2011 “Grenzeloze Jongeren”
Bachelorrapport
Lotte Beernink Academie Mens & Maatschappij Saxion Enschede 17-05-2011
Bachelorrapport
Lotte Beernink
2011
Pagina 2
Bachelorrapport
_______________________________________________________________________________________
Leerpakket 9.2: Bachelorrapport “Een onderzoek naar de huidige begeleidingsmethodiek in een jeugdgevangenis in Polen” “Op welke wijze kan de huidige begeleidingsmethodiek van de jongens in de leeftijd van 13 tot 21 jaar op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach geoptimaliseerd worden, rekening houdend met de in Nederland gebruikte basismethodiek Youturn?”
Naam Student: Studentennummer: Lesgroep:
Lotte Beernink 121410 EMW4VC1
Opleiding: Begeleider Saxion: Begeleider instelling:
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Monique Engelbertink Jacek Lupaczewski
Academie Mens en Maatschappij Saxion Enschede Enschede, 17-05-2011
Lotte Beernink
2011
Pagina 3
Bachelorrapport
VOORWOORD______________________________________________________________________ Voor u ligt het resultaat van het onderzoek naar de begeleiding en behandeling van jongeren binnen een justitiële jeugdinrichting in Polen. Dit bacheloronderzoek maakt deel uit van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan de Saxion Hogeschool te Enschede. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met SDN Chojnice, een justitiële jeugdinrichting in Chojnice te Polen. In Nederland halen jeugdige delinquenten bijna wekelijks de krantenkoppen met delicten die door hen worden gepleegd. Hoewel de absolute cijfers van jeugdcriminaliteit niet toenemen, is er wel sprake van een verharding van de delicten die door jongeren worden gepleegd. Dit varieert van verkeersovertredingen tot doodslag. De term jeugdcriminaliteit geeft onder andere het gedrag weer van het experimenteren en verleggen van grenzen door jongeren. Jongeren die schuldig worden bevonden aan een delict kunnen geplaatst worden in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI). In Nederland beschikte de sector JJI in 2010 over een gemiddelde capaciteit van 1.240 plaatsen verdeeld over elf inrichtingen (in totaal vijftien locaties). Twee JJI- locaties – Avenier-’t Anker te Harreveld en de Heuvelrug- Overberg te Amerongen – zijn voor de duur van twee jaar aangewezen als gesloten jeugdzorginstelling. Vanaf 2012 komen deze locaties weer beschikbaar voor Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en worden daarmee toegevoegd aan de strafrechtelijke JJI- capaciteit. Binnen alle JJI’s in Nederland wordt sinds het begin van 2010 gewerkt met één methodiek, namelijk de YOUTURN basismethodiek. Mede hierdoor vroeg ik mij af hoe dit in het buitenland geregeld is. Mijn interesses lagen al langere tijd bij de Oostblok landen, met name in Polen en Tsjechië. Mijn oom woont al geruime tijd in Polen en via hem kwam ik contact met de jeugdopvang SDN Chojnice. Ik wilde graag weten wat de mogelijkheden en capaciteiten zijn van de JJI’s in Polen en hoe daar gewerkt wordt. Na mail- en persoonlijk contact met de directeur, begonnen mijn ideeën vorm te krijgen en heb ik besloten om in februari 2011 af te reizen naar Chojnice om daar het onderzoek uit te voeren. Mijn dank gaat hierom uit naar mijn oom, Bernd Elshof en zijn vriendin Grazyna, voor het leggen van de eerste contacten, het bieden van een veilige, vertrouwde omgeving gedurende mijn tijd in Polen en het leveren van goede ondersteuning tijdens het onderzoek. Graag wil ik ook de docenten Marleen Bratti- van der Werf en Monique Engelbertink bedanken voor de begeleiding en ondersteunen tijdens het schrijven van dit bachelorrapport. Daarnaast wil ik Jacek Lupaczewski en Maciek Gostomski bedanken voor hun begeleiding en medewerking vanuit SDN Chojnice. Tenslotte wil ik alle respondenten hartelijk bedanken voor hun medewerking.
Lotte Beernink Enschede, 2011
Lotte Beernink
2011
Pagina 4
Bachelorrapport
SAMENVATTING___________________________________________________________________ Dit onderzoek richt zich op de begeleiding en behandeling van jeugdige delinquenten in Polen. “Op welke wijze kan de huidige begeleidingsmethodiek van de jongens in de leeftijd van 13 tot 21 jaar op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach geoptimaliseerd worden, rekening houdend met de in Nederland gebruikte basismethodiek Youturn?” Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden heeft er inventariserend onderzoek plaatsgevonden. Door middel van enquêtes, een interview, documentanalyses, literatuuronderzoek en werkelijkheidsobservaties zijn kennis, meningen en ervaringen verzameld. Er hebben in totaal twintig respondenten meegewerkt aan de enquêtes, waarvan veertien jongens en zes groepsleiders. Daarnaast heeft er één interview plaatsgevonden. De onderzoeker heeft tevens een participerende observatie uitgevoerd. De enquêtes, het interview en de observatie zijn gericht op het in kaart brengen van de sterke, zwakke en verbeterpunten van de huidige begeleiding en behandeling. Uit de resultaten van het onderzoek is te concluderen dat de jongens met name tevreden zijn over het activiteitenaanbod en de groepssamenstelling. De verbeterpunten volgens de jongens liggen bij meer individuele begeleiding en ondersteuning bij persoonlijke ontwikkeling en de mogelijkheid om groepsgesprekken in te voeren. Sterke punten volgens de groepsleiders zijn de houding en visie van het team en de manier van samenwerking en evalueren. De groepsleiders geven aan dat zij graag nieuwe methodes zouden willen implementeren. Hierbij gaat het specifiek om de ‘RET’ en ‘groepsdynamica’. Daarnaast liggen er, volgens de groepsleiders en de directeur, zwakke punten op het gebied van nazorg en financiën. Deze twee aspecten staan in relatie tot elkaar, met weinig financiën is het lastig om nazorg te organiseren en verder op te bouwen. Uit de participerende observatie blijkt dat er vooral gewerkt wordt vanuit een autoritaire opvoedingsstijl. De handelingen komen vooral vanuit een machtspositie en zijn met name leidend en bepalend zijn. Een negerende of lassez-faire opvoedingsstijl wordt ook teruggezien. De vaardigheden belonen, coachen en instrueren komen in mindere mate voor. Daartegenover staat dat inspireren een vaardigheid is, die tijdens de observatie vaak gezien is. Vanuit deze resultaten worden de volgende aanbevelingen gedaan. Ten eerste wordt er geadviseerd om individuele en groepsbijeenkomsten in te voeren. Daarna volgt de aanbeveling om de groepsleiders scholing of training op dit gebied aan te bieden. Aanbeveling drie richt zich op kleinere groepen die zorgen voor meer privacy, ook kan hierbij meer aandacht besteed worden individuele (hulp)vragen. Tevens kan er binnen kleinere groepen gewerkt worden met een specifiek beloningssysteem, met de daarbij behorende beloningen. De vierde en vijfde aanbeveling zijn gericht op het doen van vervolgonderzoek, respectievelijk naar de wijze van nazorg in Polen en naar de sterke, zwakke en verbeterpunten van vergelijkbare instellingen in Polen. Tot slot wordt geadviseerd om het personeel van SDN Chojnice een rondleiding aan te bieden bij een vergelijkbare instelling in Nederland.
Lotte Beernink
2011
Pagina 5
Bachelorrapport
INHOUDSOPGAVE_________________________________________________________________ VOORWOORD
4
SAMENVATTING
5
HOOFDSTUK 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Doelstellingen 1.2.1 Korte termijn doelstellingen 1.2.2 Lange termijn doelstelling 1.3 Hoofdvraag en deelvragen 1.3.1 Hoofdvraag 1.3.2 Deelvragen 1.4 Leeswijzer
8 8 9 9 10 10 10 10 10
HOOFDSTUK 2 YOUTURN, DOELGROEP & WERKWIJZE 2.1 YouTurn 2.1.1 Fasen Youturn 2.1.2 Scholing 2.1.3 Begeleiding- en opvoedingsstijlen 2.2 Doelgroep Nederland 2.2.1 Plaatsing 2.2.2 Problematiek 2.3 Doelgroep Polen 2.3.1 Plaatsing 2.3.2 Problematiek 2.4 Werkwijze 2.5 Verschillen en Overeenkomsten 2.6 Samenvatting
12 12 13 14 14 15 15 16 18 18 20 21 22 23
HOOFDSTUK 3 METHODE VAN HET ONDERZOEK 3.1 Onderzoekstype 3.2 Onderzoeksmethode 3.3 Onderzoeksomvang 3.4 Validiteit 3.5 Betrouwbaarheid 3.6 Instrumenten 3.7 Verantwoording observatie 3.8 Verantwoording enquêtes en interview 3.8.1 Deelvraag 6 3.8.2 Deelvraag 7 3.9 Ethische overwegingen 3.10 Samenvatting
25 25 25 25 26 26 27 27 28 28 29 31 31
HOOFDSTUK 4 RESULTATEN 4.1 Resultaten deelvraag 6 4.1.1 Enquête jongeren
32 32 32
Lotte Beernink
2011
Pagina 6
Bachelorrapport
4.1.2 Enquête begeleiders 4.2 Resultaten deelvraag 7 4.2.1 Enquête jongeren 4.2.2 Enquête begeleiders 4.3 Uitkomst interview directeur 4.4 Resultaten observatie 4.5 Samenvatting
40 47 47 51 54 57 58
HOOFDSTUK 5 CONCLUSIES & AANBEVELINGEN 5.1 Deelvragen 5.2 Hoofdvraag 5.3 Aanbevelingen 5.4 Sterke- zwakte analyse 5.5 Discussie
59 59 63 64 66 66
LITERATUUR
71
BIJLAGE I Enquête jongens BIJLAGE II Enquête begeleiders BIJLAGE III Interview Checklist BIJLAGE IV Observatielijst BIJLAGE V Dagprogramma BIJLAGE VI YOUTURN informatieblad BIJLAGE VII EQUIP-bijeenkomst BIJLAGE VIII TIP-bijeenkomst BIJLAGE IX Goldsteinmethode
Lotte Beernink
2011
Pagina 7
Bachelorrapport
HOOFDSTUK 1 INLEIDING_______________________________________________________ In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de totstandkoming en de doel- en vraagstellingen van dit onderzoek. In paragraaf 1.1 is de aanleiding van dit onderzoek beschreven, de aanleiding schets het belang van het onderwerp. De doelstellingen komen in paragraaf 1.2 aan bod, er wordt onderscheid gemaakt tussen de korte en lange termijn doelstellingen. Aan de hand van deze doelstellingen zijn de hoofd- en deelvragen geformuleerd, deze zijn terug te vinden in paragraaf 1.3. In paragraaf 1.4 wordt afgesloten met een leeswijzer met betrekking tot het onderzoek. 1.1 Aanleiding Jeugdcriminaliteit in Nederland is een verzamelbegrip voor verschillende strafbare gedragingen van jongeren tot 18 jaar. Het grootste deel van de jeugdcriminaliteit bestaat uit diefstal en inbraak daarnaast komen mishandeling en diefstal met geweld vaak voor. Maar het kan ook gaan om andere vormen van criminaliteit: racistisch geweld, vandalisme, graffiti en brandstichting. In 2004 werden circa 50.000 minderjarigen door de politie gehoord over strafbare feiten (Blom, 2005 in: YOUTURN basishandleiding, 2009). Wanneer een strafbaar feit gepleegd is, worden jongeren geplaatst in een jeugdgevangenis, ook wel Justitiële Jeugdinrichting (JJI) genoemd. Volgens een onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (2005) is het recidiverisico onder jongeren die zijn opgenomen in een JJI hoog. Bijna 78% van de jongeren die uitstromen uit een JJI heeft na zeven jaar één of meerdere justitiecontacten. Om dit recidivecijfer te verlagen en een eenduidige methodiek te hanteren in alle JJI’s in Nederland is in 2008-2009 de basismethodiek YOUTURN ingevoerd. Het is een integratie en uitbreiding van twee methodieken waar de JJI’s al langer goede ervaringen mee hebben: het Sociaal Competentie Model (SCM) en EQUIP. Deze methodieken richten zich op verantwoordelijk denken en doen. De methodiek stelt medewerkers binnen de inrichting (groepsleiders, pedagogisch medewerkers en anderen) in staat om allemaal op dezelfde manier met jongeren te werken. Ze heeft als doel jongeren te helpen vaardiger te worden om zelfstandig te leven, beter om te gaan met moeilijke beslismomenten en gemotiveerd te raken voor later in te zetten gedragsinterventies. Sinds het begin van 2010 wordt er gewerkt met deze basismethodiek. Op de groepen vervullen de medewerkers binnen YOUTURN drie rollen: die van mentor, groepsleider en trainer. Een methodiekcoach begeleidt de medewerkers op de groep bij het uitvoeren van YOUTURN. Voor de medewerkers van de JJI brengt YOUTURN dus naast duidelijkheid ook afwisseling in het werk, omdat ze verschillende rollen vervullen in onderdelen van de methodiek (Dienst Justitiële Inrichtingen, 2010). Zoals in het bovenstaande duidelijk wordt, wordt er in Nederland in alle justitiële jeugdinrichtingen gewerkt met een gelijke methodiek en de vraag is of dit in het buitenland ook gebeurt en of hier belangstelling voor is. Dit onderzoek richt zich daarom op een jeugdgevangenis in Polen. Polen heeft ruim 38 miljoen inwoners. De laatste jaren neemt de bevolking in aantal af, vooral door emigratie, vergrijzing en de matige economische omstandigheden. De toegenomen kosten van kinderopvang spelen eveneens een rol. Net als in de meeste andere Oost-Europese staten belandden sommige mensen in Polen na de val van het communisme (1989) tussen wal en schip. Vooral ouderen hebben het moeilijk terwijl jongeren hun kansen grijpen in het nieuwe, kapitalistische systeem. Dat wakkert Lotte Beernink
2011
Pagina 8
Bachelorrapport
tegenstellingen aan en zorgt voor spanningen. De Poolse economie worstelt nog met de erfenis van de communisten, die zeer eenzijdig gericht waren op ontwikkeling van zware industrie. Dienst- en hulpverlening kwam in die tijd nauwelijks van de grond (Mulder, 2010) terwijl de jeugdcriminaliteit in Polen in de jaren negentig enorm is gestegen. Op bijna alle strafbare gedragingen, met uitzondering van drugsbezit en gebruik, scoort Polen hoog, met vooral veel jeugdige inbrekers (European Sourcebook, 2000). Als er gekeken wordt naar de geschiedenis van Polen en hoe deze gekoppeld kan worden aan de modernisering van het criminaliteitsbeleid, kan er vastgesteld worden dat de val het communisme hier een rol in speelt. Een soort liberalistisch en kapitalistisch systeem werd geliefd en hierdoor bleef onder andere de (jeugd)hulpverlening achterwege. Ook nu in 2011 wordt er vanuit de overheid weinig aandacht geschonken aan deze sector waardoor er vooral op financieel gebied veel gemist wordt wat leidt tot weinig middelen en mogelijkheden. Door deze geringe aandacht is het onduidelijk welke begeleidingsstijlen of methodieken er worden toegepast binnen de verschillende JJI’s in Polen. Uit persoonlijke gesprekken (J. Lupaczewski, persoonlijke mededeling, 18 februari 2010) blijkt dat het tevens onduidelijk is of de huidige methodieken recidive verlagend zijn. Dit onderzoek zal plaatsvinden in Polen binnen een JJI in het dorp Chojnice. Deze JJI biedt plaats aan 66 jongens in de leeftijd van 13 tot en met 21 jaar. De jongens wonen, werken en leren binnen de muren van de instelling. Dit onderzoek richt zich op de methodiek op de leefafdeling. Uit persoonlijke gesprekken met hulpverleners uit deze JJI (J. Lupaczewski, persoonlijke mededeling, 18 februari 2010) is gebleken dat zij open staan voor nieuwe ideeën en graag meer te weten willen komen over West-Europese behandelingsmethodieken. Er wordt aangegeven dat er soms onzekerheid en onwetendheid meespeelt in de behandelingswijze die nu toegepast wordt en dat ze het idee hebben ver ‘achter te lopen’ op de hedendaagse/ nieuwe methodieken van het Westen. Men wil graag leren en hun kennis, vaardigheden en competenties vergroten. Dit onderzoek zal bijdragen aan het duidelijk krijgen van de verschillen en overeenkomsten in de begeleidingsmethodiek in Nederland - YouTurn – en de begeleidingsmethodiek in een JJI in Polen. Aan de hand van conclusies en aanbevelingen kunnen nieuwe ideeën en mogelijkheden worden geïmplementeerd. 1.2 Doelstelling 1.2.1 Korte termijn - Het in kaart brengen van de huidige wijze van behandeling en begeleiding in jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach op de leefafdeling, voor jongens in de leeftijd van 13 tot en met 21 jaar zoals beschreven in de bestaande documentatie. - Het in kaart brengen van de inhoud van de Nederlandse basismethodiek YouTurn. - Het in kaart brengen van de verschillen en overeenkomsten tussen de basismethodiek YouTurn en de behandelingsmethodiek op de leefafdeling in jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach. - Het in kaart brengen van sterke, zwakke en verbeterpunten gezien door de begeleiders, jongens en de directeur met betrekking tot de behandeling en begeleiding op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach.
Lotte Beernink
2011
Pagina 9
Bachelorrapport
-
Het formuleren van conclusies en aanbevelingen ter optimalisering van de huidige werkwijze van behandeling en begeleiding op de leefafdeling in gevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach met jongens in de leeftijd van 13 tot 21 jaar rekening houdend met de in Nederland gebruikte Youturn.
1.2.2 Lange termijn - De behandeling en begeleiding op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis, met jongens in de leeftijd van 13 tot 21 jaar, genaamd Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach zo nodig aanpassen aan de wensen en behoeften van de begeleiders, jongens en de directeur, rekening houdend met de Nederlandse basismethodiek YouTurn, om de behandeling en begeleiding te optimaliseren en dit leidt tot een lager recidivecijfer na het verlaten van de jeugdgevangenis. 1.3 Hoofdvraag en deelvragen 1.3.1 Hoofdvraag - Op welke wijze kan de huidige begeleidingsmethodiek van de jongens in de leeftijd van 13 tot 21 jaar op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach geoptimaliseerd worden, rekening houdend met de in Nederland gebruikte basismethodiek Youturn? 1.3.2 Deelvragen 1. Wat houdt de basismethodiek YouTurn in? 2. Wat zijn de kenmerken van de doelgroep binnen de JJI’s in Nederland en in Polen? 3. Hoe ziet de huidige wijze van behandeling en begeleiding eruit op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach zoals beschreven in de bestaande documentatie, literatuur? 4. Hoe ziet de huidige wijze van behandeling en begeleiding eruit op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach gezien vanuit een participerende observatie? 5. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de behandeling en begeleiding zoals beschreven in de basismethodiek YouTurn en de wijze van behandeling en begeleiding op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach zoals beschreven vanuit de bestaande documentatie, literatuur en gezien vanuit een participerende observatie? 6. Wat zijn de sterke en zwakke met betrekking tot de begeleiding en behandeling op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach benoemd door de begeleiders, jongens, en directeur? 7. Hoe willen de begeleiders, jongens en directeur de huidige begeleidingswijze op de leefafdeling in de jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach geoptimaliseerd zien? 1.4 Leeswijzer Om een duidelijk beeld te schetsen van het onderzoek, begint dit rapport met een samenvatting van de belangrijkste en opvallendste aspecten. In hoofdstuk 1 wordt de inleiding van het onderzoek beschreven. In de inleiding worden de aanleiding, doelen en vraagstellingen benoemd. In hoofdstuk 2 wordt een antwoord gegeven op de theoretische deelvragen. Hoofdstuk 3 bevat de onderbouwing van de onderzoeksmethodologie. De resultaten van het onderzoek staan in hoofdstuk 4 Lotte Beernink
2011
Pagina 10
Bachelorrapport
beschreven. De resultaten zijn gebaseerd op de gehouden interviews, enquêtes en vanuit een participerende observatie. Vanuit deze resultaten worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Deze uitkomsten worden beschreven in hoofdstuk 5. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 een antwoord gegeven op een hoofd- en deelvragen.
Lotte Beernink
2011
Pagina 11
Bachelorrapport
HOOFDSTUK 2 YOUTURN, DOELGROEP & WERKWIJZE_____________________ In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de theoretische deelvragen. In paragraaf 2.1 wordt antwoord gegeven op de eerste theoretische deelvraag, namelijk ‘wat houdt de basismethodiek YOUTURN in?’. Paragraaf 2.2. richt zich de tweede theoretische deelvraag, ´ Wat zijn de kenmerken van de doelgroep binnen de JJI’s in Nederland en in Polen?´ In deze paragraaf komen de aspecten in Nederland aan bod en in paragraaf 2.3 wordt deze informatie uit Polen beschreven. Deelvraag 3 ´ Hoe ziet de huidige wijze van behandeling en begeleiding eruit op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach zoals beschreven in de bestaande documentatie, literatuur?´ wordt in paragraaf 2.4 geoperationaliseerd. Aan de hand van relevante literatuur wordt elk begrip gedefinieerd. In paragraaf 2.5 worden de verschillen en overeenkomsten tussen Nederland en Polen in een tabel weergegeven. Zodoende wordt in deze paragraaf ook element van deelvraag 5 behandeld. Tot slot volgt in paragraaf 2.6 een samenvatting. 2.1 YOUTURN In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de eerste theoretische onderzoeksvraag, namelijk ‘Wat houdt de basismethodiek YOUTURN in?’. Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI) willen ontspoorde jongeren een nieuw houvast en kansen bieden. Zij doen dat vanuit hun opvoedkundige, zorg- en behandeltaken. In YOUTURN draait alles om het aanleren van eigen verantwoordelijkheid. Dit wordt gedaan door met jongeren te werken aan zelfvertrouwen en respect voor anderen. Hiervoor ontwikkelt elke jongere voldoende (sociale) vaardigheden, leert verantwoordelijk te handelen en moreel verantwoorde keuzes te maken. Belangrijk hierbij is dat de jongere het zelf moet doen met YOUTURN als hulpmiddel. Omdat de YOUTURN in alle JJI’s wordt uitgevoerd creëert men eenduidigheid en duidelijkheid voor zowel de jongere als de medewerker. Bij een overplaatsing naar een andere JJI kan de jongere diens ontwikkeltaken voortzetten en het programma oppakken waar hij/ zij gebleven was (YOUTURN basishandleiding, 2009). Medewerkers van de groep leren jongeren omgaan met kwaadheid, lastige morele keuzes en hoe ze zich sociaal vaardig kunnen gedragen, dit gebeurt tijdens EQUIPbijeenkomsten. Vervolgens gaan de jongeren onder leiding van trainers elkaar helpen om moeilijke situaties op te lossen, ook wel TIP- bijeenkomsten genoemd (EQUIP, handleiding voor trainers, 2006). Meer informatie over de EQUIP- en TIPbijeenkomsten is terug te vinden in respectievelijk bijlage VII en VIII. Ondertussen krijgen ze op de groep en op school voortdurend feedback op hun gedrag. Voor de jongeren brengt YOUTURN duidelijkheid en continuïteit. YOUTURN bestaat uit vijf fases. Afhankelijk van het oordeel van de rechter doorlopen jongeren één of meer fases van de methodiek. De eerste drie fases vinden binnen de inrichting plaats, de laatste twee buiten de inrichting. De tijd "binnen" een jeugdinrichting wordt zo goed mogelijk benut om het risico van recidive terug te dringen en ter voorbereiding op een geslaagde resocialisatie (Dienst Justitiële Inrichtingen, 2010). 2.1.1 Fasen YOUTURN Hieronder worden de fasen van de YOUTURN beschreven (Dienst Justitiële Inrichtingen, 2010). Fase 1 is de intakefase. Daarin wordt alle beschikbare informatie over de jongere Lotte Beernink
2011
Pagina 12
Bachelorrapport
verzameld. In het wekelijkse netwerkberaad bespreken vertegenwoordigers van de JJI, de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering de informatie en kijken wat er het beste kan gebeuren met de betreffende jongere. Ook de ouders en de jongere zelf worden bij deze fase betrokken. Op basis van alle informatie stelt de JJI een perspectiefplan op. Daarin is vastgelegd waaraan de jongere in de komende fase gaat werken. In fase 2 (dagprogramma) van het verblijf (ongeveer 10 weken) is het dagprogramma van de jongere volledig gevuld. Elke doordeweekse dag volgt de jongere onderwijs in de school op het terrein van de JJI. Per jongere wordt bekeken wat zijn/haar leermogelijkheden zijn en welke diploma’s tijdens het verblijf kunnen worden behaald. Daarnaast draait het dagprogramma om het aanleren van taken en vaardigheden. Deze zijn onderverdeeld in basisprofielen. Profiel 1 betreft relatief eenvoudige vaardigheden, bijvoorbeeld zelfstandig het bed opmaken en goed luisteren naar anderen. Zodra de jongere de vaardigheden van een basisprofiel goed beheerst, krijgt hij/zij een certificaat en gaat hij/zij werken aan het volgende profiel. In totaal zijn er vijf profielen. Gedurende het hele dagprogramma staat het profiel centraal, want zowel tijdens schooltijd als op de groep krijgt de jongere feedback op zijn/haar gedrag. Als het even kan, heeft de jongere aan het einde van fase twee de vijf basisprofielen afgerond. De jongeren leren ook van elkaar. Elke week zijn er twee EQUIP-bijeenkomsten en een Tip-bijeenkomst. In een groep leren jongeren op EQUIP-bijeenkomsten van de trainers hoe ze zich sociaal vaardig gedragen en hoe ze omgaan met kwaadheid en lastige morele keuzes. Tijdens de Tip-bijeenkomst helpen ze elkaar, onder begeleiding van twee trainers, bij het oplossen van moeilijke situaties. Aan het einde van de tweede fase is meestal het oordeel van de rechter bekend. De ketenpartners van het trajectberaad bespreken dan het vervolgtraject. Als de rechter heeft besloten dat de jongere langer in de JJI moet blijven, stelt de JJI een tweede perspectiefplan op. Fase 3 (persoonlijke ontwikkeling) start na ongeveer 12 weken. Naast het dagelijkse onderwijs werkt de jongere in deze fase aan persoonlijke leerdoelen oftewel ontwikkelprofielen. Bovenop de EQUIP-en Tipbijeenkomsten zet de JJI in deze fase gerichte gedragsinterventies in. Elke jongere krijgt interventies aangeboden die aansluiten op zijn/haar problematiek. Welke dat zijn, is vastgelegd in het perspectiefplan. De gedragsinterventies worden uitgevoerd door gedragswetenschappers en andere pedagogische professionals die daartoe zijn bevoegd. Fase 4 (resocialisatie) bereidt de jongere voor op de nieuwe start. Deze periode staat in het teken van scholing en training buiten de inrichting. De jongeren volgen een scholings- en trainingsprogramma en krijgen begeleiding van een Individueel Trajectbegeleider van de JJI en/of de (jeugd)reclassering. Daarnaast worden, waar wenselijk, interventies uit de derde fase voortgezet (doorgaans een ambulante begeleiding). In fase 5 (nazorg) draagt de JJI alle relevante informatie over aan de (jeugd) reclasseerder en de gemeente. De resocialisatie wordt nu geheel buiten de inrichting voortgezet. De (jeugd)reclasseerder ondersteunt de jongeren bij praktische zaken als het (blijven) volgen van een opleiding, het vinden of behouden van werk en wanneer wenselijk ook bij het vinden van woonruimte. Daarnaast ziet de reclasseerder waar nodig toe op het voorzetten van interventies of de behandeling. In bijlage VI is het YOUTURN informatieblad opgenomen.
