Grenzen aan de Wmo? Onderzoek naar toepassing van inkomensgrenzen en andere financiële voorwaarden door gemeenten bij Wmo-aanvragen
Grenzen aan de Wmo Onderzoek naar toepassing van inkomensgrenzen en andere financiële voorwaarden door gemeenten bij Wmo-aanvragen
Stichting De Ombudsman September 2012
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Voorwoord
5
1. Inleiding
7
1.1 Aanleiding 1.2 Onderzoeksopzet 1.3 Leeswijzer
7 8 9
2. Ontwikkelingen rond de Wmo
13
2.1 Wat vooraf ging 2.2 Recente ontwikkelingen 2.3 Toekomst
13 15 15
3. Onderzoeksresultaten
19
3.1 Context van het onderzoek 3.2 Resultaten april 2012 3.3 Resultaten juli 2012 3.3.1 Provincies 3.3.2 Grote steden 3.3.3 Kanteling-gemeenten 3.3.4 Verschillen tussen gemeenten
19 20 21 23 24 24 25
4. Voorbeelden uit de praktijk
29
4.1 Inleiding 4.2 Huishoudelijke hulp 4.3 Hulpmiddelen 4.4 Vervoersvoorzieningen 4.5 Woonvoorzieningen
29 29 31 33 36
5. Conclusies
39
Merendeel Wmo-verordeningen niet op orde Onnodige procedures Beschikbaarheid informatie laat te wensen over Wijziging gemeentelijk beleid duurt lang
39 39 40 40
2
Inhoudsopgave 6. Aanbevelingen
43
Aanbevelingen aan gemeenten Handreiking aan Wmo-gebruikers
43 44
Bijlagen
47
Bijlage 1. Begrippen en onderzoeksverantwoording Bijlage 2. Resultaten Wmo-onderzoek april 2012 Bijlage 3. Resultaten Wmo-onderzoek juli 2012
49 53 57
Colofon
69
3
Voorwoord
Voorwoord De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is de wet die ondersteuning biedt aan mensen met beperkingen. Gemeenten hebben een belangrijke rol in de uitvoering van deze wet, aangezien zij als lokale overheid dichtbij de burger staan. Zodoende kunnen zij inspelen op individuele situaties en de best mogelijke oplossing zoeken om burgers met beperkingen te compenseren. Uit dit onderzoek komt naar voren dat driekwart van alle gemeenten inkomensgrenzen en andere financiële voorwaarden in hun Wmoverordeningen hebben opgenomen, hetgeen expliciet niet is toegestaan. Door het ten onrechte handhaven van inkomensgrenzen en andere financiële voorwaarden in het lokale Wmo-beleid slaan gemeenten de plank mis. Dergelijk beleid is in strijd met de wet en de jurisprudentie en is zeer schadelijk voor een kwetsbare groep mensen in de maatschappij. Door te kiezen voor inkomensgrenzen worden mensen ten onrechte uitgesloten van ondersteuning. Aan een inhoudelijke, individuele beoordeling komt men dan niet eens meer toe. Dit is in strijd met het doel van de Wmo. Dit onderzoek is een vervolg op een aantal onderzoeken die Stichting De Ombudsman de afgelopen jaren heeft uitgevoerd naar gemeentelijke regelgeving rond de Wmo. Uit deze eerdere onderzoeken kwamen signalen naar voren waaruit bleek dat gemeenten hun gemeentelijk beleid niet altijd even goed op orde hebben. Dit blijkt ook nu weer het geval. Met dit onderzoek wil De Ombudsman bijdragen aan een beter en cliëntgerichter Wmobeleid op lokaal niveau. De uitkomsten van dit onderzoek maken inzichtelijk waar verbeterpunten liggen. Burgers moeten er op kunnen vertrouwen dat hun gemeente een juiste uitvoering geeft aan het Wmo-beleid op lokaal niveau. Dat dit op dit moment nog niet overal het geval is, valt te betreuren. De Ombudsman spreekt zich niet uit over de vraag of het doen van een beroep op de (financiële) zelfredzaamheid van burgers al dan niet rechtvaardig is. De wetgever heeft gemeend dat er binnen de Wmo geen ruimte is voor inkomensgrenzen en andere financiële voorwaarden, hetgeen ondubbelzinnig is bevestigd door de rechter. Gemeenten hebben zich hieraan te houden. Dat een groot aantal gemeenten toch inkomensgrenzen of andere financiële voorwaarden toepassen, of in hun beleid de mogelijkheid daartoe hebben opgenomen, is wellicht begrijpelijk in het licht van de huidige bezuinigingen en economische crisis. Toch pleit dit gemeenten niet vrij. Het gaat immers om een betrouwbare overheid die er is voor de burgers, en niet andersom. De Ombudsman vindt het onbegrijpelijk dat er gemeenten zijn die burgers met beperkingen bij voorbaat de toegang tot wettelijk ingestelde voorzieningen op onterechte gronden ontzeggen. Een overheid die enerzijds verwacht dat 'iedereen meedoet' en hiertoe voorzieningen treft, maar anderzijds obstakels opwerpt voor de burgers die deze voorzieningen hard nodig hebben, laat een dubbel gezicht zien. De Ombudsman pleit er dan ook voor dat gemeenten zo spoedig mogelijk een einde maken aan deze praktijken.
mr. Carolien Pietjouw Directeur Stichting De Ombudsman
5
1. Inleiding
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hebben gemeenten de opdracht om voorzieningen te treffen ter compensatie van beperkingen die inwoners ondervinden, op het gebied van wonen, vervoer en het aangaan van sociale verbanden. Nadere regels zijn te vinden in het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning (Bmo). Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in Wmo-verordeningen. Daarnaast leggen gemeenten regelingen rond de Wmo op lokaal niveau vast in Wmo besluiten en beleidsregels. In het kader van bezuinigingen zijn steeds meer gemeenten op zoek naar manieren om de kosten van de Wmo in te perken. Steeds meer Rijkstaken worden overgeheveld naar gemeenten zonder dat daartegenover extra budgetten staan. In 2012 ontvingen gemeenten voor huishoudelijke hulp circa € 1,2 miljard als integratie-uitkering vanuit het Gemeentefonds. Naast de integratie-uitkering voor huishoudelijke hulp geven gemeenten circa € 3,5 miljard uit aan Wmo-taken die worden gefinancierd uit hun algemene middelen.1 Gemeenten menen dat de financiële grenzen van de Wmo zijn bereikt. Om de Wmo betaalbaar en bereikbaar te houden voor iedereen zien gemeenten zich genoodzaakt maatregelen te treffen. Vanaf 2010 is er een duidelijke toename te zien van gemeenten die naast een eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp ook eigen bijdragen vragen voor andere Wmo-voorzieningen. Daarnaast groeit het aantal gemeenten dat inkomensgrenzen of andere financiële voorwaarden stelt bij de beoordeling van Wmoaanvragen. Een inventariserend onderzoek van Stichting de Ombudsman in 20102 – in het kader van het project De Kanteling3– liet ondermeer zien dat 15 van de 19 onderzochte gemeenten een inkomensgrens in hun Wmo-verordening hadden staan. In het huidige onderzoek, met als laatste peilmoment juli 2012, is dit aantal vastgesteld op 14 gemeenten.4 Wettelijk kader
Gemeenten voelen zich gezien de stijgende kosten van de Wmo genoodzaakt om de financiële verantwoordelijkheid en het sociale netwerk van Wmo-gebruikers zelf steeds meer aan te spreken. Lange tijd voelden gemeenten zich gesterkt in de mogelijkheid tot het stellen van financiële voorwaarden bij de beoordeling van Wmo-aanvragen door de ruime formulering hierover in het tweede lid van artikel 4 Wmo. Daarin is opgenomen dat het College van Burgemeester en Wethouders bij het bepalen van voorzieningen, naast de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, rekening houdt met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in 1 Rijksbegroting 2012, XVI Volksgezondheid, Welzijn en Sport, http://www.rijksbegroting.nl/2012/voorbereiding/begroting,kst160371_10.html 2 Hoe krijgt het Wmo-beleid vorm in de praktijk? – Een onderzoek naar de wettelijke kaders van de Wet maatschappelijke ondersteuning aan de hand van verordeningen van negentien gemeenten in het kader van het project “De Kanteling”, Stichting De Ombudsman, april 2010 3 Zie toelichting in begrippenlijst in bijlage 1 4 Anno 2012 zijn er 18 in plaats van 19 Kanteling-gemeenten doordat IJsselmonde is opgegaan in de gemeente Rotterdam
7
1. Inleiding maatregelen te voorzien. Gemeenten zagen hierin een grondslag om naast de eigen bijdrage en het eigen aandeel, zoals opgenomen in artikel 15 en 19 Wmo, ook andere financiële eisen, zoals inkomensgrenzen, te stellen. Dit had tot gevolg dat mensen met een inkomen boven het door een gemeente bepaalde norminkomen in zijn geheel niet meer voor een Wmo-voorziening in aanmerking kwamen. Politieke en rechterlijke uitspraken
In november 2011 stelt kamerlid Venrooy-Van Ark vragen aan staatssecretaris Veldhuijzen Van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)) over de zelfstandige inkomenspolitiek die gemeenten voeren binnen de Wmo. De staatssecretaris antwoordt hierop dat de Wmo uitgaat van een individuele toets per cliënt. De Wmo staat volgens haar niet toe dat gemeenten in hun verordening een inkomensgrens instellen, waarboven geen aanspraak op een voorziening bestaat.5 Het standpunt van de minister wordt vervolgens bevestigd in een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 januari 2012. Hierin spreekt de Centrale Raad zich expliciet uit tegen het stellen van inkomensgrenzen binnen de Wmo.6 De Centrale Raad heeft bepaald dat het tweede lid van artikel 4 Wmo geen ruimte biedt om naast de in de wet opgenomen regelingen rond de eigen bijdrage en het eigen aandeel inkomensgrenzen te stellen. Eerder al had de Centrale Raad bepaald dat er binnen de Wmo geen ruimte is voor het toepassen van financiële voorwaarden, zoals besparingsbijdragen.7 Het oordeel van de Raad zet een streep door de inkomensmaatregelen waartoe steeds meer gemeenten het afgelopen jaar, ingegeven door bezuinigingen, zijn overgegaan. Via het systeem van de eigen bijdragen mogen gemeenten gebruikers van Wmovoorzieningen aanspreken op hun inkomen. De eigen bijdrage binnen de Wmo bestaat uit een vast en inkomensafhankelijk deel. Mensen met een hoog inkomen betalen daarmee automatisch een hogere eigen bijdrage voor Wmo voorzieningen die zij verstrekt krijgen van hun gemeente. Het is aan deze aanvragers zelf om vervolgens de rekensom te maken of het voor hen niet aantrekkelijker is om zelf een voorziening aan te schaffen of deze uiteindelijk via een eigen bijdrage feitelijk terug te betalen aan de gemeente. Daarnaast kunnen gemeenten binnen het kader van de wet bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor Wmo-voorzieningen een eigen aandeel vragen. In de praktijk blijkt echter dat gemeenten inkomensgrenzen en andere financiële voorwaarden nog steeds betrekken bij de beoordeling van Wmo-aanvragen van hun inwoners, ondanks het ontbreken van een wettelijke grondslag daarvoor. Bij Stichting De Ombudsman kwamen hierover het afgelopen jaar een groot aantal meldingen binnen. Dit was aanleiding voor een inventariserend onderzoek onder alle gemeenten in Nederland. In februari 2012 is De Ombudsman het onderzoek gestart.
1.2 Onderzoeksopzet Centraal in dit onderzoek staat de vraag in hoeverre gemeenten inkomensgrenzen en 5 Brief van 10 november 2011, kenmerk: DBO-3091385, Antwoorden eerste termijn behandeling Begroting VWS 2012 6 CRvB 18 januari 2012, LJN: BV1309 7 CRvB 19 december 2011, LJN: BU7263
8
1. Inleiding andere financiële voorwaarden stellen bij de beoordeling van Wmo-aanvragen. 8 Het onderzoek betreft een studie van Wmo-verordeningen en bijbehorende Wmo-besluiten van alle 415 gemeenten in Nederland. Bij elke gemeente is onderzocht of er in de desbetreffende Wmo-verordening en het bijbehorende Wmo-besluit een inkomensgrens is opgenomen en zo ja, hoe hoog en voor welke Wmo-voorzieningen deze is vastgesteld. Daarnaast is gekeken of gemeenten gebruik maken van eigenbijdrageregelingen en voor welke voorzieningen deze worden toegepast. Ook is onderzocht of besparingsbijdragen en andere financiële voorwaarden onderdeel uitmaken van het gemeentelijke Wmo-beleid. Daarbij is tevens gekeken of gemeenten bezig zijn met stappen om hun Wmoverordeningen aan te passen aan de laatste jurisprudentie. Deze inventarisatie heeft plaatsgevonden via internetonderzoek en dossierstudie. Daarbij is gekozen voor twee peilmomenten, respectievelijk in april 2012 en juli 2012.9 Na de tweede onderzoeksronde naar gemeentelijke Wmo-verordeningen en -besluiten, is met een aantal gemeenten rechtstreeks contact gezocht. Dit om ontbrekende informatie te achterhalen of onduidelijkheden uit de weg te ruimen. Er hebben telefonische gesprekken plaatsgevonden met Wmo-beleidsmedewerkers van een dertigtal gemeenten.
1.3 Leeswijzer In het volgende hoofdstuk komt het juridisch kader rond inkomensgrenzen en andere financiële voorwaarden binnen de Wmo aan de orde. Er wordt een kort overzicht gegeven van de jurisprudentie onder de Wvg en de Wmo alsmede van de meest recente rechtspraak. Vervolgens wordt ingegaan op ontwikkelingen die in de nabije toekomst te verwachten zijn. In hoofdstuk 3 volgen de resultaten van het onderzoek naar gemeentelijke Wmo-verordeningen en besluiten. De uitwerking van het Wmo-beleid van gemeenten rond inkomensgrenzen en andere financiële voorwaarden wordt in hoofdstuk 4 geïllustreerd aan de hand van praktijkvoorbeelden. Conclusies en aanbevelingen volgen in hoofdstuk 5 en 6. In de bijlagen zijn de definities van gebruikte termen, de onderzoeksverantwoording en de tabellen met onderzoeksresultaten opgenomen.
