde personen in het schuitje heeft doen gaan; maar dat, volgens die stukken, het ongeval veeleer moet geacht worden te zijn veroorzaakt, door de onvoorzigtigheid der personen, die overgezet werden, en die niet tegenstaande te zijn gewaarschuwd, niet behoorlijk stil hebben gezeten, ten gevolge waarvan het vaartuigje water heeft geschept en is gezonken. Dat ons mitsdien geen termen zijn voorgekomen om aan het verzoek van requestranten te voldoen en wij alzoo de eer hebben U te adviseren daarop afwijzend te beschikken. Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder ++ 1883 32957 Dr. H.D. Kruseman Firma Sterk en Kruseman Apothekers
Haarlem, 28 April 1883
Aan: Den Hoog Wel Geb. Heer jkhr. J.W.M. v.d. Poll Dijkgraaf v.d. Haarlemermeerpolder Hoog Wel Geb. Heer Hierbij heb ik de eer U te berichten dat ik naar aanleiding van een schrijven van den Heer Vorstman, het drinkwater van het personeel van de Cruquius nauwkeurig heb onderzocht. Daarbij is mij gebleken dat dit water sedert April 1880 geen merkbare veranderingen heeft ondergaan en dat het dus ook thans evenals toen kan worden goedgekeurd. Met de meeste hoogachting Uw dienstw. dienaar 57
een brief met gelijke strekking is ingeschreven in 1884 onder no. 339: Dr. H.D. Kruseman zend verklaring dat het drinkwater bij het stoomtuig Cruquius bij onderzoek is gebleken goed te zijn (te gebruiken als trefwoord: no. 339 31 Mei).
143
D. Kruseman ++ 1883 436 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Geeft met eerbied te kennen de Ondergetekende dat hij gaarne voor zijne woning nabij den Cruquius alhier, eene waterstoep zou maken; waartoe hij met deze beleefdelijk Uwe toestemming vraagt. ’t Welk doende O. Bos Haarlemmermeer 30 Junij 1883 ++ 1883 448 no. 436 Advies omtrent verzoekschriften Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Verzoekschrift Ingeschreven door den Secretaris onder nummer 436. Dagteekening: 30 Junij 1883. Wat door den adressant gevraagd wordt: Om in de ringvaart voor zijne woonhuis nabij de Cruquius een waterstoep te mogen maken Beschouwingen en advies omtrent het gevraagde: Tegen de inwilliging van dit verzoek zijn naar mijne mening geene bezwaren mits de voorkant niet buiten den blinden berm van de ringvaart uitsteke. De Cruquius 3 Julij 1883
de opzigter A.W. Vorstman
++ 1883 521 Aan Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeer Polder Geven met de meest verschuldigde eerbied te kennen: Frederik Hendrik Dolleman, notaris, wonende te Heemstede in zijne hoedanigheid van bewindvoerder over den afwezigen Jacob Jan van Aalst en Ferdinand Lodewijk Willekes Mac Donald junior koopman wonende te Heemstede Dat zij ter likwidatie van de firma Van Aalst en Mac Donald gevestigd te Heemstede, op vrijdag 7 September aanstaande in publieke veiling ten overstaan van den notaris D.J. van Stockum zullen doen verkopen:
144
Het opstalrecht tot 30 Junij 1902 op een gedeelte van den ringdijk om den Haarlemmermeer Polder nabij den Cruquius achter Heemstede, met het daarop staande pakhuis, ingericht voor graanberging, een en ander aan gemelde in likwidatie zijnde firma toebehoorende. Dat aangezien de grootste waarde van dit Pakhuis dat in het vorige jaar geheel nieuw is gebouwd, wellicht daarin bestaat dat het worde verplaatst en weder voor het doel waarvoor het bestemd was – of als bloembollenschuur worde ingericht, het voor een eventuelen kooper niet van belang is ontbloot, vooraf te mogen weten of hij tot de wegbreking van het gebouw, zoo noodig, de vergunning van U.Ed.Achtb. kan erlangen en bovendien, door afstanddoening van het nog loopende opstalrecht ontheven kan worden van de betaling der jaarlijksche recognitie groot vijftien gulden. Om welke redenen de ondergeteekenden U.Ed.Achtb. beleefdelijk verzoeken om voor den 7 den September aanstaande aan een hunner te doen weten of het Polderbestuur genegen zoude zijn om het boven verzochte aan een eventuele koper, zoo noodig toe te staan. ’t Welk doende etc. Dolleman F. L. Willekes Mac Donald Heemstede, 29 Augustus 1883 ++ Dienst58 1883 Hoofdstuk II
Bevelschrift
no. 743
Artikel 6 a 2
De Penningmeester van den Haarlemmermeerpolder, zal betalen aan Opzigter A.M. Vorstman wegens uitschot tot betaling voor overuren aan stokers
Der
somma van Een gulden zestig cents
Begrooting f 1.60 Geregistreerd . De penningmeester vaceert tot betaling des Maandags van elke week, aan de Secretarie van den Polder, op den Jansweg te Haarlem, van des morgens 10 tot 2 ure
volgens Zullende dit mandaat, behoorlijk voldaan geteekend, en de bovengemelde bescheiden daarnevens gevoegd zijnde in zijne rekening worden geleden. Haarlem, den 15 October 1883 Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder, J.W.M. van de Poll, Dijkgraaf Voldaan A.M. Vorstman
Haarlemmermeerpolder Staat der betalingen gedaan aan de arbeiders tot de uitvoering van werkzaamheden, overuren stokers van den 19 Sept. tot den 23 Sept. 1883.
58
Deze nota is opgenomen in de vaste collectie van museum de Cruquius.
145
Namen: J.H. wallbrink
Beroep stoker
J. van Schooten M. v.d. Splinter P.J. de Wit
,, ,, ,,
gewerkte uren 20 sept. 21 sept. 20 sept. 21 sept. 21 sept. 22 sept.
totaal 3 3 3 2 2½ 2½`
per uur
totaal
6
f 0.10
f 0.60
5 2½ 2½
f 0.10 f 0.10 f 0.10
f 0.50 f 0.25 f 0.25 f 1.60
handteekening voor kwitantie: J.H. Wallbrink, J. van Schooten, M. v.d. Splinter, P.J. de Wit Aldus deze Staat tot een bedrag van Een gulden en zestig cents naar waarheid opgemaakt door den Ondergeteekende Opzigter bij den Haarlemmermeerpolder. De Cruquius, den 22 Sept. 1883 A.M. Vorstman Gezien en goedgekeurd door den Ondergeteekende Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder tot een bedrag van Een gulden zestig cent. Haarlem, den 10 October 1883 A. Elink Sterk ++ 1884 De Ingenieur van het stoomwezen berigt dat op 24 en 28 Juni eene inspectie zal worden gehouden over de stoomketels en locomobile aan den Leeghwater, Cruquius en Lijnden 333. De Ingenieur van het Stoomwezen verzoekt om nader de ketels van de Cruquius te zien 391. De Ingenieur berigt dat dit onderzoek aan de Cruquius zal geschieden 16 Juli 407. Opzigter A.M. Vorstman berigt het ongeluk aan den kolenrijder A. de Waal Malefijt bij den Cruquius overkomen 615. J. van den Berg verzoekt dat van wege den polder worde herschoten de scheidingsloot tusschen zijn land en de polder tegenover de Cruquius 574. Zie advies hierop van den Hoofdopzigter 590. 1884 333 Rijksdienst op het Stoomwezen in het 3e district no. 771
Amsterdam, 24 Mei 1884
Aan: Den Heeren Dijkgraaf & Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem
146
Ik heb de eer U te berichten dat het inwendig onderzoek der stoomketels no. 2, 3, 4, 5, & den locomobile van het stoomgemaal Lijnden zal geschieden op Dinsdag 24 Juni e.k. en voorts voor al de ketels van het stoomgemaal Cruquius, alsmede van het hulpgemaal op Donderdag 26 Juni, en voor al de ketels van het stoomgemaal Leeghwater op Zaterdag 28 Junij e.k. Ik verzoek U de voormelde ketels alsdan met inachtneming der bekende voorzorgen hiervoor in gereedheid te doen brengen. De Ingenieur van het Stoomwezen ++ 1884 391 Rijksdienst voor het Stoomwezen in het 3e district no. 1029
Amsterdam, 1 Juli 1884
Aan: De Heeren Dijkgraaf & Heemraden v.d. Haarlemmermeerpolder Haarlem Naar aanleiding van de bevinding bij het inwendig onderzoek van de stoomketels in Uw stoomgemaal de Cruquius, wenschte ik gaarne persoonlijk een nader inwendig onderzoek van eenige ketels in te stellen. Ik verzoek U mij te willen mededeelen wanneer U die ketels weder met water wilt doen vullen resp. in gebruik wilt stellen. De Ingenieur voor het Stoomwezen ++ 1884 407 Rijksdienst voor het Stoomwezen In het 3e district no. 1053
Amsterdam, 11 Juli 1884
Aan: De Heeren Dijkgraaf en Heemraden v.d. Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U te berichten dat het nader inwendig onderzoek der ketels no. 4, 6 en 7 van het stoomgemaal de Cruquius zal gehouden worden op woensdag 16 e.k. De Ingenieur voor het Stoomwezen ++ 1884 574 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Geeft met eerbied te kennen J. van den Berg landbouwer wonende op het Slot te Heemstede dat de scheidingsloot tusschen zijn land en de polderkade tegenover de Cruquius in ongunstigen
147
toestand verkeerd, en hij daarom beleefdelijk aan het Bestuur van de Haarlemmermeerpolder verzoekt om die sloot die geheel aan de Haarlemmermeerpolder behoort te doen beschieten. Hij heeft de eer zich hoogachtend te noemen U. Ed. Dw. Dienaar J. van den Berg Heemstede 12 October 1884 ++ 1884 590 no. 69 Advies omtrent verzoekschriften Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Verzoekschrift Ingeschreven door den Secretaris onder nummer 574 dagteekening van 13 Oct. 1884 J. van den Berg Wat door den adressant gevraagd wordt: Om de bermsloot gelegen achter de polderkade tegen over de Cruquius te doen beschieten vanwege de Haarlemmermeerpolder. Beschouwingen en advies omtrent het gevraagde: Zoo als de adressant in zijn verzoekschrift aanvoert behoort de sloot geheel in eigendom aan den Haarlemmermeerpolder en verkeert in ongunstigen staat zoodat het wel noodig is dat dezelve herschoten worde. De geheele lengte bedraagd 500 meter en zal 7 cents per strekkende meter voldoende zijn voor kosten van herschieten en zal dus een totale kosten van f 35.- bedragen De Cruquius 16 October 1884 ++
de opzigter A.W. Vorstman
1884 615 de Cruquius, 24 Oct. 1884 Wel Edel Geb. Heer J.W. van de Poll Bij het ophijschen van een vat met vet, had de kolenrijder de Malefijt het ongeluk om tusschen het vat en de bak waarin het overgestort moest worden met zijn hand beklemd te raken waardoor een diepe snede boven op de hand ontstond. Daar er dadelijk hulp bij noodig was van een heelkundige zoo heb ik hem naar de Heer Chirurgijn Malefijt gezonden die de wond geheeld heeft en hem verder zal behandelen en gezegd heeft dat er niets gebroken was en het wel teregt zal komen. Mij vleijende dat U deze handelwijze zult goedkeuren heb ik u de eer mij te noemen Hoogachtend Uw Ed. Dw. dienaar
148
A.W. Vorstman ++ 1885 De Directeur van de Haarlemsche Brandverzekering Maatschappij zend brandpolis voor assurantie van den steenkolenbergplaats aan den Cruquius 237 n.a. Hoofdopzigter zend een overzicht der gronddepots van den Heer A.B.A. Quack en stelt voor om die in de afdeeling Cruquius en Lijnden door den polder voor f 3000.- te doen overnemen 127. Hoofdopzigter bied ter goedkeuring aan eene beschrijving van het te verrigten herstel aan de ketels van de Cruquius betreffende de gebreken der verbindingen met de stoomkast en vraagt aan welke fabrikant dit werk moet worden opgedragen 187. Hoofdopzigter stelt voor dit werk te gunnen aan de Maatschappij Atlas te Amsterdam voor de som van f 150.- 227. Hoofdopzigter berigt de algeheele herstelling dezer ketels en stelt voor om de boeten wegens te late aflevering van het werk niet toe te passen 524. De Ingenieur over het Stoomwezen berigt dat op 2 Juli a.s. het inwendig onderzoek der ketels n. 2, 3, 4 en 5 alsmede van de locomobile aan het stoomgemaal Lijnden zal plaatshebben, terwijl een zelfde onderzoek aan den Cruquius op 6 Juli e.k. zal plaatshebben 307. Hoofdopzigter stelt voor om den 1e machinist aan den Cruquius P. Bras van f 18.- op f 19.- te verhoogen in bezoldiging 614. H.W. Liebrecht zend twee cognossementen voor twee ladingen steenkolen als een voor den Lijnden en een voor de Cruquius 403. H.W. Liebrecht zend berigt inzake de afzending van twee ladingen voor de Cruquius en Lijnden 404 ook 407. D.G. van Huls expediteur te Lobith zend berigt omtrent een lading steenkolen voor den Cruquius 623. Hoofdopzigter stelt voor om als vaste werklieden ad f 9.- ’s weeks aan te stellen voor de afdeeling Lijnden, Cruquius de personen van J. van Amelrooij en D. Visser 224. ++ 1885 127 Haarlem, 2 Maart 1885 No. 45 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer U.E.G. te berigten dat in het afgeloopene jaar 1884 geene andere hoeveelheden grond uit de depots van den Heer Quack zijn ontleend dan 14 m3 uit het depot aan den Cruquius. Daar dit depot daarna door den Heer Quack weder tot juist dezelfde hoeveelheid is aangevuld, zoo waren de verschillende depots op Ultimo December 1884 geheel gelijk aan die van Ultimo December 1883, opgegeven in mijn brief van 7 Januari 1884 no. 2, namelijk: 429.5 m3 in de afdeeling Leeghwater 360.5 m3 in de afdeeling Cruquius 528.5 m3 in de afdeeling Lijnden 661.0 m3 in de afdeeling Aalsmeer 1979.5 m3 in totaal
149
Aan de Heer Quack komt toe wegens de uit het depot genomen 147 m3 de som van f 400.57 ½ namelijk f 2.72 ½ per m3. In der tijd bij de eerste inrigting der gronddepots werd er op gewezen, dat het wenschelijk zou zijn om, zoo de kas het toeliet, nu en dan een deel dezer depots over te nemen en daarmede de grondvoorraad op de polderwegen te vermeerderen. Ik geloof dat de toestand van de kas op het oogenblik zulk een overname toelaat en in de afdeeling Cruquius en Lijnden is het wenschelijk grootere voorraad te hebben. Ik heb dus de eer U.E.G. voor te stellen voor die afdeelingen de depots over te nemen en deze naar de wegen te doen brengen hetgeen een uitgaaf van f 3000.- zal vorderen. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1885 187 no. 60
Haarlem, 24 Maart 1885
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Hierbij heb ik de eer U.E.G. ter goedkeuring aan te bieden eene beschrijving van het te verrigten herstel aan de ketels van den Cruquius, voor zoo ver dit de gebreken der verbindingen met de stoomkast betreft. Ik stel mij voor dat deze beschrijving aan eenige fabrikanten gezonden zal worden met uitnoodiging hun prijs daarvoor op te geven. Het werk herstelt geheel en al de gebreken, die hier zijn en voldoet ook aan de eischen van ’s Rijks toezigt op de stoomtuigen, zooals ik bij den Heer Struve informeerde. Maar het is veel eenvoudiger dan die Heer in zijn brief van 18 Julij 1884 bedoelde en dan in onze begrooting van 1885 bedoeld werd. Ik kwam namelijk op het denkbeeld de gebreken der ketelplaten van de stoomkasthalzen te herstellen eenvoudig door daar breede plaatijzeren ringen boven op te klinken, in plaats van de gaten aldaar te digten. Hierdoor wordt nu het aanschaffen van nieuwe afsluiters met verbindingspijpen en het maken van gaten daarvoor overbodig, de bestaande afsluiters blijven in gebruik. Niet alleen in geld maar ook in werktijd levert dit een zeer aanzienlijke besparing. Waren de stoomketels zoo goed dat hun nog een lang leven was te voorspellen, zoo zou ik de voorkeur geven aan het maken van nieuwe afsluiters, maar waarschijnlijk zullen de ketels niet lang meer duren en daarom vind ik hen geen uitgaven waard, die niet noodig zijn om hen in geheel bruikbaren toestand te houden, maar die verbeteringen van de oorspronkelijke inrigting zouden betreffen. Het herstel aan de fronten van twee ketels, dat ook dezen zomer gebeuren moet, nam ik niet bij het aan te besteden werk op, omdat het minder geschikt is voor aanbesteding en trouwens altijd, ook bij werking der machine, zou te verrigten zijn. Wel is het mijn voornemen dat herstel der ketelfronten gelijktijdig te laten beginnen met het andere werk, maar of het gelijktijdig gereed zal zijn durf ik niet zeggen. Ik meen dat wij dit, even als vorige jaren voor andere ketels reeds geschiedde, in daggeld moeten laten verrigten. Bij goedkeuring mijner voorstellen verzoek ik van U.E.G. te mogen vernemen welke fabriekanten U.E.G. tot het werk wenscht uitgenoodigd te hebben. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A.Elink Sterk
150
Beschrijving van de te verrigten herstelling der stoomketels van de machine Cruquius Het te verrigten werk bestaat in: A Het losmaken van de verbinding der 10 ketels met de halzen der stoomkast en van een flens der algemeene stoomaanvoerpijp, en het zooveel noodig laten rijzen der stoomkast met alles wat daarop en daaraan verbonden is. B Het leveren en aanbrengen van 10 plaatijzeren versterkingsringen xx (op bijgaande tekening59 rood gekleurd) op de ketels onder de verbindingshalzen der stoomkast. De ringen zijn van 700 mM. buiten en 310 mM. binnenmiddenlijn bij 13 mM. dikte. Zij worden elk met 34 klinknagels dik 21 mM. op de ketels geklonken. Ieder der 10 halzen moet daarna met 16 à 19 nieuwe schroefbouten, dik 22 mM. die door de gaten in de ringen en door de bestaande gaten in de ketels en de halzen gaan, weder daarop worden verbonden. De versterkingsringen worden vooraf aan de fabriek vervaardigd, naar de vereischte maat gebogen en van de noodige gaten voor de klinknagels voorzien. Op de ringen worden aan de machine de gaten der schroefbouten afgeteekend om aan de fabriek er in geboord te worden, terwijl de gaten voor de klinknagels in de ketels worden geboord. Voor 4 der genoemde 10 ketels, waar een klinknaad door de versterkingsringen bedekt wordt, zullen de randen van een der ketelplaten, voor het opklinken der ringen door afhakking moeten worden afgeschuurd, en aldaar zullen enkele nader op te geven klinknagelgaten niet vooraf in de ringen kunnen worden geboord, maar zullen tegelijk met de schroefboutgaten aan de fabriek moeten worden gemaakt. C Het leveren en aanbrengen van 4 stukken nieuwe plaat ro.ro (op bijgaande teekening rood gekleurd) en de stoomkast tegen de halzen dik 11 mM., als 1 stuk voor ketel 3 ontwikkeld lang 800, breed 900 mM. 1 stuk voor ketel 4 ontwikkeld lang 920, breed 835 mM. 1 stuk voor ketel 5 ontwikkeld lang 750, breed 835 mM. 1 stuk voor ketel 9 ontwikkeld lang 790, breed 960 mM. Hiertoe moeten dus 4 halzen ook van de stoomkast worden losgemaakt en later weder elk met 18 à 19 nieuwe schroefbouten dik 22 mM. daarop worden verbonden. De te vervangen stukken der stoomkast worden uitgehakt en de nieuwe stukken worden door de noodige nagels dik 19 mM. vastgeklonken. De nieuwe stukken plaat worden aan de fabriek naar de vereischten maat gebogen en geboord. De plaat van de gaten der halzen, der klinknagels en die der schroefbouten worden bepaald volgens aan de machine te maken uitslagen. D De ketels moeten daarna weder met de stoomkast worden verbonden en de losgenomen flens van de stoomaanvoerpijp worden gedigt, waartoe de te kort komende schroefbouten dik 29 mM. bij te leveren. Alle verbindingen volmaakt stoomdigt op te leveren, waartoe de losgenomen naden der halzen moeten worden gecement en een looden ring van 860 mM. buiten en 560 mM. binnenmiddenlijn voor de flens der stoomafvoerpijp moet worden geleverd en aangebragt. E Alles moet naar de eischen van eerste klasse werk worden behandeld en opgeleverd ten genoegen van ’s Rijks toezigt op de stoomtuigen en van den Hoofdopzigter des Haarlemmermeerpolders. Het plaatijzer zal zijn van kwaliteit minstens gelijk staande met Staffordshire Best Best en moeten voldoen aan de proeven bij de Ned. Marine vastgesteld voor ijzer no. 3. F Het werk aan de machine Cruquius zal aanvangen op den 20 April 1885 en zal uiterlijk op 20 Juni 1885 geheel voltooid ter beproeving moeten worden opgeleverd. Voor elken dag later oplevering wordt den fabriekant een som van f 15.- op de betaling van den bedongen prijs gekort.
