Nr. 67 April – Mei – Juni 2012
Kempensche Tydinghen
Graftombe Felix de Merode door Charles August Fraikin (St. Goedele, Brussel)
Driemaandelijks tijdschrift van de Gidsen van de Antwerpse Kempen.
Verantwoordelijk uitgever: Mil Blancquaert Lange Eerselsstraat 63 Herentals
Inhoud Woordje van de voorzitter Verslag van de vergadering van 4 juni 2012 in het Kunstforum Würth te Turnhout. Nieuws uit FTG (kort verslag AV Scherpenheuvel 28 april 2012) Charles Auguste Fraikin door Herman Knaeps De historiek van de Hegge in Poederlee(Lille) Werkbezoek aan Klein Engelandhoeve door Prins Filip en Prinses Matilde Ter informatie: Père Joseph Wresinski, stichter Vierde wereld beweging Interessante websites
2 3 5 6 26 30 33 34
Woordje van de voorzitter Beste Givakleden, Dit jaar vieren een aantal steden in onze regio 800 stads en vrijheid. Voor de plaatselijke gidsen vraagt dit zeker heel wat extra inzet. Maar ook in andere gemeenten gonst het van bedrijvigheid. Intussen komt de grote vakantie er weer aan. In onze Tydinghen vinden jullie ook weer heel wat interessante artikels. De studiereis naar Brussel op woensdag 5 september wordt voorbereid. De uitnodiging hiervoor volgt nog.
Een prettige en deugddoende vakantie!!! Veel leesgenot met deze Kempensche tydinghen.
Jullie voorzitter Mil Blancquaert
2 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
GIVAK VERGADERING , 4 TE TURNHOUT.
JUNI
2012,
IN HET
KUNSTFORUM
VAN
WÜRTH
Aanwezig: Raf Wayaert, Rita Luyten, Ward Olbrecht, Jef FLorizoone, Mil Van Den Bosch, Marc Keustermans, Carolien Buiks, Paul Mertens, Paul De Bie, Greet Roets, Frans Schippers, Harry Geyskens, Bert Bogaert, Mil Blancquaert, Jef Vervloesem, Willy Jacobs, Marie-Claire Latinne, Rita Dries, Hilde Devos, Yvonne Helsen, Rob Daniels, Alex Vercammen, Jeaninne Meeus, Staf Van Der Velde, Ludwig Cerstiaens, Maria Macauter, Marie-Jose Hopmans, Lutgarde Tatraï, Pieter-Andre Melis, Brigitte Ruymaekers, Paul Dierckx. Verontschuldigd: Herman Knaeps, John Janssens, Maria Dickens, Jef Janssens, Cynthia Yskout, Frank Lescoutier.
Peter Van Etten, directeur bij Würth, hield een korte inleiding over het Kunstforum van Würth. Het verslag van de vorige vergadering werd goedgekeurd. Kasverslag: nu in kas 2.215,67 euro. GIVAK telt nu 72 leden. De ledenlijst komt al een tijdje niet meer in de K T te staan maar de leden zullen de lijst kunnen raadplegen via onze web-site. Nu zullen we de ledenlijst versturen via mail. 7 leden hebben tot heden het lidgeld nog niet betaald, hiervoor wordt geen aanmaning meer verstuurd. Door verhogingen van de verzekeringsbijdrage, wordt ook het lidgeld van GIVAK verhoogd: 13.50 euro zonder verzekering en 17.00 euro met verzekering. FTG brengt een nieuwe lidkaart uit. De kosten van de nieuwe lidkaart bedraagt 10.00 euro per kaart. Deze kaart komt in oktober uit. De kosten worden betaald door GIVAK (720.00 euro) Niemand van de aanwezige leden heeft bezwaar tegen deze verhogingen. Harry Geyskens heeft de FTG vergadering in Scherpenheuvel bijgewoond. Op deze vergadering werd beslist dat de gidsentarieven niet worden verhoogd. Ook is er een nieuwe gidsenkring bijgekomen. Ook is beslist om samenwerking van GIVAK en FTG voor de web-site. Jaarverslag van het FTG komt in het vervolg op de web-site. 3 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Aan de FTG vergaderingen kunnen GIVAK leden deelnemen, 1-5 leden. Een vergadering ziet er als volgt uit: voormiddag de vergadering en na de lunch in de namiddag een stadswandeling of museumbezoek. Deze worden altijd begeleid door goede en ervaren gidsen. De reiskosten worden vergoed door de FTG: reiskosten van één auto. De FTG vergadering in december wil GIVAK eventueel organiseren misschien samen met Merksplas en Baarle Hertog. De wandeling in de namiddag zal dan wel over een specifiek Kempisch onderwerp moeten gaan. In 2014 wordt het einde van WO 1 herdacht. We kunnen dan de “Dode Draad” als onderwerp nemen. Hierover wordt overlegd met Merksplas en Baarle Hertog. Aan FTG wordt gevraagd voor een bijdrage in de kosten.