8 De uitwerking van de probleemstelling in deelvragen is opgenomen in de onderzoeksverantwoording in bijlage 1 9 Zie bijlage 1 voor meer informatie over de onderzoeksverantwoording.
9
Staatssecretaris Veldhuijzen Van Zanten-Hyllner (VWS) antwoordt op Kamervragen dat inkomensgrenzen niet thuishoren in de Wmo Centrale Raad van Beroep bepaalt dat er binnen de Wmo geen ruimte is voor besparingsbijdragen Centrale Raad spreekt zich uit tegen inkomensgrenzen binnen de Wmo Item van Stichting De Ombudsman over Wmo inkomensgrenzen in Vara-programma Kassa Tweede Kamerlid Venrooy (VVD) stelt tijdens het Vragenuur Kamervragen aan staatssecretaris Veldhuijzen Van Zanten-Hyllner (VWS) naar aanleiding van de Wmo-uitzending van Kassa VNG schrijft brief aan leden over inkomensgrenzen in de Wmo Start Wmo-onderzoek Stichting De Ombudsman Brief van staatssecretaris Veldhuizen van Zanten aan gemeente Renkum, die ten onrechte inkomensbeleid voert ten aanzien van huishoudelijke hulp. Item over Wmo inkomenstoets huishoudelijke hulp in EOprogramma De Vijfde Dag Tweede ronde Wmo-onderzoek Stichting De Ombudsman Presentatie Onderzoeksrapport Wmo inkomensgrenzen Stichting De Ombudsman
19
10
Nov
Dec 2011
10
18 28 31 1
Jan
22 24
Feb
Mrt
Apr
Mei 2012
18
Jun
Jul
Aug
Sep
2. Ontwikkelingen rond de Wmo
2. Ontwikkelingen rond de Wmo 2.1 Wat vooraf ging Onder de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) werd toepassing van inkomensgrenzen toegestaan door de Centrale Raad van Beroep. In een uitspraak van 20 augustus 199610 bepaalde de Raad dat noch de Wvg noch de daarop berustende Regeling het stellen van inkomensgrenzen ten aanzien van een forfaitaire vergoeding voor vervoerskosten belemmerde. In een tweetal uitspraken van 1 juli 199711 oordeelde de Raad dat een inkomensgrens ter hoogte van 1,5 maal de bijstandnorm waarboven geen forfaitaire tegemoetkomingen, zoals vervoerskostenvergoedingen, werden verstrekt niet in strijd was met de Wvg. Het uitgangspunt was dat een belanghebbende met een inkomen boven het genoemde norminkomen in beginsel in staat werd geacht de kosten van het gebruik van een eigen auto te dragen. De Raad overwoog dat dit uitgangspunt paste binnen de zorgplicht van het gemeentebestuur. Het heffen van besparingsbijdrages was onder de Wvg niet toegestaan. In een uitspraak van 4 juni 2008 oordeelt de Raad dat de gemeentebesturen het heffen van een financiële bijdrage bij het verstrekken van voorzieningen in natura uitsluitend kunnen baseren op de eigenbijdrageregeling in artikel 6 van de Wvg. Volgens de Raad voorziet de wet er niet in dat bij verordening kan worden bepaald dat door het gemeentebestuur in plaats van of naast een eigen bijdrage een (besparings)bijdrage wordt geheven.12 Wvg-jurisprudentie houdbaar onder de Wmo?
Vervolgens was het de vraag of de onder de Wvg tot stand gekomen jurisprudentie van toepassing bleef onder de Wmo. Aanvankelijk leek dit het geval. Ten aanzien van inkomensgrenzen haalde de rechtbank Leeuwarden in een uitspraak van 2 april 200913 de Wvg-jurisprudentie van de Centrale Raad aan. Daarin werd het stellen van een inkomensgrens in een gemeentelijke verordening als voorwaarde om in aanmerking te komen voor deelname aan het collectief vervoer geoorloofd geacht, voor zover deze strookte met het uitgangspunt van de Wvg dat een gehandicapte met een inkomen boven de gestelde grens zelf zou kunnen voorzien in de kosten van het vervoer in de directe leefomgeving. Dat bepaalde (categorieën) gehandicapten door het stellen van een inkomensgrens niet (meer) voor een voorziening in aanmerking komen, was een door de formele wetgever niet uitgesloten consequentie daarvan.14 De rechtbank Leeuwarden oordeelde dat dit uitgangspunt en deze jurisprudentie ook onder de Wmo dienden te worden toegepast. Een persoon met een inkomen boven de gestelde inkomensgrens werd geacht zelfredzaam te zijn, waardoor het college, behoudens omstandigheden, geen zorgplicht heeft. In hoger beroep stelde de Centrale Raad vast dat de vervoersvoorziening in kwestie was afgewezen op grond van een bepaling in de gemeentelijke Wmoverordening dat het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk werd geacht, zodat 10 JSV 1996/319 en AB 1996/454 11 RSV 1997/249 en 250; USZ 1997/182 en 183 12 CRvB 4 juni 2008, LJN: BD4172 13 AWB 08/1501 14 JSV 2004, 123
13
2. Ontwikkelingen rond de Wmo een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening niet in aanmerking kwam voor voor een verstrekking of een vergoeding. De Raad oordeelde vervolgens dat het collectief vervoer naar zijn aard niet gelijkgesteld kan worden aan een met een auto vergelijkbare voorziening als bedoeld in de verordening. Daarmee was de aanvraag van de betrokkene ten onrechte afgewezen. De Raad kwam vervolgens niet meer toe aan de beantwoording van de vraag of het toepassen van een inkomensgrens überhaupt is toegestaan voor collectief vervoer en/of andere vervoersvoorzieningen.15 Verdere jurisprudentie over toelaatbaarheid financiële voorwaarden
Op 18 januari 2010 deed de rechtbank Leeuwarden een uitspraak die tegengesteld was aan de eerder genoemde uitspraak van 2 april 2009. In de nieuwe visie van de rechtbank is de strekking van artikel 4 Wmo gericht op het leveren van maatwerk binnen de compensatieplicht die gemeenten hebben. Het is de rechtbank niet gebleken dat de wetgever bij invoering van artikel 4 Wmo de bedoeling had om gemeenten aanvullende mogelijkheden te geven tot het stellen van financiële voorwaarden. Deze mogelijkheden zijn beperkt tot het vaststellen van een eigen bijdrage of een eigen aandeel als bedoeld in artikel 15 en 19 Wmo.16 In juni 2010 volgt een uitspraak van de rechtbank Maastricht over afwijzing van een vervoersvoorziening op grond van een inkomensgrens. In deze zaak wordt door de rechtbank vastgesteld dat de door de gemeenteraad vastgestelde Wmo-verordening geen bepalingen bevatte over een te stellen inkomensgrens bij (vervoers)voorzieningen. Het college kan weliswaar nadere regels stellen ter uitvoering van de Wmo-verordening, maar het college is met het stellen van een inkomensgrens verder gegaan dan de verordening toestaat. De rechtbank acht het stellen van een inkomensgrens als algemeen normstellende bepaling zodanig essentieel in de verhouding tussen gemeenteraad en college dat dit niet door het college in een besluit kan worden vastgesteld. Het college is haar bevoegdheden daarom te buiten gegaan. Het bestreden besluit wordt vernietigd omdat het gebaseerd is op een onverbindende bepaling. De rechtbank komt in dit geval niet toe aan beantwoording van de vraag of het stellen van een inkomensgrens op zich wel is toegestaan. Het gegeven dat de gemeente wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank suggereert dat de inkomensgrens op zichzelf niet ter discussie staat.17 Dit wordt bevestigd door de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 15 oktober 2010. In deze zaak ging het om een bepaling in de Wmo-verordening van de gemeente op grond waarvan een belanghebbende niet in aanmerking kwam voor een vervoersvoorziening als zijn inkomen meer bedroeg dan 1,5 keer het norminkomen. De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad met deze bepaling binnen het kader van de Wmo was gebleven en niet buiten de grenzen van zijn verordenende bevoegdheid was getreden. 18 Deze uitspraak leidde tot kamervragen. In antwoord op de vraag van Kamerlid Venrooy-Van Ark (VVD) liet de staatssecretaris van VWS weten dat er geen inkomensgrenzen onder de Wmo mogen
15 CRvB 12 oktober 2010, LJN:BO1038 16 Rechtbank Leeuwarden 18 januari 2010, LJN: BL1656 17 Rechtbank Maastricht 7 juni 2010, LJN: BM7154 18 Rechtbank Maastricht 15 oktober 2010, AWB 09/1732
14
2. Ontwikkelingen rond de Wmo worden gesteld.19
2.2 Recente ontwikkelingen Op 19 december 2011 spreekt de Centrale Raad zich uit tegen het toepassen van een besparingsbijdrage binnen de Wmo. De Raad leidt uit de wetsgeschiedenis af dat het de bedoeling is geweest van de wetgever om artikel 4, tweede lid Wmo, vanwege inkomenseffecten, te interpreteren in het licht van de artikelen 15 en 19 Wmo. Het aspect “rekening houden met de capaciteit van de aanvrager” is gekoppeld aan de eigenbijdrageregeling. Dit betekent dat artikel 4, tweede lid Wmo geen ruimte biedt om naast de eigen bijdrage extra financiële voorwaarden, zoals een besparingsbijdrage, op te leggen bij het verstrekken van een voorziening in natura als een scootmobiel. Dat de genoemde besparingsbijdrage zijn grondslag vindt het het algemeen gebruikelijk zijn van het bezit van een fiets doet daaraan niet af. De Raad oordeelt dat de uitsluitingsgrond “algemeen gebruikelijk” in het kader van de Wmo slechts kan zien op de betreffende voorziening zelf en geen grondslag kan zijn voor een bijdrage vanwege een mogelijke kostenbesparing ten aanzien van een andere, wel algemeen gebruikelijke voorziening.20 In de uitspraak van 19 december 2011 stelt de Raad dat naast de besparingsbijdrage ook andere financiële voorwaarden binnen de Wmo niet zijn toegestaan. Het is nog enige tijd onzeker of dit ook geldt voor inkomensgrenzen. Met de uitspraak van de Raad van 18 januari 2012 volgt een duidelijk antwoord op deze vraag. De Raad acht het onwenselijk dat gemeenten inkomensbeleid gaan voeren en volgt dezelfde redenering als in de uitspraak uit december 2011 rond de toepassing van besparingsbijdragen. De Raad is van oordeel dat naast de op artikel 15 Wmo gebaseerde eigen bijdrage geen ruimte is voor het stellen van een inkomensgrens bij de beoordeling van Wmo-aanvragen.21 Met de twee uitspraken van de Centrale Raad van eind 2011 en begin 2012 over besparingsbijdragen en inkomensgrenzen is meer duidelijkheid gekomen over de financiële grenzen van de Wmo. Hiermee is de discussie over de rol die de financiële draagkracht van belanghebbenden speelt bij Wmo-aanvragen echter nog niet ten einde.
2.3 Toekomst In de brief over inkomensgrenzen in de Wmo die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) op 31 januari 2012 aan haar leden stuurde, valt onder meer de toekomstvisie van gemeenten op de Wmo te lezen. 22 De VNG erkent in de brief dat volgens de laatste jurisprudentie geen algemene inkomensgrens voor Wmo-voorzieningen is toegestaan. Tegelijkertijd stelt de VNG dat de Centrale Raad het laatste woord over het vraagstuk van de financiële zelfredzaamheid nog niet heeft gesproken. De VNG hoopt met toekomstige uitspraken van de Centrale Raad over Wmo-zaken met dit onderwerp meer inzicht te krijgen in de grenzen van de Wmo. Daarnaast is de VNG in overleg met het Rijk om de bepalingen in de Wmo en het Bmo 19 Brief van 10 november 2011, kenmerk DBO-3091385, Antwoorden eerste termijn behandeling Begroting VWS 2012 20 CRvB 19 december 2011, LJN: BU7263 21 CRvB 18 januari 2012, LJN: BV1309 22 Ledenbrief Inkomensgrenzen in de Wmo, VNG, 31 januari 2012
15
2. Ontwikkelingen rond de Wmo over de eigenbijdrageregeling te verhelderen en waar mogelijk uit te breiden. De VNG is voorstander van verruiming van de mogelijkheden voor de lokale overheid om Wmogebruikers aan te spreken op hun eigen financiële verantwoordelijkheid. De VNG pleit ondermeer voor een zogenaamde omgekeerde toepassing van de eigenbijdrageregeling. Dit houdt in dat personen die op grond van hun inkomen via de eigen bijdrage de volledige kostprijs van de voorziening zullen betalen een voorziening geweigerd kan worden. De VNG meent dat de grondslag voor een dergelijke werkwijze te vinden is in de maximum eigen bijdrage van de eigenbijdrageregeling zoals opgenomen in het vierde hoofdstuk van het Bmo. Inmiddels is er ook een wetsvoorstel aanhangig tot wijziging van het Bmo, waardoor bij het bepalen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel op grond van de Wmo naast het inkomen tevens rekening mag worden gehouden met het vermogen. In het aanvankelijke voorstel ging het om 4% van het vermogen. Inmiddels wordt uitgegaan van 8% van het vermogen. Deze vermogensinkomensbijtelling betekent dat het inkomen dat dient als grondslag voor het vaststellen van de eigen bijdrage met 8% van het belastbaar inkomen wordt verhoogd.23 De discussie over de financiële grenzen van de Wmo zal ongetwijfeld de komende tijd nog voortduren. Nieuwe jurisprudentie zal nieuwe inzichten opleveren. Naast wijzigingen in wet- en regelgeving, waardoor de mogelijkheden van gemeenten om Wmo-gebruikers aan te spreken op hun eigen financiële verantwoordelijkheden worden uitgebreid, zijn er ongetwijfeld alternatieven te bedenken om de Wmo toegankelijk te houden voor gebruikers en betaalbaar voor gemeenten. Zo valt er voor gemeenten zeer waarschijnlijk nog het nodige te winnen bij het kosteneffectief contracteren met leveranciers van Wmovoorzieningen. Ook de mogelijkheden van hergebruik van tweedehands voorzieningen kunnen nader worden onderzocht. Begin augustus 2012 kondigde de gemeente Montfoort een 'witte fietsenplan' aan voor scootmobielen. De gemeente wil dat ouderen hun scootmobiel gaan delen. Als zij een scootmobiel nodig hebben, kunnen zij een scootmobiel bestellen uit een zogenaamde scootpool.24 De gemeente Bellingwedde kondigde begin augustus soortgelijke plannen aan (zie kader). De meeste gemeenten lijken zich in hun pogingen tot bezuinigen echter vooralsnog met name te richten op het doen van een groter beroep op de financiële draagkracht van Wmo-gebruikers zelf.
