“Haal eruit wat er in zit!”
Maatgericht handelen op Baken Stad College
Colofon
Baken Stad College, vmbo school in Almere wil kwalitatief goed en passend onderwijs geven aan alle leerlingen. Ondanks de aanwezigheid van informatie over leerlingen, blijkt dat het onvoldoende lukt om, vooral in de theoretische lessen, het handelen van de docent af te stemmen op de onderwijsbehoeften van de leerlingen.
Het onderzoek wordt uitgevoerd en deze brochure is samengesteld met subsidie vanuit de SLOA regeling, VO-Raad, Utrecht.
Baken Stad College wil daar verandering in brengen: “Haal eruit wat erin zit!” Door het docenthandelen meer af te stemmen op de individuele behoeften van leerlingen, kan beter maatwerk worden geleverd. Dit maatwerkgericht handelen vraagt om informatie over leerlingen en de deskundigheid van docenten om deze informatie om te zetten in handelen afgestemd op de leerling.
Voor meer informatie over het SLOA project “Haal eruit wat erin zit!” kunt u contact opnemen met Baken Stad College, Sonja Lensen of Tijmen Schipper (www.hetbaken.nl) of Oberon, Ditte Lockhorst (www.oberon.eu).
Deze brochure is samengesteld door: Baken Stad College: Sonja Lensen Tijmen Schipper Gerard Roos
Aansluiten bij leerlingen Informatie over leerlingen
Docentprofessionalisering
Het onderzoek wordt uitgevoerd op en door Baken Stad College Almere in samenwerking met Oberon, onderzoeks- en adviesbureau voor het onderwijs te Utrecht.
Kwalitatief goed en passend onderwijs voor alle leerlingen
Handelen van docenten
Baken Stad College voert samen met onderzoeksbureau Oberon een SLOA project uit op school. Met de SLOA-regeling kunnen scholen een aanvraag indienen voor bekostiging van een R & D project. Uitgangspunt hierbij is dat de subsidie wordt ingezet voor het onderzoeksdeel van het project; het ontwikkeldeel wordt door de school bekostigd. In deze brochure worden de resultaten van de eerste fase van het project gepresenteerd. In deze fase is de uitgangssituatie van Baken Stad College met betrekking tot maatwerkgericht handelen in kaart gebracht. Wat gebeurt er al in school en hoe denken docenten en leerlingen over maatwerkgericht handelen.
Oberon: Ditte Lockhorst Eelco van Aarsen Marjolein Verkammen Miriam Walraven Almere/Utrecht, februari 2012
Hoe verder?
Wat is maatwerkgericht handelen?
In de volgende fase van het SLOA project staat het ontwerp van maatgericht docenthandelen centraal. In de kernteams vmbo-tl en vmbo-bb/kb wordt de beschikbare informatie over de aankomende leerlingen verzameld en geanalyseerd. De inzet is te komen tot een efficiënte en effectieve procedure voor het ontsluiten van beschikbare informatie en het selecteren van zinvolle informatie. Op basis van de geselecteerde informatie wordt in de kernteams gezamenlijk een plan voor maatwerk gericht handelen voor de aankomende leerlingen gemaakt.
Activiteiten van docenten die aansluiten op de leerbehoefte van de individuele leerling gericht op het positief beïnvloeden van het leren van de leerling.
Dit zal gebeuren in vier bijeenkomsten per kernteam onder leiding van de teamleider, docentonderzoeker en onderzoekers van Oberon. In deze bijeenkomsten worden de resultaten van onderzoeksfase 1 besproken en meegenomen in het opstellen van de procedure en het maatwerkplan. In schooljaar 2012/2013 gaan de docenten van beide kernteams werken met de plannen voor maatwerkgericht handelen in leerjaar 1. Ter ondersteuning zullen wederzijdse observaties door docenten en intervisiebijeenkomsten plaatsvinden. Aan het einde van 2012 zal een evaluatie plaatsvinden. Docenten en leerlingen worden dan bevraagd op ervaren effecten. Ook worden dan weer de vignetten afgenomen om te kijken of het maatwerkgericht handelen is veranderd.
