BNO / Groene Offerte Reinwardt Academie Stichting DOEN
Onderzoeksverslag Duurzame tentoonstellingen
Onderzoeksverslag Duurzame tentoonstellingen
BNO / Groene Offerte Reinwardt Academie Stichting DOEN
Uitvoerend onderzoek / verslag: Stefanie Al Projectleiding: Femke Glas (BNO) Overige projectleden: Han Meeter (Reinwardt Academie) en Steve Elbers (stichting DOEN)
Dit verslag is bedoeld voor intern gebruik.
2
18 juni 2013
Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 1.1 Definities 6 2. Onderzoeksresultaten 8 2.1 Culturele tentoonstellingen 8 2.2 Commerciële tentoonstellingen 14 2.3 Buiten Nederland 18 2.4 Andere branches 20 2.5 Kansen 22 2.6 Struikelblokken 23 2.7 Handvatten: duurzame methodes en aandachtspunten 25 3 Conclusie & aanbevelingen 30 3.1 Conclusie 30 3.2 Aanbevelingen 31 Notenlijst 34 Bijlagen 36 A. Lijst met geïnterviewden 37 B. Voorbeeldcases Groene Offerte 38
3
1. INLEIDING _ AANLEIDING + ACHTERGROND Dit verslag is het resultaat van een onderzoek dat is gestart vanuit van de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers, Reinwardt Academie en de Stichting DOEN. Aanleiding was de constatering dat er weinig aandacht is voor duurzaamheid bij het ontwerpen en produceren van tentoonstellingen en beursstand presentaties. Het is echter een sector waar veel materiaal (vaak tijdelijk) wordt gebruikt, veel wordt vervoerd en veel energie wordt verbruikt. Er liggen veel kansen om de impact op het milieu aanzienlijk te verminderen. Door de drie partijen is besloten een eerste stap te nemen en een concreet project op te starten gericht op duurzaamheid bij het ontwerpen en produceren van tentoonstellingen en stands voor beurzen, waarbij duurzaamheid breed wordt opgevat. Op pagina 6 wordt dieper op de betekenis ingegaan. Het project is in twee fases verdeeld: 1. Inventarisatieonderzoek naar de stand van zaken op het gebied van duurzaam ontwerpen en produceren van tentoonstellingen en standpresentaties in Nederland. Dit onderzoeksverslag is het eindresultaat van de eerste fase. 2. Ontsluiting van kennis, contacten en cases via verschillende kanalen en initiatieven en daarmee de sector een impuls geven en te inspireren om duurzaam te werk te gaan. _ DEELNEMENDE PARTIJEN De Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO) is de branchevereniging van ontwerpers en ontwerpbureaus in Nederland. De organisatie zet zich in voor de zakelijke, maatschappelijke en culturele belangen van ontwerpers. De BNO is ervan overtuigd dat juist ontwerpers veel kunnen betekenen bij het verduurzamen van de samenleving, omdat zij aan het begin staan van productieprocessen en met hun creativiteit plus probleemoplossend denken grote invloed kunnen hebben op de producten of diensten die op de markt komen. De BNO is de laatste jaren actief bezig om de ontwerpwereld verder te helpen en te stimuleren op het gebied van duurzaamheid, met name via het platform voor duurzaam ontwerpen De Groene Offerte, en door verbonden te zijn aan diverse onderzoekstrajecten. De Groene Offerte is een platform voor duurzaam ontwerpen, dat als doel heeft duurzaam denken en werken te stimuleren in de ontwerpbranche, door kennis, inspiratie en contacten te delen. Dat gebeurt online door onder andere cases te publiceren over duurzame ontwerpoplossingen, maar ook offline met netwerkbijeenkomsten op allerlei inspirerende locaties. Stichting DOEN ondersteunt jaarlijks ongeveer 200 grote en kleine initiatieven door middel van subsidies, participaties, leningen en garanties. Het gaat bij DOEN om mensen, organisaties en bedrijven die risico’s durven te nemen, creatief en innovatief zijn en daardoor effectief bijdragen aan een betere en schonere wereld. Stichting DOEN streeft naar een groene, sociale en culturele samenleving. Aan de Reinwardt Academie, onderdeel van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, worden studenten opgeleid tot allround erfgoedprofessional. De Reinwardt Academie heeft duurzaamheid hoog in het vaandel staan en ziet het niet als hype of modieuze ontwikkeling. In september 2011 is het Team Duurzaamheid Reinwardt opgericht. Het onderwijs kan een grote rol innemen bij het stimuleren van duurzaam ontwerpen, om ervoor te zorgen dat het al in een vroeg stadium deel gaat uitmaken van het ontwerpdenken.
4
_ VRAAGSTELLING Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de stand van zaken op het gebied van duurzaam ontwerpen en produceren van tentoonstellingen en standpresentaties in Nederland. Hierbij staan de volgende vragen centraal: • Welke bedrijven ontwerpen of produceren op duurzame wijze tentoonstellingen of standpresentaties en kunnen inspirerend zijn voor de rest van de branche? • Wat zijn de kansen van het duurzaam ontwerpen van tentoonstellingen en standpresentaties? • Tegen welke problemen lopen bedrijven aan? • Wat is de regelgeving binnen Nederland voor wat betreft duurzaamheid in tentoonstellingen en standpresentaties? • Hoe kunnen we een impuls geven om het verduurzamen te stimuleren? _ OPZET ONDERZOEK / VERSLAG Tijdens de start van dit onderzoek is er een longlist opgesteld van 42 diverse ontwerpers, uitvoerders en opdrachtgevers waarvan bekend was of het vermoeden bestond dat ze duurzaamheid belangrijk zouden vinden en hier iets mee zouden doen. Vervolgens is er nagegaan welke partijen inderdaad iets met duurzaamheid doen. Dit is gedaan door middel van korte telefonische gesprekken en e-mailcontact. Om verschillende redenen vielen hierna contacten af, onder andere omdat het op dat moment hen aan tijd ontbrak om aan het onderzoek mee te werken of omdat duurzaamheid of het ontwerpen van tentoonstellingen niet aan de orde is. Aan de hand van de longlist is er een shortlist opgesteld van 20 contacten die duurzaam te werk gaan of deze intentie hebben. De belanghebbenden van de instellingen zijn via e-mail, live of telefonisch geïnterviewd. De één uur durende interviews gingen met name over interessante cases, hoe duurzaamheid in het beleid is opgenomen en hoe dat in de praktijk zich uit. Zo kwamen kansen naar voren, maar ook werd duidelijk waar struikelblokken liggen. Als bijlage (A) is de lijst met benaderde partijen toegevoegd. Hierin is ook te zien welke partijen op de shortlist staan. De shortlist is niet uitputtend, aangezien de periode van de inventarisatie beperkt was en het uiteraard gaat om een momentopname. In dit verslag wordt er allereerst ingegaan op de definitie van duurzaamheid. Hier is vaak verwarring over en er is niet één juiste definitie is voor duurzaamheid. Vervolgens worden de onderzoeksresultaten weergegeven door middel van inspirerende voorbeelden. Deze voorbeelden zijn samenvattingen van de gehouden interviews. Daarna staat er vanaf pagina 22 een overzicht van kansen, struikelblokken en zijn er een aantal handvatten op een rij gezet. Het verslag wordt afgesloten met een conclusie en een aantal aanbevelingen die nodig zijn om de branche te stimuleren. Daarnaast zijn er twee voorbeeldcases voor de Groene Offerte opgenomen, om te illustreren dat de verslagen goed tot online cases te verwerken zijn.
5
1.1 DEFINITIES _ DUURZAAMHEID Duurzaamheid is een begrip dat op verschillende manieren kan worden opgevat. Soms wordt op het milieu gefocust, anderen trekken het breder en kijken ook naar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Volgens de Groene Offerte gaat duurzaamheid vooral over het maken van bewuste keuzes. Het gaat om rekening houden met de gevolgen voor het milieu, en op sociaal-cultureel en financieel gebied.1 Dit onderzoek is vooral gericht op duurzaam ontwerpen en produceren, maar ook aspecten die komen kijken bij duurzaam ondernemen (of Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen waarbij people, profit en planet centraal staat) komen aan bod. Klimaatbeheersing is bijvoorbeeld een aspect van een tentoonstelling, maar hoort ook bij het beleid van een organisatie met betrekking tot de huisvesting. _ DUURZAAM ONTWERPEN Duurzaam ontwerpen kan op vele manieren worden ingezet, maar het belangrijkste is dat al aan het begin van een ontwerpproces een plan wordt gemaakt om rekening te houden met de gevolgen van de productie-, gebruikers- en afdankfase van het ontwerp. Er zijn verschillende ontwerpmethodes, waarbij het van het ontwerp en diens levenscyclus afhangt welke het meest relevant is. Het kan bijvoorbeeld gericht zijn op minder materiaalgebruik, recycling of upcycling (grondstof recyclen met hogere waarde), hergebruik of energiebesparing, het uitbannen van schadelijke stoffen (Cradle to Cradle) of het inzetten van ideeën uit de natuur om menselijke problemen op te kunnen lossen (Biomimicry). _ DUURZAAM ONDERNEMEN Duurzaam ondernemen of maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat in brede zin over ondernemen, waaronder bijvoorbeeld bedrijfsvoering, inkoop, huisvesting, en investeren in mensen: een duurzame relatie met je werkgever geeft iedereen een goed gevoel, dat prestaties kan verhogen. Daarnaast kan men voor het eigen bedrijf letten op de inkoop van alles wat nodig is, bijvoorbeeld FSC papier of fairtrade koffie. Zie voor meer aandachtspunten de website van MVO Nederland. MVO Nederland omschrijft maatschappelijk verantwoord of duurzaam ondernemen als volgt: “Een onderneming onderneemt maatschappelijk verantwoord indien zij haar activiteiten bewust richt op het toevoegen van waarde aan zowel people, planet als profit, daarin steeds opnieuw een zorgvuldige balans zoekt, daarover op een actieve en transparante manier verantwoording aflegt en daarover met haar stakeholders een open dialoog voert.” 2
6
_ COMMERCIEEL VERSUS CULTUREEL Zoals in de inleiding is aangegeven is het onderzoek gericht op zowel de culturele wereld van musea en erfgoedinstellingen, als de commerciële tentoonstellingswereld van de standbouw. Toch is hier een duidelijk verschil in te zien. Het grootste verschil zit in de doelstelling: commerciële tentoonstellingen zijn vaak in eerste instantie gericht op verkoop, culturele tentoonstellingen vooral op overdracht van informatie. Bij een culturele tentoonstelling spelen daarbij vaak nog andere aspecten een rol. Zo worden er eisen gesteld aan materialen betreffende de conservering, beveiliging en constructies in verband met museale objecten. Het is hierdoor bijvoorbeeld al ‘not done’ om met multiplex te werken, vanwege het formaldehyde gehalte.3 Er worden hogere eisen gesteld aan materialen, dan bijvoorbeeld een beursstand. Binnen de culturele tentoonstellingen is er ook een verdeling te maken tussen tijdelijke tentoonstellingen en permanente opstellingen. In dit onderzoek is er vooral uitgegaan van de tijdelijke tentoonstellingen, die tot circa zes maanden te zien zijn en vaak naast een permanente opstelling worden getoond.4 Commerciële tentoonstellingen, ofwel beurs- of standpresentaties, zijn over het algemeen ontwerpen die voor korte periode ontworpen worden. De periode varieert tussen één dag tot circa een week. Een stand kan helemaal op maat gemaakt worden en maar één keer gebruikt worden of er kan gekozen worden voor standaard stands.