59
De aangegeven tekening is niet bijgevoegd.
151
G De fabriekant blijft voor alle gebreken, die zich aan het werk mogten openbaren, ook bij de werking van den Cruquius, aansprakelijk tot 1 December 1885 en zal die op de eerste kennisgeving dadelijk volkomen herstellen. H De betaling geschiedt voor ¾ der bedongen som dadelijk na de eerste proefneming, zoo zich daarbij geenerlei gebrek voordoet, en voor ¼ dier som na 1 December 1885 als alle gebreken, die zich dan geopenbaard hebben, volkomen zijn hersteld. ++ 1885 224 no. 71
Haarlem, 8 April 1885
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Tot vaste werklieden in de afdeelingen Lijnden en Cruquius op een weekloon van f 9.- stel ik U.E.G. voor te benoemen, respectievelijk: P. van Amelrooij, gemeenteveldwachter te Nieuweramstel, oud 32 jaar. D. Visser vaste timmerman bij wijlen Mr. J.P. Amersfoordt, oud 38 jaren. Beiden komen mij voor te zijn geschikte personen voor dit werk. Eerstgenoemde is een schoonzoon van den machinist Slingerland, vroeger was hij tuinman en arbeider. D. Visser zou voorlopig slechts voor een zekere proeftijd kunnen aangesteld worden, om te onderzoeken of hij inderdaad voor het werk geschikt is. Van Amelrooij echter kan zijn tegenwoordige vaste betrekking niet voor een tijdelijke benoeming laten varen. Voor de afdeeling Aalsmeer, waar ook een vaste werkman noodig is, kan ik nog geen geschikt persoon voorstellen. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1885 22760 no. 72
Haarlem, 9 April 1885
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Op de vraag om prijsopgaaf voor het werk van de ketels en stoomkast aan den Cruquius, die U besloot aan 4 fabriekanten te doen rigten, ontving ik de volgende antwoorden: 1 van Feijenoord, dat het werk te gering was om de kosten van opneming te vragen aan de kans van gunning61. 2 van de Prins van Oranje, dat de risico van het werk te groot was om vooraf een prijs te kunnen opgeven, en men zich aanbeval voor uitvoering om daggeld. 3 van de Koninklijke fabriek te Amsterdam aanbod tot uitvoering voor f 2350.4 van de Maatschappij de Atlas, aanbod tot uitvoering voor f 1150.-. Ik heb de eer U.E.G. voor te stellen het werk aan laatstgenoemde Maatschappij te gunnen. 60
zie ook 1885 524 no. 201 Haarlem dd. 1 October 1885 (te gebruiken als trefwoord: Haarlem, 1 October 1885). Bedoeld wordt: de kans om het werk toegewezen te krijgen wordt vrijwel nihil geacht, daarom ziet Feijenoord af van het opstellen van een offerte/ prijsopgave.
61
152
Daar er op de Begrooting voor dit herstel f 3300.- is uitgetrokken, zal er dus door de wijziging die U goedkeurde, een niet geringe bezuiniging worden verkregen. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1885 307 Rijksdienst op het Stoomwezen In het 3e district No. 814
Amsterdam, 14 Mei 1885
Aan: De Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U te verzoeken om de stoomketels no. 2, 3, 4 en 5 van Uw stoomgemaal de Lijnden alsmede van Uw locomobile bij aldien die bij dit stoomgemaal staat op Donderdag 27 Julij e.k. en de ketels van Uw stoomgemaal Cruquius op Maandag 6 Juli e.k., met in achtneming der bekende voorzorgen voor het inwendig onderzoek gereed te doen houden. De Ingenieur van het stoomwezen ++ 1885 403 Friedr. Wilh. Liebrecht Ruhrort
Ruhrort, den 9 Juli 1885
An: Die Direction des Haarlemmer Meerpolders Haarlem Mein ergebnis vom 4 c in Ihren Besitze schatzend beehre ich mich Ihnen beifolgende Connossement des Schiffers R.J. Domsdorf, Schiff Radsonna, über 134 kar raschinen kohlen last, und ergebenst zu uberreichen. Ich will mich jeden weiten Anpreisung enthalten, aber das darf ich Inhen doch sagen, dass ich eine Kohle habe verladen lassen, die ungeweifelhaft Ihren vollen Beifall finden wird. Ich bitte Sie, an Schiffer R.J. Domsdorf f 150.- nach Entladung à Cont. Fracht für meine Rechnung zahlen zu lassen. Für Lijnden habe ich ausser Ramsdorf nach angenommen Schiffer H. Herkendell, schiff Gertraud gross plm 170 Kar, macht für Lijnden zusammen 304 Kar. Für Cruquius dagegen wurde gechartert 1 Schiffer J. Thonissen, Schiff Maria gross plm. 124 kar 2 Schiffer J.A. Schmidt Schiff Petronella gross plm. 147 kar zusammen fur Cruquius plm. 271 kar, womit also der am 21 c gegebene werth Einfrag erledigt ist. Genau liess sich das Quantum nicht abmessen, weil es dazu an entsprechenden Schiffer fehlte. Ihren geneigten andenken mich bestens empfohlen haltend, zeichene Hochachtungsvoll Liebrecht
153
++ 1885 404 Friedr. Wilh. Liebrecht Ruhrort
Ruhrort, den 9 Juli 1885
An: Die Direction des Haarlemmer Meerpolders Haarlem Nach Abgabe meines ergeben Heutigen wirde mir Ihr geehrter gestriges Schreiben, aus dem ich zu meinen Bedanken ersehe, dass Sie nach Lijnden vorlaufig nur 3000 hectoliter Kohlen wenschen. Da ich das 4te Schiff bereits am 7.c. angenommen, mit desse Befrachtung gleich begonnen habe, so lasst sich beim besten Willen die Sache nicht mehr redressiren. Schiffer Thonissen wird heute Schiffer Herkendall und Schmit werden morgen fertig. Da Ihre Ordre an sofortige Absendung lastete habe ich, um durch eventuellen Schiffesmangel nicht behindert zu werden, mit Annahme respective Befrachtung der Schiffe nicht gezogert. In der Voraussetzung, dass Sie angeschichts diesen Thatsachen geeignete Vorsehnungen zur Bergung des Kohlen treffen konnen, empfehl ich mich Ihnen mit aller Hochachtung! Liebrecht ++ 1885 524 no. 201
Haarlem, 1 October 1885
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Het is U bekend dat het werk van het ketel herstel aan den Cruquius, dezen zomer door de Maatschappij de Atlas verrigt, aanvankelijk niet goed geslaagd was, dat namelijk de cementnaden tusschen de halzen van ketels en stoomkast aanvankelijk ondigt waren. Sedert zijn die gebreken hersteld, zoodat thans het werk degelijk in orde is. De Heer Beijerinck vraagt nu betaling voor den 1e termijn van het werk. Daar echter de oplevering, tengevolge van het besprokene, later geschiedde dan in de Voorwaarden was vastgesteld, zoo moet ik U vragen of van de betaling boete moet ingehouden worden. In de Voorwaarden was 20 Juni als opleveringsdag gesteld. Inderdaad was het werk aanvankelijk van gereed, maar de cementnaden waren nog niet hard en dus werd met de beproeving tot 6 Juli gewacht, waarbij die naden echter op vele plaatsen lek bleken te zijn. De werklieden poogden die gebreken op allerlei wijzen, die ’t gemakkelijkst te beproeven waren, te herstellen, doch dat mogt niet baten en toen eindelijk op 28 Juli de fouten nog niets verbeterd waren, eischte ik van den Heer Beijerinck geheele vernieuwing van alle cementnaden en wel niet dadelijk, daar wij in de noodzakelijkheid waren eerst de andere machines om herstellingen buiten werk te stellen, maar later, als die andere machines weder in orde zouden zijn. Den 29 en Juli nam de Heer Beijerinck dit op zich. Den 27 en Augustus konden de werklieden dus pas aanvangen met het geheel vernieuwen der naden. Dit werk was den 10 September voltooid en werd, toen de cement droog was, den 19 en September beproefd, waarbij het bleek ditmaal geheel in orde te zijn. Uit dit alles blijkt U.E.G. dat het werk, dat reeds zeer goedkoop door de Atlas aangenomen was, voor die Maatschappij zeer schadelijk is geworden door de fouten, die er aanvankelijk begaan
154
zijn, doch die ten slotte op flinke wijze met opoffering van betrekkelijk veel geld door haar zijn hersteld. Omdat de Atlas het werk zooveel goedkooper dan de andere fabrieken het wilden uitvoeren, en inderdaad voor een zeer lage prijs heeft aangenomen, komt het mij zeer hard voor in de gegeven omstandigheden nog boete in te houden ook. Ware er door den polder eenige schade geleden door de vertraging dan zou die inhouding misschien pligt zijn, doch door een gelukkige loop der omstandigheden heeft vertraging den polder volstrekt niet geschaad. In elk geval zou het stellig onbillijk zijn de boete, die f 15.- per dag bedraagt, te rekenen voor de dagen tusschen 28 Juli en 27 Augustus, die verzuimd werden in het polderbelang, welk tijdverzuim natuurlijk ook ten nadeele van de fabriek was. Derhalve heb ik de eer U.E.G. voor te stellen in dit geval geen boete voor te late oplevering in rekening te brengen, aangezien de polder wel reden van tevredenheid heeft wijl ten slotte voor een kleine prijs, goed werk is verkregen, zij het ook later dan voorgeschreven was en dus niet zonder eenige moeite, toch zonder eenige schade. De Hoofdopzigter van de Haarlemmermeer A. Elink Sterk ++ 1885 614 no. 123
Haarlem, 12 November 1885
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Bij de behandeling der begrooting van het jaar 1886 heb ik de eer U.E.G. voor te stellen het tractement van den 1e machinist P. Bras aan den Cruquius, die thans het laagst bezoldigd is, gelijk te maken aan het tractement van A. Umans en dus van f 18.- te verhogen tot f 19.- ’s weeks. Bras is een ijverig en zorgvuldig machinist van zeer goeden wil, zoodat hij naar mijn overtuiging niet op den duur lager dan Umans moet bezoldigd worden. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeer A. Elink Sterk ++ 1885 623 D.G. van Huls Expediteur Lobith Telegr. Adr. Vanhuls
Lobith, den 17 Nov. 1885
Aan: De Directie van den Haarlemmermeerpolder Haarlem Heden had ik het genoegen eene lading steenkolen in te klaren per bestemd voor het stoomgemaal Cruquius. ++ 1886
155
De ingenieur van het stoomwezen berigt dat op 24, 25 en 28 Juni een onderzoek zal plaats vinden naar de stoomketels aan den Cruquius, Lijnden en Leeghwater alsmede de stoombaggermolen 259. Dijkgraaf stelt missive aan opzigter A.M. Vorstman om den losse stoker A. de Waal Malefijt een bedrag van f 25.- te geven uit het hulpfonds 674 n.a. Hoofdopzigter zend drie teekeningen betreffende het stoomtuig de Cruquius vervaardigd door den élève machinist Augustinus 172. 1886 172 no. 68
Haarlem, 27 Maart 1886
Aan Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer U.E.G. hierbij aan te bieden drie teekeningen62 van het zoogenaamde ,,Working Gear” van de machine Cruquius, door den élève machinist Augustinus volgens mijn opdragt en aanwijzingen wel niet met veel ingenomenheid, maar dan toch ten slotte goed voltooid. Wij winnen door die teekeningen wat wij altijd tot mijn verdriet misten, een goede en duidelijke voorstelling van dit zamengesteldste aller stoomverdeelingsmechanismen en daarbij is de opmeting en in teekening brenging zeer leerzaam voor Augustinus geweest, die veel meer dan ik vermoedde nog te leeren heeft maar zoo ik hoop toch op den goeden weg komt en in elk geval in deze teekeningen een werk van wezenlijk nut voor den polder leverde. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1886 259 Rijkstoezicht op het Stoomwezen In het 3e district No. 698
Amsterdam, 17 Mei 1886
Aan: De Heeren Dijkgraaf & Heemraden v.d. Haarlemmermeerpolder Haarlem Ik heb de eer U te berichten dat de stoomketels in Uw stoomgemaal op de hieronder vermelde datums inwendig zullen worden onderzocht. Stoomgemaal Cruquius ketel no. 6, 7, 8, 9, 10 op Donderdag 24 Juni a.s. Stoomgemaal Cruquius hulpketel Stoomgemaal Cruquius baggermolen no. 1 en 2 Stoomgemaal Lijnden no. 1 en 6 op Vrijdag 25 Juni Stoomgemaal Leeghwater n. 1, 2, 3, 4, 5 op Maandag 28 Juni Ik verzoek U de ketels met inachtneming der bekende voorzorgen op voormelde datums hiervoor gereed te doen houden. De Ingenieur van het Stoomwezen ++ 62
De aangegeven tekeningen zijn niet bijgevoegd.
156
1887 G. van der Gaag te Amsterdam zend rekening ad f 14.25 voor het in 1886 nazien der bliksemafleiders van den Cruquius en Leeghwater, van welk laatste stoomtuig de afleider moet vernieuwd worden 79 n.a. De Ingenieur van het stoomwezen berigt eene inspectie over de ketels aan de Cruquius op 15 Juni en aan den Lijnden alsmede over de locomobile aldaar op 18 Juni 254. Hoofdopzigter zond rapport op de Nieuwe ketels voor den Cruquius waarvoor de kosten worden geraamd op f 50.000.-, vermits die niet dadelijk aan de machine geplaatst kunnen worden vraagt de Hoofdopzigter op welke wijze de zekerheid van bezit des polders kan worden verkregen en of de oude ketels eigendom van den Polder of van den aannemer worden 441. Hoofdopzigter berigt dat de Ingenieur van het Stoomwezen de Heer F.W. Struve bezwaar maakt tegen de constructie der nieuwe ketels aan de Cruquius wat betreft de aangebragte waterpeil en voedingstoestellen eischende dat nevens het tweede peilglas en de onderpeilkranen der twee peilglazen op verschillende hoogten zullen gebragt worden hetgeen niet is overeen te brengen met deze goed ontworpen dispositie waarom de Hoofdopzigter adviseerd om deze zaak te onderwerpen aan het oordeel van den Minister van Waterstaat 543. Dijkgraaf stelt missive aan de Heemraden H. van Wickevoort Crommelin, J.B.M. Evelein en H.F. Bultman, om hunnen meening te weten inzake de aanneming der ketels en wel om in plaats van de Heeren van den Honert Punt tot aannemer te stellen den Heer P. Brouchon te Luik en de Heeren van den Honert Punt als borgen 554 n.a. De Heeren van den Honert Punt berigten dat zij het Proces verbaal van den aanbesteding van de ketels voor de Cruquius ter teekening hebben gezonden aan den Heer P. Brouchon en zenden tevens de f 599.12 der kosten van aannemingsom 557. Heeren van den Honert Punt zenden geteekend het Proces verbaal der ketels terug 56663. Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder stellen missive aan den Minister van Waterstaat omtrent de opvatting van den Ingenieur Struve in tegenstelling van den Hoofdopzigter inzake de peilglazen en peilkranen voor de nieuwe ketels aan den Cruquius 581 n.a. De Firma Emmerik en Binger zenden prijsopgaaf voor het lithographeeren van de tekeningen voor de Nieuwe ketels aan de Cruquius en wel voor 100 exemplaren f 240.- en voor 200 f 315.- 564. Opzigter J. van der Kamp berigt dat Stortenbeker bij den Cruquius een woning heeft die op den 2den December voor hem in orde zal zijn 575. Hoofdopzigter zend rapport inzake de kwaliteit van het ijzer hetwelk aan de fabriek te Hattingen verwerkt wordt voor de nieuwe ketels aan de Cruquius 645. ++ 1887 254 Stoomwezen 3e district no. 521
Amsterdam, 11 Mei 1887
Aan: de Heeren Dijkgraaf & Heemraden v.d. Haarlemmer Meerpolder Haarlem
63
566 betreft een op 24 okt. 1887 gedateerde ontvangstbevestiging van 557.