23 Kamerbrief d.d. 12 juni 2012 staatssecretaris Veldhujizen Van Zanten-Hyllner (VWS) betreffende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met invoering van een vermogensinkomensbijtelling voor vaststelling van de eigen bijdragen voor zorg of voorzieningen op grond van die wetten (Kamerstukken II, 2011/12, 33 204) 24 http://www.zorgvisie.nl/Financien/14502/Witte-fietsenplan-voor-scootmobielen-in-Montfoort.htm
16
2. Ontwikkelingen rond de Wmo
Scootdelen Soms duurt het even voor een woord doorbreekt. In 2009 lazen we het woord scootpoolen voor het eerst. In Culemborg zou een proef gedaan worden met het delen van scootmobielen. Dit scootpoolen zou worden uitgetest door een groepje mensen die het samen met één scootmobiel zouden gaan doen, een zogeheten scootpool. Vandaag schrijft NRC Next over een initiatief van de gemeente Bellingwedde. Daar wil men het aantal scootmobielen terugdringen. Volgens een woordvoerder van de gemeente moeten er honderden scootmobielen in Bellingwedde zijn. Die worden natuurlijk lang niet allemaal tegelijk gebruikt en staan soms maar in de weg. Scootmobielen worden veelal door de gemeente gefinancierd. Nu gemeenten meer op de kleintjes moeten letten, levert scootdelen mogelijk enkele tienduizenden euro’s op. Niet alleen op de aanschaf, maar ook op het onderhoud en de stalling. Bovendien beperkt scootpoolen het aantal ongebruikte scootmobielen. Het enthousiasme in Bellingwedde is groot. Zelfs zo groot dat er inmiddels bijna al gedacht wordt over rolstoelpoolen en rollatorpoolen… Het zou zomaar kunnen dat de financiële crisis binnenkort gaat leiden tot allerlei creatieve oplossingen om te geld te besparen – en de bijbehorende creatieve samenstellingen met het werkwoord poolen. © Taalbank, 8 augustus 2012
17
3. Onderzoeksresultaten
3. Onderzoeksresultaten 3.1 Context van het onderzoek Het onderzoek naar inkomensgrenzen en andere financiële instrumenten in gemeentelijk Wmo-beleid Is uitgevoerd onder alle 415 gemeenten die Nederland telt. Er is gezocht naar de meest recente, beschikbare regelgeving. Waar verordeningen of besluiten niet online vindbaar waren, is contact opgenomen met de desbetreffende gemeenten om deze informatie op te vragen. Enkele gemeenten hebben laten weten nog volop bezig te zijn met aanpassing van hun regelgeving naar de laatste jurisprudentie rond inkomensgrenzen. Deze informatie is meegenomen in het onderzoek. Ook is vastgesteld dat er weliswaar nieuwsberichten circuleren over gemeenten die gestopt zijn met het toepassen van inkomensgrenzen, maar dat dezelfde gemeenten bepalingen over inkomensgrenzen nog steeds in hun gemeentelijk beleid hebben staan. Bij het vaststellen van cijfers hierover is uitgegaan van hetgeen is opgenomen in het gemeentelijk beleid zoals dat op het moment van onderzoek in verordeningen en besluiten door gemeenten werd gepresenteerd. Deze vormen immers de juridische grondslag voor besluiten van gemeenten op Wmo-aanvragen. Het onderzoek is daarmee weliswaar een momentopname, maar weldegelijk illustratief voor de stand van zaken. Besluiten die Wmogebruikers ontvangen zijn immers gebaseerd op hetgeen in diezelfde Wmo-verordeningen en besluiten is opgenomen. Het is deze informatie die zowel ambtenaren als inwoners van gemeenten raadplegen bij vragen over Wmo-aangelegenheden.25 Opvallend is een extra onderzoeksresultaat. Hoewel het geen expliciete onderzoeksvraag was bij aanvang van het onderzoek is gaandeweg het onderzoek gebleken dat de beschikbaarheid en transparantie van informatie over het Wmo-beleid van gemeenten hier en daar te wensen overlaat. Gemeenten zijn weliswaar verplicht hun meest recente regelgeving te publiceren, maar dit gebeurt niet altijd. Ook komt het voor dat de informatie over de Wmo op de websites van gemeentes zelf niet makkelijk vindbaar, niet up-to-date of, in enkele gevallen, zelfs in zijn geheel niet online beschikbaar is. Er zijn een paar gemeenten die hun verordeningen en besluiten enkel ter inzage leggen op het gemeentehuis, waar burgers tegen betaling een kopie kunnen krijgen. Deze bevindingen rond beschikbaarheid van gemeentelijke informatie worden bevestigd in een onderzoek uit 2011 van adviesbureau Daadkracht naar beschikbaarheid en actualiteit van decentrale regelgeving.26 Decentrale overheden moeten hun regelgeving op grond van de Wet elektronische bekendmaking sinds 1 januari 2011 integraal in een standaardformaat publiceren in de database Centrale Voorziening Decentrale Regelgeving (CVDR). Uit het onderzoek van Daadkracht komt naar voren dat 87% van de overheden zich niet of beperkt aan die wettelijke verplichting houdt. Slechts bij 13% van de gemeenten is sprake van volledige en juiste publicatie van regelgeving in CVDR. Het Kennis- en Exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (KOOP), onderdeel van de Werkmaatschappij van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bevestigt deze onderzoeksresultaten en geeft aan dat er een verbetertraject is gestart,
25 Zie bijlage 1 voor meer informatie over de onderzoeksverantwoording 26 Regelgeving CVDR 2011 – Een onderzoek naar beschikbaarheid en actualiteit van regelgeving en de kwaliteit van metadata in de CVDR, Daadkracht, april 2012
19
3. Onderzoeksresultaten waarbij gemeenten die de digitale publicatie van hun regelgeving nog niet op orde hebben, worden aangeschreven.27
3.2 Resultaten april 2012 Na een eerste onderzoeksronde in de periode van februari 2012 tot begin april 2012 blijkt 82,4% van de onderzochte gemeenten nog een inkomensgrens in hun Wmo-beleid te hebben opgenomen, terwijl inmiddels duidelijk is dat dit niet is toegestaan. In 97,7% van de gevallen gaat het daarbij om een inkomensgrens voor vervoersvoorzieningen. Bijna driekwart van de gemeenten die een inkomensgrens stellen, heeft deze vastgesteld op 1,5 maal de bijstandsnorm. Naast een inkomensgrens past 91,8% van de gemeente een eigen bijdrage toe. In de meeste gevallen (62,7%) betreft het een eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp. In een derde van de gevallen wordt ook een eigen bijdrage voor hulpmiddelen als een scootmobiel of traplift gevraagd. In 40,7% gaat het om een eigen bijdrage voor vervoersvoorzieningen. De duur en de hoogte van de eigen bijdrage zijn niet altijd expliciet vastgelegd in het gemeentelijke Wmo-beleid. In het Bmo is bepaald dat de grondslag voor de eigen bijdrage de kostprijs van een voorziening is. Veelal wordt door gemeenten bij de duur van de eigen bijdrage uitgegaan van de duur van de bruikleen of bij verstrekking in eigendom van een periode van drie jaar, conform het Bmo. In 19,5% van de onderzochte verordeningen wordt nog een besparingsbijdrage aangetroffen, hoewel dit al onder de Wvg niet was toegestaan. Een besparingsbijdrage komt het vaakst voor bij aanvragen van fietsen in een speciale uitvoering, zoals een driewielfiets, of een scootmobiel. Aanvragers van deze voorzieningen betalen bij toekenning een bedrag variërend van enkele tientjes tot een bedrag rond € 400,= per voorziening. De hoogte van het bedrag wisselt per gemeente. De achterliggende gedachte is dat de betreffende personen een dergelijk bedrag uitsparen nu ze geen gewone fiets meer hoeven te kopen. Het zogenaamde algemeen gebruikelijke deel van de voorziening dient de aanvrager zelf te betalen. Alleen de meerkosten worden vanuit de Wmo vergoed. Ook voor personen jonger dan 18 jaar leggen deze gemeenten besparingsbijdragen op. Bij een aantal gemeenten wordt de term besparingsbijdrage niet genoemd, maar wordt een synoniem gebruikt. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over een algemeen gebruikelijke component (gemeente Noordenveld) of een zogenaamde eigen inbreng (gemeente Zaanstad). Andere financiële voorwaarden zijn te vinden in nog 4,8% van de onderzochte verordeningen en besluiten. Een voorbeeld van zo'n financiële voorwaarde is een bepaling dat wordt gekeken naar het inkomen, de draagkracht en de mate van zelfredzaamheid van de belanghebbende.
27 Binnenlands Bestuur 16 juni 2012, Overheden publiceren hun regelgeving niet naar behoren, http://www.binnenlandsbestuur.nl/digitaal-besturen/nieuws/overheden-publiceren-hun-regelgeving-nietnaar.7864316.lynkx
20
3. Onderzoeksresultaten Cirkeldiagram 1. Staat er een inkomensgrens in de verordening of in het besluit?
Alle gemeenten (415 = 100 %) – meting april 2012
Cirkeldiagram 2. Staat er een inkomensgrens in de verordening of in het besluit?
Alle gemeenten (415 = 100 %) – meting juli 2012
3.3 Resultaten juli 2012 Naar aanleiding van berichten van op handen zijnde wijzigingen in Wmo-verordeningen van verschillende gemeenten, is gekozen voor een tweede toetsmoment, zodat deze wijzigingen nog konden worden meegewogen in het onderzoek. Na een tweede inventarisatie van Wmo-verordeningen en besluiten onder alle gemeenten in Nederland in juli 2012 blijkt het percentage gemeenten dat nog een inkomensgrens hanteert iets te zijn gedaald. Eind juli 2012 heeft 74,5% van de gemeenten nog een inkomensgrens in hun Wmo-verordeningen staan. Dat betekent dat ruim 300 gemeenten in strijd met de wet en jurisprudentie handelen. Ongeveer 8% van de onderzochte gemeenten heeft blijkbaar de inkomensgrens alsnog laten vervallen naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad in januari 2012. In 98,4% van de gemeenten met een inkomensgrens gaat het om vervoersvoorzieningen. Het aantal gemeenten dat de hoogte van de inkomensgrens heeft vastgesteld op 1,5 maal de bijstandsnorm blijft ongewijzigd: driekwart van de onderzochte gemeenten. Het aantal gemeenten dat eigen bijdrages vraagt voor Wmo-voorzieningen is in juli 2012 licht toegenomen van 91,8% naar 94%. In de meeste gevallen gaat het om een eigen 21
3. Onderzoeksresultaten bijdrage voor huishoudelijke hulp (60%). Daarnaast passen steeds meer gemeenten eigen bijdrages toe voor verschillende Wmo-voorzieningen. Naast huishoudelijke hulp worden ook eigen bijdrages gevraagd voor hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen. In 17,4% van de onderzochte verordeningen is in juli 2012 nog een besparingsbijdrage terug te vinden. Dit is 2% minder dan bij sluiting van de eerste onderzoeksronde begin april 2012. Desondanks betekent dit dat meer dan 70 gemeenten medio 2012, geheel in strijd met de wet en jurisprudentie, nog steeds een besparingsbijdrage toepassen bij toekenning van Wmo-voorzieningen. Verder blijkt dat er nog 20 gemeenten zijn die andere financiële voorwaarden hebben opgenomen in hun gemeentelijke Wmo beleid. Financiële voorwaarden die gemeenten binnen de Wmo stellen betreffen de financiële draagkracht van de aanvrager van de voorziening. Voorbeelden die we aantroffen zijn de volgende: • De gemeenten Bergeijk en Heerenveen hanteren in hun Beleidsregels Wmo 2012 een financiële voorwaarde bij aanvragen van trapliften, vervoersvoorzieningen, hulpmiddelen en huishoudelijke hulp. De gemeente onderzoekt in zo'n geval of de aanvrager van een Wmo-voorziening over financiële middelen beschikt om de voorziening zelf aan te schaffen. Het bezit van spaargeld, waardepapieren of overwaarde in de eigen woning (in het geval van een aanvraag voor een woonvoorziening) worden hierin meegenomen. Ook kijken de betreffende gemeenten naar de mogelijkheden die een belanghebbende heeft om een hogere hypotheek of persoonlijke lening af te sluiten. • Een aantal gemeenten, zoals Gennep, Uitgeest en Heumen, weigert een woningvoorziening als er sprake is van overwaarde en deze verzilverbaar is. Er geldt een zogenaamde vermogensdrempel. Indien het in de woning gebonden vermogen hoger is dan anderhalf maal de vermogensdrempel bestaat geen recht op een woonvoorziening. • De gemeente Doetinchem stelt een overwaarde van €50.000,= als ondergrens. Als de kosten van de voorziening hoger zijn dan de overwaarde, komt alleen het meerdere voor compensatie in aanmerking. Indien de overwaarde niet verzilverbaar is, kan een geldlening worden verstrekt. • De gemeenten Enschede en Zuidhorn stellen dat een belanghebbende die woningeigenaar is wordt geacht een woningaanbouw zelf te betalen als sprake is van overwaarde in de woning of er een mogelijkheid is voor een aanvullende hypotheek. • Andere gemeenten (Lingewaard, Cranendonck) hanteren bij woonvoorzieningen een zogenaamd drempelbedrag van enkele honderden euro's voordat de compensatieplicht van de gemeente aan de orde komt. Kosten van voorzieningen onder dit drempelbedrag komen niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking. • In het Wmo-beleid van een aantal andere gemeenten werd een algemene bepaling aangetroffen waarin wordt gesproken over de eigen verantwoordelijkheid, de “eigen kracht” of de financiële situatie van belanghebbenden waardoor de compensatieplicht van de gemeente komt te vervallen (Breda, Kampen, Landgraaf, Nederweert).
