Groenbeleidsplan 2005-2015 Kwaliteit in beeld.
Product E5601 Plantsoenen
Versie Datum Samengesteld door
: : :
8 7 juni 2005 ing. J.M. Mandemakers
Kwaliteit in beeld pagina 2 van 42
VOORWOORD De gemeenteraad van de gemeente Drimmelen heeft ‘groen’ hoog in het vaandel staan. Een groen imago staat voor een goede kwaliteit en identiteit. In een groene gemeente zullen bewoners en bedrijven zich eerder vestigen. Ook vanuit het perspectief van recreatie en toerisme is het van belang om te streven naar een duurzame groenstructuur. Door op beleidsmatig niveau vast te leggen welke richting de gemeente Drimmelen voorstaat met de groenvoorzieningen kunnen op inrichtings- en beheerniveau de juiste keuzes gemaakt worden. Middels dit plan wordt sturing gegeven aan het groenbeleid voor de komende tien jaar. Het Groenbeleidsplan is toegespitst op duurzaam kwaliteitsgroen op ecologische basis dat middels planmatig werken ontwikkeld en in stand gehouden kan worden.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 3 van 42
Inhoudsopgave SAMENVATTING...........................................................................................................................5 1 INLEIDING ....................................................................................................................6 1.1 Aanleiding .......................................................................................................................6 1.2 Kader ..............................................................................................................................6 1.3 Doel.................................................................................................................................6 1.4 Onderzoeksvragen .........................................................................................................7 1.5 Uitgangspunten...............................................................................................................7 1.6 Werkwijze .......................................................................................................................7 1.7 Leeswijzer .......................................................................................................................8 2 WETTELIJK KADER EN HUIDIGE BELEIDSINSTRUMENTEN ...................................9 2.1 Wettelijk kader ................................................................................................................9 2.1.1 Natuurbeleid ...................................................................................................................9 2.1.2 Groenbeheer.................................................................................................................10 2.2 Gemeentelijke beleidsinstrumenten .............................................................................12 3 ANALYSE HUIDIGE SITUATIE....................................................................................15 3.1 Product Plantsoenen ....................................................................................................15 3.2 Omvang en samenstelling groen..................................................................................16 3.2.1 Omvang van het groen .................................................................................................16 3.2.2 Samenstelling van het groen ........................................................................................19 3.3 Organisatie cluster Groen en Openbare Ruimte ..........................................................21 3.3.1 Binnendienst .................................................................................................................21 3.3.2 Buitendienst / Aannemers ............................................................................................21 3.3.3 Meldpunt Openbare Werken ........................................................................................22 3.4 Functies van groenvoorzieningen.................................................................................22 3.5 Beheer (kwaliteit) ..........................................................................................................23 3.5.1 Functionele kwaliteit .....................................................................................................23 3.5.2 Visuele kwaliteit ............................................................................................................23 3.5.3 Technische kwaliteit......................................................................................................24 3.5.4 Zijn de doelstellingen van het huidige beleid t.a.v. beheer gehaald?...........................25 3.6 Handhaving...................................................................................................................26 3.7 Beheerskosten..............................................................................................................27 3.7.1 Opbouw kengetal groen ...............................................................................................27 3.7.2 Beheerkosten nader uitgesplitst ...................................................................................29 3.7.3 Beheerkosten product Plantsoenen vergeleken met andere gemeenten ....................30 3.7.4 Beheerkosten product Plantsoenen vergeleken met CROW .......................................31 4 MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT EN ONTWIKKELINGEN.......................................32 4.1 Maatschappelijke context .............................................................................................32 4.1.1 Trends...........................................................................................................................32 4.1.2 Waarden van groen ......................................................................................................33 4.2 Ontwikkelingen .............................................................................................................34 4.2.1 Veranderingen in beheer ..............................................................................................34 4.2.2 Integraal groenbeheer ..................................................................................................34 5 BELEIDSDOELSTELLINGEN .................................................................................36 5.1 Groenvisie.....................................................................................................................36 5.2 Omvang en samenstelling ............................................................................................36 5.3 Natuurlijk groen.............................................................................................................37 5.4 Beheer (kwaliteit) ..........................................................................................................38 5.5 Veiligheid ......................................................................................................................39 5.6 Planmatig werken .........................................................................................................39 5.7 Financiële paragraaf .....................................................................................................42
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 4 van 42
BIJLAGEN BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE
1 2 3 4 5
Beheercatalogus 'Kwaliteit in beeld' Milieubeleidsplan Register Monumentale Bomen Werkwijze meldpunt Gerenoveerde straten en zichthoeken
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 5 van 42
SAMENVATTING Middels voorliggend plan wordt sturing gegeven aan het groenbeleid voor de komende tien jaar. Het Groenbeleidsplan 2005-2015 is toegespitst op duurzaam kwaliteitsgroen op ecologische basis dat middels planmatig werken ontwikkeld en in stand gehouden kan worden. Het Groenbeleidsplan is primair gericht op het groen in de straat en op groenconcentraties nabij de woonomgeving (stedelijk gebied). De gemeentelijke polderwegen behoren eveneens tot het onderwerp (landelijk gebied). De nota gaat niet in op sportparken, begraafplaatsen en speelterreinen. In het groenbeleidsplan worden zowel inrichtingsaspecten (ontwerp) als beheer beschreven. Het groenbeleidsplan moet als raamwerk worden gezien dat op hoofdlijnen inhoud geeft aan het groenbeleid voor de langere termijn. Het is daarmee een afstemmingskader voor de andere gemeentelijke groenplannen. Het groenbeleidsplan geeft vooral de maatschappelijke en financiële kaders voor inrichting en beheer van groen. De ruimtelijke samenhang van het groen dient beschreven te worden in groenstructuurplannen. Voor de kernen Terheijden en Wagenberg is op 3 maart 2005 een groenstructuurplan vastgesteld door de Raad met als titel `Tussen Traditie en Vernieuwing´. Hierin staat op hoofdlijnen aangegeven in welke richting de groenstructuur in Terheijden en Wagenberg kan worden ontwikkeld. Voor Made en Drimmelen was in eerder instantie al een groenstructuurplan gemaakt met de titel ‘Groenstructuurplan Made, natuurlijk doen!’ Een groenstructuurplan voor Hooge en Lage Zwaluwe is in ontwikkeling en zal halverwege 2005 behandeld kunnen worden. De doelstelling van het beleid voor de planperiode is het instandhouden en waar noodzakelijk op basis van het groenbeleidsplan omvormen van de groenvoorzieningen. Bij het beheren van het groen wordt de kwaliteit en kwantiteit van het groen verbeterd en vindt zo min mogelijk milieubelasting plaats. Het groenbeheer is naast optimalisering van ecologische waarde gericht op verbetering van de functionaliteit of representativiteit van de groenvoorziening. Daarbij wordt gestreefd naar beter en efficiënter (goedkoper) te onderhouden groen, waardoor de indruk van een buurt sterk verbetert.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 6 van 42
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding
In april 2002 heeft de gemeente in het kader van het Milieubeleidsplan 2003-2006 met 1 vertegenwoordigers van belangengroeperingen uit alle gelederen van de gemeente Drimmelen rond de tafel gezeten om prioriteiten op het gebied van milieu voor de komende jaren vast te stellen. De items in de top 5 van de opgestelde prioriteitenlijst vormt het uitgangspunt voor het milieubeleidsplan 2003-2006. Het groenbeleid staat als derde prioriteit benoemd. Gebleken is dat de verschillende belangengroeperingen ieder vanuit hun eigen invalshoek veel waarde hechten aan een duurzaam groenbeleid. Daarbij dient inrichting en beheer goed op elkaar te zijn afgestemd. Mede naar aanleiding hiervan is het opstellen van een Groenbeleidsplan in het afdelingsplan Openbare Werken opgenomen.
1.2
Kader
Het groenbeleidsplan is primair gericht op het groen in de straat en op groenconcentraties nabij de woonomgeving (stedelijk gebied). De gemeentelijke polderwegen behoren eveneens tot het onderwerp (landelijk gebied). Het beleidsplan gaat niet in op het beheer van buitensportaccommodaties, begraafplaatsen en speelterreinen en -toestellen. In het kader van dit groenbeleidsplan wordt alléén ingegaan op het begrotingsproduct 65601 Plantsoenen. Dit omdat elk product een andere benadering vraagt en daarvoor verschillende instrumenten en middelen ter beschikking staan. Alle in deze nota gepresenteerde bedragen zijn inclusief aannemersopslagen (uitvoering, algemene kosten, winst en risico) en exclusief BTW en gebaseerd op 2005. Indien bedragen niet zijn gebaseerd op 2005 is dit erbij vermeld.
1.3
Doel
Het groenbeleidsplan heeft tot doel om specifiek voor de groenvoorzieningen binnen de gemeente Drimmelen de toekomstrichting in de komende tien jaar te verwoorden en op basis hiervan tot een bestuurlijk vastgesteld beleid te komen. Dit houdt in: - Het ambitieniveau van de gemeente t.a.v. het openbaar groen verwoorden middels het formuleren van een visie; - Deze visie concretiseren door middel van uitspraken over: - gewenste richting: omvang en samenstelling; - gewenst beheer: onderhoudsniveau en onderhoudsmethoden; - gewenste beleidsinstrumenten: planmatig werken en organisatie; - Inzicht geven in financiële consequenties van de beleidsvisie. Het groenbeleidsplan moet als het raamwerk worden gezien dat op hoofdlijnen inhoud geeft aan het groenbeleid voor de langere termijn. Het is daarmee een afstemmingskader voor de andere gemeentelijke (groen-)beleidsplannen.
1
Te weten: inwoners, bedrijfsleven, agrarische sector, natuur- en milieuorganisaties, gemeentebestuur en ambtelijke organisatie.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 7 van 42
Het groenbeleidsplan geeft vooral de maatschappelijke en financiële kaders voor inrichting en beheer van het groen. De ruimtelijke samenhang van het gemeentelijk groen is beschreven in 2 groenstructuurplannen .
1.4
Onderzoeksvragen
1. Hoe is het gemeentelijk areaal groen opgebouwd en wat zijn daarbij de beheerskosten per beheergroep? 2. Hoe verhouden de huidige beheerskosten zich met landelijke normen en kengetallen? 3. Wat zijn de maatschappelijke ontwikkelingen en denkbeelden? 4. Welke kwaliteitseisen (zichtbaarheidscriteria) zijn bepalend voor de waardering van het openbaar groen? 5. Welk groenonderhoud wordt in eigen beheer gedaan en welk groenonderhoud wordt uitbesteed? 6. Hoe kan bewonersparticipatie in het kader van het wijkgericht werken van positieve invloed zijn op het inrichten en onderhouden van de openbare ruimte? 7. Welke organisatorische aspecten zijn van belang om groenbeleid te implementeren en uit te voeren?
1.5
Uitgangspunten
Onderstaande uitgangspunten liggen ten grondslag aan het groenbeleidsplan en staan opgenomen in hoofdstuk II.1.3 Groenbeleid en hoofdstuk II.2.3 Groenbeheer van het op 12 juni 2003 door de Raad vastgestelde Milieubeleidsplan 2003-2006. -
1.6
Het instandhouden en waar mogelijk verbeteren van het openbaar groen binnen de gemeente op zowel stedelijk als landschappelijk niveau; Bij het beheren van het groen wordt de kwaliteit en kwantiteit van het groen verbeterd en vindt zo min mogelijk milieubelasting plaats; Het uitvoeren van een chemievrije vorm van groenbeheer in de gehele gemeente; Het groenbeheer moet naast optimalisering van de ecologische waarde gericht zijn op verbetering van de functionaliteit of representativiteit van de groenvoorziening; Beter en efficiënter (goedkoper) te onderhouden groen, waardoor de algemene indruk van een buurt sterk verbetert; Instrumenten ontwikkelen ter verduidelijking van de huidige en na te streven kwaliteit van de openbare ruimte zoals fototentoonstellingen, kwaliteitscatalogi, beheersplannen en methodieken voor integrale schouw.
Werkwijze
Er is voor de groenvoorzieningen binnen de gemeente Drimmelen geen bestuurlijk vastgesteld beleid. In de praktijk wordt echter wel volgens bepaalde visies, structuren en procedures gewerkt. Bij de ontwikkeling van dit groenbeleidsplan zijn deze visies, structuren en procedures samengevoegd tot een samenhangend groenbeleidsplan. Om daarbij de laatste ontwikkelingen op het gebied van groenbeheer en –beleid te kunnen betrekken is een literatuurstudie gemaakt van recente beleidsplannen en vakliteratuur.