7
2. ONDERZOEKSRESULTATEN Tentoonstellingen hebben niet als doel het eeuwige leven te bestaan. Tijdelijke tentoonstellingen of beursstands staan echter maar voor een korte periode. Door dit tijdelijke karakter zijn tentoonstellingen niet duurzaam. Er wordt veel tijd besteed om een stand of tentoonstelling inhoud te geven, vorm en te bouwen om hem vaak maar voor een relatief korte periode te gebruiken. Door met diverse partijen te spreken is er een beeld verkregen over de stand van zaken en van inspirerende voorbeelden. Zo is te zien dat musea zich redelijk verantwoordelijk voelen en zich inzetten voor de maatschappij, omdat ze een voorbeeldfunctie hebben in de maatschappij.5 Bedrijven hebben dit verantwoordelijkheidsgevoel minder. De grootste zorg van een standontwerp zijn vaak de bouwkosten, naast het ontwerp. Er wordt vrijwel nooit naar een duurzame oplossing gevraagd, maar ook wanneer er de keuze is voor een duurzaam ontwerp, kiest men deze vrijwel nooit.6 Aan de hand van praktijkvoorbeelden wordt in dit hoofdstuk een beeld gegeven van de huidige situatie. Tevens worden struikelblokken weergegeven, maar er liggen ook veel kansen. Voor dit onderzoek is gekozen om zowel de culturele als de commerciële tentoonstellingen onder de loep te nemen, omdat te zien is dat deze twee redelijk dicht bij elkaar liggen en ontwerpbureaus en uitvoerende bedrijven vaak werken voor beide tentoonstellingsvormen. Toch is er wel duidelijk een verschil te zien en is daarom hier een verdeling in gemaakt.
2.1 CULTURELE TENTOONSTELLINGEN Tentoonstellingen zijn er in alle soorten en maten, net als de musea zelf. Voor dit onderzoek is vooral gekeken naar inspirerende voorbeelden van grote musea. Veel terugkerende thema’s op het gebied van duurzaamheid binnen de culturele tentoonstellingen zijn: • Hergebruik van materialen door musea zelf • Verlengen van de tentoonstelling • Reizende tentoonstellingen _ NATURALIS Naturalis is op verschillende manieren bezig met duurzaamheid. Allereerst hebben collectiebeheer en de technische dienst voortdurend overleg over de klimaatinstallatie. Zo wordt voorkomen dat er teveel energie verbruikt wordt. Ook bij de vernieuwing van de presentatie wordt gelet op energiegebruik en zal er alleen nog maar gebruik gemaakt worden van LED verlichting. De tentoonstellingen in Naturalis worden zo neutraal mogelijk ontworpen, zodat ze een lange periode mee kunnen gaan. De huidige presentatie is uit 1998 en is nog steeds goed. Dit is ook een nadrukkelijke eis voor de ontwerpers. Donald Janssen, destijds ontwerper van de presentatie, stelt ook dat het belangrijk is dat er geen goedkope consumentenproducten toepast worden zodat het onderhoud zo min mogelijk is. In Naturalis worden tentoonstellingen regelmatig verlengd. Tevens wordt er gebruik gemaakt van standaard vitrines. Deze vitrines zijn demontabel en hebben standaard afmetingen. Deze vitrines worden in containers bewaard en worden hergebruikt wanneer dit nodig is.
8
Naturalis werkt samen met partners uit het buitenland (science center Experimentarium in Kopenhagen en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen in Brussel). Deze drie instellingen rouleren de projectleiding van tentoonstellingen en hebben gezamenlijk overleg over de inhoud, vormgeving etc. Zo worden er reizende tentoonstellingen gemaakt, die door drie verschillende instellingen gebruikt worden. Na de looptijd in de partner musea worden de tentoonstellingen verhuurd aan andere wetenschapsmusea. Voorbeelden hiervan zijn de tentoonstelling Verliefd en verloren (Fatal Attraction), die nu in Canada te zien is en Extreem (Extreme) die in Portugal, Turkije en Parijs is gepresenteerd.
Naturalis, Fatal Attraction
_ TROPENMUSEUM Het Tropenmuseum valt onder het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT), waar duurzaamheid heel erg belangrijk wordt gevonden. Het museum krijgt vanuit het instituut opdracht om duurzaamheid toe te passen. In de missie komen onder andere de verbetering van het levensonderhoud van mensen in lagelonenlanden, maar er is ook aandacht voor milieu. ‘MVO’ wil Marga van Berkel, hoofd bedrijfsvoering, het niet noemen, omdat er hier en daar nog wel verbeteringen kunnen zijn op gebied van eigen personeel. Een van de gestelde doelen is dat het museum in 2020 geheel CO2 neutraal is. Dit zal bereikt worden door eigen energie op te wekken en een warmte en koud opslag. In de tentoonstellingsbouw speelt duurzaamheid ook een rol. Het afval wordt gescheiden en op verschillende manieren hergebruikt, er wordt het liefst niets weggegooid. Iedereen die bij het Tropenmuseum werkt is begaan met een betere wereld. Daardoor is er vaak wel een herbestemming te vinden voor veel materialen. De weinige materialen die door het museum of andere geïnteresseerden niet gebruikt kunnen worden, worden door de afvalverwerker opgehaald. Aanvankelijk zou er, ter bevordering van de creativititeit, in de tijdelijke tentoonstelling De Dood Leeft veel verlichting komen, hetgeen veel energie zou kosten. Het systeem kon echter de hoeveelheid energie niet aan en moesten er alsnog aanpassingen gemaakt worden. Het museum wilde uitsluitend gebruik maken van LED, maar momenteel blijkt dat dit nog niet goed ontwikkeld is en het is onzeker of het geschikt is voor museaal gebruik. Voor de tentoonstelling zijn toen LED strips, spots en halogeen lampen gebruikt.
9
_ RIJKSMUSEUM AMSTERDAM Het Rijksmuseum kiest ervoor om materialen te gebruiken die lang mee gaan en degelijk zijn. Het is een bewuste overweging om hierin te investeren. De modulaire vitrines gaan bijvoorbeeld zo’n 15 tot 20 jaar mee. Ook heeft dit te maken met de schoonheid van de kunst en het museum. Het is niet geoorloofd om materialen te gebruiken die niet degelijk genoeg zijn. Het is dus een bewust duurzame keuze en is ook in beleid opgenomen. Tim Zeedijk, hoofd presentaties, stelt dat het lastig is voor een museum om aan duurzaamheid te doen. Het museum heeft namelijk een collectie te onderhouden en de klimatisering hiervan heeft flink veel energie nodig. Toch wordt geprobeerd hier rekening mee te houden, door bijvoorbeeld de nieuwbouw van het museum te isoleren. Voorheen was dit namelijk niet het geval en ging er veel warmte-energie verloren. Een interessante vraag vindt Tim Zeedijk, is of het energieverbruik niet nog meer omlaag kan. De klimaatinstallatie vraag veel energie, vooral omdat er standaardeisen worden gesteld aan de museumcollectie (luchtvochtigheid, temperatuur etc) en dit continu op peil gehouden moet worden. Zo is de deviatie nu zo’n 2%, maar zou de collectie er ook tegen kunnen als deze deviatie 10% is? Dit zou namelijk veel kunnen schelen in het energieverbruik. _ CENTRAAL MUSEUM UTRECHT Het Centraal Museum Utrecht zet zich op een bijzondere manier in voor een duurzame samenleving. Niet alleen wordt er gelet op het milieu, maar ook houdt het museum daarbij oog voor haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zo worden lokale initiatieven georganiseerd om buurtbewoners te betrekken bij het museum. Hierdoor, maar ook door andere duurzame oplossingen heeft het museum als eerste kunstmuseum het gouden Green Key label ontvangen. De Green Key is het keurmerk voor milieuvriendelijke bedrijven in de toerisme- en vrijetijdssector. Meer over de Green Key is te lezen in pagina 29. Omdat er nog geen specifiek label voor musea bestaat, heeft het museum het label voor beurs, congres- en evenementenlocaties ontvangen. De gestelde eisen kwamen hiermee het meest overeen. Kijkend naar de beurssector is te zien dat Amsterdam RAI, Ahoy Rotterdam, Brabanthallen, de Jaarbeurs Utrecht en vele andere beursgebouwen, allen een gouden Green Key in bezit hebben. Steeds meer bedrijven en (overheid) instanties kopen duurzaam in of zijn verplicht duurzaam in te kopen. Bij musea moet dit nog groeien. Het Nederlands Openluchtmuseum heeft ook een gouden Green Key, Slot Loevestein is zilver gecertificeerd en de catering van het Geldmuseum heeft ook zilver behaald.7 Samen met het Centraal Museum is de Green Key bezig met het opstellen van een checklist voor musea. Marco Grob, zakelijk directeur van het museum, stelt dat je begint met kleine aanpassingen. “Je hoeft niet perse in één keer alles te vervangen, grote investeringen komen pas later.” Wanneer er iets vervangen moet worden, wordt eerst afgevraagd of er een duurzaam alternatief bestaat. Langzaamaan zullen onderdelen vervangen worden door duurzame alternatieven. Het hoeft niet altijd duur te zijn stelt Veenstra, het aanschaffen van LED verlichting is een investering, maar er is ook een korte terugverdientijd. De tentoonstellingen worden veelal gemaakt van eerder gebruikte materialen, maar ook wordt erop gelet of materialen een duurzaamheidslabel hebben. Na de tentoonstelling gaat veel materiaal naar een collectief van kunstenaars in Utrecht, zodat het museum zeker weet dat het materiaal hergebruikt wordt.
10
_ DOEN MATERIAALPRIJS De DOEN materiaalprijs is een stimuleringsprijs voor duurzaam en innovatief gebruik van materiaal in beeldende kunst, vormgeving, mode en architectuur. In 2012 werd de prijs uitgereikt aan Marjan van Aubel, zij ontwierp een servies dat lichtenergie opslaat uit de directe omgeving. De tentoonstelling waarin ieder jaar de ontwerpen worden getoond, werd dit jaar door Dirk van der Kooij vorm gegeven. Hij heeft hiervoor zijn 3D robot gebruikt, een oude industriële robot die hij zo geprogrammeerd heeft dat er meubels mee geprint kunnen worden. De expositie is geheel 3D geprint. 3D printing is nog een opkomende business en schijnt een goede boost te kunnen geven om werkprocessen te verduurzamen. Door on demand te printen is er minder materiaal nodig, er hoeft minder getransporteerd te worden en kunststof wordt lokaal geproduceerd. 3D printers hebben vaak ook minder energie nodig.8 Victor LeNoble, eigenaar van Tuttobene en projectleider van deze tentoonstelling: “Het idee van de tentoonstelling was een interieur te ontwerpen dat vervolgens weer kon worden vernietigd om met het granulaat dat daarmee werd geproduceerd weer nieuwe producten te maken. De tafels waren echter dermate nuttig en mooi dat is besloten ze niet te vernietigen. Ze worden nu op verschillende plekken gebruikt.” Tuttobene hanteert in zijn tentoonstellingen altijd de filosofie zo min mogelijk materiaal te verbruiken of het materiaal te hergebruiken. Het hout van de tentoonstelling wordt hergebruikt door meubelmakers en aannemers. Verder zijn alle spullen zo veel mogelijk gehuurd.