Het SLOA onderzoek op Baken Stad College
Waar willen docenten naar toe?
Docentonderzoekers, projectteam en onderzoekers van Oberon werken aan een onderzoek met als centrale vraag:
Behalve dat docenten dus graag willen werken aan de eigen professionalisering op het gebied van maatwerkgericht handelen, zien zij ook mogelijkheden tot verbetering in de randvoorwaardelijke sfeer.
Hoe kunnen docenten het eigen handelen afstemmen op de onderwijsbehoeften van leerlingen, gebruikmakend van beschikbare gegevens over deze leerlingen? In de eerste fase van het onderzoek wordt de uitgangssituatie in kaart gebracht. Hoe ziet het maatwerkgericht handelen er nu uit in school en welke leerling gegevens zijn beschikbaar? In de tweede fase wordt in een pilotgroep van docenten (2 kernteams) een procedure ontwikkeld voor het goed ontsluiten van gegevens over leerlingen en een plan opgesteld voor maatwerkgericht handelen in leerjaar 1. Dit plan wordt uitgevoerd en geëvalueerd in schooljaar 2012/2013. Daarna wordt het maatwerkgericht handelen verder verbreed in school en vindt koppeling plaats met opbrengstgericht werken. Docenten gaan op onderzoek matige wijze het eigen handelen bij leerlingen evalueren.
Kennisdeling De docenten zien in SOM een goede mogelijkheid om nuttige en beschikbare informatie over leerlingen beschikbaar te stellen, mits men voldoende rechten krijgt. ‘Met een druk op de knop’ zou informatie uit verschillende bronnen op te vragen moeten zijn. Het opstellen van de handelingsplannen vraagt alleen maar veel tijd en wordt niet als zinvol ervaren. Sommige docenten vinden dat de informatieverzameling over de individuele leerling meer de verantwoordelijkheid zou moeten zijn van de vakdocenten. Anderen willen graag naar een intervisie-achtige aanpak waarin uitwisseling over succesvolle aanpakken centraal staat. De situatie in de klas Zowel leerlingen als docenten ervaren de situatie in de klas vaak als onrustig. Dit bemoeilijkt het maatwerkgericht handelen. Er zijn suggesties gedaan voor wijziging in de organisatie van het onderwijs: Leerlingen zouden al veel eerder moeten kunnen door- of afstromen Alle docenten worden verantwoordelijk voor een kleine groep (ca. 12) leerlingen waarmee begeleidingsgesprekken worden gevoerd. Het mentoraat is dan niet meer gekoppeld aan een klas met een mentor, maar alle docenten worden verantwoordelijk gemaakt. Zo krijgt ook de middengroep leerlingen de gewenste aandacht.
De rol van de schoolleiding
Methode van onderzoek: beschrijven uitgangssituatie
De school heeft een heldere visie op onderwijs, ook op maatwerkgericht handelen. De doorvertaling van de visie naar de praktijk van de klas is niet optimaal, ervaren door zowel docenten als schoolleiding. Veel docenten (75%) ervaren onvoldoende stimulans vanuit de schoolleiding om maatwerkgericht te handelen. Docenten willen vooral meer tijd, training en scholing en ruimte voor intervisie.
Voor het vaststellen van de uitgangssituatie is gekeken naar: Welke leerling gegevens zijn beschikbaar in school? Welke informatie over leerlingen hebben docenten en hoe gebruiken ze die in hun onderwijs? Wat vinden docenten en leerlingen van maatwerkgericht handelen in school? Wat doen docenten nu aan maatwerkgericht handelen?