2
Te weten: Groenstructuurplan Made en Drimmelen ´Natuurlijk doen!´, Groenstructuurplan Terheijden en Wagenberg ´Tussen traditie en vernieuwing´ en Groenstructuurplan Hooge en Lage Zwaluwe (is in ontwikkeling)
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 8 van 42
1.7
Leeswijzer
Het Groenbeleidsplan bestaat uit vier onderdelen. Het eerste deel, beschreven in hoofdstuk 2, geeft een samenvatting van het wettelijk kader en een beschrijving van de huidige beleidsinstrumenten. In hoofdstuk 3 wordt de huidige situatie geanalyseerd. Wat is de kwaliteit, omvang en samenstelling van het openbaar groen? Hoe is het gemeentelijk groenbeheer georganiseerd? Ook is aangegeven waar beheerskosten uit bestaan en hoe deze zich verhouden tot referentiegemeenten en landelijk normen. In hoofdstuk 4 worden ontwikkelingen en aandachtspunten benoemd die van belang zijn voor het formuleren van een samenhangend groenbeleid. In hoofdstuk 5 wordt een beleidsvisie op de groenvoorzieningen gegeven. Daarbij wordt aangegeven wat de beleidsdoelen zijn voor de komende jaren. Tenslotte wordt ingegaan op planmatig werken en welke activiteiten, maatregelen en plannen nodig zijn om van de bestaande situatie naar de gewenste situatie te komen. Het geeft aan hoe het beleid wordt gerealiseerd. Het groenbeleidsplan wordt afgesloten met een aantal bijlagen waarnaar in de plantekst wordt verwezen. Als losbladige bijlage is een Beeldcatalogus toegevoegd. Hierin wordt een beeldomschrijving per beheergroep gegeven ondersteund met een foto.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 9 van 42
2
WETTELIJK KADER EN HUIDIGE BELEIDSINSTRUMENTEN
De raakvlakken die het gemeentelijk groenbeleid heeft op landelijk, provinciaal en lokaal niveau worden in paragraaf 2.1 beschreven. In paragraaf 2.2. wordt met name ingegaan op de gemeentelijke beleidsinstrumenten.
2.1
Wettelijk kader
Wetten en wettelijke richtlijnen zijn met name van invloed op het beheer van de groenvoorzieningen, en minder op het beleid en de inrichting. De eigenaar/beheerder heeft plichten met het oog op risicoaansprakelijkheid en is verantwoordelijk voor de juiste toepassing van milieubelastende stoffen. Bovendien heeft de gemeente tot taak toe te zien op de naleving van wetten en de bescherming van de rechten van burgers.
2.1.1
Natuurbeleid
Onderstaand overzicht schept een beeld welk overheidsorgaan waar verantwoordelijk is binnen het natuurbeleid van de overheden. Rijk: • • • • • •
Vaststellen van de hoofdlijnen van het nationale natuurbeleid. Bescherming en versterking van (inter)nationaal waardevolle natuur en landschappen. Realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS): hoofdaandeel in de financiering, behoud en ontwikkeling diversiteit, landelijke taakstelling in soorten natuur. Zorg voor adequate instrumenten voor natuurbeleid. Zorg voor een adequaat kennissysteem. Waarborgen dat nationaal natuurbeleid op lagere schaalniveaus doorwerkt, onder meer door met de provincies een bestuursovereenkomst op te stellen.
Provincie: • Vaststellen provinciaal (ruimtelijk) kader voor bescherming en versterking van natuur en landschap. • Realisering van EHS: begrenzen en aangeven welke natuur waar moet komen in overleg met beheerders (doorvertaling EHS in GHS). • Regie gebiedsgericht natuur- en landschapsbeleid en bevorderen regionale samenwerking en integrale beleidsuitvoering. • Waarborgen dat rijks- en provinciaal natuurbeleid doorwerkt op lagere schaalniveaus, onder meer door met andere overheden in uitvoeringsprogramma’s afspraken te maken. Gemeenten: • Doorwerking en handhaving natuurbeleid in gemeentelijk (ruimtelijk- en milieu-) beleid. • Borging natuur- en landschapskwaliteit van concrete plannen. • Stimuleren van betrokkenheid burgers bij het lokale natuurbeleid. • Zorgen voor voldoende groen van goede kwaliteit in de dagelijkse leefomgeving. Waterschappen: • Zorg voor kwaliteit en kwantiteit oppervlaktewater. • Integraal waterbeheer mede richten op natuurontwikkeling. • Veiligstelling strategische watervoorraden. • Plannen op provinciaal niveau.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 10 van 42
2.1.2
Groenbeheer
Nieuw Burgerlijk Wetboek Op grond van het Nieuw Burgerlijk Wetboek is de eigenaar/beheerder van openbaar groen in beginsel aansprakelijk voor schade die hierdoor aan personen en goederen kan ontstaan. Met name bomen en (zware) overhangende takken langs wegen en paden zullen zorgvuldig beheerd moeten worden (zorgplicht). Dit houdt in dat regelmatig visuele controles plaatsvinden en dat ongewenste situaties worden voorkomen en bestreden. Om te kunnen bewijzen dat zorgvuldig beheer is uitgevoerd, dienen gegevens over de controles en het onderhoud te kunnen worden verschaft (zorgplicht). De gemeente voldoet aan de eisen van de wet door middel van beheerplannen, planmatig werken en werkplannen (bestekken): de bomen worden jaarlijks gecontroleerd, de controleresultaten worden geregistreerd. Wet milieubeheer (stookvergunningen) Eind mei 2003 is de Wet milieubeheer gewijzigd. De gewijzigde Wet milieubeheer verbiedt het verbranden van afvalstoffen (waaronder kap- en snoeihout) buiten de daarvoor geschikte inrichtingen. Kap- en snoeihout mag dus niet meer worden opgestookt in de open lucht. De wetswijziging komt feitelijk neer op een algeheel landelijk verbod op het verbranden van afvalstoffen. Door de gemeente Drimmelen werden jaarlijks, in het kader van klein landschapsbeheer (o.a. erfbeplantingen), voor het verbranden van snoeihout gemiddeld 35 stookvergunningen afgegeven. Met de gewijzigde wet is artikel 5.5.1 “Verbod vuur te stoken” van de algemene plaatselijke verordening van Drimmelen (APV) automatisch buiten werking getreden. Dit betekent dat op grond van de APV géén ontheffing voor stoken kan en mag worden verleend. Het College kan bij zeer hoge uitzondering wel op basis van artikel 10.63, tweede lid Wet milieubeheer een ontheffing verlenen “indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet”. Dit gaat dus niet op voor gevaarlijk afvalstoffen. Voor een ontheffing moet echter wel een erg uitgebreide procedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd worden. Het hele proces kan 3 tot 6 maanden duren. Om de openbare orde- en veiligheidsaspecten te regelen dient ook op grond van artikel 5.5.1 van de APV een ontheffing verleend te worden. Er bestaan een aantal goede alternatieven voor het verbranden van snoeihout. Het is mogelijk om kap- en snoeihout te versnipperen of te rillen tussen de struiken. Bij het rillen van de struiken ontstaat er een schuil- en broedgelegenheid voor de kleinere dieren. Tevens wordt gebruik gemaakt van het natuurlijk proces van compostering. Naast deze alternatieven kan het kap- en snoeihout ook gratis ingeleverd worden bij de Milieustraat te Terheijden. Tegen een vergoeding is het ook mogelijk om het snoeihout door de gemeente te laten ophalen. Boswet, Gemeentewet Ingevolge de Boswet (art. 15) en de Gemeentewet (art. 147 en 149) beschikt de gemeente over een Bomenverordening. Zie afdeling 4.5 ‘Het bewaren van houtopstanden’ van de Algemene Plaatselijke Verordening. De door de provincie vastgestelde wegenlegger is daarbij bepalend voor de bebouwde kom grens.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 11 van 42
Bestrijdingsmiddelenwet De toelating en registratie van bestrijdingsmiddelen is geregeld in de Bestrijdingsmiddelenwet. De toetsing gebeurt door het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB). De toetsingscriteria zijn in essentie vastgelegd in genoemde wet. Beleidsmatig zijn er voor toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen in het openbaar groen en voor een aantal andere gemeentelijke toepassingen reductietaakstellingen vastgelegd. Voor de toekomst is de verwachting dat er steeds minder chemische bestrijdingsmiddelen beschikbaar zullen zijn en dat het beleid zich daarop zal gaan richten. Het beheer van (stedelijk) groen vindt in de gemeente Drimmelen op een milieuvriendelijke wijze plaats. In de plantsoenen wordt het onkruid alléén op mechanische wijze bestreden. Flora- en Faunawet De nieuwe Flora- en Faunawet is per 1 april 2002 ingegaan. De invloed van de wet reikt tot in het stedelijk groen. De inhoud van de wet staat ook al in voorgangers: Vogelwet, Natuurbeschermingswet en Habitat- en Vogelrichtlijn. Het grote verschil is dat het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij met de nieuwe wet een veel stringenter handhavingsbeleid voert voor de naleving van de regels. Als in een gebied met natuurwaarden iets veranderd moet worden dient een ontheffing aangevraagd te worden, ook als het om onderzoek gaat. De specifieke bescherming van planten en dieren komt daardoor heel dicht bij de praktijk van het gemeentelijk groenbeheer. De Flora- en Faunawet is ook gericht op bescherming van legsels van broedende vogels. In de broedtijd (15 maart t/m 15 augustus) mag geen struweel of bosplantsoen gekapt worden waarin vogels broeden. Als struiken of bomen gekapt of gerooid moeten worden wordt vooraf bekeken of er geen legsels van broedende vogels aanwezig zijn. De Flora- en faunawet richt zich op de volgende uitgangspunten: − Wij hebben als mens een zorgplicht ter voorkoming van schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten en dieren, onnodig lijden of aantasten van welzijn. Hier rust het ‘nee, tenzij’ beginsel op. − Beschermd worden alle inheemse diersoorten en met name zoogdieren (met uitzondering van de bruine en zwarte rat en de huismuis), alle vogelsoorten, amfibieën, reptielen en vissen (met uitzondering van soorten uit de Visserijwet). Aangevuld met ‘aangewezen’ bepaalde soorten insecten (dagvlinders, libellen en mieren) en ongewervelde (slakken). − Alle in het wild levende diersoorten en beschermde planten moeten met rust worden gelaten. Eieren rapen, uitsteken en vernielen van planten en verstoren van nest-, rust- en voortplantingsplaatsen is strafbaar. − Kleine leefgebieden of objecten die een bijzondere populatie van planten of dieren herbergen krijgen via de Flora- en faunawet een beschermde status. Denk hierbij bijvoorbeeld aan bunkers met vleermuizen, dassenburchten of een grasland met orchideeën. − Onder strikte voorwaarden kunnen vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen worden verleend. Bijvoorbeeld als bepaalde dieren grote schade aan bijvoorbeeld landbouwgewassen aanrichten of beheervrijstellingen voor onderhoud van watergangen en graslanden (artikel 150. Ook kan ontheffing worden verkregen wanneer het gaat om een dwingende reden van groot openbaar belang (artikel 75), mits er geen afbreuk van soorten plaatsvindt en er geen alternatieven zijn. De − − −
bescherming van soorten kent drie categorieën: Streng beschermd: alle soorten van de Habitatrichtlijn en de Rode Lijst; Beschermd: alle soorten van de Flora- en faunawet; Vrijgesteld: alle soorten met een vrijstelling.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 12 van 42
2.2
Gemeentelijke beleidsinstrumenten
De belangrijkste beleidsinstrumenten die de gemeente momenteel ter beschikking staan om invulling te geven aan het groenbeleid bestaan uit: -
Milieubeleidsplan 2003-2006; Landschapsbeleidsplan Made en Drimmelen; Visie op de Ecologische verbindingszone Mark-Zwaluwse Haven Groenstructuurplannen; Beheerplannen groen; Renovatie groenvoorzieningen (VJN 2000); Bomenverordening Algemene Plaatselijke Verordening; Nationale Register van Monumentale Bomen; Beleid inzake bladkorven; Beleid inzake gedenkbomen; Groenuitgiftebeleid.
Milieubeleidsplan 2003-2006 Het Milieubeleidsplan is op 12 juni 2003 door de Raad vastgesteld. Hierin zijn ten aanzien van het Groenbeleid (hoofdstuk II.1.3) en Groenbeheer (hoofdstuk II.2.3) een aantal doelstellingen en actiepunten geformuleerd. Op beleidsmatig niveau is de hoofddoelstelling het instandhouden en waar mogelijk verbeteren van de groenstructuur binnen de gemeente op zowel stedelijk als landschappelijk niveau. Bij het beheren van groen dient de kwaliteit en de kwantiteit van het groen te verbeteren en vindt zo min mogelijk milieubelasting plaats. Een belangrijke actiepunt in het Milieubeleidsplan vormt het voorliggend Groenbeleidsplan 2005-2015. In bijlage 2 is de volledige tekst uit het milieubeleidsplan opgenomen. Landschapsbeleidsplan Made en Drimmelen In het landschapsbeleidsplan voor Made en Drimmelen (1996) is een visie op de groenvoorzieningen in het buitengebied gegeven. Deze visie heeft met name betrekking op het ontwikkelen en versterken van de boomstructuur. Visie op de Ecologische verbindingszone Mark-Zwaluwse Haven. Op 6 februari 2003 is de rapportage “Meeliften met het water” door de gemeenteraad behandeld. Daarbij hebben zij geconcludeerd dat de gemeente momenteel vanuit financieel oogpunt, ondanks mogelijke subsidie, middels grondaankopen en inrichting niet actief zal meewerken aan de verbreding van de ecologische verbindingszone naar 25 meter. Dat de ecologische verbindingszone tussen de Mark en de Zwaluwse Haven een groot ruimtebeslag legt op het agrarische gebied vindt de Raad daarbij een minder wenselijke ontwikkeling. In voorkomende gevallen adviseert de Raad positief om de visie te betrekken bij beleidsvorming van de gemeente op dit punt. Groenstructuurplannen Belangrijk onderdeel van het groenbeleid zijn de groenstructuurplannen. Hierin is per kern de gemeentelijke visie met betrekking tot het groen weergeven: ze beschrijven de ruimtelijke samenhang van het groen (groenstructuur).