3D geprinte tafels
11
_ TINKER IMAGINEERS Ontwerpbureau Tinker Imagineers merkt dat steeds meer (erfgoed)opdrachtgevers bezig zijn met duurzaamheid. Zo is Slot Loevestein bezig met de vernieuwing van binnen- en buitenpresentaties, waarbij ze vooral ten aanzien van het energieverbruik en verlichting een overwogen beslissing nemen. Tevens beschikt Slot Loevestein over een zilveren Green Key certificaat. Natuur en milieu zijn kernbegrippen voor het Slot in de exploitatie. Ook werkt Tinker mee aan het realiseren van een tweede ondergrondse doorgang voor Initiatief Domplein. Deze organisatie vindt duurzaamheid een belangrijke factor en hebben experts ingehuurd. Het Domplein wil graag een voorbeeldproject zijn binnen de erfgoedwereld. Zij participeren daarom ook in Portico, een internationaal project waarin de gemeente Utrecht en Initiatief Domplein samenwerken met drie Europese steden: Keulen, Gent en Chester. Het project streeft ernaar cultureel erfgoed en archeologie samen te laten gaan met economische ontwikkeling, waarbij innovatie en duurzaamheid een belangrijke rol spelen. _ BRUNS BV / EXHIBITS.NL De kracht van Bruns zit in hun kennis. Er zijn veel ingenieurs in dienst die bedenken hoe iets zo efficiënt mogelijk gemaakt kan worden. Hier wordt tijd in gestoken, maar scheelt later weer in de kosten. Bij de concurrentie is er vaak gebrek aan kennis, die wel bij Bruns aanwezig is. Dat maakt Bruns uniek, aldus Maarten Taborsky, project director. Ook werkt het bedrijf samen met lokaal staalbedrijf Bax. Bax heeft eveneens veel kennis en ontwikkeld veel samen met Bruns om zo tot slimme oplossingen te komen. Bruns heeft veel science centra als opdrachtgevers. Taborsky ziet dat hierbij een stap vooruit gedaan wordt, omdat ze zien dat er te veel geld wordt weggegooid door tentoonstellingen niet te hergebruiken. Daardoor wordt er vaak voorgesteld om tentoonstellingen in science centra te rouleren. Een voorbeeld is de tentoonstelling High Tech Romans, een samenwerking van Museum Valkhof, het LVR-Landesmuseum in Duitsland, het Museon en Technopolis in Belgie.9 Voor dit soort tentoonstellingen worden enkel de tekstdragers vervangen. Hier is in het ontwerp al rekening mee gehouden, door deze zo min mogelijk te maken. Veel tekstdragers draaien op software, waardoor eigenlijk geen materiaal wordt verspild. Exhibits.nl is een concept waarbij voor diverse thema’s displays zijn ontwikkeld, omdat bepaalde onderwerpen vaak terugkomen. Hier is grondig onderzoek en ontwerp aan vooraf gegaan en klanten kunnen deze exhibits huren of kopen. Bruns en ontwerpbureau Northern Light merkten zo’n twee jaar geleden een behoefte aan dit soort exhibits en zijn deze gaan ontwikkelen. Momenteel groeit dit verder. De exhibits zijn van hoogwaardige kwaliteit gemaakt zodat ze duurzaam in gebruik zijn en vaak hergebruikt kunnen worden. Een voorbeeld waar Bruns aan mee heeft gewerkt is het EcOman Center, een tentoonstelling in Oman. De tentoonstelling maakt gebruik van duurzame energiebronnen door bezoekers zelf interactief bezig te laten zijn, het is een collectieve beleving.10
12
_ CRADLE TO CRADLE TENTOONSTELLING De reizende tentoonstelling ‘de Cradle to Cradle-revolutie’ is een bijzonder initiatief tussen GDO (Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling) en Hypsos. De tentoonstelling reist het hele land door om mensen bewust te maken van de noodzaak van duurzaam consumeren en te informeren over Cradle to Cradle. Op pagina 28 wordt uitgelegd wat Cradle to Cradle inhoudt. Zo heeft de presentatie bij onder andere de Gemeente Amsterdam, Enschede, Deventer en diverse natuur educatie centra gestaan. De reizende tentoonstelling is geheel gemaakt volgens het C2C concept. Zo is deze volledig gemaakt van herbruikbare materialen. Het feit dat hij zo’n 20 keer gebruikt wordt, betekende dat er geïnvesteerd is in kwaliteitsmaterialen. Zo zijn er banieren van Oniro11 gebruikt die volledig composteerbaar zijn en ook de Cradle to Cradle drukkerij Knoop heeft materialen geleverd. Alles volgens het Cradle to Cradle principe. _ HERGEBRUIK EN MUSEUMPLAATS.NL Het hergebruiken van tentoonstellingsmaterialen en meubels wordt veel ingezet. Zo probeert het Museum Volkenkunde te Leiden, maar ook veel kleinere musea, zoveel mogelijk tentoonstellingsmaterialen en onderdelen te hergebruiken. John Sijmonsbergen, directeur publiek en partners, zegt ook dat het museum steeds meer (her)gebruik inzet van onderdelen in tentoonstellingen die reizen naar andere musea. Dit werd voorheen vaak niet gedaan, er wordt steeds bewuster mee omgegaan. Museumplaats biedt een platform om (gebruikte) tentoonstellingsmaterialen te kopen en verkopen, middels de website www.museumplaats.nl. Het is tevens een platform dat culturele instellingen en cultureel gerelateerde bedrijven bij elkaar brengt. Vrijwel iedereen die erover hoort, vindt het een fantastisch en logisch concept . Toch moet er veel gedaan worden om mensen en musea in actie te laten komen. Het probleem bij culturele instellingen is vaak het beslissingstraject: wie kan beslissingen nemen over welk materiaal weg moet. Vaak wordt het opgeslagen voor eventueel hergebruik, maar wordt het uiteindelijk niet of nauwelijks meer gebruikt. Museumplaats biedt hierbij hulp en vooral kleine instellingen maken hier gebruik van. Nathalie Alblas, projectmedewerker, en Jennifer Trel, projectcoördinator, merken toch dat de grote musea het liefst alles nieuw hebben, afgestemd op een totaalconcept. Een praktisch voorbeeld waarin Museumplaats een belangrijke rol heeft gespeeld zijn de tentoonstellingsmeubels van het Stadsarchief Amsterdam. Deze werden in december 2010 naar de loods van Museumplaats gebracht en in 2011 opgehaald door hun nieuwe eigenaren. Een aantal zijn naar het schilderijen restauratieatelier in Haarlem gegaan, twee naar Aviodrome en één naar het Stedelijk Museum in Amsterdam. Het Stedelijk Museum heeft het materiaal weer opnieuw aangeboden op museumplaats en toen heeft het Museum van de vrouw het overgenomen.12 Nicole Delissen, hoofd collecties & presentaties van het Stedelijk Museum, zegt dat de beslissing om de vitrine via museumplaats af te nemen voortgekomen is uit hergebruik, kwaliteit, prijs en beschikbaarheid op korte termijn. Wat in vrijwel de meeste musea gebeurt, en waarschijnlijk ook een geldkwestie is, is het hergebruik van computers, schermen en ander elektronisch materiaal uit eerdere expo’s. Deze apparaten gaan vaak langer mee dan de tentoonstellingen en worden daarom opnieuw gebruikt in volgende tentoonstellingen. Dit gebeurt overigens al sinds er elektronica gebruikt wordt.
13
2.2 COMMERCIELE TENTOONSTELLINGEN: STANDPRESENTATIES Binnen de commerciële tentoonstellingsbouw zijn er verschillende soorten stands. Zo kan een opdrachtgever / klant kiezen voor een stand specifiek ontworpen voor het bedrijf. Deze stands zijn vaak tijdgebonden en staan vaak slechts maximaal een week op één beurs. Een opdrachtgever kan echter ook voor een standaardontwerp kiezen, dat meerdere malen gebruikt kan worden. De keuze voor een type stand hangt uiteraard ook altijd nauw samen met het budget. Uit onderzoek blijkt dat duurzaamheid geen hot item is in de commerciële tentoonstellingswereld. Hoewel men spraakmakende presentaties wil, worden ze vaak maar enkelvoudig gebruikt. Daardoor moet de stand zo goedkoop mogelijk zijn en wordt er meestal geen aandacht besteed aan duurzaamheid. In deze paragraaf staan enkele praktijkvoorbeelden die wel heel inspirerend zijn voor de standbouw. De meest voorkomende thema’s van duurzaamheid binnen de commerciële tentoonstellingsbouw zijn: • hergebruik / verhuur vanuit producenten/ontwerpers • modulaire standontwerpen _ STANDSITE.COM Standsite heeft drie modulaire standconcepten ontwikkeld. Het eerste concept, de ORIGINAL stand, is het meest gevraagd. Het is een concept voor het deelnemen aan beurzen waarbij grote aandacht is voor zowel het design als voor het budget. Met standaard onderdelen, ontwikkeld door Standsite. com en materialen kan voor elke gebruiker een op maat gemaakte stand ontworpen worden. Door het hergebruik van onderdelen levert deze aanpak een groot milieuvoordeel op. Het tweede concept, de IDENTITY stands, is ideaal voor een exposant die deelneemt aan meerdere beursdeelnames per jaar. Het bedrijf bouwt zelf hun stand op en is ontworpen in de kleuren van de huisstijl. Het laatste concept en tevens het meest duurzame concept, zijn de ECO stands. Reduce, Reuse en Recycle zijn hierbij de sleutelwoorden. De beursstand is gebouwd uit gerecyclede en recyclebare materialen. De vloer en wanden van dit concept zijn gemaakt van bamboe, wat een duurzame en warme uitstraling geeft. De stand is gemaakt van een stalen constructie en wordt door LED verlicht. Om het ECO concept te realiseren is voorafgaand onderzoek gedaan en bewust gezocht naar welke materialen het meest duurzaam zijn. Tevens is er, in overleg met de bouwer, gekeken naar materiaal vermindering. Er wordt minder materiaal gebruikt en op zo’n manier ontworpen, dat er bij transport zo min mogelijk ruimte in beslag wordt genomen. Hierdoor is vaak een niet zo grote vrachtwagen nodig en dus minder milieubelasting. Paper for Paper is een bedrijf dat van kantoorpapier grondstof maakt voor nieuw hygiënepapier. Voor de tweede keer staat het bedrijf op een beurs met een ECO-stand concept. Zij ervaren dit als zeer prettige, rustgevende stand en zo ervaart de bezoeker dit ook. Bijkomend voordeel is dat het bedrijf voor duurzaamheid staat en de stand dit ook uitstraalt door gebruik van bamboe wanden en meubels.
14
_ QUPIX Pepijn van de Staak en Jan Doornekamp, eigenaren van ontwerpbureau Qupix, vinden in hun filosofie duurzaamheid heel belangrijk. In deze branche gaat het niet zozeer om het milieu, maar er zou beter naar processen moeten worden gekeken. Volgens Van de Staak zal er een attitudeverandering moeten ontstaan bij opdrachtgevers. Juist nu zou erover nagedacht moeten worden, aangezien het budget nog maar een vijfde is van wat het 6 à 7 jaar geleden was. Voorheen werd er voor miljoenen euro’s beursstands gebouwd, die na een week werden weggegooid. Pepijn stelt drie toepassingen voor duurzaamheid in standbouw: • Onderdelen van de stand al in de ontwerpfase zo ontwerpen dat ze daarna een volgende bestemming krijgen. Een voorbeeld is dat een balie in de stand zo wordt ontworpen dat deze nadien in het bedrijf in gebruik genomen kan worden. • De gehele stand vaker gebruiken. Wanneer dit van tevoren als eis is gesteld, kan het ontwerp hierop aangepast en modulair gemaakt worden. Een voorbeeld hiervan is de stand van Jan Snel Group, hierna nogmaals genoemd. Het nadeel hiervan is dat veel klanten modulaire ontwerpen bij voorbaat niets vinden, het ontwerp moet voor meerdere doeleinden geschikt zijn en daardoor zou het een neutraal of saai ogend uiterlijk krijgen. • Onderdelen van de stand hergebruiken in andere stands. Voor de stand van Rockwool zijn bijvoorbeeld de wandelementen en vloerelementen hergebruikt. Bouwers en opdrachtgevers moet je er vaak op attenderen of er niet iets hergebruikt kan worden.
