Grote of Maria Magdalenakerk te Goes
LESBRIEF VOOR GROEPEN 7 EN 8 VAN DE BASISSCHOLEN EN ONDERBOUWGROEPEN UIT HET VOORTGEZET ONDERWIJS
Inhoudsopgave
Voor de docent…………………………………………………………………………………………………………….. 2 Hoofdstuk 1 De buitenkant van de Grote of Maria Magdalenakerk ……………………………. 3 Hoofdstuk 2 Indeling van de kerk ………………………………………………………………………………… 5 Hoofdstuk 3 Bouw en bouwstijl…………………………………………………………………………………… 6 Hoofdstuk 4 De binnenkant van de Grote of Maria Magdalenakerk …………………………… 6 Hoofdstuk 5 Zaken die verdwenen zijn………………………………………………………………………… 8 Hoofdstuk 6 Van katholieke kerk naar protestantse kerk ……………………………………………. 10 Vragen …………………………………………………………………………………………………………………………. 12 Literatuur …………………………………………………………………………………………………………………….. 13 Beeldverantwoording ………………………………………………………………………………………………….. 13
Afdeling Educatie Historisch Museum De Bevelanden Singelstraat 13, 4461 HZ Goes
1
Voor de docent Het doel van deze lesbrief is om de leerlingen en hun leerkracht(en) zo goed mogelijk voor te bereiden op het bezoek aan de Grote of Maria Magdalenakerk te Goes. Deze lesbrief vormt een handvat voor de verschillende onderdelen van het programma waaraan de leerlingen zullen deelnemen: een presentatie, een rondleiding in de Grote Kerk, opdrachten en een doe-activiteit in het museum. Hij volgt het verloop van de rondleiding: eerst de buitenkant van de Grote Kerk, vervolgens uitleg over de indeling van de kerk, bouw en bouwstijl en ten slotte de binnenkant van de kerk. Het laatste hoofdstuk behandelt de overgang van katholieke naar protestantse kerk. In de kerk krijgen de leerlingen een opdracht over de grafzerken. In het museum is er een luisteropdracht met verschillende soorten kerkmuziek en een doe-activiteit: ontwerp een modern glas-in-lood raam. Vanwege de hoge informatiedichtheid en de beperkte tijd waarin het bezoek wordt afgelegd, is een serieuze voorbereiding op school aan de hand van deze lesbrief noodzakelijk. Alleen dan kan het bezoek volledig tot zijn recht komen. Na het lezen en bespreken van deze lesbrief zullen de leerlingen voldoende op de hoogte zijn van de geschiedenis van de Grote Kerk en de historische context waarin zij deze moeten plaatsen. Vragen over zaken uit de lesbrief kunnen tijdens de rondleiding aan de museummedewerkers worden gesteld. Leerdoelen -
-
De leerlingen zijn in staat kennis te nemen van de geschiedenis en de rol van de Grote Kerk tijdens een presentatie en rondleiding en weten dit in de tijd te plaatsen. Aspecten die aan de orde komen zijn: ontstaansgeschiedenis, bouwstijl, inrichting, grafzerken en kerkmuziek. De leerlingen nemen kennis van de veranderingen die de reformatie met zich mee heeft gebracht in de Grote Kerk en in het kerkelijk leven in Goes. De leerlingen beleven de diverse aspecten van deze monumentale kerk tijdens een rondleiding. De leerlingen oefenen technieken en vaardigheden via een creatieve opdracht. De leerlingen kunnen in eigen bewoordingen vertellen wat ze gehoord en gezien hebben bij de presentatie en de rondleiding in de Grote Kerk, waarom ze op deze specifieke manier de creatieve opdracht gemaakt hebben en welke voorkeur zij hebben voor een bepaalde vorm van kerkmuziek.