157
Ik heb de eer U bij deze kennis te geven dat de stoomketels n. 1, 2, 3, 4, 5 in Uw stoomgemaal Cruquius op Woensdag 15 Juni a.s en no. 2, 3, 4, 5 van de Lijnden alsmede Uw locomobile no. 1 op Zaterdag 18 Juni a.s inwendig zullen onderzocht worden. Ik verzoek U alsdan te willen zorgen dat: 1 de ketel geheel ledig, koud en gereinigd (afgebikt) zij; roosterijzers en vuurbrug uitgenomen zijn; 2 de stook- en rookkanalen geheel schoon zijn; 3 de weegschaal met gewicht en een ketelpak voorhanden is. De Ingenieur voor het Stoomwezen ++ 1887 441 no. 148
Haarlem, 8 Augustus 1887
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder De zes nieuwe stoomketels met stoomkast voor den Cruquius moeten tegen het aanstaande najaar aanbesteed worden om tegen het volgende voorjaar gereed te kunnen zijn. In ronde cijfers schat ik de kosten van dat werk op f 50.000.- waarvan ongeveer f 34.000.- voor de ketels en stoomkast alleen en f 16.000.- voor hun transport, opstelling, appendages, buisleidingen en al wat er bij noodig is. De ketels zullen echter niet dadelijk bij hun gereedkomen aan den Cruquius gebragt kunnen worden, maar zullen tot Mei 1888 aan de fabriek moeten blijven, want aan den Cruquius is er geen gelegenheid hen te bergen. Mij dunkt als de fabriekant tegen Mei 1888 voor f 34.000.- werk heeft gemaakt moet hij ook geld ontvangen hebben, zoodat naar mijn inzien zekere betalingstermijnen moeten afgegeven worden nog voor eenig werk te Haarlemmermeer is aangevoerd. Ik wensch voor te stellen te betalen voor elken ketel, die geperst en goedgekeurd is, 6% en voor de stoomkast 4% der aannemingssom zoodat de fabriekant f 20.000.- kan hebben ontvangen terwijl er voor f 34.000.- werk aan zijne fabriek ligt, maar nog niets te Haarlemmermeer is aangevoerd. Nu is mijn vraag:hoe kan men zich vrijwaren tegen het bezwaar dat de gedeeltelijk betaalde, doch aan den fabriek liggende ketel, bijvoorbeeld in geval van faillissement door den Curator beschouwd wordt eigendom van den industrieel te zijn? Kan men zich welligt daar tegen vrijwaren door van den fabriekant voor de betaling, eene geschreven verklaring te eischen of een overeenkomst met hem te sluiten, houdende dat het bedoelde voorwerp zijn eigendom niet meer is? Zo ja, moet dan daaromtrent iets in het Bestek vermeld worden? Mij dunkt er moet eenig dergelijk middel bestaan, want gedeeltelijke betaling van een voorwerp, dat de betaler nog niet in bezit krijgt, komt bijvoorbeeld in de vakken van scheepsbouw- en machinebouw, zeer veelvuldig voor. Eene andere vraag omtrent de aanbesteding der zelfde ketels is: Hoe wilt U.E.G. gehandeld hebben met de oude ketels, zullen die eigendom der Besteders blijven of eigendom van den aannemer worden? Is het welligt geraden, twee soorten van prijs aanbiedingen te vragen, eene met en eene zonder den eigendom dier oude ketels en dan de fabriekanten vrij te laten welke soort aanbieding zij willen doen? De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerrpolder A. Elink Sterk
158
++ 1887 543 no. 198
Haarlem, 11 October 1887
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Een exemplaar van het Bestek met de teekeningen der aan te besteden stoomketels voor den Cruquius, zond ik uit beleefdheid aan den Ingenieur van het Stoomwezen den Heer Struve. Deze Heer antwoordde mij daarop, aanmerkingen makende niet op de hoofdzaken der constructien, maar op de aangebragte waterpeil, en voedingstoestellen, gelijk U.E.G. uit zijn in kopie hierbij gevoegden brief van 29 September j.l. ziet, en daaruit ontspon zich de correspondentie, die mede in afschrift hierbij gevoegd is. De inhoud dier correspondentie komt op het volgende neder. Het Koninklijk Besluit omtrent het toezigt enz. op stoomtoestellen schrijft voor (Art. 27) dat elke ketel moet hebben een waterpeilglas en twee proefkranen. Veelal en door de beste constructien worden de twee proefkranen vervangen door een tweede waterpeilglas, omdat dit, hoewel kostbaarder, beter is. Wij deden het ook voor de nieuwe ketels aan den Lijnden en de toenmalige Ingenieur van het Stoomwezen de Heer Piepers keurde het goed. De Heer Struve echter verlangde eerst dat nevens het tweede peilglas een stel proefkranen werd aangebragt, en thans die eisch loslatende, dat de onder peilkranen der twee peilglazen op verschillende hoogten zullen worden aangebragt. Dit laatste is met de zeer goede ontworpen dispositie niet overeen te brengen. Het is een voor mij onbegrijpelijke eisch; nooit zag of hoorde ik van een ketel die er aan voldeed en ik kan er geen redelijke gronden voor vinden. In art. 34 schrijft het genoemde Koninklijke Besluit als voedingstoestel voor ,, eene zelfwerkende klep met kraan”. Deze kraan wordt voor grote ketels van de beste constructie veelal vervangen door een afsluiter en ook aan den Lijnden gebeurde dit onder goedkeuring van den Ingenieur Piepers, omdat groote kranen dikwijls zeer moeijelijk te bewegen worden, vooral indien zij als bij onze stoomtuigen soms lang ongebruikt blijven staan. Ik berigtte dit aan den Ingenieur Struve, maar niettemin vordert die Heer dat ik de afsluiters door kranen zal vervangen. Ik ben daartoe zeer ongenegen, omdat ik het, hoewel een weinig goedkoper, veel slechter vind. Geen onzer drie stoomtuigen heeft zoolang ik den Polder dien iets anders dan voedings afsluiters gehad en nooit voedingskranen. U.E.G. kunt daaruit reeds meer of min opmaken hoe vreemd de eisch van den Heer Struve is. Het Koninklijk Besluit, waarvan boven sprake is, geeft zelf aan dat afwijkingen van zijne voorschriften geoorloofd zijn, als de afwijking even goed als het voorschrift aan het oogmerk voldoet, maar (zie Art. 35) de dienstdoende ambtenaar of de Commissie bedoeld in Art. 3 der Wet van 28 Mei 1869 moet dan aan den Minister voorstellen die afwijkingen te vergunnen. In casu is de dienstdoende ambtenaar, de Heer Struve, ongeneigd dergelijke voorstellen aan den Minister te doen, en ik heb dus de eer U.E.G. voor te stellen aan dien Minister onder overlegging mijner correspondentie met den Heer Struve en van Bestekken en teekeningen, te verzoeken het oordeel der bedoelde Commissie over de ontworpen toestellen der ketels in te roepen (zie Art. 3 en Art. 8 der Wet van 28 Mei 1869) want hoogst ongaarne zou ik het om den Heer Struve genoegen te geven, de goede dispositie der ketels bederven of hen van geheel overbodige toevoegsels, als zijne proefkranen doen voorzien en hen door zijne voedingskranen minder bruikbaar zien worden dan zij met voedingsafsluiters zullen zijn. Indien die Commissie den Heer Struve in het gelijk mogt stellen zal de Polder volgens de Wet (Art. 8) de kosten van haar onderzoek moeten betalen. Maar het is zeer onwaarschijnlijk dat dit
159
gebeuren zal, want die Commissie zou daardoor de inrigting van zeer vele ketels en van de allereerste makers veroordelen en talrijke reeds voor deze inrigting gegeven vergunningen afkeuren. Bovendien, geeft men den Heer Struve thans in zijne eischen voor den Cruquius toe, zoo is te vreezen dat hij binnenkort zal vorderen aan den Lijnden en den Leeghwater de veranderingen te maken die noodig zijn om de inrigtingen daar met die zelfde eischen in overeenstemming te brengen. En het dunkt mij wenschelijk ook dit zoo mogelijk te voorkomen. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeer A. Elink Sterk ++ No. 1361 Rijkstoezicht op het Stoomwezen in het 3e district Amsterdam, 29 September 1887 Aan: Den Heer Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik ontving de mij toegezonden teekeningen en bestek voor een nieuw stel ketels voor het stoomgemaal de Cruquius. Naar aanleiding hiervan heb ik de eer er Uwe aandacht op te vestigen dat, volgens art. 34 alinea b van het Kon. Besluit van 24 September 1869. Staatsblad no. 15464, de voeding inrichting van elke stoomketel voorzien moet zijn van een zelfwerkende klephart met kraan aan den ketel bevestigd. Voorts dat, overeenkomstig art 27 alinea B, elke ketel van twee proefkranen voorzien moet zijn. De Hoofdingenieur voor het Stoomwezen F.W. Struve ++ No. 180 Aan: Den Heer F.W. Struve Ingenieur v.h. Stoomwezen te Amsterdam Haarlem, 30 September 1887 Ik heb de eer U naar aanleiding van Uw missive van gisteren te doen opmerken dat voor de nieuwe ketels aan den Cruquius een zelfwerkende voedingsklep met afsluiter en een tweede peilglastoestel worden geeischt in de plaats van een voedingskraan en een stel proefkranen. Dit is zeker geen afwijking van den geest van het Koninklijk Besluit; het is iets kostbaarder, maar dan ook beter dan de inrigtingen naar den letter van dat Besluit, zoodat het mij niet verwonderde dat in 1879 en 1880 deze in de plaatsstellingen door Uwer voorganger, den Ingenieur Piepers, zeer goed gevonden werden voor onze toen nieuwe ketels aan den Lijnden. Ik kan moeijelijk gelooven dat na 1880 het juiste inzigt der ingenieurs van het Stoomtoezigt omtrent deze zaken gewijzigd zoude zijn. 64
Besluit van den 24sten September 1869, tot uitvoering der wet van 28 Mei 1869 (Staatsblad no. 97) regelende het toezigt op het gebruik van stoomtoestellen. De tekst van art. 34 alinea b van bedoeld KB: ,,van een metalen pakkings- spuikraan, aangebragt aan den ketel, hetzij onmiddellijk, hetzij door eene metalen buis, echter niet in aanraking met het metselwerk”.
160
De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ No. 1370 Rijkstoezicht op het Stoomwezen in het 3e district Aan: Den Heer Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Amsterdam, 3 October 1887 In antwoord op Uw schrijven van 30 September dient deze U te berichten, dat bij mij geen bezwaar bestaat tegen het plaatsen van twee peilglastoestellen in tegendeel acht ik dit zelfs beter dan 1 peilglas toestel. Aangezien echter de openingen der beide onder peilkranen in het zelfde vlak liggen en dus veel kans bestaat die eventueel gelijktijdig verstopt raken, acht ik het aanbrengen van twee proefkranen zeer nuttig en derhalve noodig. Een voedingskraan is m.i. niet alleen de letter maar ook de geest der wettelijke bepalingen, het blijkt mij tevens meer en meer, dat om water af te kunnen sluiten een kraan die ’t vaste vuil bij het sluiten kan afsnijden de voorkeur verdient boven een afsluiter. Talrijke ketelbatterijen in dit district met hoogere druk dan de Uwe werken daarmede dan ook uitstekend. Aangezien ik de proefkraan beter dan een voeding afsluiter acht, vind ik geen vrijheid, om zooals mijn ambtgenoot dit welligt vroeger gedaan heeft, naar aanleiding van Art. 35 van het Kon. Besluit65 voorstellen hieromtrent aan Z.E. de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid te doen. De Ingenieur van het Stoomwezen F.W. Struve No. 191 Aan: Den Heer F.W. Struve Ingenieur v.h. Stoomwezen te Amsterdam Haarlem, 5 October 1887 In antwoord op Uw missive van den 3den dezer no. 1370 moet ik het volgende opmerken: 1 Wat aangaat de peiltoestellen: Dat U bij een stel proefkranen en een peilglas de toevoeging van een tweede peilglas niet afkeurt, spreekt vanzelf. De vraag is echter waarom de vervanging van het stel voorgeschreven proefkranen door een tweede niet voorgeschreven peilglas is af te keuren. Op blad III der U gezonden teekeningen zult U zien dat de openingen der beide onder peilkranen niet, gelijk U meent, in hetzelfde vlak ontworpen zijn. Uw reden van afkeuring is blijkbaar deze, dat een klein aantal openingen in het vlak van het ketelfront meer kans van verstoppen 65
Artikel 35: ,,Zijn aan een ketel andere veiligheidstoestellen dan de in dit besluit voorgeschrevene aangebragt en voldoen die even goed aan het oogmerk, zoo kunnen die door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, op voorstel van den dienstdoenden ambtenaar of van de in de art. 3 van de wet van 3 Mei 1869 (Staatsblad no. 69) bedoelde commissie, worden goedgekeurd.
161
oplevert dan een groot aantal, en is zeker gegrond indien dit kleine aantal openingen dezelfde afmetingen zou hebben als het grootere aantal. Maar, en dit was U nog onbekend, ik ontwierp de twee openingen in het ketelfront voor het gestel der peilglazen ter middellijn van 90 millimeter. Met vier openingen in het ketelfront van ongeveer 20 millimeter – twee voor peilglaskranen en twee voor proefkranen- zoude volkomen aan de eischen van het Koninklijk Besluit voldaan zijn, en wie zal tegenspreken dat twee openingen van 90 mM. veel minder kans van verstoppen opleveren dan vier van ongeveer 20 millimeter? 2 Wat aangaat de voedingstoestellen: Des zelfwerkende klep, die het eigenlijke veiligheidsmiddel tegen ontlediging van den ketel is, wordt in het ontwerp gevonden juist als het Koninklijk Besluit voorschrijft; de klep van den ontworpen voedingsafsluiter zal zeker niet minder vuil afsnijden dan de zelfwerkende klep waar het op aankomt. Trouwens zal in condensatiewater als waarmede deze ketels gevoed worden zeer bezwaarlijk vast vuil zijn te vinden dat de digting hetzij van een klep, hetzij van een kraan zou beletten. Aan afsluiters geef ik in casu stellig de voorkeur boven kranen, omdat de laatsten wanneer zij tamelijk groot zijn, als hier waar de opening 85 mM. middellijn heeft, veelal moeijelijk te bewegen worden, vooral na langen stilstand gelijk bij onze stoomtuigen dikwerf voorkomt, terwijl afsluiters door bronzen schroefspillen bewogen, steeds gemakkelijk en met zekerheid te openen en te digten zijn. Om deze redenen werden de toestellen in 1879 en 1880 en thans gemaakt en ontworpen gelijk geschiedde. Indien U die redenen wilt overwegen, heb ik hoop dat U zult besluiten goed te vinden wat U bij eersten oogopslag, en zonder kennis mijner redenen, voor kwam minder goed te zijn en ons dus de moeite zult besparen van de toepassing te verzoeken der laatste alinea’s van Art. 8 in verband met Art. 3 der Wet van 28 Mei 186966. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ No. 1388 Rijkstoezicht op het Stoomwezen in het 3e district Aan: Den Heer Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Amsterdam, 7 Octr. 1887 66
Art 8: ,,De vergunning wordt geweigerd: a. wanneer de beproeving van den stoomketel onvoldoende uitkomsten heeft opgeleverd; b. wanneer de stoomketel niet is voorxien van de veiligheidstoestellen, gevorderd door de verordeningen, krachtens deze wet uitgevaardigd. Heeft het onderzoek een dezer gebreken aangetoond, dan deelt de ambtenaar zijn aan den Minister in te zenden verslag te gelijk in afschrift aan den belanghebbende mede. Deze kan daartegen binnen veertien dagen zijne bezwaren bij den Minister indienen. Geschiedt dit, dan stelt de Minister de zaak in handen van de in art. 3 bedoelde commissie, die één of meer leden tot het doen van een nieuw onderzoek of beproeving aanwijst. De gebruikers van den ketel dragen de kosten van dit onderzoek of beproeving, zoo de commissie in haar verslag aan den Minister, ’t welk den belanghebbende in afschrift medegedeeld wordt, de ingediende bezwaren ongegrond verklaart. Deze kosten worden berekend naar een door onzen Minister van Binnenlandsche Zaken vast te stellen tarief. Artikel 3: Door Ons worden benoemd de ambtenaren, belast met het toezigt en de beproeving van stoomketels, alsmede de leden der commissie, aan welke, in de gevallen bij deze wet aangewezen, handelingen en uitspraken van gemelde ambtenaren ter beoordeeling worden onderworpen.
162
In antwoord op Uw schrijven van 5 Octr. ll., dient deze U te berichten; dat uit blad III der mij gezonden teekeningen zeer duidelijk blijkt dat de openingen der beide peilglaskranen in hetzelfde vlak leggen en Uwe opvatting mijner bedoeling als onjuist is. Ik sprak niet van gaten in het front. Indien dit gewijzigd wordt en dus de onderste peilglaskranen op verschillende hoogte worden aangebracht dan zal ik hieromtrent overeenkomstig art. 35 gunstig adviseeren. Mijn zienswijze omtrent de voedingskranen heb ik U aan het slot van mijn schrijven van 3 Octr. ll. no. 1370 medegedeeld en heb ik niets meer daaraan toe te voegen. De Ingenieur van het Stoomwezen F.W. Struve ++ No. 197 Aan: Den Heer F.W. Struve Hoofdingenieur van Stoomwezen te Amsterdam Haarlem, 10 October 1887 Ik acht mij verpligt in antwoord op Uw tegenspraak, met nadruk te herhalen, dat de openingen der beide onder- peilkranen, volgens blad III der teekeningen, niet in hetzelfde vlak liggen, aangezien zij daar zeer duidelijk in twee verschillende, evenwijdige en op ongeveer 0.16 M. van elk verwijderde vlakken aangegeven zijn. Uw laatste schrijven toont echter wat U meent, en dat, wanneer U spreekt van openingen ,,in hetzelfde vlak”, U bedoelt: ,,openingen op dezelfde hoogte”. Maar dat kon ik niet weten. U schreef over deze openingen als liggende ,,in hetzelfde vlak” en ik moest dus wel denken, dat U abusievelijk meende, dat zij inderdaad in hetzelfde vlak lagen, als gewoonlijk, in het vlak van ketelfront. Uw thans gewijzigde eisch, houdende dat de twee onder- peilkranen op verschillende hoogten zullen worden aangebragt, is zoo slecht te vereenigen met de m.i. zeer dispositie die aanbesteed wordt en is tevens zoo buitengewoon, dat ik onmogelijk aan het Polderbestuur kan adviseren zich daarbij neer te leggen. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1887 557 Telephoonnumer 1302
telegram adres Honertpunt
Van den Honert & Punt Firmanten : G.W. van Barneveld Kooij jr. Th. A. van den Broek Amsterdam, 21 October 1887 Kalkmarkt 7 Weledele Heeren Dijkgraaf & Heemraden van den Haarlemmermeerpolder
163
Wel Edel Geboren Heeren, Wij hebben de eer U bij deze de goede ontvangst te berigten van het ons gezonden Proces verbaal van de opneming der inschrijvingen voor de levering der stoomketels aan den Cruquius en zullen hetzelve ter teekening zenden aan den Heer Pierre Brouhon te Luik die onder uwe goedkeuring als aannemer van het werk optreedt, terwijl zij als borgstelling het Proces verbaal zullen teekenen. Wij zullen U hetzelve ten spoedigste terugzenden en crediteren wij inliggend f 599.12 voor kosten der besteding als onderstaand gespecificeerd. Gaarne ontvangen wij daarvan berigt van goede ontvangst, terwijl wij de eer hebben met de meeste achting te teekenen. Uw dw. Dienaar Van den Honert & Punt Specificatie: f 300.f 200.f 60.f 25.f 10.f 4.12 f 599.12 ++
Z 1487 11 Oct. 1882; X 8430 4 Oct. 1880; BP 8785 9 Oct. 1883; FA 6164 12 Mei 1883; AS 06143 1 Nov. 1879; post;
1887 564 no. 216
Haarlem, 25 October 1887
Aan: H.H. Dijkgr. en Heemraden v.d. Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer U.E.G. te berigten dat de voorraad steenkolen heden bedraagt: Aan den Leeghwater ongeveer 19500 hectoliter Aan den Cruquius ongeveer 19200 hectoliter Aan den Lijnden ongeveer 16400 hectoliter Totaal ongeveer 55100 hectoliter Terwijl voor den Lijnden nog twee ladingen besteld zijn. De Hoofdopzr. v.d. Haarl. polder A. Elink Sterk ++ 1887 575 Aan: Den W. Edelgeste Heer Dijkgraaf Jhr. J.W.M. van der Poll Leeghwater, 5 November 1887
164
Bij deze heb ik de eer U.E.G. te berichten dat Stortenbeeker van een woning is voorzien nabij de Cruquius. Voorts ben ik met Bos afgesproken dat ik zou zorgen dat 2 December a.s. dat de wooning voor hem gereed was, daartoe wenschte ik U.E.G. te verzoeken de huiskamer te mogen behangen. In den begrooting voor 1888 is dit werk opgenomen. Hoogachtend De opzichter ++ 1887 645 Westfalischer Hof Philipp Bominghaus Hattingen a.d. Ruhr
Hattingen, 12 Dez. 1887
Hoog Wel Geb. Heer! Heden om half elf hier aangekomen vond ik aan het station een rijtuig om naar de fabriek, genaamd de Henrichschutte te gaan. Die fabriek is een zeer groot werk met, zoo men zegt, 1000 arbeiders waar het ijzer niet alleen gewalst maar ook uit de ertzen bereid wordt. Ik heb heden van de twee kwaliteiten ijzer no. 3 en 4 alleen nog maar de koude en warme buigproeven kunnen nemen. Hieraan werd meer dan voldaan. Over het algemeen ziet het ijzer er zeer goed uit. De trekproeven moet ik echter morgen nog verrigten. Mijn adres vindt U.Ed.W.G. hierboven duidelijk afgedrukt. Van Brouhon hoorde ik tot nog toe niets. Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn A. Elink Sterk ++ 1888 Aanschrijving van den Majoor der Genie ter verduidelijking van Provinciaal blad no. 59 betreffende kennisgeving van de stichting of herstelling van poldergemalen 597. Hoofdopzichter stelt voor den post van f 1200.- voor verhooging der kap van het aan den Cruquius bijbehoorend werk te verhoogen tot f 1600.- en het werk te gunnen aan B. Luithof 181. Hoofdopzichter bericht de goedkeuring van de ketels aan de Cruquius 49 n.a. De Ingenieur van het stoomwezen zend voorlopige vergunningen tot het gebruik van zes stoomketels aan de Cruquius 482 n.a. Burgemeester van Haarlemmermeer zend afschrift van een brief van den Commissaris des Konings over de nieuwe ketels aan den Cruquius 529. Burgemeester van Haarlemmermeer zend de vergunning voor het gebruik der nieuwe stoomketels aan den Cruquius 559. Hoofdopzichter zend een exemplaar van de Industrieel in verband met de levering van stoomketels voor den Cruquius 570. Hoofdopzichter doet de opgave van de kosten van de herstelling der luchtpompen aan den Cruquius 333. Dijkgraaf zend dit schrijven aan de Heemraden 334.
