'^-'——='*» V o--
'7-
''/-
PEOGËAMMA i'oaixuv:!!^ I
U
>
tl
ï
VERKISCIIT OM
GEDI'REIE DE\ C I M S IfiÖS—186'J •I Oï
3BC O O < a - £ : z=i I E : VVN
1)K
ZS: X J
.<^ S
S S:
3\r
II K T
GYMNASIUM WILLEM III .1-»
T E WORDETiJ" T O E G E L A T E N .
i; ? Y
BATAVIA, LASTDS-DKUKKEKIJ.
1808.
•i
-!o «- --*-
1
-^' •daüO-H'J-a-ES -•f-'s-^:;'*-^iLolonien.
1"»
PEOGMMMA
Sii3a3iï)2a[aas>as3 AKF.KiSCli!' OM
GEBREM ÖE.\ flRSl'S rm
\m-~\m
DE
3EI O O Cat-E3 3R EI -BC X j - A . JS S Eï IST rv\
HET
GYMNASIUM WILLEM III TE WORDEIT TOEGELATEN.
F--». , . » - i .
OAIAUA, 1868.
---
»^.
Y
PROGRAMMA SKK
KIDIGHIEN, VEREISCIIT OM TOT DE IWERE KlASSES VAX HET
GYMNASIUM
TE WORDEN TOEGELATEN; (strekkende in voldoening aan art. 13 van het voor die inrichting vastgestelde reglement).
NEDERLANDSCH. Juiste kennis van de woordvormen, inzonderheid van de sterke en zwakke buiging der naamwoorden en werkwoorden en van de geslarhtsregels. Eenige bekendheid met de spelregels der heeren de Vriet en te Wi?ikel. Ontbinding van den eenvoudigen zin, niet alleen in zijne hoofdbestanddeelen, maar tevens met opgave van de verschillende soorten van bepalingen. Bij het schriftelijk werk mag niet tegen de hoofdregels der taal gezondigd worden.
4 FRANSCH. De kennis en het vaardig gebruik der onregelmatige werkwoorden. Bekendheid met de voornaamste regels der syntaxis tot en met het werkwoord. Vlug lezen, goed begrijpen en vertalen van gemakkelijke Fransche stukjes, bijv. u i t : Sc/imidt, Petils coutes pour les et/fants. EXGELSCH. Voldoende kennis en vaardige toepassing van de hoofdregels der Engelsche spraakkunst, vooral ook *an de onregelmatige werkwoorden. Vlug vertalen van gemakkelijke stukjes uit het Engelsch, bijv. uit : Geselschap, Livre de lecture. Eenige vaardigheid in 't Engelsch spieken over onderwerpen uit het dagelijksch leven. (Geselschap. Eerste oefeningen, Batavia, de Lange.) GESCHIEDENIS. Vaderlandsche geschiedenis van de komst der Batavieren tot aan de Bataafsche repuMiek, lüO jaar vóór Chr. — 1795 na Chr. (L. iMulder. Handleiding tot de kennis der Vaderlandsche geschiedenis, bl. 1—2! 2.) AARDRIJKSKUNDE. Een algemeen overzicht over Europa, Asië en Nederland. (Dr. A. A. van lieusden. Leerboek der Aardrijkskunde). CIJFER KUNST. Grondige kennis der gewone en tiendeelige breuken. Toepassing daarvan op het Nt'darlandsche steNe! van juunten-, iiin!f-n- en gewichten. Deelbaarheid der getallen en de voor-
,5 naamste eigenschappen der getallen, toegepast op het tientalligen andere talsfelsels. Vaardigheid in het oplossen van eenvoudige rekeniainsüge voorstellen. (Boeser. Kekenboek, 5e stukje.)
STELKUNST. Herleiding van sommen, verschillen, producten, quotiënten en machten van geheele stelkunstige vormen. Vaardigheid in het ontbinden van eenvoudige stelkunstige vormen in factoren. (Kempees. Beginselen der stelkunst, Je deel, § l - - § 73.) aiEETKÜNST. Kennis van ; Ie. den hoek, den loodrechten en schuinen stand der rechte lijnen ; 2e. de evenwijdige lijnen ; 3e. de eenvoudigste eigenschappen der driehoeken ; 4e. de gelijk- en gelijkvormigheid der driehoeken. (Kempees. Beginselen der meetkunst, § I—§ ö6.) NATÜÜRKUx\DE. De algemeene eigenschappen der lichamen en de voornaamste punten uit het hoofdstuk der zwaartekracht. Kennis der eenvoudigste werktuigen. SCHEIKUNDE. De eenvoudigste scheikundige bewerkingen. — Verbinden en mengen. — Onderscheidings kenmerken van metalen en niet metalen. — De eenvoudigste regels der nomenclatuur en van het scheikundig teekenschrift.