Het programma over de Grote- of Maria Magdalenakerk te Goes: Maakt leerlingen bewust hoe deze kerk vanuit het verleden is ontstaan tot wat zij nu is en dat dit vanuit verschillende standpunten bekeken kan worden. Draagt ertoe bij dat leerlingen waardering krijgen voor dit erfgoed. Legt verband met venster 12 van de Zeeuwse Canon: het ontstaan van kerken in Zeeland en de vormgeving van de dorpen, waar de kerk een centrale plaats inneemt. Bestrijkt de tijd van steden en staten (1000 – 1500) tot en met de tijd van burgers en stoommachines (1800 – 1900). Sluit aan bij de kerndoelen en de SLO/TULE en de belevingswereld van de leerlingen uit de bovenbouw van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Legt verbindingen naar de vakken geschiedenis en aardrijkskunde, taal, culturele- en kunstzinnige vorming. 2
Voor de leerling Hoofdstuk 1
De buitenkant van de Grote of Maria Magdalenakerk
De Grote of Maria Magdalenakerk is een kruiskerk in laat-gotische stijl. Kenmerken hiervan zijn de spitsbogen en gewelfde plafonds; langgerekt naar boven, naar het licht en ter ere van God. In hoofdstuk 3 over bouw en bouwstijl gaan wij daar verder op in. De gotiek in de Nederlanden staat onder invloed van bouwers van onder andere Vlaamse en Franse kerken uit die tijd. Vlaamse abdijen hebben in de middeleeuwen veel grondbezit in het zuiden van de Nederlanden. Wij kijken eerst naar bijzonderheden aan de buitenkant van de kerk. Speklagen Bij de Grote of Maria Magdalenakerk valt op dat er bij de bouw een horizontale versiering aangebracht is. Tussen de normale lagen baksteen gebruikt men een doorlopende lichtgekleurde laag baksteen. Soms maakt men de versiering met natuursteen. Dergelijke, zogenaamde speklagen worden meestal gebruikt om voor wat meer afwisseling of levendigheid te zorgen in een gevel. De naam verwijst naar varkensspek: een rode basis van vlees met een witte laag vet erop.
Noordertransept, richting Grote Markt (zie afbeelding hiernaast) De gevel van het noordertransept is de mooiste kant van de kerk. Hij is rijkelijk versierd met pinakels: slanke en spitse torentjes aan de bovenzijde. De pinakels zijn gekocht door Jan van Oostende, die dergelijke spitse torentjes ook op zijn Slot Oostende laat zetten. Boven de deur is een lege nis. Daarin heeft voor de reformatie een heiligenbeeld gestaan.
Pestgleuven Naast de deur van het noordertransept zien wij aan de rechterzijde pestgleuven. Pestgleuven zijn vrij diepe in steen gekraste gleuven. Ze stammen uit de tijd van voor 1578. Dan is het nog een katholieke kerk. In die tijd heerst in heel Europa de pest, een dodelijke ziekte die veel slachtoffers eist. De mensen zijn radeloos. De Grote Kerk is een 3
gewijd gebouw. Daar zoeken de mensen hun heil. Ze schrapen steen weg, maken van het schraapsel poeder en nemen dat in als medicijn. Ook in de St. Baafskerk te Aardenburg kunnen we deze pestgleuven nog zien.
Fundamenten van de begraafplaats Gedurende lange tijd wordt er niet alleen ín de Grote Kerk begraven – zie paragraaf over de grafzerken op pagina 8, maar ook rondom de kerk. In de kerk worden uitsluitend belangrijke personen begraven, die men ‘rijke stinkerds’ noemt. Buiten is plaats voor de ‘gewone’ mensen, inclusief armen, weduwen en kinderen. Door de toenemende bebouwing in de zeventiende en achttiende eeuw is er rond de kerk steeds minder ruimte. Het Kattestraatje is oorspronkelijk een paadje over het kerkhof. De Singelstraat is in die tijd veel smaller. Rondom de begraafplaats heeft vroeger een muur gestaan om de begraafplaats af te schermen. In 1795 wordt de begraafplaats gesloten.
Losse pilaren aan de noord- en zuidzijde Het zijn geen pilaren, maar aanzetten. Deze wijzen erop dat men vroeger van plan is geweest het schip van de kerk met extra beuken uit te breiden. Dit is vermoedelijk vanwege geldgebrek niet doorgegaan. Ter markering van de plaats van de fundering is een paadje van stoeptegels aangebracht.
Luchtbogen, zichtbaar aan de zuidzijde (zie onderstaande afbeelding) Vanaf het Kattenstraatje is er een duidelijk zicht op de luchtbogen tegen het koor van de kerk. Ze zijn een kenmerk van gotische kerken. De luchtbogen hebben een duidelijke functie. Zij vangen de druk op van de gewelven. Zie ook hoofdstuk 3 over bouw en bouwstijl op pagina 6.
In hoofdstuk 2 op de volgende pagina kijken wij naar de indeling van de kerk en de verschillende begrippen.
4
Hoofdstuk 2 Indeling van de kerk Onderstaande tekening is een voorbeeld van de indeling van een middeleeuwse kerk.