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 13 van 42
Groenstructuurplannen worden opgesteld voor een periode van 10 jaar. Het groenstructuurplan voor Made en Drimmelen is door B&W behandeld (1996). Het groenstructuurplan voor Terheijden en Wagenberg is door de Raad vastgesteld (3 maart 2005). Een groenstructuurplan voor Hooge en Lage Zwaluwe is in ontwikkeling en zal halverwege 2005 behandeld kunnen worden. Beheerplannen groen Uit de beheerplannen (bestekken en werkpakketten) is een Standaard Maatregelen Pakket (SMP) te destilleren. Dit is een overzicht van alle beheermaatregelen die de gemeente jaarlijks in het openbaar groen uitvoert. Per maatregel/werkhandeling zijn de frequentie van uitvoering en het bewerkingspercentage aangegeven. Het SMP mag worden beschouwd als het pakket onderhoudsmaatregelen, dat minimaal benodigd is om de groenvoorzieningen duurzaam in stand te houden. De bestekken zijn overeenkomstig de RAW-systematiek van CROW en volgens de landelijk IMAG-normen opgesteld. De inventarisatie wordt bijgehouden met behulp van het 3 beheersprogramma DG-Dialog en een database in Access . De inventarisatiegegevens kunnen 4 ook grafisch in Microstation worden weergegeven. Een grafische koppeling met de datagegevens is hierbij een wens. Renovatie groenvoorzieningen (VJN 2000) In de voorjaarsnota van 2000 is een bedrag van € 79.412 extra opgenomen voor het opnieuw inrichten van plantsoenvakken (omvormen groen) omdat er versleten, moeilijk en intensief te onderhouden beplanting in staat. In de commissievergadering Ruimtelijke Zaken van 7 november 2000 is door afdeling Openbare Werken hier een uitgebreide toelichting op gegeven. Bomenverordening Algemene Plaatselijke Verordening In 2003 is de Algemene Plaatselijke Verordening gewijzigd waardoor het aantal vergunningplichtige bomen beduidend is verminderd. Voor onder meer het vellen van bomen met een stamomtrek van minder dan 70 centimeter (= doorsnede 22 centimeter), gerekend op 1.30 meter boven maaiveld (bij meerstammige bomen geldt de omtrek van de dikste stam) is geen kapvergunning meer vereist. Voorheen werd een stamomtrek van 31 centimeter (= doorsnede 10 centimeter) gehanteerd. Bij de beslissing over het verlenen van een kapvergunning betrekken B en W andere relevante plannen, zoals groenstructuur- of bestemmingsplannen. Intrinsieke waarden van de boom voor natuur- en milieu, landschap, cultuurhistorie, stads- en dorpsschoon, recreatief en leefbaarheid zijn criteria op grond waarvan een kapaanvraag wordt beoordeeld en kan worden geweigerd. Nationaal Register van Monumentale Bomen Het nationale Register van Monumentale Bomen (zie bijlage 3) wordt door de Bomenstichting beheert. Juridisch gezien geeft de status van monumentale bomen géén afdoende bescherming. Wel kan het bij de afweging van belangen van doorslaggevende betekenis zijn. Om een monumentale boom strikt juridisch te kunnen beschermen dient deze boom ook opgenomen te zijn op een gemeentelijke lijst van beschermwaardige bomen. Het nationale Register van Monumentale Bomen is echter beperkt tot bomen van nationaal belang. Een aanvulling van bomen of boomstructuren op gemeentelijk niveau is niet beschikbaar.
3
Groenbeheersysteem Openbare Werken
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 14 van 42
Beleid inzake bladkorven Naar aanleiding van de afschaffing van de gratis groenbak en de invoering van diftar zijn in het najaar van 2002 voor het eerst bladkorven in de gemeente Drimmelen geplaatst. Bij wijze van proef zijn toen 60 bladkorven geplaatst. In 2003 is dit aantal verdubbeld tot 120 bladkorven. Onderstaand staan de door het College (02005-189) vastgestelde beleidsuitgangspunten. 1. Bladkorven zijn in eerste instantie bedoeld voor het ruimen van het blad van bomen op de openbare verhardingen binnen de bebouwde kom (vastgesteld middels wegenlegger), want daar speelt veiligheid en netheid een grote rol. Buiten de bebouwde kom hoort blad meer van naturen thuis en kan het blad in de berm verteren. 2. Binnen en buiten de bebouwde kom haalt de gemeente ook tot grote hopen bij elkaar geveegd bladeren op. Hiervoor kan gebeld worden naar het Meldpunt, 0162-690100. Streven is om binnen 3 werkdagen deze hopen op te ruimen. 3. Plaatsbepaling van bladkorven binnen bebouwde kom aan de hand van onderstaande punten, dit conform plattegrond Bladkorven en naar inzicht van de verantwoordelijke buitenopzichter: − daar waar de grootste concentraties bomen in het openbaar groen staan; − daar waar de grootste zelfwerkzaamheid van mensen is op het gebied van bladruimen; − om de afstand beloopbaar te houden worden de bladkorven zoveel mogelijk op kruisingen van wegen geplaatst; − tussentijds bladkorven op doelmatigheid controleren: verplaatsen bladkorven in straten met bomen met vroege bladval naar straten met bomen met late bladval. 4. Plaatsingsdatum bladkorven eind september/begin oktober; voor Kerst de bladkorven verwijderen. Beleid inzake gedenkbomen Voor de herindeling werden er in de voormalige gemeente Made en Drimmelen al gedenkbomen geplaatst. Na de samenvoeging van de gemeenten werd dit in de gehele nieuwe gemeente voortgezet. De gewoonte daarbij was om voor iedere gedecoreerde een gedenkboom aan te planten. Het werd echter steeds moeilijker om een geschikte standplaats te vinden voor deze gedenkbomen. De Koningslinde die hiervoor gebruikt wordt vraagt om te kunnen groeien zowel boven- als ondergronds veel ruimte. In 2004 is door het College (02004-1298) ingestemd met het voorstel om per kern een locatie aan te wijzen waar meerdere gedenkbomen bij elkaar gezet kunnen worden. Hierdoor is het mogelijk om in de komende jaren voor iedere gedecoreerde een boom aan te planten. Per locatie wordt is één gedenkbord aanwezig waarop voor elke gedecoreerde een gedenkplaatje geplaatst kan worden. De locaties zijn Gaymansplantsoen (Made), ’t Fort (Drimmelen), Van den Elsenplein (Wagenberg), Markschans (Terheijden), Julianastraat (Hooge Zwaluwe) en Weth. Dubbelmanstraat (Lage Zwaluwe). Groenuitgiftebeleid afdeling Grondgebied De mogelijkheden om op grote schaal groen af te stoten zijn gering. De gemeenteraad heeft in 1997 besloten om in principe geen grond meer te verkopen of te verhuren. Alleen in bijzondere omstandigheden kan afwijking van dit beleid worden overwogen. Op 4 november 1999 heeft de gemeenteraad dit beleid nog een keer bevestigd. De tot nu toe uitgegeven groenstroken betreffen vaak moeilijk beheersbare kleine oppervlakken. De meeste verzoeken hebben betrekking op een strook gemeenteplantsoen ter uitbreiding van de tuin. De behandeling van deze aanvragen vraagt enige tijd. Diverse gemeentelijke afdelingen brengen namelijk advies uit over tal van aspecten die een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van zo'n verzoek. Daarbij valt te denken aan stedenbouwkundige aspecten, verkeersveiligheid, de aanwezigheid van gemeentelijke riolering dan wel de functionele of structurele waarde van de aanwezige groenvoorziening. Ook wordt onderzocht of er zich in de strook kabels en/of leidingen bevinden waardoor verkoop niet gewenst is.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 15 van 42
3
ANALYSE HUIDIGE SITUATIE
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de areaalgegevens en de functies van de groenvoorzieningen binnen de gemeente Drimmelen zowel in het stedelijk als landelijk gebied. Ook worden de beheerskosten van het product Plantsoenen nader uiteengezet. Omdat er nog geen bestuurlijk vastgesteld groenbeleid aanwezig is, wordt vanuit de tot nu toe gevolgde werkwijze en afspraken een beeld geschetst van het praktische groenbeleid.
3.1
Product Plantsoenen
In de huidige situatie bestaat geen éénduidig inzicht in het ambitieniveau van de gemeente ten aanzien van het openbaar groen. Door diverse bezuinigingen staat het groenonderhoud onder druk. De groenkwaliteit die met de huidige inzet van middelen door de gemeente nagestreefd wordt staat weergegeven in de Beheercatalogus 'Kwaliteit in beeld' (bijlage 1). Naar aanleiding van de kadernota 2003 is een bezuiniging van € 81.000 op het product Plantsoenen in de beheersbegroting van 2004 opgenomen. Uitgesplitst geeft dit een bezuiniging van € 21.000 op categorie onderhoud/renovaties openbaar groen en € 60.000 op de onderhoudsbestekken van het openbaar groen (subproduct bomen (€ 6.025), bossen en bosplantsoen (€ 10.086) en cultuurbeplantingen (€ 43.889). In onderstaande afbeelding (vergelijking 1) is deze afname in beheerslasten bij de subproducten beleidsplannen openbaar groen en cultuurbeplantingen goed waarneembaar.
700.000 600.000 In euro
500.000
Jaarrekening 2002 Begroting 2003 Begroting 2004
400.000 300.000 200.000 100.000
Be le id sp la nn e
n op B en La os ba nd se ar sc n g ha en pp bo B roe el sp om n i C jke lan en ul b ts tu ep oe u l n G rbe ant ra pl in Be s a g rm Na ve nti t en uu ge ng R ec en rte tatie re be rre s at rm in ie W ve at sl en en B erp ote ov loe ar n er mb tije ig a n e kk pl e aa n ts en
-
Product Plantsoenen
Afbeelding 1
Beheerslasten per subproduct 2002, 2003 en 2004
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 16 van 42
Door het inboeken van een aanbestedingsvoordeel in 2003 zijn de uitgaven op het subproduct Bermen en bermsloten in 2003 en 2004 ten opzichte van 2002 aanzienlijk lager. In de kadernota van 2004 staat de eerder genoemde bezuiniging van € 81.000 structureel opgenomen tot tenminste het jaar 2007. De totale begroting voor het product Plantsoenen bedroeg € 1.822.238,- voor 2004. In de begroting voor 2005 is een totaalbedrag opgenomen van € 1.773.755,-. Ten opzichte van 2004 is de begroting voor het product Plantsoenen over de gehele linie in totaal met € 48.483,gedaald. Door de gunstige aanbestedingsomstandigheden (marktwerking) zijn de kosten voor het product Plantsoenen in de afgelopen jaren aanzienlijk gedaald. Indien de economie op een gegeven moment weer aantrekt kan dit betekenen dat de kosten voor het product Plantsoenen weer zullen toenemen.
3.2
Omvang en samenstelling groen
Het groenareaal van de gemeente kan worden gekarakteriseerd door de omvang en de samenstelling. De areaalgegevens in deze paragraaf zijn actuele gegevens, afkomstig uit de 4 beheersbegroting 2004 en uit het groenbeheerssysteem van de afdeling Openbare Werken.
3.2.1
Omvang van het groen
Het totale groenareaal van de gemeente Drimmelen beslaat circa 220 ha, waarvan 66 ha in het stedelijk gebied en 154 ha in het buitengebied. Het groen in het buitengebied betreft met name de wegbeplantingen (o.a. bomen), bermen en bermsloten en natuurterreinen. Het product Plantsoenen bestaat uit de onderstaande subproducten: • Beleidsplannen Openbaar groen • Bomen 19.723 stuks • Bossen en bosplantsoen 13,25 hectare • Landschappelijke beplanting 1,34 hectare • Cultuurbeplanting 21,12 hectare • Grasvegetaties 29,67 hectare • Natuurterreinen 27,30 hectare • Bermen 115,39 hectare Bermsloten 10,44 hectare • Waterpartijen (oeverbeplanting) 1,05 hectare • Bloembakken 0,01 hectare • Recreatieve en overige plaatsen 0,67 hectare 220,24 hectare De oppervlakte aan stedelijk en landelijk groen is vergeleken met die van een aantal andere 5 gemeenten: Almere, Apeldoorn, Groningen, Renkum, Zaanstad . In het onderstaande overzicht is het beschikbare areaal groen per inwoner weergegeven. Op basis van de door de onderzoekers van Elsevier onderzochte gegevens en kengetallen is door hen geconcludeerd dat het mogelijk is de beheergegevens van kleinere gemeenten te vergelijken met die van gemeenten met aanzienlijk grotere inwoneraantallen.