Beurspresentatie Jan Snel
15
_ MODULAIRE BEURSSTAND JAN SNEL GROUP Voor het beursconcept van Jan Snel is duurzaamheid het uitgangspunt. De Jan Snel Group is een bedrijf dat modulaire systemen maakt. Voor het bedrijf was het dan ook niet meer dan logisch om voor een modulair ontwerp te gaan. Qupix heeft hiervoor een modulair ontwerp gemaakt, dat telkens opnieuw en op verschillende manieren neergezet kan worden. Er is gebruik gemaakt van duurdere, maar hoogwaardige materialen, zodat deze langer mee kunnen gaan. Er is gekozen voor gespoten MDF in plaats van spaanplaat, wat niet lang meegaat. De pijlen zijn gemaakt van een soort Corian®, een duurzaam materiaal.13 De stand wordt nu al 3 jaar ingezet en zal in totaal ongeveer 6 keer mee kunnen gaan. Het is nog niet zo dat stands jaren en jaren mee kunnen gaan omdat je altijd te maken hebt met slijtage. Een stand wordt namelijk opgebouwd, vervoerd, opgeslagen etc. Toch kunnen sommige delen langer meegaan, door ze te hergebruiken in andere stands. De Jan Snel Group slaat de stand zelf op, ook omdat zij zelf het transport regelen. Meestal worden stands opgeslagen bij bouwers.
_ DUURZAME BEURSSTAND PLANON De (op dit moment nog) enige duurzame standpresentatie op de Groene Offerte is de stand van Planon, ontworpen door Sensid. Het uitgangspunt hier was hoe je ervoor kunt zorgen dat er niets op de vuilnisbelt belandt en alles dus weer kunt hergebruiken. Duurzaamheid is een belangrijke issue voor Planon. De organisatie krijgt veel te maken met duurzaam inkopende klanten. Door dit criterium krijg je te maken met een beperkt aanbod aan materialen en meubels, maar waarbinnen ontzettend veel keuzemogelijkheden weer zijn. Sensid wilde uitsluitend aantoonbare duurzame materialen en producten gebruiken voor de stand. De stand bleef in bezit van Sensid en is ontworpen op basis van een leaseconstructie. Door middel van een afspraak met de leveranciers van meubels en vloerbedekking, konden deze na afloop terug naar de producent gestuurd en werden door henzelf hergebruikt. Daarnaast was de stand geheel gemaakt van steigerhout dat na het afbreken van de stand verwerkt is in het duurzame interieur van de WSPA, een internationaal dierenwelzijnsorganisatie, dat door Sensid werd ontworpen en gerealiseerd.14
16
_ DUURZAME STANDS VAN ECOBEDRIJVEN (ECOLAB, AHREND) Tijdens dit onderzoek is ook een bezoek afgelegd aan de vakbeurs Facilitair, waar enkele duurzame bedrijven hun product showden. Ecolab is daar een voorbeeld van en een bedrijf dat staat voor een schonere, veiligere en gezondere wereld. Op de vraag of de stand ook duurzaam is het antwoord: Ja, voor de stand zijn misschien geen duurzame materialen gebruikt, maar de stand is wel vaker te gebruiken en aan te passen op diverse vloeroppervlaktes. Zo kan de stand op diverse beurzen met verschillende formaten gepresenteerd worden. Ook Ahrend is een duurzaam, Cradle to Cradle-gecertificeerd bedrijf en stelt dat zij de meest duurzame onderneming in haar sector in Europa is. Voor de stand op de vakbeurs Facilitair is er een stand ontworpen waarbij het herinzetten van dezelfde onderdelen een ontwerpopdracht is geweest. Er zijn voor deze stand niet zozeer duurzame materialen gebruikt, maar kunnen de materialen en meubels net als de stand van ecolab wel vaker dan eens te gebruiken is. De wand werd bijvoorbeeld achteraf in het kantoor van België gezet. Tevens is deze stand voor de NOT beurs gebruikt, de Nationale Onderwijs Tentoonstelling.
_ GIELISSEN INTERIORS & EXHIBITIONS Productiebedrijf Gielissen Interiors & Exhibitions is zeer actief bezig met duurzaamheid en hebben een MVO beleid. Bij Gielissen gaat het beleid verder dan alleen duurzaamheid en heeft naast het milieu ook te maken met de mensen en de organisatie. Mensenrechten, wetten, transport, energie, afval, goede doelen; het zijn allemaal aspecten waar Gielissen actief mee bezig is. Een voorbeeld is dat offertes digitaal worden verstuurd en alleen wanneer een klant om een geprinte versie vraagt, dit uitgeprint zal worden. Het formaat van de PDF bestanden zijn daarom zo gemaakt dat ze beter leesbaar zijn op een PC. Toch vertaalt dit zich niet tot duurzame standpresentaties. Het bedrijf is namelijk afhankelijk van haar klanten. Helaas wil niet iedere klant extra betalen voor een duurzaam ontwerp en kiest vaak voor de goedkoopste oplossing die niet duurzaam is. Gielissen kan twee verschillende offertes maken, namelijk een duurzame en een niet duurzame. Het is dan aan de klant om een beslissing te nemen over het ontwerp en de offerte.
17
2.3 BUITEN NEDERLAND Over het algemeen is Nederland geen voorloper als het gaat om duurzaamheid, maar loopt ook zeker niet achter als het gaat om duurzame initiatieven. Jefta Bijpost, projectmanager bij Hypsos, merkt dat over het algemeen te zien is dat het in Noord-Europese landen een grotere rol speelt, maar in Zuid-Europese landen minder, Nederland zit er tussenin.15 Als het om de wetgeving gaat, staat Nederland redelijk voorop als het gaat om MVO. Onze overheid stimuleert ons om bewust om te gaan met de gevolgen van wat we doen.16 Ook Duitsland loopt redelijk voorop, als er bijvoorbeeld wordt gekeken naar het gebruik van aluminium, wat in Duitsland veel gebruikt wordt. Aluminium is een metaal dat vrij simpel omgesmolten kan worden en opnieuw gebruikt kan worden, tevens gaat het lang mee. Mede doordat Duitsland een groot land is en veel grote steden heeft, worden tentoonstellingen en stands vaker dan eens gebruikt worden en leent aluminium zich hier goed voor.17 Hieronder worden enkele interessante initiatieven genoemd. _ KRINGLOOP EXPO (BELGIË) Kringloopexpo is simpel gezegd de Belgische Museumplaats. Ze willen het duurzaam (her)gebruik en (her)ontwerp van culturele materialen stimuleren en met dit proefproject een belangrijke stap zetten om de toenemende belangstelling voor culturele producties en hun architectuur op een maatschappelijk verantwoorde manier te verwezenlijken.18 Het verschil met de Nederlandse Museumplaats is dat Kringloopexpo commerciëler is en meer op verkoop gericht. Museumplaats biedt daarnaast ook verbindingen en vindt ook dat instellingen samen contact moeten leggen en ideeën uitwisselen.19 _ MUSEUM ASSOSIATION (UK) De Museumvereniging van het Verenigd Koningkrijk stelt dat musea met het bewaren van objecten en betrokkenheid bij de gemeenschap al onbewust bezig zijn met duurzaamheid. Helaas denken ze nog niet expliciet na over duurzaamheid. De museumvereniging wilt hier verandering in brengen en de branche stimuleren om meer na te denken over sustainability. In Verenigd Koninkrijk zijn musea verplicht iets te doen met MVO, vanuit de overheid.20 Hoewel er voorafgaand aan dit onderzoek vanuit de Nederlandse Museumvereniging geen prioriteit gegeven werd aan duurzaamheid, lijkt het erop dat de sectie Veiligheidszorg & Facility Management zich toch op duurzaamheid richt. Op de website staan diverse activiteiten georganiseerd worden met betrekking tot duurzaam ondernemen binnen deze sectie. Zo is er een studiereis naar Londen georganiseerd om te leren van musea waar duurzaamheid een grote rol speelt.
18
_ ST LOUIS CITY MUSEUM (US) Het City Museum in Saint Louis is opgericht door kunstenaar Bob Cassilly. Hij en zijn team hebben van een oude schoenenfabriek en –magazijn een museum opgericht, gemaakt van allerlei oude bouwmaterialen uit de stad. In en rond het museum kun je over oude stadsbruggen lopen, er staat een oude schoolbus op het dak en er zijn zelfs twee vliegtuigen te zien. Maar zoals verslaggever Scott Mayerowitz zegt: “The converted shoe warehouse is closer to a mad scientist’s workshop than a cultural institution.” 21 Het is een echte belevenis voor jong én oud.
St. Louis City Museum
_ JULIE’S BICYCLE (UK) Julie’s Bicycle is een internationale non-profit organisatie die duurzaamheid inhoud geeft in de muziek-, theater- en creatieve sector. De organisatie werkt samen met meer dan 1000 kunstorganisaties om ze te helpen met het organiseren en managen en zo hun milieueffecten te verminderen. Het Manchester Jewish Museum heeft dankzij Julie’s Bicycle al veel bereikt op het gebied van energiebesparing, een vorm van duurzaamheid die veel terug te vinden is bij musea en galeries als men kijkt op de website van Julie’s Bicycle.22 Het museum heeft naast een gecontroleerd verwarmingsplan er ook voor gekozen om in de originele kroonluchters van de synagoge LED-lampen te plaatsen.
19
2.4 ANDERE BRANCHES Tijdens het onderzoek zijn diverse voorbeelden van duurzame toepassingen uit andere branches naar voren gekomen. Het blijkt dat in de architectuur en productdesign, duurzaamheid meer een rol speelt dan in de tentoonstellingsbouw. Ook is te zien op de Groene Offerte dat er nauwelijks tot geen cases van tentoonstellingen zijn, maar wel van grafisch ontwerp en productontwerp / industrieel ontwerp. Hieronder staan enkele voorbeelden. _ WORM WORM is een instituut voor avantgardistische recreatie te Rotterdam, waar een kunstenaarscollectief, een podium met winkel en een Parallelle Universiteit (DIY werkplaatsen voor film, muziek en media) gevestigd zijn. Het huidige 19e eeuws complex aan de Witte de Withstraat is vormgegeven door 2012Architecten (nu beter bekend als Superuse Studios), een architectenbureau dat hergebruik ziet als een integrale ontwerpstrategie. De vloeren en lambrisering in de publieksruimtes zijn geheel van restpartijen Trespa gemaakt. Maar ook zijn er wand en plafond panelen afkomstig uit een Airbus van Indonesian Airlines. Vliegveld lampen en andere hergebruikte materialen zorgen voor, wat zij noemen, een vreemd soort ‘Nouveau Chique’ uitstraling.
Filmzaal, WORM
De kantoren, die vanuit de publieksruimtes zichtbaar zijn, zijn grotendeels ontworpen en uitgevoerd door Atelier van Lieshout. De wanden in de kantoren bestaan uit zware roestende stalen platen. Door al deze verschillende hergebruikte materialen door het gehele gebouw ontstaat er opmerkelijke uitstraling. _ OEROL, HET PAVILJOEN Ieder jaar staat Terschelling tien dagen lang in het teken van theater, dans, straattheater, beeldende kunst en muziek. Het Paviljoen, ontworpen door Studio Elmo Vermijs, fungeerde in 2012 als podium voor debatten, discussies, lezingen, presentaties en muzikale intermezzo’s. Oerol heeft Vermijs gevraagd om op een nieuwe manier de lokale omgeving te bekijken en een plek te creëeren die van, door en voor eilanders is gemaakt. Voorafgaand is er een Oogst- en Kenniskaart gemaakt van Terschelling; een interactieve kaart waarop duidelijk wordt wat er aan restmaterialen en kennis te vinden is op het eiland. Vanuit daar is een mobiel paviljoen ontwikkeld dat symbool staat voor deze manier van werken: uitgaan van de lokale potentie die een gebied heeft. Het Paviljoen is samengesteld uit restmateriaal en elk stukje van het paviljoen heeft een eigen verhaal. In totaal komen de materialen van zo’n 20 partijen en bestaan onder andere uit tentgrondzeilen, afgedankt frituurvet, grenen zaagresten, vuren juttershout, metalen watertanks, jerrycans, vissersnetten etc.23 De Oogst- en Kenniskaart is te bekijken op: http://prezi.com/h1e6awtqzye1/oogst-en-kenniskaart/.
