handboek.merkenrecht.2016.book Page 337 Wednesday, April 20, 2016 8:58 AM
337 HOOFDSTUK 1
Collectieve merken A FDELING 1
Eigenschappen van een collectief merk In de categorie ‘merken’ maken zowel het BVIE als de EMVO een onderscheid tussen individuele en collectieve merken. Een derde mogelijke categorie – de zogenaamde garantie- of kwaliteitsmerken wordt in het Beneluxsysteem (nog) niet erkend. De overeenstemmende bepalingen hierover in de EMRL (art. 1 en 27 e.v.) zijn optioneel en vooralsnog is dit afzonderlijk beschermingssysteem niet voorhanden in de Benelux. Individuele merken zijn tekens die kunnen dienen om de waren of diensten van één onderneming te onderscheiden. Collectieve merken daarentegen duiden op iets dat ook waren of diensten van verscheiden herkomst gemeen kunnen hebben. Het bekende teken ‘woolmark’, bijvoorbeeld, geeft aan dat de producten die dit teken dragen, gemaakt zijn van 100% zuivere scheerwol. Dergelijke merken zijn de eigendom van associaties of verenigingen en niet van individuele ondernemingen. Zo is het collectief merk ‘BMM’ geregistreerd op naam van de ‘Beneluxvereniging voor Merken- en Modellengemachtigden’ en kan het worden gebruikt door iedere gemachtigde die voldoet aan bepaalde door de vereniging voorgeschreven vereisten. Andere bekende voorbeelden van collectieve merken omvatten de tekens ‘Keurslager’, ‘Antwerpse Handjes’ en ‘Max Havelaar’. De in artikel 2.34.1 BVIE bedoelde gemeenschappelijke kenmerken dienen niet noodzakelijk een aanbeveling in te houden in verband met de intrinsieke waarde van de gemerkte artikelen of diensten. Zoals hierboven werd aangegeven kan het merk ook gewoon betekenen dat de waren afkomstig zijn van fabrikanten aangesloten bij een bepaalde beroepsvereniging of dat de gebruikers lid zijn van een bepaalde vereniging (bv. de Vereniging van Keurslagers). Onder het vroegere Belgische recht was dit anders1352. Toen ging het er nog om “de goede faam van de door hunne leden voortgebrachte of verkochte waren te vrijwaren” (art. 1) en “… een waarborg uitmaken van het gehalte, de samenstelling of de hoedanigheid der koopwaar” (art. 2).
Artikel 2.34.3 BVIE heeft gebruik gemaakt van de in (oud) artikel 15.2 RL 2009 geboden mogelijkheid om, in afwijking van de regeling die geldt voor individuele merken, ook tekens toe te laten die een aanduiding zijn van de geografische herkomst. Deze optie blijft behouden in artikel 30.3 EMRL. Daaraan wordt wel toegevoegd dat dit collectieve merk aan de houder niet het recht ver1352
KB nr. 90 van 29 januari 1935.
larcier
handboek.merkenrecht.2016.book Page 338 Wednesday, April 20, 2016 8:58 AM
338
TITEL III • DE COLLECTIEVE EN CERTIFICERINGSMERKEN
leent om zich te verzetten tegen het gebruik door een derde van die tekens in het economisch verkeer in overeenstemming met eerlijke gebruiken in handel en nijverheid. Met name zal een zodanig merk niet kunnen worden ingeroepen tegen een derde die gerechtigd is de desbetreffende geografische benaming te gebruiken. In dezelfde zin gaat artikel 66.2 EMVO voor de collectieve Uniemerken. Het gaat hier om een uitzondering op de algemene verbodsregel voor beschrijvende tekens in artikel 7, lid 1 sub c EMVO die strikt moet worden uitgelegd1353. Dit heeft voor gevolg dat, waar een collectief merk een beschrijving kan zijn van de geografische herkomst, deze naam niet kan bijdragen aan het onderscheidend vermogen van het merk1354. Voor het overige geldt het beginsel dat, behoudens bepaling van het tegendeel, individuele en collectieve merken aan dezelfde regels zijn onderworpen (art. 2.35 BVIE; 66.3 EMVO). A FDELING 2
Houderschap van een collectief merk § 1. Het collectief Uniemerk Artikel 66.1 EMVO bepaalt voor Uniemerken dat enkel een vereniging een collectief merk kan deponeren. Het gaat daarbij om: “verenigingen van fabrikanten, producenten, dienstverrichters of handelaars, die overeenkomstig het daarvoor geldende recht bevoegd zijn om in eigen naam drager te zijn van ongeacht welke rechten en verplichtingen, overeenkomsten aan te gaan of andere rechtshandelingen te verrichten en in rechte op te treden, alsmede publiekrechtelijke rechtspersonen, kunnen collectieve Uniemerken aanvragen”.