Lotte Beernink
2011
Pagina 13
Bachelorrapport
2.1.2 Scholing YOUTURN is een verplichte 5-daagse cursus die moet worden gevolgd voor het werken als groepsleider. Jaarlijks worden er opfriscursussen gegeven die een medewerker verplicht is te volgen. Deze cursussen worden aangeboden en gegeven door medewerkers van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Zij zijn dan ook de verantwoordelijke instantie. Het werken volgens YOUTURN geeft het methodisch handelen binnen de JJI een nieuwe impuls. Medewerkers waren al gewend om te gaan met een LVG-doelgroep (licht verstandelijk gehandicapten) als met normaal begaafden. De nieuwe methodiek geeft handvatten om dit optreden meer op maat van de individuele problematiek van de jongeren toe te passen. Hierdoor is een begin gemaakt met meer flexibel optreden en met aanpassen van het handelen naargelang de specifieke eisen van de situatie (Inspectiejeugdzorg veiligheid, 2010). Ook de invoering van de basismethodiek voor alle inrichtingen heeft geleid tot veel meer duidelijkheid en maakt het sturen op kwaliteit van opvoeding en behandeling beter mogelijk dan voorheen. De kwaliteit van het personeel is toegenomen omdat de inrichtingen hebben geïnvesteerd in scholing en begeleiding van het personeel. Daarnaast hebben veel groepen binnen de JJI´s een methodiekcoach aangewezen gekregen die groepsleiders aanstuurt en hun vragen beantwoordt omtrent deze nieuwe methodiek. Ieder jaar vindt er een evaluatie plaatst en kunnen medewerkers aangeven waar zij tegenaan gelopen zijn in hun werk. Deze feedback wordt gebruikt om de methodiek in de toekomst te optimaliseren. 2.1.3 Begeleiding- en opvoedingsstijlen Binnen de (justitiële) jeugdzorg wordt gewerkt met verschillende begeleidings- en opvoedingsstijlen. Elke situatie vraagt om een andere aanpak en benadering. Deze stijlen kunnen onderverdeeld worden in verschillende aspecten: houding, vaardigheid, handeling en opvoeding. Autoritair, democratisch, lasser-faire en negerend zijn de meest genoemde opvoedingsstijlen (Van der Ploeg, 2005). De opvoeders domineren, zijn de baas. De opvoeders bepalen de regels en stellen eisen aan het gedrag van het kind. Het kind hoort te gehoorzamen. Rust, regelmaat en orde staan voorop. Luistert het kind niet, dan volgt een straf. Zo kan een autoritaire opvoedingsstijl omschreven worden. Bij een democratische stijl worden er grenzen gesteld door de opvoeders en worden de regels duidelijk uitgelegd. De opvoeders overleggen met de kinderen en er is ruimte voor eigen inbreng vanuit het kind. Gezag en liefde staan centraal. Ook wordt het zelfstandige gedrag van het kind gestimuleerd. Lassez-faire betekent letterlijk met de wind meewaaien. Opvoeders geven het kind wel positieve aandacht, maar stellen weinig grenzen of eisen. Oftewel: het op zijn beloop laten.mDe negerende opvoedingsstijl kan omschreven worden als: opvoeders stellen geen eisen of grenzen. Er is weinig aandacht, ondersteuning, begeleiding en begrenzing. Uit onderzoek (Winter, 2004) blijkt dat een zogenaamde autoritatieve opvoeding jongeren het beste voorbereidt op het leven in een open, democratische samenleving. Die term wijst op een opvoedingsstijl die eerder wordt gekenmerkt door gezag dan door macht. Opvoeders zijn zorgzaam maar stellen ook duidelijke grenzen, geven veel uitleg, bevorderen de ontwikkeling van eigen verantwoordelijkheid, vertonen duidelijk moreel voorbeeldgedrag en handelen volgens een open, democratische leiderschapsstijl. Uit onderzoek (Universiteit van Amsterdam, z.d.) blijkt dat over het algemeen kinderen en adolescenten met autoritatieve/ democratische opvoeders de laagste scores op Lotte Beernink
2011
Pagina 14
Bachelorrapport
crimineel gedrag hebben en kinderen met negerende ouders de hoogste. Samenvattend, eendimensionale opvoedingskenmerken, zoals weinig toezicht, hard straffen en een slechte ouder- kindrelatie, en opvoedingsstijlen, zoals een negerende opvoedingsstijl, verhogen het risico op delinquent gedrag. Over houding, vaardigheid en handelingen is in de literatuur veel informatie te vinden. Het voert in het kader van dit onderzoek te ver om al deze informatie te beschrijven. Daarom wordt er kort aandacht besteedt aan de bovengenoemde begrippen en tevens zal er tijdens de observatie gescoord worden op deze begrippen. De begrippen terug te vinden in bijlage IV, de observatie checklist. Iedereen bezit bepaalde vaardigheden. Vaardigheden geven aan waar iemand bedreven in is. Vaardigheden zijn doorgaans leerbaar. Dit in tegenstelling tot persoonlijkheidskenmerken en karaktereigenschappen, die meer je stijl of houding bepalen ten opzichte van vaardigheden. Voorbeelden van vaardigheden zijn: inspireren, coachen, samenwerken. Vanuit bepaalde vaardigheden kan gehandeld worden. Voor dit onderwerp worden de handelingen gezien als bijvoorbeeld: bepalen, verbieden of straffen. Houding is de manier waarop iemand zich gedraagt tegenover of denkt over andere mensen, gebeurtenissen, dingen of meningen. In dit onderzoek wordt gekeken naar een open, gesloten, ontvangende of afwerende houding. Door een houding en lichaamspositie kan er respect en belangstelling worden weergegeven (Marwijk, 2011). 2.2 Doelgroep Nederland Hier wordt aandacht besteed aan deelvraag 2, namelijk Wat zijn de kenmerken van de doelgroep binnen de JJI’s in Nederland en in Polen? Paragraaf 2.3 richt zich op de doelgroep in Polen. In subparagraaf 2.2.1 wordt ingegaan op de plaatsing binnen een JJI, op de doelgroep en de daarbij behorende kenmerken in Nederland. Subparagraaf 2.2.2. richt zich op de problematiek van de doelgroep in Nederland. 2.2.1 Plaatsing Als een jongere in Nederland een misdrijf heeft gepleegd kan deze veroordeeld worden tot jeugddetentie. Als een jongere tussen de 12-15 jaar is krijgt deze een straf van maximaal 12 maanden opgelegd in een justitiële jeugdinrichting. Is een jongere 16-17 jaar, dan kan dit maximaal 24 maanden zijn. Bij het plegen van een zwaar geweldsdelict of zedendelict kan de rechter een jongere veroordelen tot een PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen). Er moet dan sprake zijn van een ontwikkelingsstoornis of psychische aandoening. De jongere wordt minimaal twee jaar behandeld in een justitiële jeugdinrichting. Daarna wordt bekeken of het nodig is de maatregel te verlengen. Dit kan tot maximaal vier of zes jaar (Rijksoverheid, 2010). Door gebruik te maken van de basismethodiek YouTurn kan de jongere samen met zijn coach kijken naar wat hij wil leren en hoe hij zich moet ontwikkelen, dit gebeurt middels een individueel traject. Wanneer een jongere in een JJI geplaatst wordt in beginsel een groepsgrootte aan gehouden van maximaal acht jongeren. Daarnaast zou de groepsgrootte al naar gelang de problematiek van de jongeren moeten kunnen variëren. Jongeren met ernstige problematiek zouden in groepen van maximaal zes geplaatst moeten worden. Jongeren met een wat lichtere problematiek zouden dan in groepen van maximaal acht kunnen worden geplaatst. De groepen worden primair naar leeftijd ingedeeld, waarbij de Lotte Beernink
2011
Pagina 15
Bachelorrapport
psychologische leeftijd en de ontwikkelingsfase van de jongere de criteria vormen. Bij de indeling in groepen is het ook van belang aandacht te besteden aan de duur van het verblijf van de jongere: het is moeilijk werken met een groep waarbinnen de verblijfsduur sterk varieert en het groepsproces voortdurend wordt verstoord door wisseling in de samenstelling (Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, 2010). Naast gewone groepen, zijn er in ook groepen voor extra kwetsbare jongeren. Denk bijvoorbeeld aan zwakbegaafde jongeren die niet kunnen functioneren binnen een normale leergroep (Dienst Justitiële Inrichtingen, 2010). Een aantal voorbeelden: - LVG: jongeren met een laag IQ (tussen de 55 en 70) krijgen een behandeling die is aangepast op hun problemen. Deze jongeren kunnen niet functioneren in een gewone groep en ze krijgen aangepast onderwijs. - PSYCHIATRIE: Voor jongeren met ernstige (acute) psychiatrische problemen. - ZEDEN: Voor jongeren met ernstige seksuele problemen. - INDIVIDUEEL: Sommige jongeren verstoren het groepsproces in een leefgroep. Zij worden op een speciale afdeling individueel behandeld. - FORENSISCHE OBSERVATIE: Hier worden jongeren zeven weken geobserveerd. Daarna wordt advies uitgebracht aan de rechter. Dit advies gaat over de op te leggen straf of maatregel, of over de voortzetting van de behandeling. Binnen de JJI’s in Nederland wordt gewerkt aan de hand van een dagprogramma. Hieronder volgt een voorbeeld daarvan: 07.15 - 08.30 uur Opstaan, douche, ontbijt en corvee 08.30 - 09.00 uur Verblijf in buitenlucht 09.00 - 12.00 uur Onderwijs 12.00 - 13.00 uur Middagmaaltijd , corvee, extra luchtmomentje 13.00 - 15.00 uur Onderwijs 15.00 - 16.00 uur Vrije tijd en vorming/ Bibliotheek/ Leefgroep 16.00 - 16.30 uur Verblijf in buitenlucht 16.30 - 17.30 uur Verblijf op eigen kamer 17.30 - 18.30 uur Avondeten en corvee 18.30 - 20.30 uur Vrije tijd en vorming/ Bibliotheek/ Sport/ Soos/ Leefgroep 20.30 uur Iedereen gaat naar de eigen kamer 23.00 uur Licht en tv uit 2.2.2 Problematiek Gemiddeld hebben jongeren in Nederland al in drie andere internaten gezeten voor ze in een JJI worden geplaatst (Boendermaker, 2009). Enerzijds is dit ten gevolge van het Nederlands beleid, waar eerst voor lichtere vormen van hulpverlening wordt gekozen, alvorens op een zware maatregel wordt overgegaan. Anderzijds geeft dit ook een indruk van de ernst van de problematiek van de jongeren. Uit onderzoeken van Van den Elzen (1999 in: Boendermaker, 2009) en Vreugdenhil (2003 in: Boendermaker, 2009) komt naar voren dat er veelal sprake is van ofwel een oppositionele opstandige gedragsstoornis (oppositional defiant disorder, ODD) of van de gedragsstoornis (conduct disorder, CD). Voor ODD zijn een negatieve en vijandige houding en openlijke ongehoorzaamheid kenmerkend. In de DSM IV (American psychiatric association, 2001) worden de volgende kenmerken genoemd: - Vaak driftig Lotte Beernink
2011
Pagina 16
Bachelorrapport
- Vaak ruzie - Vaak opstandig of weigert zich te voegen naar verzoeken of regels - Vaak met opzet anderen ergeren - Vaak anderen de schuld geven van eigen fouten of wangedrag - Vaak prikkelbaar en ergert zich gemakkelijk aan anderen - Vaak boos en gepikeerd - Vaak hatelijk en wraakzuchtig. Voor CD zijn in de DSM IV de volgende kenmerken op de volgende gebieden opgesteld: - Agressie gericht op mensen en dieren - Vernieling van eigendom - Leugenachtigheid of diefstal - Ernstige schending van regels Daarnaast heeft volgens het onderzoek van Van den Elzen (1999) 70% en volgens dat van Vreugdenhil(2003) 72% van de jongeren een andere stoornis zoals autisme spectrumstoornissen, stemmingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, hechtingsstoornissen, middelenafhankelijkheid, ADHD en/ of psychotische verschijnselen. Andere veelvoorkomende problematieken bij jeugdigen in de justitiële jeugdinrichtingen (Boendermaker, 2009): - Meervoudige gedragsproblematiek - Extreem grensoverschrijdend gedrag - Gedragsproblemen op meerdere gebieden - Psychiatrische problematiek - Problemen op relationeel vlak - Gebrekkige gewetensvorming - Middelenmisbruik Het voert te ver om in het kader van dit hoofdstuk om een gedetailleerde beschrijving van deze type stoornissen en problematieken te geven. Daarvoor wordt verwezen naar twee psychiatrische- en psychopathologische leerboeken van Verhulst (2006) en Vandereycken (2008). In het bovenstaande wordt aandacht besteed aan de (oppositionele) gedragsstoornis, daarom wordt hieronder enkele kenmerken van de andere veelvoorkomende problematieken beschreven. Een veelgenoemd kenmerk is een gebrekkige of verstoorde gewetensontwikkeling; geen besef van normen en waarden, bagatelliseren van delicten, geen schuldgevoel, zwakke identiteit. Ook een verstoorde of gebrekkige agressieontwikkeling wordt vaak genoemd: onredelijke woede, de bedoelingen van anderen als vijandig interpreteren, minder in staat tot niet-agressieve oplossingen (Boendermaker, 2009). Kenmerken van een internaliserende stoornis zijn: depressieve klachten, angsten, dwanggedachten, zelfbeschadiging, suïcidaal, psychosomatische klachten, hechtingsproblemen en stemmingsstoornissen. Als er gekeken wordt naar het middelengebruik kan gezegd worden dat er bij flinke groep jongens en meisjes sprake is van overmatig of riskant gebruik van alcohol en drugs. Uit onderzoek van Korf, Benschop en Rots (2005 in: Boendermaker, 2009) blijkt dat meisjes voor hun opname meer, en meer verschillende middelen te hebben gebruikt dan jongens. Van den Elzen (1999) bekeek gedetineerde jongens en meisjes en
Lotte Beernink
2011
Pagina 17
Bachelorrapport
constateerde bij 45% een stoornis op het gebied middelengebruik. Er wordt gesproken over afhankelijkheid van drugs, alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid. Factoren in gezin en omgeving spelen een grote rol bij de ontwikkeling van een kind of jeugdige. Belangrijke informatie met betrekking tot ouders en opvoeding; ouders zijn onmachtig, wisseling in opvoeder (opvanghuizen, familie, allen), mishandeling door ouders, ruzies tussen ouders/ kinderen, ernstige financiële problemen van ouders, middelengebruik, ziekte of handicap, criminaliteit van ouders, psychische problemen, klein sociaal netwerk. Uit een onderzoek van Bullens e.a. (2006 in: Boendermaker, 2009) blijkt dat jongens aan wie een PIJ is opgelegd uit gezinnen komen met meer problemen dan de jongens met een OTS. 2.3 Doelgroep Polen Hier wordt nogmaals aandacht besteed deelvraag 2, namelijk: Wat zijn de kenmerken van de doelgroep binnen de JJI’s in Nederland en in Polen? In subparagraaf 2.3.1 wordt ingegaan op de plaatsing binnen een JJI, op de doelgroep en de daarbij behorende kenmerken in Polen. Subparagraaf 2.3.2. richt zich op de problematiek van de doelgroep in Polen. 2.3.1 Plaatsing Uit persoonlijke gesprekken (J. Lupaczewski, persoonlijke mededeling, 10 februari 2010) met de directeur in de jeugdgevangenis in Polen werd duidelijk dat in Polen jongeren die schuldig zijn aan misdrijf geplaatst worden in een jongerenopvang. In deze opvang zitten zowel jongens die in afwachting van hun straf zijn als jongens die hun straf uitzitten. De leeftijd van deze jongeren ligt tussen de 13 en 21 jaar, anders dan in Nederland worden deze jongeren niet op aparte groepen ondergebracht, maar zitten alle leeftijden door elkaar heen. In Polen bestaat een vergelijkbare - volwassen - TBS (terbeschikkingstelling) maatregel wel, onduidelijk is of er een soort van PIJ-maatregel bestaat. Bij SDN Chojnice kunnen jongens met alle gepleegde delicten geplaatst worden: van drugshandel tot een gewelddadige overval, van joyriding tot verkrachting (M. Gostomski, persoonlijke mededeling, 12 april 2011). In Polen wordt gekeken naar het delict en niet naar de dader, dus wordt geen verschil gemaakt tussen een dader van 13 jaar of een dader van 21 jaar, dat is mede de reden waarom jongens van deze leeftijden bij elkaar worden geplaatst. Er wordt niet individueel gekeken naar de delinquent. Dit houdt in dat er jongens van verschillende leeftijden en met verschillende delicten op dezelfde groep geplaatst kunnen worden. In deze JJI in Polen leven ze samen met 11 andere jongens op een groep. Wel wordt er soms rekening gehouden met de attitude en het gedrag van een jongere (J. Lupaczewski, persoonlijke mededeling, 12 april 2011). Zoals beschreven in subparagraaf 2.2.1 is er veel bekend over de doelgroep en de daarbij behorende kenmerken van de jongeren binnen de JJI’s in Nederland. Over de doelgroep en de verschillende kenmerken van de jongeren in Polen is weinig bekend vanuit de literatuur en bestaande documentatie. Hier wordt aandacht aan besteed in paragraaf 2.3.2 en tijdens het interview en de enquêtes. Deze informatie is terug te vinden in hoofdstuk 4, de resultaten.
Lotte Beernink
2011
Pagina 18
Bachelorrapport
Uit persoonlijke gesprekken met de directeur van deze JJI (J. Lupaczewski, persoonlijke mededeling, 16 februari 2011) blijkt dat de instelling gebruikt wordt voor verschillende plaatsingen. Sommige jongens zitten er hun straf uit, maar anderen worden door daar de rechter geplaatst voor observatie, om pas na de hand een straf uit te spreken. Zoals ook in de paragraaf 1.1, de aanleiding, beschreven wordt is er plek voor in totaal 66 jongens. Verder blijkt uit deze persoonlijke gesprekken dat er vier reguliere, één instroomgroep en één speciale groep is. De speciale groep heeft plek voor zes jongens, en kan dienen als crisisplek. Kenmerken van deze groep zijn onder andere; delictgevaarlijk en een hoog recidiverisico. De instroomgroep heeft als doel de jongens regels en discipline bijbrengen, er wordt voornamelijk vanuit macht en een autoritaire stijl gewerkt. Gemiddeld verblijven de jongens 2-4 weken op de instroomgroep. Op de vier reguliere groepen worden de jongens voornamelijk groepsgewijs begeleidt en licht de nadruk ook op een autoritaire opvoedingstijl en zijn de begeleiders leidend en bepalend ten opzichte van de jongens. (J. Lupaczewski, persoonlijke mededeling, 12 april 2011). Gemiddeld verblijven de jongens 8-10 maanden binnen deze instelling. Dit komt omdat de meeste jongens hier verblijven in afwachting van de uitspraak van de rechter. Nadat dat de rechter haar uitspraak heeft gedaan kan het voorkomen dat de jongere zijn straf bij SDN Chojnice uit zit, maar over het algemeen wordt de jongere dan doorgeplaatst naar een andere (jeugd)gevangenis (M. Gostomski, persoonlijke mededeling, 12 april 2011). In subparagraaf 2.2.1. wordt beschreven dat er in Nederland gewerkt wordt met dagprogramma’s, dit geldt ook in Polen. Hieronder volgt een voorbeeld van een dagprogramma maandag t/m zaterdag en zondag. Dit is een dagprogramma dat voor de gehele groep geldt: Doordeweeks: 07.00 – 07.20 uur Opstaan, ‘Appel’ 07.20 – 08.00 uur Douchen, aankleden 08.00 – 08.05 uur ‘Appel’ 08.10 – 10.45 uur Onderwijs of Workshops 10.45 – 11.10 uur Ontbijt 11.10 – 13.45 uur Onderwijs of Workshops 13.45 – 14.10 uur Warme maaltijd 14.10 – 14.55 uur Onderwijs of Workshops 14.55 – 15.00 uur ‘Appel’ 15.00 – 16.00 uur Fitness 16.00 – 17.00 uur Poolen 17.00 – 18.00 uur Lezen 18.00 – 18.15 uur Broodmaaltijd, ‘Appel’ 18.15 – 19.30 uur Huiswerk/ Lezen 19.30 – 20.00 uur Woonkamer 20.00 – 20.30 uur Schoonmaken, Opruimen, ‘Appel’ 20.30 – 20.45 uur Naar kamer in stilte 21.00 – 06.30 uur Avondklok, Licht uit
Extra: - Om 18.15 uur, na de broodmaaltijd, moeten de jongens hun pyjama aantrekken. - Op zondag, voor de broodmaaltijd, moet de jongens hun pyjama aantrekken.
Zondag: 07.00 – 08.00 uur Opstaan, Douchen, ‘Appel’ Lotte Beernink
2011
Pagina 19
Bachelorrapport
08.00 – 09.00 uur Ontbijt 09.00 – 10.00 uur Film kijken 10.00 – 11.00 uur Film kijken 11.00 – 12.00 uur Sporten 12.00 – 13.00 uur Warme maaltijd, ‘Appel’ 13.00 – 14.00 uur Poolen 14.00 – 15.00 uur Woonkamer 15.00 – 16.00 uur Lezen 16.00 – 17.00 uur Groepstijd; bezoek van huis, telefoon van/ naar huis of sport 17.00 – 18.00 uur Groepstijd; bezoek van huis, telefoon van/ naar huis of sport 18.00 – 18.15 uur Broodmaaltijd, ‘Appel’ 18.15 – 19.30 uur Huiswerk/ Lezen 19.30 – 20.00 uur Woonkamer 20.00 – 20.30 uur Schoonmaken, Opruimen, ‘Appel’ 20.30 – 20.45 uur Naar kamer in stilte 20.45 – 06.30 uur Avondklok, Licht uit Zoals in bovenstaande schema’s (voor de Poolse versie zie bijlage V) duidelijk wordt, gaan de jongens in Polen van maandag tot zaterdag naar school of de workshops. De reden hiervoor is onduidelijk. Zoals de inleiding van de dagprogramma’s al aangaf zijn dit groepsschema’s, dit betekent dat er geen individuele tijd of activiteit is ingeroosterd. Alles gebeurd in groepsverband, in Polen verblijven er drie jongens per cel. Verder zijn er geen luchtmomenten ingepland: wanneer de jongens van de groep naar het werk gaan (of andersom), komen ze enkele minuten buiten en dit wordt als luchtmoment beschouwd (J. Lupaczewski, 2011). Onder het ‘appel’ wordt het volgende verstaan: Elke ochtend voor school- werktijd en elke middag na school- werktijd moeten de jongens bij hun eigen groep gaan staan, waarvan 1 jongen een soort 'groepsleider' is. De in totaal vier of vijf 'groepsleiders' komen naar voren en staan tegenover 1 bewaker. Zij kregen een soort commando, lopen terug naar de groep, roepen: Dzien Dobre (“Goedendag”) en de groep roept dit terug. Ze worden daarna naar hun lokaal, werkplek of groep begeleidt door de docent, begeleider en bewaker. Ditzelfde ritueel wordt bij elke maaltijd en voor en na een activiteit herhaald. De namiddag en begin van de avond op zaterdag wordt gebruikt voor de ‘Heilige Mis’, groepsschoonmaak en een groepsvergadering. 2.3.2 Problematiek In tegenstelling tot in Nederland komt een drugsverslaving in Polen relatief weinig voor, daar tegenover staat dat er een groter aantal alcoholverslaafden voorkomt. De reden hiervoor is dat de jongens vaak uit gezinnen komen, waar de alcohol zelf gebrouwen en veel gedronken wordt. Daarnaast is alcohol in Polen over het algemeen makkelijker verkrijgbaar en goedkoop (bij winkels, of eigen familie). Voorbeeld: een 13-jarige jongen kan in Polen vaak zonder enige moeite bier of andere alcoholische dranken bij de supermarkt halen. Drugs is in Polen een heel ander verhaal, het is bijna niet verkrijgbaar en wanneer dit wel het geval is zijn de prijzen erg hoog. Omdat mensen uit Polen relatief weinig verdienen, is de keuze voor alcohol of drugs snel gemaakt; alcohol is makkelijker
Lotte Beernink
2011
Pagina 20
Bachelorrapport
verkrijgbaar en veel minder duur (G. Razynska, persoonlijke mededeling, 10 maart 2011). Ook in Polen spelen factoren in gezin en omgeving spelen een grote rol bij de ontwikkeling van een kind of jeugdige. In Polen is de armoede en werkloosheid hoog wat een negatief effect heeft op de gezinnen (J. Lupaczewski, persoonlijke mededeling, 16 februari 2011). De meest voorkomende problemen zijn: ernstige financiële problemen van ouders, criminaliteit van ouders, alcoholgebruik, alcohol brouwen en de verkoop daarvan, weerstand jegens hulpverlening, mishandeling door ouders of familie. De meerderheid van de jongens binnen deze JJI komt uit een ‘gebroken gezin’. Zo’n 90% van deze gezinnen kamt met financiële- en verslavingsproblemen op het gebied van alcohol. Bij SDN Chojnice worden geen jongens met andere psychopathologische aspecten behandeld. Wanneer een jongere een delict pleegt en er is een stoornis gediagnosticeerd, dan wordt deze jongere naar een andere instelling in Polen verwezen (M. Gostomski, persoonlijke mededeling, 14 april 2011). 2.4 Werkwijze In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de derde theoretische onderzoeksvraag, namelijk ‘Hoe ziet de huidige wijze van behandeling en begeleiding eruit op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach zoals beschreven in de bestaande documentatie, literatuur?´ Uit de bestaande documentatie in de JJI in Polen blijkt dat daar gewerkt wordt met aspecten uit de Goldsteinmethode. Verder wordt er gebruikt gemaakt van een punten- en beloningssysteem. De jongens kunnen in totaal per dag 15 punten verdienen (School 5 punten; Groep 5 punten; Gedrag 5 punten). Deze punten krijgen ze voor goed gedrag, inzet en geen tegenspraak. De beloningen die hier tegenover staan zijn: meer zakgeld, een extra telefoongesprek naar huis of een ochtend zwemmen met één van de begeleiders. Aan het eind van een week worden alle punten bij elkaar opgesteld en degene met de meeste punten krijgt barso dobra (heel goed) achter zijn naam en een beloning. Deze beloningen staan vast en iedereen kan uit hetzelfde kiezen. Er zijn geen individuele beloningen aanwezig. De Goldsteintraining is bedoeld om vaardigheden en sociale zelfredzaamheid van kansarme mensen, minder begaafde personen, of mensen met autisme, te stimuleren. De trainer is directief, maar creëert ook een vertrouwelijke sfeer. Tijdens de bijeenkomsten wordt veel positieve bekrachtiging gebruikt, door het geven en laten geven van complimenten. Na iedere bijeenkomst wordt huiswerk opgegeven, zoals het oefenen van een nieuw geleerde gedraging. Hierover moet in de volgende bijeenkomst gerapporteerd worden. De trainer doet een sterk appel op de eigen verantwoordelijkheid van iedere deelnemer, zoals bij het uitvoeren van huiswerkopdrachten (Van der Zee, van der Molen & van der Beek, 1998). Het hoofddoel van de methode is het bevorderen van de sociale redzaamheid. Dit hoofddoel van de methode is onder te verdelen in drie subdoelen. Als eerste subdoel wordt er gewerkt aan het opdoen van kennis over de sociale vaardigheden waar de jongeren mee aan het werk gaan. De jongere weet uit welke stappen een vaardigheid is opgebouwd en hoe hij of zij een vaardigheid kan gebruiken.