Binnen de krappe financiële ruimte zijn er toch mogelijkheden voor de schoolleiding het proces te ondersteunen: Opbrengstgericht werken; evaluatie van onderwijs, ook bij leerlingen Intervisie en collegiaal overleg faciliteren, ondersteunen en stimuleren Scholing en training; maatwerkgericht handelen onderdeel maken van de gesprekscyclus in het kader van professioneel personeelsbeleid Zoeken naar financiële ruimte; subsidies Duidelijk beleid en visie uitzetten naar docenten toe.
Dataverzameling Er is op verschillende manieren data verzameld. In oktober 2011 is een vragenlijst onder alle docenten van Baken Stad College uitgezet. In deze vragenlijst is de docenten gevraagd welke informatie zij hebben over leerlingen, welke informatie zij gebruiken om het eigen onderwijs vorm te geven en op welke manier zij maatwerkgericht handelen. De vragenlijst is door 59 docenten ingevuld, een respons van 81%. In december 2012 zijn interviews gehouden met 12 docenten en 3 leerlingen. In deze interviews is diepgaander gesproken over het maatwerkgericht handelen van docenten en hoe informatie over leerlingen hierbij een rol speelt of zou kunnen spelen. Eveneens zijn in december 2012 vignetten afgenomen bij 9 docenten. Vignetten zijn korte systematisch uitgewerkte beschrijvingen van concrete situaties waarin bepaalde kenmerken zijn verwerkt. De vignetten van Baken Stad College bestonden uit representatieve casussen waarin kenmerken van leerlingen werden verwerkt en waarbij de docenten zijn gevraagd aan te geven hoe men zou handelen in de specifieke lessituatie.
Beschikbare gegevens over leerlingen in school Hoge prestatiemotivatie Gegevens basisschool
“Warme overdracht” met TM Gegevens in digidoor (samenvatting in leerlingdossiers): -Eindtoets/Cito-score -Niveau advies -Doublures -schoolverzuim -(externe) begeleiding -bijzonderheden thuissituatie -medische aspecten -faalangstigheid -prestatie motivatie -emotionele stabiliteit -werkhouding Didactische gegevens: -Lezen, spelling, taalgebruik, rekenen, motoriek, leervoorwaarden. -Toetsscores op: -Begrijpend lezen -Rekenen en wiskunde -Spelling -Technisch lezen
Extra begeleiding Werk controleren en fouten opnieuw maken (om probleem te achterhalen)
Gegevens in SOM -Geen basisschool gegevens zichtbaar voor docenten wel voor TM’s.
Gegevens bij docenten
Lage prestatiemotivatie
Lage capaciteit Eventuele Lwoo-indicatie/ zorggegevens: -PCL-gegevens -Intelligentieniveau NIO-gegevens -Onderwijskundig rapport -Gedragsobservaties -Psychologisch onderzoek -Informatie Leerlinggebonden Financiering
Gemiddelde capaciteit
Hoge capaciteit Gegevens in dossiers: -NAW-gegevens -Niveau Advies -Didactisch dossier (zie gegevens digidoor). -Extra hulp gewenst op vakgebieden: lezen, spelling, taalgebruik, rekenen, motoriek, leervoorwaarden, Leerlingvolggegevens, toetsscores.
Handelen van docent: -Mentor maakt Handelingsplan voor Lwoo-leerling in overleg met orthopedagoog -Mentor informeert lesgevers over opvallende cogntitieve- en gedragskenmerken -Mentor houdt met leerlingen, vakdocenten en ouders gesprekken over de voortgang. -Vakdocenten ontvangen een nieuwsbrief van de mentor en worden zo op de hoogte gesteld van belangrijke leerlingkenmerken. -Vakdocenten handelen veelal op basis van eigen waarnemingen/percepties als het gaat om de zorgbehoefte (67%), de gemoedstoestand van de leerling (87%), de thuissituatie (80%), en de vakgerelateerde zaken (97%). Bron: resultaten docenten-enquête -Veel leerling-informatie wordt verkregen via informele uitwisseling met collega’s.