4
Geografisch beheersbestand groen in microstation en database in acces Volgens Openbare ruimte – Beheer, management en kosten 2002, Elsevier kosteninformatie (Kengetallen gemeente Almere, Apeldoorn, Groningen, Renkum, Utrecht en Zaanstad)
5
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 17 van 42
100 80
Almere Apeldoorn
60
Drimmelen
40
Groningen Renkum
20 0
Afbeelding 2
Zaanstad per inwoner
Oppervlakte groen in m2 per inwoner per gemeente
De gemeente Drimmelen blijkt met 83 m2 (26.632 inwoners per 1 januari 2005), in vergelijking met de andere gemeenten over een ruime hoeveelheid openbaar groen per inwoner te beschikken. Alleen de gemeente Renkum met 83 m2 per inwoner laat een gelijke grote hoeveelheid m2 groen per inwoner zien. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat zowel de gemeente Renkum (32.000 inwoners) als de 6 gemeente Drimmelen uit zes dorpskernen bestaan met daartussen veel groen , dit in tegenstelling met de vergeleken grote gemeenten. Kernen De totale oppervlakte groen per inwoner varieert ook van kern tot kern. Het groen in het landelijk gebied (de wegbeplantingen (o.a. bomen), bermen en bermsloten, natuurterreinen e.d.) is bij deze vergelijking buiten beschouwing gelaten. Drimmelen heeft met 62 m2 per inwoner het meeste groen, in Wagenberg is slechts 11 m2 beschikbaar. De grotere kernen liggen hier tussen in waarbij opvalt dat Made (20 m2) in vergelijking met Terheijden (29 m2) en Lage Zwaluwe (32 m2) over het minste m2 groen per inwoner beschikt.
70 60 Made
50
Drimmelen 40 Terheijden 30
Wagenberg
20
Hooge Zwaluwe
10
Lage Zwaluwe
0 per inwoner
Afbeelding 3
Oppervlakte groen in m2 per inwoner per kern
6
In de areaalgegevens van de gemeente Renkum is het aandeel bossen buiten het oppervlak groen gelaten
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 18 van 42
Nader inzicht in het bestaande groenareaal binnen de gemeente Drimmelen wordt verkregen door te kijken naar de aanlegperiode van woonwijken. Wijken die in een bepaalde periode zijn aangelegd hebben een vergelijkbare stedenbouwkundige structuur. In onderstaand kader is een korte kenschets gegeven waaruit blijkt dat voor de opbouw van groenvoorzieningen de aanlegperiode van groot belang is. Tot en met jaren ´50: weinig openbaar groen Stedenbouwkundige opzet: verdichting lintbebouwing, kleinschalige uitbreidingen eenvoudig van opzet. Architectuur: gevarieerd, vrijstaand en rijtjes Verkeer: gemengd, smal profiel met straat en stoep Groen: bomen in verharding Beheer: ongunstige standplaatsfactoren bomen Jaren ´60-´70: veel en gevarieerd groen Stedenbouwkundige opzet: sterk bepaald door groen/waterstructuur Architectuur: eenvoudig en eenvormig Verkeer: scheiding verkeerssoorten, introductie woonerf Groen: veel groen, veel snippergroen, gevarieerde samenstelling heestervakken, veel bosplantsoen Beheer: geen aandacht in planvorming Jaren ´80 tot heden: sober en doelmatig Stedenbouwkundige opzet: eenvoudig, bepaald door bouwblokken Architectuur: meer variatie, aandacht voor detaillering Verkeer: doorgaande woonstraten, verspringend met pleintjes, enkele vrij liggende fietsroutes Groen: groepering in parken, minimalisering in woonstraten, functionele inrichting Beheer: aandacht voor consequenties toekomstig beheer in planvormingsproces
Conclusie ten aanzien van de omvang van het groen Ten aanzien van de omvang van het stedelijk en landelijk groen luidt de conclusie, dat het groenareaal in de gemeente Drimmelen ten opzichte van andere gemeenten relatief groot is. Tevens blijkt de omvang van het stedelijk groen sterk te variëren per kern en vervolgens per aanlegperiode van een woonwijk.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 19 van 42
3.2.2
Samenstelling van het groen
Het stedelijk groen van de gemeente Drimmelen bestaat voor meer dan de helft van de oppervlakte uit bosplantsoen, heesters, hagen en andere sierbeplanting. De rest is intensief gras (beeldkwaliteit A) en extensief gras (beeldkwaliteit D). In afbeelding 4 is de groensamenstelling afgebeeld. 7 In het kader van het project Databank Gemeentelijke Groenbeheer (2000) zijn door Alterra gegevens van 38 gemeenten verzameld. Hieruit is een gemiddelde inrichting per groentype te bepalen. Uit de gegevens blijkt dat een gemiddelde groeninrichting van een gemeente (stedelijk gebied) bestaat uit 60% gras en 40% beplanting. Samenstelling stedelijk groen Gemeente Drimmelen 0%
Gras intensief
0% 9%
Gras extensief 4% Bosplantsoen
4% 39%
Grove heesters
Fijne heesters 16% Haag en blokhagen
Bodembedekkers
Rozen 7% 21%
Afbeelding 4
Vaste planten
Samenstelling stedelijk groen gemeente Drimmelen
In bovenstaande afbeelding is niet meegenomen het aantal bomen binnen de gemeente omdat deze in alle beheergroepen kunnen voorkomen. In het stedelijk gebied staan 12.132 bomen, wat overeenkomt met 0,46 boom per inwoner. In het buitengebied zijn daarnaast 7.591 bomen aanwezig.
7
Databank Gemeentelijk Groenbeheer: rapportage boekjaar 2000, F.G.G. Hoogenboom, C.M. Niemijer, e.a.. Wageningen, Alterra en Den Haag, Landbouw-Economisch Instituut (LEI), 2000
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 20 van 42
Heesterbeplantingen zijn vaak gevarieerd van samenstelling, bijvoorbeeld combinatiebeplantingen: vakken bestaande uit diverse soorten heesters en bodembedekkers. Veel van deze gevarieerde plantvakken zijn aangelegd ten tijde dat de gemeente verfraaiing van de woonomgeving als haar primaire taak zag. In de huidige tendens dient het openbaar groen veeleer als tegenhanger van meestal gevarieerde en kleurrijke particuliere tuinen, en vervult het een strakke, ondersteunende functie. Dit wordt verkregen door een eenduidige (éénsoortige) beplantingsstructuur die bovendien lagere beheerslasten met zich meebrengt.
In onderstaand figuur wordt de samenstelling per kern van het stedelijk groen weergeven en wordt het groen in het landelijk gebied zoals de bermen en bermsloten e.d. buiten beschouwing gelaten.
100%
Vaste planten
90%
Rozen
80%
Bodembedekkers
70%
Haag en blokhagen
60%
Fijne heesters Grove heesters
50%
Bosplantsoen
40%
Gras extensief
30%
Gras intensief
20% 10% 0% Made
Afbeelding 5
Drimmelen
Terheijden
Wagenberg
HoogeZwaluwe
LageZwaluwe
Groensamenstelling diverse kernen
De samenstelling van het groen in de diverse woonkernen van de gemeente Drimmelen hangt samen met de periode van aanleg. In wijken, aangelegd in de jaren ’60 en ’70 bestaat meer dan de helft van de oppervlakte uit beplanting (de rest is gras); in recentere aanleg wordt het aandeel beplanting lager (40%). Overigens is de variatie per kern zeer groot: in Terheijden bestaat 58% van de totale oppervlakte uit beplanting (gras 42%), in Lage Zwaluwe is het areaal stedelijke beplanting 34% (gras 66%). Conclusies ten aanzien van de samenstelling van het groen − Van het totale groenareaal stedelijk gebied is 54% beplanting en 46% gras. In vergelijking met de gegevens uit de databank van Alterra ligt het aandeel beplanting in de gemeente Drimmelen 14% hoger dan gemiddeld. Het aandeel gras is in Lage Zwaluwe relatief het grootst en in Made en Drimmelen relatief het laagst. − De samenstelling varieert sterk van kern tot kern, en hangt nauw samen met de periode van aanleg.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 21 van 42
3.3
Organisatie cluster Groen en Openbare Ruimte
De cluster Groen en Openbare Ruimte maakt onderdeel uit van de afdeling Openbare Werken. Tot het werkterrein behoren het beleid en beheer van het openbaar groen, het beleid en beheer van de begraafplaatsen, het beleid en beheer van de speelvoorzieningen, het beleid en beheer van de openbare verlichting en het onderhoud van de buitensportaccommodaties. De organisatie is verdeeld in een binnen- en buitendienst. Daarnaast speelt het meldpunt een grote rol bij het beheren van de openbare buitenruimte.
3.3.1
Binnendienst
De binnendienst is erop gericht om structureel kennis en informatie uit de praktijk te vergaren. Naarmate een gemeente meer werk uitbesteedt, krimpt de organisatie. Daardoor wordt een kleiner aantal ambtenaren verantwoordelijk voor de openbare ruimte. Elke inkrimping van de eigen dienst heeft gevolgen voor de aanwezigheid van kennis en ervaring. Immers het gezamenlijk denkvermogen en de praktische ervaring, evenals de manier waarop deze wordt ingezet, bepalen de intellectuele en creatieve mogelijkheden van de organisatie én van de individuele medewerkers. Kennis moet constant gevoed worden om actueel te blijven. Uitwisselingen met betrekking tot beleid, werkvoorbereiding, beheer en toezicht vinden daarom door de betrokken ambtenaren op regelmatige basis plaats. Daarbij vormt het beheren van geactualiseerde digitale kennissystemen een belangrijk onderdeel. Met de beschikbare data kan informatie gegenereerd worden om het beleid en de praktijk buiten aan te sturen. Het 8 IMAG-normenboek vormt hiervoor een betrouwbare standaard. IMAG hanteert een duidelijke gestructureerde opbouw van werkpakketten.
3.3.2
Buitendienst / Aannemers
Het groenonderhoud binnen de gemeente geschiedt door de eigen groendienst en de verschillende aannemers die voor de gemeente werken. De werkzaamheden die door de aannemers worden uitgevoerd liggen in diverse bestekken (werkplannen) vast. De werkzaamheden die in eigen beheer plaatsvinden liggen in werkpakketten (werkplannen) vast. De werkzaamheden waarvoor een meer dan gemiddelde vakkennis is vereist worden in eigen beheer gedaan. Tevens worden de werkzaamheden waarbij een hoge uitvoeringskwaliteit een vereiste is voor het kwaliteitsniveau van het groen, zoals het snoeien van de bomen (structuurdrager gemeentelijk groen), door de buitendienst uitgevoerd. Ook waar de belevingswaarde van het groen om extra inspanning vraagt zoals het onderhoud van de bloembakken geschiedt het groenbeheer door de buitendienst. Werkzaamheden met een hoge frequentie (bijv. grasmaaien en schoffelen) en werkzaamheden waarbij in kort tijdsbestek veel arbeid verricht moet worden (bijv. hagen knippen en graskanten steken) zijn uitbesteed. Deze werkzaamheden zijn in verband met het toezicht van de gemeente ook goed controleerbaar. Toezicht groen Door de cluster Cultuurtechniek wordt veel tijd besteed aan begeleiding van de werkzaamheden en toezicht op de uitgevoerde werkzaamheden. Er dient echter proportioneel meer uren in de communicatie met de aannemers en het toezicht op de werkzaamheden die 9 uitbesteed zijn gestoken te worden . De eigen voormannen kunnen bepaalde 8
Het Groene Boek. Tijdnormen aanleg & onderhoud van natuur, groen en recreatieve voorzieningen ingedeeld voor RAW-systematiek, IMAG te Wageningen 2001. 9 Gemeente en openbaar groen; werkgever of opdrachtgever? Een onderzoek naar de concurrentiekracht van de plantsoendienst van de gemeente Barneveld in verhouding tot particuliere groenvoorzieningbedrijven.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 22 van 42
verantwoordelijkheden en beslissingen nemen, waardoor de taak van de opzichter verlicht wordt. In het geval van de aannemer moeten steeds alle taken omschreven worden. De aannemer mag en kan nauwelijks eigen verantwoordelijkheden nemen.
3.3.3
Meldpunt Openbare Werken
Het meldpunt wordt in eerste instantie beschouwd als een plaats waar de burger, als een bondgenoot bij het bewaken over de openbare ruimte, zich meldt met een opmerking of een klacht over de openbare ruimte. Deze meldingen/klachten moeten voor de ambtelijke organisatie dienen als hulp bij het beheren van de openbare ruimte. De burgers fungeren zo als waarnemer, als oog en oor voor de beheerder. In tweede instantie is het meldpunt zich gaandeweg ook meer gaan ontwikkelen als de plaats waar de burger zich telefonisch meldt met een vraag om (nadere) informatie of voor het maken van een afspraak voor een te leveren dienst. De melder dient ook dienovereenkomstig te worden behandeld. Met andere woorden: een melding moet worden gezien als een actie van de burger waarop, alleen al fatsoenshalve, een reactie van de beheerder moet volgen, in welke vorm dan ook. De werkwijze en het proces dat een melding doorloopt staat nader toegelicht in bijlage 4.