Voor de bijscholing vanuit FTG komt er een cursusdag over begijnhoven op 25 augustus 2012. Nadere informatie hierover komt nog. Ook in 2012 komt er een bijscholing over culturele antropologie. Waar en hoe precies is nog niet bekend. Bert Bogaert zal deze bijscholing geven. Natuurlijk geldt deze bijscholing voor de erkenning gidsen. Aan onze web-site, met een eigen, beveiligde pagina voor onze leden wordt hard gewerkt. De leden kunnen straks met een paswoord op de web-site-pagina “leden” komen. Deze pagina zal dan specifieke informatie voor de leden bevatten : zoals de ledenlijst, de verzekeringspolis, attestformulier voor bijscholingen, en zo meer. Wanneer mogelijk zullen hier ook de integrale teksten worden opgenomen Op 5 september 2012 wordt een studiereis naar Brussel georganiseerd. Wij gaan naar Koninklijke Bibliotheek waar we ook de lunch kunnen gebruiken. Daarna volgt een bezoek aan het muntmuseum. Partners van de leden kunnen ook meegaan. Op Klein Engeland is hoog bezoek geweest: prins Philip en prinses Mathilde hebben Klein Engeland met een bezoek vereerd. Greet Roets wees ons erop dat er examenwandelingen komen. Hierover volgt meer via e-mail. Carolien Buiks zei dat er een cursus over de ‘Dode Draad in WO I’ in Baarle-Hertog wordt gegeven. Ook hierover volgt meer via e-mail. Na de vergadering kregen we een rondleiding door twee gidsen van Würth door het Kunstforum. Het was een fototentoonstelling van de kunstfotograaf Kris DeWit. 4 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Later was er een afsluiting in de winkel met een drankje.
VERSLAG ALGEMENE VERGADERING
FTG
VAN
28
APRIL
2012
IN
SCHERPENHEUVEL. Het volledige verslag van de algemene vergadering van FTG in Scherpenheuvel is nog niet toegekomen, daarom hierna de belangrijkste besluiten. Harry Geyskens woonde de vergadering bij en noteerde. De honoraria (minima) voor de gidsen blijven ongewijzigd. De gidsenkring Menen-Wevelgem werd als nieuw lid opgenomen. De website FTG: Givak moet zich nog linken (ook foto’s toevoegen) De volgende lidkaart FTG zal iets kleiner zijn en €10 kosten Het jaarverslag van de gidsenbonden zal nu via de Website kunnen ingediend worden Info Toerisme Vlaanderen. Katrien krijgt andere functie Volgende vergaderdata: o 25/8, waarschijnlijk in Lier , met eraan gekoppeld een bijscholing onder het thema “begijnhoven” o 8/12, nog geen vergaderplaats. Bert stelt voor deze te organiseren vanuit Givak. We zouden misschien dit kunnen organiseren in samenwerking et Merskplas en Baarle-Hertog, onder het thema wereldoorlog I (dodendraad) en de enclaves. Hiervoor moeten we vooreerst nog contact opnemen met de collega’s van Merksplas en Baarle-Hertog. Ikzelf zal eens bij FTG polsen naar de voorwaarden en tegemoetkoming vanuit FTG. Vanaf 2013 zullen er nog 3 algemene vergaderingen doorgaan per jaar, op 27/4, 31/8, en 7/12
5 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
CHARLES AUGUSTE FRAIKIN DE HERENTALSE BEELDHOUWER
EN APOTHEKER
Door Herman Knaeps Kindertijd en Jeugdjaren
Karel-August Fraikin, later Charles-Auguste genoemd, werd op 14 juni 1817 geboren te Herentals als jongste van negen kinderen uit het huwelijk van notaris en stadssecretaris Jean-Baptiste Fraikin (°Gent 21okt.1771-†Herentals 25 febr.1833) van Waalse afkomst (Land van Herve) en Thérèse Van Luycq (°Herentals 6 okt.1781- †?). Spijts het beroep van vader heerste bij de opvoeding van de negen kinderen absoluut geen welstand in de familie Fraikin. Guusje, zoals hij werd genoemd, ging al vroeg naar de gemeenteschool, waar hij in het Nederlands1 leerde lezen, schrijven en rekenen.