6 II ANDTEE KENE\. Het vaardig teekenen van eenvoudige omtrekken, bestaande uit groote rechte en kromme lijnen. RECHTLIJNIG TEEKENEN. Het vaardig teekenen van eenvoudige voorbeelden, betrekking hebbende op de constructie van lijnen, hoeken en driehoeken, zoodat daarbij blijkt, dat de candidaat met het gebruik der teeken-instrumenten, gereedschappen, enz. bekend is. Zie de eerste voorbeelden van Eger en Belmer.
XH''«
SfuLcaL±©ja-a,r-
NEDERLANDSCH. Kennis van de woordvorming, van de wijze waarop van grondwoorden andere woorden worden afgeleid, van de kracht en betcekenis des achtervoegsels, van de regels der samenstelling en den dienst daarbij bewezen door de partikels. Bekendheid met taal-en stijlregels, blijkbaar nit een opstel zonder taalfouten. Kennis van den complexen of samengestelden zin, en van het verband tusschen hoofd- en bijzinnen. Eeni^'e bekendheid met voorname gewrochten der literatuur van onzen tijd. FRANSCH. Kennis der regels en vlug vertalen der thema's uit Baudet, 4e stukje. Bekendheid met de voornaamste regels der syntaxis, vooral over het participe passé, over den subjonctif. Vlug lezen, goed begrijpen en vertalen van een stuk in proza of poësie u i t : Vinei, Chrestomathie, \^ partie.
7
Voor deze en de volgende klassen wordt het examen uitsluitend in 't Fransch afgenomen. ENGELSCH. Vaardigheid in het overbrengen van gemakkelijke fabels, anekdoten enz. uit het IloUandsch in hetEngelsch, en omgekeerd. Gemakkelijkheid in het Engelsch spreken over onderwerpen uit het dagelijksche leven en over de eenvoudigste onderwerpen uit de aardrijkskunde en natuurlijke geschiedenis. (Geselschap. Livre de lecture, tot bladz. 132.) HOOGDUITSCH. Kennis en vaardige toepassing der grondregels van de Hoogduitsche taal (Gerdes, Cursus I) tot en met de onregelmatige werkwoorden. Voldoende kennis van de regels over de verbuiging der bijv. naamwoorden en de regering der voorzetsels. Vaardigheid in het vertalen van gemakkelijke stukken uit de eerste Duitsche school-leesboeken in het Hollandsch en omgekeerd. (Lebensbilder v. Jackel. Dresden.) GESCHIEDENIS. Algeraeene geschiedenis. Kennis der oude en middelgeschiedenis in hare hoofdgebeurtenissen. (L. Mulder. Handleiding tot de kennis der algem. geschiedenis, Ie deel.) AARDRIJKSKUNDE. Een algemeen overzicht van Afrika, Amerika en Australië. (Dr. A. A. V. Heusden. Leerboek der Aardrijkskunde.)
8 CIJFERKÜNST. Ie. Hetzelfde als voor het 2e studiejaar, meer volVdig. 2e. Kennis der evenredigheden en hare (oepassin^ op vraagstukken, die aanleiding geven tot omgekeerde en samengestelde evenredigheden. 3^. Bedrevenheid in het beredeneerd oplossen van eenvoudige rekenkunstige vraagstukken. (Boeser. l^ Verzameling.) STELKUNST. 1». Hetzelfde als voor het 2e studiejaar. 2e. Herleiding der wortels nit geheele vormen. 3e. Grootste gemcene deeler en kleinst gemeene veelvoud, benevens de behandeling der stelkunstige breuken. 4e. Herleiding van sommen, verschillen, producten, quotiënten, machten en wortels van wortelvnrmen. (Kenipees. Beginselen der Stelkunst, § 1—§ 113.) MEETKUxNST. Ie. Eenvoudigste eigenschappen der veelhoeken. 2e. Evenredigheid der lijnen, benevens de gelijkvormigheid der drie- en veelhoeken. 3e. Theorema van Pythagoras. 4e. Toepassing op eenvoudige meelkunstige vraag- en werkstukken. (Kempees. Beginselen der Meetkunst, § 1—§ 104.) NATUURKUx\DE. Hetzelfde als voor het 2e studiejaar, maar meer uitgebreid «n volledig.
