Griekse taalleer
Vormleer van het Attisch dialect
Sint-Jan Berchmanscollege. – Antwerpen 1998
Hoofdstuk 1
Het Naamwoord
§ 1 – De verbuiging van het naamwoord [1-9] § 2 – De eerste klasse van substantieven en adjectieven [10-12] 1. – De substantieven [13-17] 2. – De adjectieven [18-20] 3. – De Attische verbuiging [21-22] 4. – De contracte substantieven en adjectieven [23-26]
§ 3 – De tweede klasse van substantieven en adjectieven [27-29] 1. – Consonantstammen 1.1. – Niet-contracte substantieven [30-38] 1.2. – Niet-contracte adjectieven [39-48] 1.3. – Contracte substantieven [49-51] 1.4. – Contracte adjectieven [52] 2. – Stammen op halfklinker [53]
2.1. – Stammen op - van het type
[54]
2.2. – Substantieven met twee stamvormen [56-57] 2.3. – Adjectieven met twee stamvormen [58] 2.4. – Stammen op een tweeklank met - [59-63]
§ 4 – Bijzondere paradigmes 1.
en
[64-66]
2. – Substantieven [67]
§ 5 – Afgeleide vormen 1. – Bijwoord [68-70] 2. – Trappen van vergelijking [71-80]
§ 6 – Het telwoord [81-84] § 7 – De verwijzende en aanwijzende naamwoorden (pro-nomina) 1. – Identiteit is zeker 1.1. – Het systeem van de persoonlijke voornaamwoorden – 1ste en 2de persoon 1.2. – Het systeem van de aan- en verwijzende voornaamwoorden en de 3de persoon 2. – Identiteit is niet zeker 2.1. – Het systeem van de vragende voornaamwoorden 2.2. – Het systeem van de onbepaalde voornaamwoorden
4
Griekse vormleer
§ 1 – De verbuiging van het naamwoord - algemeenheden 1.
1. GESLACHT (genus). – Een oud onderscheid – bezield/onbezield – is in het Grieks . Daarnaast is er het onderscheid tussen mannelijk, bewaard gebleven, b.v. vrouwelijk en onzijdig, b.v. . Zie 20, 39, etc.
!
"
#
$
%
&
'
(
)
*
+
,
-
.
/
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
:
;
<
;
2.
2. GETAL (numerus). – Het Grieks onderscheidt enkelvoud en meervoud. Binnen het meervoud gewoon meervoud en dualis (juist 2 items). De dualis komt niet zoveel voor.
3.
3. NAAMVAL (casus). – Van de acht naamvallen die we van het Indo-europees kennen, heeft het Grieks er vijf bewaard: nominatief, vocatief en accusatief, en genitief en datief. De functies van ablatief, locatief en instrumentalis werden overgenomen door de genitief (ablatief) en de datief (locatief en instrumentalis).
4.
Van de oude naamvallen zijn nog sporen zichtbaar in een aantal bijwoorden van plaats, waarin oude naamvalsuitgangen bewaard bleven als suffixen (achtervoegsels). Van dergelijke “naamvalssuffixen” heeft Homerus (8ste eeuw v.Chr.) nog talloze voorbeelden. a) =
>
: ablatief van verwijdering, als zodanig ook genitief. B.v.: ?
b) - , - , G
c) P
H
G
I
J
: locatief (plaats). B.v.: I
K
L
I
G
, I
K
L
I
H
- thuis; G
( ): instrumentalis of locatief, soms ablatief. B.v.: Q
R
S
T
U
V
M
W
N
W
Y
X
Z
[
\
h
i
i
d
j
A
B
C
D
E
- van huis F
- waar ? O
- met geweld
d) - , - , - : versterken een accusatief van richting. B.v.: waarts, naar huis; - naar elders X
@
]
^
_
`
a
b
c
, d
e
f
g
b
c
- huis-
c
5.
4. VERBUIGING (declinatie). – Traditioneel onderscheidt men in het Grieks drie verbuigingen, waarvan de eerste en de tweede de eerste klasse, de derde de tweede klasse van de naamwoorden vormen. Beide klassen zijn duidelijk onderscheiden van elkaar door een eigen reeks uitgangen.
6.
5. OPMERKINGEN: a) In het onzijdig zijn nominatief, vocatief en accusatief aan elkaar gelijk – in het meervoud is hun uitgang altijd - . Ook in andere paradigmes vormen deze drie naamvallen een geheel apart, vooral in het enkelvoud (de zgn. “sterke naamvallen”). g
b) De dualis b.v., heeft slechts twee uitgangen: één voor nominatief, vocatief en accusatief, en één voor genitief en datief. c) De uitgang van de genitief meervoud is altijd k a
.
d) In het meervoud is de vocatief steeds gelijk aan de nominatief. e) PARADIGMA (paradigma). – Zo noemt men een schema dat als basis dient om gramma-
ticaal correcte “eenheden” (woorden, naamvallen, zinnen, etc.) te bouwen. Het is te vergelijken met een formule. Traditioneel wordt in het paradigma van een substantief vaak het bepaald lidwoord toegevoegd. In deze vormleer ziet het basisschema van een volledig paradigma (drie geslachten, enkelvoud, meervoud en dualis) eruit als volgt; wij hebben het paradigma van het lidwoord zelf genomen (noteer dat bij een vocatief geen vorm van het lidwoord is): l
Naamwoord – Eerste klasse
Het bepalend lidwoord
mannelijk Enkelvoud
N. V.
q
x
t
z
{
y
N. Meervoud
s r
v
}
o
p
G.