20
_ PARK 20/20 In de architectuur wordt al langer nagedacht over duurzaamheid. Park 20/20 is een milieu- en energievriendelijk dorp. De recyclebare bouwmaterialen passen binnen de ambities van het C2C concept. In het park vormen de toepassing van zonne- en windenergie, waterzuivering, energie uit afval en de geavanceerde techniek met behulp van warmte- en koudeopslag de basis. Ook is er nagedacht over de ligging en openbaar vervoersvoorzieningen.24 _ AVR-VAN GANZEWINKEL Afval bestaat niet volgens Van Ganzewinkel, afvalverwerkingsbedrijf. In samenwerking met Michael Braungart denkt het bedrijf met anderen mee om zoveel mogelijk afval te besparen, gemaakte producten te hergebruiken en in ieder geval er geen waardeloos afval van te laten maken. Momenteel geeft het afvalverwerkingsbedrijf zo’n 75% van het afval een tweede leven.25 _ DESSO ALS BEDRIJF IN OVERGANG Een goed voorbeeld van een bedrijf dat een Cradle to Cradle-product wil neerzetten is Desso. Het tapijtbedrijf is in 2008 begonnen met het opzetten van een C2C product naar aanleiding van de theorie van Micheal Braungart. Momenteel is het bedrijf C2C-silver-gecertificeerd en is hard op weg om het product geheel in de cyclus op te nemen. Voorheen bestond de tapijtbacking van bitumen, een op aardolie gebaseerde substantie wat lastig recyclebaar is en tegenwoordig nog gebruikt bij de meeste tapijten. Dit oude tapijt wordt langzamerhand vervangen door de nieuwe tapijten waarin de polymeer ‘polyolefine’ is verwerkt.26 _ MOSA C2C TILES Ook Mosa is een C2C-silver-gecertificeerd bedrijf, dat keramische tegels produceert. Kernwaarden voor Mosa zijn dan ook duurzaam handelen en ondernemen. Ondanks de hoge investeringen en het intensieve research- en ontwikkelingsprogramma is het prijsniveau van de C2C tegels gelijk aan de tegels vóór de certificering. Ook de gebruiksduur is hetzelfde gebleven.27 _ VIBA-EXPO VIBA-Expo is het aanspreekpunt voor een duurzame ontwikkeling in het bouwen, wonen en werken. Ze richten zich op een duurzame balans tussen People, Planet en Profit en willen dit betaalbaar, gezond en milieuvriendelijk. VIBA biedt oplossingen voor duurzaam bouwen en wonen. _ VERENIGING VAN SCHOUWBURG- EN CONCERTGEBOUWDIRECTIES Bij podia wordt al in meer of mindere maten MVO toegepast, bijvoorbeeld in de vorm van maatschappelijke stages. Toch valt er nog veel in te winnen qua verlichting en materialen. Al meer dan twintig podia in Nederland meten hun milieuprestatie met de Milieubarometer, wat deels gefinancierd wordt door VSCD. Men kan zien welke milieuaspecten en –kosten het zwaarst wegen in hun organisatie. In 2011 tekenden zestien Haagse theaters een intentieverklaring om voor duurzaam te gaan.28 _ MOVING MATERIALS Bij Material Sense staan de materialen centraal. Er wordt onder andere advies gegeven over materialen en onderzoek gedaan naar materiaal innovaties. Moving Materials is een reizende tentoonstelling die steeds groeit. De tentoonstelling is te zien in plaatsen als Eindhoven, Essen, Kortrijk, Parijs, Lancaster en Helsinki waar ontwerpers en bedrijven een bijdrage kunnen leveren waardoor het project gaat leven. Er wordt nagedacht over vernieuwing van materialen en processen en bij elke openstelling komen er nieuwe innovaties bij.29
21
2.5 KANSEN Hieronder staan de belangrijkste kansen samengevat, die uit dit onderzoek naar voren komen. 1. Duurzaamheid brengt een positief imago met zich mee brengt. 2. Door de maatschappelijke functie van een museum kan het naar buiten brengen van duurzaam ondernemen een positieve invloed hebben op de maatschappij. 3. Er bestaat een grotere kans op subsidie en financiering; duurzaamheid geeft een meerwaarde. 4. Door bij ontwerpproces al na te denken over wat er nadien gebeurd met het ontwerp, wordt het proces van het zoeken naar een herbestemming weggenomen. Ook de zekerheid van een herbestemming is groter. 5. Door het gebruik van duurzame materialen of hergebruikte materialen, ontstaat er een ander soort creativiteit; de ontwerper wordt uitgedaagd. 6. Het bestaan van een keurmerk werkt motiverend. De Green Label is hier een voorbeeld van voor de vrijetijdsbranche en is bezig deze toepasbaar te maken voor musea. 7. De periode van crisis en de noodzaak om efficiënt te zijn kan zorgen voor een kans om bewuster te worden. Dit kan ook een nadeel zijn, verduurzamen betekent ook vaak investeren en pas op lange termijn terugverdienen. 8. Ontwerpers kunnen een goede invloed hebben op bewustwording: veel ontwerpers willen zich inzetten op duurzaamheid, en juist zij kunnen veel betekenen omdat zij aan het begin van productieprocessen staan. 9. Duurzaamheid is een belangrijk onderzoeksgebied te zijn, waar veel samenwerkingsverbanden tot stand kunnen komen. 10. Er zijn veel manieren waarop duurzaamheid kan worden ingezet bij de ontwikkeling van musea en standpresentaties: dit onderzoek leverde een lange lijst op. Deze handvatten kunnen een grotere groep bereiken, onder andere via de Groene Offerte en via onderwijs, om duurzame ontwikkeling in deze sector te stimuleren (zie vanaf pagina 25). Verder levert dit onderzoek informatie, cases, interviews en verhalen op die inspirerend zijn voor anderen en aan het denken zet.
22
2.6 STRUIKELBLOKKEN Naast de zojuist genoemde kansen, zijn er ook veel struikelblokken. Duurzaamheid wordt steeds meer ingebed in het beleid, maar worden niet altijd in de praktijk gebracht. Er bestaat vaak een gat tussen management en praktijk. _ GEBREK AAN TIJD Tijdens het onderzoek is gebleken dat bij veel instellingen duurzaamheid geen prioriteit heeft. Het gaat letterlijk om tijdtekort, zo stelt het Scheepvaartmuseum. Het vergt bijvoorbeeld veel tijd om materialen op museumplaats te zetten. Er is geen tijd om een herbestemming te vinden voor het gebruikte tentoonstellingsmateriaal en gaat het daarom vaak direct de container in. Duurzaamheid is een manier van bewust denken en waar tijd in gaat zitten, net als in het aangaan van certificeringsprocessen. Desso, tapijtfabrikant, is in 2008 begonnen met het opzetten van een C2C product naar aanleiding van de theorie van Micheal Braungart. Momenteel is het bedrijf C2C silver gecertificeerd en is hard op weg om het product geheel in de cyclus op te nemen. _ GEBREK AAN KENNIS Zoals uit de gesprekken naar voren komt: de wil is er, maar dan? Marga van Berkel van het Tropenmuseum stelt dat een museum er niet alléén voor kan zorgen dat er duurzame tentoonstellingen komen. Ontwerpers hebben nog weinig kennis van duurzaam ontwerpen, tenzij ze zich hierin hebben verdiept. Maar ook wanneer een van de partijen niet mee werkt, lukt het bijvoorbeeld niet. “We moeten samen in gesprek gaan en samen naar duurzame oplossingen zoeken. Het zou mooi zijn als duurzaamheid of Cradle to Cradle een vak zou zijn in het ontwerponderwijs.” Wouter van Dillen, tentoonstellingsontwerper bij het Continium, zegt behoefte te hebben aan tips en richtlijnen om tentoonstellingen duurzamer te gaan ontwerpen. Nu gaat dat vooral door middel van logisch nadenken. _ GEEN HOOFDDOEL Het Tropenmuseum vindt duurzaamheid heel belangrijk, maar de artistieke creativiteit en originaliteit van de tentoonstelling gaan toch voor. Het museum wil blockbusters en geweldig mooie tentoonstellingen laten zien. Dit gaat voor andere eisen, zoals duurzaamheid. Dit wordt ook beaamd door ontwerpers. Kors de Waart, ontwerper en eigenaar van Potztausend, stelt dat de corebusiness van een tentoonstelling, de communicatie is, hoe breng je de inhoud op een juiste manier over. Een halogeenlamp geeft een ander effect dan LED verlichting om een object uit te lichten. Het gaat om afwegingen maken. _ GEEN PRIORITEIT (commerciële tentoonstellingen) Verschillende partijen merken op dat opdrachtgevers van standpresentaties lastig meewillen als het gaat om duurzaamheid. Pepijn van de Staak, ontwerper, stelt: “De reacties van opdrachtgevers over duurzame ontwerpen zijn vaak niet positief. Men houdt vast aan wat ze kennen en willen geen poespas. Een beursstand is meestal eenmalig en wordt vaak niet ontwikkelt voor de lange termijn. Deze houding komt nog uit de tijd van hoogconjunctuur, erg jammer.” Men weet niet hoe het bedrijf er over 3 à 4 jaar uitziet en om dan voor een modulair ontwerp te kiezen vinden ze lastig.
23
Het vakblad Expovisie geeft in 2009 aan dat er gebrek aan opleiding is voor standbouw. Destijds waren studierichtingen als event management en event marketing nog piepjong en zou het nog even duren voordat beurzen professionaliseren.30 Het zou kunnen zijn dat deze nieuwe generatie bewuster nadenkt over duurzaamheid en dat het de laatste tijd meer een issue begint te worden, zoals te zien is bij bedrijven met een duurzaam product of dienst. Daarnaast draait een deelname aan een beurs vaak om andere doelen, als verkoop, marketing en communicatiedoelstellingen. Er wordt daardoor niet direct aan duurzaamheid gedacht. Dit geldt overigens ook voor culturele tentoonstellingen waarbij hoofddoel vaak communicatie is. Te zien is dat bij bedrijven waarbij duurzaamheid of milieu een grote rol speelt, gekozen wordt voor een duurzaam ontwerp. De RAI Amsterdam heeft een MVO beleid en probeert beursorganisatoren erop te wijzen, maar hebben geen invloed op exposanten. _ DUURZAAM ONTWERP DUUR? Duurzaam ontwerpen en produceren betekent vaak een extra financiële investering. Allereerst vanwege de investering in tijd en inzet van extra kennis. Daarnaast zijn duurzame materialen vaak nog nieuw en is er nog geen grote markt voor. Hierdoor is het vaak niet mogelijk om een product goedkoper op de markt te brengen.31 Duurzaam produceren betekent vaak dat de prijs van het product omhoog gaat. Annemiek van Iersel, Manager Exhibition & Event Services bij Gielissen, stelt dat er daardoor een kans is dat je jezelf uit de markt prijst. Er zijn genoeg opdrachtgevers die alleen naar de kosten kijken en niet naar de omstandigheden waarbinnen een ontwerp wordt gemaakt. Toch kan het ook zo zijn dat duurzame ontwerpen financieel aantrekkelijk zijn. Wanneer er gekozen wordt voor een modulair ontwerp zal het na verloop van tijd gaan schelen in de kosten. Hetzelfde geldt voor reizende tentoonstellingen. De investering in het ontwerp en de materialen, weliswaar van hogere kwaliteit en dus waarschijnlijk duurder, zijn eenmalig, maar gaan wel langer mee. _ AFWEGINGEN MAKEN Hoe belangrijk het ook is om goed met het milieu om te gaan, moet men ook realistisch blijven. Taborsky, maar ook andere uitvoerders en ontwerpers stellen dat het niet altijd mogelijk is om een duurzaam ontwerp of materiaal te gebruiken. In sommige gevallen is er geen goed alternatief, het mag namelijk niet ten kosten gaan van de kwaliteit. Anders zou het kunnen zijn dat het vaker vervangen moet worden wat ook weer verspilling betekent. Een goed voorbeeld is het gebruik van verf. Voor een poedercoating op staal is bijvoorbeeld geen alternatief. _ OPSLAG VAN MATERIALEN TwentseWelle en het Scheepvaartmuseum geven beide aan dat ze geen opslagruimte hebben voor gebruikt tentoonstellingsmateriaal. Bij TwentseWelle gaan de mooie vitrines meestal nog naar collegainstanties, maar dat zal ook direct na de expositie moeten gebeuren.