Lotte Beernink
2011
Pagina 21
Bachelorrapport
Het tweede subdoel is om de vaardigheden van de jongere uit te breiden, zodat de jongere uit meerdere manieren van gedrag kan kiezen wanneer hij of zij bijvoorbeeld ergens op moet reageren. Het derde subdoel pleit voor het vergroten van het zelfvertrouwen van de jongeren, zodat de jongere meer durft met betrekking tot sociale situaties en zich sterker voelt om er daadwerkelijk deel te nemen aan sociale situaties (Brommersma, 2008). Goldstein ziet zijn 'structured learning therapy' als een methode, die tegemoet komt aan de behoeften, leefwijze en leefwereld van de lower-class client (Van der Zee, et al. 1998). Zijn methode is gericht op het vergroten van vaardigheden. Via het aanleren van vaardigheden wordt autonomie, assertiviteit, interne controle, accuraatheid van waarnemen en communiceren, tolerantie voor frustratie en ambiguïteit van de cliënt vergroot, om hem beter opgewassen te doen zijn tegen de eisen die het (dagelijkse) leven aan hem stelt. Deze vaardigheden (skills) worden de cliënten aangeleerd via een viertal componenten: modeling, gedragsoefening, sociale bekrachtiging en transfertraining. Informatie over de Goldsteintraining is terug te vinden in bijlage IX. 2.5 Verschillen en overeenkomsten In deze paragraaf is een tabel opgenomen met betrekking tot de verschillen en overeenkomsten in de JJI’s in Nederland en in Polen. Middels deze tabel wordt al deels antwoord gegeven op deelvraag 5: ‘Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de behandeling en begeleiding zoals beschreven in de basismethodiek YouTurn en de wijze van behandeling en begeleiding op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach zoals beschreven vanuit de bestaande documentatie, literatuur en gezien vanuit een participerende observatie?’ Tabel 1: verschillen en overeenkomsten tussen beide landen
Leeftijd Detentie
Nederland 12 – 18 jaar (uitloop: 24 jaar met PIJ-maatregel) 12-15 jaar: Maximaal 12 maanden 16-17 jaar: Maximaal 24 maanden (m.u.v. PIJ-maatregel)
Problematieken
Meest voorkomend: - Gedragsstoornis - ADHD - Middelengebruik Groepssamenstelling Max. 8 jongeren per groep; Op leeftijd ingedeeld; Gelet op psychologische leeftijd en de ontwikkelingsfase; Min. 2 begeleiders per groep; Extra groepen - LVG; - Psychiatrie; - Zeden; Lotte Beernink
2011
Polen 13 – 21 jaar Gemiddeld 8-10 maanden in afwachting Daarna geen maximum. Voorbeeldstraf: 2 jaar detentie + 1 jaar in een resocialisatie-instelling. Meest voorkomend: - Alcoholgebruik - Probleem- en gebroken gezinnen Max. 12 jongeren per groep; Plaatsing waar op dat moment plek is; 1 begeleider per groep; - Blijvend delictgevaarlijk + recidiverisico; - Instroomgroep Pagina 22
Bachelorrapport
Dagprogramma’s Begeleiding/ Behandeling
Onderwijs
- Individueel; - Forensische Observatie; Ja Individuele begeleidings- en behandelplannen; YouTurn; Sociotherapie; Reclassering; Maandag t/m vrijdag
Ja Sociotherapie; Aspecten Goldstein; Punten- beloningsysteem; Maandag t/m zaterdag
2.6 Samenvatting Door operationalisering van de belangrijkste begrippen uit het onderzoek wordt een basis gelegd voor het onderzoek. In paragraaf 2.1 is beschreven wat de basismethodiek YOUTURN inhoudt. In YOUTURN draait alles om het aanleren van eigen verantwoordelijkheid. Medewerkers van de groep en docenten van de school (de trainers) leren jongeren omgaan met kwaadheid, lastige morele keuzes en hoe ze zich sociaal vaardig kunnen gedragen. Vervolgens gaan de jongeren onder leiding van trainers elkaar helpen om moeilijke situaties op te lossen. Voor de jongeren brengt YOUTURN duidelijkheid en continuïteit. De YOUTURN bestaat uit 5 fasen. In paragraaf 2.2 is aandacht besteed aan theoretische deelvraag 2. Hier wordt beschreven wat de doelgroep binnen JJI’s in Nederland en in Polen is. Iemand in Nederland tussen de 12 en de 18 jaar die schuldig is aan een (ernstig) misdrijf, kan de kinderrechter een plaats in een jeugdinrichting opleggen. Dit wordt een PIJ-maatregel genoemd. "PIJ" staat voor "Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen". In de leeftijd van 12 tot 15 jaar krijgen jongeren maximaal een straf van een jaar in een justitiële jeugdinrichting opgelegd. Is een jongere 16 of 17 jaar, dan is de straf maximaal twee jaar.. Het doel van de PIJ-maatregel is om de minderjarige te laten begrijpen wat de maatschappij van hem of haar verwacht. Ook wordt de minderjarige voorbereid op terugkeer in de samenleving door de YOUTURN, EQUIP- en TIP bijeenkomsten. De meest voorkomende stoornissen zijn; antisociale gedragsstoornissen en oppositioneel opstandig gedrag, met daarbij voorkomend veelal ADHD, middelengebruik en een gebrekkige gewetensvorming. Paragraaf 2.3 besteedt aandacht aan de doelgroep in Polen. Bij SDN Chojnice komen jongens in de leeftijd van 13 tot 21 jaar oud, met diverse problematieken en delictgeschiedenissen. In Polen word een JJI een jeugdopvang genoemd, de reden die hiervoor gegeven wordt is dat zij jongens opvangen die nog in afwachting zijn van hun straf, maar ook jongens die hun straf moeten uitzitten. In Polen worden 12 jongens per groep geplaatst, hierbij wordt niet gelet op de (psychologische) leeftijd. De meest voorkomende problematieken zijn: alcoholgebruik en het systeem waar de jongere uit komt. Binnen SDN Chojnice worden geen jongens met een stoornis behandeld. In paragraaf 2.4 wordt beschreven hoe de huidige wijze van behandeling en begeleiding in Polen er uit ziet. Uit de bestaande documentatie in de JJI in Polen blijkt dat daar gewerkt wordt met aspecten uit de Goldsteinmethode en een punten- en beloningensysteem. Goldsteintraining is een trainingsmethodiek, ontwikkeld door Lotte Beernink
2011
Pagina 23
Bachelorrapport
Arnold Goldstein in de jaren zeventig (Van der Zee, et al. 1998). Goldsteintraining is bedoeld om vaardigheden en sociale zelfredzaamheid van kansarme mensen, minder begaafde personen, of mensen met autisme, te stimuleren en te vergroten. Verder wordt er gebruikt gemaakt van een punten- en beloningssysteem. De jongens kunnen in totaal per dag 15 punten verdienen (School 5 punten; Groep 5 punten; Gedrag 5 punten). Deze punten krijgen ze voor goed gedrag, inzet en geen tegenspraak.
Lotte Beernink
2011
Pagina 24
Bachelorrapport
HOOFDSTUK 3 METHODE VAN ONDERZOEK_________________________________ In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksmethodologie beschreven en beargumenteerd. In paragraaf 3.1 wordt het type onderzoek benoemd, in paragraaf 3.2 volgt de onderzoeksmethode en in paragraaf 3.3 komt de onderzoeksomvang aan bod. Paragraaf 3.4 richt zich op de verantwoording van de gebruikte instrumenten. De validiteit en betrouwbaarheid komen respectievelijk in paragraaf 3.5 en 3.6 aan bod. In paragraaf 3.7 komen enkele ethische overwegingen aan bod. Ter afsluiting van het hoofdstuk wordt in paragraaf 3.8 een samenvatting gegeven met de belangrijkste aspecten van het onderzoek. 3.1 Type onderzoek Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de huidige situatie, wordt er gewerkt met een inventariserende onderzoeksvorm. Door middel van dit onderzoek wordt de huidige situatie in kaart gebracht (Migchelbrink, 2009). Er wordt geïnventariseerd hoe er momenteel behandeld en begeleid wordt op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis, daarnaast wordt duidelijk hoe de begeleiders hier tegenaan kijken en hoe de jeugdige delinquenten dit ervaren. Verder wordt onderzocht hoe de begeleiding en behandeling geoptimaliseerd kan worden, rekening houdend met de in Nederland gebruikte basismethodiek YouTurn. 3.2 Onderzoeksmethode Dit onderzoek zal diepgaand zijn. Er wordt namelijk toegespitst op de optimalisering van de huidige behandeling en begeleiding in de JJI in Polen aan de hand van een interview, een participerende observatie en enquêtes. De interviews en enquêtes zullen zowel open als gesloten vragen bevatten. Daarnaast bevatten de vragen zowel een kwalitatieve als kwantitatieve aspecten gericht op meningen, feiten, kennis, vaardigheden en belevingen. De enquêtes worden schriftelijk ingevuld door veertien jongeren en zes groepsleiders. Tevens zal er een face-to-face interview met de directeur plaatsvinden. Ook kan er gesproken worden van een empirisch onderzoek. Het wordt namelijk in de praktijk uitgevoerd. De begrippen YOUTURN, doelgroep en SDN Chojnice worden aan de hand van de theoretische deelvragen en literatuur geoperationaliseerd. Deze begrippen vormen de basis voor het onderzoek. Hierdoor kan er gesproken worden van een kwalificerende methode (Heerink, Pinkster & van der Werf, 2009). 3.3 Onderzoeksomvang In de te onderzoeken JJI in Polen zitten 66 jongens in de leeftijd van 13 tot en met 21 jaar. Deze jongens zijn verspreid over zes groepen; vijf leefgroepen + één crisisgroep. In dit onderzoek wordt er in de steekproef een groep van in totaal veertien jongens meegenomen, verspreid over verschillende leefgroepen. Daarnaast werken er zes groepsleiders mee aan de enquête. Met de directeur zal een interview plaatsvinden. Op grond van inhoudelijke representativiteit wordt slechts een kleine groep van zes professionals en veertien jongens geselecteerd. Deze groep vormt de steekproef. De onderzoeker heeft in overleg met de directeur deze groep geselecteerd. De populatie is gelijk aan de steekproef, waardoor er gesproken wordt over een selecte streekproef (Heerink, Pinkster & van der Werf, 2009).
Lotte Beernink
2011
Pagina 25
Bachelorrapport
3.4 Verantwoording instrumenten Om gegevens voor het onderzoek te verzamelen is er gebruik gemaakt van een aantal instrumenten. - Voor het beantwoorden van de theoretische deelvragen zijn de volgende instrumenten gebruikt: literatuur en bestaande documenten. Dit is terug te vinden in de literatuurlijst. - Om de sterke, zwakke en verbeterpunten van de huidige begeleidingwijze volgens de jongens in kaart te brengen is gebruik gemaakt van een enquête met gesloten en open vragen. De enquête wordt op papier aangeboden aan 14 jongens in het Pools. De enquête is onderverdeeld in zes thema´s met in totaal 28 vragen. De thema´s richten zich op: Algemene gegevens, de begeleiding, regels, het dagprogramma, individuele aspecten en de groep. De enquête is terug te vinden in bijlage I. - Om de sterke, zwakke en verbeterpunten van de huidige begeleidingswijze en de ideeën daarover, gezien door de begeleiders in kaart te kunnen brengen is gebruik gemaakt van een enquête met gesloten en open vragen. De enquête wordt op papier aangeboden aan 6 begeleiders in het Pools. De enquête is onderverdeeld in vijf thema’s met in totaal 25 vragen. De thema’s zijn respectievelijk: Algemene gegevens, de huidige werkwijze, de Goldsteinmethode, begeleiding en behandeling en persoonlijke ontwikkeling. De enquête is terug te vinden in bijlage II. - Om de sterke, zwakke en verbeterpunten van de huidige begeleidingswijze en de ideeën daarover, gezien door de directeur in kaart te kunnen zal er een face-to-face interview plaatsvinden. Het interview is terug te vinden in bijlage III. Er wordt gewerkt met een gestructureerde interviewvorm (Migchelbrink, 2009). Het diepte-interview zal afgenomen worden aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst met open aspecten. Vooraf is een serie vragen gerangschikt, de vragen hebben een open karakter, zodat allerlei antwoorden gegeven kunnen worden. Er zijn geen aangegeven antwoordrubrieken. De thema’s die behandeld zullen worden zijn: Algemene aspecten en kenmerken van de instelling en de doelgroep, de groepen, (individuele) begeleiding en behandeling, activiteitenaanbod. Extra onderwerpen zijn: het rechtssysteem en meest voorkomende delicten en straffen. Verantwoording enquête en interview Deelvraag 6 en 7 zijn gericht op het inventariseren van de sterke, zwakke en verbeterpunten met betrekking tot de begeleiding en behandeling op de leefafdeling. Het inventariseren van deze aspecten gebeurt aan de hand van de enquêtes en het interview. In deze paragraaf worden enkele enquête- en interview vragen verantwoord. De vragen die in de subparagrafen aan bod komen, illustreren duidelijk de koppeling met deelvragen. Alle andere enquête- en interviewvragen zijn terug te vinden in bijlage I, II en III. 3.4.1 Deelvraag 6 Wat zijn de sterke en zwakke met betrekking tot de begeleiding en behandeling op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach benoemd door de begeleiders, jongens, en directeur? Enquêtevragen: Zoals de deelvraag al aangeeft zijn deze vragen gericht op het inventariseren van sterke en zwakke punten met betrekking tot de begeleiding en behandeling op de leefafdeling. De vragen 6, 10, 11, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 25 vallen hieronder. Deze vragen zijn allen
Lotte Beernink
2011
Pagina 26
Bachelorrapport
gericht op het meten van effectiviteit, tevredenheid, voordelen en nadelen. Ter verduidelijking volgen hier nu twee vragen die illustrerend zijn voor deelvraag 6. Vraag nummer 14: Welke voordelen heeft de Goldsteinmethode volgens u? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Het verbetert de kwaliteit van hulpverlening aan de jongeren Het geeft jongeren de mogelijkheid een weloverwogen keuze te maken Het geeft inzicht in de kwaliteit van de hulpverlening Het verbetert de samenwerking binnen de instelling Het geeft de jongeren inzicht in hun eigen handelen Het geeft medewerkers inzicht in hun eigen handelen Je kunt je handelen meer adequaat verantwoorden De Goldsteinmethode heeft geen voordelen Geen mening/ Geen idee Anders, namelijk Vraag nummer 15: Welke nadelen heeft de Goldsteinmethode volgens u? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Het levert veel bureauwerk op Er is minder vrijheid voor de groepsleider Er is minder vrijheid voor de jongere Er is minder vrijheid voor de instelling Het houdt te weinig rekening met individuele problematieken Effect is niet te meten, maar wordt individueel bepaald De Goldsteinmethode werken heeft geen nadelen Geen mening/ Geen idee Anders, namelijk
Interviewvragen: De enquêtevragen zijn niet genummerd, maar zijn ingedeeld op categorie. De vragen zijn onder andere gericht op algemene aspecten, groepsindeling, activiteitenaanbod en begeleiding en behandeling. De reden hiervoor is dat er gewerkt wordt met een halfgestructureerde interviewvorm (Migchelbrink, 2009). Het diepte-interview zal afgenomen worden aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst met open aspecten. Vooraf is een serie vragen gerangschikt, de vragen hebben een open karakter, zodat allerlei antwoorden gegeven kunnen worden. Er zijn geen aangegeven antwoordrubrieken, doorvragen is hierbij van belang. De vragen hieronder illustreren de koppeling met deelvraag 6:
Wat vindt u van de huidige manier van begeleiding en behandeling? Bent u hier tevreden of ontevreden over? Kunt u uitleggen hoe dat komt? Hoe komt het dat er is gekozen voor aspecten uit de Goldsteinmethode?
Werkt u met individuele begeleidings- behandelplannen? Waarom wel of waarom niet? Als u daar wel mee werkt, kunt u uitleggen hoe zo’n plan tot stand komt? Welke aspecten worden daarin meegenomen (doelen, (on)mogelijkheden, kwaliteiten)?
Lotte Beernink
2011
Pagina 27
Bachelorrapport
3.4.2 Deelvraag 7 Hoe willen de begeleiders, jongens en directeur de huidige begeleidingswijze op de leefafdeling in de jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach geoptimaliseerd zien? Enquêtevragen: Zoals de deelvraag al aangeeft zijn deze vragen gericht op het inventariseren van de optimalisatiemogelijkheden van de huidige begeleidingswijze op de leefafdeling. De vragen 11, 20, 21, 22, 23, 24, 25 verduidelijken die mogelijkheden. Hieronder volgen twee vragen ter illustratie van deelvraag 7. Vraag nummer 20: Wat is er volgens u nodig om de kwaliteit van de behandeling en begeleiding te optimaliseren? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Meer financiën Opleidingsmogelijkheden Regelmatig trainingen/ cursussen Meer personeel Kleinere groepen Meer bewegingsvrijheid voor het personeel (Bv. Eigen keuzes maken) Groepen ingedeeld op leeftijd Ander dagprogramma Andere regels en afspraken Roulatie groepsleiders op verschillende groepen Beter of ander vooruitzicht met betrekking tot nazorg van jongere Andere methoden ga naar vraag 21 Niets Geen idee Anders, namelijk Vraag nummer 25: Wat heeft u nodig om uw werkzaamheden te kunnen optimaliseren? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Samenwerken met andere instanties Informatie vanuit leidinggevenden Informatie vanuit literatuur Mogelijkheid om een studie te volgen Mogelijkheid om cursussen/ trainingen te volgen Mogelijkheid om een studiedag bij te wonen Mogelijkheid om deel te nemen aan onderzoek Ik heb niets nodig Anders, namelijk
Interviewvragen: Hier geldt hetzelfde als bij deelvraag 6, de vragen zijn niet genummerd, maar ingedeeld op categorie. Hieronder volgen twee vragen om de koppeling te maken met deelvraag 7:
Wat zou u veranderd of verbeterd willen zien met betrekking tot de groepen? Kleinere groepen? Andere samenstelling? Meer begeleiding op de groepen?
Lotte Beernink
2011
Pagina 28
Bachelorrapport Andere behandelingsmethoden? Doorvragen
Zou u wat veranderd of verbeterd willen zien met betrekking tot het activiteitenaanbod? Andere activiteiten? Medewerking van vrijwilligers? Nieuwe inzichten? Meer individuele activiteiten ter ontwikkeling en ontplooiing van de jongere? Doorvragen
Verantwoording observatie Deelvraag 4 en 5 zijn gericht op het in kaart brengen van de huidige wijze van behandeling en begeleiding in de jeugdgevangenis. Tevens wordt in deelvraag 5 gekeken naar de verschillen en overeenkomsten tussen de YOUTURN en de wijze van behandeling en begeleiding in Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach. Dit wordt gedaan middels een participerende observatie. In deze paragraaf wordt de observatie en de checklist verantwoord. Om de huidige wijze van begeleiding behandeling en begeleiding op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach duidelijk te kunnen krijgen wordt er gebruik gemaakt van een participerende observatie. Dit wil zeggen dat er deelgenomen wordt aan de geobserveerde situatie (Bil, 2010). Tijdens de observatie worden aantekeningen gemaakt, die naderhand geconcretiseerd en beschreven worden. Er zal voornamelijk gelet worden op de interactie tussen jongens en begeleiders, de groepsdynamica. Dit gebeurt gedurende drie weken bij verschillende activiteiten. In totaal wordt er zeven keer geobserveerd. De items zijn gericht op vaardigheden, handelen en houding, rekening houdend met de basismethodiek YOUTURN en de huidige Goldsteinmethode. Verder wordt er ook gebruik gemaakt van een participerende observatie om de verschillen en overeenkomsten tussen de behandeling en begeleiding zoals beschreven in de basismethodiek YouTurn en de wijze van behandeling en begeleiding op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach duidelijk te krijgen. Volgens Migchelbrink (2009) kan de onderzoeker verschillende rollen aannemen. Voor dit onderzoek wordt gekozen voor een open rol: de onderzoeker maakt zich kenbaar en verduidelijkt het doel van de observatie. Daarnaast geven Heerink, Pinkster & van der Werf (2009) informatie over de observatiemethode, namelijk gestructureerd aan de hand onderstaand genoemde observatielijst. De observator werkt met een vooraf opgestelde lijst met items waar op gelet zal worden. Bijvoorbeeld gericht op een autoritaire, democratische, laissez-faire of negerende opvoedingsstijl. De vooraf opgestelde lijst voor de participerende observaties is terug te vinden bijlage IV. 3.5 Validiteit De validiteit betreft het vertrouwen in de inhoud van de gegevens: het waarheidsgehalte van de gegevens. Validiteit wil zeggen dat de verzamelde gegevens, de resultaten, de onderzochte werkelijkheid weerspiegelen (Migchelbrink, 2009). De interne geldigheid van het onderzoek, de mate waarin de onderzoeksresultaten een duidelijk beeld geven van de werkelijk, zal gemiddeld tot hoog zijn. De reden hiervoor is dat er een representatieve steekproef is gehouden onder de betrokkenen van de leefgroep (jongeren, begeleiders en de directeur). Verder wordt de interne validiteit bevorderd door middel van de interviews en enquêtes die is gericht zijn op het beantwoorden van Lotte Beernink
2011
Pagina 29
Bachelorrapport
de hoofd‐ en deelvragen. Door te blijven werken vanuit de hoofd- en deelvragen worden relevante, geldige gegevens verzameld. De interviews en enquêtes zijn gericht op het in kaart brengen van de huidige situatie en positieve en verbeterpunten gezien door de respondenten. Een andere manier waarop de interne validiteit gewaarborgd wordt is het voorleggen van de resultaten aan de respondenten. De respondenten krijgen dan de mogelijkheid om de resultaten te becommentariëren. De externe validiteit, de mate waarin de onderzoeksresultaten te veralgemeniseren zijn, is laag te noemen. Gegevens die verzameld worden tijdens het onderzoek kunnen geldig zijn voor de andere aspecten van de gevangenis. Dit is echter niet te garanderen, omdat er op andere leefgroepen binnen deze gevangenis wellicht anders gewerkt wordt. Het is niet zeker of deze gegevens ook extern geldig zijn. In andere delen van Polen zullen ook JJI’s zijn die vergelijkend werken met dezelfde doelgroep, maar om dat te controleren zou er verder onderzoek gedaan moeten worden. 3.6 Betrouwbaarheid Een praktijkonderzoek moet resultaten (kennis) opleveren die te vertrouwen zijn. De betrouwbaarheid betreft het vertrouwen in de werkwijze tijdens het onderzoek. Het gaat om de nauwkeurigheid en zorgvuldigheid in de wijze van werken (Migchelbrink, 2009). Binnen dit onderzoek is bronnentriangulatie toegepast. Zo wordt er niet alleen gebruik gemaakt van literatuur, maar ook van personen, van de werkelijkheid en bestaande documentatie. Naast de bronnentriangulatie is er ook sprake van instrumententriangulatie. Er zijn meerdere instrumenten gebruikt tijdens dit onderzoek, zoals het interview, de enquêtes en een participerende observatie. Om het onderzoek transparant en controleerbaar te maken voor anderen, wordt er gekozen voor een duidelijke beschrijving van stappen en beslissingen die worden genomen in het buitenland. Deze stappen en beslissingen worden bijgehouden in een logboek. Om ervoor te zorgen dat de onderzoeker nauwkeurig en zorgvuldig blijft werken, wordt er tijdens het interview gebruik gemaakt van een recorder. Daarnaast wordt het interview afgenomen in een rustige ruimte, de tijd wordt ruim ingepland. De interviewen enquêtevragen zijn voor de tijd doorgenomen met een intervisor vanuit Nederland om zo suggestiviteit in de vragen te voorkomen. Bij het voeren van het interview zal een tolk Pools – Engels aanwezig zijn en bij het uitwerken van de enquêtes zal gebruik worden gemaakt van een tolk Pools – Nederlands. Verder wordt er gekozen voor intervisie met anderen middels Skype en mail, om zo te zorgen voor een controlemoment en mogelijkheid tot het bespreken van situaties. Er is voldoende terugkoppeling tussen de onderzoeker en de opdrachtgever en begeleider. Hierdoor is er minder kans op misverstanden bij het verwerken van de gegevens. 3.7 Ethische overwegingen Ethische overwegingen hebben in het kader van dit onderzoek vooral te maken met de effecten die de resultaten van het onderzoek op de respondent en de opdrachtgever kunnen hebben. Zal het onderzoek een negatief beeld schetsen van de Poolse instelling? Wat zeggen de Nederlandse methodieken en theorieën over deze manier van werken? Kan dit in Nederland gepubliceerd worden? In overleg met de opdrachtgever is besloten dat het rapport opgenomen mag worden in de scriptiebank. Tevens moet er tijdens het invullen en uitvoeren van de enquêtes en interviews gelet worden op de privacy van de jongens en hun begeleiders. In totaal werken er twintig Lotte Beernink
2011
Pagina 30
Bachelorrapport
personen mee en door dit kleine aantal zouden de antwoorden teruggeleid kunnen worden naar de respondent. Dit wordt deels opgevangen doordat de resultaten in de bijlage per vraag worden weergegeven en dat dit niet per respondent wordt getoond. Een ander dilemma richt zich op de kennis en vaardigheden van de begeleiders. Zij zullen zich kwetsbaar moeten opstellen wanneer er gevraagd en gekeken wordt naar hun mening, ideeën en manier van werken. In hoeverre kunnen en willen zij hiermee geconfronteerd worden? Om dit dilemma te voorkomen zullen de begeleiders bij aanvang van de enquêtes gewezen worden op de vragen en het mogelijke effect hiervan. Op deze manier kunnen zij zelf aangeven in hoeverre ze hieraan mee willen werken. 3.8 Samenvatting Het onderzoek dat uitgevoerd wordt in opdracht van SDN Chojnice betreft een inventariserend onderzoek. Er wordt onderzocht hoe de begeleiding en behandeling geoptimaliseerd kan worden, rekening houdend met de in Nederland gebruikte basismethodiek YOUTURN. Dit wordt gedaan op de leefafdeling binnen JJI, dit betreft een populatie van 20 personen, waarvan 14 jongeren en 6 professionals. De populatie is gelijk aan de steekproef, waardoor er gesproken wordt over een selecte streekproef. Tijdens het onderzoek wordt gebruik gemaakt van verschillende bronnen. Er wordt informatie verkregen vanuit literatuur, bestaande documentatie en personen. Verder wordt er vanuit de werkelijk, middels een participerende observatie, gekeken naar de overeenkomsten en verschillen in de behandeling en begeleiding. Naast de verschillende bronnen, is er ook een veelzijdigheid aan instrumenten in dit onderzoek. Er worden interviews en enquêtes afgenomen en ook observaties behoren tot de gebruikte instrumenten. Door middel van de bronnen- en instrumententriangulatie wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek gewaarborgd. De interne geldigheid van het onderzoek, de mate waarin de onderzoeksresultaten een duidelijk beeld geven van de werkelijk, zal gemiddeld tot hoog zijn. De reden hiervoor is dat er een representatieve steekproef is gehouden onder de betrokkenen van de leefgroep (jongeren, begeleiders en de directeur). De externe validiteit, de mate waarin de onderzoeksresultaten te veralgemeniseren zijn, is laag te noemen. Gegevens die verzameld worden tijdens het onderzoek kunnen geldig zijn voor de andere aspecten van de gevangenis. Dit is echter niet te garanderen, omdat er op andere leefgroepen binnen deze gevangenis wellicht anders gewerkt wordt.