9 SCHEIKUNDE. Hetzelfde als voor het 2e studiejaar, doch meer volledig en uitgebreid. HANDTEEKEXEN. Het vaardig schetsen van de deelen van het menschenbeeld zonder omschaduwen. RECHTLIJNIG
TEEKENEN.
Het vaardig tcekenen van zeer eenvoudige bouwkunstige plannen en de kennis van de constructie van |)latte veelhoeken.
NZDERLANDSCH. Kennis van de woordvoeging of syntaxis, d. i. niet alleen van de woordvormen, maar levens van den dienst, dien zij in den zin bewijzen. Eenig begrip van het verschil tusschen neven- en onderschikking of co- en subordinatie in den complexen zin. Netheid van stijl en regelmatige ontwikkeling der denkbeelden, zonder grove stijlfouten. Eenige bekendheid met de voornaamste voortbrengselen der middel-Nederlandsche literatuur. FRANSCH. Behalve hetgeen voor de vorige studie-jaren vereisrht wordt, bekendheid met de meer ingewikkelde regels der sjntaxis, (article parlitif, place de i'adjectif, emploi de la negation, verbes avec ou sans prepositions, adjectifs verbaux, parlicipes passés, temps du subjonciif, accepiions de cenains verbes, etc). (Honneau. Grarnmaire Frantjaise.)
10 Vaardigheid in het maken van een Fransch opstel over eenig zeer bekend geschiedlciindig onderwerp. Vlug lezen, goed vertalen en begrijpen van een stuk in proza of poëzie uit: Vinet, Chrestomathie JFrarifaise, 2^ partie. ENGELSCH. Meer uitgebreide kennis van de regels der Engelsche spraakkunst en vaardigheid in het vertalen uit het IloUandsch in het Engelsch. Vhig vertalen en goed begrijpen van populaire Engelsche schrijvers voor de jeugd, fïrootere vaardigheid in het Engelsch spreken, (Cowan en Maatjes. Engelsche taaikunst, deel 2 tot No. 50). DÜITSCH. Vaardigheid in het vertalen uit het Duitsch in 't Nederlandsch en omgekeerd, van stukken van gemakkelijke schrijvers, (Bone, Deutsches Lesebuch). Voor de spraakkunst wordt dezelfde kennis vereischt als voor het 3e studiejaar, doch meer volledig en uitgebreid. Grootere vaardigheid in het Diaitsch spreken. GESCHIEDENIS. Vaderlandsche geschiedenis. Van de Bataafsche Republiek van 1795 tot heden. (L. Mulder, Handleiding tot de kennis der Vaderlandsche geschiedenis). Algem. gescliied. Kennis der nieuwe geschiedenis van 1492— 1789, (L. Mulder, Handleiding tot de kennis der algemeene geschiedenis, 2e deel bldz., I—178). AARDRIJKSKUNDE. Een algemeen overzicht van al de vijf werelddeelen, (Dr. A. A. van Heusden, Leerboek der aardrijkskunde.) CIJFERKUXST. Ie. Hetzelfde als voor de vorige studiejaren, meer volledig.
I
II
2". Voornaamste berekeningen, die in den koophandel voorkomen. 3e. Toepassing daarvan op vraagstukken. (Boeser, 2e en 3e verzameling). STELKUNST. Ie. Heizelfde als voor het 3e studiejaar. 2e. Gebroken en negative exponenten. 3e. Vergelijkingen van den eersten graad met één onbekende. (Kempees. Beginselen der Stelkunst, § 1—§ 113). MEETKUNST. |e. 2e. 3e. 'Ie.
Hetzelfde als voor het 3e studiejaar. Eenvoudigste eigenschappen van den cirkel. Het melen van hoeken door middel van cirkelbogen. Evenredigheden, ontstaan uit de snijding van rechte lijnen en cirkels. 5e. Beschrijven van veelhoeken en cirkels in en om elkander. ()e. Vinden der lengte van cirkelomtrekken en cirkelbogen. 7e. Inhouden van veelhoeken en cirkels. (Kempoes. Beginselen der Meetkunst, § 1—§ 174). COSMOGRAPlllE.