165
Hoofdopzichter stelt voor L. Tuijnman te benoemen als opzichter aan den Cruquius 432. Hoofdopzichter doet voorstel tot het bouwen van personeelswoningen aan den Cruquius 98. Vergunning van Z.M. den Koning tot den bouw dezer woningen van steen 167. 1888 98 no. 18 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 13 Februari 1888 Ik heb de eer U.E.G. voor te stellen de nieuw te bouwen personeelswoningen aan den Cruquius te plaatsen gelijk op bijgaande situatie teekening met roode lijnen is aangegeven. Zoodoende zullen zij buiten de kleine verboden kring van het fort komen, wat, gelijk de majoor Kool mij zeide, een recommandatie is voor het verkrijgen der noodige vergunning voor den bouw. Zij zijn aldaar niet op den Ringdijk, maar op den teen van het Ringdijks talud geplaatst ten einde de groote moeijelijkheid van goede fundering op dien kruin te vermijden. De plek waar zij ontworpen zijn is een ongebruikt stuk poldergrond. In eene rij tegen elkaar aangesloten, gelijk thans, hadden de woningen ook op den teen des Ringdijks kunnen komen, indien ik hun front ook zoo als thans, naar het noorden of wel naar het zuiden had willen rigten. Op hijgienische gronden is zulk een plaatsing echter af te keuren en daar ik hun front naar het oosten of het westen wilde rigten, heb ik hen hier in twee blokken ontworpen, het eene bevattende 4 stokers woningen, het andere twee machinistenwoningen en het magazijn. Zulk eene verdeeling in twee blokken maakt de bouw in casu niet kostbaarder, maar in tegendeel iets goedkooper. De Majoor Ingenieur Kool zeide mij dat er tegen het geven van de noodige vergunning voor zulk een bouw zijn inziens geen bezwaren zouden zijn en gaf mij den vorm aan van het verzoekschrift waarbij ik die vergunning aan den Koning gevraagd kan worden. Z.E.G. meende dat na inzending van zulk een verzoek het verkrijgen der vergunning niet langer dan 3 à 4 weken op zich zou laten wachten. Wilde men de woningen van hout op steenen voet bouwen dan is het vragen van zulk een vergunning hier, buiten de kleine verboden kring, onnoodig, maar ik hoop dat U. E.G. zult kunnen besluiten hen van steen te laten bouwen. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1888 167 2e Genie Commandement Haarlem, 28 Maart 1888 Eerstaanwezend Ingenieur te Haarlem No. 188 Onderwerp: Vergunning omtrent opbouw binnen verboden kringen Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder
166
Ik heb de eer U Mijne Heeren, hierbij te doen toekomen eene kennisgeving van Zijne Excellentie den Minister van Oorlog houdende de bij Uw request, dd. 20 Februari jl. aan Zijne Majesteit den Koning gevraagde vergunning tot het maken van steenen gebouwen bij het stoomgemaal de Cruquius nabij het fort te Heemstede. De Majoor Eerstaanwezend Ingenieur P. Kool Departement van Oorlog Ve Afdeeling Genie No. 13 De Minister van Oorlog, Gevolg gevende aan ’s Konings Besluit van 20 Maart 1888, no. 27, Brengt naar aanleiding van een door Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder ingediend verzoekschrift, ter kennis van de requestranten, dat bij het vermelde besluit is vergund, behoudens de rechten van derden, dat ter vervanging van de steenen woningen, staande op perceel kadastraal Gemeente Haarlemmermeer Sectie C no. 52, op het perceel C van evengenoemde Sectie no. 422, worden gemaakt twee steenen gebouwen, waarvan het eene lang hoogstens 18.10 M, breed hoogstens 12.50 M en hoog tot de nok hoogstens 7.30 M, en het andere lang hoogstens 23.70 M, breed hoogstens 8.10 M, en hoog tot de nok hoogstens 6.80 M. ’s Gravenhage, 23 Maart 1888 Voor den Minister De Secretaris Generaal ++ 1888 181 no. 78 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 9 April 1888 Op de begrooting van dit jaar is een post van f 1200.- gesteld voor de verhooging van de kap boven het ketelgebouw van den Cruquius en vernieuwing van metselwerk der muren boven de kap. In de verleden week dit werk met den aannemer B. Zuithof nogmaals opnemende, bleek dat er aan vernieuwing van muren meer te doen is dan waar verleden jaar op gerekend werd, dat namelijk thans alle muurwerk boven de kap moet worden weggebroken en vernieuwd, indien men zeker wil zijn dat geen oude gedeelten van zelve zullen omvallen tijdens het werk. Wat men thans misschien zonder gevaar zou kunnen laten blijven, zal toch zeker over eenigen tijd om vernieuwing vragen en dan zal die vernieuwing veel meer kosten dan wanneer zij thans gelijktijdig met het andere werk geschiedt. Om die reden heb ik de eer U.E.G. voor te stellen de post van f 1200.- zooveel noodig te willen verhoogen.
167
Het werk is naar mijne meening ongeschikt voor aanbesteding. Zuithof vraagt voor de uitvoering er van f 1600.- en die som komt mij billijk voor. Ik heb dus de eer U.E.G. voor te stellen hem het werk op te dragen. In elk geval kan dergelijk werk slechts opgedragen worden aan iemand die inzigt, ondervinding en degelijke gereedschappen en werklieden heeft, zooals Zuithof. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1888 333 no. 188 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 19 Juni 1888 Op de begrooting van dit jaar is een som van f 650.- uitgegeven voor het uitboren der luchtpompen van de machine Cruquius, die gegroefd zijn. Nu er na het losneemen van de machinedeelen juist beoordeeld kan worden wat er aan de luchtpompen te doen is, hetgeen bij het opmaken der begrooting nog niet mogelijk was, blijkt de uitgetrokken som ten eenen male onvoldoende te zijn. Ik trad daaromtrent in overleg met de Nederlandsche Grofsmederij te Leiden en het blijkt beter te zijn de luchtpompbuizen niet uit te boren, maar hen van bronzen voeringen te voorzien, omdat er veel meer uitgeboord zou moeten worden dan voorzien was, en het uitgeboorde ijzer door den tijd toch weder zou groeven, wat met brons veel minder zal geschieden en, al geschiedde het, geen kwaad kan, omdat men dan de voeringen kan vernieuwen. De Leidsche Grofsmederij vraagt voor de uitvoering van het werk f 4500.- en twee maanden tijd. De som is volstrekt niet hoog voor hetgeen geleverd zal worden. De stand der kas laat zulk een uitgaaf zeker wel toe, maar ik mag zonder Uwe goedkeuring de begrooting niet overschrijden. Volstrekt noodzakelijk, dat de herstelling nog dit jaar geschiede, is het niet, men zou haar ook tot een volgend jaar kunnen uitstellen. Maar het belang der zuinigheid is haar nu te doen uitvoeren, want de luchtpompen werken in den tegenwoordigen toestand gebrekkig . Daarom heb ik de eer U.E.G. voor te stellen het werk aan de Leidsche Grofsmederij thans reeds op te dragen, onder voorwaarde echter dat het 6 weken na de bestelling voltooid zij, wat ik meen dat wel mogelijk zal zijn. Want twee maanden daarvoor toestaande, komen wij reeds te digt bij 1 September, wanneer ik hoop de Cruquius overigens geheel gereed te hebben. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1888 334 Aan: de Heemraden Haarlem, 20 Junij 1888 Van den Hoofdopzichter heb ik het bijgevoegde schrijven ontvangen. De Heer Prins (de Heer Van Wickevoort Crommelin is voor zijne gezondheid een badkuur gaan doen) is van gevoelen, dat hij wel
168
voor de herstelling is, maar maakt bezwaar de post met f 4000.- te overschrijden zonder goedkeuring der vergadering van Hoofd Ingelanden. Die vergadering kan eerst plaatsvinden 11 Juli, daar als dan de rekening ook wordt behandeld, maar dan is het te laat voor de herstelling, om met 1 September, gereed te zijn. Ik verzoek U per ommegaande uw gevoelen meede te deelen. Mijn gevoel is: om tot de herstelling over te gaan zonder machtiging van Hoofd Ingelanden op grond van de besparing in steenkolen te verwachten. De Dijkgraaf J.W.M. van den Poll J.Blokland conform den Heer Prins Jhr. Rutgers van Rozenburg wachten, tot 11 Julij kunnen wij het zonder den Cruquius doen H.F. Bultman als boven J.H.M Evelein conform W. Prins ++ 1888 432 no. 289 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 24 Augustus 1888 Het zal noodig zijn te voorzien in de vacature ontstaan door het ontslag aan den Opzigter Vorstman tegen 1 October verleend. De Dijkgraaf vroeg mij of ik daarvoor een openbare oproeping van sollicitanten noodig vond, dan wel of ik den tijdelijken opzigter L. Tuijnman geschikt achtte om in Vorstman’s plaats te treden. L. Tuijnman heeft reeds vele werken voor den Haarlemmermeerpolder verrigt, onder anderen de algemene waterpassing van den bodem, en hij was dikwijls tijdelijk opzigter bij het bouwen van onze vaste en beweegbare bruggen. Ik ken hem dus goed. Hij is een volkomen fatsoenlijke eerlijke jonge man. Toch achtte ik hem, tot voor korten tijd, niet geheel geschikt voor vaste opzigter van den polder. Ik vond hem namelijk niet zelfstandig genoeg. Maar ik ben sedert van meening veranderd door de uitstekende wijze waarop hij sedert het begin van den zomer onder mij het toezigt heeft gevoerd over de belangrijke werken aan den Cruquius, het bouwen van twee blokken personeelswoningen en het opstellen en bemetselen der nieuwe stoomketels. Ik heb daarbij kunnen opmerken dat Tuijnman, sedert ik hem de laatste maal gebruikte, in kennis en zelfstandigheid zooveel is vooruit gegaan, dat ik hem thans met gerustheid datgene zal durven toevertrouwen, wat ik aan hem als vaste opzigter zal moeten overlaten. Onder die omstandigheid meen ik dat Tuijnman, door de reeds den polder bewezen diensten, eenige meerdere aanspraak heeft op de betrekking waar hij om solliciteerde, dan een vreemde. Bedenk ik daarbij dat de benoeming van een vreemde altijd eenigermate een kansspel blijft, dat het zeker mogelijk zal wezen een kundiger man dan Tuijnman te vinden of die vreemde in alle andere opzigten voldoet, terwijl men van Tuijnman volkomen weet wat men aan hem hebben zal, zoo kom ik er toe U.E.G. voor te stellen in dit geval de kanzen van het kiezen uit een groot aantal sollicitanten te ontgaan en L. Tuijnman in Vorstman’s plaats te benoemen. Vorstman heeft een bezoldiging van f 1200.- en een personele toelage van f 200.- ’s jaars. Welligt verdient het aanbeveling Tuijnman aanvankelijk op slechts f 1100.- bezoldiging aan te stellen
169
met toezegging van spoedige verhoging tot f 1200.- zoo hij in zijn betrekking goed voldoet. De sollocitatiestukken van Tuijnman en van den eenigen anderen sollicitant, die zich reeds aanmelde gaan hierbij. De Hoofdopzigter van de Haarlemmermeer A. Elink Sterk ++ 1888 529 no. 1004 Aan: Den Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder Haarlemmermeer, 13 October 1888 Heden ontving ik van den heer Commissaris des Konings in Noord- Holland eene missive waarvan kopie hierbij gaat. Opdat ik aan de inhoud dier missive zal kunnen voldoen noodig ik U.E.G. beleefd uit mij te willen melden: Of door plaatsing van zes stoomketels in het stoomgemaal Cruquius het getal stoomketels in gezegd stoomgemaal is vermeerderd en of, zoo de bedoelde ketels strekken ter vervanging van oude, de nieuwe grooter vermogen dan de oude hebben. Gaarne zal ik daarbij vernemen of, ingevolge de circulaire van 27 Augustus 1874, P.B. no. 59, van de aangebrachte verandering is kennis gegeven aan den Heer Minister van Oorlog. De Burgemeester van Haarlemmermeer Provinciaal Bestuur van Noord-Holland Haarlem, 11 October 1888 1e afdeeling no. 122/ 7802 Gebruik stoomketels Aan: Den Heer Burgemeester van Haarlemmermeer De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid heeft mij toegezonden eene acte, waarbij, onder intrekking van die van 25 Junij 1872, aan Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder het gebruik vergund wordt van zes stoomketels, in 1888 vervaardigd en geplaatst in hun stoomgemaal Cruquius. Ik heb de eer U te verzoeken te willen doen nagaan en mij vervolgens te berigten of door die plaatsing het getal stoomketels in gezegd stoomgemaal is vermeerderd en of, zoo de bedoelde ketels strekken ter vervanging van oude, de nieuwe grooter vermogen dan de oude hebben, in welke beide gevallen hier sprake zou zijn van een uitbreiding als bedoeld is bij punt 1 van art. 14 der wet van 2 Junij 1875 ( Staatsblad no. 95)67 en der acte derhalve niet door mij geviseerd aan het bestuur van het 67
Artiekl 14: ,,Eene nieuwe vergunning is noodig, om:
170
waterschap uitgereikt zal kunnen worden, zoolang dat bestuur niet de noodige vergunning van Gedeputeerde Staten gevraagd en verkregen zal hebben. Voorts noodig ik U uit daarop alsdan de aandacht van het waterschapsbestuur te bevestigen, zoo mede op den inhoud van de circulaire van 27 Augustus 1874 no. 10 (Provinciaal blad no. 59) waaraan alsnog gevolg, zal moeten worden gegeven, voor ’t geval dit niet reeds is geschiedt. De Commissaris des Konings in de provincie Noord-Holland ++ 1888 559 Haarlemmermeer, 27 October 1888 Onderwerp: Stoomwerktuigen Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Onder toezending der akte van vergunning tot het gebruik van de zes stoomketels geplaatst in het stoomgemaal Cruquius van uwen polder met de daarbij behoorende lijst van aanteekeningen heb ik de eer U te berichten dat de akte ten allen tijde ter inzage van de met het toezicht belaste ambtenaren moet aanwezig zijn op eene zichtbare plaats in de nabijheid van den ketel, en dat meer gemelde lijst zorgvuldig moet bewaard blijven ten einde die, op aanvrage van de bovengenoemde ambtenaren, onmiddellijk te kunnen vertoonen. De Burgemeester van Haarlemmermeer ++ 1888 570 no. 349 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem, 31 October 1888 Ik heb de eer Uwe aandacht te vestigen op zeker bewijs uit bijgaand nummer van de Nederlandsche Industrieel, waarin omtrent het Bestuur van den Haarlemmermeerpolder grove onwaarheden worden gezegd en waardoor wordt getracht tegen dat Bestuur de publieke verontwaardiging op te wekken. Beleefd verzoek ik van U.E.G. wel te mogen vernemen of het Uw voornemen is dit artikel, dat door vele bladen overgenomen en door sommige nog sterker gekleurd werd, openlijk in een of ander blad te weerspreken, omdat ik dat anders gaarne zoude doen, daar ook mijn naam genoemd is in die berigten, welke, naar ik bemerk, zekeren indruk op het publiek maken. Ik meen echter die artikelen niet te moeten beantwoorden, wanneer het Uw voornemen is dat te doen. De Hoofdopzigter van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1 de inrigting uit te breiden of eene andere wije van bewerking, welke verandering van de aard der inrigting ten gevolge heeft, in te voeren”;
171
1888 597 2de Genie-Commandant Eerstaanwezend Ingenieur te Haarlem No. 7825
Haarlem, 12 November 1888
Onderwerp: Stoomgemaal de Cruquius Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer U, Mijne Heeren, hiermede namens Zijne Excellentie den Minister van Oorlog, dank te betuigen voor de mededeeling hem gedaan met Uwen brief van 22 October jl. no. 85, en U tevens te doen kennen dat de bedoeling van den inhoud van het Provinciaal Blad van Noordholland no. 59 eigenlijk is, dat van het stichten van nieuwe poldergemalen of van het belangrijk herstellen aan de gemalen van te voren kennis worde gegeven aan den Minister van Oorlog, op dat deze c.q. in overleg zou kunnen treden omtrent het inrichten van het gemaal ten nutte van de militaire inundatien. Hoewel de thans aan het stoomgemaal de Cruquius uitgevoerde verandering geen aanleiding zou hebben gegeven tot zoodanig overleg, heeft de Minister mij tevens opgedragen U, met het oog op latere gevallen, de bedoeling van het vermelde Provinciaal Blad nader toe te lichten. De Majoor Eerstaanwezend-Ingenieur P. Kool ++ 1889 Haarlemsche Courant waarin wederlegging van het in de Industrieel beweerde omtrent de levering van stoomketels van de polder afdeeling Cruquius 8 n.a. Missive van den Ingenieur v.d. Haarlemmermeerpolder uitslag meldende van de inschrijving voor de verkoop van ketels voor het stoomgemaal Cruquius 336. Secretaris legt over chemise van de stukken betreffende den verkoop van oude ketels van het stoomgemaal Cruquius 367. Rapport Ingenieur op het verzoek van den adjunct machinist B. Augustinus om eervol ontslag 15. 1889 15. Haarlem, 7 Januari 1889 No. 4 Met 1 Bijlage Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder In advies op het verzoek van B. Augustinus verzoekende eervol ontslag tegen 15 Februari e.k. uit zijn betrekking van Adjunct-Machinist, heb ik de eer te berigten dat ik tegen inwilliging van het verzoek geen bezwaar zie.