Lotte Beernink
2011
Pagina 31
Bachelorrapport
HOOFDSTUK 4 RESULTATEN____________________________________________________ In dit hoofdstuk worden de resultaten van de verzamelde data beschreven. Aan bod komen de enquête ingevuld door de jongens, de enquête ingevuld door de groepsleiders, het interview met de directeur en de uitgevoerde observatie. Aan de enquête voor de jongens hebben veertien respondenten meegewerkt. Aan de enquête voor de groepsleiders hebben zes respondenten meegewerkt. Dit betekent dat de respons 100% is. Paragraaf 4.1 besteedt aandacht aan deelvraag 6 en de daarbij behorende enquêtevragen van beide doelgroepen, de jongens en de professionals. Paragraaf 4.2 besteedt aandacht aan deelvraag 7 en de daarbij behorende enquêtevragen van beide doelgroepen, de jongens en de professionals. De kwantitatieve gegevens zijn gewerkt in tabellen en de kwalitatieve resultaten zijn in verhaalvorm beschreven. Er hebben in totaal veertien jongens en zes begeleiders meegewerkt, echter bij sommige vragen had de respondent de mogelijkheid meerdere antwoorden aan te geven. Dit resulteert in een hoger percentage bij sommige vragen. De enquêtes zijn opgenomen in bijlage I en II Paragraaf 4.3 geeft een samenvatting van het interview met de directeur. Het interview is opgenomen in bijlage III. De resultaten vanuit de participerende observatie komen in paragraaf 4.4 aan bod. De checklist van het interview is terug te vinden in bijlage IV. Ter afsluiting wordt in paragraaf 4.5 een samenvatting van het hoofdstuk gegeven. 4.1 Resultaten deelvraag 6 Wat zijn de sterke en zwakke met betrekking tot de begeleiding en behandeling op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach benoemd door de jongens en begeleiders? 4.1.1 Enquête jongens In deze subparagraaf komen alle enquêtevragen, ingevuld door de jongens, aan bod die van belang zijn voor het beantwoorden van bovenstaande deelvraag. In tabel 1.0 is te zien van de leeftijden van de respondenten zijn. Hieraan gekoppeld is de vraag gesteld op welke groep de respondenten zitten: De respondenten komen uit vier verschillende groepen. Tabel 1.0: Vraag 1: Wat is je leeftijd? (N= 14) (jongeren) Gegeven antwoord Meting 16 17 18 Meting= Aantal keer gegeven antwoord
4 9 1
In tabel 1.1 is te zien dat de meeste jongens, negen respondenten, tussen de zes en twaalf maanden bij SDN Chojnice zitten. Er zijn respondenten die langer dan twaalf maanden in SDN Chojnice zitten. Om verschillende aspecten te kunnen meten is van belang om er achter te komen hoe lang de verschillende respondenten bij SDN Chojnice zitten.
Lotte Beernink
2011
Pagina 32
Bachelorrapport
Tabel 1.1: Vraag 2: Hoe lang zit je al bij SDN Chojnice? Gegeven antwoord < 1 maand 1 – 3 maanden 3 – 6 maanden 6 – 12 maanden > 12 maanden Meting= Aantal keer gegeven antwoord
Meting 2 3 9 -
In tabel 1.2 is te zien dat vier respondenten de begeleiding op de leefgroep zeer goed vinden. Deze vier respondenten komen uit dezelfde leefgroep. De negen andere respondenten die aangeven dat de begeleiding goed is, komen uit verschillende groepen. Tabel 1.2: Vraag 5: Wat vind je van de begeleiding die je krijgt in het internaat? Gegeven antwoord Meting Zeer goed Goed Redelijk Slecht Geen mening Meting= Aantal keer gegeven antwoord
4 9 1
In tabel 1.3 is te zien dat acht respondenten aangeven dat zij dagelijks een individueel gesprek hebben met een groepsleider. Daartegenover staat dat er een respondent aangeeft dat hij nooit een individueel gesprek met een groepsleiders heeft. Twee respondenten geven andere antwoorden aan: meerdere keren per dag. Deze antwoorden zijn beide gegeven door respondenten uit dezelfde groep en met dezelfde leeftijd. Tabel 1.3: Vraag 6: Hoe vaak heb jij alleen een gesprek met de groepsleiders? Gegeven antwoord Meting 1x per dag 1x per week 1x per twee weken 1x per maand Nooit Anders, namelijk Meting= Aantal keer gegeven antwoord
8 3 1 2
In tabel 1.4 is te zien dat het merendeel, acht respondenten, aangeven dat zij maandelijks een gesprek hebben met een sociotherapeut of psycholoog. Twee respondenten geven andere antwoorden aan: eenmaal in de drie maanden. Deze twee antwoorden zijn beide gegeven door respondenten die nu twaalf maanden in de JJI zitten.
Lotte Beernink
2011
Pagina 33
Bachelorrapport
Tabel 1.4: Vraag 7a: Hoe vaak heb jij een gesprek met de sociotherapeut of psycholoog? Gegeven antwoord Meting 1x per dag 1x per week 1x per twee weken 1x per maand Nooit Anders, namelijk Meting= Aantal keer gegeven antwoord
1 1 1 8 1 2
In tabel 1.5 is vraag 7b weergegeven. Bij deze vraag was de mogelijkheid een kwalitatief antwoord aan te geven. De respondenten hebben hier geen gebruik van gemaakt. Tabel 1.5: Vraag 7b: Heb je het gevoel dat je daar iets aan hebt of van leert? Gegeven antwoord Meting Ja, heel veel, namelijk Ja, genoeg Nee, weinig Nee, niks Meting= Aantal keer gegeven antwoord
2 8 4 -
Zoals te zien is in tabel 1.6 zijn er elf respondenten die aangegeven dat er wekelijks een groepsgesprek plaatsvindt. Hier tegenover staat dat er drie respondenten zijn die hier een ander beeld van hebben. Deze drie respondenten komen uit verschillende groepen. Tabel 1.6: Vraag 8: Hoe vaak vindt er een groepsgesprek plaats? Gegeven antwoord Meting 1x per dag 1x per week 1x per twee weken 1x per maand Nooit Anders, namelijk Meting= Aantal keer gegeven antwoord
1 11 2 -
In tabel 1.7 is te zien dat er verschillende onderwerpen worden besproken tijdens groepsgesprekken. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. Tabel 1.7: Vraag 9: Wat wordt er tijdens een groepsgesprek besproken? Gegeven antwoord Meting Normen en waarden Sociale vaardigheden Keuzes maken Lotte Beernink
3 8 5 2011
Pagina 34
Bachelorrapport
Agressieproblemen Persoonlijke interesses Verantwoordelijkheden Omgang lastige situaties Liefde, Seks Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
7 4 6 6 4 43
In tabel 1.8 is te zien dat tien respondenten redelijk tevreden, tevreden of zeer tevreden zijn over de regels in het internaat. Drie respondenten geven aan dat zij ontevreden over de regels en een respondent had hier geen mening over. Tabel 1.8: Vraag 14a: Hoe tevreden ben je over de regels in het internaat? Gegeven antwoord Meting Zeer tevreden Tevreden Redelijk tevreden Ontevreden Geen mening Meting= Aantal keer gegeven antwoord
1 6 3 3 1
Onderstaande vraag is gekoppeld aan vraag 14a, tabel 1.8. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. Deze vraag hoefde niet ingevuld te worden als de respondent bij vraag 14a had aangegeven tevreden te zijn. Meest aangegeven antwoorden zijn dat iedereen andere regels hanteert en dat sommige groepsleiders makkelijker zijn dan anderen. Vijf keer werd er aangegeven dat de regels precies goed zijn. Hier was de mogelijkheid om een kwalitatief antwoord te geven. Een respondent heeft hiervan gebruik gemaakt. Het antwoord was: de mogelijkheid om te kunnen roken. Tabel 1.9: Vraag 14b: Hoe komt dit? Gegeven antwoord
Meting
Te veel regels Te weinig regels Ik snap de regels niet Iedereen hanteert andere regels Sommige groepsleider zijn makkelijker dan anderen Ik vind dat de regels precies goed zijn Geen idee Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
3 1 5 5 5 2 1 22
In tabel 1.10 is te zien dat elf respondenten het huidige beloningssysteem goed of zeer goed vinden. Drie respondenten geven aan dat zij het (helemaal) niet goed vinden. Lotte Beernink
2011
Pagina 35
Bachelorrapport
Tabel 1.10: Vraag 15a: Wat vind jij van het huidige beloningssysteem? Gegeven antwoord Meting Zeer goed Redelijk goed Goed Niet zo goed Helemaal niet goed Meting= Aantal keer gegeven antwoord
2 4 5 2 1
Onderstaande vraag is gekoppeld aan vraag 15a, tabel 1.10. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. De meest aangegeven antwoorden zijn dat het systeem is gekoppeld aan dingen die de jongere al kan, de jongere snapt het systeem niet en er zijn te veel regels. Vijfmaal werd aangegeven dat het systeem precies goed. Tabel 1.11: Vraag 15b: Hoe komt dit? Gegeven antwoord
Meting
Te veel regels Te weinig regels Slechte beloningen Niet gekoppeld aan mijn eigen doelen Dit systeem is gekoppeld aan dingen wat ik al kan Ik snap het systeem niet Ik leer er niks van Ik vind het systeem precies goed Geen mening Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
4 2 3 2 5 4 5 1 26
In tabel 1.12 is te zien dat acht respondenten de verplichte rituelen goed of zeer goed vinden. Ook is te zien dat zes respondenten de verplichte rituelen (helemaal) niet goed vinden. Tabel 1.12: Vraag 16a: Wat vindt jij van de verplichte rituelen? Gegeven antwoord Meting Zeer goed Redelijk goed Goed Niet zo goed Helemaal niet goed Meting= Aantal keer gegeven antwoord
3 4 1 3 3
Tabel 1.13: Vraag 16b: Kun je uitleggen waarom je dit vind? Gegeven antwoord Lotte Beernink
2011
Pagina 36
Bachelorrapport
Bij deze vraag hebben vijf respondenten een uitleg gegeven. Hieronder volgt een samenvatting: Er wordt door één respondent aangegeven dat hij graag zijn eigen kleren wil dragen en daarom de verplichte rituelen ´helemaal niet goed´ vindt. Twee respondenten geven aan dat zij graag hun eigen spullen bij zich willen hebben. Heden worden alle spullen ergens anders bewaard waar de jongens geen toegang toe hebben, daarom vinden deze twee respondenten de verplichte rituelen ‘helemaal niet goed’. Twee andere respondenten geven aan dat zij meer verantwoordelijkheden willen en de mogelijkheid om zelf keuzes te maken met betrekking tot hun persoonlijke ontwikkeling.
In tabel 1.14 is te zien dat acht respondenten (zeer) tevreden zijn over het dagprogramma. Vier respondenten geven aan dat zij (zeer) ontevreden zijn. De andere twee respondenten hadden hier geen mening over. Tabel 1.14: Vraag 19: Hoe tevreden ben je over het dagprogramma? Gegeven antwoord Meting Zeer tevreden Tevreden Ontevreden Zeer ontevreden Geen mening Meting= Aantal keer gegeven antwoord
2 6 3 1 2
In tabel 1.15 is te zien dat tien respondenten ontevreden zijn over de tijdsduur van de activiteiten, zij geven aan dat zijn de tijdsduur te kort vinden. Een respondent vind de tijdsduur precies goed en de drie andere respondenten geven geen mening aan. Tabel 1.15: Vraag 20: Hoe tevreden ben je over de tijdsduur van de activiteiten? Gegeven antwoord Meting Tevreden, de tijdsduur is precies goed Ontevreden, de activiteiten duren te lang Ontevreden, de activiteiten zijn te kort Geen mening Meting= Aantal keer gegeven antwoord
1 10 3
In tabel 1.16 is te zien dat alle respondenten een gesprek hebben gehad over persoonlijke doelen. Aan deze vraag is vraag 22b gekoppeld: Met wie was dat? Tien respondenten hebben deze kwalitatieve vraag beantwoordt met onder andere: groepsleider (3x), psychologe (6x), directeur (1x), ouders/ opvoeder (9x), bewaker (1x) en priester (1x). Tabel 1.16: Vraag 22a: Heb je een gesprek gehad met iemand over jouw persoonlijke doelen? Gegeven antwoord Meting Lotte Beernink
2011
Pagina 37
Bachelorrapport
Ja Nee Dat weet ik niet Meting= Aantal keer gegeven antwoord
14 -
In tabel 1.17 is te zien dat tien respondenten aangegeven soms tevreden en soms niet tevreden te zijn. Eenmaal wordt aangegeven de respondent helemaal niet tevreden is en de drie andere respondenten geven aan redelijk tevreden te zijn. Tabel 1.17: Vraag 23: In hoeverre wordt er rekening gehouden met jouw persoonlijke doelen? Gegeven antwoord Meting Er wordt veel rekening gehouden met mijn persoonlijke doelen, dus ik ben heel tevreden Er wordt soms rekening gehouden met mijn persoonlijke doelen, dus ik ben redelijk tevreden Ik ben soms tevreden en soms niet tevreden Er wordt weinig rekening gehouden met mijn persoonlijke doelen, dus ik ben niet tevreden Er wordt geen rekening gehouden met mijn persoonlijke doelen, dus ik ben helemaal niet tevreden Meting= Aantal keer gegeven antwoord
3 10 1
In tabel 1.18 is te zien dat elf respondenten aangeven tevreden te zijn over de groepssamenstelling, qua leeftijd. Eenmaal is er aangegeven dat de respondent ontevreden is over de groepssamenstelling, deze respondent is de oudste van de respondenten (18 jaar). Tabel 1.18: Vraag 25: Hoe tevreden ben je over de groepssamenstelling, qua leeftijdsindeling? Gegeven antwoord Meting Zeer tevreden, ik vind het prettig om met jongens van verschillende leeftijden samen te leven Tevreden, het maakt mij niet uit hoe oud iedereen is Ontevreden, ik vind het prettiger om samen te leven met alleen jongens van mijn leeftijd Geen mening Meting= Aantal keer gegeven antwoord
2 11 1 -
In tabel 1.19 is te zien dat zeven respondenten tevreden zijn over de groepssamenstelling, qua grootte. Vijf respondenten geven aan dat zij ontevreden zijn, deze vijf respondenten komen uit verschillende groepen. Tabel 1.19: Vraag 26: Hoe tevreden ben je over de groepssamenstelling, qua groepsgrootte? Lotte Beernink
2011
Pagina 38
Bachelorrapport
Gegeven antwoord
Meting
Zeer tevreden, ik vind het prettig om met 11 andere jongens samen te leven Tevreden, het maakt mij niet uit hoe groot de groep is Ontevreden, ik zou het prettiger vinden om in een kleinere groep samen te leven Geen mening Meting= Aantal keer gegeven antwoord
2 7 5 -
In tabel 1.20 is te zien dat tien respondenten aangeven dat zij weinig privacy hebben op de groep. Drie respondenten geven aan dat zij voldoende of veel privacy hebben. Eenmaal wordt er aangegeven dat er geen privacy is. Dit antwoord is gegeven door een respondent van 18 jaar oud. Tabel 1.20: Vraag 27: Wat vindt je van de privacy die je hebt op de groep? Gegeven antwoord Meting Veel privacy Voldoende privacy Weinig privacy Geen privacy Meting= Aantal keer gegeven antwoord
1 2 10 1
4.1.2 Enquête begeleiders In deze subparagraaf komen alle enquêtevragen, ingevuld door de groepsleiders, aan bod. Deze enquêtevragen zijn van belang voor het beantwoorden van deelvraag 6, het in kaart brengen van de sterke en zwakke punten van de begeleiding en behandeling. Tabel 2.0: Vraag 1: Wat is uw leeftijd? (N= 6) (Groepsleiders) Gegeven antwoord De leeftijden variëren van 31 tot 44 jaar. Hieraan gekoppeld is de vraag gesteld welke sekse de respondenten hebben: alle respondenten zijn mannen.
In tabel 2.1 is te zien twee respondenten meer dan 15 jaar werkervaring hebben met jeugddelinquenten. Een respondent heeft tussen de 11 – 15 jaar werkervaring met deze doelgroep. De drie overige respondenten hebben tussen de 6 – 10 jaar werkervaring. Tabel 2.1: Vraag 3a: Hoeveel jaren werkervaring heeft u met jeugddelinquenten? Gegeven antwoord Meting 0 – 5 jaar 6 – 10 jaar 11 – 15 jaar > 15 jaar
3 1 2
Meting= Aantal keer gegeven antwoord Lotte Beernink
2011
Pagina 39
Bachelorrapport
Tabel 2.2: Vraag 4: Welke opleiding(en) heeft u gevolgd? Gegeven antwoord Bij deze vraag was de mogelijkheid een kwalitatief antwoord te geven. De volgende antwoorden zijn gegeven: - Pedagogiek (wyzsze pedagogika) met een specialisatie op het gebied van resocialisatie (specjalizacja resocjalizacja) - Hoger onderwijs zonder uitleg
In tabel 2.3 is te zien dat de respondenten de keuze konden maken tussen vijf keuzemogelijkheden. De invulling van de dagprogramma’s wordt als (zeer) effectief aangeduid. Sterke punten zijn de wijze van observeren en groepsbegeleiding. Tevens wordt de persoonlijke omgang met de jongens als tevreden gekenmerkt. Ook geven de respondenten aan dat zij (zeer) tevreden zijn over hun eigen kennis en vaardigheden. Er was een mogelijkheid om een toelichting te geven de schema’s. De respondenten hebben geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De invulling van nazorg niet of weinig effectief aangeduid. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid tot scholing of training, implementatie van nieuwe methoden en de invulling van de eigen functie. Tabel 2.3: Vraag 6: Wilt u hieronder aanvinken in hoeverre u de aangegeven begrippen effectief vindt of in hoeverre u tevreden bent? (Meting is aantal keer gegeven antwoord) Niet effectief
Weinig Effectief
DAGPROGRAMMA Invulling dagprogramma Invulling avondprogramma Invulling weekendprogramma Activiteiten gericht op vergroten competenties en vaardigheden Mogelijkheid voor toelichting:
Effectief
Zeer effectief
4
2
3
3
3
3
5
1
Geen enkele maal is er een toelichting gegeven
BEGELEIDING EN BEHANDELING Wijze van observeren
2
4
Wijze van rapporteren
1
4
1
Wijze van doorverwijzen
3
2
1
Wijze van individuele begeleiding
2
1
3
Lotte Beernink
Geen mening
2011
Pagina 40
Bachelorrapport
Wijze van groepsbegeleiding Invulling nazorg Punten- en beloningssysteem Mogelijkheid voor toelichting:
3 2
Eigen kennis en vaardigheden Implementatie nieuwe methoden Persoonlijke omgang met de jongens Mogelijk tot scholing of training Visie teamleden
1
2
2
Redelijk Tevreden
Tevreden
Zeer tevreden
1
2
3
3
3
2
2
2
Geen mening
6 2
1
3
1
3
2
4
2
Team functioneren Mogelijkheid voor toelichting:
2
Geen enkele maal is er een toelichting gegeven
Niet tevreden FUNCTIONEREN Invulling eigen functie
3
3
Geen enkele maal is er een toelichting gegeven
Zoals te zien is in tabel 2.4 was er bij vraag 9 de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. Zoals te zien is in bovenstaande tabel zijn de beschrijvingen ‘rustig’ en ‘druk’ het meest aangegeven, beide driemaal. Tabel 2.4: Vraag 9: Hoe zou u de sfeer in de groep beschrijven? Gegeven antwoord Meting Rustig Onrustig Druk Gezellig Fijn Agressief Passief Spanning Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord Lotte Beernink
3 3 2 1 1 1 1 12 2011
Pagina 41
Bachelorrapport
Bij onderstaande vraag, in tabel 2.5, was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven, hier hebben twee respondenten gebruik van gemaakt. De overige vijf respondenten hebben een antwoord aangegeven. Zoals te zien is tabel 2.5 is samenwerking binnen het team een sterk punt. Dit komt overeen met de houding, vaardigheden en kennis van de teamleden. Tabel 2.5: Vraag 10: Wat zijn de sterke punten met betrekking tot de werkwijze binnen de instelling? Gegeven antwoord Meting Houding teamleden Vaardigheden teamleden Kennis teamleden Nazorg Laag recidivecijfer Instrumenten Samenwerking binnen het team Samenwerking met externen Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
2 2 2 3 9
Zoals te zien is in tabel 2.6 hebben vier respondenten aangegeven dat het beter kan. De overige twee respondenten vinden niet dat er voldoende activiteiten worden uitgevoerd. Tabel 2.6: Vraag 11: Vindt u dat er voldoende activiteiten worden uitgevoerd voor de jongeren om hun vaardigheden, competenties en mogelijkheden te vergroten binnen de beschikbare tijd, geld en middelen? Gegeven antwoord Meting Ja Ja, maar het kan beter Nee Geen idee
4 2 -
Meting= Aantal keer gegeven antwoord Bij onderstaande vraag, in tabel 2.7, was de mogelijkheid om een voorbeeld te noemen van de Goldstein, indien hiermee bekend. Geen van respondenten heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Tabel 2.7: Vraag 12: Hoe bekend bent u met het begrip ‘Goldsteinmethode’? (N= 6) Gegeven antwoord Meting Nooit van gehoord Wel eens van het begrip gehoord, maar verder niet mee bekend Begrip is mij bekend en ik kan een voorbeeld noemen Lotte Beernink
2011
2 2 2 Pagina 42
Bachelorrapport
Ik werk via de Goldsteinmethode Anders, namelijk Meting= Aantal keer gegeven antwoord
-
In tabel 2.8 is te zien dat er twee respondenten antwoord hebben gegeven op deze vraag. Dit komt omdat deze vraag alleen van belang was voor respondenten die bij vraag 12 (tabel 2.7) hebben aangegeven de Goldsteinmethode kennen of via de Goldsteinmethode werken. Bij deze vraag was er een mogelijkheid drie antwoorden aan te geven. Tabel 2.8: Vraag 13: Hoe kijkt u aan tegen de Goldsteinmethode op een schaal van 10-1? (N= 2) Gegeven antwoord Meting 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Meting= Aantal keer gegeven antwoord
1 1 -
Deze vraag is alleen van belang voor respondenten die de Goldsteinmethode kennen of via deze methode werken. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. Zoals in de tabel te zien hebben de twee respondenten beide de keuzemogelijkheden benut. Tabel 2.9: Vraag 14: Welke voordelen heeft de Goldsteinmethode volgens u? (N= 2) Gegeven antwoord Meting Het verbetert de kwaliteit van hulpverlening aan de jongeren Het geeft jongeren de mogelijkheid een weloverwogen keuze te maken Het geeft inzicht in de kwaliteit van de hulpverlening Het verbetert de samenwerking binnen de instelling Het geeft de jongeren inzicht in hun eigen handelen Het geeft medewerkers inzicht in hun eigen handelen Je kunt je handelen meer adequaat verantwoorden De Goldsteinmethode heeft geen voordelen Geen mening/ Geen idee Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
Lotte Beernink
2011
2 2 2 6
Pagina 43
Bachelorrapport
Deze vraag is alleen van belang voor respondenten die de Goldsteinmethode kennen of via deze methode werken. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. Zoals in de tabel te zien hebben de twee respondenten beide de keuzemogelijkheden benut. Tabel 2.10: Vraag 15: Welke nadelen heeft de Goldsteinmethode volgens u? (N= 2) Gegeven antwoord Meting Het levert veel bureauwerk op Er is minder vrijheid voor de groepsleider Er is minder vrijheid voor de jongere Er is minder vrijheid voor de instelling Het houdt te weinig rekening met individuele problematieken Effect is niet te meten, maar wordt individueel bepaald Geen mening/ Geen idee Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
2 2 1 1 6
Bij de vraag, te zien in tabel 2.11, was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. In tabel 2.11 is te zien dat teambuilding en verbetering prestaties jongere vooral als mogelijkheden of sterke punten worden aangeduid. Tabel 2.11: Vraag 18: Bij het uitvoeren van de behandeling en begeleiding, welke mogelijkheden of positieve effecten signaleert u dan? (N= 6) Gegeven antwoord Meting Teambuilding Sfeerverbetering in de instelling Positieve invloed imago instelling Verbetering van prestaties jongere Positieve invloed op sociale vaardigheden Verbetering van prestaties op sociaal-emotioneel gebied jongere Jongeren nemen deel aan meer activiteiten Verbetering betrokkenheid netwerk (familie) Geen idee Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
3 2 3 1 9
Bij onderstaande vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. In tabel 2.12 is te zien dat vooral geringe betrokkenheid netwerk en een slecht vooruitzicht voor de jongere als belemmeringen worden benoemd. Tabel 2.12: Vraag 19: Bij het uitvoeren van de behandeling en begeleiding, welke belemmeringen signaleert u dan? Gegeven antwoord Meting
Lotte Beernink
2011
Pagina 44
Bachelorrapport
Tijdgebrek Ontoereikende financiële middelen Verschil visie collega’s Methodiek sluit niet aan bij de doelgroep Geringe betrokkenheid netwerk (familie) Onbekendheid met de doelgroep Onbekendheid met problematieken Onvoldoende deskundigheid personeel Onvoldoende begeleiding vanuit deskundige collega’s Onduidelijkheid missie/ visie Angst, onwetendheid bij collega’s Slecht vooruitzicht jongere (geen nazorg georganiseerd) Geen idee Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
3 3 4 5 15
In tabel 2.13 is te zien dat het evalueren en bespreken van eigen handelen en het volgen/ bezoeken/ organiseren van trainingen, cursussen en studiedagen benoemd worden als professionaliteitontwikkeling. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. Het anders aangeven antwoord luidt als volgt: Trening socjoterapie (training sociotherapie). Tabel 2.13: Vraag 23: Op welke manier(en) houdt u zich op dit moment bezig met de professionaliteitontwikkeling? Gegeven antwoord Meting Ik evalueer en bespreek mijn handelen regelmatig met jongeren en/ of collega’s Lezen van vakbladen Lezen van wetenschappelijke publicaties Deelnemen aan (kwaliteits)onderzoek Uitvoeren van (kwaliteits)onderzoek Bezoeken van studiedagen/ congressen Het volgen/ bezoeken/ organiseren van trainingen, cursussen en studiedagen Deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek Implementeren van een andere (nieuwe) methode Ik houd me niet bezig met professionaliteitontwikkeling Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
3 2 3 1 9
4.2 Resultaten deelvraag 7 Hoe willen de jongens en begeleiders de huidige begeleidingswijze op de leefafdeling in de jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach geoptimaliseerd zien? 4.2.1 Enquête jongeren In deze subparagraaf komen alle enquêtevragen, ingevuld door de jongens, aan bod die van belang zijn voor het beantwoorden van bovenstaande deelvraag. Lotte Beernink
2011
Pagina 45
Bachelorrapport
In tabel 3.0 is te zien dat er in totaal 37 antwoorden gegeven zijn door de veertien respondenten. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. De antwoorden met de hoogst gemeten aantallen zijn: praten over de toekomst en meer leren met betrekking tot liefde en seks. In tabel 3.0 is tevens te zien dat alle keuzemogelijkheden minstens twee keer benoemd zijn. Tabel 3.0: Vraag 7c: Wat zou je willen leren? (N= 14) (Jongeren) Gegeven antwoord Meting Meer sociale vaardigheden Meer agressie regulatie Meer over normen en waarden Praten over mijn verleden Praten over de toekomst Omgang lastige situaties Oefenen met geld Liefde, Seks Geen idee Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
3 5 2 2 7 6 4 8 37