Kennis van de voornaamste verschijnselen, die bij zon en maan Avorden waargenomen, van den schijnbaren hemelbol, van de schijnbare phiatsen der hemellichten, en de coördinaten, waardoor zij worden aangegeven. Sterre-, ware zonneen middelbare zonnetijd. Algemeene denkbeelden omtrent de plaatsbepaling op de aarde en nauwkeurige kennis van de gronden voor de bolvormige gedaante van onzen aardbol.
NATUURKUNDE. Kennis van het hoofdstuk over de zwaartekracht, de hjdrostatica, de leer van het evenwicht der gas.son en die van het geluid.
12 SCHEIKUNDE. Nanwkeuriaje kennis van de nomenclatuur, de scheikundige verbindingswetien, het leekenschiift en de leer der aequivalenten. Voldoinde bekendheid met de naluur- en scheikundige eigenschappen der niet metalen en hunne loornaamste onderlinge verbindingen. PLANTKUNDE. Bekendheid met de uitwendige deelon der plant, en met de namen, waardoor deze deelen worden aangeduid, (Organographie). DIERKUNDE. Kennis van de deelen van het menschelijk lichaam, van de ^ oornaamste levensverrichiingen der dieren, van de beginselen der kunstmatige en natuurlijke rangschikking, (Verdeeling van lAjwaeus en Cuvier). IJeKendheid met de orden der zoogdieren en met de voornaamste dieren uit elke orde. HANDTEEKENEN. Het copieeren en opwerken van een beeld. met de proportie-leer daarvan.
Bekendheid
RECHTLIJNIG TEEKENEN. lïet vaardig en net teekenen naar voorbeelden van samengestelde bouwkundige plannen. Kennis van het gebruik der schalen. Meetkunstige construction van platte veelhoeken en cirkels.
NEDERLAND8CH. Hetzelfde als voor het 4e studiejaar. Kennis van de modaliteit van den hoofdzin, en van de versrhillende soorten van bijzinnen, als zelfstandige, bijvoegelijke en bijwoordelijke.
\i Een eenigzins volledig ovcrziohl van de liteialuur derXVil-i» eeuw, en ecnige geniakkelijkheid in het overbrengen van b. v. proza van Hooft of poëzie van Vondel in hedendaag.sch proza, met betooning van eenige kennis van het verschil der toenmalige en hedendaagschc taalvormen. FRANSCH. Vloeiend vertalen van eenig sluk uit een Hollandsch boek, b . V. L. Mulder, Vaderlandsr/if ffesc/iiedeiiis.VAarAigheid in het maken van een opsiel in het Fransch over een gegeven onderwerp en eene algemeene bekendheid met de Fmnsche literatuur. (Vinet, Chrestomathie, 3e partie.) ENGELSCH. Voldoende kennis der Engelsche spraakkunst in haar geheelen omvang, bedrevenheid in het vertalen uit het Nederlandsch in 't Engelsch. Vlug vertalen en goed begrijpen van stukken in verbalenden en beschrijvendeii stijl. (lïerrig, First Engl. reading book.) Meerdere vlugheid in het Engelsch spreken, blijkbaar door het verklaren van de gelezen stukken. DÜITSCII. Voldoende kennis van de hoofdregels der ïloogduitsche spraakkunst in haar geheelen omvang, blijkbaar door de juiste toepassing der regels bij het verlalcn en verklaren an klassieke stukken uit den nieuweren tijd, (Bone, Deutsches Lesebuch). GESCHIEDENIS. Algemeene geschiedenis. Een goed overzicht van de groote staats-omwenteling in Frankrijk tot heden, (L. Mulder. Uandl. tot de kennis deralgem. geschiedenis, 2^ deel, bldz. 178—277). Vaderl. geschiedenis. Ken vrij volledig overzicht, (L.Mulder. Vadeiiandsrhe geschiedenis).