172
De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder ++ 1889 336 No. 174 Met 1 bijlage
Haarlem, 26 Juni 1889
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Uit den hierbij overgelegden staat der inschrijvingen voor het koopen van den oude ketels enz. van den Cruquius, blijkt dat de hoogste inschrijvingen zijn: Voor de 10 ketels: Voor de 5 stukken van de stoomkast Voor het oude ijzer Voor geel koper en brons Voor roodkoper Totaal
f 1451,202,50 1501,710,50 90,f 3955,-
van B.J. Nijkerk van G.J. Vincent & Co. van B.J. Nijkerk van M. van Essen van J.A. Kaas
Aangezien deze inschrijvers soliede kooplieden zijn en hun prijzen, tezamen meer dan 12% bedragende van wat het nieuwe werk kost, mij hoog voorkomende, zoo heb ik de eer U.E.G. voor te stellen hun de koopen te gunnen, De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder ++ 1889 367 Chemise Inschrijvingen voor de oude stoomketels aan de Cruquius, juni 1889 met inschrijvingen van onder andere: R.J. Stokvis & Zonen, Leuvehaven O.Z. 74-76 Rotterdam ; J.Marx, O.Z. Voorburgwal no. 97 Amsterdam; J. Graaff, Haarlem; N. Levison, Arnhem; S.A. Vles & Zonen, Schiedamsche Dijk no. 53 Rotterdam; J.A. Wolder Sint Antoniebreestraat no. 24 Amsterdam; S.H. v.d. Rijn Gedempte Gracht ’s Gravenhage; N. Hoedemaker, Overschie; J. Content, Rechtboomsloot no. 33 Amsterdam; J. Kaas, Zwanenburgwal 52 Amsterdam; C.H. Sundeman Dordrecht; B.J. Nijkerk Amsterdam; G.J. Vincent & Co., Schiedam; M. van Erfen, Amsterdam; W. de Leon, Sloten (NH); H.A. Blok, ’s Gravendeel; Magazijn De Kotter, Rapenburg U 16 Amsterdam; S. Bremer, Dordrecht; G. Verbeek Az, Zuidwal 6 Delft; F.H.. Hangjas, Bakenessergracht hoek Bagijnestraat no. 56 Haarlem; Leevie Hanker Peperstraat no. 8 Amsterdam en M. van Essen Amsterdam ++ 1890 De directie der Koninklijke Ned. Grofsmederij te Leiden vraagt te alle tijde gelegenheid tot het passen van modellen en het nemen van maten tot het vervaardigen eener nieuwe balklep aan het
173
stoomgemaal Cruquius of zoo hiertegen bezwaar bestaat de termijn van oplevering zooveel dagen als noodig zijn voor het nemen van bedoelde maten enz. te verlengen 63. De Ingenieur van het Stoomwezen bericht dat de ketels van den Cruquius, van het hulpgemaal en van de beide baggermolens den 18 Augustus onderzocht worden 324. De Ingenieur van het Stoomwezen bericht dat de stoomketels no. 4, 5 en 6 van den Cruquius den 30 September zullen onderzocht worden 393. 1890 63 Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij Opgericht 1836 Directeur C. Bonger Fabriek van Stoom- en andere werktuigen Scheepsbouwwerf en Dwarshelling lang 170 voet Ankers en Kettingen, Met Certificaten, ook van Lloyds en Bureau Veritas Licht en Zwaar Smeedwerk IJzer en Kopergieterij Telegram adres: Grofsmederij Leiden
Leiden, 10 Februari ‘90
No. 458 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden der Haarlemmermeerpolder Haarlem Mijn Heeren, Wij kwamen in het bezit van de contracten voor de levering van een gesmeed ijzeren klepkast met welken inhoud wij ons wel kunnen vereenigen. Wij verzoeken U echter beleefd er eene bepaling aan toe te voegen, dat de betrekkelijke machine te allen tijde ter onzer beschikking is tot opname der maten en het aanpassen der modellen tot aan den dag van oplevering en zoo daarin verhindering mocht ontstaan door stormen of om andere redenen, de termijn van oplevering even zooveel dagen verlengd wordt. Indien U er de voorkeur aan geeft deze verklaring op een afzonderlijk stuk er aan toe te voegen of de clausule door U opgesteld er voor ons te laten bijschrijven dan is dit ook goed. Wij zouden deze bepaling niet verlangen, doch de tegenstand die wij met zulk werk ondervinden en de korte termijn van oplevering, door ons vastgesteld voor dat wij met de laatste bepaling bekend waren, noopten er ons toe U deze welwillendheid te vragen. Hoogachtend hebben wij de eer te teekenen. Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij Noot: In hoofdzaak zeer billijk. De juiste redactie der toe te voegen bepaling zal ik overwegen na morgen met de Opzigters gesproken te hebben A.E.S.
174
[Briefhoofd als boven] No. 545
Leiden, 18 Febr. ‘90
Aan: Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Mijne Heren, Wij hebben de eer de ontvangst te erkennen van Uw geëerd schrijven van 17 dezer no. 63/ 15 ter begeleiding van het contract en teekening van de door ons te leveren balklepkast. In genoemd schrijven bepaalt U, dat het stoomtuig ter onzer beschikking gesteld zal worden tot het opnemen der maten doch slechts eenmaal. Het spreekt vanzelf dat wij daarmede genoegen nemen doch veroorloven ons er Uwe aandacht op te vestigen dat de modellen nadat ze gemaakt zijn, ter plaatse moeten worden aangepast, zoodat het stoomtuig geruimen tijd zal moeten stilstaan tenzij U mocht bepalen dat het telkens ter onzer beschikking gesteld zal worden als wij het noodig hebben in ’t belang van het werk. Intusschen verzoeken wij U beleefd ons Vrijdag 21 dezer, in de gelegenheid te willen stellen om met het opnemen der maten een aanvang te nemen. Wij zullen zorgen dat ons personeel zonder tegenbericht dien dag tijdig aan de Cruquius is. Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij ++ 1890 324 Stoomwezen 3e District No. 141
Amsterdam, 19 Juli 1890
Aan: Het Bestuur van den Haarlemmermeerpolder Haarlem Ik heb de eer U bij deze kennis te geven dat de stoomketels n. 1, 2, 3 in uw stoomgemaal Cruquius, het hulpgemaal daaraan en de ketels der beide baggermolens inwendig zullen onderzocht worden op maandag 18 Augustus. Ik verzoek U alsdan te willen zorgen dat: 1 de ketel geheel ledig, koud en gereinigd (afgebikt) zij; roosterijzers en vuurbrug uitgenomen zijn; 2 de stook- en rookkanalen geheel schoon zijn; 3 weegschaal met gewicht en een ketelpak voorhanden is. De Ingenieur voor het Stoomwezen ++ 1890 393 Stoomwezen 3e District
Amsterdam, 10 September 1890
Aan: Het Bestuur van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U bij deze kennis te geven dat de stoomketels no. 4, 5 en 6 in uw gemaal de Cruquius op Dinsdag 30 September a.s. inwendig zullen onderzocht worden.
175
Ik verzoek U alsdan te willen zorgen dat: 1 de ketel geheel ledig, koud en gereinigd (afgebikt) zij; roosterijzers en vuurbrug uitgenomen zijn; 2 de stook- en rookkanalen geheel schoon zijn; 3 weegschaal met gewicht en een ketelpak voorhanden is. De Ingenieur van het Stoomwezen ++ Opmerking: Na 1890 komt er een andere functionaris die de onderwerpen in het register rubriceert, dit is in de eerste plaats te zien aan het handschrift, dat is anders dan dat van zijn voorganger en een tweede belangrijke reden om te veronderstellen dat er een ander is die de ingekomen stukken inschrijft is dat er in de Index geen afzonderlijke vermelding meer wordt gemaakt van de Cruquius. Dat wil zeggen dat alle zaken betreffende de drie stoomgemalen op een andere manier worden gerubriceerd, de ingang op trefwoord Cruquius is met ingang van 1891 komen te vervallen. Voor nader onderzoek zou dat betekenen alle indexen bekijken van 1891 tot en met 191768 1891 Ingekomen eene dankbetuiging van het personeel van het stoomtuig Cruquius voor de hun geschonken steenkolen 44. De penningmeester legt over rekening en verantwoording van het hulpfonds over 1891 6669 1891 44 Cruquius, 2 Februari 1891 Aan: Wel Edel Gestr. Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Weledelgestr. Heeren! Het is ons eene aangename taak bij dezen eenige bevestiging van dankbaarheid U.E. Gestr. te zenden voor de zoo welwillende genomen beschikking om ieder onzer twee hectoliter steenkolen in den strengen Winter van 1890-1891 gratis te doen toekomen. Met de meest verschuldigden eerbied en Hoogachting U. Ed. Gestr. dw. dienaren: P. Bras, J. Hinfelaar, J.H. Wallbrink, R. van de Ree, P.J. de Wit, W. van Werden; personeel bij het stoomtuig Cruquius 68
het probleem wordt alsvolgt opgelost: per jaar is de index bekeken op de trefwoorden: ketel, locomobile, personeel en stoomwerktuig en dan specifiek op zaken die de Cruquius betreffen. 69 In het dossier zit een overzicht van ontvangsten en betalingen aan verschillende personen. Het gaat om guldens per week aan uitgaven, niet duidelijk wordt waarom deze personen bedragen uit het hulpfonds ontvangen. Het kan zijn vanwege een pensioen, een weduwenuitkering of een vergoeding als tegemoetkoming van kosten voor huisvesting. Alle begunstigden zijn op het moment van de genoten uitkering zonder beroep.
176
++ Haarlem, 30 September 189170 De Haarlemmermeer Polder Stoomgemaal de Lijnden
Debet aan Corns. Dijserinck & Zoon.
Voor aan U Ed. à contant verkocht en geleverd: Juli 7 Cd 2
2586 2587
Sept. 1 Cd
1 fust Gall. olijf olie Inhoud 100 liter
f 50.-
f
50.-
1 fust M. Pet. talk p. 149 kg no. 139 kg
f 50.-
f
69.50
f .9 ½
f
28.21 ½
16.19 2 fusten Petroleum Br. 371 kg Nr. 297
f 147.71 ½ Nota. Aangezien de Fusten Olie door ons in uitstekende Conditie aan boord van de schepen of aan de Spoorwegen bezorgd worden kunnen wij niet aansprakelijk gesteld worden voor de schade gedurende de reis veroorzaakt. Het fust wordt in betaling teruggenomen mits uiterlijk binnen twee maanden franco en in goeden staat. ++ 1892 De opzichter Tuijnman doet opgaaf van de namen en ouderdom van de polderambtenaren in de afdeeling Cruquius 193. De penningmeester legt over rekening en verantwoording van het hulpfonds over 1891 28571. De opzichter De Jongh deelt mede dat de stoker M. Verkuijl 25 jaar werkzaam aan de polder is geweest 403. 1892 193 no. 18 Cruquius, 26 Maart 1892 Aan: Den Heer Dijkgraaf v.d. Haarlemmermeerpolder Hoog Welgeb. Heer!
70 71
Deze nota is opgenomen in de vaste collectie van museum de Cruquius. Zie ook noot 237 bij 1891 66.
177
Nevengaand heb ik de eer U.E.G. te doen geworden eene opgaaf omtrent den ouderdom der ambtenaren, in de Afdeeling ,,Cruquius”; overeenkomstig ’t verzoek in Uw geeerde missive no. 30 dd. 23 Maart 1892. Met de meeste Hoogachting U. Ed. G. dw. dienaar L. Tuijnman Opgaaf omtrent den ouderdom der Ambtenaren v.d. Afd. Cruquius op 28 Maart 1892 Namen Beroep Geboortedatum e P. Bras 1 machinist 17 Januari 1833 J. Hinfelaar 2e machinist 21 Februari 1826 J.H. Wallbrink 3e machinist 4 September 1843 R. vd. Ree stoker 23 October 1837 P.J. de Wit id 16 Augustus 1838 W. van Werden id 1 Augustus 1866 J. Visser smeerjongen 23 Januari 1876 A. Teeuw brugwachter H’gom 11 October 1829 G. Koeman brugwachter B’broek 14 October 1856 P. Kennedij brugwachter H’stede 19 Juni 1831 F.W. Wallbrink brugwachter Vijfhui. 5 October 1849 D. Visser Vaste arbeider Cruq. 12 Juli 1846 L. Tuijnman opzichter Cruquius 25 Januari 1858
Ouderdom 59 jaren 66 48 54 53 25 16 62 35 60 42 45 34
Cruquius, 28 Maart 1892 De opzichter L. Tuijnman 1892 403 De Heer Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder Haarlem Ik heb de eer U.E.G. te berichten, dat de stoker M.Verkuil mij verzocht heeft ter Uwer kennis te brengen, dat hij thans vijf en veertig jaren in dienst is van den Haarlemmermeerpolder. De opzichter Haarlemmermeerpolder L.J. de Jongh ++ 1893 De penningmeester legt over rekening en verantwoording van het hulpfonds over 1892 225. Rapport van de financiële commissie over de rekening en verantwoording van het hulpfonds over 1892 30972. Ingekomen van den opzichter de Raat de mededeling dat J. Hinfelaar 2e machinist aan den Cruquius is overleden 402 en 403. 72
Om meer bijzonderheden over het hulpfonds op te zoeken kan het trefwoord: hulpfonds als zoekterm worden gebruikt.
178
1893 309 Rapport over de Rekening van het Hulpfonds dienstjaar 1892 Het saldo van deze rekening bedroeg Op 1 januari 1892 Waarbij kwam 2 x f 147.- renten Totaal der ontvangsten Terwijl de uitgaven slechts bedroegen Blijft op 31 Dec. 1892 een batig saldo van
f 134.61 ½ f 294.f 428.61 ½ f 16.80 f 411.81 ½
De Commissie verheugt zich over de vooruitgang van dit kapitaal en stelt U voor deze rekening goed te keuren Haarlem juli 1893 ++ 1893 402 no. 17
Cruquius, 13 October 1893
Den Wel Ed. Hooggeb. Heer Jhr J.W.M. van de Poll Dijkgraaf Haarl.m.polder Haarlem Hiermede heb ik de eer U.Ed.H.Geb. te berichten dat heden nacht ongeveer 2 uur de tweede machinist J. Hinfelaar in den ouderdom van ruim 67 jaar en na een diensttijd aan den Haarlemmermeer van ruim 26 jaar, is overleden. Gaarne zou ik van U.Ed.H.Geb. vernemen hoe ik in deze voorlopig handelen moet met de betaling. Met de meeste hoogachting De opzichter J. de Baat ++ 1893 403 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlemmermeer, 13 October 1893 Bij deze vervul ik de treurige plicht, uit naam mijner moeder, Uw Ed.Geb. te berichten, dat heden nacht ten 2 uur is overleden Johannes Hinfelaar in den ouderdom van 67 jaar en 8 maanden. Zwaar drukt ons allen zijn heengaan. Ik teken mij:
179
M. Hinfelaar ++ 1894 De penningmeester legt over rekening en verantwoording van het hulpfonds betreffende het dienstjaar 1893 105. Dankbetuiging van A. Slingerland voor de hem toegekende ondersteuning uit het hulpfonds 138. Verzoek van J.W. v.d. Rhee om als stoker of smeerjongen te worden aangesteld 151, 352. Mededeling van den Ingenieur van het Stoomwezen dat de ketels aan den Cruquius zullen worden onderzocht 204, 377. Verzoek van den Ingenieur van het Stoomwezen om bericht te ontvangen wanneer de ketels aan den Cruquius kunnen worden onderzocht 381. Bestuur der Nederl. Vereeniging van Werktuig- en Scheepsbouwkundigen vraagt vergunning tot het bezichtigen der Cruquius en Lijnden 410. 1894 105 Rekening en verantwoording van het Hulpfonds over het jaar 1893 Ontvangsten Batig saldo dienstjaar 1892 Rente verschenen 1 April 1893 Rente verschenen 1 October 1893 Totaal
f 411.81 ½ f 147.f 147.f 705.81 ½
Uitgaven Reiskosten Batig saldo Totaal
f 2.70 f 703.11 ½ f 705.81 ½ Aldus opgemaakt den 7 Maart 1894 De penningmeester v.d. Haarlemmermeer W.H. Smit
++ 1894 138 De Lijnden, 1 April 1894 Aan: Edel Gestrenge Heeren Dijkgraaf en Heemraden te Haarlemmermeerpolder Geeft met verschuldigde eerbied te kennen, de ondergeteekende Abram Slingerland 2e machinist a.h. stoomtuig de Lijnden van den Haarlemmermeerpolder, bij dezen zijnen hartelijke dank betuigt voor het hem verleende pensioen. ‘T welk doende A. Slingerland ++ 1894 151 Den W. Ed. Heer Jhr. van der Poll
180
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen ondergeteekende Jan Willen van de Rhee oud 24 j. thans geemploijeerd aan de Kweekschool voor Machinisten te Amsterdam, vroeger ruim zes jaar als smeerjongen werkzaam geweest aan de Machines der Haarlemmermeerpolder, en nu was zijn vriendelijk verzoek aan U.Ed. om bij openkomende vacature van Stoker of smeerjongen geplaatst te moge worden, terwijl certificaten van gedrag ter inzage leggen. Hopende het vertrouwen dat mijn vader al ruim 25 jaar genoten heeft mij ook is te beurt moge vallen. ’t Welk doende te Amsterdam 4 April 1894 J.W. van de Rhee ++ 1894 204 Stoomwezen 3e District No. 584
Amsterdam, 2 Mei 1894
Aan: Het Bestuur v.d. Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U bij deze kennis te geven dat de 6 stoomketels geplaatst in het gemaal Cruquius op Maandag 21 Mei a.s. Inwendig zullen onderzocht worden. Ik verzoek U alsdan te willen zorgen dat: 1 de ketels geheel ledig, koud, gereinigd (afgebikt) en open zij, roosterijzers en vuurbruggen uitgenomen zijn; 2 de stook- en rookkanalen geheel schoon zijn; 3 weegschaal met gewicht en een schoon ketelpak voorhanden is. 4 Mocht het onderzoek in de zomermaanden later gelegen komen gelieve mij dan te berichten. De Ingenieur voor het Stoomwezen ++ 1894 352 Aan: Den W.E. Heer Everwijn Lange Dijkgraaf der Haarlemmermeerpolder Geeft met verschuldigde eerbied te kennen Jan Willem van de Rhee oud 25 j., ongehuwd. Dat hij bij dezen zoo vrij is zich schriftelijk tot U. Ed. te wenden, met beleefd verzoek. Reeds vroeger voor mijn militairen diensttijd ruim 6 jaar als smeerjongen en Assitent73 stoker werkzaam te zijn geweest, op de Machines der Haarlemmermeerpolder, zoo was mijn vriendelijk verzoek om bij voorkomende vacature weer geplaats te moge worden, als stoker of behulpzaam in de machinekamer. Hopende dat U.Ed. mij hetzelfde vertrouwen moge schenken, dat mijn vader al bijna 30 jaar als stoker aan de Haarlemmermeerpolder geniet. Thans werkzaam in de Stoomverwarming Wilhelminagasthuis te Amsterdam.
73
In deze brief staan enkele fouten, deze zijn weliswaar opgemerkt doch niet gewijzigd. De briefschrijver was al in staat zelf een brief te schrijven maar heeft op sommige punten nog geen correct woordbeeld gehad.
181
Hopende dat U.Ed. mij goedgunstig moge gedenken. ’t Welk doende te Amsterdam U. Ed. dienaar J.W. van de Rhee ++ 1894 377 Stoomwezen 3e District No. 1021
Amsterdam, 7 Augustus 1894
Aan: Het Bestuur van de Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U bij deze kennis te geven dat de stoomketels geplaatst in het watergemaal Cruquius, op Zaterdag 1 September a.s. inwendig zullen onderzocht worden. Ik verzoek U alsdan te willen zorgen dat: 1 de ketel geheel ledig, koud, gereinigd (afgebikt) en open zij, roosterijzers en vuurbrug uitgenomen zijn; 2 de stook- en rookkanalen geheel schoon zijn; 3 weegschaal met gewicht en een schoon ketelpak voorhanden is. De Ingenieur voor het Stoomwezen ++ 1894 381 Rijkstoezicht op het Stoomwezen in het 3e district No. 1041
Amsterdam, 11 Aug. 1894
Aan: Het Bestuur van den Polder Haarlemmermeer te Haarlem Naar aanleiding van uw schrijven van 10 dezer verzoek ik U mij te berichten zoodra in September a.s. de ketels van de Cruquius gereed zijn voor inwendig onderzoek. De Ingenieur voor het Stoomwezen In het 3e district ++ 1894 410 Aan: Dijkgraaf en Hoogheemraden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem 34 Binnenkant Amsterdam, den 21 Augustus 1894 Wel Edele Heeren!