24
2.7 HANDVATTEN: DUURZAME MAATREGELEN EN AANDACHTSPUNTEN Uit onderzoek blijkt dat er behoefte is aan informatie en handvatten; er ontbreekt nog te veel aan kennis. Duurzaamheid kan op vele diverse manieren worden nagestreefd in het ontwerpproces en de ontwikkeling van tentoonstellingen en standpresentaties. Tijdens het onderzoek zijn de volgende methodes het meest genoemd en hebben het grootste belang in de tentoonstellingswereld. Deze lijst van handvatten is opgesteld op basis van wat er in de interviews is genoemd. Het vormt een aanzet voor een meer uitgebreide lijst met aandachtspunten die relevant zijn in deze sector. _ DUURZAAM ONTWERPEN Duurzaam ontwerpen kan op vele manieren worden ingezet, maar het belangrijkste is dat al aan het begin van een ontwerpproces een plan wordt gemaakt om rekening te houden met de gevolgen van alle stappen tijdens de productie-, gebruikers- en afdankfase van het ontwerp. Er zijn verschillende ontwerpmethodes. Het kan bijvoorbeeld zoals eerder benoemd gericht zijn op minder materiaalgebruik, op recycling of upcycling, hergebruik of energiebesparing, het uitbannen van schadelijke stoffen, of op het inzetten van ideeën uit de natuur om menselijke problemen op te kunnen lossen (Biomimicry).32 Meer informatie over duurzaam ontwerpen vind je op de kennisbank van de Groene Offerte (http://www.groeneofferte.nl/kennisbank/duurzaam-ontwerpen-een-inleiding). De kennis uit dit onderzoek die specifiek voor deze sector relevant is krijgt nog een plek binnen deze kennisbank. De volgende aandachtspunten kunnen op het gebied van duurzaam ontwerpen van belang zijn in de tentoonstellingswereld.
_ ONTWERPEN VOOR HERGEBRUIK OF HERBESTEMMING Een tentoonstelling kan zo worden ontworpen dat het geheel of delen ervan daarna opnieuw bruikbaar zijn of voor een ander doel gebruikt kunnen worden. Zo is in het onderzoek een voorbeeld genoemd waarbij een standonderdeel zo werd ontworpen dat het daarna ook permanent bruikbaar zou zijn als balie in het kantoor.
_ MATERIAAL BESPAREN Tijdens het benaderen van diverse ontwerpbureaus en zelfstandige ontwerpers kwam naar voren dat duurzaamheid vaak geen expliciete rol speelde, maar dat er wel nagedacht werd over het zo efficiënt mogelijk omgaan met bijvoorbeeld plaatmateriaal, om zo materiaal te besparen. Als vooraf nagedacht wordt over de grootte en de constructies van onderdelen, kan dit ook voordelig zijn met het transporteren van de tentoonstelling. Voorbeeld hiervan is de werkwijze van Standsite; er wordt op zo’n manier ontworpen, dat er bij transport zo min mogelijk ruimte in beslag wordt genomen. Hierdoor is vaak een niet zo grote vrachtwagen nodig en dus minder milieubelasting.
25
_ MODULAIRE VITRINESYSTEMEN Wat steeds meer te zien is zijn modulaire vitrinesystemen voor tijdelijke tentoonstellingen. TwentseWelle is bijvoorbeeld een museum dat inziet dat het over een aantal jaar financieel gezien aantrekkelijk kan zijn. Nu zal het nog voornamelijk een investering zijn, maar op den duur zal het schelen in de kosten. Daarnaast speelt ook het gemak van de opbouw mee voor TwentseWelle. Op moment van schrijven is Opera ontwerpers bezig met de ontwikkeling van het gestandaardiseerd hoogwaardig vitrinesysteem voor het museum. In de vitrines komen standaard LED verlichting en een ingebouwd objectinformatiesysteem; het is een soort vitrine en presentatie-toolkit in één. Ook het Scheepvaartmuseum en Naturalis maken gebruik van standaard vitrines die opnieuw gebruikt worden. _ ECOLIZER 2.0 De ecolizer 2.0 is een hulpmiddel voor ontwerpers en bedrijven die producten ontwerpen en op zoek zijn naar een inschatting van de milieu-impact hiervan. De OVAM, de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, liet de Ecolizer ontwikkelen om ecodesign toegankelijker te maken voor ontwerpers. De ecolizer is online te raadplegen op: http://www.ecodesignlink.be/ images/filelib/EcolizerNL_1179.pdf.
Ecolizer
_ CRADLE TO CRADLE Cradle to Cradle (C2C) gaat uit van het motto: afval is voedsel. Consuminderen is niet genoeg is; recyclen is downcyclen, omdat het uiteindelijk toch wel op de vuilnisbelt belandt. William McDonough en Michael Braungart beschreven in hun boek Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things vijf stappen op weg naar een eco-effectief en C2C productontwerp. Hierin staat onder andere dat er geen schadelijke stoffen mogen worden gebruikt, gekozen moet worden voor materialen met een keurmerk en indien nodig moet het product opnieuw ‘uitgevonden’ worden.33 Ook belangrijk is het gebruik van hernieuwbare grondstoffen en energie, en het hebben van een positieve invloed op de omgeving en mens.
26
_ BIOBASED MATERIALEN Biobased materialen zijn materialen die afbreekbaar zijn en door de natuur opgenomen kunnen worden. Bioplastics zijn kunststoffen op basis van natuurlijke materialen zoals zetmeel, cellulose, melkzuur of eiwitten. Deze materialen zijn composteerbaar en soms ook biologisch afbreekbaar. _ DURABEL Duurzame materialen zijn niet altijd in praktijk ook ‘duurzaam’. In de andere algemene zin van het woord, dat wil zeggen lang houdbaar. Als iets voor lange periode moet staan, kan er gekozen worden voor materialen die misschien iets minder duurzaam zijn, maar wel met een lange levensduur, ook wel durabel genoemd. Op die manier zijn deze materialen dan weer duurzaam, maar dit is sterk afhankelijk van het doel en gebruik. _ LED LED verlichting staat bekend als een duurzame lichtbron. Het is misschien wel duurder in aanschaf, maar omdat een LED lamp zoveel langer functioneert én energiezuiniger is het financieel ook vaak de moeite waard. Toch bestaan er twijfels over LED verlichting. Hoewel in eerste instantie gezegd werd dat een LED lamp 100.000 uur mee kan gaan, ziet Jefta Bijpost bij een aantal projecten het vermogen al na 20.000 uur te wensen over laat. De kleur verandert, de lichtintensiteit neemt af en dat betekent dat alles moet worden vervangen. Daarbij geeft het niet altijd het effect wat wel met andere lichtbronnen gecreëerd kan worden. Er bestaan nog veel ontwikkelingen binnen LED.
_ GLAS Glas is tot op zekere hoogte een duurzaam materiaal. Bij het productieproces kun je vraagtekens plaatsen, aangezien erg veel energie nodig is. Het materiaal veroudert echter niet snel en kan vaak hergebruikt worden. Het Tropenmuseum heeft bijvoorbeeld een groot aantal glasplaten in voorraad van diverse standaard formaten. Zo hoeft er geen nieuw glas te worden geproduceerd en worden de beschikbare platen keer op keer voor tijdelijke tentoonstellingen in de lichthal gebruikt. _ HOUT Een keurmerk dat veelgehoord is, is het FSC hout; hout en houtproducten, dus ook papier, afkomstig uit goed beheerde bossen. Wanneer je FSC-gelabeld hout gebruikt, draag je bij aan het welzijn van het milieu.34 Een ander veelvoorkomend houtkeurmerk in Nederland is PEFC. Een goede vervanger voor hardhout is bamboe, een materiaal dat steeds meer bekend wordt als duurzaam materiaal. Het is snel volwassen, kan vaker geoogst worden en is biologisch afbreekbaar. Nadeel is wel dat bamboe voornamelijk uit China komt, waardoor er milieuvervuilend transport plaatsvindt.
27
_ MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN Duurzaamheid gaat in veel gevallen verder dan alleen milieubewustheid. Als er tijdens het onderzoek gevraagd wordt wat men verstaat onder duurzaamheid wordt vooral gerefereerd aan duurzaam ondernemen. Duurzaamheid wordt steeds vaker in beleidsstukken meegenomen, om bedrijfsprocessen te verduurzamen. De wil om voor het milieu te zorgen is er, en ook zijn er steeds meer bedrijven/instellingen die binnen het bedrijf minder papier verbruiken, energiezuinig zijn en gebruik maken van LED verlichting. Neem de Groene Plantage, een initiatief in de Amsterdamse Plantage buurt om de Plantage de mooiste, best bezochte, meest diverse, groenste en meest vernieuwende buurt in Amsterdam te laten worden. Dit wordt gedaan door kennis te delen middels bijeenkomsten en een blog over duurzaam ondernemen. Een van de activiteiten is de collectieve inkoop van duurzame energie.35 Hieronder volgen de aandachtspunten met betrekking tot maatschappelijk verantwoord of duurzaam ondernemen. _ ENERGIE BESPAREN De voorbeelden die in het kader van dit onderzoek zijn genoemd gingen niet over het besparen van energie als ontwerpstrategie, maar als onderdeel van huisvesting. Het besparen van energie kan op heel veel verschillende manieren gedaan worden. Denk aan LED verlichting of het automatisch uit laten gaan van lichten. Iets dat steeds vaker voorkomt is een warmte-/koudeopslag en zonnepanelen, het zelf opslaan of opwekken van energie. Een warmte-/koudeopslag is een methode om energie op te slaan in vorm van warmte. Dit wordt opgeslagen in de bodem en kan een gebouw warmen in de winter en koelen in de zomer.36 Ook zijn er diverse manieren om energie te besparen op klimaatinstallaties, door bijvoorbeeld ruimtes goed te isoleren. _ HERGEBRUIK / HERBESTEMMING / VERHUUR De meest voor de hand liggende manier van duurzaam werken in de tentoonstellingswereld is het hergebruiken van materialen. Dit is vaak ook het eerste waar men aan denkt. Het is tevens een goedkope oplossing, wat in veel gevallen een grote rol speelt. Museumplaats biedt een platform dat hierbij hulp biedt. Ook in de commerciële tentoonstellingswereld worden materialen hergebruikt. Vaak worden door de producent/bouwer materialen opgeslagen en hergebruikt voor een volgend project. Ook het herbestemmen van complete meubels en onderdelen is een vorm van hergebruik. Onderdelen worden opnieuw gebruikt, maar dan voor een ander doel. Zo zegt Philips zelf niet voor een duurzaam ontwerp te kiezen, maar de stand gaat naderhand terug naar de bouwer om voor andere doeleinden gebruikt worden. Het verhuren van tentoonstellingsonderdelen komt ook veel voor. Zo hebben Hypsos, Gielissen en StandSite.com een verhuurafdeling, waar onder andere het meubilair, vloer- en wanddelen verhuurd worden. _ REIZENDE TENTOONSTELLINGEN Een ander aandachtspunt dat meerdere malen is genoemd: door de tentoonstellingen te laten reizen, hoeven mensen minder te reizen. Ook hoeft er slechts één keer geïnvesteerd te worden in ontwerp en materialen.