§ 2. Het collectief Beneluxmerk Het BVIE heeft een ruimer toepassingsgebied. Artikel 2.34 staat namelijk elke natuurlijke of rechtspersoon toe deze soort merken te deponeren. De houder moet niet eens een onderneming exploiteren1355. Een verband met werkelijk bestaande of minstens geplande bedrijven is weliswaar voor collectieve merken even onontbeerlijk als voor individuele merken (vgl. art. 2.35). 1353 1354
1355
Ger.EU 17 mei 2011, Consejo Regulador de la Denominación de Origen Txakoli de Álava e.a./ BHIM, T341/09 (TXAKOLI). Ger.EU 13 juni 2012, Organismos Kypriakis Galaktokomikis Viomichanias/BHIM & Garmo, T534/10: afwijzing oppositieprocedure o.g.v. ouder collectief woordmerk HALLOUMI (voor kaas) tegen de inschrijving van het EU woordmerk HELLIM (klasse 29). Het Griekse woord ‘halloumi’ wordt in het Turks vertaald als ‘hellim’ en de gemiddelde consument in Cyprus, waar het Grieks en het Turks officiële talen zijn, zal begrijpen dat deze woorden beide naar dezelfde bijzondere Cypriotische kaas verwijzen. Zie overigens art. 7bis, cijfer 1 Uv. Dat in het nationale recht op grond van art. 4.7 BVIE toepasselijk is.
larcier
handboek.merkenrecht.2016.book Page 339 Wednesday, April 20, 2016 8:58 AM
339
HOOFDSTUK 1 • COLLECTIEVE MERKEN
Artikel 29 EMRL omschrijft de rechthebbenden op een collectief merk evenwel in exact dezelfde bewoordingen als artikel 66.1 EMVO (supra) en deze verplichte bepaling zal wellicht van invloed worden op het Beneluxsysteem. Natuurlijke personen zullen dan uit de boot vallen.
§ 3. Mag de houder het merk gebruiken? A. Het collectief Beneluxmerk In toepassing van artikel 2.34.2 BVIE mogen noch de houder noch zijn eventuele eigen onderneming(en) het collectief merk zelf gebruiken. Het zijn enkel de bedrijven van de gebruikers van het merkteken die dit mogen exploiteren. Waar de houder van het merk, gebruikmakend van het teken, slechts informatie verstrekt over de normen en de certificering. en toezicht uitoefent op degene die het keurmerk gebruiken, kan dat gebruik niet worden aangemerkt als gebruik voor de eigen diensten, aangezien daarmee niet een eigen dienst onder dat merk wordt aangeboden, maar enkel informatie wordt verstrekt over het merk. De houder van een collectief merk mag het merk zelf wel gebruiken, indien de door haar aangeboden diensten zien op ondersteuning en bevordering van de waarborgfunctie van het collectieve merk1356.
Het verbod tot gebruik strekt zich ook uit tot om het even welke andere onderneming waarin de merkhouder onmiddellijk of middellijk deelneemt aan het bestuur of toezicht (art. 2.34.2). Aan het bestuur of toezicht van een onderneming wordt ‘middellijk’ deelgenomen door wie een voldoende zeggenschap (veelal een voldoende aandelenpakket) bezit om in feite over aanstellen en doorzenden van de leidende of controlerende organen te beslissen. –
Het is dus alleszins duidelijk dat een holding bijvoorbeeld geen houder kan zijn van een voor de ondergeschikte vennootschappen bestemd collectief merk.
–
Moet echter de in de toelichting (bij oud art. 19) geuite bekommernis voor de onpartijdigheid van het door de merkhouder op de merkgebruikers uit te oefenen toezicht er niet toe aanzetten verder te gaan? Moet men bijvoorbeeld ook niet zustermaatschappijen van eenzelfde groep of enige andere door de leidende holding en niet door van elkaar volkomen losstaande bedrijven opgerichte rechtspersonen onbevoegd verklaren om op te treden als houder van een collectief merk voor zusterbedrijven hoewel zij strikt genomen deze bedrijven dan niet middellijk of onmiddellijk beheersen? Het antwoord luidt bevestigend en wel om dezelfde reden die hoger werd aangegeven om holdings en zustermaatschappijen bevoegd te verklaren individuele merken te houden ten behoeve van aanverwante bedrijven1357.
1356 1357
Rb. Utrecht 29 december 2010, X. h.o.d.n. Kwaliteit in praktijk/Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector, IEF 9316. Zie supra, Titel II, Hoofdstuk 4, Afdeling 2.
larcier
handboek.merkenrecht.2016.book Page 340 Wednesday, April 20, 2016 8:58 AM
340
TITEL III • DE COLLECTIEVE EN CERTIFICERINGSMERKEN
De term onderneming dekt in het BVIE een economisch begrip zodat waren afkomstig van een zelfde groep als deze waartoe de merkhouder behoort waren zijn ‘uit zijn eigen onderneming’ in de zin van artikel 2.34.2. –
Deze voorstelling van zaken maakt overigens het laatste zinsdeel van artikel 2.34.2 geenszins overbodig. De merkhouder kan immers aan het bestuur of het toezicht van ondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks deelnemen zonder dat daar noodzakelijk een economisch verband tussen deze bedrijven uit voortvloeit. Met name zal dit het geval zijn in het door de toelichting aangehaalde voorbeeld van een natuurlijke persoon die tevens collectief merkhouder en op persoonlijke titel beheerder van meerdere overigens zelfstandige NV’s zou zijn. In deze veronderstelling brengt de economische inhoud van het ondernemingsbegrip geen baat. Het laatste zinsdeel van artikel 2.34.2 BVIE blijft onontbeerlijk wil men de onpartijdigheid van het toezicht van de merkhouder ernstig verzekeren.