In tabel 3.1 is te zien dat er in totaal 35 antwoorden gegeven zijn door de veertien respondenten. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. De antwoorden met de hoogst gemeten scores zijn: keuzes die ik moet maken en agressie problemen. In tabel 3.1 is tevens te zien dat alle keuzemogelijkheden minstens twee keer benoemd zijn. Tabel 3.1: Vraag 13: Wat zou er verder of meer besproken moeten worden tijdens groepsgesprekken? Gegeven antwoord Meting Normen en waarden Sociale vaardigheden Keuzes die ik moet maken Agressie problemen Interesses Verantwoordelijkheden Omgang lastige situaties Liefde, Seks Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
2 5 6 8 3 3 3 5 35
In tabel 3.2 is te zien dat er in totaal 35 antwoorden gegeven zijn door de veertien respondenten. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. De respondenten geven dat zij graag andere beloningen zouden willen en hun eigen kleren zouden willen dragen. Lotte Beernink
2011
Pagina 46
Bachelorrapport
Tabel 3.2: Vraag 17: Wat zou jij anders of verbeterd willen zien in de behandeling? Gegeven antwoord Meting Ander beloningssysteem Andere beloningen Minder verplichte rituelen Eigen kleren dragen Minder regels Andere regels Niks Weet niet Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
1 10 6 10 4 3 1 35
Tabel 3.3: Vraag 18: Kun jij een voorbeeld geven hoe jouw keuze eruit moet komen te zien? Gegeven antwoord Bij deze vraag hebben alle 14 respondenten een uitleg gegeven. Hieronder volgen de gegeven antwoorden: - Mogelijkheid tot verlof (10x) - Beloning in vorm van etenswaren (zoetigheid) (2x) - Vaker naar huis telefoneren (3x) - De stad bezoeken (1x) - Brief met lof naar familie sturen (1x) - Brief met lof naar de rechter sturen (1x) - Meer zakgeld (2x) - Mogelijkheid tot roken (6x) - Eigen spullen (3x) - Vrijstelling van taken/ corvee (5x) Totaal aantal antwoorden: 34 Tabel 3.4: Vraag 21a: Mag jij ook nadenken over de activiteiten die in het dagprogramma komen te staan? Gegeven antwoord Meting Ja Nee Meting= Aantal keer gegeven antwoord
8 6
In tabel 3.4 is te zien dat de meerderheid van respondenten mee mag denken over de invulling van het dagprogramma. Hier tegenover staat dat 6 respondenten dit niet mogen. Tabel 3.5 geeft aan alle respondenten dit wel graag zouden willen. Tabel 3.5: Vraag 21b: Zou je dat graag willen? Gegeven antwoord
Lotte Beernink
2011
Meting
Pagina 47
Bachelorrapport
Ja Nee Meting= Aantal keer gegeven antwoord
14 -
In tabel 3.6 is te zien dat er in totaal 43 antwoorden gegeven zijn door de veertien respondenten. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. De respondenten geven aan dat zij vooral meer tijd voor sport en luchtmomenten zouden willen hebben. Tevens was er de mogelijkheid om een mening in te vullen. De kwalitatief gegeven antwoorden zijn: meer begeleiding op het gebied van sport, met name fitness en dansactiviteiten. Tabel 3.6: Vraag 21c: Zo ja, wat zou je dan willen veranderen of verbeteren? Gegeven antwoord Meting Meer individuele activiteiten Meer tijd voor sport Meer lucht momenten Meer creatieve activiteiten Werken met dieren Activiteiten met vrijwilligers Koken met/ voor de groep Weet niet Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
1 12 13 1 4 7 3 2 43
Zoals in tabel 3.7 te zien is zijn er in totaal 23 antwoorden gegeven door de veertien respondenten. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. Met betrekking tot persoonlijke doelen willen de respondenten voornamelijk meer oefenen en meer aandacht vanuit begeleiders voor de doelen. Tabel 3.7: Vraag 24: Wat zou je anders of verbeterd willen zien met betrekking tot jouw doelen? Gegeven antwoord Meting Meer/ andere activiteiten gericht op mijn doelen Meer gesprekken gericht op mijn doelen Meer aandacht van begeleiders gericht op mijn doelen Meer rekening houden met mij doelen Meer oefenen met mijn doelen Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
2 5 7 1 8 23
Zoals te zien is in tabel 3.8 zijn er in totaal 41 antwoorden aangegeven door de veertien respondenten. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. In tabel 3.8 is te zien dat elf en negen respondenten respectievelijk meer privacy en meer individuele mogelijkheden zouden hebben. Een respondent geeft aan dat er niks veranderd hoeft te worden. Lotte Beernink
2011
Pagina 48
Bachelorrapport
Tabel 3.8: Vraag 28: Wat zou je veranderd willen zien met betrekking tot de groepen? Gegeven antwoord Meting Groepen op leeftijd ingedeeld Groepen op IQ ingedeeld Groepen op delict ingedeeld Kleinere groepen Meer begeleiding op de groep Meer privacy Meer individuele begeleiding Meer individuele mogelijkheden Niks Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
2 6 2 6 1 11 3 9 1 41
4.2.2 Enquête begeleiders In deze subparagraaf komen alle enquêtevragen, ingevuld door de groepsleiders, aan bod. Deze enquêtevragen zijn van belang voor het beantwoorden van deelvraag 7, de verbeterpunten met betrekking tot de begeleiding en behandeling. Zoals in tabel 4.0 te zien is zijn er in totaal zestien antwoorden aangegeven door de zes respondenten. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. Volgens de respondenten zijn er voornamelijk meer financiën en kleinere groepen nodig om de kwaliteit van de behandeling en begeleiding te verbeteren. Tabel 4.0: Vraag 20: Wat is er volgens u nodig om de kwaliteit van de behandeling en begeleiding te optimaliseren? (N=6) (Groepsleiders) Gegeven antwoord Meting Meer financiën Opleidingsmogelijkheden Regelmatig trainingen/ cursussen Meer personeel Kleinere groepen Meer bewegingsvrijheid voor het personeel Groepen ingedeeld op leeftijd Ander dagprogramma Andere regels en afspraken Roulatie groepsleiders op verschillende groepen Beter of ander vooruitzicht met betrekking tot nazorg Andere methoden Niets Geen idee Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord Lotte Beernink
2011
4 2 3 1 4 1 1 16
Pagina 49
Bachelorrapport
In tabel 4.1 is te zien dat er in totaal veertien antwoorden zijn gegeven door de zes respondenten. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. Gezien deze uitkomsten zou de voorkeur uitgaan naar de RET (Rationeel Emotieve Therapie). Tevens was de mogelijkheid om een kwalitatief antwoord te geven. Er is aangegeven een TZA (Trening zastpownia agresji) – Training Terugdringen en Agressie en een TUS (Trening umiejctnosa spolernych) – Training Sociale Vaardigheden de kwaliteit zouden kunnen optimaliseren. Tabel 4.1: Vraag 21: Indien andere methoden volgens u de behandeling en begeleiding kunnen optimaliseren, welk van onderstaande methoden zou dat kunnen zijn? Gegeven antwoord Meting RET Oplossingsgericht werken SoVa Cognitieve gedragstherapie EMDR Competentiemodel Gedragsgerichte benadering Stoplichtmethode Groepsdynamica Dierentherapie Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
5 2 1 1 2 2 1 14
In tabel 4.2 is te zien dat er in totaal veertien antwoorden gegeven zijn door de zes respondenten. Gezien de uitkomsten van deze tabel zou de voorkeur van de respondenten uitgaan naar een training in groepsdynamica of psychopathologie. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. Tevens was er de mogelijkheid een kwalitatief antwoord aan te geven. De respondenten geven aan dat zij graag getraind zouden willen worden in socjoterapie (sociotherapie), psychoterapie (psychotherapie) en terapie dzieci i mlodziezy (therapie voor kinderen en jeugdigen). Tabel 4.2: Vraag 22: Waar zou u in getraind willen worden? Gegeven antwoord
Meting
Agressie- en conflicthantering Methodisch werken Psychopathologie Gespreksvoering Het wettelijk kader Groepsdynamica Observeren Rapporteren Onderzoeksmethoden Niet
2 3 1 4 2 1 -
Lotte Beernink
2011
Pagina 50
Bachelorrapport
Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
1 14
In tabel 4.3 is te zien dat er twaalf antwoorden gegeven zijn door de zes respondenten. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. Tevens was er de mogelijkheid om een kwalitatief antwoord aan te geven. In de toekomst zouden de respondenten zich willen ontwikkelen middels studiuje – studia podyplomowe (postdoctorale studie), menedżer w oświacie (manager in opleiding) en socjoterapie (sociotherapie). Tabel 4.3: Vraag 24: Op welke manier(en) zou u zich in de toekomst willen gaan ontwikkelen? Gegeven antwoord
Meting
Het evalueren en bespreken van mijn handelen regelmatig met jongeren en/ of collega’s Lezen van vakbladen Lezen van wetenschappelijke publicaties Deelnemen aan (kwaliteits)onderzoek Uitvoeren van (kwaliteits)onderzoek Bezoeken van studiedagen/ congressen Het volgen/ bezoeken/ organiseren van trainingen, cursussen en studiedagen Deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek Implementeren van een andere (nieuwe) methode Ik houd me niet bezig met professionaliteitontwikkeling Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
3 3 2 3 1 12
In tabel 4.4 is te zien dat de 6 respondenten in totaal 14 antwoorden gegeven hebben. Bij deze vraag was de mogelijkheid om maximaal drie antwoorden aan te geven. De respondenten geven aan dat zij middels de mogelijkheid om een studie, cursus of training te volgen hun werkzaamheden kunnen optimaliseren. Tevens was er de mogelijkheid om een kwalitatief antwoorden aan te geven. Eenmaal is er van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Het gegeven antwoord is pieniądze w studiow (geld voor een studie). Tabel 4.4: Vraag 25: Wat heeft u nodig om uw werkzaamheden te kunnen optimaliseren? Gegeven antwoord
Meting
Samenwerken met andere instanties Informatie vanuit leidinggevenden Informatie vanuit literatuur Mogelijkheid om een studie te volgen Mogelijkheid om cursussen/ trainingen te volgen Mogelijkheid om een studiedag bij te wonen Mogelijkheid om deel te nemen aan onderzoek Ik heb niets nodig Lotte Beernink
2011
3 1 4 4 1 Pagina 51
Bachelorrapport
Anders, namelijk Totaal Meting= Aantal keer gegeven antwoord
1 14
4.3 Uitkomsten interview directeur Het is niet mogelijk om een verbatim te schrijven van het interview. Dit komt door de taalbarrière. Het interview is gevoerd in zowel Engels als Pools en een precieze beschrijving van er gezegd is, is daarom niet mogelijk. Er is door de onderzoeker gekozen voor een andere manier van verantwoorden, namelijk het schrijven van een nauwgezette samenvatting aan de hand van de besproken thema’s. In deze samenvatting zijn enkele citaten van de geïnterviewde terug te vinden. Datum: 15 april 2011 – 14.00 uur Locatie: SDN Chojnice Aanwezig: J. Lupacwezci, M. Gostomki & L. Beernink Doelstelling, missie & visie De eerste doelstelling is het diagnosticeren van de jeugdige. In de meeste gevallen is er niks bekend over de jeugdige, wanneer hij wordt binnengebracht. Het is de taak van de psychologe en groepsleiders om te observeren en uiteindelijk een diagnose te stellen. Dit gebeurt aan de hand van een checklist en hier wordt een uitgebreide rapportage over geschreven. Deze rapportage kan vergeleken worden met de RISC (Recidive Inschattings Schaal). Daarnaast wordt er een begin gemaakt met een resocialisatieproces. De uitgangspunten hiervan zijn het bijbrengen van discipline, normen en waarden, aan regels houden, afspraken nakomen. De jongens worden vanaf het begin gelijk voorbereid op terugkeer naar de harde samenleving. De groepsleiders werken voornamelijk vanuit macht en dominantie. “Vanuit een machtspositie kun je, als groepsleider, het meest bereiken en luisteren de jongens altijd”. De tijd voor het diagnosticeren ligt rond de twee maanden. Nadat de rapportage is geschreven en er een conclusie is getrokken, gaat dit rapport naar de rechter. In de conclusie wordt ook een aanbeveling meegenomen. Deze aanbeveling heeft betrekking op de uitspraak van de rechter. In ongeveer 95% gevallen volgt de rechter deze aanbeveling. De missie is vooral mensgericht. Er wordt geprobeerd zoveel mogelijk naar de menselijke mogelijkheden te kijken en het delict niet te belangrijk te maken. Om deze reden wordt ook weinig over het delict gesproken, maar wordt er vooral gekeken naar wat de jongen wat op moment zou moeten leren. Regel is dat alle jongens dezelfde kleding dragen, de reden hiervoor is dat er geen onderlinge strijd ontstaat. Dit zorgt voor eenduidigheid en gelijkwaardigheid. “In het verleden hebben wij meerdere malen te maken gehad met agressie en stelen van elkaar, we denken dat dezelfde kleding ervoor zorgt dat dit niet meer gebeurt.” Groepen Er zijn in deze JJI zes verschillende leefgroepen, daarnaast zijn drie cellen beschikbaar als beginpunt. Wanneer een jongere binnengebracht wordt, verblijft hij eerst twee dagen en nachten in deze cel. Daarna wordt hij doorgeplaatst naar een instroomgroep. Hier verblijft hij gemiddeld twee maanden, hier wordt voornamelijk gewerkt aan het bijbrengen van discipline en normen en waarden. Er wordt gewerkt vanuit macht en een autoritaire opvoedingsstijl.
Lotte Beernink
2011
Pagina 52
Bachelorrapport
Na twee maanden gaat de jongere naar een reguliere leefgroep. Er wordt hierbij niet gelet op (psychologische) leeftijd. De jongere gaat naar een groep waar op dat moment plek is. Wel wordt hier een kanttekening bij geplaatst: in kleine mate wordt gelet op de attitude en persoonlijkheid van de jongere – waar zou hij het beste op zijn plek zijn. De groepen bestaan uit gemiddeld 10 – 12 jongens, de reden hiervoor is dat het Poolse Ministerie van Justitie dit heeft vastgesteld. “Wij zijn ook van mening dat 10-12 jongens per groep erg veel is, maar het MvJ heeft dit bepaald, dus wij hebben te volgen”. Per groep is er één groepsleider aan het werk. De meeste medewerkers zijn mannen, m.u.v. enkele docenten op school en de psychologe. Respectievelijk 95% - 5%. “Als wij, als instelling, meer financiën zouden hebben, zouden we zeker meerdere groepsleiders per groep inzetten”. Begeleiding & Behandeling Binnen de JJI’s in Polen wordt gewerkt met verschillende methoden. Deze JJI heeft haar eigen weg daarin gevonden en zelf een methode ontwikkeld, de naam is niet bekend. Deze methode heeft aspecten van de Goldstein training in zich. Daarnaast is het uitdragen van een voorbeeldfunctie/ rolmodel door de groepsleiders een belangrijk punt. Er wordt aangegeven dat de basis van begeleiding en behandeling ligt bij de ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen). Verder probeert men de jongeren inzicht te geven in hun handelen en wil men de jongens leren om te gaan met agressie en andere gevoelens/ emoties. “De methode hebben we gebaseerd op eigen ervaringen, maar natuurlijk zijn we ervan bewust dat het altijd verbeterd zou kunnen worden”. Een belangrijk aspect bij de behandeling is omgaan met agressie, voor zowel de groepsleiders als de jongens. Agressie is een veelvoorkomend probleem, de groepsleiders krijgen daarom eenmaal per jaar een seminar of cursus. Hierbij gaat het vooral om het leren kennen van de eigen emoties bij agressief gedrag en hoe er op de meer verantwoordelijke manier met agressie bij de jongens omgegaan kan worden. Hierbij wordt uitgegaan van de visie van Pavlov. De geïnterviewde geeft aan dat hij graag meer zou willen weten/ leren over de verschillende methodes, maar in Polen wordt door de verschillende JJI’s niet optimaal samengewerkt. Elke instelling werkt op haar eigen manier en heeft niet altijd behoefte aan meekijkers. Belangrijk bij de behandeling is het betrekken van het systeem van de jongere. “Helaas is een systeembenadering niet altijd mogelijk. Ouders wonen ver weg, geen geld voor vervoer, geen telefoon, geen internet. Dit maakt samenwerking lastig.” Rechtssysteem De Poolse Jeugdwet stamt uit 1982. Deze wet zegt dat jeugdigen jonger dan dertien jaar naar een ‘gezinsvervangend tehuis’ moeten gaan wanneer zij een delict gepleegd hebben. Jongeren tussen de dertien en eenentwintig jaar gaan direct naar een jeugdgevangenis. Dus ook wanneer er nog geen uitspraak is, worden de jongeren in een JJI geplaatst. Gemiddeld zitten deze jongeren twee jaar vast. Na die twee jaar in een JJI, volgt vaak nog een jaar in een resocialisatie tehuis. Activiteitenaanbod Het activiteitenaanbod is gemaakt in samenwerking met de jongens en groepsleiders. Iedereen mag hierover meedenken. Het nadeel is dat er niet genoeg groepsleiders zijn om veel verschillende activiteiten aan te bieden. Er wordt getracht alle jongens evenveel aandacht en persoonlijke begeleiding te geven. De geïnterviewde geeft ook aan dat hij zich ervan bewust is dat dit niet altijd gebeurt. Dit komt door de grootte van de groepen Lotte Beernink
2011
Pagina 53
Bachelorrapport
en het feit dat er één groepsleider per groep is. In verband met weinig financiën en middelen wordt het doel niet altijd bereikt. Momenteel zijn de activiteiten vooral gericht op sport, de reden hiervoor is dat blijkt dat dit een goede manier is om energie en agressie los te laten. Tevens zijn de groepsleiders sportief aangelegd en kunnen daarom op dit gebied goed met de jongens samenwerken. Sterke, zwakke en verbeterpunten De geïnterviewde benoemd verschillende sterke, zwakke en verbeterpunten die hieronder opgesomd zullen worden: Sterk o De directeur heeft een duidelijke visie over de gang van zaken en wil deze ook uitdragen. o Werknemers nemen regelmatig deel aan trainingen en cursussen en zij gebruiken deze kennis ter verbetering van de huidige werkwijze. o De basis/ infrastructuur van deze JJI is in de afgelopen jaren gegroeid en blijft doorgroeien. o De huidige methode is ontwikkeld door deze JJI door eigen praktijkervaringen en visies. Zwak o Onvoldoende aandacht voor de psychologische ontwikkeling van de jeugdige. o Onvoldoende aandacht voor de efficiëntie van de familie en omgeving. o De deskundige rol van de diagnostische en pedagogische medewerkers wordt niet volledig benut. o Sommige werknemers reageren te emotioneel op bepaalde gebeurtenissen (bijvoorbeeld agressie). o Sommige werknemers laten gedragingen zien die agressief/ crimineel gedrag tussen jeugdigen versterken (stemverheffingen, negeren). o In Polen is geen nazorg georganiseerd. Er zijn bijvoorbeeld geen straathoekwerkers, reclasseringsmedewerkers e.a. om de jeugdige na zijn verblijf binnen de JJI te begeleiden. Verbeterpunten o Informatie en kennis op doen met betrekking tot andere methodes. o Samenwerking met andere instellingen verbeteren; contacten aangaan en deze behouden. o Inzicht krijgen in de mogelijke vormgeving van nazorg/ reclassering. o Inzicht en kennis op doen met betrekking tot vormgeving behandeling en passend activiteitenaanbod. 4.4 Resultaten observatie In deze paragraaf wordt de observatie uitgewerkt en komen de resultaten hiervan aan bod. De verschillende checklisten zijn in tabelvorm opgenomen in dit onderzoek.
_________________________OBSERVATIELIJST_______________________________________ Tabel 4.0
HANDELINGEN BEGELEIDER (AFVINKEN) Commanderen Leidend Bepalen
Lotte Beernink
2011
Verbieden
Straffen Pagina 54
Bachelorrapport Datum: 09-03 Sport Datum: 09-03 Ethiek Datum: 10-03 Sport Datum: 10-03 Poolen Datum: 16-03 Fitness Datum: 17-03 Poolen Datum: 28-03 Ethiek
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X
Beschrijving resultaten: Tijdens de verschillende activiteiten, laten de groepsleiders afwisselende handelingen zien. De handelingen die meest voorkomen, beide vijfmaal, zijn leidend of bepalend ten opzichte van de jongens. De groepsleiders beslissen wat er gebeurt tijdens de activiteit, bepalen hoe activiteiten vorm krijgen, wie er mee doet, wie er niet mee doet en wat de regels van de activiteit zijn. Het commanderen van de gehele groep komt driemaal voor en houdt in dat de groepsleider middels stemverheffing, en met bevelen duidelijk maakt wat de groep moet doen. Verbieden komt tijdens observatie viermaal voor. Dit gaat over uiteenlopende dingen, zoals het verbieden van het kantoor binnen komen met stemverheffing van groepsleider en het hardhandig aanpakken van ongewenst gedrag. Straffen komt tweemaal voor, beide keren tijdens een sportactiviteit. Dit houdt in dat een jongere gestraft wordt omdat zijn sportieve inzet niet overeenkomt met wat de groepsleider van hem verwacht wordt. _________________________________________________________________________________________________ Tabel 4.1 Datum: 09-03 Sport Datum: 09-03 Ethiek Datum: 10-03 Sport Datum: 10-03 Poolen Datum: 16-03 Fitness Datum: 17-03 Poolen Datum: 28-03 Ethiek
VAARDIGHEDEN BEGELEIDER (AFVINKEN) Inspireren Instrueren Samenwerken Motiveren X
X
X
X
X
X
X
Coachen
Belonen
X X
X
X X X
Lotte Beernink
X 2011
Pagina 55
Bachelorrapport
Beschrijving resultaten: Zoals in de tabel aangegeven is, laten verschillende begeleiders bij alle sportactiviteiten de vaardigheid ‘inspireren’ zien. Inspireren wordt tijdens deze observaties gezien als het hebben een voorbeeldfunctie of rolmodel. De groepsleider doen enkele momenten mee tijdens de sportactiviteiten en proberen dan de jongens te motiveren om ook mee te doen. Het gaat hierbij vooral om krachttrainingen- en oefenen. Tijdens de lessen ‘ethiek’ is de groepsleider vooral bezig met instrueren. Hij is aan het woord, instrueert, bespreekt, maar gaat niet in interactie met de jongens. Samenwerken en motiveren komen in mindere mate aan bod tijdens de sport- en fitnessactiviteiten. Onder deze twee vaardigheden wordt vooral verstaan dat de jongens met elkaar samenwerken en elkaar motiveren, waarbij de groepsleider voornamelijk toekijkt en instrueert op bepaalde momenten. Een coachende rol bij de groepsleiders is tijdens de observaties niet gezien. Eenmaal heeft een groepsleider een jongere beloond. Dit gebeurde tijdens een sportactiviteit. In deze context krijgt belonen de vorm van een compliment geven. _____________________________________________________________________________________________________ Tabel 4.3 Datum: 09-03 Sport Datum: 09-03 Ethiek Datum: 10-03 Sport Datum: 10-03 Poolen Datum: 16-03 Fitness Datum: 17-03 Poolen Datum: 28-03 Ethiek
HOUDING BEGELEIDER (WAT GEZIEN?) Open Gesloten Ontvangend X
Afwerend
X X
X
X
X
X
X X
X
X
X X
X
Beschrijving resultaten: Zoals hier te zien is, hebben de groepsleiders bij sportactiviteiten een open en ontvangende houding. Om dit te kunnen verduidelijkingen wordt nu eerst aandacht besteedt aan de gesloten en afwerende houding. Bij de twee ethieklessen en de poolactiviteit, hadden de groepsleiders een gesloten en afwerende houding. Hieronder wordt verstaan dat zij zich afzonderen van de groep, geen of weinig aandacht besteden aan de groepsdynamica of individuele aspecten. Als een jongere een vraag heeft, wordt dit afgekapt en zodoende wordt dit tijdens de observatie als afwerend benoemd. De groepsleider doet niet mee aan de activiteiten en schenkt geen aandacht aan de jongens, dat wordt als gesloten gezien. Een open en ontvangende houding staat hier tegenover. De groepsleider doet mee met activiteiten en besteedt aandacht aan het verloop hiervan. Hij geeft adviezen en is enthousiast. _____________________________________________________________________________________________________ Lotte Beernink
2011
Pagina 56
Bachelorrapport
Tabel 4.4 Datum: 09-03 Sport Datum: 09-03 Ethiek Datum: 10-03 Sport Datum: 10-03 Poolen Datum: 16-03 Fitness Datum: 17-03 Poolen Datum: 28-03 Ethiek
OPVOEDINGSSTIJLEN (GEZIEN OF NIET GEZIEN) Autoritair Democratisch Laissez-faire
Negeren
X X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X X
Beschrijving resultaten: Om een duidelijk beeld te kunnen schetsen, is er tijdens de observatie van de opvoedingsstijlen voor gekozen om alleen de meest voorkomende of gebruikte stijlen te turven. Deze zijn aangegeven in de tabel. Zoals in hoofdstuk 2 beschreven wordt, behoren regels en het stellen van eisen van bij de autoritaire opvoedingsstijl. “De groepsleiders zijn de baas en de jongens hebben te gehoorzamen. Gebeurt dit niet, dan volgt een consequentie”. Tijdens deze activiteiten beslist de groepsleider wat er gebeurd, hoe dat gebeurd en hebben de jongens geen mening. Dit gebeurde viermaal tijdens twee sportactiviteiten en twee ethieklessen. Een laissez-faire opvoedingsstijl komt ook viermaal terug tijdens de observaties. De groepsleiders besteden weinig aandacht aan de groep of het individu. Er worden enkele regels uitgelegd, daarna wordt de activiteit op zijn beloop gelaten. De groepsleider benoemd wat er goed en fout gaat, maar grijpt niet in of complimenteert niet wanneer iets juist goed gaat. De negerende stijl komt veruit het meest voor. Er is geen aandacht voor de groepsdynamica of het individu. De groepsleiders bieden geen ondersteuning of begeleiding tijdens de activiteiten. Ook begrenzen of complimenteren komt niet voor. Daarnaast komt het soms voor dat de groep onbeheerd wordt gelaten. 4.5 Samenvatting Voor dit onderzoek is gebruikt gemaakt van verschillende instrumenten. In dit hoofdstuk zijn deze instrumenten aan bod gekomen. De enquête voor zowel de jongens als de begeleiders is hier volledig uitgewerkt. Aan de hand van verschillende thema’s zijn er vragen geformuleerd om zo achter de sterke, zwakke en verbeterpunten te komen. De thema’s zijn omvatten de behandeling en begeleiding, het dagprogramma en de groepen. Ook het interview, dat gevoerd is met directeur, is hier beschreven. Een verbatim schrijven was niet mogelijk, daarom is er gekozen voor een nauwgezette samenvatting van het gesprek aan de hand van de besproken thema’s. Onder andere de behandeling en begeleiding, missie en visie en mogelijke verbeterpunten. Lotte Beernink
2011
Pagina 57
Bachelorrapport
De observatiechecklist is ingevuld aan de hand van verschillende basisaspecten: handelingen, vaardigheden, houding en opvoedingsstijl.