D.
w
}
~
¢
¤
§
¨
en
¡
¢
G./D.
[
¡
(vr.)
¥
¦
©
ª
«
( ) en ¬
N./A.
£
(m., onz.)
v
|
G.
Bij Homerus vinden wij ook de volgende vormen:
p
u
A.
onzijdig
n
A.
V.
vrouwelijk
m
D.
Dual
7.
5
]
[
]
«
°
±
¬
«
®
¯
( ) ¬
6
Griekse vormleer
§ 2 – De eerste klasse van de substantieven en de adjectieven
0.1. – Algemeen 10. De eerste klasse omvat de substantieven en adjectieven waarvan de “stam” eindigt op een echte klinker, d.i.: /a/, /e/, /o/. Men deelt deze klasse in als volgt: 1. Stammen op /a/: VROUWELIJK en mannelijk (“eerste verbuiging”) 2. Stammen op /o/: MANNELIJK en vrouwelijk, ONZIJDIG (“tweede verbuiging”). De /e/ is een variant van de /o/ (“wisselende themavocaal”), die we op één plaats aantreffen in het paradigma, nl. in de vocatief enkelvoud. Er is dus geen aparte groep met een stam op /e/. 11. In de volgende paragrafen volgen wij de traditionele indeling: 1.
²
³
³
mannelijke substantieven op ³
2.
´
,
Dit komt omdat in de uitspraak zeer gemakkelijk tussen /o/ en /e/ gewisseld kan worden. Men hoeft enkel de lippen te strekken (/e/) of te ronden (/o/).
mannelijke en vrouwelijke substantieven op -
TWEEDE VERBUIGING:
´
onzijdige substantieven op ADJECTIEVEN
²
´
µ
3.
De /o/ en de /e/ wisselen in het Grieks vaak af binnen één stam. We spreken van de e-trap en de o-trap van de stam.
vrouwelijke substantieven op - , lange , korte
EERSTE VERBUIGING:
op
´
²
³
- ,- ,µ
´
µ
´
¶
e
- , - /- , µ
µ
µ
µ
<>
o
¶
a ¶
12. 0. 2 – Uitgangen van de eerste klasse1 a.
Enk. nom. m.: stam + ¸
· ·
¹
º
»
¼
- [vgl. Poplios – Oud-Latijn voor Publius], ½
vr.: stam Å
Æ
Ç
¾
¿
À
Á
Â
Ã
Ä
È
, É
Ê
Ë
Ì
Í
Î
, Ï
Í
Ð
Ñ
Ò
Ó
Ô
[vgl. porta]
onz.: = acc.
1
Toegepaste klankwetten Õ
Hou er steeds rekening mee dat lange /a/ in het Ionisch-Attisch tot lange /e/ wordt, die op haar beurt in het Attisch na , , weer tot lange /a/ wordt (Dorisch en Dorisch, Attisch >< Ionisch-Attisch >< Ionisch ). De schrijfwijze staat eigenlijk voor /oo/, en voor /ee/ (uitspraak “op z’n Hollands”) Een Grieks woord kan enkel eindigen op een klinker of , , . > en andere medeklinkers vallen weg. De halfklinkers (i/j en u/w): klinker ( of ) bij een medeklinker en medeklinker (j of ) bij een klinker. De wordt niet meer geschreven, de en de j vallen tussen twee klinkers weg, met in het Attisch, contractie. v r valt weg, met als compensatie een verlenging van de voorafgaande klinker. In het Latijn worden O tot U, OI en AI tot I, S tussen 2 klinkers tot R (rotacisme). Ö
â
Þ
ß
×
Ø
Ù
ã
â
Ú
Û
Ü
Ù
ä
å
í
ð
ð
ï
ò
õ
î
ñ
ó
ó
ô
Û
Ý
Þ
æ
ç
ì
Ú
á
è
é
ê
ë
ï
ß
à
Naamwoord – Eerste klasse
b.
Enk. voc.
7
m.: (e-trap van de) stam [vgl. serve], vr.: stam onz.: = nom. ö
c.
Enk. acc.
stam +
d.
Enk. gen.