Na de inwerkingtreding van de nieuwe EMRL moet echter de vraag worden gesteld of het verbod van gebruik in artikel 2.34.2 BVIE nog verenigbaar is met het bepaalde in artikel 30 EMRL. Deze tekst bevat niet dezelfde beperking en schrijft alleen voor dat het reglement dient te bepalen welke personen het merk mogen gebruiken en onder welke voorwaarden.
B. Het collectief Uniemerk Evenmin als de EMRL bevat de EMVO enige beperking betreffende een gebruik door de houder van het merk die vergelijkbaar zou zijn met artikel 2.34.2 BVIE. Het reglement dient te bepalen welke personen het merk mogen gebruiken en onder welke voorwaarden (art. 67.2 en 70). Dit kan dus eventueel ook de houder van het collectief merk zijn. A FDELING 3
Ontstaan van het recht op een collectief merk § 1. Een collectief Beneluxmerk A. Depotvereiste Het uitsluitend recht op een collectief merk wordt, evenals dit voor individuele merken het geval is, verkregen door inschrijving na depot in de zin van artikel 2.2 BVIE. De artikelen 2.36 en 2.37 BVIE voegen daar echter het bijkomende vereiste aan toe dat bedoeld depot gepaard zou gaan met het neerleggen van een reglement op het gebruik en het toezicht waarin vermeld worden:
larcier
handboek.merkenrecht.2016.book Page 341 Wednesday, April 20, 2016 8:58 AM
341
HOOFDSTUK 1 • COLLECTIEVE MERKEN
– – –
de gemeenschappelijke kenmerken van de waren of diensten waarvoor het merk bestemd is; de omschrijving van een deugdelijke en doelmatige controle van deze kenmerken; de geschikte sancties om gebruik van het teken te beletten op waren of diensten die de genoemde kenmerken niet vertonen.
Artikel 30.2 EMRL verplicht de lidstaten om ook duidelijk in het reglement te laten opnemen – welke personen het merk mogen gebruiken; en – onder welke voorwaarden iemand tot de vereniging behoort; en – onder welke voorwaarden, met inbegrip van sancties, het merk kan worden gebruikt; en – de mogelijkheid voor eenieder die in toepassing van artikel 30.3 EMRL gerechtigd is een geografische benaming te gebruiken omdat de waren uit het betrokken geografische gebied afkomstig zijn, om lid te worden van de vereniging die houder is van het collectief merk. Een aanpassing van artikel 2.37 BVIE in deze zin mag worden verwacht. Het depot van het merk en dit van het reglement moeten in de regel gelijktijdig gebeuren. Indien het evenwel gaat om de uitbreiding tot de Benelux van een te Genève internationaal ingeschreven merk kan de deposant, volgens artikel 2.36.2 BVIE, het reglement nog deponeren gedurende een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum der kennisgeving van de internationale inschrijving door het Internationaal Bureau aan het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Alle latere wijzigingen aan het reglement moeten eveneens worden gedeponeerd: zij treden overigens niet in werking vooraleer de kennisgeving aan het BBIE is geschied (art. 2.40 BVIE).
B. Weigerings- en nietigheidsgronden In toepassing van de artikelen 2.35 en 2.39 BVIE (vgl. art. 31.1 EMRL) kunnen depots van collectieve merken geweigerd of betwist worden op dezelfde gronden als depots van individuele merken1358. Men moet echter letten op de volgende bijzonderheden bij collectieve merken: 1)
1358
Het Openbaar Ministerie kan steeds de nietigheid inroepen van de inschrijving van een collectief merk wanneer het reglement op het gebruik en het toezicht ontbreekt of onvolledig is of in strijd met de openbare orde (bv. een strafrechtelijk verboden fabricagemethode oplegt). De nietigheid kan Zie bv. Ger.EU 5 mei 2011, T-41/10: nietigheidsprocedure waarbij, zonder succes, de artikelen 7.1.h (heraldische tekens) en 7.1.g (misleiding) werden ingeroepen tegen de registratie van het logo ‘Ecole de Ski’ als collectief Uniemerk. Zie ook kamer van beroep 25 april 2006, R 479/2004 (afwijzing vorm van de ‘Bocksbeutel’ wijnfles als collectief merk wegens gebrek aan onderscheidend vermogen).
larcier