Leerling verplaatsen (dicht bij bureau van docent voor extra begeleiding Motiveren en stimuleren Werk controleren en fouten opnieuw maken (om probleem te achterhalen) Meer verdiepingsstof Meer verdiepingsstof Andere leerlingen laten helpen Motiveren, stimuleren en uitdagen Bij negatieve invloed van klas op leerling: in gesprek gaan met leerling
Randvoorwaarden Docenten ervaren dat het veel tijd kost om extra lesmateriaal te zoeken en te ontwikkelen waarmee tegemoet gekomen kan worden aan de individuele onderwijsbehoeften van leerlingen. Veel van dit werk moet in eigen tijd gebeuren. De school heeft een tekort aan ICT faciliteiten en de beschikbare middelen zijn zonder goed plan ingezet. De computers staan geconcentreerd in een lokaal in plaats van verspreid over de lokalen. Dit bemoeilijkt het inzetten van de computer om extra leerstof aan te bieden. Aangeschafte methoden blijven onderbenut als verrijkingsmateriaal door gebrek aan smartboards.
Maatwerkgericht handelen van 9 docenten Negen docenten hebben bij acht kort beschreven lessituaties aangegeven hoe ze maatwerkgericht zouden handelen. De lessituaties beschrijven gedrag en houding van leerlingen die verschillen op cognitieve capaciteit en prestatiemotivatie.
Welke informatie hebben docenten? Docenten vinden dat zij een goed beeld hebben van hun leerlingen. Van alle docenten zegt 70% voldoende te weten van leerlingen om
maatwerkgericht te handelen. Bijna alle docenten weten van een groot deel van de leerlingen hoe gemo-
Docenten blijken een breed handelingsrepertoire te hebben. Het handelen van de docent is vooral gericht op het individu en veel minder op de klas als geheel en vindt vooral plaats in de klas. Het docent handelen is een directe reactie op de situatie die zich voordoet en gebeurt vooral in het moment en nauwelijks op basis van vooropgestelde planning, inzichten of visie. Het handelen gebeurt op basis van ervaring of gevoel en veel minder op basis van kennis.
Het vaakst passen docenten het eigen handelen aan door leerlingen te motiveren, stimuleren en/of uit te dagen. Daarnaast bieden docenten relatief vaak extra begeleiding aan de leerling en worden leerlingen beloond. De docenten verschillen sterk in de manier waarop zij hun handelen afstemmen op de leerling. Zes docenten kiezen vooral voor motiveren, stimuleren of uitdagen, terwijl drie andere docenten vooral inzetten op belonen of in gesprek gaan met de leerling over leerbehoefte en -gedrag. Wanneer het lessituaties betreft waar het gaat om het vormgeven van samenwerken van leerlingen met verschillende samenwerkingsstijlen, dan blijken de docenten op hele verschillende manieren de samenwerking te organiseren, van het samenstellen van heterogene groepjes tot het zelf door de leerling laten samenstellen van groepjes of loting.
De tabel hiernaast geeft het handelen van de docenten weer ten aanzien van leerlingen die verschillen van elkaar op cognitieve capaciteit en prestatiemotivatie. Het gaat hier om relatief handelen, dat wil zeggen dat weergegeven handelen bij een betreffend leerlingtype relatief vaker voorkomt dan bij ander typen leerlingen.
tiveerd ze zijn, hoe ze reageren op correctie, en hoe hun werkhouding is. Ook weet meer dan 80% hoe goed leerlingen kunnen samenwerken, hoe de meeste leerlingen presteren in hun vak en of leerlingen behoefte hebben aan extra individuele instructie. Minder weet men over de thuissituatie, het reken/ wiskunde- niveau, leerstijl en taalniveau (Nederlands). Docenten in de praktijkvakken blijken volgens de enquête meer tevreden over hun kennis over de leerlingen dan docenten in de theorievakken. Wel weten theorie-docenten meer over het taal- en rekenniveau van leerlingen. Docenten met veel ervaring als VO-docent zeggende enquête meer te weten over hun leerlingen dan minder ervaren collega’s.