ø
ù
ú
ú
ü
ü
û
û
ý
(< /m/)
þ þ
m.: vr.: onz.:
÷
- [vgl. Luciom - Oud-Latijn voor Lucium], - , - , - [vgl. portam] - [vgl. templum]
ÿ
ÿ
-
m./onz.: stam + *s(j)o [Vgl. Nederlands politici: nu eens /politiSi/ dan weer /politiSJi/] * - > - > , , ook: * - j > -jj Homerus: , vr.: stam + - , - , - [vgl. pater familias]
!
'
!
!
!
(
)
!
)
*
+
"
#
*
,
-
.
/
$
0
%
1
#
.
&
!
"
1
2
2
3
.
e.
Enk.dat.
stam + *ej m./onz.: + vr./m.: + A
7
f.
> B
J
K
C
D
/
> L
Mrv. nom. m./vr.: stam +
0
M
N
4
E
O
5
F
P
C
, R
7
,
G
Q
6
S
D
8
9
H
T
:
I
U
;
5
W
, X
:
;
=
>
?
@
5
[vgl. Numasioi – Oud-Latijn voor Numerii (locatief)] [vgl. rosae], ,
C
V
<
Y
W
Z
[
\
]
^
_
T
Z
_
`
X
[
a
c
d
e
f
g
- [vgl. poploe – Oud-Latijn voor populi], - , -, - [vgl. portae]
=
h.
Mrv. acc.
m./vr.: stam + *ms > - > e
k
l
o
p
q
r
s
k
h
s
t
u
j
v
k
j
k
i
l
k
h
h
y
onz.:
w w
x
e
i
r
>
}
~
stam +
d
e
x
z
g
e
y
r
~
[vgl. servos] , Lesbos: [vgl. portas], , Lesbos:
y
Kreta: , Kreta: ~
r
{
|
}
~
}
|
~
~
}
~
}
}
~
û
Dit was oorspronkelijk een collectief ( - het graan). Zo staat het werkwoord bij een onderwerp in het onzijdig meervoud in de derde persoon enkelvoud : .
Mrv. gen. m./onz.: stam + *om >
¢
£ £
¤ ¤
-
m.: ¸
¹
§
¨
¨
©
ª
«
§
¨
¬
¨
¬
¯
®
°
¨
±
ª
¹
¯
¯
¿
À
À
®
×
Á
Ø
×
Ù
Ò
ß
ã
å
Ò
Û
Ó
ë
æ
¨
¬
´
Â
Ã
Ä
Å
Æ
Ð
½
Ç
È
Å
Æ
É
Ê
Ë
Æ
à
[vgl. duo, ambo], ß
à
ä
è
é
ê
Ì
Í
Á
Î
Ï
Ð
Ý
Þ
ß
à
á
â
ã
ä
ä
ì
stam + jj
Dualis gen., dat.:
m./onz.: -jj ï
å
ð
í í
¹
¯
¦
¯
¾
µ
¹
¯
¦
¯
Ç
Ú
Ü
, ç
î î
(Homerus: ñ
è
è
ï
ò
ó
)> ô
ö
ö
õ
÷
ø
õ
ó
ù
õ
ó
ô
ú
, ô
õ
ó
ô
vr.: analogie met m./onz. û
ú
ó
ü
ý
þ
ô
, ÿ
÷
ý
ó
ô
Ñ
Ò
Ó
Ô
Õ
Ö
Ð
Ï
®
¨
¥
ª
À
Dualis nom., voc., acc.: lange stam m.: vr.: onz.:
°
[vgl. equis < *equo-is] Ionisch, Lesbos: , , , [vgl. portis < *porta-is] Homerus: , Lesbos: É
onz.:
´
¼
µ
¥
¬
³
·
©
vr.:
²
µ
·
»
¥
§
()
º
¥
¦
§
¢
¡
¥
¢
, ( - > ) [vgl. deum = deorum] [vgl. dearum < *dea-som] Ionisch: - Lesbos: ( > , , ( >
¢
¥
·
stam + *som >
·
stam +
vr./m.:
[vgl. dona]
k.
i
m
n
nom.
Mrv. voc.
Mrv. dat.
^
acc.
=
g.
j.
Y
e
h
h
i.
`
c
m
onz.:
b
Ð
¶
°
¨
§
¥
o-klank > ) > )
+
§
¥
8
Griekse vormleer
1. – Substantieven van de eerste klasse 1.1. – Stammen op -/a/ 13. 1.1.1. – Vrouwelijke substantieven op - (
-
lange -
), - (
!
) [lange /a/ na , , ], - ( "
%
korte +
#
&
Enkelvoud
,
0
1
2
-
3
4
.
2
-
5
+
*
+
,
,
.
+
7
-
8
9
6
:
;
-
<
=
6
>
?
@
>
7
7
G
K
L
J
C
C
G
J
L
K
C
C
T
U
V
W
R
R
_
b
c
[
[
-
;
6
7
G.