Portret van C.-A. Fraikin
© Marc J.A. Neefs
Reeds spoedig werd zijn voorliefde voor kunst en zijn aanleg voor tekenen en houtsnijden opgemerkt. Hij genoot ervan voorwerpen na te tekenen en uit te snijden. Na schooltijd trok hij zich thuis terug in wat hij zijn "atelier" noemde en waar de wanden vol hingen met tekeningen en schetsen. Vader Fraikin die eveneens een kunstminnaar was, moedigde zijn zoon, in tegenstelling tot wat toen gangbaar was, aan in zijn artistieke aspiraties. In 1829 vertrok Guusje op 12-jarige leeftijd naar Antwerpen om de lessen bij te wonen aan de Academie. Hij verbleef er bij een familielid en maakte zienderogen vorderingen. Bij het eerste examen behaalde hij op ongeveer honderd medeleerlingen een der eerste plaatsen. Deze schitterende leerling werd toch van de Academie weggestuurd omdat hij zich niet aan het reglement hield: de lessen aan de Academie begonnen al om zes uur ’s morgens (om de leerlingen de kans te geven tegelijk ook de lagere school te volgen) en een artikel van het reglement bepaalde dat, wie drie maal te laat kwam, werd uitgesloten. Meer dan eens vergat men de jonge Fraikin wakker te maken zodat dit strenge reglement ook op hem werd toegepast: hij vloog dus terug naar huis. Guusje leert voor apotheker
1
Van Frans was er in die jaren nog helemaal geen sprake; slechts enkele inwoners van Herentals beheersten die taal. Bovendien was Herentals zo goed als afgesloten van de rest van het land: er was nog geen enkele steenweg en al het vervoer gebeurde met karren over zandwegen. Men deed er twee dagen over om van Herentals naar Antwerpen te gaan.
6 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Terug thuis in Herentals besteedde hij al zijn vrije tijd aan de tekenkunst, waarbij het weinige zakgeld dat hij 's zondags kreeg diende om papier, potloden en krijt te kopen. Vader Fraikin, die ernstig verwond was geraakt door een val uit de postkoets Brussel- Vilvoorde, bleef bezorgd om de toekomst van zijn jongste zoon en zette hem aan zich in Brussel te vestigen en in een atelier te gaan werken. Guusje verliet Herentals in januari 1833 (hij was toen 15 jaar) en reisde, met amper drie gulden op zak, via Mechelen naar Brussel. Daar trok hij in bij een vriend die hem een zolderkamer afstond. Drie weken later bereikte hem het bericht van het overlijden van zijn vader. Dit betekende voor hem een zware slag. Bovendien restte hem ondanks zijn zuinigheid niet veel meer van zijn drie gulden. De vriend bij wie hij inwoonde raadde hem daarom aan een vak te leren waarvoor geen speciale opleiding vereist was zoals loodgieter of huisschilder. Maar zijn oudste broer, die voogd was over de jonge August, vond dat hij het weinige Latijn dat hij op school had geleerd moest benutten en plaatste hem als leerjongen in de apotheek van apotheker Van Tilborg. Dat was niet naar de zin van August, maar hij had geen andere keus. Hij droomde immers van schilderen en beeldhouwen. De bereiding van zalven en pillen trok hem helemaal niet aan. Hij kocht een verfdoos en wanneer hij alleen in de apotheek was, oefende hij zich in het maken van aquarellen. Er was toen tegenover de apotheek Van Tilborg een pasteibakker, waar een bevallige juffrouw de klanten bediende. Hij observeerde haar de hele tijd. Op zekere dag was hij dit gebeuren aan het tekenen, toen plots de "patron" achter hem stond. Deze rukte de tekening uit zijn handen en scheurde ze voor zijn ogen stuk met de woorden: "Dacht jij soms dat je
zo apotheker wordt ?"