Lotte Beernink
2011
Pagina 58
Bachelorrapport
HOOFDSTUK 5 CONCLUSIES & AANBEVELINGEN____________________________ In het vorige hoofdstuk zijn de resultaten van het onderzoek beschreven daarop volgend worden in dit hoofdstuk conclusies getrokken uit die resultaten. Vanuit die conclusies worden vervolgens aanbevelingen gedaan. De deelvragen wordt in paragraaf 5.1 behandeld. In paragraaf 5.2 komt de hoofdvraag aan bod. In paragraaf 5.3 volgen de aanbevelingen. In paragraaf 5.4 volgt een sterktezwakte analyse van dit onderzoek. De discussie met betrekking tot dit onderzoek wordt in paragraaf 5.5 behandeld. 5.1 Deelvragen 1. Wat houdt de basismethodiek YouTurn in? Uit het literatuuronderzoek blijkt dat sinds het begin van 2010 in alle JJI´s in Nederland gewerkt wordt met de basismethodiek YOUTURN. Deze methodiek is een integratie en uitbreiding van twee andere methodieken, namelijk het Sociaal Competentie Model (SCM) en EQUIP. De methodiek stelt medewerkers binnen de inrichting (groepsleiders, pedagogisch medewerkers en anderen) in staat om allemaal op dezelfde manier met jongeren te werken. Ze heeft als doel jongeren te helpen vaardiger te worden om zelfstandig te leven, beter om te gaan met moeilijke beslismomenten en gemotiveerd te raken voor later in te zetten gedragsinterventies. Op de groepen vervullen de medewerkers binnen YOUTURN drie rollen: die van mentor, groepsleider en trainer. Een methodiekcoach begeleidt de medewerkers op de groep bij het uitvoeren van YOUTURN. De YOUTURN bestaat uit vijf fases. Afhankelijk van het oordeel van de rechter doorlopen jongeren één of meer fases van de methodiek. De eerste drie fases vinden binnen de inrichting plaats, de laatste twee buiten de inrichting. De tijd "binnen" een jeugdinrichting wordt zo goed mogelijk benut om het risico van recidive terug te dringen en ter voorbereiding op een geslaagde resocialisatie (YOUTURN basishandeling, 2009). 2. Wat zijn de kenmerken van de doelgroep binnen de JJI’s in Nederland en in Polen? Uit het literatuur en bronnenonderzoek blijkt dat jeugddelinquenten in Nederland gemiddeld al in drie andere internaten gezeten hebben voordat ze in een JJI geplaatst worden. Enerzijds is dit ten gevolge van het Nederlands beleid, waar eerst voor lichtere vormen van hulpverlening wordt gekozen, alvorens op een zware maatregel wordt overgegaan. Anderzijds geeft dit ook een indruk van de ernst van de problematiek van de jongeren. Uit onderzoeken van Van den Elzen (1999 in: Boendermaker, 2009) en Vreugdenhil (2003 in: Boendermaker, 2009) komt naar voren dat er veelal sprake is van ofwel een oppositionele opstandige gedragsstoornis (oppositional defiant disorder, ODD) of van de gedragsstoornis (conduct disorder, CD). Als er gekeken wordt naar het middelengebruik kan gezegd worden dat er bij flinke groep jongens en meisjes sprake is van overmatig of riskant gebruik van alcohol en drugs (Boendermaker, 2009). Andere veelvoorkomende kenmerken en problematieken van de doelgroep binnen JJI’s zijn (Boendermaker, 2009): meervoudige gedragsproblematiek, psychiatrische problematiek, gebrekkige gewetensvorming, extreem grensoverschrijdend gedrag en problemen op relationeel vlak. Ook factoren in gezin en omgeving kunnen ondergebracht worden als kenmerken van de doelgroep. Belangrijke informatie en kenmerken met betrekking tot negatieve opvoeding en ontwikkeling zijn: mishandeling door ouders, ernstige financiële problemen, criminaliteit van ouders, psychische problemen. Lotte Beernink
2011
Pagina 59
Bachelorrapport
In tegenstelling tot Nederland komt een drugsverslaving in Polen relatief weinig voor, daar tegenover staat dat er een groter aantal minderjarige alcoholverslaafden voorkomt (M. Gostomski, persoonlijke mededeling, 12 april 2011). Ook in Polen spelen factoren in gezin en omgeving spelen een grote rol bij de ontwikkeling van een kind of jeugdige. In Polen is de armoede en werkloosheid hoog wat een negatief effect heeft op de gezinnen. De meest voorkomende problemen zijn: ernstige financiële problemen van ouders, criminaliteit van ouders, alcoholgebruik, alcohol brouwen en de verkoop daarvan, weerstand jegens hulpverlening, mishandeling door ouders of familie. De meerderheid van de jongens binnen deze JJI komt uit een ‘probleem gezin’. Zo’n 90% van deze gezinnen kampt met financiële problemen en verslavingsproblemen op het gebied van alcohol (G. Razynska, persoonlijke mededeling, 10 maart 2011). Uit het praktijkonderzoek uitgevoerd in Polen blijkt dat armoede en werkloosheid de grootste maatschappelijke problemen zijn. Daarnaast zijn er meer gezinsgerichte kenmerken en problemen te noemen: ernstige financiële problemen, criminaliteit, weerstand jegens hulpverlening en alcoholgebruik (M. Gostomski, persoonlijke mededeling, 12 april 2011). Concrete antwoorden en cijfers met betrekking tot de kenmerken zijn niet aan het licht gekomen middels dit praktijkonderzoek. Ook het bronnenonderzoek kon hier geen duidelijkheid over verschaffen. 3. Hoe ziet de huidige wijze van behandeling en begeleiding eruit op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach zoals beschreven in de bestaande documentatie en literatuur? Uit de bestaande documentatie blijkt dat er in de JJI in Polen gewerkt wordt met aspecten uit de Goldsteinmethode. De Goldsteintraining is een trainingsmethodiek, ontwikkeld door Arnold Goldstein in de jaren zeventig (Van der Zee, et al. 1998). De Goldsteintraining is bedoeld om vaardigheden en sociale zelfredzaamheid van kansarme mensen, minder begaafde personen, of mensen met autisme, te stimuleren. Uitgangspunten van de Goldsteintraining zijn: de trainer is directief, maar creëert ook een vertrouwelijke sfeer. Tijdens de bijeenkomsten wordt veel positieve bekrachtiging gebruikt, door het geven en laten geven van complimenten. De trainer doet een sterk appel op de eigen verantwoordelijkheid van iedere deelnemer. Kijkende naar deze uitgangspunten en de uitkomsten van de participerende observatie, kan er gezegd worden dat de Goldsteinmethode in theorie als basis geldt, maar in de praktijk niet nageleefd wordt. Uit de enquêtes blijkt dat twee van de zes groepsleiders bekend zijn met de Goldsteinmethode, de andere vier kennen dit begrip en de manier van werken niet. De groepsleiders hanteren verschillende regels, afspraken en uitgangspunten in de begeleiding en behandeling. Dit zorgt voor onduidelijk beeld van de huidige wijze van behandeling en begeleiding. Verder wordt er gebruikt gemaakt van een punten- en beloningssysteem. De jongens kunnen in totaal per dag 15 punten verdienen (School 5 punten; Groep 5 punten; Gedrag 5 punten). Deze punten krijgen ze voor goed gedrag, inzet en geen tegenspraak. Uit het praktijkonderzoek blijkt dat dit systeem in de ogen van de jongens en groepsleiders goed werkt. Dit punt kan daarom gezien als een sterk punt in de begeleiding en behandeling.
Lotte Beernink
2011
Pagina 60
Bachelorrapport
4. Hoe ziet de huidige wijze van behandeling en begeleiding eruit op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach gezien vanuit een participerende observatie? Uit de participerende observatie blijkt dat er vooral gewerkt wordt vanuit een autoritaire opvoedingsstijl. Daarnaast blijkt dat de handelingen vooral vanuit een machtspositie komen en vooral leidend en bepalend zijn. De handelingen commanderen en bepalen staat in contact met een autoritaire opvoedingsstijl (Van der Ploeg, 2005). Deze combinatie wordt vaak gebruikt voor de groepsleiders. Hierbij hoort ook een gesloten en afwerende houding van de groepsleiders. Een negerende of lassez-faire opvoedingsstijl wordt ook teruggezien vanuit de observatie. Een afwerende en gesloten houding staat met deze opvoedingsstijlen in verbinding. De vaardigheden belonen, coachen en instrueren komen in mindere mate voor. Daartegenover staat dat inspireren een vaardigheid is, die tijdens de observatie vaak gezien is vooral tijdens sportactiviteiten. Tijdens deze activiteiten laten de groepsleiders vaker een open en ontvangende houding zien en wordt er minder vanuit een machtspositie gewerkt. 5. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de behandeling en begeleiding zoals beschreven in de basismethodiek YouTurn en de wijze van behandeling en begeleiding op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach zoals beschreven vanuit de bestaande documentatie, literatuur en gezien vanuit een participerende observatie? Vanuit de documentatie, literatuur en de observatie wordt duidelijk dat er aanzienlijke verschillen en overeenkomsten te vinden te zijn tussen behandeling en begeleiding. In paragraaf 2.5 is de bijbehorende tabel te vinden. De meeste verschillen liggen op de volgende gebieden: problematiek van de doelgroep, groepssamenstelling en begeleiding en behandeling. Een groot verschil tussen de twee werkwijzen is dat de Nederlandse manier van werken vooral gericht is individuele ontwikkeling en ontplooiing van de jongere. Om dit te bereiken wordt er gewerkt met persoonlijke behandelplannen. Tevens is het volgen en naleven van de YouTurn een belangrijk aspect. Daarnaast wordt de reclassering ingeschakeld en zal de jongere ook na zijn verblijf in een JJI begeleiding en ondersteuning krijgen. In Polen kent men geen reclassering of nazorg, dit betekent dat een jongere na zijn verblijf in een JJI weer op zichzelf is aangewezen. Verder wordt er in Polen voornamelijk groepsgewijs behandeld en begeleidt, dit resulteert in weinig tot geen individuele ontwikkeling en ontplooiing. De onderzochte JJI heeft een eigen methode ontwikkeld, met aspecten van de Goldsteintraining, maar vanuit het praktijkonderzoek blijkt dat deze punten niet of nauwelijks worden nageleefd of benut. Dit resulteert in verschillende interpretaties van begeleiding en behandeling. Uit het literatuur- en bronnenonderzoek blijkt dat de groepssamenstelling ook een verschil vormt tussen de begeleiding en behandeling in beide landen. In Nederland is acht jongeren het maximum en werken er minimaal twee begeleiders per groep. In Polen is er plek voor twaalf jongeren per groep en werkt er één begeleider per groep. De respondenten geven aan dat de groepsgrootte niet perse een negatief punt hoeft te zijn met betrekking tot de begeleiding en behandeling. Wel geven de respondenten en de geïnterviewde aan dat wanneer er meer financiën ter beschikking zouden komen, zij de
Lotte Beernink
2011
Pagina 61
Bachelorrapport
groepsgrootte en indeling zouden aanpassen. Zij streven dan ook naar kleinere groepen en meer begeleiding. Vanuit de participerende observatie blijkt dat in Polen voornamelijk gewerkt wordt vanuit een machtpositie en een autoritaire opvoedingsstijl. In Nederland wordt veel gewerkt vanuit een motiverende en oplossingsgerichte stijl. Er wordt in Nederland gebruik gemaakt van competentiegericht werken en dat komt overeen met een democratische opvoedingsstijl. Winter (2004) zegt in zijn onderzoek dat een autoritatieve opvoeding jongeren het best voorbereidt op het leven in een open, democratische samenleving. Opvoeders zijn zorgzaam, maar stellen ook duidelijke grenzen, geven veel uitleg, bevorderen de ontwikkeling van eigen verantwoordelijkheid en handelen volgens een open, democratische opvoedingsstijl. Uit onderzoek (Universiteit van Amsterdam, z.d.) blijkt dat over het algemeen kinderen en adolescenten met democratische opvoeders de laatste scores hebben op crimineel gedrag en kinderen met negerende opvoeders de hoogste. Samenvattend, eendimensionale opvoedingskenmerken zoals weinig toezicht, hard straffen en opvoedingsstijlen, zoals een negerende, verhogen het risico op delinquent gedrag. Gekeken naar de uitkomsten vanuit de observatie en de informatie uit het literatuuronderzoek, kan gezegd worden dat de opvoedingsstijlen uit beide landen grote verschillen laten zien. Nederland staat voor een democratische opvoedingsstijl, terwijl de JJI in Polen werkt vanuit een autoritaire opvoedingstijl. Uit het bovengenoemde onderzoek blijkt dat een autoritaire of negerende opvoedingsstijl juist vaker resulteert in delinquent gedrag. 6. Wat zijn de sterke en zwakke met betrekking tot de begeleiding en behandeling op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach benoemd door de begeleiders, jongens, en directeur? + 7. Hoe willen de begeleiders, jongens en directeur de huidige begeleidingswijze op de leefafdeling in de jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach geoptimaliseerd zien? Uit het praktijkonderzoek blijkt dat de jongens, begeleiders en de directeur bepaalde sterke, zwakke en verbeterpunten zien. Deze punten worden hieronder in een tabel weergegeven. Tabel 5.1: Uitkomsten praktijkonderzoek Jongens
Sterke punten Groepssamenstelling Begeleiding Dagprogramma (activiteitenaanbod)
Lotte Beernink
Zwakke punten Tijdsduur activiteiten (te kort) Verplichte rituelen
Verbetering - Optimalisatie Meer privacy
Meer praten over toekomstplannen Weinig tot geen privacy Leren hoe om te gaan met agressie Inhoud individuele- en Meer praten over het maken groepsgesprekken van de juiste keuzes Weinig tot geen individuele Meer leren over liefde en mogelijkheden seks Andere beloningen Eigen spullen/ kleren Individuele mogelijkheden 2011
Pagina 62
Bachelorrapport
Begeleiders
Houding teamleden Visie teamleden
Geen nazorg Weinig gebruik van externe contacten Slecht contact met netwerk jongere Weinig tot geen financiën (subsidies e.a.)
Kleinere groepen Implementeren methodes: RET & Groepsdynamica Mogelijkheid tot meer financiën Betere/ andere nazorg organiseren Mogelijkheid tot volgen van cursussen en trainingen
Duidelijke missie en visie
Geen nazorg
Huidige methode is ontwikkeld door de JJI op basis van praktijkervaring en visie
Onvoldoende aandacht voor de psychologische ontwikkeling jeugdige
Betere/ andere nazorg organiseren Mogelijkheid tot meer financiën
Kennis teamleden Teambuilding/ Spirit Huidige behandeling + effect Evalueren/ bespreken eigen handelen Directeur
Onvoldoende aandacht voor de efficiëntie van het systeem Weinig tot geen financiën (subsidies e.a.)
In bovenstaande tabel zijn de sterke, zwakke en verbeterpunten volgens de jongens, groepsleider en directeur aangegeven. De nazorg, financiën en het gebruik van het systeem van de jongere worden door zowel de groepsleider als de directeur gekenmerkt als zwakke punten. De huidige visie en begeleidingsmethode worden zowel de groepsleiders als de directeur gekenmerkt als sterke punten. Zowel de groepsleiders als de directeur geven aan dat de nazorg een belangrijk verbeterpunt is. Ook de financiënstroom zou geoptimaliseerd kunnen worden. De groepsleiders De jongeren geven aan dat de groepssamenstelling, het dagprogramma en de huidige behandeling sterke punten zijn. Daar tegenover staat dat de tijdsduur van de activiteiten, weinig individuele mogelijkheden en verplichte rituelen zwakke punten zijn, volgens de jongens. Verbeterpunten volgens de jongens zijn de mogelijkheid voor meer groepsgesprekken, plus een verandering in de inhoud daarvan (qua onderwerpen en thema’s). Verder geven de jongeren aan dat ze andere beloningen en hun eigen spullen zouden willen hebben. 5.2 Hoofdvraag Op welke wijze kan de huidige begeleidingsmethodiek van de jongens in de leeftijd van 13 tot 21 jaar op de leefafdeling in de Poolse jeugdgevangenis Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach geoptimaliseerd worden, rekening houdend met de in Nederland gebruikte basismethodiek Youturn? Uit de onderzoeksresultaten kan de conclusie getrokken worden dat de huidige begeleidingsmethodiek in Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach geoptimaliseerd kan worden met behulp van verschillende aspecten komende uit de in Nederland gebruikte basismethodiek YouTurn. Lotte Beernink
2011
Pagina 63
Bachelorrapport
Aan de hand van de resultaten die in hoofdstuk vier beschreven zijn liggen er vooral verbeter- en optimalisatiemogelijk bij nazorg, het contact met externen en het vormgeven van de behandeling en begeleiding. Een voorbeeld hiervan is dat de jongens aangeven dat zij graag meer willen leren over bepaalde aspecten van hun ontwikkeling, onder andere omgaan met agressie, toekomstplannen en seksuele voorlichting, middels groepsgesprekken en anders vormgegeven individuele begeleiding en behandeling. Deze aspecten vallen onder de in Nederland gebruikte methode YouTurn, specifiek genomen de EQUIP en TIP bijeenkomsten (YouTurn basishandleiding, 2009). De geïnterviewde geeft aan dat er onvoldoende aandacht is voor de psychologische ontwikkeling van de jongere en zegt dat er in Polen weinig informatie te verkrijgen is over de optimalisatiemogelijkheden. Verder blijkt uit de resultaten dat er vanuit de groepsleiders vraag is naar meer professionaliteitontwikkeling. Er is een specifieke vraag naar scholing op het gebied van ‘groepsdynamica’ en de ‘RET’. Deze twee methodes zouden de individuele- en groepsbijeenkomsten positief kunnen beïnvloeden en stimuleren. Vanuit het praktijkonderzoek blijkt verder dat de nazorg in Polen weinig tot niet georganiseerd is of ingezet wordt. Instanties zoals de reclassering in Nederland kent men in Polen niet, dus jongeren worden op dat vlak niet begeleid of ondersteund als ze vrij komen. Dit resulteert in veel recidivegevallen (G. Gostomki, persoonlijke mededeling, 12 april 2011). De kennis en informatie vanuit de YouTurn zou gebruikt kunnen worden bij het inrichten van een nazorg traject in Polen. Zowel de groepsleiders als de directeur geven in het praktijkonderzoek aan dat er aspecten verbeterd kunnen worden met betrekking tot het organiseren en inzetten van nazorg en het systeem rondom de jongere. Een voorbeeld hiervan is de geïnterviewde aangeeft dat elke instelling in Polen op haar eigen manier werkt en niet altijd de behoefte heeft aan meekijkers. Dit maakt samenwerking lastig en men krijgt niet de mogelijkheid om van elkaar te leren. Verder blijkt dat het inzetten van het systeem van de jongere te wensen overlaat. De geïnterviewde en de respondenten van het interview geven aan dat de systeembenadering niet altijd mogelijk is. Vanuit de YouTurn zou gekeken kunnen worden naar andere mogelijkheden om het systeem in te zetten of op een andere manier te betrekken bij de ontwikkeling en ontplooiing van de jongere. Daarnaast wordt het duidelijk dat de financiën in Polen een groot probleem zijn. In Polen heeft het Ministerie van Justitie niet veel mogelijkheden, dit resulteert in weinig tot geen subsidies en andere financiële mogelijkheden of extra’s. Om deze reden kunnen niet alle ideeën vorm krijgen, bijvoorbeeld het inzetten van meer of hoger geschoold personeel. Op het gebied van financiën kan de YouTurn geen uitkomsten bieden. 5.3 Aanbevelingen Aan de hand van de conclusies kunnen er een aantal aanbevelingen gedaan worden om de begeleiding en behandeling in in Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach te optimaliseren. Aanbeveling 1: De eerste aanbeveling is gericht op het invoeren van vergelijkbare EQUIP en TIP bijeenkomsten. Zoals in 5.1 duidelijk wordt liggen de optimalisatiemogelijkheid volgens de jongens vooral bij het leren van nieuwe vaardigheden en het bespreken van hun (on)mogelijkheden. De groepsleiders geven hier aan dat zij graag nieuwe methodes Lotte Beernink
2011
Pagina 64
Bachelorrapport
willen implementeren. Middels EQUIP en TIP bijeenkomsten kan aan deze mogelijkheden voldaan worden. De jongens krijgen de kans om vaardigheden te ontwikkelen en zichzelf te ontplooiing. De groepsleiders kunnen kennis en ervaring op doen op het gebied van coachen, groepsdynamica en worden tegelijkertijd geschoold en getraind. Hieraan gekoppeld hoort het huidige dagprogramma. Indien er vergelijkbare EQUIP en TIP bijeenkomsten ingevoerd worden, zal het dagprogramma aangepast moeten worden. Er zal tijd vrij geroosterd moeten worden voor individuele en groepsmogelijkheden. Aanbeveling 2: Om verder aan te sluiten bij de wensen van de jongens en de groepsleiders is de aanbeveling om een start te maken bij het opzetten van de nazorg. Zoals de YouTurn dit vormgeeft, zou een passende mogelijkheid zijn. De eerste fases verblijft de jongere binnen instelling en werkt aan vaardigheden, ontplooiing en kennis. De laatste fases kunnen buiten de instelling vormgegeven worden. Er wordt geadviseerd om de gemeenschap hierbij te betrekken. Boeren uit de regio zouden gevraagd kunnen worden op stageplaatsen aan te bieden, vrijwilligers zouden aangetrokken kunnen worden om de jongens kennis te laten maken met de verschillende, belangrijke aspecten van de maatschappij. Deze vrijwilligers kunnen ook dagelijkse activiteiten met de jongens ondernemen, bijvoorbeeld boodschappen doen, koken, met geld omgaan et cetera. Aanbeveling 3: De derde aanbeveling richt zich de vragen en wensen van de jongens. Vanuit het praktijkonderzoek blijkt dat de jongens graag andere, passende beloningen willen ontvangen bij goed gedrag. Daarnaast blijkt dat er weinig tot geen privacy is. De begeleiders geven aan dat zij als verbeterpunt ‘kleinere groepen’ zien. Als deze drie aspecten aan elkaar gekoppeld worden, kan er gezegd worden dat dit een uitkomst zou kunnen bieden. Kleinere groepen zou zorgen voor meer privacy, ook kan er hierbij meer aandacht besteedt worden individuele vragen en wensen van de jongens. Tevens zou er binnen kleinere groepen samen gewerkt kunnen worden aan een beloningssysteem gericht op die specifieke groep, met de daarbij behorende beloningen. Aanbeveling 4: De vierde aanbeveling is het doen van een vervolgonderzoek gericht op de nazorg in Polen. Uit zowel het literatuur als het praktijkonderzoek komt naar voren dat de nazorg in Polen weinig tot niet georganiseerd is of ingezet wordt. Instanties zoals Reclassering in Nederland kent men in Polen niet, dus jongeren worden op dat vlak niet begeleid of ondersteund als ze vrij komen. Welke (on)mogelijkheden liggen er op dit gebied en hoe kan men ervoor zorgen dat deze instanties vorm krijgen? Een vervolgonderzoek en de daarbij behorende informatie zou nieuw licht op de zaak kunnen schijnen. Aanbeveling 5: De vijfde aanbeveling is het doen van een soortgelijk onderzoek bij vergelijkbare instellingen in Polen. Zoals in hoofdstuk 3 duidelijk werd is dit onderzoek niet extern valide. Door meerdere instellingen te onderzoeken kan er een koppeling gemaakt worden naar alle feiten, meningen en interpretaties binnen deze instellingen. Middels zo’n vervolgonderzoek kan ook duidelijkheid verkregen worden over de wijze van financiering binnen andere instelling. Vervolgens kunnen deze uitkomsten met elkaar Lotte Beernink
2011
Pagina 65
Bachelorrapport
vergeleken worden en zo komen de sterke, zwakke en verbeterpunten aan het licht. Men kan van elkaar leren en ervaring en kennis uitwisselen. Tevens kan het Ministerie van Justitie baat hebben bij deze resultaten. Aanbeveling 6: Tot slot wordt geadviseerd om het personeel van SDN Chojnice kennis te laten maken met vergelijkbare instellingen in Nederland. Dit zorgt voor een uitwisseling van kennis, vaardigheden en informatie. Men kan van elkaar leren en wellicht zodoende de huidige werkwijze verder aanpassen en optimaliseren. 5.4 Sterkte- Zwakte onderzoek In deze paragraaf wordt aandacht aan de sterke en zwakke punten betreffende het onderzoek. Sterk: Binnen het onderzoek is gebruik gemaakt van veel verschillende bronnen. Door deze bronnentriangulatie is er een compleet en breed beeld. Binnen het onderzoek is van verschillende instrumenten gebruik gemaakt. Door deze instrumententriangulatie ontstaat er een veelzijdig en totaal beeld van de instelling. Het theoretisch kader van dit onderzoek is zeer uitgebreid en beschrijft een breed vlak van aspecten met betrekking tot het onderwerp. Alle gevraagde respondenten hebben meegewerkt aan het onderzoek. Dit betekent een respons van 100%. Zwak: Door sommige respondenten is geen mening en/ of geen ervaring ingevuld. Dit zorgt ervoor dat het aantal te gebruiken kwalitatieve resultaten minder groot is geworden dan verwacht. Door de taalbarrière (Pools – Nederlands) was het tijdens het interview lastig om een duidelijk, concreet antwoord te krijgen. Dit zorgt voor ruis en miscommunicatie. Dit kan ervoor gezorgd hebben dat de geïnterviewde de vragen incorrect heeft geïnterpreteerd of dat de onderzoeker de antwoorden verkeerd heeft begrepen. Van de 55 jongens die in de onderzoeksperiode in de instelling zaten hebben er 14 jongens meegewerkt aan de enquête. Dit kan ervoor gezorgd hebben dat niet alle antwoorden valide zijn en niet gehele populatie binnen de instelling omvatten. De reden hiervoor is dat de precieze hoeveelheid respondenten in overleg met de directeur, in Polen, besloten moest worden. Daar werd besloten dat niet alle jongens mee konden werken aan het onderzoek. 5.5 Discussie In deze paragraaf zal de visie van de onderzoeker met betrekking tot dit onderwerp beschreven worden. Getracht wordt om dit op micro-, meso- en macroniveau te beschrijven. Het onderzoek heeft ertoe geleid dat de onderzoeker de hulp- en dienstverlening in Nederland meer waardeert. Uit het praktijkonderzoek blijkt dat de (justitiële) jeugdzorgsector in Polen (nog) niet zo ontwikkeld is als we in Nederland kennen. Er liggen vooral zwakke en verbeterpunten op het gebied van nazorg en de Lotte Beernink
2011
Pagina 66
Bachelorrapport
financiënstroom. Helaas kan dit onderzoek daar niet in grote mate aan bijdragen. Wel heeft dit onderzoek ervoor gezorgd dat dit nogmaals aan het licht is gekomen en zijn er aanbevelingen gedaan om deze aspecten verder uit te diepen. Ook heb ik mijn persoonlijke visie en ideeën over dit onderwerp gedeeld met de directeur en de medewerkers. Deze ideeën en visie liggen voornamelijk op het gebied van benutten van andere mogelijkheden en middelen, inzetten van vrijwilligers en de gemeenschap en minstens zo belangrijk, vrouwenemancipatie. Het voert te ver om dit uitgebreid te beschrijven, daarom volgt een korte uitleg. Persoonlijk wordt er volgens mij (te) weinig aandacht besteed aan individuele (psychologische) ontwikkeling, de instelling geeft aan dat dit door de weinige financiën komt. In Nederland ligt de nadruk op individuele ontwikkeling, middels specifieke individuele behandelplannen. Ook hebben de jongeren de mogelijkheid om hun eigen plan te schetsen en in te richten. Dit doen de jongeren met behulp van groepsleiders, pedagogisch medewerkers en ouders. Daarnaast wordt de groep hierbij betrokken, door de groepsbijeenkomsten en gesprekken. In Polen gebeurt dit niet, daar ligt de nadruk voornamelijk op straffen. Natuurlijk ben ik er mij ervan bewust dat ‘geld’ altijd en overal een grote rol speelt, maar het doet me wel wat als dit ten nadele van de jongens komt. Persoonlijk ben ik iemand die graag andere paden bewandeld en nieuwe dingen uitprobeert. Ik heb getracht dit ook in Polen aan het licht te brengen. Mijn persoonlijke adviezen zijn gericht op het inzetten van onbenutte mogelijkheden, zoals de gemeenschap. Door de gemeenschap bij de instelling te betrekken, kan er wellicht op andere manieren aan financiën gekomen worden. Door open dagen te organiseren en zelfgemaakte spullen te verkopen. Verder kunnen geïnteresseerde mensen van uit gemeenschap diensten aanbieden op het gebied van nazorg, qua stageplekken, ontwikkelmogelijkheden etc. De afgelopen maanden werd het me duidelijk dat de jongens behoefte hebben aan individuele aandacht en een stuk geborgenheid. De groepsleiders in Polen leggen de nadruk op hard werken, discipline en macht, maar vergeten het emotionele aspect. Deze jongens zijn in ontwikkeling en hebben quality-time, complimenten en een coach nodig die hen ondersteunt en begeleidt. Hier verschillen de visie van de onderzoeker en de visie van instelling. Waar ook verschillende opvattingen over bestaan is de vrouwenemancipatie. Er werken in de JJI in Polen geen vrouwelijke groepsleiders of bewakers, alleen een enkele vrouwelijke docente, dit resulteert in een echte ‘mannencultuur’. Het feit is wel dat dit nog overblijfselen zijn van het communisme. En persoonlijk hoop ik dat dit nog verandert, ergens in de komende jaren. Vrouwenemancipatie staat mij bij persoonlijk hoog aangeschreven en dit heb ik ook uitgebreid besproken met de directeur en medewerkers. Het raakt me als er gezegd wordt dat vrouwen niet geschikt zijn voor dit werk en dat jonge vrouwen (wat ik op mezelf richt) niet met deze jongens kunnen omgaan. Vrouwen zouden niet sterk genoeg zijn, niet met agressie en seksueel getinte toespelingen om kunnen gaan. Natuurlijk hoort dit onderwerp niet direct bij het onderzoek, maar is wel van groot belang, dat is mijn persoonlijke mening. Women’s rights around the world is an important indicator to understand global well-being. A major global women’s rights treaty was ratified by the majority of the world’s nations a few decades ago. Yet, despite many successes in empowering women, numerous issues still exist in all areas of life, ranging from the cultural, political to the economic. For example, women often work more than men, yet are paid less; gender discrimination affects girls and women throughout their lifetime; and women and girls are often are the ones that suffer the most Lotte Beernink
2011
Pagina 67
Bachelorrapport
poverty. Many may think that women’s rights are only an issue in countries where religion is law, such as many Muslim countries. Or even worse, some may think this is no longer an issue at all. But reading this report about the United Nation’s Women’s Treaty and how an increasing number of countries are lodging reservations, will show otherwise. Gender equality furthers the cause of child survival and development for all of society, so the importance of women’s rights and gender equality should not be underestimated (Shah, 2010). Na mijn pleidooi zijn de meningen wellicht veranderd. Er werd duidelijk dat vrouwen toch wellicht andere aspecten van de hulpverlening kunnen benadrukken en verwezenlijken, zoals hier in Polen: het emotionele aspect van de hulpverlening en daarmee preventief kunnen werken zodat bijvoorbeeld agressie afneemt. Ik hoop van harte dat mijn komst wat positiefs heeft gebracht en wellicht kan zorgen voor nieuwe inzichten. Als ik zie dat ik persoonlijk enkele veranderingen teweeg heb kunnen brengen, voel ik me voldaan.