3.4
Functies van groenvoorzieningen
Alvorens in te gaan op de vraag welk beleid de gemeente voorstaat ten aanzien van het openbaar groen, dient allereerst stilgestaan te worden bij de vraag waarom we groen hebben, en wat we ermee willen. Het belang van groen wordt als volgt verwoord: − Het groen draagt bij aan de duurzame instandhouding, en zo nodig de verbetering van de kwaliteit en het functioneren van het bestaande woon-, werk- en leefklimaat, in samenhang met de overige gemeentelijke taakvelden. Belangrijke aspecten hierbij zijn duurzaam beheer en veiligheid; − Het groen draagt bij aan behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische waarden. Wat we met het groen willen kan worden weergegeven met de begrippen: “Schoon, Heel en Veilig”. Dit vertaalt zich naar de volgende uitgangspunten: − Duurzaam beheer: het beheer is gericht op duurzame instandhouding van de groenvoorzieningen; − Veiligheid: Optimale verkeersveiligheid en sociale veiligheid worden nagestreefd; − Het groen levert een bijdrage aan een representatieve uitstraling van de gemeente; − Functionaliteit; het groen vervult zijn functie ten aanzien van natuur, landschap en recreatie. De uitwerking van deze uitgangspunten wordt beïnvloed door de volgende omgevingsfactoren: − Draagvlak: Wijkgericht werken en bewonersparticipatie spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van het beleid. De gemeente zal haar beleid moeten afstemmen op de wensen en ideeën van de gebruikers van het groen; − Integraal beheer: het groenbeleid hangt samen met ander beleid voor de openbare ruimte; − Betaalbaarheid: Er dient evenwicht te bestaan tussen de beheerslasten en de beschikbare budgetten.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 23 van 42
3.5
Beheer (kwaliteit)
De kwaliteit van de groenvoorzieningen wordt bepaald door enerzijds de inrichting en het ontwerp, anderzijds het beheer. Het begrip kwaliteit is veelomvattend. We onderscheiden drie met elkaar samenhangende kwaliteitsaspecten: functionele kwaliteit, visuele kwaliteit en technische kwaliteit. Deze kwaliteitsaspecten dienen te worden beschouwd in het kader van een algemene “conceptuele kwaliteit”: deze geeft de grondgedachte van een bepaald gebied weer. Het stedenbouwkundig concept van hoogbouw met grootschalige openbare ruimte leidt tot een andere benadering van de kwaliteit dan het concept van de tuinstad of op ecologische ideeën gebaseerd gedachtegoed.
3.5.1
Functionele kwaliteit
De functionele kwaliteit hangt vooral samen met de inrichting en het ontwerp (gebruikswaarde). Zie ook het onderstaande kader. De visuele en de technische kwaliteit worden beïnvloed door het beheer. Functionele kwaliteit zegt iets over de mate waarin ontwerp en inrichting staan in relatie tot de functie en het gebruik ervan. Actief gebruik van het openbaar groen blijft beperkt tot de grotere groenconcentraties. Een grasveld heeft daarbij de meeste gebruiksmogelijkheden. Het kan worden benut als speelveld of manifestatieterrein. Oneigenlijk gebruik van gras komt ook voor, bijvoorbeeld voor het parkeren van auto´s (grasbermen). Beplantingen hebben daarentegen vooral een afschermende of kijkfunctie. Laanbomen hebben een prominent structurerend karakter. Verkeersbegeleidend groen dient een eenduidige structuur te hebben en zal bij kruispunten voldoende overzicht voor verkeersdeelnemers moeten bieden.
3.5.2
Visuele kwaliteit
De visuele kwaliteit zegt iets over hoe de burger het groen ervaart (belevingswaarde) ofwel de netheid, de verzorgingsgraad. De uitvoering van de huidige kwaliteit vindt plaats in de vorm van onderhoudsbestekken. Een korte omschrijving van de diverse onderhoudsmaatregelen geeft een indruk van de visuele kwaliteit: − bomen: één maal per jaar visuele inspectie; klein onderhoud vindt jaarlijks plaats (waterlot, stamopschot verwijderen), snoei bestaat uit opkronen en begeleidende snoei, de frequentie hangt af van leeftijd van de boom en omstandigheden; − boomspiegels worden drie maal per jaar onkruidvrij gemaakt; van de boomspiegels in het gazon worden de kanten 1 maal per jaar gestoken; − heesterbeplantingen worden zeven maal per jaar geschoffeld; − randen van bosplantsoen worden twee maal per jaar uitgemaaid; − snoeien van heesters vindt éénmaal in de twee jaar plaats, bodembedekkers worden eenmaal in de twee jaar teruggezet (getopt): − intensief gras (kwaliteitsniveau A) wordt gemiddeld 26 keer per jaar gemaaid, extensief gras (kwaliteitsniveau D) gemiddeld 13 maal per jaar; − ruig gras en bermen worden 2 maal per jaar geklepeld; kruidenrijke grasvelden kunnen, indien de bloei dat toelaat één maal per jaar worden gemaaid; − zwerfvuil wordt met iedere onderhoudsronde (schoffelen heesterbeplanting) verwijderd.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 24 van 42
3.5.3
Technische kwaliteit
De technische kwaliteit (“milieukwaliteit”) is gericht op duurzame instandhouding van het groen (toekomstwaarde). Aspecten hierbij zijn ecologisch groenbeheer en géén gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de plantsoenen (= alternatief groenbeheer). De leidende gedachten bij duurzame instandhouding is het beheer te richten op het zo lang en zo goed mogelijk laten functioneren van het groen, zonder gebruikmaking van chemische middelen. Het is daarbij zaak om niet te lang te wachten met beheermaatregelen. Te laat ingrijpen bij dunnen of snoeien brengt over het algemeen onevenredig hoge kosten met zich mee. Achterstallig onderhoud dient om financiële redenen zowel als om technische redenen te worden voorkomen. De huidige beheerssituatie laat aanzienlijke verschillen zien in met name de technische kwaliteit van het openbaar groen. Op veel plaatsen in de gemeente is sprake van achterstallig onderhoud. Het gaat om versleten, minder vitaal en gebrekkig functionerend groen. Renovatie, in de zin van vervanging, omvorming of reconstructie, is hiervoor aan de orde. Voor het wegwerken van knelpunten is vanaf 2001 jaarlijks extra budget ter beschikking gesteld. Functionaliteit en beheersbaarheid zijn bij renovaties voorname uitgangspunten. Een integrale aanpak, waarbij meerdere openbare voorzieningen tegelijkertijd worden vernieuwd, staat bij grotere projecten centraal. Bij de aanleg en renovaties van groenvoorzieningen wordt met de ontwikkelingen en aandachtspunten benoemd in onderstaand kader rekening gehouden.
Bomen Het bomenbestand is de structuurdrager van het openbaar groen. Niet de kwantiteit maar de kwaliteit bepaald het aanzien van de wijk. In het verleden zijn de bomen niet altijd op het eindbeeld en het toekomstig beheer aangeplant en toegepast. Heel veel bomen staan dan ook op plaatsen waar ze niet uit kunnen groeien en voor problemen zorgen. Alléén met kunstgrepen (vormsnoei, snijden van wortels) zijn deze bomen in stand te houden. Ook zijn er veel gebieden nabij de erfscheiding van woningen met een te grote verdichting van bomen. Door renovaties en door dunnen worden deze knelpunten weggewerkt. Dit betekent dat er in bepaalde straten bomen gerooid worden en daarbij ook voor nieuwe aanplant moet worden gezorgd. Aandachtspunten: • Waar mogelijk handhaven van bomen bij nieuwbouwprojecten; • Boomsoort en groeiplaats op elkaar afstemmen; • In ontwerpen voldoende ruimte bieden voor bomen en hun groeiplaats; • In stedenbouwkundige ontwerpen ruimte creëren voor toekomstige, monumentale bomen.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 25 van 42
Heesters Op locaties waar fijne of grove heesters hadden moeten staan (jaren zestig en zeventig) is veel bosplantsoen aangebracht. Doordat het bosplantsoen veelal ongeschikt is voor de standplaats is het onbeheersbaar en ontstaat er veel overlast. Door omvorming van het plantsoen wordt het groen geschikt gemaakt voor de standplaats en het beheer. Bodembedekkers Door de afschaffing van chemische bestrijdingsmiddelen in het openbaar plantsoen is een andere wijze van aanplant noodzakelijk (meer bodembedekkers en afplanters), zodat de beplanting afgestemd is op de wijze van onderhoud. Door omvorming van het plantsoen wordt het groen geschikt gemaakt voor de standplaats en het beheer.
3.5.4
Zijn de doelstellingen van het huidige beleid t.a.v. beheer gehaald?
De doelstellingen van het huidige beleid ten aanzien van het groenbeheer zijn verwoord in de voorgaande paragrafen. Hieronder wordt in het kort aangegeven in hoeverre de beoogde doelstellingen ten aanzien van de kwaliteit van het groen zijn behaald. Renovaties In het kader van de kwaliteit van het openbaar groen (realisatie groenstructuurplannen en opheffen beheerknelpunten is jaarlijks een bedrag van € 81.328,- beschikbaar. De prioriteiten liggen bij de groenvoorzieningen die "functioneel" versleten zijn of waar gelijk op getrokken dient te worden met civieltechnische werken (integrale benadering). In bijlage 5 is in een overzicht de tot nu toe gerenoveerde straten en zichthoeken aangegeven. Alternatief en ecologisch groenbeheer Eind jaren tachtig van de vorige eeuw is in de opvattingen over de aanleg en het beheer van groenvoorzieningen, zowel in de samenleving als bij beheerders een omslag tot stand gekomen. De nadruk kwam meer op natuurontwikkeling te liggen. Veel gemeenten schakelde van traditioneel groenbeheer over naar ecologisch beheer waarbij gebruik gemaakt wordt van ecologische processen. In het beheer kan gebruik worden gemaakt van drie beheersvormen, en wel het traditioneel 10 beheer, het alternatief beheer en het ecologisch beheer . Bij traditioneel beheer wordt de nadruk gelegd op netheidbeheer. Bij het alternatief beheer wordt getracht om zonder het gebruik van chemische middelen het groen te beheren. Bij ecologisch beheer wordt de nadruk gelegd op een bewust gebruik van ecologische processen. Vanaf de herindeling wordt in alle kernen van de gemeente Drimmelen het onkruid in de plantsoenen alléén op mechanische wijze bestreden. De bermen worden door de gemeente op traditionele wijze beheerd, middels klepelen. In maaien en afvoeren is mede gelet op het kostenaspect niet voorzien. Het groenbeheer beweegt zich in de gemeente Drimmelen daardoor tussen alternatief en ecologisch beheer. Voor een kwalitatief goede invulling van het ecologische groenbeheer is veel tijd en geduld nodig. Het openbaar groen dient daarbij veelal te blijven voldoen aan de traditionele functies en beelden, maar moeten wel passen binnen de moderne opvattingen over de milieuzorg (zoals het teruggedrongen gebruik van chemische middelen). De natuur laat zich echter niet dwingen: het gaat hier om ecologische/natuurlijke processen, waarbij het doorgaans vele jaren duurt voordat op alle fronten van de groenvoorzieningen een bevredigend resultaat zichtbaar wordt. 10
Managementaspecten van ecologisch stadsgroen, Ministerie van LNV, directie Natuur, Bos, Landschap en fauna, Informatie- en kenniscentrum NBLF Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 26 van 42
Van oudsher is het groenbeheer gericht geweest om groenelementen in stand te houden: een min of meer statische opstelling in vergelijking met ecologische processen. Het inspelen op een veel dynamischer groenbeheer op basis van ecologische processen vraagt andere beheermaatregelen en wordt onder meer gerealiseerd door omvormingen van bestaande groenvoorzieningen. Het eenvoudigst is ecologisch groenbeheer te realiseren bij bosplantsoen, gras en grove-heesterbeplantingen. Aanpassing van het beheer is hier meestal voldoende mits deze beplantingstypen c.q. beheergroepen op de juiste standplaats zijn toegepast. Veiligheid Veiligheid is van groot belang. De cluster Groen hanteert als mission statement de begrippen: “Schoon, heel en veilig”. Op een aantal plaatsen in de gemeente laat de sociale veiligheid echter te wensen over. Hoge beplantingen langs vrijliggende wandelpaden (o.a. doorsteekpaden tussen bebouwingen) dragen bij aan een onveilige gevoel. Dit is doorgaans een inrichtingsprobleem. Door rigoureuze beheermaatregelen of het renoveren van de betreffende plantsoenen kan het inrichtingsprobleem worden opgelost.
3.6
Handhaving
Inrichting en beheer van de openbare ruimte zijn gericht op duurzame instandhouding van het groen. Soms worden de inspanningen van de gemeente tenietgedaan door oneigenlijk gebruik van de voorzieningen (parkeren op gras, vernielingen, storten van grond in het plantsoen). Handhaving is een middel om dit oneigenlijk gebruik zo veel mogelijk terug te dringen. In de huidige gemeentelijke organisatie berust deze taak voor een groot deel bij de wijkagenten en het handhavingteam. De buitenopzichters, buitendienstmedewerkers en groenaannemers signaleren deze problemen. In het kader van de handhaving kan ook de natuur- en milieueducatie worden genoemd. De burger die zich bewust is van het belang van de natuur en de (groene) woonomgeving, zal mede handhaven. Ook het wijkgericht werken waarbij de inwoners ook op hun eigen verantwoordelijkheid gewezen worden speelt hierbij een belangrijke rol.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 27 van 42
3.7
Beheerskosten
De groenvoorzieningen binnen de gemeente Drimmelen worden volgens een onderhoudsprogramma (maatregelenpakket) dat in bestekken en werkplannen is vastgelegd beheerd. Daarnaast worden sinds 2001 slecht functionerende en onderhoudsintensieve groenvoorzieningen vervangen en omgevormd.