A
B
C
M
E
C
D
E
C
D
E
[
\
]
N
D
C
P
N. Y
-
C
-
[
]
A.
e
f
g
i
M
Y
^
Y
^
H
I
G
H
I
G
H
I
_
`
a
P
Y
-
G
N
C
j
f
g
e
k
m
M
N
R
S
\
Y
Y
Z
>
-
\
_
b
c
[
g
e
f
k
n
o
j
g
¢
g
D.
£
p
v
q
x
g
z
-
{
h
v
i
p
|
-
q
}
x
z
g
{
v
p
q
x
z
k
{
-
r
w
s
t
~
-
u
s
x
|
v
{
t
v
u
x
z
w
{
x
w
y
x
x
y
v
v
Dual
N./A. v
-
-
f
t
u
14. 1.1.2. – Mannelijke substantieven op Ê
Ë
Â
( Ã
Ä
Å
Æ
Ç
È
Ï
Ó
É
Ê
x
|
{
¨
Ô
Enkelvoud
ø
N. V.
Å
Æ
Í
Ç
Å
Æ
É
-
È
Ç
Ö
É
Õ
A. É
×
Ý
Ú
Ø
Ê
Ë
Ì
Ú
Û
Ü
Ý
Ù
Ú
Û
Ü
Ý
Ù
Ú
Û
Ü
Ý
-
Ù
Í
Î
Ï
Ø Þ
×
Ì
Î
Ø
ß
à
Ø
Ø
ß
à
Ø
Ø
ß
à
Ø
È
Ï
Ø
Ý
Î
Î Õ
È
Ì
Ë Ì
á
Ý
ã
-
Ú
â
Ý
Ú
á
à
Ý
ã
ä
Ú
o
Ù
Ú
æ
Û
Ý
-
ç
à
è
Ø Ú
ß
à
Ü
à
è
!
V. A. Ý
Ú
G.
ê
ð
D.
ë
ð
ô
ö
ð
ð
í
Ý
-
ç
î
ì
ë
ò
Û
í
í
ð
î
è
ð
-
õ
ñ
ë
î
ï
ð
ì
í
î
ï
ð
ì
í
î
ï
ð
í
ò
ñ
õ
-
ð
ô
-
í
Ø
ß
à
Ø
ò
ó
ñ
ò
Ü
é
-
ï
ì
÷
ö
Ú
ì
ò
í
N./A. G./D.
Ù é
à
ê
ð
ë
ë
ð
ô
ò
ö
ð
ñ
ñ
í
õ
ò
ð
í
ò
ë
ò
ñ
ò
õ
è
ñ
ë
-
ó
ñ
ò
ï
ò
ó
ñ
ò
ï
ò
ó
ñ
ò
ï
ª
§
¦
¦
®
¬
¯
«
¤
°
¥
±
¦
²
³
´
¥
¦
ª
¦
¶
¦
©
«
®
µ
¦
§
¥
·
¦
¸
£
¹
³
ª
¡
º
«
«
»
³
¼
¬
¶
½
µ
²
¾
½
À
Á
¶
½
( Ë
Ì
Í
Î
Ï
Ì
È Î
) [lange /a/ na , , ] Ë
Ì
Ð
Ñ
Ò
ù
ú
û
ü
þ
û
ÿ
û
ý
û
ü
ø
%
&
, bij Homerus
'
(
)
*
&
'
(
)
+
,
-
!
.
/
0
1
"
2
3
#
4
5
"
6
7
8
$
9
:
;
<
=
>
?
ò
ñ
õ
-
Voor genitief en datief meervoud, zie 13. ô
-
ò
÷
ö
ó
à
ï
å
-
Ø
æ
ù
N.
¥
Het Ionisch heeft de genitief enkelvoud op soms ook - (soms - ). B.v.: , , , [< ],
â
Ü
Bij Herodotus vinden we soms een accusatief enkelvoud op (2de klasse) i.p.v. - . B.v.: . Ø
Ü
Ì
Ü
ø
ý
G. D.
Meervoud
©
µ
) en Ë
¡
¨
Het Ionisch (Homerus en Herodotus) kent geen substantieven op - na , , (uitgezonderd enkele eigennamen). Homerus heeft soms een nominatief enkelvoud op - i.p.v. , ,… op - . B.v.:
(na , , ) Ë
Ì
¨
¿
G./D.
¤
n
-
) +
Het Ionisch heeft: 1. een genitief meervoud op , bij Homerus ook , soms 2. een datief meervoud op ( ), bij Homerus ook op , soms B.v.: , , ( ), , , ,…
\
Y
-
v
,
\
-
v
£
£
Dual
G.
,
Y
-
g
+
X
-
[
*
N
-
Y
f
O
-
d
)
B J
-
Y
Y
-a
l
B
C
Q
a
A C
N
-
`
f
J
-
Z
_
B J
-
d
-
h
B
C
P
-
\
A C
N
-
d
[
M
-
Z
V.
B F
A.
D.
Meervoud
-
/
.