<- koor : de Grote Kerk in Goes heeft geen kapellen
<- dwarsschip of transept
<- schip met aan weerszijden zijbeuken
westkant met ingang
De plattegrond van de kerk heeft de vorm van een kruis. Zie bovenstaande tekening. Dergelijke kerken worden daarom kruiskerken genoemd. Wat op de tekening de onderkant is, is in werkelijkheid de ingang. Deze ingang zit aan de westkant, zodat je bij binnenkomst van de kerk naar het oosten kijkt en loopt. In het oosten liggen steden als Bethlehem en Jeruzalem, voor de christenen heilige steden. Het onderste deel van het kruis is het schip of middenschip van de kerk. De gangen aan weerszijden van het middenschip heten zijbeuken. In de Grote Kerk in Goes zijn er aan weerszijden van het middenschip twee zijbeuken. De stippen staan voor de plaatsen waar de zuilen of pilaren staan en de kruisjes geven steeds een kruisgewelf aan. Dit is een voorbeeld. De Grote of Maria Magdalenakerk is tot aan de reformatie in 1578 een katholieke kerk. Aan weerszijden van het schip bevinden zich dan altaren (offertafels) van de ambachtsgilden, schuttersgilden en broederschappen.* Na de reformatie is het schip voor de protestantse erediensten niet meer nodig en is vooral als opslagruimte gebruikt. De gang die overdwars loopt heet het dwarsschip of transept. Ook de transepten zijn na de reformatie voor de protestantse erediensten niet meer nodig. Meestal staan de deuren overdag gewoon open en vormen op die manier een verbinding tussen de Kreukelmarkt en de Korte Kerkstraat. De vier hoofdpilaren in het midden van het transept dragen de dakruiter met carillon. In de ronde vorm boven in de tekening, het koor genaamd, staat oorspronkelijk het hoofdaltaar. De Grote Kerk heeft geen kapellen, maar een veelhoekige koorsluiting. Waarschijnlijk vanwege de bebouwing van de Lange Kerkstraat. In het koor zien wij nu het orgel met daaronder de herenbank.
*Broederschappen zijn groepen gelovigen die een godsdienstig doel hebben, bijvoorbeeld de verering van de heilige maagd.
5
Hoofdstuk 3
Bouw en bouwstijl
De tegenwoordige Grote of Maria Magdalenakerk is waarschijnlijk tussen 1150 en 1200 begonnen als een kleine rechthoekige kerk. Die beginkerk is in de loop van de twaalfde tot en met begin zestiende eeuw geleidelijk uitgebreid tot de tegenwoordige vorm en grootte. De Grote Kerk is een laat-gotische kerk. De gotiek is een bouwstijl die voorkomt van 1150 tot 1500. De late gotiek is van 1400 tot 1500. Wat zijn nu de kenmerken van de gotiek? In de twaalfde eeuw doen de bouwmeesters van de kerken een belangrijke ontdekking in de bouwtechnieken. Ze vinden de spitsboog uit die niet rond, maar spits is van boven. Hierdoor wordt het draagvermogen groter, omdat de zwaartekracht nu geleidelijk naar beneden wordt gevoerd in plaats van naar opzij.
De pijltjes hiernaast geven de richting aan waarin de zwaartekracht duwt. Nu kan men hoger gaan bouwen, met grotere ramen en de muren hoeven niet meer zo dik te zijn. romaans: rondboog gotisch: spitsboog
Hiernaast zie je een doorsnede van een kerk die op die manier is gebouwd. -Het middenschip werd erg hoog; in de Grote Kerk in Goes 28 meter. -De ramen vullen bijna de hele muur. -Vanuit aangebouwde torentjes buiten aan de zijkant lopen bogen terug naar de buitenmuur. Die noemen we luchtbogen. Het zijn steunberen, maar dan door de lucht. Zie afbeelding op pagina 4.