/
14 AARDRIJKSKUNDE. Vereischt wordt, wat behandeld is in de volgende leerboeken: Sejjdlitz. Leerboek der aardrijkskunde. Krecke. Beginselen der algem. natuurkundige aardrijkskunde, bldz. 1—78. STAATHUISHOUDKUNDE. Bekendheid met de meest algenieene denkbeelden uit deze wetenschap. CIJFERKÜNST. Kennis van de leer der logarithmen, vaardig gebruik daarvan bij vraagstukken uit de samengestelde intrest-rekening. Grondige kennis van de leer der meetkunslige en rekenkundige reeksen van de Ie orde. — Vaardigheid in het oplossen van meer ingewikkelde rekenkunstige voorstellen. STELKUNST. Ie. Hetzelfde als voor de vorige studiejaren. 2e. Vergelijkingen van den 1«° graad met twee en meer onbekenden. 3". Vergelijkingen van den 2^» graad^ met één en twee onbekenden. 4e. Onbepaalde vergelijkingen met twee en meer onbekenden. MEETKUNST. Behalve de vereischtcn voor lagere klassen, voldoende kennis van de goniometrische foraiiilen en vaardig gebruik daarvan bij vraagstukken uit de trigonometrie. Kennis van het problema van Snellius. Kennis van de stereomelrie tot aan de inhouds-vinding der veelvlakkige lichamen. BEGINSELEN DER THEOHETlsCEIE EN TOEGEPASTE iMECüANTCA, VAN DE K E N N I S DEH W E R K TUIGEN E N VAN DE TECHNOLOGIE. Bekendheid met de voornaamste stellingen uit de mechanica. Kennis van de voornaamste werktuigen, die tot bewerking der metalen worden aangewend.
15 Algemeen overzicht over de eigenschappen, afscheiding, winning, loutering en verdere behandeling van de voornaamste metalen, die lot vervaardiging van nuttige voorwerpen gebruikt worden. COSMOGRAPHIE. Behalve hetgeen voor het vorige studiejaar geëischt wordt, een nauwkeurige kennis van de gronden voor de beweging der aarde om hare as en om de zon. Algemeen overzicht over de verschijnselen, die de planeten ons aanbieden, — planetenstelsels, hypothese van JSewton, wetten van Keppler. NATUURKUNDE. Behalve hetgeen voor het 4e studiejaar gevorderd wordt, voldoende kennis van de leer der warmte en van het licht. SCHEIKUNDE. Nauwkeurige kennis van de niet-metalen, hunne voornaamste verbindingen, en die der alkali-metalen. Bekendheid met de voornaamste eigenschappen van de lichamen, tot de cyaan-reeks behoorende, van de koolhydraten en de eiwitachtige stoffen. PLANTKUNDE. Behalve wat voor het 4e studiejaar gevorderd wordt, een voldoende kennis van den inwendigen bouw der plant en van de stelsels van LinTiaeus, de Jussieu en de Candolle. DIERKUNDE. Behalve de vereischten voor de 4^ klasse, kennis van de gewervelde en de gelede dieren. DELFSTOFKUNDE. Kennis van de physische, chemische en organoleptische eigenschappen der mineralen, zoowel als van de kristalstelsels.
16 AARDKUNDE. Algemeen denkbeeld van de verschillende forinatiën, vooral van de qiialernaire en tertiaire, en kennis van de voornaamste fossilen, die daarin gevonden worden. HANDTEEKEXE.V. Het uit de hand teekenen van een ornament, zonder behnip van p.isser en Jineaal. Het schetsea naar de natuur van eenig eenvoudig voorwerp. RECHTLIJNIG TEEKENEN. Het (eekenen naar gede(ai'leerde voorbeelden uit het dagelijksch leven (vensters, deuren, trappen, enz.) en overbrengen daarvan op andere schaal. Het opnemen en in leekening brengen van dergelijke voorwerpen uit de natuur volgens afmeting. Meetkunstige construciiën van cirkels in en o»? veelhoeken. Aldus opgemaakt in de Vergadering van leeraren der Hoogere Burgerschool op 8 Februari ISöS. De
Directeur,
D^ N . J. HooRvvp'.G. De
Secretaris,
i ' . C . HoMBunG,
Goedgekeurd door het Collegia van Curatoren in zijne Vergadering van 13 Mei 1868. De F.
Voorzitter, VAN
HEMERT.
Ter ordonnantie van Hetzelve ; De
Secretaris,
LFVIJSSOHN
N O R M A N .