(
Het Ionisch (Homerus en Herodotus) kent geen substantieven op - na , , (uitgezon). Bij Homerus gaat derd vlg. en het vrouw. adject. vlg. .
+
N. V.
'
$
ë
ñ
ñ
õ
ò
15. 1. De vocatief enkelvoud heeft de klinker van de stam (- of - ) uitgezonderd bij deze op samengestelde woorden en bij enkele eigennamen. @
A
2. Enkele eigennamen hebben een genitief enkelvoud op - (lange /a/ uitA
A
D
).
B
@
C
, enkele
Naamwoord – Eerste klasse
9
1.2. - Thematische stammen op -/o/ 16. 1.2.1 - Mannelijke en vrouwelijke substantieven op mannelijk Enkelvoud
N.
O
P
Q
N
O
P
Q
-
N
M
V.
\
Y
G.
Z
]
_
]
^
\
]
_
D.
\
Y
]
_
H
E
I
Y
`
\
[
d
Y
e
h
Meervoud
o
V.
n
p
q
\
k
l
j
n
p
q
n
y
q
n
y
q
l
v
A. i
G.
w
i
x
|
}
r
^
m
l
t
i
n
z
l
{
l
x
} ~
i
|
}
u
n
u
-
k
x
n
-
k
-
l
s
v
-
l
n
n
-
r
K
G
H
L
F
)
Homerus heeft in de genitief enkelvoud, naast de uitgang op - , een genitief op - . B.v.: , ,…
]
-
k
n
en F
[
-
a
f
i
-
l
n
E
b
k
-
n
l
y
N.
J
X
-
a
[
]
G
R U
N
T
]
-
c
g
N
T
V
-
c
Y
S
W
-
^
[
( F
vrouwelijk
R
-
V
A.
O
E
x
|
Het Ionisch heeft een datief meervoud op ( ). B.v.: , , ,… }
D. i
n
o
Dual
N./A. i
G./D.
-
l
x
i
y
q
n
y
q
n
y
q
r
x
s
o
}
i
}
r
l
x
i
n
-
k
~
-
l
o
n
-
l
}
n
n
i
n
l
k
l
-
k
n
o
¬
(
n
o
¡
¢
¡
£
¤
¥
¦
x
Bij Homerus vinden we een dualisvorm op , ,… }
¥
17. 1.2.2. – Onzijdige substantieven op -
-
o
®
¯
°
±
²
³
§
¡
¨
©
£
¤
¦
¢
ª
«
«
£
¦
¦
£
¦
¦
¢
. B.v.:
¢
) ´
onzijdig N. µ
Enkelvoud
V. A. µ
G. µ
µ
µ
Meervoud Dual Ö
á
×
Â
º
Å
µ
µ
º
Å
»
º
»
º
¹
¸
¹
·
¸
¹
·
¸
¹
É
Ã
Ã
·
¾
¹
·
¾
¹
·
¾
¹
¹
Ä
»
-
Ù
â
Ú
Û
É
Ã
-
¾
Ë
Á
-
·
Homerus heeft in de genitief enkelvoud, naast de uitgang op op - . ¿
-
·
È
»
¹
¾
Æ
º
-
¾
»
»
º
Ç
Æ
Het Ionisch heeft een datief meervoud op É
Ë
( )
Ì
Ë
Í
Ä
º
Ç
»
Bij Homerus vinden we een dualisvorm op -
heeft als vocatief enkelvoud Ñ
Û
¹
·
¸
µ
G./D.
Ø
¸
Â
µ
N./A.
×
·
º
-
¼
G.
Ö
¹
·
µ
D.
2.
¸
À
A.
Ð
·
½
V.
Ï
¹
¶
º
N.
Î
¸
-
·
¼
D.
1.
¶
heeft in het meervoud heeft in het meervoud Ü
×
ß
Ó Ò
Ï
Ð
(niet in eigennamen: Ñ
Þ Û
Ý
×
Þ á
×
à
Ø
.
Ù
Ú
Û
Ú
naast
Þ ×
ß
×
Ø
Ù
Ú
à
.
Ò
Î
Ô
Õ
É
Ð
Ë
Ó
Ë
. Í
Ï
Ï
)
É
Ê
, een genitief
10
Griekse vormleer
2. – Adjectieven van de eerste klasse (mannelijk vlg. onzijdig vlg. ñ
ô
î
õ
ã
ä
å
æ
ä
, vrouwelijk vlg. ç
è
é
/
ê
ë
ì
í
î
of ï
ð
ñ
ò
, ó
ö
18. 2.1. – Adjectieven met de vrouwelijke vorm op - ( Ionisch heeft enkel een vrouwelijk op - ( , zie 13). ÷
ø
ù
ú
û
,- ,-
ü
ý
þ
÷
ü
) of ÿ
(
,- ,
). Het
mannelijk Enkelvoud.
N.
V.
V.
G.
D.
!
-
-
-
-
-
!