Lotte Beernink
2011
Pagina 68
Bachelorrapport
LITERATUUR_______________________________________________________________________ Accare (2011). EQUIP Training. [On-line] Beschikbaar via http://www.accare.eu/qontex/online/equip-training.asp (2011, april) American Psychiatric Association (2001). Een beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM-IV-TR. Amsterdam: Harcourt. Boendermaker, L. (2009) Opvoeding en Bescherming achter ‘tralies’. Amsterdam: SWP Brommersma, M. (2008). Autistische jongeren en de Goldstein SOVA-methode : 'kun jij nee zeggen? [Dissertatie]. Zwolle: Christelijke Hogeschool Windesheim. Bil, de., P. (2010) Observeren, Registeren, Rapporteren en Interpreteren. Amsterdam: Nelissen Blom, M. (2005). Monitor Jeugd terecht. Den Haag: WODC Dienst Justitiële Inrichtingen (z.d.) Basismethodiek YouTurn [On-line] Beschikbaar via http://www.dji.nl/basismethodiek-youturn.html (2010, november) Dienst Justitiële Inrichtingen (z.d.) Inhoud plaatsing JJI [On-line] Beschikbaar via http://www.dji.nl/dejeugdinrichting.html (2011, februari) European Sourcebook (z.d.) Ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit in Europa [Elektronische versie] Verkregen op 15 november 2010, via http://www.wodc.nl (2010, november) Ferwerda, H. (2001). Jeugd en Straf: van HALT tot PIJ. [Artikel] J*, tijdschrift voor jongeren, 4-9 Forensisch Centrum Teylingereind (2006). EQUIP, Handleiding voor trainers. Heerink, M., Pinkster, S., & Bratti- van der Werf, M. (2009). Onderzoek in zorg en welzijn. een praktische inleiding. Amsterdam: Pearson Education Benelux Jeugdinrichting ‘Kansrijk’ (z.d.) [Elektronische versie] Verkregen op 23 november 2010, via http://www.dejeugdinrichting.nl/ (2010, december) Lodewijks, H.P.B. (2007). Interventies bij jongeren in justitiële behandelinrichtingen: de stand van zaken. Tijdschrift voor psychotherapie, 33(2) 82-101 Marwijk, van, F. (2010) Houding en handelen [On-line] Beschikbaar via http://www.lichaamstaal.nl/houding.html (2011, maart)
Lotte Beernink
2011
Pagina 69
Bachelorrapport
Migchelbrink, F. (2009). Praktijkgericht onderzoek in zorg en Welzijn. Amsterdam; Uitgeverij SWP Ministerie van Justitie (2010). Capaciteitsplan Justitiële Jeugdinrichtingen. [rapport] Dienst justitiële inrichtingen Mulder, F. (2002-2010) Polen voor beginners [On-line] Beschikbaar via http://www.voorbeginners.info/polen (2010, december) Porozynski, H. (2010) Schronisko dla Nieletnich w Chojnicach [On-line] Beschikbaar via http://www.sdnchojnice.pl/index.php (2010, december) Ploeg, van der, J.D. (2005) Behandeling van gedragsproblemen. Rotterdam; Uitgeverij Lemniscaat Rijksoverheid (2010) Rijksoverheid – Kan een minderjarige in een jeugdgevangenis geplaatst worden? [On-line] Beschikbaar via http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/ (2010, november) Shah, A. (2010) Women’s Right [Elektronische Versie] Verkregen op 17 mei 2011 via http://www.globalissues.org/article/166/womens-rights Smijesters, H. (2010). Onderzoek naar Interventies. Vaktherapie Justitiële Jeugdinrichting en Gesloten Jeugdzorg. [Artikel] Tijdschrift voor vaktherapie Stuurgroep YOUTURN. (2009). YouTurn Basishandleiding. Universiteit van Amsterdam. (z.d.) Proefschrift; criminologische en gezinspedagogische kennis over delinquentie en opvoeding. [Dissertatie] Amsterdam UVA Wartna, B.S.J. (2005). Jong vast. Den Haag: WODC Winter, de. M. (2004). Democratie moet je leren - wanneer beginnen we? [Artikel] NRC Handelsblad. 17 Zee, van der, M., Molen, van der, H., & Beek, van der, D. (1998) Sociale vaardigheden voor zwakbegaafde jongeren. Praktijkboek Goldstein. Deventer: Van Loghum
Lotte Beernink
2011
Pagina 70
Bachelorrapport
BIJLAGEN___________________________________________________________________________
BIJLAGE I BIJLAGE II BIJLAGE III BIJLAGE IV BIJLAGE V BIJLAGE VI BIJLAGE VII BIJLAGE VIII BIJLAGE IX
Lotte Beernink
Enquête jongens Enquête begeleiders Interview Checklist Observatielijst Dagprogramma YOUTURN informatieblad EQUIP-bijeenkomst TIP-bijeenkomst Goldsteinmethode
2011
Pagina 71
Bachelorrapport
_________________________________
BIJLAGE I
Enquête jongeren
ENQUETE______________________________________
Allereerst wil ik je bedanken dat je wilt meewerken aan dit onderzoek. Zoals je waarschijnlijk al hebt gehoord, doe ik een onderzoek naar de huidige manier van begeleiding en behandeling binnen deze JJI en de mogelijkheid tot optimalisering hiervan. Ik ben Lotte Beernink, studente van de Saxion Hogeschool Enschede (Holland) en studeer af aan de Academie Mens en Maatschappij, de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Ik zou graag te weten willen komen in hoeverre jij tevreden bent over de huidige manier van begeleiding op de groep, wat jij goed en minder goed vindt gaan en wat er volgens jou veranderd of verbeterd zou kunnen worden. Je kunt de vragenlijst anoniem invullen en de antwoorden zullen vertrouwelijk gebruikt worden. Natuurlijk mag je de vragenlijst ook samen met een begeleider of docent invullen. De enquête bestaat uit 28 vragen, die onderverdeeld zijn in 6 thema’s. Er zullen je vragen worden gesteld waarbij je kunt kiezen uit verschillende gegeven antwoorden. Daarnaast worden er open vragen gesteld. Het doel van deze enquête is niet iemand of iets te willen beoordelen, maar om een beeld te krijgen hoe jij, als jongere, tegen de begeleiding aankijkt. Heb je nog vragen/opmerkingen over of naar aanleiding van de vragenlijst, dan kun je deze aan het einde van de vragenlijst kwijt.
Lotte Beernink
2011
Pagina 72
Bachelorrapport
_________________________________ALGEMEEN________________________________________ Deze vragen zijn gericht op algemene gegevens, zoals bijvoorbeeld je leeftijd en hoe lang je al bij SDN Chojnice zit. Als je een vraag liever niet beantwoordt, is dat geen enkel probleem, zet dan een kruisje (X) voor deze vraag. 1. Wat is je leeftijd? 2a. Hoe lang zit je bij al SDN Chojnice? < 1 maand 1 – 3 maanden 3 – 6 maanden 6 – 12 maanden > 12 maanden 2b. In welke groep zit je? I II III IV V 3. Op welke scholen heb je gezeten? (Meerdere antwoorden mogelijk) Basisschool Speciaal basisonderwijs Middelbare school Speciaal middelbaar onderwijs Geen Anders, namelijk 4a. Is er een psychische stoornis of beperking bij je gediagnosticeerd? Ja Nee 4b. Zo ja, kun je aangeven welke: ________________________________BEGELEIDING______________________________________ Deze vragen zijn gericht op de begeleiding die je krijgt, zoals bijvoorbeeld wat je van de begeleiding vindt en hoe vaak er gesprekken plaatsvinden. Als je een vraag liever niet beantwoordt, is dat geen enkel probleem, zet dan een kruisje (X) voor deze vraag. 5. Wat vind je van de begeleiding die je krijgt in het internaat? Zeer goed Goed Redelijk Slecht Geen mening 6. Hoe vaak heb jij alleen een gesprek met de groepsdocent? Lotte Beernink
2011
Pagina 73
Bachelorrapport
1x per dag 1x per week 1x per twee weken 1x per maand Nooit Anders, namelijk
7a. Hoe vaak heb jij een gesprek met de sociotherapeut of psycholoog? 1x per dag 1x per week 1x per twee weken 1x per maand Nooit Anders, namelijk 7b. Heb jij het gevoel dat je daar iets aan hebt of van leert? Ja, heel veel, namelijk Ja, genoeg Nee, weinig Nee, niks 7c. Zo nee, wat zou je dan graag willen? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Meer sociale vaardigheden Meer agressieregulatie Meer over normen en waarden Meer praten over mijn verleden Meer praten over mijn toekomst Omgang lastige situaties Oefenen met geld Liefde, Seks Weet niet Anders, namelijk 8. Hoe vaak vindt er een groepsgesprek plaats? (Praten met de hele groep) 1x per dag 1x per week 1x per twee weken 1x per maand Nooit Ga naar vraag 13 Anders, namelijk 9. Wat wordt er tijdens een groepsgesprek besproken? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Normen en waarden Sociale vaardigheden Keuzes die ik moet maken Agressieproblemen Interesses Verantwoordelijkheden Omgang lastige situaties Liefde, Seks Anders, namelijk Lotte Beernink
2011
Pagina 74
Bachelorrapport
10. Wie zijn er bij een groepsgesprek aanwezig? (Bv. Groepsdocent, andere jongeren, psycholoog, sociotherapeut??) 11. Wat vindt je belangrijk tijdens deze gesprekken?(Maximaal 3 antwoorden aangeven) Respect Vertrouwen Stilte Rust Humor Vrijheid om te praten Meningen van anderen horen Oefenen met sociale vaardigheden Oefenen met algemene gesprekken voeren Niks Anders, namelijk 12. Indien je bij vraag 9, nooit, hebt ingevuld, zou je dat graag willen? Ja Nee 13. Wat zou er verder of meer besproken moeten worden tijdens groepsgesprekken? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Normen en waarden Sociale vaardigheden Keuzes die ik moet maken Agressieproblemen Interesses Verantwoordelijkheden Omgang lastige situaties Liefde, Seks Anders, namelijk __________________________________REGELS___________________________________________ Deze vragen zijn gericht op de regels bij SDN Chojnice, zoals bijvoorbeeld het beloningssysteem en de beloningen. Als je een vraag liever niet beantwoordt, is dat geen enkel probleem, zet dan een kruisje (X) voor deze vraag. 14a. Hoe tevreden ben je over de regels in het internaat? Zeer tevreden Tevreden Redelijk tevreden Ontevreden Geen mening 14b. Hoe komt dit? (Maximaal 3antwoorden aangeven) Te veel regels Te weinig regels Ik begrijp de regels niet Iedereen gebruikt andere regels Sommige begeleiders zijn makkelijker dan anderen Lotte Beernink
2011
Pagina 75
Bachelorrapport Ik ben tevreden over de regels Weet niet Anders, namelijk 15a. Wat vind je van het huidige beloningssysteem? Zeer goed Redelijk goed Goed Niet zo goed Helemaal niet goed 15b. Hoe komt dit? (Maximaal 3antwoorden aangeven) Te veel regels Te weinig regels Slechte beloningen Niet gericht op mijn persoonlijke doelen Dit systeem is gericht op de dingen die ik al kan Ik snap het systeem niet Ik leer er niks van Ik vind het huidige beloningssysteem een goede werkwijze Weet niet Anders, namelijk 16a. Wat vindt jij van de verplichte rituelen? (Appels, handen schudden, zelfde kleren?) Zeer goed Redelijk goed Goed Niet zo goed Helemaal niet goed 16b. Wil je hieronder aangeven waarom je dat vindt? 17. Wat zou jij anders of verbeterd willen zien in de behandeling? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Ander beloningssysteem (Bv. Meer op mijn eigen doelen) Andere beloningen (Bv. Later naar bed, meer vrijheid) Minder verplichte rituelen (Bv. Niet altijd handen schudden) Eigen kleren dragen Minder regels Andere regels Niks Weet niet Anders, namelijk 18. Kun jij een voorbeeld geven hoe jouw keuze eruit moet komen te zien? (Bijv. een persoonlijk beloningssysteem gericht op mijn eigen doelen) ______________________________DAGPROGRAMMA___________________________________ Deze vragen zijn gericht op het dagprogramma, zoals bijvoorbeeld de hoeveelheid activiteiten en de tijdsduur. Als je een vraag liever niet beantwoordt, is dat geen enkel probleem, zet dan een kruisje (X) voor deze vraag. Lotte Beernink
2011
Pagina 76
Bachelorrapport
19. Hoe tevreden ben je over het dagprogramma? Zeer tevreden Tevreden Ontevreden Zeer ontevreden Geen mening 20. Hoe tevreden ben je over de tijdsduur van de activiteiten? Tevreden, de tijdsduur is precies goed Ontevreden, de activiteiten duren te lang Ontevreden, de activiteiten zijn te kort Geen mening 21a. Mag jij ook nadenken over de activiteiten die in het dagprogramma komen te staan? Ja Nee 21b. Zou je dat graag willen? Ja Nee 21c. Zo ja, wat zou je dan willen veranderen of verbeteren? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Meer individuele activiteiten Meer tijd om te sporten Meer luchtmomenten Meer creatieve activiteiten Activiteiten met dieren Activiteiten met vrijwilligers Koken voor/ met de groep Weet niet Andere activiteiten, zoals _______________________________INDIVIDUEEL_______________________________________ Deze vragen zijn gericht op jouw individuele proces, zoals bijvoorbeeld jouw doelen en ontwikkeling. Als je een vraag liever niet beantwoordt, is dat geen enkel probleem, zet dan een kruisje (X) voor deze vraag. 22a. Heb je wel eens met iemand gesproken over jouw persoonlijke doelen? Ja Nee Weet niet 22b. Zo ja, met wie was dat? 23. In hoeverre wordt er rekening gehouden met jouw persoonlijke doelen? Er wordt veel rekening gehouden met mijn persoonlijke doelen, dus ik ben heel tevreden Er wordt soms rekening gehouden met mijn persoonlijke doelen, dus ik ben redelijk tevreden Ik ben soms tevreden en soms niet tevreden
Lotte Beernink
2011
Pagina 77
Bachelorrapport Er wordt weinig rekening gehouden met mijn persoonlijke doelen, dus ik ben niet tevreden Er wordt geen rekening gehouden met mijn persoonlijke doelen, dus ik ben helemaal niet tevreden 24. Wat zou je anders of verbeterd willen zien met betrekking tot jouw doelen? (Maximaal 3antwoorden aangeven) Meer/ andere activiteiten gericht op mijn doelen Meer gesprekken gericht op mijn doelen Meer aandacht van begeleiders voor mijn doelen Meer rekening houden met mijn doelen Meer oefenen met mijn doelen Anders, namelijk ____________________________________GROEP__________________________________________ Deze vragen zijn gericht op jouw groep, zoals bijvoorbeeld de groepssamenstelling en de privacy. Als je een vraag liever niet beantwoordt, is dat geen enkel probleem, zet dan een kruisje (X) voor deze vraag. 25. Hoe tevreden ben je over de groepssamenstelling, qua leeftijdsindeling? Zeer tevreden, ik vind het prettig om met jongens van verschillende leeftijden samen te leven Tevreden, het maakt mij niet uit hoe oud iedereen is Ontevreden, ik vind het prettiger om samen te leven met alleen jongens van mijn leeftijd. Geen mening 26. Hoe tevreden ben je over de groepssamenstelling, qua groepsgrootte? Zeer tevreden, ik vind het prettig om met 11 andere jongens samen te leven Tevreden, het maakt mij niet uit hoe groot de groep is Ontevreden, ik zou het prettiger vinden om in een kleinere groep samen te leven Geen mening 27. Wat vindt je van de privacy die je hebt op de groep? Veel privacy Voldoende privacy Weinig privacy Geen privacy 28. Wat zou je anders of verbeterd willen zien? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Groepen op leeftijd ingedeeld Groepen op IQ ingedeeld Groepen op delict ingedeeld Kleinere groepen Meer begeleiding op de groep Meer privacy Meer individuele begeleiding Meer individuele mogelijkheden Niks Anders, namelijk Dit is het einde van de vragenlijst. Heb je nog opmerkingen of vragen? Bedankt voor je deelname aan het onderzoek. Lotte Beernink
2011
Pagina 78
Bachelorrapport
BIJLAGE II _________________________________
Enquête begeleiders
ENQUETE______________________________________
Allereerst wil ik u bedanken dat u wilt meewerken aan dit onderzoek. Zoals u waarschijnlijk al hebt vernomen, doe ik een onderzoek naar de huidige manier van begeleiding en behandeling van jongeren binnen deze JJI en de mogelijkheid tot optimalisering hiervan. Ik ben Lotte Beernink, studente van de Saxion Hogeschool Enschede (Holland) en studeer af aan de Academie Mens en Maatschappij, de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Ik zou graag te weten willen komen in hoeverre u methodisch te werk gaat, op welke manier u werkt, wat volgens u het effect is, wat uw mening over dit onderwerp is en wat mogelijk verbeterd of veranderd zou kunnen worden. Het doel van deze enquête is niet om uw kennis over het onderwerp te meten, maar om een beeld te krijgen hoe u, als professional, de huidige werkwijze toepast en waar u mogelijk verbeterpunten ziet. Uw antwoorden zullen vertrouwelijk gebruikt worden en u kunt de vragenlijst anoniem invullen. De enquête bestaat uit 25 vragen, die onderverdeeld zijn in 5 thema’s. Er zullen u vragen worden gesteld waarbij u kunt kiezen uit verschillende gegeven antwoorden. Daarnaast worden u open vragen gesteld. Heeft u nog vragen/opmerkingen over of naar aanleiding van de vragenlijst, dan kunt u deze aan het einde van de vragenlijst kwijt.