22
3. Onderzoeksresultaten 3.3.1 Provincies
Uitgesplitst naar provincie blijken in juli 2012 de gemeenten in Drenthe en Flevoland het vaakst inkomensgrenzen toe te passen. Maar liefst 83,3% van de gemeenten in deze provincies heeft deze opgenomen in het gemeentelijk beleid . Dit percentage ligt boven het landelijke gemiddelde van 74,5%. Dit is echter relatief, aangezien deze provincies een relatief klein aantal gemeenten kennen. Het gaat om 10 gemeenten in Drenthe en 5 gemeenten in Flevoland. In absolute aantallen komt de inkomensgrens het vaakst voor in de provincie Noord-Holland (41 gemeenten). Absoluut gezien komen inkomensgrenzen het minst vaak voor in Flevoland (5 gemeenten). Relatief gezien komen in de provincie Zeeland inkomensgrenzen het minst vaak voor. In Zeeland hanteert 61,5% van de gemeenten een inkomensnorm. Het gaat hier om een absoluut aantal van 8 gemeenten. Afbeelding 1. Staat er een inkomensgrens in de verordening of in het besluit?
Percentage gemeenten met inkomensgrens per provincie – meting juli 2012
Alle gemeenten in Flevoland, Gelderland, Groningen, Overijssel en Utrecht leggen eigen bijdrages op voor Wmo-voorzieningen. Friese gemeenten vragen het minst vaak een eigen bijdrage (56,7% van de onderzochte gemeenten). Besparingsbijdragen komen het meest voor bij gemeenten in de provincie Groningen (30,4% van de onderzochte gemeenten). In absolute aantallen gaan de provincies Zuid-Holland (16 gemeenten met een besparingsbijdrage) en Noord-Brabant (14 gemeenten met een besparingsbijdrage) 23
3. Onderzoeksresultaten aan kop. In de procincies Flevoland en Zeeland is door geen enkele gemeente een besparingsbijdrage opgenomen in het gemeentelijk beleid. Andere financiële voorwaarden komen relatief gezien het meest voor in de provincie Flevoland (16,7% van de onderzochte gemeenten). Absoluut gezien kennen gemeentes in Noord-Brabant het vaakst een financiële voorwaarde binnen de Wmo (4 gemeenten). Zeeland is de enige van de onderzochte provincies waar bij geen enkele gemeente aanvullende financiële voorwaarden voorkomen binnen de Wmo. 3.3.2 Grote steden
Van de vier grote steden (G4) kennen Amsterdam en Rotterdam geen inkomengrens binnen hun Wmo-beleid. Utrecht en Den Haag hebben deze wel opgenomen in hun Wmoverordeningen. Alle G4-steden maken gebruik van de eigen bijdrage Wmo. Geen van hen past daarnaast nog besparingsbijdragen of andere financiële voorwaarden toe. Volgens de meest recente Wmo-verordening van de gemeente Utrecht, de Verordening voorzieningen Wmo 2011, wordt geen tegemoetkoming in de kosten van individueel vervoer en collectief vervoer toegekend als het inkomen hoger is dan 150% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bij telefonische navraag in augustus 2012 verklaart een beleidsmedewerker Wmo van de gemeente Utrecht dat de bepaling in verband met de uitspraak van de Centrale Raad begin dit jaar buiten werking is gesteld. Hierover is een werkinstructie verzonden aan de Wmo-consulenten binnen de gemeente. Mensen die eerder een afwijzing hebben gekregen op grond van de inkomensgrens hebben alsnog een regiotaxipas ontvangen. Eind 2012 wordt de Wmoverordening alsnog aangepast samen met andere technische wijzigingen. Een tussentijdse wijziging voor een enkele bepaling is niet mogelijk, omdat hiervoor een langdurig bestuurlijk project nodig is, aldus de woordvoerder van de gemeente Utrecht. In de Wmo-verordening van de gemeente Den Haag is opgenomen dat indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan het vast te stellen toetsinkomen het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk wordt geacht, zodat een auto of daarmee vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding. Desgevraagd geeft een Wmo-beleidsmedewerker van de gemeente Den Haag in augustus 2012 aan dat naar aanleiding van de eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep de gemeente Den Haag heeft besloten om vanaf 13 februari 2012 de inkomensgrens voor vervoersvoorzieningen niet meer te hanteren. Externe uitingen (aanvraagformulieren, folders, internet) en werkinstructies zijn hierop aangepast. De Wmo-verordening (en daarvan afgeleide Regeling) zullen eind 2012 worden aangepast. 3.3.3 Kanteling-gemeenten
Van de zogenaamde Kanteling-gemeenten maken er 14 gebruik van een inkomensgrens. Alle Kanteling-gemeenten kennen eigen bijdrages in hun Wmo-beleid. Eén Kantelinggemeente (Tilburg) heeft in haar Wmo-besluit een besparingsbijdrage opgenomen. Deze geldt bij verstrekking van een fiets in een bijzondere uitvoering (bijvoorbeeld een driewielfiets) ten behoeve van een persoon van 16 jaar of ouder en bedraagt € 350,=. Bij telefonische navraag in augustus 2012 laat een Wmo-beleidsmedewerker van de gemeente Tilburg weten dat de besparingsbijdrage niet door de gemeente wordt 24
3. Onderzoeksresultaten toegepast. Ook de bepaling rond inkomensgrenzen komt te vervallen. Een raadsvoorstel voor aanpassing van de Wmo-verordening en het Wmo-besluit is in de maak. Van alle Kanteling-gemeenten heeft één gemeente een financiële voorwaarde opgenomen in het gemeentelijke Wmo-beleid. De gemeente Doetinchem maakt gebruik van een vermogenstoets voor woningaanpassingen. In de Beleidsregels 2011 Maatschapelijke Ondersteuning van de gemeente Doetinchem is opgenomen dat als bij woningaanpassingen bijvoorbeeld de overwaarde van de woning (WOZ-waarde minus de hypotheekschuld) meer dan €50.000,= bedraagt en deze overwaarde verzilverbaar is, geen compensatie door de gemeente zal plaatsvinden. De gemeente is van oordeel dat dit standpunt houdbaar is nu de Centrale Raad zich nog niet heeft uitgesproken over het meewegen van vermogen in de woning, zoals dit in Doetinchem gebeurt. Cirkeldiagram 3. Staat er een inkomensgrens in de verordening of in het besluit?
Kantelinggemeenten (18 = 100 %) – meting juli 2012
3.3.4 Verschillen tussen gemeenten
Uit het onderzoek naar gemeentelijke Wmo-verordeningen en besluiten komt naar voren dat gemeenten heel verschillend omgaan met de jurisprudentie over inkomensgrenzen. Een aantal gemeenten is kort na de uitspraak van de Centrale Raad meteen overgegaan tot het aanpassen van hun gemeentelijk beleid. Andere gemeenten hebben in de loop van de eerste helft van 2012 hun Wmo-beleid aangepast aan de inkomensgrensjurisprudentie. Weer andere hebben besloten om daarmee te wachten tot 2013, zodat ook de wijzigingen omtrent de overheveling van AWBZ-taken naar de Wmo kunnen worden meegenomen. Tussen de start in februari 2012 en de sluiting van ons onderzoek in augustus 2012 hebben we geconstateerd dat de meeste gemeenten ruim de tijd nemen om hun Wmobeleid aan te passen aan de rechtspraak over inkomensgrenzen. We noemen hier enkele voorbeelden: • De Nieuwe Waterweg Noord (NWN)-gemeenten (Schiedam, Vlaardingen en Maassluis) maken medio februari 2012 in het kader van het onderzoek van De Ombudsman melding van aanpassing van hun Wmo-verordening, -besluit en -beleidsregels. In de verordening voor 2012 blijft een algemene bepaling over een besparingsbijdrage en een algemene bepaling over het algemeen gebruikelijk zijn van een auto bij een bepaald inkomen gehandhaafd. De reden hiervan is volgens de gemeente dat aanpassing van een verordening maanden in beslag neemt en er 25
3. Onderzoeksresultaten
•
•
•
•
•
bovendien al wordt gewerkt aan een verordening 2013. De bepalingen uit de verordening over besparingsbijdragen en inkomensgrenzen worden sinds de uitspraak van de Centrale Raad in januari 2012 niet meer toegepast. De gemeente Hollands Kroon meldt eind februari 2012 te blijven vasthouden aan de inkomensgrens voor vervoersvoorzieningen, ondanks de uitspraak van de Centrale Raad hierover. De inkomensgrens is ingevoerd op 1 juli 2011 voor nieuwe aanvragen en geldt per 1 januari 2012 ook voor lopende voorzieningen. Aangezien men uitgaat van een individuele toets en maatwerk meent de gemeente dat dit beleid standhoudt. De gemeente stuurt aan op een proefproces. Eind augustus 2012 blijkt de gemeente, na zich te hebben laten informeren door de VNG en de staatssecretaris zelf, tot een ander inzicht te zijn gekomen. Een beleidsmedewerker laat desgevraagd weten dat de gemeente een proefproces niet langer haalbaar acht. Voor belanghebbenden die vanwege de door de gemeente gevoerde inkomensgrens eerder geen vervoersbudget voor 2012 hebben gekregen volgt een hersteloperatie. Deze heeft terugwerkende kracht tot januari 2012. Na veel commotie rond inkomensgrenzen voor huishoudelijke hulp heeft de gemeente Maastricht eind april 2012 het gemeentelijke Wmo-besluit aangepast. Eind mei 2012 volgt de Wmo-verordening en is een compensatieregeling ingesteld voor mensen die in de tussenliggende periode wegens de door de gemeente gevoerde inkomensgrenzen zelf kosten hebben moeten maken voor Wmovoorzieningen. De verordening, het besluit en de compensatieregeling zijn per 1 juni 2012 in werking getreden. De gemeente Renkum wordt eind mei 2012 op de vingers getikt door staatssecretaris Veldhuizen Van Zanten-Hyllner van VWS voor het hanteren van een inkomensgrens, ter hoogte van anderhalf maal de inkomensgrens, voor eenvoudige huishoudelijke hulp van maximaal twee uur per week.28 In de visie van de gemeente is huishoudelijke hulp vanaf de inkomensgrens te beschouwen als voorliggend danwel als een algemeen gebruikelijke voorziening. De staatssecretaris verwerpt dit standpunt. De gemeente voerde ten onrechte een vorm van inkomensbeleid. Inmiddels heeft de gemeente haar beleid gewijzigd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht heeft op 26 juni 2012 besloten de inkomensgrens voor de regiotaxi per 1 juli 2012 af te schaffen. Ook voor andere Wmo-voorzieningen wordt geen inkomensgrens toegepast. Een beleidsmedewerker van de gemeente Stein laat eind augustus 2012 desgevraagd weten dat de gemeente voornemens is vast te houden aan een inkomensgrens totdat de nieuwe Wmo-verordening is vastgesteld. Deze zal vermoedelijk per 1 januari 2013 in werking treden. Vooralsnog geldt er een inkomensgrens voor verhuiskostenvergoedingen, aangepaste fietsen, scootmobielen en collectief vervoer. Belanghebbenden wordt geadviseerd te wachten tot volgend jaar met het doen van een aanvraag voor een vervoersvoorziening. Of de inkomensgrens komt te vervallen is volgens de beleidsmedewerker waarschijnlijk maar, ondanks de uitspraak van de Centrale Raad, nog niet zeker. Hierover wordt besloten in een raadsvergadering in september 2012.
28 Kamerbrief d.d. 22 mei 2012 staatssecretaris Veldhujizen-Van Zanten Hyllner (VWS) betreffende Wmobeleid gemeente Renkum
26
4. Voorbeelden uit de praktijk
4. Voorbeelden uit de praktijk 4.1 Inleiding Het afgelopen jaar verzamelde Stichting De Ombudsman tientallen voorbeelden van Wmo-zaken waarin gemeenten inkomensgrenzen of andere financiële voorwaarden stellen bij de beoordeling van Wmo-aanvragen. Naar aanleiding van de oproep in het kader van het Wmo-onderzoek op de website van De Ombudsman en de uitzending van Vara Kassa op 28 januari 2012 kwamen er nog eens meer dan 200 meldingen binnen. De zaken over inkomensgrenzen en andere financiële voorwaarden die bij De Ombudsman zijn aangemeld betreffen procedures over een breed scala aan Wmovoorzieningen. Hier is een onderverdeling gemaakt naar zaken over huishoudelijke hulp, hulpmiddelen, vervoersvoorzieningen en woningaanpassingen. Er komen ook voorbeelden aan de orde van gemeenten die ten onrechte een besparingsbijdrage of eigen bijdrage vragen voor Wmo-voorzieningen. Deze voorbeelden illustreren de praktische gevolgen van het gemeentelijk beleid zoals besproken in het vorige hoofdstuk. Onterechte afwijzingen van Wmo-voorzieningen hebben ingrijpende gevolgen voor het dagelijks leven van belanghebbenden. Overigens valt bij bestudering van de aangemelde zaken op dat het verschil tussen een inkomensgrens enerzijds en het inkomensafhankelijke deel van de eigen bijdrage anderzijds voor Wmo-gebruikers niet altijd duidelijk is. Sommige mensen bleken naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad over inkomensgrenzen in de veronderstelling te zijn dat daarmee ook het inkomensafhankelijke deel van de eigen bijdrage niet is toegestaan. Men hoopte ten onrechte op deze manier een deel van de eigen bijdrage voor Wmo-voorzieningen niet langer te hoeven betalen.