Fraikin voelde zich diep vernederd en besloot deze patroon, die geen oog had voor de artistieke aanleg van zijn leerling, zo vlug mogelijk te verlaten. Daarop ging hij werken in de apotheek van Auguste Donat de Hemptinne, apotheker des Konings, in de Kleerkoperstraat (‘rue des Fripiers’ in Brussel). Deze man apprecieerde het werk van wetenschappers en kunstenaars en werd later zelfs ‘président’ van de “Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-arts” en was ook een van de medestichters van de Vrije Universiteit van Brussel (1834). Bij deze belangrijke apotheker kreeg Fraikin lessen in de artsenijbereidkunde en vooral in de scheikunde. Hij leerde er tegelijk Frans, de enige taal die bij apotheker de Hemptinne gesproken werd en waarvan hij tot dan toe geen letter begreep. De weinige vrije uren die hem gegund waren, meestal 's nachts (de apotheek sloot zelden voor elf uur 's avonds), besteedde Fraikin aan het schilderen. Schilderen was voor hem een ware passie geworden. Hij vond hierin steun en aanmoediging bij François Joseph Navez, directeur van de Academie van Brussel en schoonbroer van apotheker de Hemptinne, die bijna elke avond doorbracht in het huis van zijn vriend apotheker. Hij prees het werk van de jeugdige schilder en voorspelde hem een grote toekomst als kunstenaar. Dit was voor Charles-Auguste, 7 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
zoals hij voortaan genoemd werd, het signaal om zo vlug mogelijk zijn apothekersdiploma te behalen, waarna hij zich geheel aan de kunst zou kunnen wijden. De jonge kunstenaar wordt apotheker
In 1835 behaalde Charles-Auguste Fraikin het apothekersdiploma op 18-jarige leeftijd met grote onderscheiding. Zijn zuster, die gehuwd was en ook te Brussel woonde, had net als haar broer een zwak voor de kunst en bood hem een kamer aan waar hij kon schilderen en tekenen naar believen. Hier kon de jonge kunstenaar zich uitleven en dacht er aan zijn apothekersberoep te laten varen. Het eerste werk dat hij maakte, was een grote tekening in Chinese inkt die 'Telemachus op het eiland Calypso" voorstelt. Nauwelijks was dit werk af of apotheker de Hemptinne liet Fraikin ontbieden om over zaken te spreken. Te Genappe (Waals-Brabant) was namelijk zijn bevriende collega-apotheker overleden en om de apotheek voort te zetten wou zijn weduwe een apotheker in dienst nemen. De Hemptinne drong er dan bij Fraikin op aan om die vrouw te helpen, al was het maar om hem plezier te doen. Uit erkentelijkheid voor zijn vroegere leermeester ging Fraikin op dit verzoek in, maar op één voorwaarde: dat het slechts tijdelijk zou zijn, tot de apothekersweduwe iemand anders zou gevonden hebben. Hij vertrok dus naar Genappe waar hij de apotheek in een armzalige toestand aantrof. Dadelijk begon hij met de reorganisatie van de apotheek, tekende nieuwe etiketten op de bokalen en schilderde allerlei bloemen en symbolische afbeeldingen op de laden en de recepteertafel, zeer tot waardering van het cliënteel en de weduwe, die er helemaal niet meer aan dacht iemand anders te zoeken voor de uitbating van de apotheek. Ontwikkeling van zijn passie voor beeldhouwen
In die periode begon Fraikin onder invloed van Guillaume Geefs (°Borgerhout 1805†Schaarbeek 1883) zich te interesseren voor de beeldhouwkunst. Toen Fraikin te Brussel op 23 september 1838 de plechtige inhuldiging bijwoonde van het standbeeld van generaal Belliard2, dat Geefs gemaakt had, was hij zodanig onder de indruk dat hij ook wilde gaan beeldhouwen. In de apotheek begon hij zonder daartoe enige opleiding te hebben genoten te oefenen met boetseren. Toen zijn broer te Brussel één van zijn werken aan de beeldhouwer Pieter Puyenbroeck toonde, was deze laatste dermate geïnteresseerd dat hij aan Fraikin voorstelde om in zijn atelier te komen werken. Fraikin verliet de apotheek te Genappe en trad in dienst van Puyenbroeck. Groot was zijn teleurstelling toen hij vernam dat hij als ‘praticien’ (ambachtsman)3 was aangenomen d.w.z. dat hij enkel modellen mocht uitkappen in marmer of steen, maar geen eigen ontwerpen mocht creëren. Aangezien hij vond dat Puyenbroeck hem niets te leren had, verliet Fraikin vrij snel het atelier. Hij verbleef in die periode 2
Belliard, generaal onder Napoleon, onderscheidde zich o.a. in de veldslagen van Neerwinden, Jemappes, Austerlitz, bij de Russische veldtocht en in Waterloo en werd in 1831 ambassadeur te Brussel. Dit beeld was het eerste herdenkingsmonument dat te Brussel opgericht werd, na de onafhankelijkheid van België. Om het te bekostigen, stond het leger één dag soldij af. 3
Een ‘praticien’ is een ambachtsman die aan de hand van een gipsen model de stenen, marmeren of bronzen versie maakt.