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
onzijdig -
-
-
-
-
-
-
-
-
G./D.
-
-
N./A.
-
-
-
-
-
-
A.
-
-
-
-
N.
-
D.
-
G.
Meervoud
A.
Dual
-
vrouwelijk
-
19. Volgens deze paradigmes worden verbogen: • •
( , de bezittelijke adjectieven de onbepaalde voornaamwoorden ( ). en '
(
&
"
#
$
%
$
P
S
T
U
V
W
X
Y
Z
[
\
]
^
_
`
a
b
c
`
;
<
), (
* $
:
R
)
%
=
>
%
?
@
+ #
A
,
-
.
/
0
C
D
,
),
B <
%
@
1
E
>
2
F
3
G
4
5
?
6
7
, @
( 8
?
H
9
I
3
J
7
),
K
8
L
M
N
, O
P
Q I
J
K
L
M
N
O
,
a
20. 2.2. – Adjectieven met vrouwelijke vorm op d
d
e e
(zie f
g
h
i
) – “adjectieven van twee uitgangen”
Deze adjectieven –meestal gaat het om samengestelde adjectieven- hebben éénzelfde vorm voor het mannelijk en het vrouwelijk. B.v.: [Homerus: ] , ,… j
k
l
m
n
o
p
q
r
s
t
o
n
m
p
u
t
v
m
p
w
x
y
z
{
|
}
~
}
Er bestaan geen adjectieven met een mannelijke vorm van de eerste verbuiging (- , - , enz. komen wel voor als mannelijke uitgangen, maar dan gaat het om adjectieven van de tweede klasse).
x
x
3. – De stammen op - (“Attische verbuiging”)
21. 3.1. – De substantieven hebben de B.v.:
,
,
van de stam in alle vormen
,
, etc. Maar:
22. 3.2. – De adjectieven zijn van twee uitgangen en hebben dus overal meervoud van het onzijdig: :
B.v.:
£
: nomin. enk. m. en vr. - acc. mv. m. en vr. : nomin. enk. onz. - accus. enk. m., vr., onz. - gen. mv. : datief enk. m., vr., onz. – nomin. mv. m., vr. ¡
¢
(de dageraad)
, behalve in de nominatief en de accusatief
Naamwoord – Eerste klasse
11
3. – Contracte substantieven en adjectieven van de eerste klasse op - , - , ¤
23. 3.1.1. – Contracte substantieven op - (< Ionisch wordt de contractie niet doorgevoerd. ¥
B.v.: ±
µ
²
¶
Homerus: Ionisch:
¬
·
·
¸
¹
º
±
²
¶
«
³
ª
) of - (< «
¬
¥
¦
§
en ¨
¦
§
©
), die tot - wordt na , , . In het «
¥
®
¯
°
´
·
·
»
¸
¹
¼
½
Deze substantieven worden verbogen volgens / . Die op - hebben dus de - in alle naamvallen, ook indien ze niet na , , komt. Voor de rest is er enkel het accent om ze te onderscheiden van de niet-contracte tegenhangers (zie 25). ¾
¿
Ä
24. 3.1.2. – Contracte substantieven op contractie niet doorgevoerd. B.v.:
Ionisch: Ionisch: Ionisch:
·
È
»
É
Ì
Ë
Ê
Ì
Ñ
Å
Í
Ï
Æ
Ð
Î
Ï
Ð
Ñ
Ô
»
¿
¸
À
¾
Á
Â
Ã
½
º
½
Ã
(< ·
Å
Æ
of o ) en ·
Ç
(<
·
¼
Å
Å
¹ Æ
¼
¹ Å
). In het Ionisch wordt de
·
È
Î
É
Ê
Ò
Ç
Ì
Ì
Ñ
Å
Í
Õ
Î
Ï
Ó
Ï
Ñ
Ô
De contractie heeft als resultaat een nominatief en een accusatief enkelvoud met - - i.p.v. - -. Voor de rest is er enkel het accent om ze te onderscheiden van de niet-contracte tegenhangers (zie 25). Ï
25. 3.2. – Contracte adjectieven op voerd. Ï
Ð
Ô
, - /- , Ö
×
Ï
Ð
Enkelvoud
Ú
ã
ä
å
A.
Ù
G. ã
å
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
Meervoud
G.
Dual
D.
26. 1.
N./A.