4.2 Huishoudelijke hulp In het vorige hoofdstuk zijn onder meer de financiële voorwaarden in het Wmo-beleid van de gemeente Heerenveen aan de orde gekomen. Deze gemeente heeft in haar Wmobeleid onder andere opgenomen dat het bezit van spaargeld een reden kan zijn om een Wmo-voorziening af te wijzen. In onderstaande casus heeft dit tot gevolg dat de huishoudelijke hulp van een mevrouw op leeftijd uit Heerenveen wordt beëindigd.
29
4. Voorbeelden uit de praktijk
Gemeente Heerenveen In maart 2012 ontvangt een inwoonster van de gemeente Heerenveen bericht dat de vergoeding voor huishoudelijke hulp die zij al jaren ontving op grond van de Wmo, en daarvoor de Wvg, zal worden stopgezet. Aangezien zij spaargeld heeft, vindt de gemeente dat zij de huishoudelijke hulp voortaan zelf moet betalen. Bij wijze van overgangsregeling wordt de vergoeding voor huishoudelijke hulp vanuit de Wmo nog met een half jaar verlengd. Deze regeling loopt in september af. Daarna zijn de kosten voor eigen rekening. De dochter van mevrouw vindt het besluit van de gemeente onacceptabel en gaat namens haar moeder in bezwaar. Haar moeder betaalt immers al jarenlang keurig een eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp en vindt het geen probleem dit te blijven doen, ook als in de nabije toekomst het vermogen gaat meewegen bij de vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage. Gezien de jurisprudentie van de Centrale Raad vindt zij het onbegrijpelijk dat de gemeente de huishoudelijke hulp voor haar moeder wil beëindigen. Haar bezwaar hiertegen wordt echter ongegrond verklaard. Het standpunt van de gemeente blijft ongewijzigd. Daarop gaat mevrouw in beroep. De zitting in deze zaak staat gepland voor oktober 2012.
De gemeente Renkum voerde tot eind mei 2012 een beleid waarbij huishoudelijke hulp tot 2 uur per week boven een inkomensgrens van anderhalf maal de bijstandsnorm als algemeen gebruikelijk werd beschouwd en daarmee niet (langer) voor vergoeding vanuit de Wmo in aanmerking kwam. Dit resulteerde in verschillende bezwaarprocedures van belanghebbenden. Hier volgt een voorbeeld.
Gemeente Renkum Een vrouw uit de gemeente Renkum vraagt verlenging van haar voorziening voor hulp bij het huishouden (HH1) aan. De gemeente wijst haar aanvraag af. De gemeente stelt dat de indicatie vanwege het verzamelinkomen van mevrouw moet worden gezien als een algemeen gebruikelijke voorziening. Mevrouw heeft een inkomen dat net boven 150% van het sociaal minimum ligt. Zij gaat in bezwaar en krijgt daarbij ondersteuning vanuit Stichting De Ombudsman. In bezwaar wordt de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 januari 2012 aangehaald. Tevens wordt de gemeente gewezen op de brief van de staatssecretaris van VWS van 22 mei 2012 aan de Tweede Kamer. Hierin geeft de staatssecretaris aan dat de gemeente met het stellen van een inkomensgrens ten onrechte een vorm van inkomensbeleid voert. De gemeente besluit daarop het beleid aan te passen en heeft daarover contact met het Ministerie van VWS. Mevrouw krijgt vervolgens weer huishoudelijke hulp
30
4. Voorbeelden uit de praktijk
4.3 Hulpmiddelen Met hulpmiddelen worden hier Wmo-voorzieningen als rolstoelen, scootmobielen, driewielfietsen en trapliften bedoeld. Op grond van het zesde lid van artikel 4.1 Bmo is geen eigen bijdrage voor een rolstoel toegestaan. Dat sommige gemeenten zich niet laten weerhouden door wet- en regelgeving om toch ongeoorloofde financiële bijdragen van burgers te vragen voor Wmo-voorzieningen blijkt uit onderstaande casus uit Waalwijk over een eigen bijdrage voor de wielen van een rolstoel. Ditzelfde geldt voor de andere twee casussen over respectievelijk een besparingsbijdrage voor een driewielfiets in de gemeente Barendrecht en een door de gemeente Stein gestelde inkomensgrens voor een scootmobiel.
Gemeente Waalwijk – Eigen bijdrage voor wielen rolstoel Eind augustus 2011 meldt zich bij De Ombudsman een moeder die voor één van haar gehandicapte kinderen een elektrische rolstoel heeft aangevraagd. De gemeente is weliswaar bereid deze toe te kennen vanuit de Wmo, maar laat mondeling alvast weten hiervoor een eigen bijdrage te vragen. Volgens het Bmo is echter geen eigen bijdrage verschuldigd voor rolstoelen. De gemeente stelt desalniettemin dat er alleen voor de wielen met elektrische aandrijving een eigen bijdrage wordt gevraagd. Mevrouw maakt in meerdere gesprekken met de gemeente duidelijk dat een en ander niet conform de wet is en dat zij het niet eens is met het voorgenomen besluit. De gemeente blijft echter bij haar standpunt. Vervolgens neemt De Ombudsman begin november 2011 namens mevrouw contact op met de gemeente. De behandelend medewerker blijft bij haar standpunt, maar geeft telefonisch aan dat de gemeente mogelijk een uitzondering kan maken, nu de dochter van mevrouw de rolstoel zowel binnenshuis als buitenshuis wil gaan gebruiken. Korte tijd daarna neemt de gemeente telefonisch contact op met mevrouw. De behandelend ambtenaar verklaart inderdaad een 'uitzondering' te zullen gaan maken en voornemens te zijn alsnog een rolstoel te zullen verstrekken zonder daarbij een eigen bijdrage op te leggen. Kort daarna ontvangt mevrouw inderdaad een besluit van de gemeente waarin een en ander is vastgelegd.
31
4. Voorbeelden uit de praktijk
Gemeente Barendrecht – Besparingsbijdrage voor driewielfiets Begin augustus 2012 meldt zich een mevrouw uit Barendrecht bij Stichting De Ombudsman. Eind mei 2012 heeft zij een driewielfiets aangevraagd op grond van de Wmo. Deze wordt haar medio juni 2012 toegekend. In het toekenningsbesluit staat echter dat mevrouw voor het geleverd krijgen van de fiets een besparingsbijdrage van € 350,= is verschuldigd. Pas nadat deze bijdrage door mevrouw is betaald, zal zij de fiets verstrekt krijgen. Mevrouw is het hiermee niet eens. Zij leeft van een bijstandsuitkering en is niet in staat om de besparingsbijdrage te betalen. Aangezien zij niet op de hoogte is van de jurisprudentie over de besparingsbijdrage binnen de Wmo vraagt zij de gemeente of een betalingsregeling mogelijk is. Dat kan volgens de gemeente. Medio juli 2012 ontvangt mevrouw een besluit met een voorstel voor een betalingsregeling in drie termijnen. Hiertegen stelt zij, met hulp van Stichting De Ombudsman, alsnog bezwaar in. Naast het gegeven dat een wettelijke grondslag voor een besparingsbijdrage ontbreekt, valt op dat in de Wmo-verordening en het Wmo-besluit van de gemeente Barendrecht bepalingen over de besparingsbijdrage ontbreken. In het Wmo-verstrekkingenboek van de gemeente is opgenomen dat bij verstrekking van een driewielfiets een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt ter hoogte van de prijs van de aanschafkosten van een driewielfiets minus de kosten van een normale fiets. De gemeente heeft haar besluit waarschijnlijk op deze passage gebaseerd en heeft nagelaten het gemeentelijk beleid aan te passen aan de laatste jurisprudentie over besparingsbijdragen in de Wmo. Mevrouw is nog in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure.
Gemeente Stein – Inkomensgrens voor scootmobiel In november 2010 ontvangt De Ombudsman een bericht van een inwoner van de gemeente Stein. Deze meldt dat de Wmo-verordening van de gemeente is aangepast. Daarbij is een inkomensgrens voor vervoersvoorzieningen als een scootmobiel en aangepaste fiets ingevoerd. Is het inkomen van een belanghebbende hoger dan de inkomensgrens ter hoogte van anderhalf keer de bijstandsnorm dan krijgt men de vervoersvoorziening niet toegekend. Ondanks de uitspraak van de Centrale Raad over inkomensgrenzen van januari 2012 blijft de gemeente Stein de inkomensgrenzen in haar Wmo-beleid handhaven, zo blijkt uit meldingen in april en juni 2012. De aanvraag voor een scootmobiel van de ouders van een mevrouw uit Stein wordt afgewezen op grond van de door de gemeente gehanteerde inkomensnorm. De vrouw heeft de behandelend medewerker van de gemeente bij aanvraag nog gewezen op genoemde jurisprudentie, maar dit heeft niet mogen baten. Mevrouw stelt, noodgedwongen, namens haar ouders bezwaar in tegen de afwijzende beslissing. De gemeente heeft op moment van schrijven van dit rapport nog geen beslissing genomen op het bezwaar van mevrouw.
32
4. Voorbeelden uit de praktijk
4.4 Vervoersvoorzieningen Daar waar gemeenten inkomensgrenzen stellen gaat het in het overgrote deel van de gevallen om vervoersvoorzieningen. De betreffende gemeenten achten het bezit van een auto of een daarmee vergelijkbare vervoersvoorziening boven de door hen gestelde inkomensnorm algemeen gebruikelijk. Een aanvraag om een vervoersvoorziening wordt bij overschrijding van de inkomensgrens afgewezen. Het gaat hier ondermeer om vervoersvoorzieningen als een regiotaxipas, vervoerskostenvergoeding of autoaanpassing. In de zaak waarin de Centrale Raad in januari 2012 uitspraak deed ging het om een inkomengrens voor een regiotaxipas. Als in deze uitspraak niet al was komen vast te staan dat een inkomensgrens binnen de Wmo niet is toegestaan, zou nog te discussiëren zijn over de vraag of een vervoersvoorziening als de regiotaxi wel als een met het bezit van een auto gelijk te stellen vervoersvoorziening is. Gezien de evidente afwijzing van inkomensgrenzen door de Centrale Raad komen we aan deze discussie verder niet toe. Wat onterechte ingestelde inkomensgrenzen voor vervoersvoorzieningen voor Wmo-gebruikers in de praktijk betekenen, blijkt uit onderstaande casussen.
Gemeente Alkmaar – Vervoerskostenvergoeding Sinds 2006 ontvangt een inwoonster van de gemeente Alkmaar een vergoeding voor extra vervoerskosten die zij maakt vanwege haar beperkingen. De toekenning vindt aanvankelijk plaats op grond van de Wvg. Omdat de gemeente onder de Wvg een inkomensgrens van anderhalf keer de bijstandsnorm toepast en het inkomen van mevrouw net boven die norm ligt, ontvangt zij slechts de helft van de forfaitaire vervoerskostenvergoeding. Bij invoering van de Wmo in 2007 blijft de gemeente de inkomensgrens toepassen, waardoor mevrouw een halve vervoerskostenvergoeding blijft houden. Begin 2012 krijgt zij een herindicatie. De gemeente blijft vasthouden aan halvering van de vergoeding. Mevrouw gaat eind maart 2012 in bezwaar onder verwijzing naar de Centrale Raad-jurisprudentie omtrent inkomensgrenzen. Eind april 2012 ontvangt ze het verzoek van de gemeente om recente inkomensgegevens te verstrekken. Mevrouw wijst de gemeente nogmaals op het verbod op inkomensgrenzen. Halverwege mei 2012 ontvangt ze nogmaals bericht van de gemeente. Het aanvankelijke besluit over halvering van de vervoerskostenvergoeding wordt herzien. Mevrouw zal alsnog een volledige vergoeding verstrekt krijgen.
33
4. Voorbeelden uit de praktijk
Gemeente Brunssum – Autoaanpassingen De aanvraag voor een vergoeding voor auto-aanpassingen van een gehandicapt echtpaar in Brunssum wordt in januari 2011 op grond van een inkomensgrens afgewezen door de gemeente. Het stel heeft met eigen middelen een tweedehands auto aangeschaft en voor de aanpassingen een vergoeding gevraagd vanuit de Wmo. Hun gemeente meent dat belanghebbenden hiervoor niet in aanmerking komen omdat hun inkomen net boven het norminkomen van anderhalf keer het minimuminkomen ligt. In de toelichting op de toepasselijke bepaling uit de Wmoverordening van de gemeente volgt dat de achterliggende gedachte van de regeling is dat kosten van vervoer in relatie tot het inkomen algemeen gebruikelijk worden geacht. In het geval van het echtpaar gaat het echter om bijzondere aanpassingen aan hun auto. Deze kunnen niet als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt. Daarnaast heeft de gemeente niet gekeken naar de vervoersbehoefte van belanghebbenden. Zij gaan dan ook met hulp van Stichting De Ombudsman in bezwaar. De gemeente blijft echter bij haar standpunt en verklaart het bezwaar in november 2011 ongegrond. Het echtpaar gaat hiertegen in beroep, waarop de gemeente aanbiedt om, alvorens naar de rechter te stappen, te proberen om via mediation tot een oplossing te komen. Het echtpaar ziet hier echter geen heil in. Het vertrouwen in de gemeente is weg. Zij besluiten te verhuizen naar een andere gemeente en zien af van verdere juridische stappen.
Gemeente Castricum – Regiotaxi Naar aanleiding van de televisieuitzending van Vara Kassa over inkomensgrenzen binnen de Wmo op 28 januari 2012 meldt zich bij De Ombudsman een inwoonster van de gemeente Castricum die voor haar man een regiotaxipas heeft aangevraagd. Haar man heeft hart- en longproblemen. Hij gebruikt zware medicijnen en kan zelf niet autorijden. Voor vervoer is hij volledig afhankelijk van de regiotaxi. De aanvraag voor een regiotaxipas wordt echter afgewezen vanwege de inkomensgrens die de gemeente heeft ingesteld. Mevrouw gaat namens haar man in bezwaar en belt na het zien van de uitzending van Kassa Stichting de Ombudsman voor advies. Er wordt haar geadviseerd de gemeente nogmaals te wijzen op de uitspraak van de Centrale Raad van 18 januari 2012. Korte tijd later meldt mevrouw dat de gemeente alsnog een regiotaxipas heeft verstrekt.