Lotte Beernink
2011
Pagina 79
Bachelorrapport
___________________________________ALGEMEEN___________________________________ Deze vragen zijn gericht op algemene gegevens, zoals bijvoorbeeld uw leeftijd en hoe lang u al bij SDN Chojnice werkt. Als u een vraag liever niet beantwoordt, is dat geen enkel probleem, zet dan een kruisje (X) voor deze vraag. 1.Wat is uw leeftijd? 2. Wat is uw geslacht? man vrouw 3a. Hoeveel jaren werkervaring heeft u met jeugddelinquenten? 0-5 jaar 6-10 jaar 11-15 jaar > 15 jaar 3.b Hoe lang werkt u al bij SDN Chojnice? < 1 jaar 1-5 jaar 6-10 jaar 11-15 jaar > 15 jaar 4. Welke opleiding(en) heeft u gevolgd? 5a. Hoeveel uur per week werkt u? < 12 uur 12 – 24 uur 25 – 32 uur 33 – 40 uur > 40 uur 5b. Op welke groep werkt u? I II III IV V _______________________HUIDIGE WERKWIJZE_____________________________________ Deze vragen zijn gericht op de huidige werkwijze, zoals bijvoorbeeld de begeleiding en behandeling en het dagprogramma. Als u een vraag liever niet beantwoordt, is dat geen enkel probleem, zet dan een kruisje (X) voor deze vraag. 6. Wilt u hieronder aanvinken in hoeverre u de aangegeven begrippen effectief vindt of in hoeverre u tevreden bent? Lotte Beernink
2011
Pagina 80
Bachelorrapport (Effectief wil zeggen dat een persoon of organisatie activiteiten verricht die het doel van die persoon of organisatie realiseren – doeltreffend) 1. Niet effectief
2. Weinig Effectief
3. Effectief
4. Zeer effectief
5. Geen mening
2. Redelijk Tevreden
3. Tevreden
4. Zeer tevreden
5. Geen mening
DAGPROGRAMMA Invulling dagprogramma Invulling avondprogramma Invulling weekendprogramma Activiteiten gericht op vergroten competenties en vaardigheden Mogelijkheid voor toelichting: BEGELEIDING EN BEHANDELING Wijze van observeren Wijze van rapporteren Wijze van doorverwijzen Wijze van individuele begeleiding Wijze van groepsbegeleiding Invulling nazorg Punten- en beloningssysteem Mogelijkheid voor toelichting: 1. Niet tevreden FUNCTIONEREN Invulling eigen functie Eigen kennis en vaardigheden Implementatie nieuwe methoden Persoonlijke omgang met de jongens Mogelijk tot scholing of training Visie teamleden Lotte Beernink
2011
Pagina 81
Bachelorrapport
Team functioneren Mogelijkheid voor toelichting: _____________________________INSTELLING___________________________________________ Deze vragen zijn gericht op de instelling, zoals bijvoorbeeld missie en visie. Als u een vraag liever niet beantwoordt, is dat geen enkel probleem, zet dan een kruisje (X) voor deze vraag. 7. Wat is volgens u de doelstelling van de instelling? 8. Wat is volgens u de missie en visie van de instelling? 9. Hoe zou u de sfeer in de groep beschrijven? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Rustig Onrustig Druk Gezellig Fijn Agressief Passief Spanning Anders, namelijk 10. Wat zijn de sterke punten met betrekking tot de werkwijze binnen de instelling? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Houding teamleden Vaardigheden teamleden Kennis teamleden Nazorg Laag recidivecijfer Instrumenten Samenwerking binnen het team Samenwerking met externen Anders, namelijk 11. Vindt u dat er voldoende activiteiten worden uitgevoerd voor de jongeren om hun vaardigheden, competenties en mogelijkheden te vergroten binnen de beschikbare tijd, geld en middelen? Ja Ja, maar het kan beter Nee Geen idee _____________________________GOLDSTEINMETHODE_______________________________ Deze vragen zijn gericht op de Goldsteinmethode. Als u een vraag liever niet beantwoordt, is dat geen enkel probleem, zet dan een kruisje (X) voor deze vraag. Lotte Beernink
2011
Pagina 82
Bachelorrapport
12. Hoe bekend bent u met het begrip ‘Goldsteinmethode’? Nooit van gehoord Ga door naar vraag 17 Wel eens van het begrip gehoord, maar verder niet mee bekend Ga door naar vraag 17 Begrip is mij bekend en ik kan een voorbeeld noemen, namelijk Ik werk via de Goldsteinmethode Anders, namelijk 13. Hoe kijkt u aan tegen de Goldsteinmethode op een schaal van 10-1? (10= zeer positief, 1= zeer negatief) 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 14. Welke voordelen heeft de Goldsteinmethode volgens u? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Het verbetert de kwaliteit van hulpverlening aan de jongeren Het geeft jongeren de mogelijkheid een weloverwogen keuze te maken Het geeft inzicht in de kwaliteit van de hulpverlening Het verbetert de samenwerking binnen de instelling Het geeft de jongeren inzicht in hun eigen handelen Het geeft medewerkers inzicht in hun eigen handelen Je kunt je handelen meer adequaat verantwoorden De Goldsteinmethode heeft geen voordelen Geen mening/ Geen idee Anders, namelijk 15. Welke nadelen heeft de Goldsteinmethode volgens u? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Het levert veel bureauwerk op Er is minder vrijheid voor de groepsleider Er is minder vrijheid voor de jongere Er is minder vrijheid voor de instelling Het houdt te weinig rekening met individuele problematieken Effect is niet te meten, maar wordt individueel bepaald De Goldsteinmethode werken heeft geen nadelen Geen mening/ Geen idee Anders, namelijk 16. Wilt u hier, naar aanleiding van de eerder gestelde vragen, aangeven wat de Goldsteinmethode volgens u betekent: __________________BEGELEIDING EN BEHANDELING_____________________________ Lotte Beernink
2011
Pagina 83
Bachelorrapport
Deze vragen zijn gericht op de huidige begeleiding en behandeling, zoals bijvoorbeeld de positieve punten en belemmeringen. Als u een vraag liever niet beantwoordt, is dat geen enkel probleem, zet dan een kruisje (X) voor deze vraag. 17a. Wat is de frequentie van de behandeling en begeleiding? 1x per week vindt er een individueel gesprek plaats 1x per twee weken vindt er een individueel gesprek plaats 1x per maand vindt er een individueel gesprek plaats Er vindt nauwelijks individuele behandeling en begeleiding plaats De begeleiding en behandeling wordt alleen groepsgewijs gegeven Anders, namelijk 17b. Hoe wordt de individuele behandeling en begeleiding vormgegeven? Elke jongere heeft een individueel begeleidingsplan waarin algemene gegevens, doelen, risico’s e.a. zijn weergegeven. Elke jongere heeft een individueel signaleringsplan Elke jongere heeft een individueel begeleidings- en signaleringsplan Er is geen individueel begeleidingsplan aanwezig Er is geen individueel signaleringsplan aanwezig De individuele gesprekken worden alleen gevoerd door de sociotherapeut of psycholoog Anders, namelijk 18. Bij het uitvoeren van de behandeling en begeleiding, welke mogelijkheden of positieve effecten signaleert u dan? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Teambuilding Sfeerverbetering op de instelling Positieve invloed imago instelling Verbetering van prestaties van de jongere Positieve invloed op sociale vaardigheden van jongere Verbetering van prestaties op sociaal-emotioneel gebied van de jongere Jongeren nemen deel aan meer activiteiten Verbetering betrokkenheid netwerk (familie) Geen idee Anders, namelijk 19. Bij het uitvoeren van de behandeling en begeleiding, welke belemmeringen signaleert u dan? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Tijdgebrek Ontoereikende financiële middelen Verschil visie collega’s Methodiek sluit niet aan bij de doelgroep Geringe betrokkenheid netwerk (familie) Onbekendheid met de doelgroep Onbekendheid met problematieken Onvoldoende deskundigheid personeel Onvoldoende begeleiding vanuit deskundige collega’s Onduidelijkheid missie/ visie Angst, onwetendheid bij collega’s Lotte Beernink
2011
Pagina 84
Bachelorrapport
Slecht vooruitzicht jongere (geen nazorg georganiseerd) Geen idee Anders, namelijk 20. Wat is er volgens u nodig om de kwaliteit van de behandeling en begeleiding te optimaliseren? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Meer financiën Opleidingsmogelijkheden Regelmatig trainingen/ cursussen Meer personeel Kleinere groepen Meer bewegingsvrijheid voor het personeel (Bv. Eigen keuzes maken) Groepen ingedeeld op leeftijd Ander dagprogramma Andere regels en afspraken Roulatie groepsleiders op verschillende groepen Beter of ander vooruitzicht met betrekking tot nazorg van jongere Andere methoden ga naar vraag 21 Niets Geen idee Anders, namelijk 21. Indien andere methoden volgens u de behandeling en begeleiding kunnen optimaliseren, welk van onderstaande methoden zou dat kunnen zijn? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) RET (Rationeel Emotieve Therapie) Oplossingsgericht werken SoVa (Sociale vaardigheidstraining) Cognitieve gedragstherapie (Leren denken) EMDR (Eye Movement Desensitization & Reprocessing) Competentiemodel (Vaardigheden) Gedragsgerichte benadering (Actie – Reactie) Stoplichtmethode (Zelfcontrole vergroten) Groepsdynamica Dierentherapie Geen Anders, namelijk ______________________________ONTWIKKELING_____________________________________ Deze vragen zijn gericht op uw persoonlijke ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld het volgen van trainingen en professionaliteitontwikkeling. Als u een vraag liever niet beantwoordt, is dat geen enkel probleem, zet dan een kruisje (X) voor deze vraag. 22. Waar zou u in getraind willen worden? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Agressie- en conflicthantering Methodisch werken Psychopathologie Gespreksvoering Het wettelijke kader Lotte Beernink
2011
Pagina 85
Bachelorrapport
Groepsdynamica Observeren Rapporteren Onderzoeksmethoden Niet Anders, namelijk 23. Op welke manier(en) houdt u zich op dit moment bezig met de professionaliteitontwikkeling? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Ik evalueer en bespreek mijn handelen regelmatig met jongeren en/ of collega’s Lezen van vakbladen Lezen van wetenschappelijke publicaties Deelnemen aan (kwaliteits)onderzoek Het uitvoeren van (kwaliteits)onderzoek Bezoeken van studiedagen/ congressen Het volgen/ bezoeken/organiseren van trainingen, cursussen en studiedagen Deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek Implementeren van een andere (nieuwe) methode Ik houd me niet bezig met professionaliteitontwikkeling Anders, namelijk 24. Op welke manier(en) zou u zich in de toekomst willen gaan ontwikkelen? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Het bespreken en evalueren van mijn handelen met jongeren en/ of collega’s Lezen van vakbladen Lezen van wetenschappelijke publicaties Deelnemen aan (kwaliteits)onderzoek Het uitvoeren van (kwaliteits)onderzoek Bezoeken van studiedagen/ congressen Het volgen/ bezoeken/organiseren van trainingen, cursussen en studiedagen Deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek Implementeren van een andere (nieuwe) methode Ik houd me niet bezig met professionaliteitontwikkeling Anders, namelijk 25. Wat heeft u nodig om uw werkzaamheden te kunnen optimaliseren? (Maximaal 3 antwoorden aangeven) Samenwerken met andere instanties Informatie vanuit leidinggevenden Informatie vanuit literatuur Mogelijkheid om een studie te volgen Mogelijkheid om cursussen/ trainingen te volgen Mogelijkheid om een studiedag bij te wonen Mogelijkheid om deel te nemen aan onderzoek Ik heb niets nodig Anders, namelijk Dit is het einde van de vragenlijst. Heeft u nog verdere opmerkingen ten aanzien van het onderwerp of heeft u nog vragen?
Lotte Beernink
2011
Pagina 86
Bachelorrapport Bedankt voor uw deelname aan het onderzoek!
BIJLAGE III Interview Checklist INTERVIEW ALGEMEEN: Hoe zou u deze instelling beschrijven? Hoe zou u de doelgroep beschrijven? Wat zijn de doelen van de instelling? Wat is de missie van de instelling? Wat is de visie van de instelling? Zijn er aspecten die u zou willen veranderen, optimaliseren of verbeteren aan bijvoorbeeld de missie of de doelstelling van de instelling? SPECIALE GROEPEN/ KENMERKEN: Zijn er ook andere problematieken gediagnosticeerd? Te denken aan psychopathologie, verstandelijke beperking? Krijgen deze jongens ook medicatie? Krijgen de jongens die een beperking of stoornis hebben ook andere behandeling of begeleiding? Wat vindt u van de huidige manier van begeleiding en behandeling voor de special groepen? Ben u (on)tevreden? Wat zou u van veranderd of verbeterd willen zien? GROEPEN: Wat is de reden voor deze groepssamenstelling? (verschillende leeftijden in dezelfde groep) Waarom is er gekozen voor groepen van 12 jongens? Wat is de reden dat er 1 groepsleiders per groep werkt? Wat vindt u van de begeleiding en behandeling die op de groepen gegeven wordt? Zou u hier iets aan willen veranderen of optimaliseren? BEGELEIDING EN BEHANDELING: Wat vindt u van de huidige begeleiding en behandeling? Ben u tevreden of ontevreden, hoe komt dat? Kunt u enkele voorbeelden noemen? Bent u op de hoogte van andere methoden op het gebied van begeleiding en behandeling? Zo ja, wilt u dan een voorbeeld geven en kunt u uitleggen of dit zou werken binnen deze instelling? Werkt u binnen de instelling met persoonlijk, individueel begeleidingsplan? Waarom wel of waarom niet? Hoe vormt dit vormgegeven? Welke informatie komt hierin te staan en welke niet? Wie stelt de doelen voor de jongens op? Kunt u uitleggen hoe het werkt als een jongen binnen wordt gebracht? Intake, fases, gesprekken, doelen, plannen maken, instromen etc. Als u kijkt naar de hiervoor besproken vragen, zijn er bepaalde aspecten die u zou willen veranderen of optimaliseren? Waarom is er gekozen voor dit beloningsysteem? In uw opinie; werkt dit en waarom? Is dit beloningssysteem gericht op het individu of op de groep? Zijn de beloningen gericht op persoonlijke doelen of wensen? Kunt u uitleggen waarom er gekozen voor dezelfde, verplichte klederdracht? Hoe denkt u dat het komt dat de jongens goed luisteren naar alle docenten en groepsleiders? Kunt u uitleggen hoe het komt dat op de leefgroepen al het werk gedaan wordt door de jongens en waarom de groepsleider niet meewerken? Wat is de reden hiervoor?
Lotte Beernink
2011
Pagina 87
Bachelorrapport Wat is de reden voor de verplichte rituelen? Hoe denkt u dat de jongens de rituelen ervaren? Als u kijkt naar het beloningssysteem en de verplichte rituelen ben u hier dan tevreden of ontevreden over? Zijn er aspecten die u veranderd of verbeterd zou willen zien? Hoe krijgt de nazorg vorm? Wie wordt hierbij betrokken? Gebeurt dit in fases? Wat vindt u van de huidige nazorg, zou er iets veranderd of verbeterd kunnen worden? INDIVIDUEEL: Vinden er individuele gesprekken plaats tussen de jongens en de groepsleider of de jongens en een psycholoog? Zo ja, hoe vaak en met welk doel? Zo nee, waarom niet? En zou u dit wel willen? Vinden er groepsgesprekken plaats tussen de jongens en een groepsleider of psycholoog? Zo ja, hoe vaak en met welk doel? Zo nee, waarom niet? En zou u dit wel willen? Zou u iets willen veranderen aan de frequentie of hoeveelheid van de individuele en groepsgesprekken? Zo ja, kunt u uitleggen wat? RECHTSSYSTEEM: Wat zijn de meest voorkomende delicten? Wat zijn de meest voorkomende straffen? Toelichting……………. ACTIVITEITEN: (open + doorvragen) De activiteiten worden allen in groepsverband aangeboden, waarom is dat? Zijn er ook individuele activiteiten? Zijn er ook speciale doelen tijdens deze activiteiten? Hoe komt het dat er voor elke activiteit een vol uur gepland staat? Klopt het dat er geen luchtmomenten zijn? Hoe komt dat? Wat vindt u van het huidige activiteitenaanbod? (hoeveelheid, frequentie, doelstellingen) Zou u hier iets aan willen veranderen of optimaliseren? (vrijwilligers, andere activiteiten etc.)
Lotte Beernink
2011
Pagina 88
Bachelorrapport
BIJLAGE IV Observatielijst
_________________________OBSERVATIELIJST_______________________________________ HANDELINGEN BEGELEIDER (AFVINKEN) Commanderen Leidend Bepalen
Verbieden
Straffen
Datum: Datum: Datum: Datum: Datum: Datum: Datum:
_________________________________________________________________________________________________ VAARDIGHEDEN BEGELEIDER (AFVINKEN) Inspireren Instrueren Samenwerken
Motiveren
Coachen
Belonen
Datum: Datum: Datum: Datum: Datum: Datum: Datum:
Lotte Beernink
2011
Pagina 89
Bachelorrapport
HOUDING BEGELEIDER (WAT GEZIEN?) Open Gesloten
Ontvangend
Afwerend
Datum: Datum: Datum: Datum: Datum: Datum: Datum:
_____________________________________________________________________________________________________
OPVOEDINGSSTIJLEN (GEZIEN OF NIET GEZIEN) Autoritair Democratisch Laisser-faire
Negeren
Datum: Datum: Datum: Datum: Datum: Datum: Datum:
Lotte Beernink
2011
Pagina 90
Bachelorrapport
BIJLAGE V
Dagprogramma
BIJLAGE VI YOUTURN informatieblad
Lotte Beernink
2011
Pagina 91
Bachelorrapport
BIJLAGE VII EQUIP-en TIPbijeenkomst EQUIP: Verantwoordelijk denken en doen EQUIP is een programma voor jongeren tussen 12 en 18 jaar. EQUIP wordt onder andere gebruikt in justitiële jeugdinrichtingen en jeugdhulpverleningsinstanties (Accare, 2011). Het uitgangspunt van EQUIP is dat jongeren elkaar helpen met hun problemen door ze te benoemen, er met elkaar over te praten en uiteindelijk elkaar te corrigeren in het denken en doen (Equip, handleiding voor trainers, 2006). EQUIP is een behandelmethode die gericht is op het bewust maken van de jongeren van hun eigen handelen. De jongere leert verantwoordelijkheid dragen voor zijn gedrag met hulp van therapeuten en leeftijdsgenoten. De jongere leert vaardigheden aan en doet positieve ervaringen op tijdens de therapie. Aan de hand van situaties wordt geoefend en gekeken naar het oude gedrag. Daarna wordt nieuw gedrag en denken uitgeprobeerd. De jongeren bespreken met elkaar het gedrag en stellen elkaar ook vragen hierover. Het EQUIP-programma bestaat uit de volgende onderdelen: - Introductiebijeenkomsten; - Wederzijdse hulpbijeenkomsten; - Bijeenkomsten over het omgaan met kwaadheid; - Bijeenkomsten gericht op het ontwikkelen van sociale vaardigheden; - Bijeenkomsten gericht op het maken van moreel juiste keuzes. De jongeren ontdekken bijvoorbeeld dat agressie geen teken van macht is, maar juist van onmacht; dat je op een positieve manier kunt omgaan met druk en spanning en dat je echt betrokken kunt zijn bij een ander. De bedoeling is jongeren te motiveren en toe te rusten (EQUIPeren) elkaar te helpen en van elkaar te leren. Eén van de waardevolle aspecten van EQUIP is dat het gemeenschappelijke taal heeft. Via deze taal kunnen onverantwoordelijke gedragingen en overtuigingen makkelijker worden besproken. Voor de trainer is het leren gebruiken van deze taal erg belangrijk. De meeste jongeren die crimineel of antisociaal gedrag vertonen, maken een aantal denkfouten. Wanneer jongeren een gedragsprobleem vertonen, kan dit gedrag worden herleid tot één of meerdere denkfouten. De volgende vier verschillende denkfouten worden onderscheiden: - Egocentrisme; - Goed praten/ Verkeerd benoemen; - Anderen de schuld geven; - Uitgaan van het ergste. In de aanpak van EQUIP worden de jongeren bewust van hun eigen denkfouten en leren ze dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun denken en doen. Een positief en veilig klimaat is van groot belang tijdens de EQUIP-bijeenkomsten. De trainer speelt hierin een grote rol. Het is belangrijk als trainer vertrouwen te geven aan de jongeren. De trainer zorgt voor sturing. Hij is enthousiast en werkt veel met positieve feedback.
Lotte Beernink
2011
Pagina 92
Bachelorrapport Achtergrond EQUIP is ontwikkeld in Amerika. Het doel van het programma is jongeren te leren verantwoordelijk te denken en te doen door een wederzijdse hulpbenadering. De wederzijdse hulpbenadering gaat er van uit dat “elkaar helpen” gedragsverandering mogelijk maakt. Door andere mensen te helpen, beteken je iets voor een ander. Ook geholpen worden geeft je het gevoel waardevol te zijn. Als dit meer en meer in een groep gebeurt, ontstaat er een positieve groepscultuur. Binnen deze positieve groepscultuur ontwikkelen de jongeren zelfrespect en verantwoordelijk gedrag. Denkfouten en probleemnamen De rode draad van EQUIP is dat jongeren zich bewust worden van hun cognitieve verstoringen. Dit is terug te vinden in de denkfouten en de probleemnamen. Denkfouten zijn gedachten, waardoor je in de problemen komt. Of gedachten die fout gedrag achteraf recht praten. Om de jongeren hierbij te helpen maken de trainers gebruik van 12 probleemnamen, die voor de jongeren gemakkelijk herkenbaar zijn. (1) negatief zelfbeeld; (2) geen rekening houden met jezelf; (3) geen rekening houden met anderen; (4) problemen met autoriteiten; (5) snel beledigd zijn; (6) anderen uitlokken; (7) anderen misleiden; (8) goedgelovigheid; (8) alcohol- of drugprobleem; (10) stelen; (11) liegen; (12) baldadigheid. OPBOUW Het EQUIP-programma bestaat uit minimaal 50 bijeenkomsten: 3 introductiebijeenkomsten, minimaal 14 wederzijdse hulpbijeenkomsten en 33 trainingen. Iedere bijeenkomst duurt 1 uur en afhankelijk van de setting kunnen drie tot vijf bijeenkomsten per week worden georganiseerd. Het programma start met de introductiebijeenkomsten. In de eerste bijeenkomst worden de achtergrond van EQUIP en de afspraken besproken. In de tweede bijeenkomst leren de jongeren denk fouten (her)kennen. In de derde bijeenkomst worden de probleemnamen behandeld. Bij de start van een EQUIP-groep worden ook wederzijdse hulpbijeenkomsten georganiseerd. Deze bijeenkomsten staan in het teken van kennismaken. Jongeren leren elkaar kennen door het delen van hun levensverhaal en helpen elkaar bij het opstellen van het individuele prestatieplan. Na de introductiebijeenkomsten bestaan de bijeenkomsten vooral uit trainingen. Hierbij wisselen de drie onderdelen elkaar af: omgaan met kwaadheid, sociale vaardigheid en morele keuzesituaties. TIP- BIJEENKOMST Daarnaast vindt een wekelijkse TIP-bijeenkomst plaats. Hier geven de jongeren elkaar adviezen en tips over om gaan met lastige situaties uit de dagelijkse praktijk. Om hier goed aan te kunnen werken, streeft de inrichting naar een pedagogisch leefklimaat. Veiligheid, voorspelbaarheid en positieve bekrachtiging zijn hierbij onmisbaar. Net zo goed als jongeren de gelegenheid bieden om te oefenen met gewenst gedrag en, indien nodig, aan te spreken op hun gedrag.
Lotte Beernink
2011
Pagina 93
Bachelorrapport
Componenten Goldstein (Goldsteintraining, 2011)
BIJLAGE IX Goldsteinmethode
MODELING: De cliënten wordt een aantal voorbeelden getoond van de vaardigheid c.q. van de specifieke gedragingen waaruit de vaardigheid bestaat. Dit kan in principe gedemonstreerd worden door de therapeut of door videobanden. Er kan rekening gehouden worden met de bevindingen dat modeling effectiever is naarmate het model (degene die de vaardigheid demonstreert) voldoet aan de volgende kenmerken: - een meer bedreven of deskundige indruk maakt; - een hogere status heeft; - meer overeenkomst heeft met de cliënt, doordat het model van hetzelfde geslacht is, van dezelfde leeftijd, e.d.; - vriendelijk en behulpzaam is; - positieve gevolgen blijkt te ondervinden ten gevolge van het stellen van het gedrag. Voor het getoonde gedrag geldt dat het beter aangeleerd wordt naarmate: - het gedrag duidelijk en gedetailleerd is; - het meerdere malen wordt getoond; - de volgorde van de voorbeelden verloopt van gemakkelijk naar moeilijk; - irrelevante gedragingen worden weggelaten; - verschillende modellen het gedrag tonen. GEDRAGSBEOEFENING: De cliënten worden in de gelegenheid gesteld en gestimuleerd om de gedemonstreerde gedragingen zelf uit te voeren binnen de therapeutische setting. Aanvankelijk wordt gestreefd naar imitatie van (delen van) het gedemonstreerde gedrag. Geleidelijk aan worden aan de cliënt hogere eisen gesteld, in die zin dat in toenemende mate het stellen van de volledige vaardigheid (meerdere gedragselementen tegelijkertijd) wordt verlangd, dat rollenspelsituaties in moeilijkheidsgraad toenemen, en dat er sprake is van een verschuiving van imitatie van andermans gedragingen naar meer persoonlijke versies van de aan te leren vaardigheid in door de cliënt zelf aangedragen, voor hem relevante situaties. Goldstein noemt als condities die het leren door gedragsoefening optimaliseren: - de mate waarin de cliënt het participeren in het rollenspel meer ervaart (ervaren kan) als zijn eigen keuze; - de mate van 'commitment' van de cliënt aan het door hem gestelde gedrag, vrij te vertalen als de mate waarin dat gedrag meer 'van henzelf' is en moeilijker 'ongedaan' gemaakt kan worden; - de mate van improvisatie, d.w.z. de mate waarin de cliënt zonder voorbereiding en zonder gedetailleerde aanwijzingen de vaardigheid gestalte weet te geven; - de mate waarin het te leren gedrag bijval, beloning of 'bekrachtiging' ten deel valt. BEKRACHTIGING: De cliënten dienen voortdurend te ervaren dat uitvoering van de vaardigheid gepaard gaat met positieve terugkoppeling, sociale bekrachtiging, instemming, bijval en enthousiasme. Reeds in de modeling-fase wordt het model 'beloond'. Tijdens gedragsoefeningen is er voortdurend sprake van goedkeuring: elke daad van de cliënt die (meer) beantwoordt aan het doelgedrag (de Lotte Beernink
2011
Pagina 94
Bachelorrapport vaardigheid) verdient aandacht en bijval van de therapeut en de groepsleden. De bekrachtiging is effectiever naarmate rekening wordt gehouden met de volgende factoren: - Type bekrachtiging. Dit heeft betrekking op de behoeften en eventuele verzadiging van de cliënten. Niet iedereen vindt hetzelfde prettig, en wat prettig is kan ook overgedoseerd worden. Naast sociale kan ook materiële bekrachtiging gebruikt worden. - Moment van bekrachtiging. Doorgaans geldt dat de bekrachtiging het meest effectief is, als zij onmiddellijk volgt op het optreden van het gewenste gedrag. Uitstel kan leiden tot het onbedoeld belonen van irrelevant of zelfs ongewenst gedrag, dat optreedt tijdens de uitstelperiode. - 'Respons-contingente' bekrachtiging. Kwantiteit en kwaliteit van de bekrachtiging dienen evenredig te zijn aan de 'prestatie' van de cliënt. - Dosering van bekrachtiging. Hoe sterker de bekrachtiging, hoe groter het leereffect. Tegelijkertijd echter geldt dat toename van bekrachtiging in afnemende mate de prestaties verhoogt. Het blijkt dat leren aanvankelijk niet verbetert door omvangrijker bekrachtiging, terwijl in een later stadium het leren meer afhankelijk wordt van deze omvang. - Gelegenheid tot bekrachtiging. Het te bekrachtigen gedrag dient voldoende frequent gelegenheid te krijgen gesteld te worden. Alleen dan kan de cliënt zijn 'beloning verdienen'. De cliënt dient dus voldoende kansen (beurten) te krijgen in de gedragsoefening. - Onderbreking van bekrachtiging. Indien men beoogt dat het nieuw verworven gedrag beklijft, dan moet tijdig worden overgeschakeld op onderbroken bekrachtigingschema’s. Het gedrag moet resistent worden tegen uitdoving; dat wordt het door geleidelijk aan niet meer elke gewenste respons te belonen, maar over te stappen op een vaststaand of variabel partieel bekrachtigingschema. TRANSFER-TRAINING: De modeling, gedragsoefening en bekrachtiging dienen zodanig te worden toegepast dat de cliënt het nieuw verworven gedrag ook blijvend zal gaan toepassen in zijn dagelijks leven buiten de therapiesetting. Bij het 'modelen' wordt de cliënt gedemonstreerd dat de te leren vaardigheid in meerdere leefsituaties gesteld kan worden. Bij gedragsoefeningen wordt geleidelijk aan meer gewerkt met leefsituaties, die de cliënt zelf inbrengt. Bovendien wordt 'huiswerk' opgegeven: de cliënt krijgt opdrachten mee die de toepassing van de te leren vaardigheid in zijn eigen leven bevorderen. De mate waarin generalisatie zal optreden kan beïnvloed worden door rekening te houden met de volgende principes: - Algemene inzichten. De generalisatie zal bevorderd worden als de cliënt inzicht verwerft in de algemene principes die het beoogde gedrag kenmerken, zowel in de therapiesetting als daarbuiten. Naarmate de cliënt deze algemene inzichten meer zijn duidelijk gemaakt, zal hij in latere onvoorziene situaties eerder 'herkennen' wat hem overkomt en weten wat hem te doen staat. - Beschikbaarheid van gedrag. De waarschijnlijkheid dat een bepaald gedrag optreedt, neemt toe naarmate dat gedrag in het verleden meer gesteld is. 'Overlearning' tijdens de therapie komt dan ook de generalisatie ten goede. identieke elementen. Naarmate de therapiesituatie en de leefsituatie van de cliënt meer overeenkomsten vertonen, zal latere toepassing van het geleerde gedrag meer waarschijnlijk zijn. Ver doorgevoerd betekent dit dat het Lotte Beernink
2011
Pagina 95
Bachelorrapport
-
-
effectiever is de cliënt het gedrag aan te leren in zijn eigen leefsituatie(s) dan in een therapiecentrum tussen vreemden. Stimulus-variatie. Generalisatie wordt bevorderd als de cliënt geleerd heeft de vaardigheid toe te passen in een zo breed mogelijk scala van stimulussituaties. Zo zal generalisatie van interpersoonlijke vaardigheden toenemen naarmate de cliënt het te leren gedrag geoefend heeft tegenover uiteenlopende typen tegenspelers. Feedback. Ook buiten de therapiesetting is correctieve feedback en (onderbroken) bekrachtiging bevorderlijk voor het beklijven van het geleerde gedrag. Gedacht kan daarbij worden aan het inschakelen van hulpverleners, huisgenoten of vrienden, aan voortgezette contacten tussen (ex-)cliënten en aan afspraken omtrent zelfbekrachtiging.
Lotte Beernink
2011
Pagina 96