Þ
ç
é
ç
æ
ù
ô
ø
ü
-
ø
-
ù
ø
å
ù
ÿ
å
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
ä
Ø
Ù
Ú
ã
ä
å
é
ç
è
ã
ø
ù
ò
ø
ü
-
ò
-
þ
-
ò
ò
ø
-
å
ñ
ò
ó
ù
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ý
ò
ò
ø
ù
ÿ
De adjectieven samengesteld met Zij hebben in het onzijdig meervoud
ì
ì
ô
ú
ô
û
ô
û
ô
ú
-
ë
å
ù
ù
ÿ
å
ä
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
å
é
ä
ä
å
ã
ä
å
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
ñ
ò
ó
í
ò
ú
ò
û
-
ð
ò
ý
þ
-
ú
ò
û
ò
ú
ÿ
ò
-
ù
ù
ù
ý
ÿ
è
é
ê
ä
ë
å
æ
ç
è
é
ê
ä
ë
å
æ
ç
è
ê
ä
ë
å
ö
ò
÷
ó
-
â
ä
ç
ô
õ
-
÷
ó
ô
û
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
ö
ò
÷
ó
-
ø
-
ô
ÿ
ù
ý
ô
ô
ø
ù
ÿ
en zijn “van twee uitgangen”. ). i.p.v. - (b.v.:
2.
De verdubbelgetallen op -
3.
Buiten deze twee groepen zijn enkel nog de stof- en kleurnamen contract.
zijn “van drie uitgangen”
é
ä
ç
è
é
ä
ç
è
ò
õ
-
ò
þ
è
-
ö
ô
ç
-
û
-
ä
-
ô
-
-
-
æ
-
ã
â
å
ä
â
-
ë
ë
ý
ã
Ù
-
ä
ÿ
ú
ä
ê
ý
ô
Ú
ä
ù
þ
-
ô
à
ê
ï
-
-
Ù
ê
í
æ
-
-
é
æ
-
onzijdig
ß
æ
-
ä
ÿ
á
å
ã
ý
Û
-
ä
î
-
-
è
ä
-
Þ
ç
-
ö
Ý
ä
-
ë
å
ý
Ü
Ù
-
ë
ô
ô
ë
ä
ÿ
ô
ä
ê
ý
þ
-
ô
Ú
ä
î
-
à
ê
ø
-
Ù
ê
è
ô
vrouwelijk
ß
è
æ
-
-
Ý
æ
-
ä
A.
Ü
å
ã
N.
Û
-
ä
D.
G./D.
-
Ø
Ï
. In het Ionisch wordt de contractie niet doorgeÑ
mannelijk N.
Ð
û
ò
û
-
ò
-
þ
-
ò
-
ò
-
ÿ
ø
ù
ø
ù
ý
ò
ò
ÿ
12
Griekse vormleer
§ 3 – De tweede klasse van de substantieven en de adjectieven 0.1. – Algemeen 27. De tweede klasse bevat de substantieven en adjectieven waarvan de stam uitgaat of uitging op een medeklinker (consonantstammen) of een halfklinker (stammen op j of ). Wij delen ze in als volgt: 1. Consonantstammen: a. niet-contracte substantieven en adjectieven (stammen op occlusief, liquida of /nt/) b. contracte substantieven en adjectieven (stammen die ooit op /s/ uitgingen)
2. Stammen op halfklinker:
c. substantieven met stam in de nultrap (/u/ [en /i/ bij Homerus en Herodotus]) d. substantieven en adjectieven met de stam in twee trappen: nul trap (/i/ of /u/) en e-voltrap (/ej/ of /ew/) e. substantieven met stam in de voltrap (“tweeklank”)
28.
0.2. – Uitgangen van de tweede klasse Nom. Enk.: m./vr.: - stam
,
- verlengde stam , -
.
/
0
Mrv.:
1
/
2
.
1
1
, 3
4
0
- , j- > - > -
6
, 5
7
8
9
)
.
7
8
9
)
,
2
<
?
8
+
8
3
P
Q
B
2
C
[ ], - ,
,
,
R
- , E
U
V
W
S
T
2
L
K
D
[ E
F
G
], - ,
E
R
E
H
I
J
K
L
M
H
+
"
#
,
+
I
J
K
>
,
2
M
N
- , $
8
!
9
8
)
+
>
+
;
%
&
- ,
$
!
'
(
)
*
+
,
, ,
,
@
,
L
7
=
?
A
@
,
:
+
@
+
-
!
+
+
;
,
>
M
E
H
I
J
K
L
M
O
E
E
X
onz.:
steeds stam
V
Z
[
, ,
\
Y
]
a
\
h
i
Y
^
`
a
, ,
_
i
l
m
Y
`
h
k
X
]
b
c
V
d
, X
Z
e
n
o
Y
p
-
b
Acc. Enk.: m./vr.: -*m
{
|
}
-
>
,
~
x
x
- ,
onz.:
u
Mrv.: -*ms
- ,
>
Y
,
d
v
a
- ,
w
l
f
m
> y
u
z
,
>
- ,
- ,
¡
¢
- , - > - >
- ,
¦
¢
-
¨
>
]
b
Z
k
]
b
s
j
-
d
Y
>
,
na klinker ( valt met compensatorische verlenging) , - >
>
¤
¥
-
¤
¢
¥
¥
¨
¥
>
§
¢
§
>
¥
>
-
¨
,
¢
¥
¥
nominatief
£
¨
k
-
£
=
Y
, r
- ,
i
m
- ,
l
Mrv.:
h
Y
i
na consonant
> Y
\
Y
x
Gen. Enk.: -
- , ]
-
b
x
a
g
Z
k
nominatief
=
q
a
i
nominatief
=
>
b
t
na klinker
]
`
_
l
, l
^
-
v
Y
>
]
Mrv.:
>
na consonant
]
Y
Z
^
Voc. Enk.: - stam - = nominatief
- ,
\
Z
Naamwoord – Tweede klasse. Algemeen - consonantstammen.