34
4. Voorbeelden uit de praktijk
Gemeente Hardenberg – Regiotaxi Begin februari 2012 meldt zich een cliënt uit de gemeente Hardenberg met de melding dat haar gemeente haar vervoersvoorziening per 1 januari 2012 heeft beëindigd. Tot die tijd maakte cliënt gebruik van een regiotaxipas. Reden voor beëindiging van deze voorziening is dat de gemeente een inkomensgrens hanteert voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (cvv). Cliënt beschikt over een inkomen boven anderhalf keer de bijstandsnorm. Cliënt kan niet alleen reizen en beschikt tevens over een begeleiderspas. Noch zij, noch haar partner bezitten een eigen auto of rijbewijs. Cliënt is voor haar vervoer afhankelijk van de regiotaxi. De woordvoerder van de gemeente die hen te woord staat geeft aan daar geen boodschap aan te hebben. Cliënt gaat in bezwaar tegen het besluit van de gemeente. Het bezwaar wordt echter ongegrond verklaard. Cliënt komt een aantal maanden zonder regiotaxipas te zitten. Ze doet enkele keren een beroep op familie en vrienden voor vervoer en gebruikt ook een aantal keren de regiotaxi tegen betaling van het hoge tarief. Eind maart 2012 meldt de gemeente Hardenberg dat zij haar Wmoverordening zal aanpassen. Naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van 18 januari 2012 zal de inkomensgrens komen te vervallen. Cliënt krijgt haar regiotaxipas retour. Over de extra vervoerskosten die cliënt in de tussentijd heeft gemaakt, wordt niet gesproken. Cliënt neemt deze maar voor lief en is blij dat ze haar pas terug heeft.
35
4. Voorbeelden uit de praktijk
4.5 Woonvoorzieningen Woonvoorzieningen zijn er op gericht om iemand, ondanks zijn of haar beperkingen, normaal gebruik te kunnen laten maken van een woning. Het kan hier gaan om voorzieningen als een bouwtechnische aanpassing als een aanbouw of verbouwing waardoor bijvoorbeeld woonkamer, badkamer en/of keuken toegankelijk en bruikbaar worden voor iemand met een beperking. Gemeenten zijn doorgaans terughoudend bij toekenning van dergelijke voorzieningen vanwege de kosten die ermee gemoeid zijn. Bij deze voorzieningen kan de gemeente binnen het kader van de Wmo kijken of er mogelijkheden zijn voor verstrekking van een financiële tegemoetkoming, waarbij belanghebbenden een eigen aandeel betalen. Er zijn echter gemeenten die de financiële draagkracht van belanghebbenden aangrijpen als afwijzingsgrond voor de aangevraagde woonvoorziening. Hieronder volgt een voorbeeld van de praktische consequenties van dit beleid.
Gemeente Doetinchem – Woningaanpassingen Een echtpaar met een gehandicapte dochter uit Doetinchem heeft plannen om de gezinswoning aan te passen. Omdat het meisje groter wordt en haar moeder vanwege rugklachten haar moeilijk meer naar boven kan tillen, wil het gezin de woning verbouwen om een bad- en slaapkamer beneden te realiseren. Ze doen hiervoor een Wmo-aanvraag bij de gemeente. De gemeente wijst deze af op grond van een bepaling in de beleidsregels dat bij een overwaarde van meer dan € 50.000,= zij worden geacht de woningaanpassing zelf te betalen. Stichting De Ombudsman gaat namens de familie in bezwaar. In strijd met wet en rechtspraak past de gemeente immers financiële voorwaarden toe bij de beoordeling van hun Wmo-aanvraag. Bovendien heeft het echtpaar geen verzilverbare overwaarde op hun woning. Ze kunnen weliswaar iets lenen van de bank, maar zitten qua vaste lasten al aan hun maximum. Op de hoorzitting in bezwaar wordt namens de gemeente gesteld dat de overwaarde niet € 50.000,= hoeft te zijn, maar dat als de familie €15.000,= zou kunnen lenen dit al voldoende reden is voor een afwijzing. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard. De Ombudsman stelt vervolgens beroep in tegen het besluit van de gemeente. Deze heeft immers, door de aanvraag bij voorbaat op financiële gronden af te wijzen, verzaakt om te kijken naar de individuele omstandigheden van het gezin. Eind augustus 2012 wacht het echtpaar nog op een zittingsdatum voor verdere behandeling van hun zaak bij de rechtbank.
36
5. Conclusies
5. Conclusies De Ombudsman verbindt de volgende conclusies aan de uitkomsten van dit onderzoek:
Merendeel Wmo-verordeningen niet op orde De centrale vraag van dit onderzoek is in hoeverre gemeenten inkomensgrenzen en andere financiële voorwaarden stellen bij de beoordeling van Wmo-aanvragen en of gemeenten hun beleid hebben aangepast aan de jurisprudentie van de Centrale Raad hierover. Stichting De Ombudsman stelt vast dat er in de tweede helft van 2012 nog steeds inkomensgrenzen, besparingsbijdragen en/of andere financiële voorwaarden voorkomen in Wmo-verordeningen en -besluiten van verschillende gemeenten in Nederland. Van alle 415 Nederlandse gemeenten beschikt eind juli 2012 slechts een kwart over een verordening die in lijn is met de jurisprudentie over inkomensgrenzen binnen de Wmo. Driekwart van de gemeenten hanteert in het gemeentelijk beleid nog steeds een inkomensgrens, terwijl duidelijk is dat dit niet is toegestaan. In een aantal gevallen komt daar ook nog bij dat er ten onrechte een besparingsbijdrage wordt opgelegd (72 gemeenten) of worden er andere financiële voorwaarden gesteld (20 gemeenten), zoals het verzilveren van overwaarde van de eigen woning. Een eigen bijdrage opleggen mag binnen de Wmo, maar het stellen van overige financiële voorwaarden zeker niet. Duidelijk is dat een groot deel van de gemeenten inkomenspolitiek bedrijft, wat ten koste gaat van kwetsbare groepen.
Onnodige procedures In tijden van bezuinigingen is het begrijpelijk dat gemeenten op zoek gaan naar manieren om kosten te besparen op de Wmo. Eén manier is om Wmo-gebruikers in toenemende mate aan te spreken op hun eigen financiële zelfredzaamheid. Dit moet echter wel passen binnen het wetteljik kader van de Wmo. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat in sommige gevallen gemeenten willens en wetens vasthouden aan financiële vereisten waarvoor binnen de Wmo geen grondslag bestaat. Gemeenten lijken soms doelbewust aan te sturen op procedures. Een gemeente die stelt een vermogenstoets te mogen voeren binnen de Wmo omdat de Centrale Raad zich hierover nog niet heeft uitgesproken, dwingt een burger hiertegen juridische stappen te nemen. Dit levert veel onnodige discussies en procedures op tussen burgers en gemeenten, die zowel veel tijd als geld kosten, terwijl de aanvankelijke bedoeling van gemeenten juist was om kosten te besparen. Het tegenovergestelde wordt bereikt met het stellen van financiële grenzen waarin de wet niet voorziet. Het kost burgers veel tijd en energie om onterechte afwijzingen van Wmo-voorzieningen op grond van inkomensgrenzen of andere financiële voorwaarden gecorrigeerd te krijgen. Vaak volgt een tijdrovend traject van bezwaar en beroep. Pogingen om in een vroeg stadium in gesprek te komen met de behandelend Wmo-consulent of wethouder slagen niet altijd. Deze praktijken zijn niet bevorderlijk voor het imago van een toegankelijke en betrouwbare overheid. Daarnaast komen burgers vaak ten onrechte voor kortere of langere tijd zonder voorzieningen te zitten, die zij gezien hun beperkingen wel degelijk nodig hebben. 39
5. Conclusies
Beschikbaarheid informatie laat te wensen over Hoewel het geen expliciete onderzoeksvraag was bij aanvang van het onderzoek is gaandeweg het onderzoek gebleken dat de beschikbaarheid en transparantie van informatie over het Wmo-beleid van gemeenten hier en daar te wensen overlaat. Gemeenten zijn weliswaar verplicht hun meest recente regelgeving te publiceren op Overheid.nl, maar dit gebeurt niet altijd. Ook is de informatie over de Wmo op de websites van gemeentes zelf niet makkelijk vindbaar, niet accuraat, of, in enkele gevallen, zelfs in zijn geheel niet online beschikbaar. Dit zijn ongewenste praktijken die niet passen in het digitale tijdperk en bovendien niet samengaan met het streven naar een toegankelijke overheid. De Ombudsman is bovendien van mening dat informatie over het Wmo-beleid van gemeenten actueel en vindbaar moet zijn, aangezien deze van belang is voor de zelfredzaamheid en participatie van een kwetsbare groep mensen.
Wijziging gemeentelijk beleid duurt lang De uitkomst van dit onderzoek toont tevens de traagheid van gemeentelijke besluitvorming aan. Ruim een half jaar na de uitspraak van de Centrale Raad op 18 januari 2012 heeft driekwart van de gemeenten hun Wmo-verordeningen nog niet op orde. Veel gemeenten geven aan bezig te zijn met wijzigingen, maar dat het hierbij gaat om langdurige bestuurlijke trajecten. Het valt gemeenten te prijzen dat zij zorgvuldig omgaan met regelgeving die een kwetsbare groep in de maatschappij treft. Het is begrijpelijk dat zij aan het wijzigen van deze regelgeving de nodige tijd en aandacht besteden. Aan een gemiddelde burger valt echter moeilijk uit te leggen waarom dit proces vele maanden in beslag moet nemen. Het gaat immers om bepalingen die evident onjuist zijn, want in strijd met de wet en de jurisprudentie. In veel gevallen kan simpelweg worden volstaan met het laten vervallen van één of meerdere bepalingen in de gemeentelijke Wmo-verordening. De traagheid van gemeentelijke besluitvormingsprocessen creëert een hoop onzekerheid en onrust onder burgers die afhankelijk zijn van de Wmo. In de tussentijd bestaat de juridische werkelijkheid uit niet-correcte verordeningen en besluiten. Een aantal gemeenten stelt inkomensgrenzen weliswaar op papier nog te voeren, maar hiervan in de praktijk af te zien. Dit werkt willekeur in de hand. Er bestaat immers het risico dat niet elke medewerker binnen de betreffende gemeenten op de hoogte is van deze informele beleidswijziging. Bovendien kan een burger geen rechten ontlenen aan een nieuwsbericht of een, hoogstwaarschijnlijk voor hem onbekende, interne werkinstructie. Er bestaan zodoende verschillen tussen gemeenten die er niet zouden moeten zijn. Uit de zaken die het afgelopen jaar zijn aangemeld bij De Ombudsman blijkt dat het verbod op inkomensgrenzen binnen de Wmo door burgers nog wel eens, ten onrechte, gelijkgesteld wordt met een verbod op het inkomensafhankelijke deel van de eigen bijdrage. De nu soms onduidelijke of onvolledige voorlichting van gemeenten via internet en de soms moeilijke bereikbaarheid van Wmo-consulenten werken verdere verwarring in de hand.
40
5. Conclusies De beleidsvrijheid die gemeenten hebben voor het uitvoeren van Wmo-beleid op lokaal niveau reikt niet zover dat zij, in strijd met het wettelijk kader van de Wmo zelf, inkomensbeleid mogen voeren. Door inkomensgrenzen te blijven hanteren worden ten onrechte obstakels opgeworpen naar burgers die wegens hun beperkingen bepaalde voorzieningen nodig hebben. Een overheid die uitdraagt dat iedereen moet kunnen meedoen aan de maatschappij, voldoet daarmee niet aan haar eigen opdracht. Even zo belangrijk is dat wat voor burgers geldt, des te meer opgaat voor de overheid zelf. Men heeft zich te houden aan wet- en regelgeving. Gemeenten zouden daarin het goede voorbeeld moeten geven aan hun burgers.
41
6. Aanbevelingen
6. Aanbevelingen Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek doet De Ombudsman een aantal aanbevelingen aan gemeenten. Daarnaast wordt een handreiking gedaan aan burgers die een beroep willen doen op de Wmo, kortweg aangeduid als Wmo-gebruikers.