182
Het bestuur van de Nederlandsche Vereeniging van Werktuig- en Scheepsbouwkundigen heeft de eer Uw geacht college beleefd te verzoeken den leden zijner vereeniging vergunning te willen verleenen tot het bezichtigen van de stoomgemalen Cruquius en Lijnden op Woensdag 12 September des namiddags ongeveer half vier ure. Met de meeste hoogachting hebben wij de eer te zijn van Uw College de dienstwillige dienaren J.H.L. van Deinse, vice secretaris ++ 1895 De penningmeester legt over rekening en verantwoording van het hulpfonds over 1894 220. Verzoek van J. van Nieuwkoop om in aanmerking te mogen komen voor de vacante betrekking van vasten arbeider aan den Leeghwater 379. Verzoek van A. Umans om hem wegens ouderdom eervol ontslag uit zijne betrekking van 1e machinist aan de Leeghwater te verleenen 630. Voorstel van den Ingenieur om het loon van den smeerjongen P. van Nieuwkoop van f 5.- op f 6.- per week te verhoogen 686. 1895 379 Aan: Heeren Dijkgraaf en Hoogheemraden van den Haarlemmermeerpolder De ondergeteekende Jacob van Nieuwkoop, wonenden te Kaag bij de Leeghwater geengageerd onderofficier van het O.I. Leger geeft met verschuldigden eerbied te kennen dat hij wenschte in aanmerking te moge komen voor de vacante betrekking van vaste beambte in de plaats van wijlen Frans van Straten in uwen Polder, bij de Leeghwater. Zoo nodig kunnen getuigschriften uit vroegere betrekkingen worden overgelegd. De ondergeteekende is vrij van sterken drank is bekend met timmeren, smeden en bankwerken, en heeft als jongen vijf achtereenvolgende jaren aan de Leeghwater werkzaam geweest. Onder beleefde aanbeveling heeft hij de eer te zijn Uw dienstwillige J. van Nieuwkoop Kaag, 8 Juni 1895 ++ 1895 630 Aan: Uw Edelen Heer Dijkgraaf en Ingenieur Ik ondergeteekende Adranes Umans heeft een vriendelijk verzoek aan Uw Edelen Heer Dijkgraaf en Ingenieurs en overigen leeden van het bestuur daar ik in het Jaar 1848 in dienst trad van de Haarlemmermeer en nu wegens ouderdom en gebrek niet meer in staat ben mijn dienst volkomen
183
te volbrengen daar ik tot mijn leedwezen genoodzaakt ben tot Uw Edelen Heeren te wenden om mijn ontslag aan te vragen U diensvaardige dienaar A.Umans Leeghwater, 16 October 1895 ++ 1895 686 194 Haarlemmermeerpolder Haarlem, den 31 October 1895 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer U.E.G. te verzoeken aan P. van Nieuwkoop smeerder aan den Leeghwater een verhoging van weekloon van f 5.- op f 6.- voor het volgende jaar toe te kennen74. Hij is 24 jaar oud en doet zijn werk zeer flink. Bij ziekte of ontstentenis van een stoker vervult hij diens plaats, waarvoor a.d. Leeghwater weinig geschikte menschen te vinden zijn, zoodat het mij zou spijten indien hij wegging, waartoe zonder verhooging van loon alle kans bestaat. De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1896 De penningmeester legt over rekening en verantwoording van het hulpfonds over 1895 208. Rapport der financiele commissie omtrent het hulpfonds 1895 484 n.a. De Ingenieur van het Stoomwezen verzoekt bericht te mogen ontvangen wanneer de ketels der stoomtuigen Cruquius en Leeghwater voor inwendig onderzoek gereed zijn 387. De ingenieur van het Stoomwezen bericht dat de ketels van den Cruquius op 13 Juli a.s. inwendig zullen onderzocht worden 523 n.a. Idem dat de ketels van het hulpgemaal aan de Cruquius 28 September e.k. inwendig zullen onderzocht worden 608. Verzoek van den stoker Wassenaar om uitbetaling van loon hetgeen hem is ingehouden wegens ziekte 692. 1896 208 Rekening en Verantwoording van het Hulpfonds over het dienstjaar 1895 Ontvangen Batig saldo over het jaar 1894 Rente van f 9.000.- verschenen 1 April 1894
f 313.55 ½ f 157.50
74
Zie ook bijlage 2: Personeelsoverzicht per jaar inclusief de verdiensten per week 1861 – 1933; begroting 1899 (te gebruiken als trefwoord: bijlage 2 Personeelsoverzicht per jaar inclusief de verdiensten per week of: 8.2.).
184
Rente van f 9.000.- verschenen 1 October 1894 Totaal
f 157.50 f 628.55 ½
Uitgaven L Kern en Zoon breukband J. vd Kamp idem J. de Baat idem Reiskosten Batig saldo Totaal
f 5.50 f 3.50 f 5.50 f 3.40 f 610.65 ½ f 628.55 ½
Aldus opgemaakt door mij Penningmeester van den Haarlemmermeerpolder, 30 Maart 1896 J.H. Smit ++ 1896 387 Rijkstoezicht in het Stoomwezen In het 3e District No. 768
Amsterdam, 15 Juni 1896
Aan: Bestuur v.d. Haarlemmermeerpolder Haarlem Met deze verzoek ik U mij te berichten zoodra in Juli of Augustus de ketels van uwe gemalen Cruquius en Leeghwater gereed zijn voor inwendig onderzoek. De Ingenieur v.h. Stoomwezen ++ 1896 608 Stoomwezen 3e District No. 1232
Amsterdam, 9 September 1896
Aan: Het Bestuur v.d. Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U bij deze kennis te geven dat de stoomketel van het hulpgemaal a.d. Cruquius op Maandag 28 September a.s. inwendig zal onderzocht worden. Ik verzoek U alsdan te willen zorgen dat: 1 de ketel geheel ledig, koud, gereinigd (afgebikt) en open zij, roosterijzers en vuurbrug uitgenomen zijn; 2 de stook- en rookkanalen geheel schoon zijn; 3 weegschaal met gewicht en een schoon ketelpak voorhanden is. De Ingenieur voor het Stoomwezen ++ 1896 692 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder
185
Ondergeteekende stoker aan stoomgemaal de Lijnden van den Haarlemmermeerpolder is twee weken ziek bedlegerig geweest ten gevolgen van gevatte koude. Die tijd van 3 tot 17 October is hem de helft van zijn weekloon uitbetaald geworden in gevolge regelement75. Beleefd verzoekt ondergeteekende U.Eg. hem het ingehouden loon te doen uit betalen. Haarlemmermeer 4 November 1896 ’t Welk doende A. Wassenaar ++ 1897 De penningmeester legt over rekening en verantwoording over het hulpfonds 1896 116 1897 116 Rekening en Verantwoording van het Hulpfonds over het jaar 1896 Ontvangen Batig saldo over 1895 Rente Rente Totaal
f 610.65 ½ f 131.25 f 142.50 f 884.40 ½
Uitgaven Aankoop Grootboek f 500.J. v.d. Kamp breukband en bril 2 maal reiskosten viseeren en procuratie batig saldo totaal
f 503.12 f 5.25 f 3.40 f 0.30 f 372.33 ½ f 884.40 ½
Aldus opgemaakt den 17 Februari 1897 De Penningmeester v.d. Haarlemmermeer J.H. Smit ++ 1898 De ingenieur van het Stoomwezen geeft kennis dat de ketels van den Cruquius 14 juni a.s. zullen worden onderzocht 293; idem 16 december e.k. 694. Verzoek van het bestuur van den Lisserbroek- Meer, en Duinpolder tot het plaatsen van een locomobile op de polderkade langs dien polder 307. Advies van den opzichter A. Bakker op het vorenstaanden verzoek 308. 1898 293 75
Zie ook: 81 466 Instructies voor het personeel 1847 – 1850; Provisionel Reglement: Verdiensten art. 16. In dit artikel is nog bepaald dat het gehele loon bij ziekte wordt ingehouden. Kennelijk is dat in de loop van de jaren aangepast en de inhouding teruggebracht naar de helft van het weekloon (te gebruiken als trefwoord: 81 466).
186
Stoomwezen 3e district No. 908
Amsterdam, 14 Dec. 1898
Aan: Het Bestuur v.d. Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U bij deze kennis te geven dat de 6 stoomketels v.h. gemaal Cruquius op Dinsdag 14 Juni a.s inwendig zullen onderzocht worden. Ik verzoek U alsdan te willen zorgen dat: 1 de ketels geheel ledig, koud, gereinigd (afgebikt) en open zijn, roosterijzers en vuurbruggen uitgenomen zijn; 2 de stook- en rookkanalen geheel schoon zijn; 3 weegschaal met gewicht en een schoon ketelpak voorhanden is. De Ingenieur voor het Stoomwezen ++ 1898 307 Aan: Den Wel Ed. Heer Dijkgraaf en Hoofdingelanden van den Haarlemmermeerpolder Haarlem Lisse, 16 Mei 1898 Het bestuur van den Lisserbroek- Meer en Duinpolder alhier, heeft de eer Uw College beleefd te verzoeken, om gedurende drie maanden op den dijk van voornoemde polder, bij de molenwerf, te mogen plaatsen eene locomobile, ter verwijdering van het overtollige water, wegens de verbouwing van den molen in een stoomgemaal76 uit den polder, door middel van een centrifugaalpomp. Die dijk behoort in eigendom aan den Haarlemmermeerpolder. Het bestuur is volgaarne bereid aan den pachter van die dijk eene billijke schadevergoeding te geven. Het bestuur voornoemd. De voorzitter, H. van Graven De secretaris, A. van der Meij ++ 1898 308 Advies omtrent Verzoekschriften Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Van: het bestuur van den Lisserbroek- Meer en Duinpolder
76
De vergunning voor de bouw van een stoomgemaal werd door Gedeputeerde Staten van Zuid Holland afgegeven: GS 20 juli 1898 no. XII.
187
Wat door den adressant gevraagd wordt: Adressanten verzoeken om gedurende 3 maanden op den kade langs den Lisserbroek- Meer en Duinpolder een locomobile te mogen plaatsen ter verwijdering van het overtollige water tijdens de verbouwing van den molen in een stoomgemaal. Beschouwingen en advies omtrent het gevraagde: De bedoelde kade of dijk is eigendom van den Haarlemmermeerpolder, het grasgewas daarvan is voor dit jaar verpacht aan A.J. Alberts te Lisserbrug. Bij plaatselijk onderzoek is gebleken dat de locomobile met centrifugaalpomp 16 dezer is geplaatst geworden ten heden morgen al in werking is gebracht. Het Bestuur van dien polder had zich voorgesteld de verbouwing te kunnen doen uitvoeren zonder een reserve bemalingswerktuig daar te stellen, doch door de menigvuldige en zwaren regens is men daarin teleurgesteld, het land staat thans op enkelen plaatsen dras en is dit dan ook de oorzaak dat men zoo overhaast te werk is gegaan. Bij het plaatsen van het werktuig heeft geen ingraving of ander schade aan den dijk plaats gehad, wanneer de pachter naar billijkheid schadeloosstelling voor het grasgewas wordt gegeven, is er naar nijn inzicht geen bezwaar om de gevraagde vergunning te verleenen. Leeghwater, 17 Mei 1898
De Opzichter P. Bakker
Noot: De Vergadering verenigt zich met dit advies. De schadevergoeding aan den pachter te betalen, behooren m.i. adressanten met den Pachter te regelen. Mij dunkt dat adressanten bovendien een kleine retributie aan Haarlemmermeerpolder voor het verkrijgen der vergunning behooren te betalen, bijvoorbeeld f 25.-. Verder acht ik het wenschelijk te bepalen dat alles voor den 1e October van dit jaar van de polderkade weder moet zijn weggeruimd en de polderkade alsdan geheel in den bestaand hebbenden toestand moet zijn teruggebracht. Haarlem, 18 Mei 1898 A. Elink Sterk ++ 1898 694 Stoomwezen 4e district
Amsterdam, 24 Novemb. 1898
Aan: Het Bestuur v.d. Haarlemmermeerpolder te Haarlem Ik heb de eer U bij deze kennis te geven dat de stoomketel van het hulpgemaal bij Cruquius op 16 December a.s. inwendig zal onderzocht worden. Ik verzoek U alsdan te willen zorgen dat: 1 de ketel geheel ledig, koud, gereinigd (afgebikt) en open zij, roosterijzers en vuurbrug uitgenomen 2 de stook- en rookkanalen geheel schoon zijn; 3 weegschaal met gewicht en een schoon ketelpak voorhanden is. De Ingenieur voor het Stoomwezen ++ 1899
188
Voorstel van den Ingenieur om den smeerder P. van Nieuwkoop aan te stellen tot stoker 2e klasse, den stoker 2e klasse A. Wassenaar tot stoker 1e klasse en L. Troost tot vaste nachtwacht bij het stoomtuig Leeghwater 36. A. Wassenaar betuigt zijn dank voor zijne bevordering tot stoker 1e klasse 73. Kennisgeving van het overlijden van A. Elink Sterk Ingenieur des Polders 92. 1899 36 no. 9 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden v.d. Haarlemmermeerpolder Haarlem, den 13 Januari 1899 Ik heb de eer U.E.G. voor te stellen in de plaats van den overleden stoker 1e kl. A. v.d. Rhee tot stoker 2e kl. aan den Leeghwater te benoemen P. van Nieuwkoop, thans smeerder aldaar, een flink en fatsoenlijke jonge man, die het stoken geleerd heeft en het goed doet, en zijn loon te bepalen, even als van de andere stokers 2e kl., op f 9.- per week zonder vrije woning77. Indien U het goed en noodig acht aan den Leeghwater weder een vasten nachtwacht te hebben, dan stel ik mij voor daartoe in dienst te nemen L. Troost, werkman, nabij den Leeghwater wonende, van wien ik omtrent eerlijkheid en gedrag zeer goede getuigenissen kreeg, en die mij voor dat baantje geschikt voorkomt. Hij wil het vervullen voor f 0.80 per nacht, wat ook aan den Cruquius betaald wordt. Door het overlijden van V.d. Rhee komt er een plaats van stoker 1e kl vacant, waartoe ik U.E.G. voorstel te bevorderen den stoker A. Wassenaar, die wegens ancienniteit er de meeste aanspraak op heeft en tevens door gedrag en werk de bevordering verdient. Omtrent het vervullen der stokersplaats door J. Slingerland’s ontslag opengevallen stel ik mij voor U.E.G. nadere voorstellen te doen. De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder A. Elink Sterk ++ 1899 73 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van de Haarlemmermeerpolder De ondergeteekende neemt bij dezen de vrijheid U.Ed. zijn hartelijke dank te brengen voor zijne benoeming tot stoker 1e klasse. Haarlemmermeer, 24 Januarij 1899 A. Wassenaar78 ++ 1899 92 77
Zie ook bijlage 2: Personeelsoverzicht per jaar inclusief de verdiensten per week 1861 – 1933; begroting 1900 (te gebruiken als trefwoord: bijlage 2 Personeelsoverzicht per jaar inclusief de verdiensten per week of: 8.2.). 78 in tegenstelling tot eerdere brieven van het personeel van de polder (zie noten 184, 213, 214 en 221) lijkt deze brief wel door de beambte zelf te zijn geschreven. Handschrift en handtekening komen overeen.
189
Haarlem 10 Febr. 1899 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Met dezen vervul ik den droevigen plicht, U kennis te geven van het plotseling overlijden van mijn echtgenoot, Augustus Elink Sterk, in leven Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder. A.L. Elink Sterk Barth ++ 1900 kennisgeving van den Ingenieur van het Stoomwezen dat de ketels van het stoomgemaal Cruquius op 22 Junij a.s. inwendig zullen worden onderzocht 293; idem op 2 Augsutus 379 n.a. Kennisgeving van het overlijden van den oud machinist J. Holla 640. Dankbetuiging van P. Holla voor het verleende verlof aan het personeel van den Lijnden tijdens de begrafenis van zijn vader J. Holla 648. 1900 293 Stoomwezen 4e district
Amsterdam, 23 Mei 1900
Aan: Het Bestuur van den Haarlemmermeerpolder Haarlem Ik heb de eer U bij deze kennis te geven dat 6 stoomketels van het gemaal Cruquius inwendig zullen onderzocht worden op 22 Juni a.s. Ik verzoek U alsdan te willen zorgen dat: 1 de ketels geheel ledig, koud, gereinigd (afgebikt) en open zijn, roosterijzers en vuurbruggen uitgenomen zijn; 2 de stook- en rookkanalen geheel schoon zijn; 3 weegschaal met gewicht en een schoon en stofdicht ketelpak voorhanden is. Voor den Ingenieur voor het Stoomwezen in het vierde district De opzichter F. Vaas ++ 1900 640 Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van de Haarlemmermeerpolder Haarlem Bij dezen heb ik de eer U.E.G. kennis te geven van het overlijden van onzen geliefden echtgenoot en vader Willem Holla, gewezen eerste machinist, aan het stoomgemaal de Lijnden in den ouderdom van 72 jaar. In 1848 als stoker in dienst getreden aan het stoomgemaal Leeghwater, is hij tot tweede machinist aan het stoomgemaal Cruquius en daarna tot eerste machinist aan het stoomgemaal de Lijnden aangesteld, tot hij primo Januari 1894 eervol is ontslagen, met toekenning van pensioen.
190
Namens de familie P. Holla 2e machinist aan het stoomgemaal De Lijnden Haarlemmermeer, 24 November 1900 ++ 1900 648 Aan: Den Heeren Dijkgraaf v.d. Haarlemmermeerpolder Haarlem Bij dezen heb ik de eer U.E.G. onzen hartelijken dank te betuigen voor het verlof, het personeel van het stoomgemaal de Lijnden verleend om de laatste eer te bewijzen bij het ter aarde bestellen van onzen geliefden echtgenoot en vader W. Holla. Namens den familie P. Holla 2e machinist a.h. stoomgemaal De Lijnden De Lijnden, 28 November 1900 ++ 1901 Herstellen en tengevolge daarvan buitenwerkingstellen der stoomtuigen, De Ingenieur geeft een overzicht van den tijd die hij het meest geschikt acht 145. Kennisgeving van de Ingenieur van het stoomwezen dat de ketel van de locomobile no. 1 op 26 April a.s. inwendig zal worden onderzocht 236 n.a. 1901 145 no. 28 Haarlemmermeerpolder
Haarlem, den 8 Maart 1900
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Tot nu toe is het de gewoonte geweest eerst met Juni met het herstellen en dus buitenwerking stellen der machines aan te vangen. Daar bij mij twijfel gerezen was of dit wel juist was, stelde ik nevens gaanden staat samen, waaruit blijkt dat het tijdvak van 3 maanden voor de herstelling van de machines van 1881 – 1900 het gunstigst was. April – Juni 4 maal Mei – Juli 9 maal Juni – Aug. 6 maal Juli – Sept. 1 maal Mei – Juli 13 maal
191
Juni – Aug. 7 maal Wil men niet voor 1 Mei aanvangen en 1 September gereed zijn, dan is het gunstigst79 Hieruit blijkt dus ten duidelijkste dat het de voorkeur verdient, in het algemeen in Mei met de herstellingen aan te vangen. Ten laatste wijs ik Uw College er nog op dat er bijna geen verband is tusschen regenval en het aantal werkingsuren80. De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder ++ 1902 Kennisgeving van den Ingenieur van het Stoomwezen dat op 15 Mei 6 ketels van het stoomtuig Cruquius en 1 ketel van het stoomtuig Leeghwater inwendig zullen worden onderzocht 201 n.a. Verzoek van G.A.A. Knaap namens de feestcommissie te Haarlemmermeer om subsidie voor het houden der feestelijkheden ter gelegenheid van het 50 jarig bestaan des polders 422. Antwoord van de heeren Heemraden op vorenstaand verzoek 434. De Commissie der feestelijkheden vraagt vergunning tot het plaatsen van palen langs de wegen in Hoofddorp voor de illuminatie en het plaatsen van eene eerepoort op een der bruggen aldaar 477; idem voor Nieuw Vennep 502. Advies van den opzichter J.A. Bakker hier op 485; idem voor Nieuw Vennep 519. 1902 422 Aan: H.H. Dijkgraaf Heemraden van den Haarlemmermeerpolder M.H.! Geeft met de meesten eerbied te kennen: de feestcommissie uit de ingezetenen der gemeente Haarlemmermeer, belast met het leiden der viering van den dag, waarop voor 50 jaren de kreet door het land weerklonk: ,, de Meer is droog!” Dat zij tot bereiking van dat doel gaarne den zedelijken en ook den stoffelijken steun van het Bestuur van den Polder zoude genieten en mitsdien de vrijheid neemt, zich te wenden tot U met het beleefd verzoek, haar door een subsidie in staat te stellen het voorgenomen feest op eene aan het gewicht der heugelijke gebeurtenis geevenredigde waardige wijze te kunnen organiseren. ’t Welk doende Namens de feestcommissie G. Knaap voorzitter E.W. Beth 1e secretaris Haarlemmermeer, 9 Juni 1902 ++
79
De zin is op dit punt niet verder afgemaakt. Overzicht periode april tot september 1881-1900 bijgevoegd waarin opgenomen neerslag en aantal gewerkte uren, niet uitgesplitst per machine, zie ook: bijlage 3 Jaarlijks overzicht van de uren waarop de stoomgemalen in werking zijn geweest. (te gebruiken als trefwoord: jaarlijks overzicht van de uren waarop de stoomgemalen in werking zijn geweest of: 8.3.).