Hoofdstuk 4
De binnenkant van de Grote of Maria Magdalenakerk Op de foto hiernaast is het koorgedeelte te zien van de Grote of Maria Magdalena Kerk. Het koorgedeelte is het deel van de kerk waar de erediensten plaatsvinden. Wij zien het orgel en de herenbank er onder. Op de volgende pagina komen wij terug op het gebruik van het orgel. Voor de reformatie als de kerk nog een katholieke kerk is, staat er het hoofdaltaar. - Het accent valt vooral op de hoogte. - Dit wordt versterkt door de smalle pilaren. - Grote ramen waardoor veel licht naar binnen komt. - Het geheel zorgt voor een luchtige en open sfeer. - Het koor heeft gewelven. 6
De kerk heeft niet overal gewelven: in het schip en het transept ontbreken ze. Daar zijn houten zolderingen aangebracht bij een restauratie in de jaren twintig van de vorige eeuw. Oorspronkelijk zijn er daar wel gewelven, maar ze zijn verdwenen bij de kerkbrand van 1618. Dan brandt het dak van de kerk over de hele lengte af met het torentje. Op enkele pilaren na stort het schip volledig in en ook de gewelven van het transept. Het koor met de gewelven en de beide gevels van het transept blijven gespaard. Na de brand is de kerk in de jaren 1619 tot 1621 weer opgebouwd en het schip is op gelijke hoogte gebracht met het koor en het transept. Het aanbrengen van de gewelven is er nooit meer van gekomen.
Links een afbeelding van het schip: het westelijk deel van de kerk waar men de Grote Kerk binnenkomt. Het wordt ook wel de wandelkerk genoemd en is niet in gebruik voor de erediensten. In dit deel vinden bijvoorbeeld exposities plaats.
Het orgel Muziek is altijd heel belangrijk geweest in christelijke kerken. Het belangrijkste is de zang: speciale liederen voor de mis of de kerkdienst die door de kerkgangers en/of een kerkkoor gezongen worden. In het begin mogen er geen muziekinstrumenten bij gebruikt worden, maar aan het einde van de middeleeuwen gaan kerken orgels gebruiken. Eerst worden die alleen voor en na de mis of dienst bespeeld, later ook tijdens de viering. Er zijn geen vaste regels voor het gebruik van het orgel, dus de organist en het kerkbestuur bepalen samen hoe en wanneer er op het orgel wordt gespeeld. Na de reformatie worden er in protestantse kerken een tijd geen muziekinstrumenten gebruikt, maar langzamerhand is het orgel ook daar weer in gebruik gekomen. 7
Grafstenen of zerken Vanaf de middeleeuwen worden de doden in of rondom de kerk van hun woonplaats begraven. Daar komt ook het woord kerkhof vandaan. Hoe rijker en belangrijker iemand is, hoe dichter hij of zij bij het altaar wordt begraven. In de kerk zelf liggen dus de rijken, erbuiten de armeren. Rijke mensen kunnen een luxe grafsteen betalen. In de kerk liggen dan ook nog altijd grote stenen, soms heel rijk versierd, van mensen die daar begraven zijn. Vanaf ongeveer 1800 mogen mensen niet meer in of rond de kerk worden begraven, omdat dit erg ongezond is voor de inwoners, zeker naarmate de kerkhoven steeds voller worden. Dan moeten kerkhoven voortaan buiten het dorp of de stad worden aangelegd. Zie ook de paragraaf ‘Fundamenten van de begraafplaats’ op pagina 4. Grafzerk van Jan van Oostende
Hoofdstuk 5
Zaken die verdwenen zijn
Toren Vanaf de late dertiende of vroege veertiende eeuw is er een tijd een toren geweest aan de westkant van de kerk. Altaren De Grote Kerk telt voor de reformatie vele altaren, waarvan de oudste dateren van 1405/1406 en gewijd zijn aan de Maagd Maria en de heilige Maria Magdalena, andere zijn gewijd aan de patroonheiligen van de schutters- en ambachtsgilden. Beelden In en buiten de Grote Kerk zijn er voor het in 1578 een protestantse kerk wordt verschillende heiligenbeelden. De lege nissen wijzen daar nog op. Altaarvleugels Het Rijksmuseum in Amsterdam bewaart twee altaarvleugels uit de Grote of Maria Magdalenakerk. Ze zijn van een anonieme schilder en dateren van 1515 of 1530 met op de ene een voorstelling van Abraham die Melchizedek ontmoet en op de andere de inzameling van manna in de woestijn. Drieluik Het drieluik dat op de volgende bladzijde is afgebeeld is afkomstig uit de vroegere Maria Magdalenakapel van de Grote Kerk. Op dat drieluik komt Maria Magdalena voor in verschillende scènes: voetwassing, bij het lege graf en de ontmoeting met de hovenier in wie zij de verrezen Christus herkent . Het is van de schilder Aegidius en stamt uit 1555. Het drieluik wordt bewaard in Museum Catharijneconvent in Utrecht.