3.7.1
Opbouw kengetal groen
Zoals in onderstaande figuur te zien is verschillen de bijdragen van de kostengroepen aan de kengetallen voor groenvoorzieningen zeer qua omvang. Met name de gegevens over het dagelijks- en preventief (bijdrage 43,7%) en de apparaatkosten (bijdrage 46,0%) bepalen de waarde van het kengetal. Kapitaallasten dragen met zo´n 1,1% nauwelijks bij aan het totaal. Planmatig- en groot onderhoud heeft een aandeel van 9,2%. De groengegevens zijn afkomstig uit de begroting voor 2005.
100% 90% 80%
Kapitaallasten
70%
Apparaatkosten
60% 50%
Planmatig- en groot onderhoud Dagelijks- preventief beheer
40% 30% 20% 10% 0% Groen gemeente Drimmelen begroting 2005
Afbeelding 6
Opbouw kengetal groen in procenten
De verhouding tussen de uitgaven voor klein- en groot onderhoud en de apparaatkosten hangt nauw samen met het uitbesteden van werkzaamheden. Apparaatkosten De apparaatkosten zijn onder te verdelen in frontoffice, algemene beheerskosten, binnen- en buitendienst. Van deze apparaatkosten dient 62% (inzet buitendienst) feitelijk toegeschreven te worden aan het dagelijks- en preventief beheer. Zie onderstaande afbeelding.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 28 van 42
100% 90% 80% Apparaatkosten: Frontoffice
70% 60%
Apparaatkosten: Algemene beheerskosten
50% 40%
Apparaatkosten: Binnendienst
30%
Apparaatkosten: Buitendienst
20% 10% 0% Afbeelding 7
Apparaatkosten onderverdeeld in procenten
De apparaatkosten van de Binnen- en Buitendienst zijn vervolgens nog onder te verdelen in directe uren en doorbelasting Openbare Werken Beheersbegroting 2005 Buitendienst afdeling Openbare Werken: Binnendienst afdeling Openbare Werken:
uurtarief € 22,01 en doorbelasting € 14,52 uurtarief € 33,88 en doorbelasting € 14,67
De algemene beheerskosten (18%) vormen een groot aandeel in de totale apparaatkosten. De toerekening op het product Plantsoenen is relatief groot omdat deze kosten een samenhang vertonen met het aantal uren dat de buitendienst ingezet wordt. Dit betekent dat het product Plantsoenen relatief veel algemene beheerslasten krijgt toebedeeld. Het product Plantsoenen is daardoor feitelijk duurder dan het in werkelijkheid zou moeten zijn.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 29 van 42
3.7.2
Beheerkosten nader uitgesplitst
Uit onderstaande grafiek valt op te maken dat er twee subproducten zijn die het grootste aandeel hebben in de uitgaven binnen het product Plantsoenen. Te weten, de subproducten cultuurbeplanting (31%) en bomen (26%). Opgemerkt dient te worden dat het subproduct Cultuurbeplanting onderverdeeld is in meerdere beheergroepen zoals bijvoorbeeld bodembedekkers, hagen en (sier-)heesters. Onder beleidsplannen openbaar groen behoren de kosten die te maken hebben het renoveren en omvormen van groenvoorzieningen.
PRODUCT PLANTSOENEN 2005
2% 2% 1%
7% Beleidsplannen Openbaar Groen
12%
Bomen Bossen en bosplantsoen
1% 26% 9%
Landschappelijke beplanting Cultuurbeplanting Grasvegetaties Natuurterreinen Bermen en bermsloten Waterpartijen
5% 31%
Afbeelding 8
4%
Bloembakken Recreatieve en overige plaatsen
Aandeel subproducten in procenten van de totale uitgaven product Plantsoenen
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 30 van 42
3.7.3
Beheerkosten product Plantsoenen vergeleken met andere gemeenten
Per inwoner geeft de gemeente Drimmelen jaarlijks zo’n € 67,- (€ 1.773.755,- begroting 2005; 26.632 inwoners per 1 januari 2005) uit voor het groenbeheer (inclusief kapitaallasten). In 11 vergelijking met andere gemeenten is dit veel. Er is zelfs een gemeente (Almere; peildatum 2002) waar de jaarlijkse kosten ongeveer de helft bedragen: € 34,- per inwoner. De uitgaven per 100 m2 groenvoorzieningen laten een ander beeld zien: nu behoort de gemeente Drimmelen met € 81,- per 100 m2 tot de ´goedkopere´ gemeenten. Per 100 m2 groenvoorzieningen variëren de totale beheerskosten (Prijspeil 2002) tussen € 86,- (gemeente Almere) en € 135,- (gemeente Apeldoorn). De verschillen ontstaan omdat de gemeente Drimmelen met 83 m2 per inwoner veel groen heeft en dientengevolge hogere uitgaven heeft per inwoner. De gemeente Drimmelen bestaat uit meerdere dorpskernen met daartussen veel groen. Bij de zes onderzochte gemeenten is de gemeente Renkum vergelijkbaar met de gemeente Drimmelen. Deze gemeente is ontstaan na het samengaan van 6 dorpskernen en heeft 32.000 inwoners. Met dit inwoneraantal is de gemeente Renkum een stuk kleiner in vergelijking met de andere gemeenten uit het onderzoek. De gemeente is opgebouwd uit meerdere dorpskernen met daartussen veel groenvoorzieningen. Ook deze gemeente heeft per inwoner een hoge uitgave voor het groenbeheer en laat per 100 m2 groenvoorzieningen een goedkoop beeld zien. Op basis van onderzochte gegevens en kengetallen is door de onderzoekers van Elsevier geconcludeerd dat het mogelijk is de beheeruitgaven van kleinere gemeenten te vergelijken met die van gemeenten met aanzienlijk grotere inwoneraantallen. In paragraaf 3.7.4 wordt middels een berekening conform de CROW aangetoond dat de gemeentelijke beheerslasten onder het landelijk gemiddelde liggen.
11
Volgens Openbare ruimte - Beheer, management en kosten 2002, Elsevier kosteninformatie (Kengetallen gemeente Almere, Apeldoorn, Groningen, Renkum, Utrecht en Zaanstad) Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 31 van 42
3.7.4
Beheerkosten product Plantsoenen vergeleken met CROW
Om te bepalen hoe de huidige beheerskosten voor Plantsoenen zich verhouden met landelijke 12 normen is een vergelijk gemaakt met het beheerskostenmodel van de CROW . Zoals uit paragraaf 3.7.1 is te herleiden bestaat in totaal 81,5% van de beheerslasten uit Dagelijkspreventief beheer (43,7%), Apparaatkosten: Buitendienst (28,6%) en Planmatig- en groot onderhoud (9,2%). De overige 18,5% van de beheerslasten betreft Apparaatkosten Binnendienst, Frontoffice en Algemene beheerskosten. Deze kosten zijn in de kostenberekening van de CROW buiten beschouwing gelaten en dienen derhalve bij het vergelijk niet meegenomen te worden in het uitvoeringsbudget voor het product Plantsoenen. Het uitvoeringsbudget in 2005 voor het product Plantsoenen bedraagt dan € 1,77 miljoen (beheerskosten) * 81,5% = € 1,45 miljoen. De overige beheerslasten die hierbij buiten beschouwing worden gelaten bedragen € 0,32 miljoen (18,5%).
Groen Grootboeknr.
Voorziening
Areaal Eenheid
Beleid
Kosten per jaar (*1000)
P: 6.0 / G: 560 Extensief gebruikt
154
ha
R
€
1.034
P: 6.0 / G: 560 Normaal gebruikt
62
ha
R
€
595
P: 6.0 / G: 560 Intensief gebruikt
4
ha
R
€
62
220
ha
€
1.691
Totaal Afbeelding 9
Beheerskostenmodel CROW
De met behulp van het beheerskostenmodel van de CROW berekende uitvoeringskosten inclusief vervangingskosten bedragen € 1.691.000,--. Hieruit blijkt dat het huidige beschikbare uitvoeringsbudget van de gemeente 12,4 % lager ligt dan de benodigde (berekende) kosten voor uitvoering conform het beheerskostenmodel van de CROW. In de kostenberekening van de CROW zijn de volgende kosten buiten beschouwing gelaten: - Kosten voor voorbereiding, toezicht en directievoering; - BTW; - Kosten van calamiteiten en vandalisme; - Kosten voor eventuele schaden (ook de verhaalbare); - Kapitaallasten; - Kosten van voorlichting; - Kosten van handhaving; - Kosten van controles en administratie van de onderhoudstoestand; - Kosten van verkeersmaatregelen.
12
CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. In deze non-profit organisatie werken Rijk, provincies, gemeenten, (semi-)overheidsopdrachtgevers, adviesbureaus, uitvoerende bouwbedrijven, toeleveranciers en openbaarvervoersorganisaties samen vanuit hun gemeenschappelijke belangen bij beleidsvoorbereiding, planning, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud van weginfrastructuur, openbare ruimte en mobiliteitsvoorzieningen. Actief in de sectoren grond-, weg- en waterbouw, verkeer en vervoer en openbare ruimte ontwikkelt CROW breed gedragen kennisproducten en richtlijnen, alsmede systematieken voor bouwprocesmanagement en bestekken. Daarbij richt CROW zich op een ruime verspreiding onder alle doelgroepen. Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 32 van 42
4
MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT EN ONTWIKKELINGEN
Het beheer van de openbare ruimte is in de afgelopen jaren van een overzichtelijk aanbodgerichte typische overheidstaak veranderd in een complex interactief proces. De oorzaak hiervan is een samenspel van factoren. In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke context belicht en wordt nader ingegaan op de laatste ontwikkelingen in de bedrijfsvoering van het beheer van de openbare ruimte.
4.1
Maatschappelijke context
Maatschappelijke ontwikkelingen hebben ook hun invloed op het groenbeleid. Een mondige burger, de terugtredende overheid. In deze paragraaf wordt ingegaan op de consequenties hiervan voor het openbaar groen en het beheer ervan. Daarnaast wordt ingegaan op de waarde van het groen. Naast een economisch belang is er ook een welzijns- en gezondheidsaspect.
4.1.1
Trends
Individualisering De individualisering van de maatschappij, die sinds de zestiger jaren waarneembaar is, wordt zichtbaar in onder meer de moderne woningbouw en de toegenomen belangstelling voor de “tuincultuur”. Tuinen hebben door hun diversiteit en pluriformiteit grote invloed op het straatbeeld. Maar ook: gezamenlijkheid maakt plaats voor anonimiteit. Erfafscheidingen en verminderde “sociale ogen” zijn hiervan de zichtbare exponenten. Bewonersparticipatie Individualisering betekent ook een mondiger burger. Men ziet de overheid niet meer als de wijze instantie die het beste met zijn burgers voor heeft, maar denkt het zelf beter te weten. Vaak is dit ook zo omdat de bewoners hun wijk zelf het beste kennen. Bij aanpassingen in beheer of inrichting van de openbare ruimte zullen de burgers daarom geraadpleegd moeten worden. Dit vergt extra inspanningen van de groenbeheerder en kost tijd. Het resultaat is echter een product dat mede voldoet aan de wensen van bewoner of gebruiker (minder klachten en een vlotte uitvoering van bijvoorbeeld renovatiewerkzaamheden). Bij bewonersparticipatie kan men naast inspraak ook denken aan zelfwerkzaamheid en de verkoop van moeilijk te onderhouden resthoeken groen c.q. snippergroen. Zelfwerkzaamheid ((mede-) onderhoud door bewoners)) vindt in beperkte mate en kleinschalig plaats, voor het aankopen van snippergroen bestaat meer belangstelling. Wijkgericht werken In 2002 is in de kern Terheijden begonnen met ´wijkgericht werken´. Een klantgerichte benadering, integrale aanpak en efficiënt beheer zijn daarbij uitgangspunten. Eén van de gevolgen van dit wijkgericht werken is een betere aanspreekbaarheid door de burger. Als resultaat wordt de gemeente geconfronteerd met een groot aantal klachten. Dit geeft aan dat de betrokkenheid van de bewoners met het groen in de eigen woonomgeving groot is. Integraal beheer van de openbare ruimte betekent ook, dat problemen vaak projectgewijs worden behandeld. Dat wil zeggen dat in voorkomende gevallen achterstallig onderhoud aan groen pas wordt weggewerkt als de straat of wijk in zijn geheel wordt aangepakt. Terugtredende overheid De zich steeds verder terugtrekkende overheid heeft in de gemeente Drimmelen geleid tot het voor een groot deel uitbesteden van het groenonderhoud. In paragraaf 3.3 is een nadere toelichting gegeven op het groenonderhoud dat in eigen beheer wordt uitgevoerd en het groenonderhoud dat door aannemers wordt uitgevoerd.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 33 van 42
Een andere vorm van privatisering is het in particuliere handen brengen van openbaar groen. De mogelijkheden voor verkoop van snippergroen zijn gelet op het grondbeleid beperkt en vallen onder de afdeling Grondgebied. De afdeling Openbare Werken adviseert in deze.