Dat.
Enk.:
-
13
©
¬
®
¯
°
°
-, - > - > - > ©
®
±
©
¬
²
-, «
©
³
´
µ
¶
( )
ª
¯
«
®
¯
»
¾
©
´
·
Á
»
¿
µ
ª
ª
Ã
½
´
»
©
¾
²
¾
·
¿
µ
»
À
»
©
´
»
À
Ä
·
Á
»
¶
ª
Ã
ª
©
ª
»
«
ª
ª
(< ½
´
·
»
»
ª
»
³
ª
¶
ª
©
º
«
Â
»
ª
- ), ª
ª
©
·
»
¼
ª
©
( ) ©
«
Â
Ä
¸
©
( ), ©
µ
©
©
ª
´
©
ª
ª
Æ
¯
Ä
½
Å
Â
[k-si], - , [Attisch: /ss/ > /s/] [Attisch: /ss/ > /s/] [Attisch: /ss/ > /s/] [Attisch: /ss/ > /s/] ª
©
©
©
¯
®
Ä
¯
¹
°
²
©
Homerus: - ( ) ( ) of ª
¸
±
Á
»
·
©
ª
Â
²
ª
ª
¯
»
©
«
Â
©
¯
®
©
Á
»
»
- , - > - > j- > - > ª
°
©
»
Â
°
©
®
©
Ä
®
Å
»
ª
ª
©
, Ä
Ç
«
»
ª
ª
, ©
°
Ä
¶
¯
ª
ª
©
Æ
Ä
¯
( ), ( ), -
·
È
»
É
ª
Ê
Ë
ª
©
Ì
Ï
Ð
Ñ
Ä
Ë
Ò
Ó
·
É
Î
Ê
½
Ê
Ë
-
Í
»
ª
ª
©
Ë
Ì
Ë
Ì
29. 0.3. – In de woordenboeken vind je de nominatief en de genitief enkelvoud. Door de uitgang laten vind je de stam die voor de rest van de vormen wordt gebruikt. Ð
B.v.:
×
Ó
Ö
Û
Ù
Ð
É
Ø
×
Ý
Þ
Ú
, genitief: , genitief:
Û
É
Õ
Ý
⇒ accusatief meervoud: ⇒ datief enkelvoud: Ó
Ì
Ú
×
Ò
Ø
Ñ
Ú
ß
×
ß
Ñ
Ð
×
Ó
Õ
Ô
Ó
Ú
Ü
Ò
Dit geldt niet voor de substantieven op - , - ,- ,Ô
Õ
Ô
Ê
Ì
Ø
Ê
Ø
Õ
Ê
Ó
( ( Õ
ã
Õ
á
Ê
Ü
Ý
Ñ
Ú
Û
×
Ó
ß
Ì
â
Ô
É
van de genitief weg te
Õ
É
Õ
Ó
Õ
Ú
Ø
à
Ô
) Õ
ä
Ö
Ì
) Õ
ã
Õ
( Õ
å
æ
ç
è
é
ê
ë
ì
í
)
Dit geldt evenmin voor de contracte naamwoorden en enkele speciale gevallen.
1. - De consonantstammen van de tweede klasse 30. 1.1. - Niet contracte substantieven: stam op -
, - , - (liquida) î
ï
ï
ð
ñ
, - , - (labiaal) , - , - (dentaal) , - , - (gutturaal) ò
ó
õ
ô
ñ
÷
ö
ø
ù
ú
Enkelvoud
N. V.
G.
ý
ý
D. Meervoud
þ
ÿ
ý
û
ü
ý
þ
ÿ
ý
û
ý
ÿ
û
ü
ý
ÿ
û
ü
ý
ÿ
ý
û
ü
ý
ÿ
ý
û
ü
ý
ÿ
ý
û
ü
ý
ÿ
ý
û
ü
ý
ÿ
ý
û
ü
ý
ÿ
ý
û
ü
ý
ÿ
û
ü
ý
ÿ
ý
û
þ
ý
ý
N.
V.
ý
G.
ý
D. Dual
ý
A.
A.
ü
û
ý
N./A.
ý
-
ý
-
ý
ý
-
þ
ý
-
-
ý
( )
ý
ý
-
ý
-
ý
-
-
-
ý
ý
þ
ý
ý
( )
-
ý
ý
-
þ
.
( )
-
Homeros Heeft i.p.v.
G./D. ý
ý
ÿ
ý
ý
.