8
Museum Catharijneconvent, Utrecht / foto Ruben de Heer
Schilderingen Bij restauratie begin twintigste eeuw ontdekt men in de kerk op verschillende plaatsen schilderingen. Ze verdwijnen onder de witkwast. Ramen De kerk heeft voor de brand in 1618 een aantal gebrandschilderde ramen, die gedurende vele jaren aan de zorg van de elf hoofdgilden (ambachtsgilden) van Goes zijn toevertrouwd. Elk gilde moet een kerkraam onderhouden. Bij de restauratie na de brand wordt een aantal nieuwe ramen aangebracht, onder andere een raam met de afbeelding van de brand in de kerk. Een tekening van dat raam is bewaard gebleven. De ramen worden in 1795 bij de komst van de Fransen verwijderd en verdwijnen spoorloos. Dan verdwijnen ook alle wapenborden en worden veel wapens uit de grafzerken gekapt. Rouwborden In de Grote Kerk heeft een groot aantal rouwborden om overledenen te herdenken aan de muur gehangen. Ook de rouwborden verdwijnen in 1795.
9
Hoofdstuk 6
Van katholieke kerk naar protestantse kerk
Het begin De Grote Kerk is als kleine, eenvoudige beginkerk gebouwd tussen 1150 en 1200 op grond van de heren Van Schenge. De heren Van Schenge zijn ook eigenaar van het tegenover de kerk gelegen mottekasteel Torenburg, de voorloper van het Slot Oostende. We weten dat de kerk gewijd is aan de heilige Maria Magdalena. Er is een parochie; dat is een gemeenschap van gelovigen. En die parochie staat onder leiding van een pastoor, geholpen door kapelaans. De kerk in de samenleving Voor de reformatie zien wij dat de kerk heel duidelijk aanwezig is in het dagelijks leven van alle mensen. Priesters en kloosterlingen verplegen zieken, begraven doden, brouwen bier, binden boeken in en maken handgeschreven bijbels en kerkboeken. De kerk begeleidt de gelovigen bij geboorte, huwelijk en dood. Op straat worden er processies gehouden. Dat zijn kerkelijke optochten waar een groot deel van de inwoners aan deelneemt. In de stoet lopen de priesters, leden van het stadsbestuur, de schutters met hun wapens en de ambachtsgilden die bepaalde scènes uitbeelden. Op het platteland is de macht van de kerk erg groot, omdat veel grond in haar bezit is. De abdij van Ter Doest bij Brugge bezit uitgestrekte landerijen op Zuid-Beveland. Dat betekent dat de boeren voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van de abdij. Bovendien zijn zij verplicht een tiende deel van de oogst af te staan aan de abdij. Het stadsbestuur bemoeit zich niet met de gang van zaken in de kerk. Wel wordt met medewerking van de pastoor ‘ketterij’ bij parochianen opgespoord en bestraft. Parochianen mogen dus niet afwijken van de geloofsleer en voorschriften van de katholieke kerk. Hervormingsgezinden Tussen 1525 en 1550 zijn er in Goes enkele hervormingsgezinden; mensen die het niet eens zijn met de gang van zaken in de katholieke kerk. Tot 1566 groeit dat aantal uit tot 42 personen, die bij naam bekend zijn. Zij vormen echter nog geen aparte kerkgemeenschap. De beeldenstorm van 1566 gaat aan Goes voorbij, omdat er juist op dat moment een jaarmarkt gehouden wordt. In 1568 breekt de 80-jarige Oorlog uit. In het bestek van deze lesbrief voert het te ver hier diep op in te gaan. In 1572 vindt het Beleg van Goes plaats: Geuzen proberen de stad te veroveren op de Spanjaarden, maar dit mislukt. In 1576 sluiten de opstandige gewesten Holland en Zeeland een vredesverdrag met de andere gewesten die de regering trouw zijn gebleven. De prins van Oranje wordt erkend als stadhouder. Zestiende en zeventiende eeuw In 1577 sluiten het stadsbestuur van Goes en het platteland van Zuid-Beveland een overeenkomst met de Prins van Oranje. In deze overeenkomst, ‘de Satisfactie’ genoemd, wordt geregeld dat Goes overgaat naar de Prins, maar wel katholiek wil blijven. Vlak na het sluiten van deze overeenkomst zijn er nog maar weinig protestanten. Het stadsbestuur en de ambachtsheren op Zuid-Beveland zijn bijna allemaal katholiek gebleven. 10