4.1.2
Waarden van groen
Maatschappelijke waardering van het groen De maatschappelijke waardering van groen blijkt veelal als bekend wordt dat bepaalde voorzieningen worden aangetast of dreigen te verdwijnen. Bewoners komen hiertegen in verweer. Dit dwingt de gemeente tot een goede voorlichting inzake fysieke veranderingen in de openbare ruimte. Hogere waarde van huizen 13 In 2003 heeft Alterra voor het ministerie van LNV (Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) onderzoek gedaan naar de effecten van groen op de transactieprijzen van woningen. Voor een aantal wijken in de steden Apeldoorn, Breda, Leiden, Purmerend en Zoetermeer zijn per wijk de transactieprijzen van vergelijkbare woningen geanalyseerd waarbij een deel uitzicht heeft op groen. Hiervoor zijn de databestanden van de NVM (Nederlandse Vereniging van Makelaars) gebruikt waarin per wijk alle transacties in de periode 1998-2002 en kenmerken van de woningen zijn opgeslagen. Vervolgens zijn voor de berekeningen hier kenmerken van de omgeving aan toegevoegd. Uit dit onderzoek blijkt dat de bijdrage van uitzicht op parken op de transactieprijs varieert van 4,5% tot 10%, met een gemiddelde van ruim 6%. Bij huizen die grenzen aan open water varieert deze toename zelfs van 9,6% tot 18,8%, met een gemiddelde van circa 14%. Gezonde leefomgeving Aangetoond is dat mensen in een groene leefomgeving minder last hebben van stress of agressie, langer gezond en vitaal blijven en sneller van een ziekte of operatie herstellen. Groen bespaart dus preventief kosten voor de volksgezondheid. Bij wandelen en fietsen in het groen snijdt het mes aan twee kanten. Aan de ene kant hebben het uitzicht op groen en de schonere lucht positieve effecten. Aan de andere kant houdt beweging mensen fitter.
13
J. Bervaes en J. Vreke; Alterra – Wageningen
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 34 van 42
4.2
Ontwikkelingen
Zoals uit voorgaande paragraaf blijkt worden door sociale, ruimtelijke en economische veranderingen in de maatschappij andere eisen aan het beheer gesteld. De veranderingen houden in dat de beheerder zijn instrumenten, zijn taken en soms zijn producten moet aanpassen.
4.2.1
Veranderingen in beheer 14
Algemene ontwikkelingen in het beheer leveren samengevat het onderstaande overzicht op. De eisen zijn uitgedrukt in steekwoorden: actief, integraal, extern, communicatief, en decentraal. In het algemeen geldt dat de gemeenten zich allen bevinden van passief naar actief en van intern naar extern etc. Passief
Actief
Intern
Extern
Centraal
Decentraal
Introvert
Communicatief
Sectoraal
Integraal
Afbeelding 10
Hoofdstromingen
Aanleiding voor verandering van beheer - Toename kwaliteitsvraag - Zelfstandige burger - Gemeentelijk herindeling - Nieuwe informatie- en communicatiestructuren
Reactie Actief / Integraal Communicatief Decentraal Communicatie / Extern
In bovenstaande figuur is weergegeven welke ontwikkelingen in het beheerproces in hoofdlijnen kunnen worden onderscheiden. Bij het wijkgericht werken worden de verschuivingen van links naar rechts het beste zichtbaar. De reacties Actief, Decentraal, Integraal en Communicatief vormen bij wijkgericht werken de uitgangspunten. Bij het verschuiven langs de hoofdlijnen kunnen problemen worden ondervonden. Wanneer men bijvoorbeeld van introvert naar communicatief gaat, stelt dit andere eisen aan de organisatie. De voorbereidingen van projecten wordt bijvoorbeeld langer en de evaluatie voor het bestuur belangrijker. In het algemeen kan worden gesteld dat er zich enkele opvallende ontwikkelingen binnen het beheer voltrekken, namelijk: • beleidsontwikkeling wordt van groter belang; • de noodzaak van planning en control neemt toe; • interne afstemming wordt complexer; • en de externe communicatie verandert.
4.2.2
Integraal groenbeheer
Zoals eerder is aangegeven is een aanpak die uitsluitend gericht is op het zuiver technisch in stand houden van het openbaar groen tegen aanvaardbare kosten niet meer toereikend. De beheerder wordt meer en meer verantwoordelijk voor de integrale kwaliteit van het openbare groen. Dit betekent dat naast de technische waarde de belevings-, de gebruikswaarde én de milieuwaarde van het groen allemaal minstens even belangrijk zijn voor de kwaliteit.
14
Volgens Openbare ruimte – Beheer, management en kosten 2002, Elsevier kosteninformatie
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 35 van 42
Zijn bij traditioneel beheer alleen de technische aspecten, technische staat, onderhoudbaarheid en technische veiligheid bepalend voor de kwaliteit; voor een integrale kwaliteit komen veel 15 meer en totaal andere aspecten in beeld , zoals verkeersveiligheid, sociale veiligheid, esthetische waarde, ecologische waarde en functionaliteit. Integraal beheer van het openbaar groen impliceert dat beheer een steeds complexer vakgebied wordt. Om een heldere beschrijving en meetmethode van het begrip kwaliteit van het openbaar groen te verkrijgen wordt meer en meer de criteria van beheer in beelden uitgedrukt. Handboek beeldkwaliteit Het opstellen van een meetlat voor beheer wordt gedaan met behulp van een handboek beeldkwaliteit waarbij met korte toelichtingen per beheergroep een kwaliteitsniveau wordt getypeerd. Beeldbestek Het beeldbestek beschrijft niet wat er moet worden gedaan maar wat het doorlopende resultaat moet zijn. Een voorbeeld is een ‘onkruidvrij plantvak’. Een dergelijke eis dient zodanig te worden omschreven dat voor alle partijen duidelijk is wat de wederzijdse verplichtingen zijn. In een beeldbestek gebeurt dit door het kwaliteitsniveau te beschrijven. Foto’s kunnen de beschrijving ondersteunen maar zijn geen onderdeel van het bestek. Bij het toepassen van een beeldbestek geeft de gemeente in het bestek slechts een beschrijving van de beeldkwaliteit. De risico’s voor dat beeld liggen niet meer bij de gemeente maar bij de aannemer. Als het beeldbestek vermeldt dat het onkruid in een bepaald plantvak maximaal 5 cm hoog mag zijn, dan moet de aannemer zelf inplannen hoe vaak hij onkruid uit het plantvak moet verwijderen. Het maakt de gemeente niet uit of dit vier of zes keer per jaar gebeurt, als het gewenste beeld maar zichtbaar is. Voor het maaien van recreatieve grasvelden en gazons is in 2005 voor de gemeente Drimmelen in eigen beheer een beeldbestek opgesteld. Zie hiervoor ook bijlage 1 van dit beleidsplan.
15
CROW Naar integraal beheer van openbare buitenruimte. Visie en onderzoeksrichtingen.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 36 van 42
5
BELEIDSDOELSTELLINGEN
In dit hoofdstuk wordt het beleid beschreven dat de gemeente voor de groenvoorzieningen de komende tien jaar gaat voeren. In paragraaf 5.1 is de beleidsvisie op de groenvoorzieningen opgenomen. Met behulp van deze visie wordt in paragraaf 5.2 t/m 5.6 weergegeven hoe de gemeente tegen de plantsoenen aankijkt, welke ontwikkelingen zij daarin verwacht en hoe zij daarop wil inspelen. Daarbij wordt aangegeven welke beleidsdoelstellingen worden nagestreefd. In de laatste paragraaf wordt ingegaan op de financiële aspecten.
5.1
Groenvisie
Alle kaders en ontwikkelingen die geschetst zijn in voorgaande hoofdstukken zijn op elkaar gelegd. De effecten daarvan op de huidige groenvoorzieningen zijn daarbij geanalyseerd en beoordeeld. Met behulp hiervan is voor het groenbeleid de volgende lange termijn visie opgesteld: De gemeente streeft er naar om de komende jaren de groenstructuur op zowel stedelijke als landelijk niveau binnen de gemeente Drimmelen duurzaam en kwalitatief in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren. De inrichting en het beheer zullen daarbij zijn gericht op een optimale gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Hierbij past op termijn een ecologische en milieuvriendelijke werkwijze. De visie bestaat vervolgens uit beleidsdoelstellingen ten aanzien van: 1. Omvang en samenstelling (gewenste inrichting van het groen) 2. Natuurlijk groen 3. Beheerkwaliteit (gewenste onderhoudsniveau en onderhoudsmethoden) 4. Veiligheid 5. Planmatig werken (gewenste beleidsinstrumenten en organisatie) In de volgende paragrafen wordt nader ingegaan op de uitwerking van bovenstaande vijf punten.
5.2
Omvang en samenstelling
In de loop der tijd zijn ideeën over omvang en samenstelling van groenvoorzieningen nogal veranderd, variërend van sobere woonstraten met bomen (jaren ´50) tot ruim opgezette wijken met veel en gevarieerd groen (jaren ´70). De huidige tendens kan worden omschreven als: relatief weinig groen, geconcentreerd in de wijk, en een sobere inrichting van de woonstraten maar wel goed beheren. Omvang van het groen Bij renovaties van groenvoorzieningen wordt gestreefd naar een groenareaal dat aansluit op de gebiedseigen kenmerken. Door deze integrale benadering van de woonomgeving kan het noodzakelijk blijken dat overbodige en daardoor moeilijk te onderhouden verhardingen vervangen worden door groenvoorzieningen. Gevolg hiervan kan zijn dat de omvang van het groenareaal ten opzichte van de huidige situatie licht zal toenemen. Door moeilijk beheersbare groenstroken en plantsoenen kleiner dan 100 m2 (snippergroen) te verkopen of te verhuren kan de kwaliteit van het openbaar groen vergroot worden mits er géén waardevolle bomen in aanwezig zijn. Dit als bijzondere omstandigheid aanmerken binnen het bestaande grondbeleid.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 37 van 42
Beplantingssamenstelling De samenstelling van het groen bepaalt voor een groot deel de kwaliteit van de openbare buitenruimte. Als randvoorwaarde geldt hierbij dat de kwaliteit van de openbare ruimte integraal is. Dit wil zeggen dat het kwaliteitsbeeld van het groen dient aan te sluiten bij de overige disciplines zoals verhardingen, verlichting, straatmeubilair en dergelijke. Uit paragraaf 3.2.2 is gebleken dat de verhouding beplanting: gras met name in de kern Terheijden (42% gras en 58% beplanting) sterk afwijkt van de landelijke norm (60% gras en 40% beplanting). Verkleining van het areaal beplanting ten gunste van gras zal binnen het kader van renovatieprojecten ten uitvoer gebracht kunnen worden. De bestaande verhouding beplanting : gras verschilt sterk per kern en is afhankelijk van de stedenbouwkundige opzet. Algemeen kan gesteld worden dat de na te streven groensamenstelling gericht is op een hoofdstructuur van sobere (eenvoudige) beplanting, met op beeldbepalende locaties accentpunten. De gemeente zal: • Bij groenrenovaties de openbare ruimte integraal beoordelen en indien noodzakelijk het groenareaal uitbreiden; • Snippergroen (< 100 m2) dat moeilijk en intensief te onderhouden is zo mogelijk verkopen of verhuren (= bijzondere omstandigheid) mits er géén waardevolle bomen in aanwezig zijn; • In die kernen waar de bestaande verhouding beplanting : gras sterk afwijkt van de landelijke norm 60% gras : 40% beplanting van het areaal beplanting verkleinen mits de stedenbouwkundige opzet dit toelaat.
5.3
Natuurlijk groen
Bij natuurlijk/ecologisch werken hoort ook het inzetten van plantmateriaal en dode materialen zoals palen, die op een voor mens en milieu verantwoorde wijze zijn geproduceerd. Dit betekent dat er geen chemische middelen en kunstmeststoffen bij de productie zijn toegepast en dat plantmateriaal inheems en genetisch streekeigen is. Ook het beperken van afvalstromen en het zorgvuldig omgaan met afval valt hieronder. Plantmateriaal Het landelijk beleid is er op gericht om in 2010 10% van het landbouwareaal biologisch in gebruik te hebben. Hieronder vallen ook de boomkwekers die het plantmateriaal voor de groenvoorzieningen leveren. Bestrijdingsmiddelen Bij het beheer van de groenvoorzieningen past de gemeente Drimmelen al sinds de herindeling (1997) geen chemische onkruidbestrijdingsmiddelen in plantsoenen meer toe. Het beheren zonder chemische bestrijdingsmiddelen wordt voortgezet. Incidenteel kunnen chemische bestrijdingsmiddelen ingezet worden om ziekten en plagen te bestrijden. Dit indien er geen andere middelen voorhanden zijn en de volksgezondheid direct in gevaar komt.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 38 van 42
Groenafval en reststoffen Bij het aanleggen en beheren van groenvoorzieningen komt regelmatig afval vrij zoals snoeihout, berm- en slootmaaisel, baggerspecie en bermgrond bij het aflagen van bermen. In het beheren van de groenvoorzieningen wordt gestreefd naar hergebruik en nuttige toepassing van groenafval. Hieraan wordt al enige tijd gewerkt; snoeihout wordt bijvoorbeeld afgevoerd naar groencomposteringsinrichtingen. De gemeente zal: • Jaarlijks 10% biologisch geproduceerd plantmateriaal gebruiken; • De groenvoorzieningen beheren zonder chemische bestrijdingsmiddelen; • Bij de inrichting en het beheer van de groenvoorzieningen streven naar een geringe milieubelasting en hergebruik van groenafval.