8 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
terug bij zijn zuster in Brussel, en om in zijn levensonderhoud te voorzien, boetseerde hij overdag kopieën van oude meesters, waarvan hij dan 's nachts beelden afgoot, die bij sommige handelaars zeer in trek waren. Van 1840 tot 1842 volgde hij lessen aan de Koninklijke Academie van Brussel, waar hij, spijts de spot van zijn medeleerlingen om zijn onervarenheid en onhandigheid, veel steun vond bij directeur Navez. Fraikin voltooide toen zijn eerste belangrijke werk, "De verwachting" (een meisje aan zee wacht op de komst van haar jongen). De volgende creatie noemde hij "Venus met de duif” of “Reinheid" dat in die tijd erg in de smaak viel, zodat er zeer veel reproducties van verspreid werden. Venus met de duif: dit 31 cm groot beeldje is het
tweede proefstuk van Fraikin. Het werd verspreid door de uitgever Daems die er een groot aantal van verkocht. Het eerste exemplaar werd aangekocht door de heer Nicaise de Keyser (°Zandvliet 1813 - †Antwerpen 1887), directeur van de Academie van Antwerpen en de persoon die later zijn naam gaf aan de beroemde Antwerpse ‘De Keyserlei’. Korte tijd nadien was het beeldje in alle Het gipsen beeldje… landen te vinden. Het werd o.a. door Italiaanse …en een boetseerders nagemaakt, die het in grote aantallen op bronzen kopie de markt brachten. Het origineel werd ontvreemd en is later in brons nagemaakt. Een kopie wordt vandaag in de museumshop van de Hermitage in SintPetersburg (ex-Leningrad) verkocht, zodat de illusie gewekt wordt dat het beeldje in de Hermitage tentoongesteld zou zijn. Voor de wereldtentoonstelling van 1842 maakte Fraikin een levensgroot exemplaar van het beeld "Meisje dat bloemen plukt". De verkoop van al deze werken vlotte zo goed dat hij verplicht was een helper aan te werven voor het zuivere materiële werk. Fraikin wordt beroemd en krijgt Koninklijke belangstelling
Door dit succes werd ook de aandacht van de overheid op hem gevestigd, en ontving hij verschillende private en openbare opdrachten. Zo vroeg Guillaume Van Volxem (°1792-†1868), oudminister en oud-burgemeester van Brussel, hem het Grieks tempeltje in zijn kasteel van Trois-Fontaines bij Vilvoorde, te decoreren. Op het plafond moest hij in halfverheven beeldhouwwerk de afbeeldingen van de negen Muzen aanbrengen en Fraikin moest ook een marmeren beeld van Apollo maken en nog twee grote versierde vazen, eveneens in marmer.