Aanbevelingen aan gemeenten •
• •
• •
•
•
Het is gemeenten aan te raden hun Wmo-beleid zo spoedig mogelijk, bij voorkeur vóór het einde van 2012, aan te passen aan de uitspraken rond inkomensgrenzen, besparingsbijdragen en andere financiële voorwaarden die de Centrale Raad eind 2011 en begin 2012 heeft gedaan. Gemeenten dienen zich immers te conformeren aan de geldende wet- en regelgeving. Zij hebben daarbij een voorbeeldfunctie richting hun burgers. Deze laatste moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun gemeenten het Wmo-beleid op een juiste manier uitvoeren. Door het actualiseren van de gemeentelijke regelgeving op het gebied van de Wmo kunnen verdere onduidelijkheden en onnodig procederen door zowel burgers als gemeenten zelf worden voorkomen. Lopende bezwaaren beroepsprocedures over inkomensgrenzen, besparingsbijdragen en andere financiële voorwaarden dienen zo snel mogelijk te worden afgerond. Het is evident dat een afwijzing van een Wmo-voorziening op grond van een inkomensgrens onwettig is. Het ligt op de weg van gemeenten om deze zaken opnieuw te beoordelen en hierover een nieuw besluit te nemen. Dit is mogelijk een snellere weg dan het volledig afwikkelen van een formeel bezwaar- en beroepstraject. Voor Wmo-gebruikers die als gevolg van gestelde inkomensgrenzen enige tijd niet hebben kunnen beschikken over een Wmo-voorziening dient een compensatieregeling te worden ingesteld. Gemeenten hebben een belangrijke taak op het gebied van het geven van voorlichting over de Wmo. Zij zouden door betere informatie en een grotere toegankelijkheid de mogelijkheden en beperkingen van de Wmo voor burgers inzichtelijker kunnen maken dan nu het geval is. Om te beginnen zouden gemeenten hiertoe de digitale toegang tot gegevens uit Wmo-verordeningen, besluiten en beleidsregels moeten vergroten en verbeteren, zowel via de centrale database van de Rijksoverheid als via de gemeentelijke websites. Het doel van het project De Kanteling was om via zogenaamde keukentafelgesprekken een beter beeld te krijgen van de behoefte van de Wmogebruiker. Een meer cliëntgerichte aanpak was hierbij het kernbegrip. Niet langer de voorziening, maar de hulpvraag stond centraal, waardoor meer maatwerk zou kunnen worden geleverd ter compensatie van beperkingen. Besparingen door meer efficiëntie en effectiviteit binnen de Wmo zijn eerder via deze vorm van afstemming met de belanghebbende te bereiken, dan door het instellen van steeds meer financiële voorwaarden. Hierdoor komt immers opnieuw eerder de voorziening dan de individuele behoefte centraal te staan. Er zijn ongetwijfeld alternatieve manieren te bedenken om te bezuinigen op de Wmo. Het is niet onwaarschijnlijk dat gemeenten geld kunnen besparen door scherper te contracteren met leveranciers van Wmo-voorzieningen. Daarnaast kunnen de mogelijkheden van hergebruik van tweedehands voorzieningen of het 43
6. Aanbevelingen delen van hulpmiddelen door meerdere gebruikers worden onderzocht.
Handreiking aan Wmo-gebruikers •
•
•
•
44
Een besluit van een gemeente om een Wmo-voorziening af te wijzen op grond van een inkomensgrens is in strijd met de wet en jurisprudentie. In gesprek met de gemeente kan een en ander mogelijk worden hersteld. Gebeurt dit niet, dan kan bezwaar worden ingesteld. Hiervoor geldt een termijn van zes weken. Is deze verstreken, dan bestaat er nog de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen. Het komt voor dat aanvragers van Wmo-voorzieningen mondeling van hun gemeente te horen krijgen dat hun aanvraag zal worden afgewezen. Op zo'n moment is het belangrijk om de gemeente te verzoeken die mondelinge afwijzing op schrift te stellen. Alleen tegen een schriftelijk besluit kunnen juridische stappen worden ondernomen. Bij toekenning van een Wmo-voorziening dient rekening te worden gehouden met een eventueel te betalen eigen bijdrage. Het inkomensafhankelijke deel daarvan valt niet onder het verbod op inkomensgrenzen dat de Centrale Raad heeft uitgesproken. De eigen bijdrage bestaat uit een vast en een inkomensafhankelijk deel, zoals is vastgelegd in het Bmo. Alleen rolstoelen en voorzieningen voor aanvragers jonger dan 18 jaar zijn vrijgesteld van de eigen bijdrage. Vanaf 1 januari 2013 zal waarschijnlijk ook een vermogensafhankelijke component gaan meetellen bij de vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage. De Wmo is een voorziening waarvan iemand met beperkingen gebruik kan maken. Er is geen verplichting om dit te doen. Gezien de eigen bijdrage die steeds meer gemeenten opleggen voor Wmo-voorzieningen loont het de moeite voor een belanghebbende om een kostenberekening te maken. Via de rekenmodule op de website van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) kan de hoogte van de eigen bijdrage per individueel geval worden berekend. Afhankelijk van de hoogte van het inkomen en het aantal voorzieningen dat in gebruik is, kan het in sommige gevallen voordeliger zijn om zelf een (tweedehands) voorziening aan te schaffen in plaats van de kostprijs van een voorziening geheel of gedeeltelijk via de eigen bijdrage terug te betalen aan de gemeente. Bij het afzien van een Wmo-voorziening via de gemeente kan men zich bovendien een complete aanvraag- en verantwoordingsprocedure richting gemeente besparen.
Bijlagen
Bijlagen
47
Bijlagen
Bijlage 1. Begrippen en onderzoeksverantwoording Begrippen Algemeen gebruikelijke voorziening
Als een voorziening naar geldende maatschappelijke normen behoort tot het gangbare gebruiks- of bestedingspatroon, is sprake van een algemeen gebruikelijke voorziening. Een dergelijke voorziening is: • in de reguliere handel verkrijgbaar • niet speciaal bedoeld voor personen met beperkingen • niet aanzienlijk duurder dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel • onderdeel van het normale aanschaffingspatroon van een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie Besparingsbijdrage
Een besparingsbijdrage is een door de aanvrager te betalen bijdrage ter hoogte van het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening (deels) een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen. Bijvoorbeeld het geld dat iemand die niet meer kan fietsen uitspaart omdat hij geen fiets meer hoeft te kopen. Eigen aandeel
Van een eigen aandeel is sprake als een gemeente een gedeeltelijke vergoeding verstrekt voor de kosten van een Wmo-voorziening. Het resterende deel van de kosten komt dan voor rekening van de belanghebbende. De bepalingen uit artikel 19 Wmo en hoofdstuk 4 Bmo zijn van toepassing. Eigen bijdrage
Een eigen bijdrage is een financiële bijdrage die een belanghebbende moet betalen als hem op grond van de Wmo een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget is verstrekt. De eigenbijdrageregeling is gebaseerd op artikel 15 Wmo en hoofdstuk 4 Bmo. Inkomensgrens
Waar in een Wmo-verordening een inkomensgrens is opgenomen, wordt bij de beoordeling van Wmo-aanvragen onderzocht of het inkomen van de aanvrager meer bedraagt dan het gestelde norminkomen. De grens wordt veelal gesteld op 1,5 maal de bijstandsnorm. Indien deze norm wordt overschreden, wordt de gevraagde voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd en komt deze vervolgens niet voor een Wmovergoeding in aanmerking, De aanvrager wordt geacht zelf in de kosten van de ondersteuning of van het hulpmiddel te voorzien. Project De Kanteling
Het project De Kanteling is een samenwerkingsverband tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Chronisch zieken en Gehandicapten Raad (CG-Raad) en de Koepel van Ouderenorganisaties CSO, dat in 2009 werd gestart. Doel van het 49
Bijlagen project was het ontwikkelen van een nieuwe Wmo-modelverordening waarin de benadering zo gekanteld werd dat niet langer de voorziening, maar het individu van de Wmo-gebruiker centraal kwam te staan. Stichting De Ombudsman deed in de periode 2009-2010 een inventariserend onderzoek naar Wmo-verordeningen van 140 gemeenten, waaronder de 19 pilot-gemeenten die deelnamen aan het project. Deze zogenaamde Kanteling-gemeenten waren Almere, Arnhem, Doetinchem, Hof van Twente, Kerkrade, Middelburg, Nieuwegein, IJsselmonde, Huizen, Opsterland, Amsterdam, Den Haag, Dordrecht, Utrecht, Roosendaal, Hoogeveen, Leiden, Venlo en Tilburg. Inmiddels is IJsselmonde deelgemeente geworden van Rotterdam. Onderzoeksverantwoording
Onderzoek heeft plaatsgevonden via een uitgebreid internetonderzoek. Daarbij is gekeken naar Wmo-verordeningen, Wmo-besluiten en, indien aanwezig, ook naar Wmobeleidsregels en verstrekkingenboeken. Gemeentelijke websites en de website Overheid.nl, waarop decentrale regelgeving wordt gepubliceerd, zijn hiertoe uitgebreid bekeken. Bij onduidelijkheden of ontbrekende informatie is telefonisch of per mail contact opgenomen met de betreffende gemeenten. De internetstudie naar gemeentelijk Wmo-beleid is op twee verschillende momenten uitgevoerd. De eerste keer heeft plaatsgevonden kort na de uitspraak van de Centrale Raad, in de periode van begin februari tot begin april 2012. De tweede keer heeft plaatsgevonden in juli 2012. Dit tweede peilmoment is ingegeven door berichten van gemeenten naar aanleiding van de aankondiging van ons onderzoek. Verschillende gemeenten lieten ons weten volop bezig te zijn om het gemeentelijk Wmo-beleid aan te passen aan de laatste jurisprudentie. Vandaar dat is gekozen voor een tweede toetsmoment, zodat wijzigingen in gemeentelijke verordeningen en besluiten nog konden worden meegenomen in de onderzoeksresultaten. Zodoende is ook inzicht verkregen in het tijdspad dat verschillende gemeenten nodig hebben om hun Wmo-beleid aan te passen. Op basis van de bevindingen van juli 2012 is een verdere onderverdeling gemaakt in de onderzoeksresultaten voor de provincies, grote steden en Kantelinggemeenten. Naast de inventarisatie van het gemeentelijke Wmo-beleid heeft dossieronderzoek plaatsgevonden. Voorafgaande aan de start van het onderzoek waren er bij Stichting De Ombudsman al verschillende zaken binnengekomen waarin Wmo inkomensgrenzen of andere financiële voorwaarden een rol speelden. De Ombudsman heeft cliënten in deze gevallen advies of ondersteuning gegeven bij het instellen van bezwaar- en beroepsprocedures. Bij de start van het onderzoek is via de website van Stichting De Ombudsman een oproep gedaan aan mensen om soortgelijke zaken te melden. In de periode van eind januari tot en met eind mei 2012 zijn hierop ruim 200 meldingen binnengekomen. Ook zijn er naar aanleiding van de uitzending van Vara Kassa over inkomensgrenzen binnen de Wmo op 28 januari 2012 nog eens tientallen meldingen ontvangen. Ook in deze zaken heeft De Ombudsman cliënten geadviseerd en bijgestaan in procedures. Aan de hand van de aangemelde zaken is verder in kaart gebracht wat de gevolgen zijn van het door gemeenten gevoerde Wmo-beleid rond inkomensgrenzen in de praktijk. De meest aansprekende en veelvoorkomende gevallen zijn geselecteerd en als praktijkvoorbeelden aan dit rapport toegevoegd.
50
Bijlagen Onderzoeksvragen Hoofdvraag:
In hoeverre stellen gemeenten inkomensgrenzen en andere financiële voorwaarden bij de beoordeling van Wmo-aanvragen? Deelvragen:
Algemeen • Hoe verhoudt zich het Wmo-beleid van gemeenten onderling? • Wat betekent het gevoerde beleid voor gebruikers van Wmo-voorzieningen in de praktijk? • Hoeveel gemeenten hebben hun Wmo-beleid aangepast aan de jurisprudentie rond inkomensgrenzen en andere financiële voorwaarden van de Centrale Raad? Inkomensgrens • Hoeveel gemeenten hanteren een inkomensgrens? • Hoe hoog is de inkomensgrens die gemeenten toepassen? • Voor welke Wmo-voorzieningen hanteren gemeenten een inkomensgrens? Eigen bijdrage • Hoeveel gemeenten vragen een eigen bijdrage voor Wmo-voorzieningen? • Voor welke Wmo-voorzieningen vragen gemeenten een eigen bijdrage? • Hoe lang moet men in verschillende gemeenten een eigen bijdrage betalen? • Wat is de grondslag voor de eigen bijdrage in verschillende gemeenten? Besparingsbijdrage • Hoeveel gemeenten vragen een besparingsbijdrage? • Bij welke voorzieningen vragen gemeenten een besparingsbijdrage? • Hoe hoog is de besparingsbijdrage? Overige financiële voorwaarden • Hoeveel gemeenten stellen andere financiële voorwaarden bij de beoordeling van Wmo-aanvragen? • Om welke financiële voorwaarden gaat het? • Voor welke voorzieningen worden deze voorwaarden gesteld?
51
Bijlagen
Bijlage 2. Resultaten Wmo-onderzoek april 2012 Staat er een inkomensgrens in de verordening of in het besluit? Aantal Percentage Ja 342 82,4 % Nee 73 17,6 % Totaal 415 100,0 %
Voor welke voorziening(en) geldt de inkomensgrens? (meerdere antwoorden mogelijk) Aantal Percentage* Huishoudelijke hulp 11 3,2 % Scootmobiel 9 2,6 % Vervoersvoorziening 334 97,7 % Anders 33 9,6 % Totaal 387 113,2 % * Het percentage is berekend over het aantal gemeenten met inkomensgrens (342)
Wat is de hoogte van de inkomensgrens? Aantal Percentage 1 x bijstandsnorm 5 1,5 % 1.5 x bijstandsnorm 255 74,6 % 2 x bijstandsnorm 7 2,0 % Anders* 75 21,9 % Totaal 342 100,0 % *De hoogte van de inkomensgrens varieert doorgaans tussen 1x en 2x bijstandsnorm Staat er een eigen bijdrage in de verordening of in het besluit? Aantal Percentage Ja 381 91,8 % Nee 34 8,2 % Totaal 415 100,0 %
53
Bijlagen Voor welke voorziening(en) geldt een eigen bijdrage? (meerdere antwoorden mogelijk) Aantal Percentage* Huishoudelijke hulp 239 62,7 % Hulpmiddelen (bv. scootmobiel, traplift, driewielfiets) 126 33,1 % Vervoersvoorziening 155 40,7 % Anders** 182 47,8 % Totaal 702 184,3 % * Het percentage is berekend over het aantal gemeenten met eigen bijdrage (381) ** Vaak een combinatie van verschillende voorzieningen Wat is de duur van de eigen bijdrage? Aantal Percentage 3 jaar 50 13,1 % 5 jaar 1 0,3 % 7 jaar 4 1,0 % Anders* 233 61,2 % gelijk aan de duur van de bruikleen 93 24,4 % Totaal 381 100,0 % *In de meeste gevallen staat de duur van de eigen bijdrage niet vermeld Wat is de grondslag voor de eigen bijdrage? Aantal Percentage De kostprijs 115 30,2 % De kostprijs + de onderhoudskosten 15 3,9 % Staat niet in de verordening 198 52,0 % Anders* 53 13,9 % Totaal 381 100,0 % *Sommige gemeenten houden rekening met afschrijvingen op voorzieningen. De grondslag van de eigen bijdrage wordt dan lager dan de kostprijs vastgesteld. Staat er een besparingsbijdrage in de verordening of in het besluit? Aantal Percentage Ja 81 19,5 % Nee 334 80,5 % Totaal 415 100,0 %
54
Bijlagen Staan er nog andere financiële voorwaarden in de verordening of in het besluit? Aantal Percentage Ja 20 4,8 % Nee 395 95,2 % Totaal 415 100,0 %
55
Bijlagen
Bijlage 3. Resultaten Wmo-onderzoek juli 2012 Deel I Alle gemeenten Staat er een inkomensgrens in de verordening of in het besluit? Aantal Percentage Ja 309 74,5 % Nee 106 25,5 % Totaal 415 100,0 %
Voor welke voorziening(en) geldt de inkomensgrens? (meerdere antwoorden mogelijk) Aantal Percentage* Huishoudelijke hulp 12 3,9 % Scootmobiel 9 2,9 % Vervoersvoorziening 304 98,4 % Anders 25 8,1 % Totaal 350 113,3 % * Het percentage is berekend over het aantal gemeenten met inkomensgrens (309)
Wat is de hoogte van de inkomensgrens? Aantal Percentage 1 x bijstandsnorm 5 1,6 % 1,5 x bijstandsnorm 232 75,1 % 2 x bijstandsnorm 6 1,9 % Anders* 66 21,4 % Totaal 309 100,0 % *De hoogte van de inkomensgrens varieert doorgaans tussen 1x en 2x bijstandsnorm
Staat er een eigen bijdrage in de verordening of in het besluit? Aantal Percentage Ja 390 94,0 % Nee 25 6,0 % Totaal 415 100,0 %
57
Bijlagen Voor welke voorziening(en) geldt een eigen bijdrage? (meerdere antwoorden mogelijk) Aantal Percentage* Huishoudelijke hulp 234 60,0 % Hulpmiddelen (bv. scootmobiel, traplift, driewielfiets) 146 37,4 % Vervoersvoorziening 164 42,1 % Anders** 194 49,7 % Totaal 738 189,2 % * Het percentage is berekend over het aantal gemeenten met eigen bijdrage (390) ** Vaak een combinatie van verschillende voorzieningen
Wat is de duur van de eigen bijdrage? Aantal Percentage 3 jaar 49 12,6 % 5 jaar 1 0,3 % 7 jaar 5 1,3 % gelijk aan de duur van de bruikleen 103 26,4 % Anders* 232 59,4 % Totaal 390 100,0 % *In de meeste gevallen staat de duur van de eigen bijdrage niet vermeld
Wat is de grondslag voor de eigen bijdrage? Aantal Percentage De kostprijs 126 32,3 % De kostprijs + de onderhoudskosten 21 5,4 % Staat niet in de verordening 204 52,3 % Anders* 39 10,0 % Totaal 390 100,0 % *Sommige gemeenten houden rekening met afschrijvingen op voorzieningen. De grondslag van de eigen bijdrage wordt dan lager dan de kostprijs vastgesteld.