Hoe komen de docenten aan informatie over de leerlingen? De docenten weten het meest van leerlingen door hun eigen observaties, door eigen toetsen en door de leerling zelf. Vooral leerlingen die in positieve of negatieve zin opvallen, zijn in beeld. Van de ‘middenmoot’ is veel minder bekend.
HOE
...?
? . . . E I W
Met wie wordt deze informatie gedeeld? Informatie over leerlingen wordt weinig met collega’s gedeeld. Vakdocent en mentor overleggen over laag presterende leerlingen, vooral met de bedoeling om de leerling Keuze Werk Tijd-uren te laten volgen In teamvergaderingen wordt vooral gesproken over gedrag, inzet en houding van individuele leerlingen. De inzichten blijven vooral ‘in de hoofden’ van de docent en wordt niet verspreid of vastgelegd.
Welke informatie hebben docenten? Informatiebronnen in school die weinig door docenten worden geraadpleegd:
Leeringvolgsysteem SOM: nog onvoldoende gevuld, onvoldoende gebruiksrechten Handelingsplannen LWOO leerlingen: veel werk, worden weinig gebruikt, lijkt meer verantwoordingsinstrument Papieren dossiers: bevatten weinig informatie over de niet-LWOO’ers en leerlingen zonder gediagnosticeerde beperking. Digidoor: digitaal niet openbaar voor docenten; print met belangrijke leerling informatie zit wel in papieren dossier Nieuwsbrief: wordt niet altijd verspreid en geeft weinig informatie over benodigde inhoudelijke begeleiding van leerlingen.
Gedachten van docenten over maatwerkgericht handelen Uit de enquête blijkt dat de helft van de docenten hun aanpak wil aanpassen aan groepen leerlingen binnen hun klas. Ruim een derde ziet meer in een individuele benadering, waarbij ingespeeld wordt op de behoeften van elk individueel kind. Ruim 80% van de docenten vindt maatwerkgericht handelen voor hun vakgebied(en) belangrijk en ruim driekwart vindt het voor hun vakgebied goed mogelijk. Ruime de helft (52%) vindt dat zij hun handelen voldoende afstemmen op de onderwijsbehoeften van de leerlingen, terwijl 22% vindt dat ‘we dit als school’ te weinig doen.
Perceptie van docenten op eigen maatwerkgericht handelen Veel docenten geven aan het eigen onderwijs aan te passen op hetgeen ze van de leerling weten. Docenten ervaren vooral verschillen tussen leerlingen in werkhouding en tempo. Laag presterende leerlingen Belangrijkste vorm van maatwerk is extra uitleg aan leerlingen die moeilijk meekomen Leerlingen die structureel moeite hebben met een vak worden verwezen naar de KWT-uren. Hoog presterende leerlingen Docenten zoeken extra oefenstof. Veel docenten zoeken dit materiaal in hun vrije tijd. Docenten laten deze leerlingen andere leerlingen helpen. Hoe geven docenten maatwerkgericht handelen vorm? Docenten reageren vooral op wat zij zelf bij leerlingen zien. In de meeste gevallen gebeurt het maatwerkgericht handelen ad hoc. De beschikbare informatie is aan de ene kant te beperkt en aan de andere kant, in de vorm van handelingsplannen, te uitgebreid om plannen voor maatwerkgericht handelen te maken. Beschikbare tijd speelt hier ook een rol. Ruim 80% van de docenten ervaart dat het veel van hen vraagt om de lessen af te stemmen op de onderwijsbehoeften van leerlingen. Er is behoefte aan professionalisering. Daarnaast beperken (verouderde) methoden de mogelijkheden om maatwerk aan te bieden. Wanneer docenten zicht hebben op leerling kenmerken zegt 36% het onderwijs hierop ‘veel’ aan te passen, en 52% doet dit ‘een beetje’. Bijna alle docenten geven aan een beeld te hebben van de motivatie van de leerlingen, maar toch past een aanzienlijk deel van de docenten het eigen onderwijs hier niet op aan.