28
_ GEBRUIK MAKEN VAN REGELGEVING Agentschap NL is de overheidsorganisatie als het gaat om duurzaamheid, innovatie en internationaal ondernemen. Het agentschap biedt een viertal diensten aan: voorlichting en advies, financieren, netwerken, uitvoeren wet- en regelgeving.37 In Nederland bestaan geen wetten die betrekking hebben op duurzaam ontwerpen binnen de tentoonstellingswereld. In Nederland gelden geen duurzaamheidsnormeringen als het specifiek gaat om tentoonstellingsbouw. Maar wanneer een bedrijf maatschappelijk verantwoord onderneemt, kan men dit laten zien aan anderen door middel van de ISO 26000 normering. Deze normering geeft tevens handvatten om organisatie te helpen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid ‘op maat’ in te vullen. De ISO 20121:2012 is de internationale normering als het gaat om de ‘sustainability’ van evenementen. Deze ISO normering is ontworpen voor het beheer van verbeterde duurzaamheid in het gehele event management cyclus aan te pakken.38 Steeds meer consumenten hebben oog voor natuur en milieu. De Green Key is een kwaliteitsnormeringssysteem voor de vrijetijdsbranche. Aan de hand van een lijst met criteria39, die voor elke bedrijfsgroep verschillend is, wordt er nagegaan of een bedrijf voldoet aan de normen. Om voor een Green Key certificering in aanmerking te komen moeten ondernemers maatregelen nemen met betrekking tot milieuzorg en MVO. Deze maatregelen zijn deels verplicht, deels optioneel. Green Key Nederland kent drie niveaus: Brons, Zilver en Goud. Hoe meer maatregelen er genomen worden, hoe hogere certificering wordt toegekend.40 Een heel praktisch voorbeeld is een blikkenpers: een container waarin blikjes frisdrank worden samengeperst zodat er meer afval in kan. Een ander voorbeeld is het plaatsen van zonnencollectoren op een dak. Onlangs heeft de consumentenbond verschillende keurmerken voor hotels onder de loep genomen. Uit het onderzoek bleek dat de Green Key als enige positief uit de test kwam en daadwerkelijk meetbaar is.41 _ KENNIS EN NETWERK UITBREIDEN Duurzaam ondernemen doe je niet alleen. Door kennis te delen kan er vaak tot een duurzame oplossingen gekomen. Er zijn verschillende kennisnetwerken om bij aan te sluiten zoals de Groene Offerte. Vooral ook het opbouwen van een sterk eigen (regionaal) netwerk kan handig zijn voor het hergebruiken van materialen en/of complete tentoonstellingen, om afval te verminderen en materiaal te besparen.
29
3. CONCLUSIE & AANBEVELINGEN 3.1 CONCLUSIE De verwachting voorafgaand aan het onderzoek, dat er weinig wordt gedaan aan duurzaamheid bij het ontwerpen en produceren van tentoonstellingen en standpresentaties van beurzen, is door dit onderzoek bevestigd. De wil om te verduurzamen is zeker aanwezig, maar opvallend is dat in de interviews voornamelijk stappen worden genoemd die betrekking hebben op duurzaam ondernemen en niet op duurzaam ontwerpen. Verder werd opvallend vaak over hergebruik gepraat, vaak als deel van duurzaam ondernemen, slechts incidenteel als expliciete ontwerpstrategie (dat wil zeggen ontwerpen met hergebruik van het ontwerp of de materialen als doel). Er zijn wel enkele vernieuwende cases naar boven gekomen zoals de 3D print tentoonstelling in het Van Abbemuseum. Er kwamen verder vooral veel praktische kleine stappen boven tafel, met name op het gebied van energie- en materiaalbesparing. Deze kleine stappen zijn belangrijk om steeds verder te komen en kunnen leerzaam zijn voor anderen. Belangstelling voor duurzaamheid is aanwezig. Dit geldt voornamelijk voor de ontwerpers, en de culturele tentoonstellingen en musea. Zij zien hun maatschappelijke verantwoordelijkheid in. In de standbouw is het, behalve bij de enkele bedrijven die zich profileren als duurzaam, geen agendapunt. Dit komt vooral door het ontbreken van kennis, en de onwil om tijd en/of geld te investeren om deze kennis eigen te maken. Vaak speelt mee dat men zich niet uit de markt wil prijzen. Ze gaan ervan uit dat hun diensten en producten te duur zullen worden, terwijl klanten vooral kiezen voor de goedkoopste oplossing. Naast de veronderstelling dat duurzaamheid ‘duur’ is en dus niet samengaat met ‘winst’, wordt vanuit de musea ook opgemerkt dat duurzaamheid een waarde is die niet gelijk op gaat met ‘mooi’. Toch bestaan er kansen die het duurzaam ontwerpen aantrekkelijk maakt. Een positief imago, bewustwording, minder kosten qua materialen of energie, meer kans op subsidie en het feit dat duurzaamheid een interessant onderzoeksgebied is, maakt het aantrekkelijk voor musea. Hierna volgen enkele aanbevelingen om aan de ene kant in te spelen op de vraag naar meer kennis en inzicht vanuit de partijen die de ambitie hebben duurzamer te werken, en aan de andere kant om ook de mensen die de ambitie nog niet expliciet hebben te inspireren meer te doen met duurzaamheid, en om aan te tonen dat inzetten op duurzaamheid ook gepaard kan gaan met winst en esthetiek.
30
3.2 AANBEVELINGEN Duidelijk is dat er behoefte is aan meer kennis. Niet alleen door middel van inspirerende voorbeelden , maar ook vooral in de vorm van concrete informatie van duurzame methodes en hoe deze het beste toegepast kunnen worden. Naast kennis is er meer bewustwording nodig bij zowel ontwerpers, producenten opdrachtgevers. Vooral bij opdrachtgevers binnen de commerciële tentoonstellingswereld lijkt duurzaamheid een te lage prioriteit te zijn. De belangrijkste aanbeveling is: Geef de sector een impuls om te verduurzamen door kennis te delen, inspiratie te bieden en te zorgen voor meer bewustwording. Hieronder volgen concretere aanbevelingen om dat op te pakken, te beginnen met betrekking tot de resultaten die nog binnen dit traject worden gerealiseerd: publiciteit en kennisdeling via onder andere de Groene Offerte en het symposium. Daarna worden aanbevelingen gegeven voor mogelijke vervolgtrajecten. _ ARTIKEL Naar aanleiding van het onderzoek zal er een artikel worden gepubliceerd op de Groene Offerte en verspreid via andere kanalen, om bekendheid te geven aan het onderzoek. Onderdeel van dit artikel zal een oproep zijn om je aan te sluiten bij het netwerk en kennis en ervaringen te delen en kennis geven van het komende symposium. _GROENE OFFERTE Voor ontwerpers van tentoonstellingen en standpresentaties is het van belang dat er op een andere manier nagedacht moet worden. Niet alleen gericht op kansen op het gebied van materiaalbesparing en materiaalkeuze, maar op alle fronten, ook in (keten)samenwerking. Hier kan de BNO met name met inzet van de Groene Offerte een rol spelen, door informatie te verstrekken en een netwerk te creëren. Hieronder staan suggesties voor maatregelen om dit te verwezenlijken. • Het netwerk van de GO zal uitgebreid moeten worden met contacten uit de tentoonstellingswereld door profielen en cases toevoegen aan de website. Deze worden door betrokkenen uit het onderzoek zelf geplaatst, op uitnodiging en eventueel met hulp van de redactie van de GO. De betrokkenen uit het onderzoek zal worden gevraagd om voorafgaand aan het symposium een case te publiceren, zodat er extra publiciteit gegenereerd kan worden voor zowel de cases als het symposium. In bijlage B zijn een aantal voorbeeldcases opgenomen. • Publiceren van een aantal interviews op de GO. Sommige gesprekken leverde tijdens het onderzoek interessante informatie op over hoe iemand op verschillende fronten probeert duurzaam te werk te gaan, over wat daar wel en niet in lukt of waar hij of zij vooral kansen ziet. Zo zijn bijvoorbeeld Bruns BV, Tinker, Gielissen en het Tropenmuseum interessant om te interviewen (dit zouden mogelijk ook interessante sprekers zijn voor het symposium). • Op de kennisbank van de GO kan een pagina aangemaakt worden waarin alle handvatten worden gebundeld, met links naar cases en artikelen. Zo ontstaat er door middel van links en tags een online ‘dossier’, speciaal voor de tentoonstellingsbranche, dat ingezet kan worden om het netwerk en aantal cases te vergroten. Dit dossier zal ook na afloop van dit project en het symposium levend gehouden worden.
31
_SYMPOSIUM _ DOEL Het doel van het symposium is om de uitkomsten van dit onderzoek te ontsluiten en om de sector te inspireren om (meer) duurzaam te gaan werken. Dit doel is echter heel breed en moet nader toegespitst worden. Vragen die hierbij gesteld moeten worden, zijn: Willen we vooral… • inspireren? • praktische kennis geven? • kennis halen / vragen stellen? • meningen horen / discussie? _ DOELGROEP Afhankelijk van het doel zal moeten worden besloten of het symposium zich richt op zowel het gebied van musea als standpresentaties, en daarbinnen op opdrachtgevers, ontwerpers, producenten. En daarbinnen: een zo breed mogelijke groep, of een kleinere groep ‘beslissers’? Uit het onderzoek komt naar voren dat de culturele sector wil bijdragen aan de verduurzaming, bij de commerciële sector is dit minder goed te zien. Wellicht is het slim om bij de culturele sector te beginnen, bij de musea, om effectiever te kunnen zijn. Dat hangt echter af van het doel van het event, als dat bijvoorbeeld is om kennis en inspiratie te delen op het gebied van duurzame materialen zou het zonde zijn daar niet beide groepen bij te betrekken. _ INSTEEK Het is verstandig om de term groen of duurzaamheid in te bedden in een bredere thematiek. Op de term duurzaamheid komt toch vaak een beperkt publiek af. Wat uit het onderzoek ook naar voren komt is dat de esthetiek, communicatie en beleving belangrijker worden gevonden dan het criterium duurzaamheid en misschien is er een manier om vanuit deze hoek ook de duurzame kant te benaderen. Of uiteraard ‘profit’, hoe kan je met duurzame businesscases goed investeren en winst maken. _ INHOUD Interessant zou zijn om inspirerende voorbeelden te laten zien. Maar het mag ook gaan over cases waarin vertelt wordt lastig was of niet goed ging tijdens het verduurzamen, omdat dit ook leerzaam kan zijn voor anderen. Het is wellicht inspirerend om iemand te laten spreken uit een andere sector, bijvoorbeeld interieurontwerp, architectuur, of nog verder weg: de evenementenindustrie of bedrijfsleven. En wellicht moet er internationaal gekeken worden. Voor de samenstelling van het programma zou input gevraagd kunnen worden aan andere organisaties zoals de NMV of musea die bekend staan om hun duurzame aanpak. _ LOCATIE Reinwardt Academie leent zich goed voor een dergelijk programma. In de aula kunnen zo’n 120-150 mensen. De domeinen op de derde en vierde etage zijn uiterst geschikt voor de workshops waar in kleine groepen aan tafel gezeten kan worden. Een museum leent zich goed voor toespraken waarin inspirerende voorbeelden worden gegeven en om te netwerken. Er is waarschijnlijk geen plaats om in kleine groepjes te discussiëren. Het Materia Inspiration Centre en WORM zijn inspirerende plaatsen en lenen zich goed voor een netwerk bijeenkomst.