80
192
1902 434 Ik geef U in overweging aan adressanten mede te deelen, dat ten gevolge van het niet deelnemen door het Gemeentebestuur aan het door ons geopperd plan om feest te vieren, Dijkgraaf en Heemraden in hunnen vergadering van 22 febri. 1902 besloten hebben het vijftig jarig bestaan van het Bestuur van den polder in 1906 te vieren en dat Hoofdingelanden zich daarmede vereenigd hebben, zoodat er geen termen voor ons bestaan uit de polderkas subsidie te geven. De Dijkgraaf van den Haarlemmermeerpolder Nieuw Vennep, 12 Juni 1902 Geachte Dijkgraaf Ik kan mij geheel vereenigen om geen subsidie te geven aan de feestcommissie, en ons te houden aan ons eenmaal genomen besluit. Hoogachtend, U. Ed. Dw. Dienaar A.G. Voordendag ++ 1902 477 Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Wel Edel Geb. Heeren! De Commissie van feestviering ter gelegenheid van het 50 jarig bestaan van den Haarlemmermeerpolder, neemt de vrijheid zich tot U te wenden met beleefd verzoek haar vergunning te verlenen om op 16 en 17 Juli a.s. 1 ten behoeve van de illuminatie palen te mogen aanbrengen in de bomen van de wegen te Hoofddorp; 2 een eerepoort te mogen plaatsen op een der bruggen te Hoofddorp, en 3 door middel van het motorvaartuig van Jet de Boo de schuitjes voor den gondelvaart bestemd in beweging te mogen brengen. Met de meeste hoogachting namens de Commissie voornoemd De Secretaris Hoofddorp, den 2 Juli 1902 ++ 1902 485 Advies om trent verzoekschriften Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Nummer 477
193
Dagteekening 3 Juli 1902 Van: E.W. Beth, secretaris commissie feestviering te Hoofddorp Wat door den Adressant gevraagd wordt: Adressant vraagt: 1 Palen te mogen aanbrengen in de bermen langs de wegen te Hoofddorp ten behoeve van de illuminatie. 2 Een eerepoort te mogen plaatsen op een der bruggen te Hoofddorp 3 schuitjes voor den gondelvaart bestemd met het motorvaartuig van J.A. de Boo in beweging te mogen brengen. Beschouwingen en advies omtrent het gevraagde: De heer Beth deelde mij heden mee dat besloten was het plaatsen van palen voor illuminatie en het houden van een gondelvaart niet door te laten gaan, hiervoor komt een optocht in de plaats. De eerepoort wil de commissie plaatsen op het middenjuk van de brug in de Kruisweg over de Hoofdvaart. Het is dezelfde poort die gedurende de kroningsfeesten op de dezelfde plaats heeft gestaan. Naar mijn meening bestaat tegen het verleenen van vergunning hiervoor geen bezwaar, de commissie zal zorgen, en dit moet zij ook wel doen, zal de poort goed blijven, voor voldoende wijdte en hoogte, en een eenigzins belangrijk gewicht heeft zij niet. Ik heb genoemde brug geïnspecteerd en vindt haar niet in zo’n slechten toestand, dat eenige beperking van verkeer erover, gedurende de feesten geëischt wordt. Een oude ligger die dit jaar vernieuwd zou worden, zal ik nu laten vervangen door een eiken ligger afkomstig van de draaibrug bij Leimuiden. Het is een oude brug die binnen enkele jaren geheel vernieuwd, of door een nieuwe vervangen moet worden, maar zij heeft nog zoveel vastheid dat, toen hedenochtend een groote gevulde ijzeren petroleumwagen uit Haarlem, bespannen met 2 paarden er over ging ik, staande midden tusschen 2 jukken, slechts een lichte beweging waarnam. Ik heb de eer te adviseren het verzoek toe te staan. Haarlemmermeer, 5 Juli 1902
De Opzichter J.A. Bakker
++ 1902 502 Het bestuur van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Nieuw Vennep, 9 Juli 1902 Weledelde Heeren, De Commissie, die zich te Nieuw Vennep gevormd heeft tot feestelijke herdenking van het 50 jarig bestaan van den Haarlemmermeerpolder richt bij dezen een vriendelijk verzoek tot U. Gaarne zag genoemde Commissie zich namelijk tijdens de feestelijkheden op den 22 Juli vergunning verleend, tot het plaatsen van eene eerepoort op de brug in haar dorp. Er zal zorg voor worden gedragen, dat het verkeer dien dag op de brug geene belemmering ondervindt, terwijl ook de brug zelf volstrekt geene schade zal lijden. Hopende dat U dit vriendelijk verzoek zult inwilligen, heb ik namens de feestcommissie de eer te zijn Uw dw. dnr. A. Kroes ++
194
1902 519 Advies omtrent verzoekschriften Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Nummer 501 Dagteekening 10 Juli 1902 Van A. Kroes als secretaris van de commissie tot feestelijke herdenking van het 50 jarig bestaan van den Haarlemmermeerpolder Wat door den Adressant gevraagd wordt: Om vergunning tot het op 22 Juli a.s. plaatsen van eene eerepoort op de brug in het Venneperdorp. Zullen zorgdragen dat het verkeer dien dag i.o. de brug geene belemmering ondervindt en de brug zelve geen schade zal lijden. Beschouwingen en advies omtrent het gevraagde: Bedoelde eerepoort wil men plaatsen op de brug in den Venneperweg over de Hoofdvaart. Deze brug wordt thans van eene nieuwe jukpaal, buitenlegger en leuningen voorzien, een en ander komt 15 dezer gereed. Het afverven der leuningen zou dan na afloop der feesten kunnen geschieden, zoodat ik meen dat het verzoek wel toegestaan zoude kunnen worden. Leeghwater, 12 Juli 1902
De Opzichter A. Bakker
++ 1903 Kennisgeving van den Ingenieur van het Stoomwezen dat de ketel van de locomobile no. 1 inwendig zal worden onderzocht 232. Voorstel van den Ingenieur om aan het personeel der stoomtuigen een gratificatie81 toe te kennen voor de meerdere werkzaamheden tijdens den grooten regenval in April en Mei 400. 1903 232 Stoomwezen 4e district no. 248 a
Amsterdam, 10 Maart 1903
Aan: Het Bestuur van den den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer U bij deze kennis te geven, dat de stoomketel locb. No. 1 inwendig zal onderzocht worden op Donderdag 2 April a.s. indien a.d. Leeghwater. Ik verzoek U alsdan te willen zorgen dat: 1 de ketel geheel ledig, koud, gereinigd (afgebikt) en open zij, roosterijzers en vuurbrug uitgenomen zijn; 81
Gratificaties werden regelmatig toegekend bij jubilea van de polderambtenaar, het 50 jarig bestaan van het Polderbestuur van de Haarlemmermeerpolder (1906 135), het verrichten van extra werkzaamheden bij hevige regenval, de tijdelijke inzet van personeel bij een ander gemaal of voor opzichters bij het toezicht houden van grote herstelwerkzaamheden.
195
2 de stook- en rookkanalen geheel schoon zijn; 3 weegschaal met gewicht en een schoon en stofdicht ketelpak voorhanden is. Gelieve de standplaats op te geven. De Ingenieur voor het Stoomwezen in het vierde district, A.C. van de Stadt ++ 1903 400 Haarlemmermeerpolder No. 70
Haarlem, den 20 Mei 1903
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder In verband met de drukke werkzaamheden aan de stoomtuigen in het laatste gedeelte van April en het begin van Mei ll. waarbij de Leeghwater 24, de Cruquius 12, de Lijnden 17 etmalen bijna onafgebroken doorwerkten, heb ik de eer Uw College in overweging te geven als teeken Uwer tevredenheid aan het vaste personeel bij die stoomtuigen de volgende gratificaties uit te reiken. Leeghwater: aan de machinisten elk f 15.-, stokers elk f 7.50, den smeerjongens f 4.-. Cruquius: aan de stoker f 5.Lijnden: aan den machinist Meijst f 10.Zijnde machinist Holla ziek geweest. Aan den als machinist a.d. Cruquius werkzaam geweest zijnde Wallbrink f 7.50 aan den smeerder en de stokers, behalve Wassenaar, wien een ongeval was overkomen elk f 5.Totaal tot een bedrag van f 99.De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder ++ 1904 Kennisgeving van den Ingenieur van het Stoomwezen dat de ketels van het stoomtuig Cruquius inwendig zullen worden onderzocht 295 n.a., 337 n.a. en 459 n.a. Voorstel van den Ingenieur om tot stoker 2e klasse van den Lijnden aan te stellen J.H. Wallbrink 321. 1904 321 Haarlemmermeerpolder No. 91
Haarlem, den 30 April 1904
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden v.d. Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer Uw College voor te stellen tot stoker 2e kl. aan de Lijnden te benoemen Jan Willem Wallbrink ongehuwd, oud 28 jaren, thans reeds vele jaren aldaar als los arbeider werkzaam zijnde. De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder ++
196
1905 Kennisgeving van den Ingenieur van het Stoomwezen dat de ketel van de locomobile no. 1 inwendig zal worden onderzocht 220 n.a. en 252 n.a. 1906 Kennisgeving van den Ingenieur van het Stoomwezen dat de ketels van het stoomtuig Cruquius op 23 Mei e.k. inwendig zullen worden onderzocht 299 n.a.; idem 25 Juli 415 n.a. Dankbetuiging van het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en handel voor de verleende medewerking in verband met het bezichtigen door de Chineesche missie van het stoomtuig de Cruquius 442. 1906 442 Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel
’s Gravenhage, den 28 Juni 1905
Mijne Heren, Door de Chineesche missie, waarvan een deel op 21 Mei l.l. de Cruquius bezocht, in de gelegenheid gesteld aan het bedienend personeel aldaar een kleine gratificatie te doen toekomen, kan ik U mededelen, dat de bezoekers hetgeen hen de Cruquius werd getoond en medegedeeld zeer belangwekkend hebben geacht, hetgeen wij o.a. uit hunne opmerkingen bij den verderen dag is gebleken, zoodat het bezoek aan de Cruquius, door Uwe welwillende medewerking mogelijk gemaakt zeer heeft bijgedragen tot het welslagen van het bezoek aan Haarlem. Daar de Regeering de regeling van dat bezoek aan mij had opgedragen, ligt het dan op mijn weg U namens haar zeer te danken voor de betoonde medewerking en van de gelegenheid in het bijzonder, die is verschaft om de Cruquius in actie te zien. Het is mij toch ter ore gekomen dat daarvoor in verband met in gang zijnde herstellingswerkzaamheden buitengewone maatregelen zijn nodig geweest. Met de meeste hoogachting ben ik ++ 1908 Het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel zendt voorloopige vergunning tot het gebruik van den ketel in het hulpgemaal bij den Cruquius 520 n.a. Verzoek van de Commissaris des Konings in Noordholland om bericht of de ketel in het hulpgemaal bij den Cruquius een grooter vermogen heeft dan vroeger 700. De Burgemeester van Haarlemmermeer zendt acte der vergunning voor het gebruik van den ketel in het hulpgemaal bij den Cruquius 720. 1908 700 Provinciaal Bestuur van Noord Holland 2e Afdeeling A no. 122.13837
Haarlem, 10 November 1908
onderwerp: gebruik stoomketels
197
Aan: Het Bestuur van den Haarlemmermeerpolder De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel heeft mij toegezonden eene acte van vergunning met daarbij behoorende lijst van aanteekeningen voor het gebruik van den stoomketel geplaatst bij het watergemaal de Cruquius van den Haarlemmermeerpolder. Alvorens tot de verlangde uitreiking daarvan over te gaan, heb ik de eer U te verzoeken mij te berichten of de bedoelde ketel thans grooter vermogen heeft dan de vroegere. In dit geval toch zou er sprake zijn van eene uitbreiding, als bedoeld bij punt 1 van art. 14 der Hinderwet en zou derhalve de akte niet door mij kunnen worden uitgereikt, zoolang Uw bestuur niet de noodige vergunning van Gedeputeerde Staten zal hebben gevraagd en verkregen. De Commissaris der Koningin in Noord Holland ++ 1908 720 Aan: Het Bestuur v.d. Haarlemmermeerpolder Haarlemmermeer, den 23 November 1908 No. 1576 A Onderwerp: Stoomwerktuigen Ik heb de eer U hierbij toe te zenden: eene akte van vergunning, met de daarbij behoorende lijst van aanteekeningen voor het gebruik van den stoomketel geplaatst bij het watergemaal de Cruquius in den Haarlemmermeerpolder alhier. Verder breng ik onder uwe aandacht, dat de akte van vergunning te allen tijde ter inzage van de met het toezicht belaste ambtenaren moet aanwezig zijn op eene zichtbare plaats in de nabijheid van den ketel, t.w: voor een ketel van een stoomvaartuig, in een der kajuiten en voor een vervoerbaren ketel, onder berusting van hem, die den ketel bedient; terwijl bovengenoemde lijst van aanteekeningen zorgvuldig moet bewaard blijven, ten einde die op aanvrage der vorengemelde ambtenaren onmiddellijk te kunnen vertoonen. De Burgemeester van Haarlemmermeer A. Mol ++ 1909 Mededeeling van den Ingenieur om de reden der werking der stoomtuigen op Zondag 22 Augustus 1909 614. No. 614 No. 143
Haarlem, 28 October 1909
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder
198
In de laatste vergadering van Hoofd Ingelanden is door een der leden de opmerking gemaakt, dat op 22 Aug. ll. onnoodig ’s Zondags gewerkt is en dat zulks in het algemeen, ja geregeld (9 van de 10 malen) het geval is. Wat het genoemde feit aangaat, dat is volkomen juist en waar door mij steeds getracht wordt Zondags, zooveel zulks met de belangen van den Polder te vereenigen is, niet te werken, is dit ook tot mijn leedwezen geschied. Wat is hier echter de reden van geweest? Donderdag 19 Augs. werd bij een waterstand van 5.26 M een Lijnden in werking gebracht. Vrijdag en Zaterdag werde de waterstand te 8 uur als zijnde 5.28 M. geseind, waaruit bleek dat de ééne Lijnden het water niet kon doen dalen. Zaterdag nacht regende het hard (8 mM.) en den geheelen Zaterdag bleef dit het geval (13.7 mM.) zoodat rijzing van den waterstand zeker was. Vandaar dat de Leeghwater ook in werking werd gebracht en om een oog in het zeil te houden in den middag weder waterbericht gevraagd werd. Dit luidde 5.38 M., waaruit mij bleek dat de waterstanden op Vrijdag en Zaterdagmorgen foutief waren geweest, dat door mij Vrijdag ook wel vaag vermoed was, maar welk vermoeden door het bericht van Zaterdagmorgen weggenomen was. Doordat het hevig regende en met één Lijnden de waterstand niet daalde, achtte ik het voorzichtiger de Leeghwater te laten doorwerken en het bericht van Zondagmorgen af te wachten. Dit luidde 5.60 M., waaruit mij bleek dat de Lijnden op het punt stond wegens laagwater te moeten stoppen (dit is ook geschied te 12 uur ’s middags). Ik besloot de Leeghwater direct te laten stoppen maar door de dienstregeling van de telegraafkantoren bereikte het telegram de machine eerst te 4 uur. Uit een en ander hoop ik Uw College duidelijk gemaakt te hebben dat de oorzaak van dit werken op Zondag 22 Augs. ll. in het verkeerde waterbericht op Vrijdag en Zaterdagmorgen gelegen heeft.. Wat thans de algemeene opmerking van het geregeld werken op Zondag aangaat, zoo is hiervan de onjuistheid reeds dadelijk in de vergadering betoogd, maar wellicht is het niet onnuttig dit eens in bijzonderheden na te gaan. In onderstaande staat heb ik daarom aangeteekend op hoeveel Zondagen (d.i. van ’s morgens 6 uur tot den volgenden morgen 6 uur) in het laatst afgeloopen jaar gewerkt is. Maand Januari
Gewerkt 2 (1) (2)
Stil 2
Februari
3 (3) (4) (5)
1
Aanmerkingen (1) Zondag 19 Januari Lijnden 1 in werking, Leeghwater in den middag gestopt. Waterstand 5.37, Zaterdag 5.27. (2) Zondag 26 Januari 1 Lijnden in werking waterstand 5.38, volgende dag 5.27; bij 24 uren gestopt zijn van de machine zou de waterstand Maandag niet 5.37 maar plm. 5.25 M. zijn geweest. (3) Zondag 2 Febri. 1 Lijnden en Leeghwater in werking waterstand 5.45, Zaterdag 5.42, Maandag 5.57 uit den stand van Maandag blijkt dat Zondag een der 2 machines had kunnen stoppen. Uit de geringe daling van Zaterdag op Zondag kon dit niet vermoedt worden. (4) Zondag 16 Febri. Waterstand 5.36 Maandag 5.37 van Zaterdag op Zondag viel 14 mM. water. Bij niet werken zou de waterstand Maandag plm. 5.25 zijn geweest. (5) Zondag 23 Febri. Waterstand 5.49 M. Zaterdag 5.43, Maandag 5.55 . Bij 24 uren stoppen zou de waterstand plm. 5.37 M. zijn geweest.
199
Maart
2 (6) (7)
April Mei Juni Juli Augs. Sept. Octr. Nov.
2 (8) (9)
3
Ook uit het telkens werken met 2 Lijnden blijkt dat het weder regenachtig was en dat dus uit voorzichtigheid 1 Lijnden doorgewerkt heeft. (6) Zondag 1 Maart waterstand 5.44 M., Maandag 5.45 M. Bij 24 uren stoppen zou de waterstand Maandag plm.. 5.30 M. zijn geweest. Gewenscht was het echter het laag te houden. (7) Zondag 8 Maart 1 Lijnden en Leeghwater in werking. Waterstand 5.41 M., Maandag 5.46 M. Als bewijs van groote uitzakking uit het land, moge gelden dat Donderdag nog de bedoelde machines in werking waren.
4 5 4 4 5 4 4 3 (8) Zondag 15 November 1 Lijnden en Leeghwater in werking gebracht. Waterstand 5.28. In het laatste etmaal 21.3 mM. water gevallen. Maandag 5.39 M. Er was juist Donderdag en Vrijdag gewerkt met 1 Lijnden ten einde niet weder vóór Maandag te moeten werken. (9) Zondag 22 Nov. 1 Lijnden in werking waterstand 5.30 Maandag 5.26, waarop Leeghwater in werking gebracht is. Decr. 1 (10) 3 (10) Zondag 3 Decr. 2 Lijnden en Leeghwater in werking. Waterstand 5.39 M., Maandag 5.43 M. Vanaf Donderdagavond voortdurend regen.
Uit het bovenstaande blijkt hoe onjuist de klacht van geregeld werken op Zondag was. Achteraf blijkt dat op 2 Feb. één van de 2 in werking zijnde machines had kunnen stoppen en dat dit ook op 23 Februari het geval had kunnen zijn. Toch vermeen ik dat het voor den Polder beter is geweest dat die Zondagen doorgewerkt is. Ten laatste vestig ik Uw aandacht er op dat steeds getracht wordt den waterstand op Zondag zoo te krijgen, dat dien dag niet gewerkt behoeft te worden. Bij hevigen regen op Vrijdag of Zaterdag is dit bijna niet mogelijk. Toch kan in deze richting meer gedaan worden dan nu geschiedt nl. door een of meerdere machines bij te zetten. Uit den aard der zaak zullen deze slechts zeer korten tijd (eenige uren) kunnen werken, hetgeen vermeerdering van kosten met zich mede brengt. Ik acht dit bijzetten dan ook niet gewenscht, zulks verandert echter als er een Dieselmotor aan de Leeghwater staat, daar dan zonder vermeerdering van kosten bij werking van de Lijnden, de Leeghwater kan bijgezet woerden om den waterstand voor Zondag zoo laag mogelijk te doen doen zijn. De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder ++
200
No. 18482 Haarlemmermeerpolder Bevelschrift No. 521 Dienst 1910 Hoofdstuk II
De Penningmeester van den Haarlemmermeerpolder, zal aan de American Petroleum Company Wegens levering van 600 liter Petroleum ten behoeve der verlichting van de bruggen in de afdeeling Cruquius
Art. I der
somma van Negen en veertig gulden vijftig centen.