Staat er een besparingsbijdrage in de verordening of in het besluit? Aantal Percentage Ja 72 17,4 % Nee 343 82,6 % Totaal 415 100,0 %
58
Bijlagen Staan er nog andere financiële voorwaarden in de verordening of in het besluit? Aantal Percentage Ja 20 4,8 % Nee 395 95,2 % Totaal 415 100,0 %
59
Bijlagen
Deel II Provincies Staat er een inkomensgrens in de verordening of in het besluit? Provincie Inkomensgrens Aantal Percentage Drenthe Ja 10 83,3 % Nee 2 16,7 % Totaal Drenthe 12 100,0 % Flevoland Ja 5 83,3 % Nee 1 16,7 % Totaal Flevoland 6 100,0 % Friesland Ja 22 73,3 % Nee 8 26,7 % Totaal Friesland 30 100,0 % Gelderland Ja 40 72,7 % Nee 15 27,3 % Totaal Gelderland 55 100,0 % Groningen Ja 15 65,2 % Nee 8 34,8 % Totaal Groningen 23 100,0 % Limburg Ja 23 69,7 % Nee 10 30,3 % Totaal Limburg 33 100,0 % Noord-Brabant Ja 51 76,1 % Nee 16 23,9 % Totaal Noord-Brabant 67 100,0 % Noord-Holland Ja 41 75,9 % Nee 13 24,1 % Totaal Noord-Holland 54 100,0 % Overijssel Ja 17 70,8 % Nee 7 29,2 % Totaal Overijssel 24 100,0 % Utrecht Ja 20 76,9 % Nee 6 23,1 % Totaal Utrecht 26 100,0 % Zeeland Ja 8 61,5 % Nee 5 38,5 % Totaal Zeeland 13 100,0 % Zuid-Holland Ja 57 79,2 % Nee 15 20,8 % Totaal Zuid-Holland 72 100,0 % Eindtotaal 415 100,0 %
60
Bijlagen Staat er een eigen bijdrage in de verordening of in het besluit? Provincie Eigen bijdrage Aantal Percentage Drenthe Ja 11 91,7 % Nee 1 8,3 % Totaal Drenthe 12 100,0 % Flevoland Ja 6 100,0 % Nee 0 0,0 % Totaal Flevoland 6 100,0 % Friesland Ja 17 56,7 % Nee 13 43,3 % Totaal Friesland 30 100,0 % Gelderland Ja 55 100,0 % Nee 0 0,0 % Totaal Gelderland 55 100,0 % Groningen Ja 23 100,0 % Nee 0 0,0 % Totaal Groningen 23 100,0 % Limburg Ja 32 97,0 % Nee 1 3,0 % Totaal Limburg 33 100,0 % Noord-Brabant Ja 62 92,5 % Nee 5 7,5 % Totaal Noord-Brabant 67 100,0 % Noord-Holland Ja 53 98,1 % Nee 1 1,9 % Totaal Noord-Holland 54 100,0 % Overijssel Ja 24 100,0 % Nee 0 0,0 % Totaal Overijssel 24 100,0 % Utrecht Ja 26 100,0 % Nee 0 0,0 % Totaal Utrecht 26 100,0 % Zeeland Ja 10 76,9 % Nee 3 23,1 % Totaal Zeeland 13 100,0 % Zuid-Holland Ja 71 98,6 % Nee 1 1,4 % Totaal Zuid-Holland 72 100,0 % Eindtotaal 415 100,0 %
61
Bijlagen Staat er een besparingsbijdrage in de verordening of in het besluit? Provincie Besparingsbijdrage Aantal Percentage Drenthe Ja 2 16,7 % Nee 10 83,3 % Totaal Drenthe 12 100,0 % Flevoland Ja 0 0,0 % Nee 6 100,0 % Totaal Flevoland 6 100,0 % Friesland Ja 4 13,3 % Nee 26 86,7 % Totaal Friesland 30 100,0% Gelderland Ja 5 9,1 % Nee 50 90,9 % Totaal Gelderland 55 100,0 % Groningen Ja 7 30,4 % Nee 16 69,6 % Totaal Groningen 23 100,0 % Limburg Ja 5 15,1 % Nee 28 84,9 % Totaal Limburg 33 100,0 % Noord-Brabant Ja 14 20,9 % Nee 53 79,1 % Totaal Noord-Brabant 67 100,0 % Noord-Holland Ja 12 22,2 % Nee 42 77,8 % Totaal Noord-Holland 54 100,0 % Overijssel Ja 2 8,3 % Nee 22 91,7 % Totaal Overijssel 24 100,0 % Utrecht Ja 5 19,2 % Nee 21 80,8 % Totaal Utrecht 26 100,0 % Zeeland Ja 0 0,0 % Nee 13 100,0 % Totaal Zeeland 13 100,0 % Zuid-Holland Ja 16 22,2 % Nee 56 77,8 % Totaal Zuid-Holland 72 100,0 % Eindtotaal 415 100,0 %
62
Bijlagen Staan er nog andere financiële voorwaarden in de verordening of in het besluit? Provincie Andere financiële voorwaarden Aantal Percentage Drenthe Ja 1 8,3 % Nee 11 91,7 % Totaal Drenthe 12 100,0 % Flevoland Ja 1 16,7 % Nee 5 83,3 % Totaal Flevoland 6 100,0 % Friesland Ja 1 3,3 % Nee 29 96,7 % Totaal Friesland 30 100,0 % Gelderland Ja 3 5,5 % Nee 52 94,5 % Totaal Gelderland 55 100,0 % Groningen Ja 1 4,4 % Nee 22 95,6 % Totaal Groningen 23 100,0 % Limburg Ja 3 9,1 % Nee 30 90,9 % Totaal Limburg 33 100,0 % Noord-Brabant Ja 4 6,0 % Nee 63 94,0 % Totaal Noord-Brabant 67 100,0 % Noord-Holland Ja 2 3,7 % Nee 52 96,3 % Totaal Noord-Holland 54 100,0 % Overijssel Ja 2 8,3 % Nee 22 91,7 % Totaal Overijssel 24 100,0 % Utrecht Ja 1 3,9 % Nee 25 96,1 % Totaal Utrecht 26 100,0 % Zeeland Ja 0 0,0 % Nee 13 100,0 % Totaal Zeeland 13 100,0 % Zuid-Holland Ja 1 1,4 % Nee 71 98,6 % Totaal Zuid-Holland 72 100,0 % Eindtotaal 415 100,0 %
63
Bijlagen
Deel III G4 Staat er een inkomensgrens in de verordening of in het besluit? Gemeente Ja Nee Totaal Amsterdam 0 1 1 Den Haag 1 0 1 Rotterdam 0 1 1 Utrecht 1 0 1 Totaal aantal 2 2 4 Totaal percentage 50,0 % 50,0 % 100,0 %
Staat er een eigen bijdrage in de verordening of in het besluit? Gemeente Ja Nee Totaal Amsterdam 1 0 1 Den Haag 1 0 1 Rotterdam 1 0 1 Utrecht 1 0 1 Totaal aantal 4 0 4 Totaal percentage 100,0 % 0,0 % 100,0 %
Staat er een besparingsbijdrage in de verordening of in het besluit? Gemeente Ja Nee Totaal Amsterdam 0 1 1 Den Haag 0 1 1 Rotterdam 0 1 1 Utrecht 0 1 1 Totaal aantal 0 4 4 Totaal percentage 0,0 % 100,0 % 100,0 %
Staan er nog andere financiële voorwaarden in de verordening of in het besluit? Gemeente Ja Nee Totaal Amsterdam 0 1 1 Den Haag 0 1 1 Rotterdam 0 1 1 Utrecht 0 1 1 Totaal aantal 0 4 4 Totaal percentage 0,0 % 100,0 % 100,0 %
64
Bijlagen
Deel IV Kanteling-gemeenten Staat er een inkomensgrens in de verordening of in het besluit? Gemeente Ja Nee Totaal Almere 0 1 1 Amsterdam 0 1 1 Arnhem 1 0 1 Den Haag 1 0 1 Doetinchem 1 0 1 Dordrecht 1 0 1 Hof van Twente 1 0 1 Hoogeveen 1 0 1 Huizen 1 0 1 Kerkrade 1 0 1 Leiden 1 0 1 Middelburg 0 1 1 Nieuwegein 1 0 1 Opsterland 1 0 1 Roosendaal 0 1 1 Tilburg 1 0 1 Utrecht 1 0 1 Venlo 1 0 1 Totaal aantal 14 4 18 Totaal percentage 77,8 % 22,2 % 100,0 %
65
Bijlagen Staat er een eigen bijdrage in de verordening of in het besluit? Gemeente Ja Nee Totaal Almere 1 0 1 Amsterdam 1 0 1 Arnhem 1 0 1 Den Haag 1 0 1 Doetinchem 1 0 1 Dordrecht 1 0 1 Hof van Twente 1 0 1 Hoogeveen 1 0 1 Huizen 1 0 1 Kerkrade 1 0 1 Leiden 1 0 1 Middelburg 1 0 1 Nieuwegein 1 0 1 Opsterland 1 0 1 Roosendaal 1 0 1 Tilburg 1 0 1 Utrecht 1 0 1 Venlo 1 0 1 Totaal aantal 18 0 18 Totaal percentage 100,0 % 0,0 % 100,0 %
Staat er een besparingsbijdrage in de verordening of in het besluit? Gemeente Ja Nee Totaal Almere 0 1 1 Amsterdam 0 1 1 Arnhem 0 1 1 Den Haag 0 1 1 Doetinchem 0 1 1 Dordrecht 0 1 1 Hof van Twente 0 1 1 Hoogeveen 0 1 1 Huizen 0 1 1 Kerkrade 0 1 1 Leiden 0 1 1 Middelburg 0 1 1 Nieuwegein 0 1 1 Opsterland 0 1 1 Roosendaal 0 1 1 Tilburg 1 0 1 Utrecht 0 1 1 Venlo 0 1 1 Totaal aantal 1 17 18 Totaal percentage 5,6 % 94,4 % 100,0 %
66
Bijlagen Staan er nog andere financiële voorwaarden in de verordening of in het besluit? Gemeente Ja Nee Totaal Almere 0 1 1 Amsterdam 0 1 1 Arnhem 0 1 1 Den Haag 0 1 1 Doetinchem 1 0 1 Dordrecht 0 1 1 Hof van Twente 0 1 1 Hoogeveen 0 1 1 Huizen 0 1 1 Kerkrade 0 1 1 Leiden 0 1 1 Middelburg 0 1 1 Nieuwegein 0 1 1 Opsterland 0 1 1 Roosendaal 0 1 1 Tilburg 0 1 1 Utrecht 0 1 1 Venlo 0 1 1 Totaal aantal 1 17 18 Totaal percentage 5,6 % 94,4 % 100,0 %
67
Colofon
Colofon Dit is een uitgave van Stichting De Ombudsman Onderzoek en tekst: Paula Breedveld, Liesbeth Moret Aan het onderzoek hebben tevens meegewerkt: Rik Brunt, Teni Hijink, Kim Houwers, Paul Jansen, Joke Mulock Houwer, Octave Roseleur Stichting De Ombudsman Postbus 1700 1200 BS Hilversum 035 6722 722
[email protected] www.deombudsman.nl Hilversum, september 2012
69
Stichting De Ombudsman | Postbus 1700 | 1200 BS Hilversum T: 035 6 722 722 | F: 035 6 722 627 | www.deombudsman.nl | 2012