Walcherse predikanten dringen er bij het stadsbestuur op aan over te gaan tot het protestantisme. Zij willen kerkdiensten houden in de Grote of Maria Magdalenakerk en op 5 oktober 1578 krijgen zij de sleutels van de kerk. In de zestiende en zeventiende eeuw neemt het aantal protestanten flink toe. In het kerkbestuur zitten invloedrijke personen uit het stadsbestuur en de bevolking. Katholieken en doopsgezinden mogen hun godsdienst niet meer vrijelijk uitoefenen. Zij komen in het geheim bij elkaar in schuilkerken. Uiteindelijk trekken vele katholieken weg uit de stad of gaan over tot het protestantisme. Vijftig jaar na de reformatie zijn er nog maar weinig katholieken over in Goes. Achttiende eeuw In de achttiende eeuw is de meerderheid van de Goese bevolking protestant. De Nederlands Hervormde kerk is dan de grootste kerkgemeenschap in Goes. Katholieken en doopsgezinden worden niet als gelijkwaardige burgers beschouwd en vaak uitgesloten van belangrijke banen. Voor het bekleden van openbare ambten moet men lid zijn van de Nederlands Hervormde kerk. Door de steun van het stadsbestuur heeft de kerk grote invloed op het leven van iedereen. De kerk wil eenheid onder de gelovigen en daarom is zij gematigd in de leer. Toezicht op de gelovigen Door de eeuwen heen wordt het gedrag van de gelovigen in de gaten gehouden. Gaan ze trouw naar de kerk? Drinken ze niet teveel alcohol? Mensen die het niet zo nauw nemen met de kerkelijke voorschriften, worden voor een bepaalde tijd van het avondmaal uitgesloten. Er is toezicht en tucht om de gelovigen binnen de kerkgemeenschap te houden.
Negentiende eeuw De Bataafs-Franse periode (1795 – 1813) Burgers richten een comité op dat op 19 februari 1795 vanaf de preekstoel in de Grote Kerk laat weten dat het oude stadsbestuur moet plaatsmaken voor een nieuw, democratisch gekozen bestuur. In 1796 komt er officieel een einde aan de bevoorrechte positie van de protestantse kerk. Kerk en staat worden gescheiden. Vanaf dan spreekt men van ‘hervormden’. In de staatsregeling van 1798 worden onder andere vastgelegd dat er grondwettelijk godsdienstvrijheid is en elk kerkgenootschap zelf voor het eigen onderhoud moet zorgen.
11
Vanaf 1813: Afscheiding en Doleantie In 1835 is het slecht gesteld met de financiën van de kerk nu zij zelf voor haar eigen onderhoud moet zorgen. Er wordt een belasting ingevoerd voor ieder kerklid dat vaste inkomsten heeft. Er komt protest en bijna dertig kerkleden treden uit de hervormde kerk. Het zijn arbeiders en ambachtslieden. In 1848 is er een grondwetsherziening: er komt vrijheid van godsdienst, drukpers, vereniging en vergadering. In 1886 komt er nog een afsplitsing, de Doleantie genaamd, onder leiding van Abraham Kuyper. Kenmerken van de periode 1848 – 1900:
Democratisering: gewone mensen krijgen meer invloed. Binnen de Nederlands Hervormde kerk krijgen gewone kerkleden invloed op de benoeming van predikanten. Predikanten hebben onderling verschillende opvattingen over de geloofsleer.
Pas aan het eind van de negentiende eeuw keert de rust weer.
Vragen 1. Wat zijn in de architectuur ‘speklagen’? 2. Hoe zijn de pestgleuven ontstaan? 3. Wat is een kruiskerk? 4. Vertel hoe de verschillende delen van de kruiskerk heten. 5. Noem een belangrijk kenmerk van de gotische bouwstijl. 6. Wie werden vroeger in de kerk begraven? 7. Waarom mag er vanaf 1800 niet meer in en rond de kerk begraven worden? 8. Noem twee zaken die verdwenen zijn uit de Grote Kerk in Goes. 9. Wanneer is de Grote Kerk in Goes een protestantse kerk geworden? 10. In de negentiende eeuw zijn er verschillende ontwikkelingen. Geef die in eigen bewoordingen weer.
12
Literatuur Dr. C. Dekker
Een schamele landstede. Geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002)
A. Kort en A. Barth
Stappen in en om de Grote Kerk in Goes ( Goes, 2013)
Dr. C. Rooze-Stouthamer
Hervorming in Zeeland (ca 1520-1572) (Goes, 1996)
Beeldverantwoording Gemeente Archief Goes (GAG) Pag. 8, 11 Henk Verheuvel Voorblad, pag. 3, 4, 6, 7 Museum Catharijneconvent, Utrecht/foto Ruben de Heer Pag. 9
13