Begrooting
volgens
f 49.50
Zullende dit mandaat, behoorlijk voldaan geteekend, en de bovengemelde bescheiden daarnevens bijgevoegd zijnde in zijn rekening worden geleden.
Geregistreerd
De Penningmeester Haarlem, den 18 Juli 1910 vaceert tot betaling des Maandags van Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder, elke week, aan de Secretarie van den Polder, op den Jansweg te Haarlem, van ’s morgens 10 tot 1 uur. Geleverd door de American Petroleum Company den inhoud van den lastbrief No. 1 b, waarvoor gedeclareerd is en verschuldigd zestien gulden vijftig centen Haarlem, 21 April 1910 De Ingenieur, NB. De rekening behoort tusschen den eersten en vijfden Mei 1910 franco ingeleverd te worden aan de Secretarie van den Polder te Haarlem. Posten waarvoor geen bons zijn overgelegd, worden geschrapt. Haarlem, den 23 April 1910 Het Bestuur den H. meer Polder Aan American Petroleum Company Depôt Haarlem
Debt.
Voor aan U Ed. geleverd a.h. stoomtuig Cruquius
82
Deze nota is opgenomen in de vaste collectie van museum de Cruquius, vergelijkbare nota’s: No. 2b dd. 21 April 1910 voor een bedrag van f 16.50 en No. 9 b dd. 29 Juni 1910 eveneens voor een bedrag van f 16.50
201
1910 Jan. 12 Maart 9
200 lit. Prima Am. Petroleum à 8 ¼ ct. 200 lit. Prima Am. Petroleum à 8 ¼ ct.
f 16.50 f 16.50
f 33.-
Haarlem, den 2 Juli 1910 Het Bestuur van den H. meer Polder Aan American Petroleum Company Depôt Haarlem
Debt.
Voor aan U Ed. geleverd a.h. stoomtuig Cruquius 1910 Mei 6
200 lit. Prima Am. Petroleum à 8 ¼ ct.
++ 1910 614 Haarlemmermeerpolder No. 165
f 16.50
Haarlem, den 26 September 1910
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Naar aanleiding van het verzoekschrift van de N.V. Stoomboot Maatschappij Carsjens tot het toestaan van eene snelheid van 210 M per minuut voor vaartuigen, welke een dagelijkschen en geregelden passagiersdienst door de Ringvaart uitoefenen, heb ik de eer Uw College het volgende mede te deelen. Tot nu toe heb ik Uw College steeds in afwijzenden zin op dergelijke verzoeken geadviseerd, omdat deze grootere snelheid voor alle vaartuigen en op de gehele lengte van de Ringvaart moest gelden en het is nog mijne mening dat tegen een dergelijke algemeene verhooging van het maximum bezwaar bestaat. Hebben echter de vaartuigen minder diepgang en is de dwarsdoorsnede zooals bij passagiersbooten het geval is, niet ongunstig dan bestaat voor deze m.i. geen bezwaar de maximum snelheid op enkele gedeelten van de Ringvaart, waar deze het diepst is, te vehoogen. Ten einde zulks te kunnen beoordeelen is door mij een proeftocht met een der booten van de Maatschappij Carsjens gemaakt en is mij daarbij gebleken, dat tegen verhooging van de max. snelheid tusschen het Nieuwe Meer en de Oude Wetering tot 200 M. per minuut voor dergelijke vaartuigen geen bezwaar bestaat. In verband hiermede heb ik de eer Uw College in overweging te geven in art. 40 nog de volgende alinea op te nemen. In enkele gedeelten van de Ringvaart kunnen door Dijkgraaf en Heemraden voor bepaald aangeschreven vaartuigen, welke meer uitsluitend voor passagiersdiensten en dagvaart bestemd zijn, onder de door hen te stellen voorwaarden eene grootere snelheid dan hierboven is aangegeven, worden toegestaan. De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder ++ 1911
202
Circulatiestaat betreffende de opgaaf van den Opzichters van hetgeen door de polderbeambten in hunne afdeeling betaald wordt aan contributie van ziekte en begrafenisfonds 12483. Kennisgeving van den Hoofd Ingenieur van het Stoomwezen dat de ketel van den locomobile aan den Leeghwater 25 September a.s. inwendig zal worden onderzocht 539 n.a. Als voren van het hulpgemaal aan den Cruquius op 26 September a.s. 540 n.a. Verzoek van den kerkvoogden der Ned. Herv. kerk te Spaarndam om een bijdrage in de kosten van restauratie van een gedenkraam in het kerkgebouw gewijd aan de nagedachtenis van den heer Cruquius 77284. 1911 772 Aan: Heeren Hoogheemraden van den Haarlemmermeerpolder Ondergetekende heeft de eer zich namens de kervoogden der Herv.Gem. tot Uw hooggeacht College te wenden met het volgende vriendelijk verzoek. Het zal U wellicht bekend zijn dat alhier in ons oude kerkgebouw het graf bevindt van Nicolaas Samuël Cruquius. Deze verdienstelijke man, teekenaar van den prachtige atlas van Delfland (1712), schrijver van belangrijke rapporten (voorkomende in de resolutien van Holland), vervaardiger van zonnewijzers (cf. tafelen van op- en nedergang, Leiden 1727), die voor zijn plannen zeker een groote stoot heeft gegeven tot het droogmaken van den Haarlemmermeerpolder, heeft zelf een grafschrift vervaardigd waarin hij zich ook noemt geadmitteerd landmeter, mercuriae, examinateur der O.I. stuurlieden te Delft, lid van de Koninkl. Soc. der Wetensch. te London, lid van Konst. Genootschap te Haarlem, school te Spaarndam, geb., 2 Dec. 1678, gestorven 5 Febr. 1754. Cruquius noemt zich van neef van Graaf Willem van Holland, Roomsch Koning. De grafzerk die deze omschrijving bevat & de kelder van ruim 3 meter lengte is nog geheel gaaf maar moet opgewerkt worden. Met name boven het graf moet volgens oude stukken een gedenkraam geweest zijn, een schenking van het college van Hoogheemraden en Heeren dijkgraven o.a stond hierin het wapen van graaf Willem; nog wordt onderzocht wat het verder bevatte. Kerkvoogden vatten het plan op om bedoeld graf te restaureren en hebben zich daarom tot het College Hoogheemraden van Rijnland gewend, bedoeld college was zoo vriendelijk om het graf een som van f 400.- toe te staan op voorwaarde dat het gedenkraam ook wordt aangebracht waardoor […] van ouds college geschonken. De kerkvoogdij is zelf niet bij machte het het werk ter hand te nemen aangezien de fondsen daartoe ontbreken en de gemeente arm is. Toch heeft de gemeente dit jaar het hare gedaan, door de kerk, die ’t zeker waard is geheel en al op te knappen. Hij zou het zeker op hoogen prijs stellen als de kerk wederom geheel werd teruggebracht in de toestand van vroeger eeuwen. Daarom nemen de kerkvoogden de vrijheid zich tot uw hoog geachte college te wenden met het vriendelijk verzoek of […] zoo vriendelijk zoudt willen zijn het gedenkraam weder te willen schenken. De afmeting van het raam is niet zoo groot. Kerkvoogden zijn van mening al het mogelijke in het werk te moeten stellen om de nagedachtenis van zeer zeker beroemden man hoog te houden! Hopend dat uw College ons wil steunen verblijft hij, met de meeste hoogachting
83
Deze staat heeft geen betrekking op personeel van het stoomgemaal Cruquius maar op personeel van de afdeling Aalsmeer en met name de brugwachters en kantonniers. 84 Deze brief wordt aan de orde gesteld in de vergadering van Hoofd-Ingelanden dd. 10 April 1912 no. V (te gebruiken als trefwoord: 10 April 1912).
203
(get.) pres. kerkvoogd P.s. Verschillende couranten o.a. Nieuw Rotterdamsche Courant van 10 Nov. 1911, Haarlemsch Dagbld e.a hebben artikelen gewijd aan Cruquius. Ik stel u voor om alvorens een bedrag vast te stellen te informeren wat zo’n gedenkraam zal kosten Haarlem 12 December 1911 ++
De dijkgraaf
1912 Toekennen van een pensioen aan personeel der stoomtuigen 670. Verzoek van Burgemeester en Wethouders van Haarlemmermeer om den staat der stoomtuigen van onzen polder te verifieeren 727. 1912 670 Haarlemmermeerpolder No. 255
Haarlem, den 25 October 1912
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer Uw College voor te stellen met 1 Maart a.s. eervol te ontslaan 1 J. Halbrink, chef van smeerdienst v.d. Lijnden 2 A. Wassenaar, stoker a.d. Cruquius Zij zijn beiden thans 69 jaar oud en hebben resp. 47 en 48 jaren dienst bij den Polder. Verder meen ik U in overweging te moeten geven aan Hoofd Ingelanden voor te stellen hun pensioen resp. te bepalen op 2/3 van f 14.50 = f 9.66 en 2/3 van f 12.- = f 8.- per week. Wel bedraagt het loon van Wassenaar slechts f 11.-, maar al bestond er in 1906 aanleiding om zijn loon niet meer te verhoogen, zoo komt het mij voor dat er echter geen reden is om hem niet een pensioen te verleenen over het volle loon dat hij gehad zou hebben, als hij aan een van de andere machines was werkzaam geweest. De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder ++ 1912 727 Gemeente Haarlemmermeer S No. 1/2 Uitvoering Stoomwet
Hoofddorp, 1 December 1912
Aan: Het bestuur van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem Met het oog op het bepaalde bij Prov. Blad no. 22 van 1851 en no. 98 van 1873, hebben wij de eer Uw College bij dezen beleefd uit te noodigen bijgaande staat, inhoudende het aantal
204
stoomtuigen in gebruik bij uwen polder, wel te willen verifieren en ons daarna weder – indien noodig aangevuld of verbeterd- terug te zenden. Burgemeester en Wethouders van Haarlemmermeer Mol, burgemeester Rinkel, secretaris ++ 1913 Voorstel van den Ingenieur om den stoker G.J. van Nieuwkoop van de Leeghwater naar de Cruquius en den stoker L. Rinkel van de Leeghwater als smeerder naar den Lijnden 42. Kennisgeving van den Hoofd Ingenieur van het Stoomwezen om op 17 en 26 Maart de ketels van het stoomgemaal de Cruquius voor een inwendig onderzoek gereed te hebben 140 n.a. Kennisgeving van den Hoofd Ingenieur van het Stoomwezen dat de ketels van den Cruquius in Julij en die van den Lijnden in de eerste helft van Juni inwendig zullen worden onderzocht 144 n.a. Voorstel van den Ingenieur om de oude locomobile aan den Leeghwater die belangrijke herstelling zou moeten ondergaan te verkopen 220. De Hoofd Ingenieur van het Stoomwezen verzoekt terugzending der acte van vergunning betreffende de ketel van de locomobile aan den Leeghwater met opgaaf aan wien de locomobile is verkocht 325 n.a. Bericht van den Hoofd Ingenieur van het Stoomwezen omtrent het inwendig onderzoek der ketels van den Cruquius 411 n.a. Nader bericht omtrent de tijdstippen van het inwendig onderzoek der ketels aan den Cruquius 424 n.a. Nader bericht van gelijke strekking 440 n.a. Kennisgeving van den Hoofd Ingenieur van het Stoomwezen dat de ketel van het hulpgemaal van de Cruquius op 23 September 1913 inwendig zal worden onderzocht 546 n.a. De Burgemeester van Haarlemmermeer zendt een staat van het aantal stoomtuigen ter verifieeren 75685. 1913 42 Haarlemmermeerpolder No. 4
Haarlem, den 15 Januari 1913
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer Uw College voor te stellen met 1 maart a.s. 1 den stoker G.J. van Nieuwkoop te verplaatsen van den Leeghwater naar de Cruquius, 2 den stoker L. Rinkel, thans aan de Leeghwater, als smeerder te plaatsen aan de Lijnden. Een en ander ter voorziening in de dan open te vallen plaatsen van Wassenaar en Wallbrink86. De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder ++ 85
inhoud idem als 1912 727 (te gebruiken als trefwoord: 1912 727 of: Hoofddorp, 1 December 1912) zie ook 1914 532. Zie ook: bijlage 2 Personeelsoverzicht per jaar inclusief de verdiensten per week 1861 – 1933 (te gebruiken als trefwoord: bijlage 2 Personeelsoverzicht per jaar inclusief de verdiensten per week of: 8.2.) .
86
205
1913 220 Haarlemmermeerpolder No. 73
Haarlem, den 17 Maart 1913
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden v.d. Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer Uw College voor te stellen de locomobile aan de Leeghwater, welke een zeer belangrijke herstelling zou moeten ondergaan, te verkoopen, aangezien zij nu niet meer geregeld elk jaar gebruikt behoeft te worden en het in voorkomende gevallen het goedkoopst zal zijn een locomobile te huren. De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder ++ 1915 Voorstel van den Ingenieur om aan het personeel van de Leeghwater 2 stuk ketelpakken per jaar te verstrekken 3. 1915 3 Haarlemmermeerpolder No. 3
Haarlemmermeer, den 4 Januari 1915 (Hoofddorp)
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden vd. Haarlemmermeerpolder Aangezien de ondervinding geleerd heeft, dat de werken met een Dieselmotor minder zindelijk is dan met een stoommachine, heb ik de eer Uw College voor te stellen het personeel a.d. Leeghwater in plaats van een, twee ketelpakken per jaar te geven. De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder ++ 1916 Verzoek van den Directeur der Gemeentewaterleiding te Amsterdam om vergunning tot het nemen van monsters uit de peilbuizen der diepboring op het terrein van de Cruquius 144. Verzoek van J. van Oijen nachtwacht aan den Cruquius wegens hoogen leeftijd om eervol ontslag met toekenning van eenig pensioen 536 Advies hieromtrent 541 van de opzichter en 561 van het bestuur, stemt in met het voorstel. Voorstel van den Ingenieur om tot nachtwacht aan den Cruquius aan te stellen J. Leemslag 608. 1916 144 Gemeentewaterleidingen No. 691/ 8 G.W.
Amsterdam, 23 Februari 1916
Onderwerp: vergunning tot het doen nemen van monsters water
206
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlemmermeer (Hoofddorp) Ik heb de eer U te verzoeken mij wel vergunning te willen verlenen tot het doen van monsters water uit de peilbuizen der diepboring op het terrein van den polder bij het stoomgemaal de Cruquius. De Directeur der Gemeentewaterleidingen J. H. Keizer wnd. ++ 1916 536 no. 12
Cruquius, 2 October 1916
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden v.d. Haarlemmermeerpolder te Hoofddorp Namens den nachtwacht J. van Oijen heb ik de eer beleefd te verzoeken aan hem met ingang van 1 November a.s. eervol ontslag te willen verleenen met toekenning van eenig pensioen. Hij is in Mei 1900 in dienst getreden en heeft tot heden getrouw zijn plicht vervuld. Hij is ruim 78 jaar oud en heeft dit verzoek tot mij gericht omdat hij niet kan schrijven. De opzichter J. de Raat ++ 1916 541 Haarlemmermeerpolder No. 135
Haarlemmermeer, den 4 October 1916 (Hoofddorp)
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden v.d. Haarlemmermeerpolder Naar aanleiding van het verzoek van J. van Oijen, nachtwacht a.d. Cruquius om eervol ontslag met 1 November a.s., heb ik de eer Uw College voor te stellen hem dat te verlenen. Wat zijn verzoek inzake het ontvangen van eenig pensioen aangaat, breng ik onder Uw aandacht dat de betrekking van nachtwacht aan de machine niet voorkomt in de verordening tot regeling der jaarwedden en dat hij mitsdien geen recht op pensioen heeft. Dat zijne betrekking niet in eerstgenoemde verordening voorkomt, is geheel toevallig en alleen het gevolg dat de nachtwachts aan de machines niet in de begroting genoemd worden, daar hun loon verantwoord wordt onder het tijdelijk personeel. Nu het gevolg van dit niet voorkomen in de Verordening tot regeling der jaarwedden voor deze soort nachtwacht is, dat zij geen recht op pensioen hebben, is het voor de goede orde gewenscht dat in deze een positieve beslissing genomen wordt. Naar mijn bescheiden meening is er geen reden waarom de nachtwachts bij de bruggen en ponten wel en de nachtwachts bij de machines niet gepensioneerd zouden worden, waarom ik Uw College in overweging zou willen geven deze ook in de Verordening tot regeling der jaarwedden op te nemen. Wat het geval van Oijen aangaat, hierin kan ik evenals indertijd bij V.d. Vis, gewezen nachtwacht v.d. brug bij Lisse, alleen Uw liefdadigheid inroepen.
207
Daar hij ruim 16 jaren lang getrouw zijn plicht heeft vervuld en nu op 78 jarigen leeftijd dit niet meer kan doen, is er wel iets voor te zeggen om hem gedurende zijn laatste levensjaren een kleine ondersteuning te geven. Bij aldien hierbij de pensioenverordening als richtsnoer wordt genomen, zou het bedrag eventueel op 16/50 x f 7.- = f 2.24 per week gesteld kunnen worden. De Ingenieur van den Haarlemmermeer P.S. in gevolge art. 8 van de Verordening worden de bedragen tot guldens naar boven afgerond. Bij toepassing van dit artikel zou het bedrag mitsdien f 3.- per week worden 6/11/16 ++ 1916 608 Haarlemmermeerpolder No. 162
Haarlemmermeer, den 7 November 1916 (Hoofddorp)
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden vd. Haarlemmermeerpolder Ik heb de eer Uw College voor te stellen te benoemen: A. tot nachtwacht aan de draaibrug bij Heemstede A. Jansen, oud 37 jaar op een loon van f 7.70 per week. B. tot nachtwacht aan de Cruquius J. Leemslag, oud 58 jaar op een loon van f 7.- per week. Beiden onder voorbehoud dat zij geneeskundig worden goedgekeurd. De Ingenieur van den Haarlemmermeerpolder ++ 1917 Verzoek van de Soc. Democratische Jeugd Org. te Haarlem om met een gezelschap van plm. 30 personen op Zondag 30 September 1917 de Machine Cruquius te mogen bezichtigen87 577 n.a. Voorstel van den Ingenieur om de gebouwen enz. van de Leeghwater onder toezicht van den Opzichter J. de Baat te brengen en tevens den Hoofdvaart met de daarover liggende bruggen van de Leeghwater tot en met den Venneperweg tot de Afdeeling Cruquius te brengen 606. 1917 606 Haarlemmermeerpolder No. 217/ 28
Haarlemmermeer, den 25 September 1917 (Hoofddorp)
Aan: Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder
87
De stoomgemalen bleven door de jaren heen hun aantrekkingskracht behouden, zie ook 1906 442 en 1907 39. In 1907 bezocht het Medisch Natuur- en Geneeskundige Congres gehouden te Leiden de Cruquius.
208
Het komt mij gewenscht voor de gebouwen enz. van de Leeghwater onder toezicht van den opzichter de Baat te brengen. Mitsdien heb ik de eer Uw College beleefd voor te stellen deze wijziging tusschen de afdeelingen Cruquius en Aalsmeer te brengen en tevens de Hoofdvaart met de daarover liggende bruggen van de Leeghwater tot en met den Venneperweg tot de Afdeeling Cruquius te brengen. De Ingenieur ++
209