32
_MOGELIJKE VERVOLGTRAJECTEN _ SAMENWERKINGSVERBANDEN Duurzaamheid is niet nieuw. Er bestaat al ontzettend veel kennis, weliswaar vaak in andere vakgebieden, en zijn er meerdere initiatieven die hetzelfde doel willen bereiken. Om te zorgen dat bestaande krachten worden gebundeld, kunnen wellicht met de volgende initiatieven en relevante organisaties samenwerkingsverbanden worden aangegaan: Museumplaats, het projectplan Groene Musea (Living Lab, Den Haag), de Museumvereniging en onderwijsinstellingen. Ook interessant zou zijn om in gesprek te gaan met Green Key en te achterhalen wat zij kunnen betekenen voor verduurzaming van de museum- en beurzenwereld. Verder relevant zou kunnen zijn om te kijken welke kennisinstellingen en subsidietrajecten er zijn die kunnen helpen bij het opzetten van pilot projecten om te zorgen dat meer innovatieve duurzame cases tot stand komen als aanjagers voor de sector. _ ONDERWIJS Een belangrijke manier om te zorgen voor meer bewustwording en kennis is aandacht voor duurzaamheid in het onderwijs, zowel bij diverse ontwerpopleidingen als bij de Reinwardt Academie. Op de Reinwardt Academie wordt er nu over duurzaamheid gesproken tijdens de minor Exhibition Direction, maar het zou goed zijn duurzaamheid ook in de major op te nemen. Bij het project Tentoonstellen zou bijvoorbeeld één van de opdrachten op duurzaamheid gericht kunnen zijn. Ook voor ontwerpopleidingen is het goed om duurzame methodes op te nemen in het curriculum, om zo ontwerpers vanaf het begin al na te laten danken over duurzaamheid. Het zal net zo ‘normaal’ moeten worden als het rekening houden met bijvoorbeeld constructies. De invulling voor lesprogramma’s ligt bij de scholen zelf. _ PILOT PROJECTEN Het koppelen van ontwerpers, producenten en opdrachtgevers en het in gang zetten van innovatieve producties. Bijvoorbeeld door het faciliteren van kennismaking en matchmaking, of uitgebreider binnen een projectvorm waarin begeleiding wordt gegeven, intervisie en advies van specialisten. _ ONDERZOEK Voor dit inventarisatieonderzoek was beperkte tijd beschikbaar, een uitgebreidere inventarisatie en meer tijd voor de interviews, ook gericht op het buitenland, zou meer cases en interessante ervaringen en inzichten opleveren. Hier zou nader onderzoek naar gedaan kunnen worden, maar zou na deze start ook naar boven moeten kunnen komen als gevolg van de genoemde aanbevelingen.
33
NOTENLIJST 1
Wat is de groene offerte. 5 februari 2013.
.
2
Wat is MVO? 1 mei 2013. .
3
Al, Stefanie. Wat kies ik? Materiaalkeuzes in tentoonstellingen. juni 2012.
4
Introductie tentoonstellingen. 9 mei 2013. .
5
Interview Scheepvaartmuseum.
6
Interview Gielissen en Hypsos.
7
Green Key accommodaties. 21 maart 2013. .
8
DuurzamerWerken. 14 februari 2013.
.
Groene Revolutie. 14 februari 2013. .
9
High Tech Romans. 15 januari 2013. .
10
Promotie video EcOman. 22 januari 2013. .
11
Climatex van Oniro. 22 januari 2013. .
12
Zie ook het artikel: .
13
Corian. 15 januari 2013. .
14
Interview Betty Franke. Duurzame beursstand. 15 februari 2013. .
15
Interview Jefta Bijpost, Hypsos.
16
Interview Annemiek van Iersel, Gielissen
17
Interview Hans de Wit, Standsite.com
18
Kringloopexpo. 4 februari 2013. .
19
Interview Nathalie Alblas en Jennifer Trel, Museumplaats.nl
20
Sustainability campaign. 4 februari 2013. .
21
St. Louis City Museum. 23 maart 2013. .
22
Julie’s Bicycle. 23 maart 2013. .
23
Eco-logisch. 2 mei 2013. .
24
Elmo Vermijs. 2 mei 2013. . Park 20/20. 12 februari 2013. .
34
25
Van Ganzewinkel. 12 februari 2013. .
26
Kort gesprek Desso op vakbeurs Architect@Work. Desso en Cradle to Cradle. 25 november 2012. .
27
Mosa en Cradle to Cradle. 12 februari 2013. .
28
Duurzame podia VSCD. 18 juni 2013. .
29
Material Sense. 18 juni 2013. . Tentoonstelling Moving Materials. 18 juni 2013. .
Expovisie. okt/nov 2009. p 67.
30
31
Kort gesprek Desso op vakbeurs Architect@Work.
32
Biomimicry. 5 februari 2013. .
33
Cradle to Cradle. 15 februari 2013. .
34
FSC. 25 maart 2013. .
Bericht 29 januari 2013. 6 februari 2013. . 35
36
Warmte-koudeopslag. 25 maart 2013. .
37
Agentschap NL. 13 februari 2013. .
38
ISO 20121:2012. 13 februari 2013. .
39
Handleiding Green Key. 23 maart 2013. .
40
Green Key. 21 maart 2013. .
41
Ecolabels hotels stellen weinig voor. 28 december 2012. .
_ AFBEELDINGEN
Verliefd en verloren in Naturalis. Foto: Bruns.nl
DOEN materiaalprijs 2013. Foto: Stichting DOEN
Beurspresentatie Jan Snel. Foto: Qupix
St. Louis City Museum. Foto: ChrisYunker @ Flickr
Filmzaal in WORM. Foto: WORM
Ecolizer. Foto: Ecodesignlink.be.
_ VORMGEVING VERSLAG
Kevin van der Ven
35
Bijlagen Bijlage A. Lijst met geïnterviewden Bijlage B. Voorbeeldcases Groene Offerte
36
A. Lijst met geïnterviewden
37
B. Voorbeeldcases Groene Offerte
Facts Ontwerpbureau(s) Qupix Ontwerper(s) Pepijn van de Staak en Jan Doornekamp Opdrachtgever Jan Snel Group Ontwerpdiscipline Tentoonstellingsontwerp Producttype Beursconcepten Status Geproduceerd Jaar 2011 Duurzaamheidsthema Modulair systeem
Het ontwerp
Voor de duurzame beurspresentatie stond modulair centraal. Er is gebruik gemaakt van duurdere, maar hoogwaardige materialen, zodat deze langer mee kunnen gaan. Er is gekozen voor gespoten MDF in plaats van spaanplaat, wat niet lang meegaat. De pijlen zijn gemaakt van een soort Corian®, een duurzaam materiaal. De stand gaat nu al 3 jaar mee en zal in totaal ongeveer 6 keer mee kunnen gaan. Het is nog niet zo dat stands jaren en jaren mee kunnen gaan omdat je altijd te maken hebt met slijtage. Een stand wordt namelijk opgebouwd, vervoerd, opgeslagen etc. Toch kunnen sommige delen langer meegaan, door ze te hergebruiken in andere stands.
Ambities en doelen
Voor het beursconcept van Jan Snel is duurzaamheid het uitgangspunt. Jan Snel Group is een bedrijf dat modulaire systemen maakt. Voor het bedrijf was het dan ook niet meer dan logisch om voor een modulair ontwerp te gaan. Qupix heeft hiervoor een modulair ontwerp gemaakt, dat telkens opnieuw en op verschillende manieren neergezet kan worden. Pepijn van de Staak en Jan Doornekamp, eigenaren van ontwerpbureau Qupix, vinden in hun filosofie duurzaamheid heel belangrijk. In deze branche gaat niet zozeer om het milieu, maar er zal beter naar processen moeten worden gekeken. Volgens Pepijn zal er een attitude verandering moeten ontstaan die opdrachtgevers gaan inzien. Juist nu zou erover nagedacht moeten worden, aangezien het budget nog maar een vijfde van wat het 6 à 7 jaar geleden was. Voorheen werd er voor miljoenen euro’s beursstands gebouwd, die na een week werden weggegooid. Pepijn stelt drie toepassingen van duurzaamheid in standbouw:
38
• • •
De gehele stand meer dan eens gebruiken. Wanneer dit van tevoren als eis gesteld, kan het ontwerp hierop aangepast en modulair gemaakt worden. Het nadeel hiervan is dat velen modulaire ontwerpen bij voorbaat niets vindt. Een voorbeeld hiervan is de stand van Jan Snel Group. Onderdelen van de stand hergebruiken in andere stands. Voor de stand van Rockwool zijn bijvoorbeeld de wandelementen en vloerelementen hergebruikt. Bouwers en opdrachtgevers moet je er vaak op attenderen of er niet iets hergebruikt kan worden. Onderdelen van de stand voor een nieuwe bestemming hergebruiken. Een voorbeeld is dat een balie in de stand zo wordt ontworpen dat deze nadien in het bedrijf in gebruik genomen kan worden.
Foto’s: Qupix
Tips Wees kritisch in je ontwerpproces. Stel constant vragen of er een oplossing voor is.
39
Facts Ontwerpbureau(s) Dirk van der Kooij Ontwerper(s) Dirk van der Kooij Opdrachtgever Stichting DOEN Ontwerpdiscipline Tentoonstellingsontwerp Producttype Culturele tentoonstelling Status Geproduceerd Jaar 2012 Duurzaamheidsthema 3D print
De DOEN materiaalprijs is een stimuleringsprijs voor duurzaam en innovatief gebruik van materiaal in beeldende kunst, vormgeving, mode en architectuur. Op zaterdag 20 oktober kreeg Marjan van Aubel de DOEN | Materiaalprijs 2012 voor haar werk ‘The Energy Collection’ uitgereikt. De aanmoedigingsprijs ging naar Kirstie van Noort.
Het ontwerp
De tentoonstelling waarin ieder jaar de ontwerpen worden getoond, werd dit jaar door Dirk van der Kooij vorm gegeven. Hij heeft hiervoor zijn 3D robot gebruikt, een oude industriële robot die hij zo geprogrammeerd heeft dat er meubels mee geprint kunnen worden. De expositie is geheel 3D geprint. 3D printing is nog een upcoming business en schijnt een goede boost te kunnen geven om werkprocessen te verduurzamen. Door on demand te printen is er minder materiaal nodig, er hoeft minder getransporteerd te worden en kunststof wordt lokaal geproduceerd. 3D printers hebben vaak ook minder energie nodig.
De tentoonstelling was te zien in het Van Abbemuseum. De DOEN | Materiaalprijs is een initiatief van het Materiaalfonds voor Beeldende Kunst en Vormgeving en Stichting DOEN. Beide organisaties zien voor kunstenaars en vormgevers een belangrijke rol weggelegd in het creëren van een duurzame samenleving.
Reacties
_
Zelf een reactie geven? Meld je aan of login
40