5.4
Beheer (kwaliteit)
Het beheer is gericht op een kwaliteitsniveau dat kan worden omschreven als sober, gericht op duurzame instandhouding, en accenten met een intensief onderhoudsniveau. De functionele kwaliteit betreft inrichting en ontwerp, de gewenste functie wordt daarbij als uitgangspunt gehanteerd. De visuele kwaliteit geeft een indicatie van de belevingswaarde van het groen, met name het netheidsonderhoud. Sturing vindt plaats door middel van de groenbeheercatalogus (bijlage 1). De technische kwaliteit geeft een indicatie van de toekomstwaarde. Kernbegrip hierbij is duurzaamheid. Beheerindeling: Bij de uitwerking van het groenbeheer wordt de functie van het groen als uitgangspunt gehanteerd. Dit leidt tot de volgende indeling: •
• •
Representatief groen, kijkgroen = Intensief onderhoud; komt voornamelijk voor in druk bezochte gebieden (centrum, toegang tot de wijk) en ook als accenten op zichtpunten in de wijk. Betreft vaak kleinere concentraties groen met een hoge sierwaarde; Gebruiksgroen/aankledingsgroen = Normaal onderhoud; komt voornamelijk voor in woonwijken en in bedrijventerreinen; Natuurlijk (ecologisch) groen = Extensief onderhoud; komt voornamelijk (maar niet alleen) voor aan randen van wijken, langs doorgaande watergangen, parken en dergelijke. Betreft vooral grotere, aaneengesloten gebieden.
Ten aanzien van bovenstaande indeling kan opgemerkt worden dat de soort beheergroep bepalend is tot welke functie(s) hij behoort. Beheergroepen zoals vormbomen en rozen vragen intensief onderhoud en behoren tot de functie representatief groen. Beheergroepen binnen het subproduct Cultuurbeplanting kunnen zowel tot de categorie Intensief behoren als tot de categorie Normaal. De beheergroep bossen en bosplantsoen vraagt extensief onderhoud. Voor de toegepaste beheergroepen per functie wordt verwezen naar de Beeldkwaliteitcatalogus (bijlage 1) van de gemeente Drimmelen. De kwaliteit van het groen is de kwaliteit die met de beeldcatalogus Drimmelen wordt beoogd, namelijk het minimaal benodigde onderhoud voor duurzame instandhouding, bij een sober netheidniveau. In de beeldcatalogus staan foto´s van alle voorkomende beheergroepen en hun zogeheten ingrijp- of onderhoudsmomenten.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 39 van 42
Duurzaamheid Groenbeleid is gebaat bij duurzaamheid in de hoofdstructuren (het frame) en veranderlijkheid in de franje. Duurzaam beheer betekent dat je het levende materiaal de tijd gunt tot volle wasdom te komen. Alleen jarenlang verzorgen levert mooie volwassen bomen op. Daar is een zekere rust voor nodig. Waar mogelijk schept dit ook de voorwaarden voor stabiele levensgemeenschappen van planten en dieren. Onderhoud en inrichting zijn op de daarvoor geschikte locaties toegespitst op ontwikkeling van natuurwaarden. Handhaving Inrichting en beheer en handhaving zijn drie complementaire factoren die de kwaliteit van de openbare ruimte beïnvloeden. Handhaving vormt dus een integraal onderdeel van het groenbeleid. Handhaving is een taak van de wijkagenten en het handhavingteam van de gemeente. Hierbij dient het belang van natuur- en milieueducatie niet uit het oog verloren te worden. De gemeente zal: • Door renovaties recht doen aan de functies waarvoor groenvoorzieningen zijn aangelegd; • De groenvoorzieningen zo vorm geven en aanleggen dat de natuurlijke mogelijkheden en (landschappelijke) kwaliteiten van de plaatselijke situaties tot haar recht komen; • Door toepassing van de juiste soortkeuze bomen en heesters de ruimte geven om zich te kunnen ontwikkelen tot volwassenheid.
5.5
Veiligheid
Voor het groenbeleid is veiligheid één van de uitgangspunten. Het beleid spitst zich daarbij toe op verkeersveiligheid en sociale veiligheid. Een veilige openbare ruimte hangt vooral samen met inrichting en ontwerp. Vanuit beheersoptiek betekent veiligheid met name het oplossen van achterstallig onderhoud. De gemeente zal: • Bij de inrichting van de groenvoorzieningen verkeer- en sociaal onveilige situaties voorkomen.
5.6
Planmatig werken
Planontwikkeling Als beleidspunt is aangegeven dat het beheren van de groenvoorzieningen aan de hand van plannen, zowel op beleid- als beheersniveau, dient plaats te vinden. Zodat inzicht aanwezig is in kwantiteit en kwaliteit en consequente aansturing mogelijk is. Voor het planmatig werken is reeds de ontwikkeling van een grafisch groenbeheersysteem in gang gezet waarvan de gegevens ten grondslag liggen aan dit beleidsplan. Daarnaast zal op basis van de reeds bestaande groenstructuurplannen en het voorliggend groenbeleidsplan inrichting-, groenrenovatie- en groenbeheerplannen ontwikkeld worden.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 40 van 42
Bomennota Momenteel wordt een bomennota voorbereid ter verdieping van het Groenbeleidsplan. Onder het begrip bomenbeleid wordt verstaan: beleid van gemeenten gericht op bomen met uitzondering van bossen en natuurterreinen. Het richt zich op bomen in de openbare ruimte, 16 langs straten en wegen, in parken en tuinen, binnen en buiten de bebouwde kom . Met bomenbeleid wordt het totaal aan handelingen van de gemeente met betrekking tot bomen bedoeld en de visie van de gemeente op die handelingen. De handelingen hebben daarbij betrekking op: -
Ruimtelijke ordening; Beheer en onderhoud; Regelgeving en handhaving; Taakverdeling en organisatie; Voorlichting en inspraak.
Om het bomenbeleid succesvol te laten zijn dient er afstemming gezocht te worden met diverse vakgebieden en beleidsonderdelen binnen de gemeente Drimmelen. Door alle beleidsonderdelen te baseren op een eenduidige gemeentelijke visie ontstaat er samenhang in het bomenbeleid. De gemeente beschikt over een bomenlijst van de Bomenstichting met daarop een inventarisatie van 28 objecten (zie bijlage 3). Binnen de gemeente Drimmelen zijn van deze 28 objecten in totaal 18 objecten (een object kan uit meerdere bomen bestaan) op de nationale lijst van monumentale bomen geplaatst. Het betreft bomen ouder dan 80 jaar of speciale gedenkbomen. Bomen nemen een bijzondere plaats in het groenbeeld in. Ze zijn veelal beeldbepalend voor een straat of plek. Monumentale bomen vormen vaak een eenheid met een gebouw of bepalen de sfeer van een bepaalde omgeving. Soms ook zijn ze een bron van ergernis of onderwerp van discussie. Er worden nogal wat eisen aan bomen gesteld als het gaat om standplaats, luchtvervuiling, vandalisme, klimaat en beheer. De bestaande situaties voldoen veelal niet aan de gestelde eisen. De beschikbare ruimte, onder- en bovengronds is vaak te gering. Sommige bomen staan op een verkeerde plek zodat noodmaatregelen als het kandalaberen (drastisch terugsnoeien) noodzakelijk zijn geworden. Bovendien ontstaat schade aan verhardingen door de opdrukkende werking van boomwortels of wordt de openbare verlichting belemmerd. Bomen zijn door hun omvang en plaats structurerende groene elementen bij uitstek, waaraan bewoners een zekere oriëntatie en woonwijken een eigen identiteit ontlenen.
Communicatie Het uitvoeren van groenrenovaties en omvormingen van groen vergt een goede communicatie naar alle belanghebbenden. Betrokken bewoners en ondernemers dienen geïnformeerd te worden over de voorgenomen activiteiten aan de groenvoorzieningen. Dit middels publicaties in ´t Carillon en/of bewonersbrieven.
16
Volgens Bomenstichting
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 41 van 42
Continuïteit in beheer Groenvoorzieningen en met name bomen en beplantingen hebben levensverwachtingen die langer zijn dan een mensenleven en zijn gebaat bij een beheer dat consequent is en over een langere termijn wordt toegepast. Duurzaam kwaliteitsgroen op ecologische basis gaat daarom uit van continuïteit in beheer en een inrichting en aanleg die daar rekening mee houdt. De groenbeheercatalogus Drimmelen en de integrale planvorming zullen daarbij middelen zijn om dit te bereiken. De gemeente zal: • Op basis van het groenbeleidsplan en de groenstructuurplannen inrichtings-, groenrenovatie- en groenbeheerplannen blijven ontwikkelen; • Een bomennota opstellen en vooruitlopend hierop de bomenlijst van de bomenstichting hanteren als een lijst van te beschermen monumentale bomen; • Betrokken bewoners en ondernemers regelmatig informeren over de voorgenomen activiteiten aan de groenvoorzieningen middels publicaties in ´t Carillon en/of bewonersbrieven; • Zorgen voor continuïteit in het beheer van de groenvoorzieningen.
Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.
Kwaliteit in beeld pagina 42 van 42
5.7
Financiële paragraaf
Uitgangspunt voor de raming van kosten is het huidige groenareaal met de basiskwaliteit zoals in de Beheercatalogus is omschreven (zie bijlage 1). Het huidige totale budget voor het product Plantsoenen bedraagt € 1.773.755,- (Begroting 2005). 17 Uit paragraaf 3.7.4 blijkt dat het uitvoeringsbudget 12,4% lager ligt dan de benodigde (berekende) kosten voor uitvoering conform het beheerskostenmodel van de CROW. Dit betekent dat gelet op de omschreven beeldkwaliteit er sprake is van een scherpe prijs/kwaliteitsverhouding. Besparingen – ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het openbaar groen - kunnen gevonden worden in omvang, samenstelling of beheer. Omvang groenareaal De verwachting is dat, mede gelet op het woningbouwprogramma, het te beheren groenareaal de komende jaren zal toenemen. Verkleining van het areaal beplanting ten gunste van gras zal binnen het kader van renovatieprojecten ten uitvoer gebracht kunnen worden. De bestaande verhouding beplanting : gras verschilt sterk per kern en is afhankelijk van de stedenbouwkundige opzet. Uit paragraaf 3.2.2 is gebleken dat de verhouding beplanting : gras met name in de kern Terheijden (42% gras en 58% beplanting) sterk afwijkt van de landelijke norm (60% gras en 40% beplanting). Bij renovatieprojecten, integrale projecten en groenomvormingen vindt tevens sturing plaats op kosten: bij groenrenovaties wordt gestreefd naar lagere beheerkosten. Dit zal veelal (maar niet altijd) gerealiseerd worden door minder beplanting en meer gras toe te passen. Ook het bomenbestand wordt in een doorlopend proces en bij renovaties onder de loep genomen. Dit zorgt uiteindelijk voor een iets kleiner maar evenwichtiger en beter op de omgeving afgestemd bomenbestand. Kostenbesparend groen (samenstelling) Bij de groeninrichting van de openbare ruimte wordt met de grootst mogelijk zorg aandacht besteed aan een goed evenwicht tussen de gewenste uitstraling en de onderhoudskosten. Oftewel: speciale kweekrozen zijn prachtig, maar zeer intensief in onderhoud en daardoor kostbaar. Bodembedekkende rozen gedijen daarentegen goed bij normaal onderhoud. Een hele andere besparing wordt gerealiseerd door arbeidsintensieve soorten beplanting om te vormen naar minder intensieve beplanting in onderhoud. Zo kunnen keuzes gemaakt worden om bepaalde plekken open beplanting naar een meer gesloten beplanting te brengen. Dan krijgt onkruid minder kans om te groeien. Efficiënt beheer In beheer en inrichting van het openbaar groen wordt zoveel mogelijk gestreefd naar resultaten op het vlak van kwaliteit, bij een zo beperkt mogelijke inzet van middelen. 17
Om te bepalen hoe de huidige beheerskosten voor Plantsoenen zich verhouden met landelijke normen is een vergelijk gemaakt met het beheerskostenmodel van de CROW. Zoals uit paragraaf 3.7.1 is te herleiden bestaat in totaal 81,5% van de beheerslasten uit Dagelijks- preventief beheer (43,7%), Apparaatkosten: Buitendienst (28,6%) en Planmatig- en groot onderhoud (9,2%). De overige 18,5% van de beheerslasten betreft Apparaatkosten Binnendienst, Frontoffice en Algemene beheerskosten. Deze kosten zijn in de kostenberekening van de CROW buiten beschouwing gelaten en dienen derhalve bij het vergelijk met het CROW-beheerkostenmodel niet meegenomen te worden in het uitvoeringsbudget voor het product Plantsoenen. Het uitvoeringsbudget inclusief vervangingskosten voor het product Plantsoenen bedraagt dan € 1,77 miljoen (beheerskosten) * 81,5% = € 1,45 miljoen. De overige beheerslasten die hierbij buiten beschouwing worden gelaten bedragen € 0,32 miljoen (18,5%). Groenbeleidsplan 2005-2015. Kwaliteit in beeld.