Marmeren groep ‘Slavenliefde’. Dikwijls gekopieerd in marmer, gips, was, klei of brons
In 1845 presenteerde Fraikin op de Nationale Expositie van Brussel zijn groep "Slavenliefde" (ook "Amor gevangen" of "L'Amour captif" genoemd) waarmee hij een gouden medaille behaalde. Bij de opening van de tentoonstelling waren koning
9 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Leopold I en koningin Maria-Louisa van Orléans4 in hoogsteigen persoon aanwezig. De groep van Fraikin trok onmiddellijk de aandacht van de koningin die haar echtgenoot bij het ongewone beeld bracht. De koningin vroeg wie het gemaakt had en stelde Fraikin trots voor aan haar gemaal. Van dat moment af verloor de vorst de jonge kunstenaar niet meer uit het oog. In alle omstandigheden, bij elke ontmoeting mocht Fraikin blijken van waardering in ontvangst nemen, en tot op het einde van zijn leven toonde de koning zich erg erkentelijk tegenover de beeldhouwer. Wanneer daarna groothertogin Maria Paulowna van Rusland5 (°1786-†1859), directrice van de Keizerlijke Academie der Schone Kunsten in Sint-Petersburg, een bezoek bracht aan het atelier van de beeldhouwer, bestelde zij voor het beroemde museum ‘Hermitage’ te Sint-Petersburg een levensgrote marmeren reproductie van ‘Slavenliefde’ in dezelfde grootte, maar met een lichte wijziging6. Sindsdien liet zij geen verblijf in België voorbij gaan zonder Fraikin te komen bezoeken. Fraikin reisde in 1846 naar Italië, samen met twee vrienden en verbleef er een gans jaar. In juli ontmoette hij te Rome, dankzij een aanbevelingsbrief van Navez, de beeldhouwer Tenerani7. Hij bezocht er musea en werkplaatsen en was vol bewondering voor de talrijke oude monumenten. De Brusselse carrière
Bij zijn terugkomst in België werd hij in 1847 op 30- jarige leeftijd verkozen tot lid van de ‘Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique’. Als leraar aan de Academie van Brussel was hij o.m. leermeester van Constantin Meunier (°Etterbeek 1831 -†Elsene 1905), die later beroemd zou worden door zijn schilderijen en beeldhouwwerken over ‘arbeid’ en de ‘werkende mens’. In 1848 maakte Fraikin een marmeren beeld dat de stad Brussel voorstelt. Het werd aan het Rouppeplein op de fontein geplaatst die werd opgericht ter nagedachtenis van de heer Rouppe, tot 1838 burgemeester van Brussel, de eerste in die functie na België’s onafhankelijkheid in 1830.
4
Louise-Marie d’Orléans, geboren in Palermo (Sicilië) in 1812 was de dochter van de (laatste) Franse koning Louis Philippe I. Ze huwde in 1832 met de 22 jaar oudere Belgische koning Leopold I, die na de dood in 1817 van zijn vrouw, prinses Charlotte van Groot Brittannië, weduwnaar was geworden. Omwille van haar zwakke gezondheid, verbleef Louise-Marie regelmatig aan de Belgische kust in het vroegere koninklijk paleis in de Langestraat 69 te Oostende, waar ze in 1850 overleed, slechts 38 jaar oud. Een klein gehucht bij Ronse werd naar haar genoemd omdat de eerste steenlegging van de kerk plaats vond op 11 oktober 1850, dus precies op de dag van het overlijden van deze zeer geliefde koningin. 5 Grootvorstin Maria Paulowna uit de Romanov-dynastie, was een kleindochter van tsarina Catherina II ‘de Grote’ van Rusland. Ze werd ‘groothertogin’ na haar huwelijk met prins Karel-Frederik, groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach. Ze was de dochter van tsaar Paul I die in 1801 door zijn zoon Alexander I (dus: de oudere broer van Maria Paulowna) vermoord werd en die dan zelf tsaar werd tot zijn dood in 1825, waarna zijn jongere broer Nicolaas de functie van tsaar overnam tot deze ook stierf in 1855. Maria Paulowna was een begaafde pianiste en kunstminnend. 6 Alle andere marmeren exemplaren van dezelfde grootte, die in Europa of elders te vinden zijn, zouden slechts oude namaak zijn. In Italië werden er een groot aantal gemaakt die hoofdzakelijk dienden voor de uitvoer, vooral naar Amerika. Tegen de vervalsers werden verscheidene processen gevoerd omdat zij allen ten onrechte beweerden dat zij (en niemand anders) de reproductierechten hadden opgekocht. 7 Terenani (°1789 - †1869) maakte o.a. de graftombe van paus Pius VIII in de Sint Pietersbasiliek te Rome.
10 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
(°1769-†1838) De gietijzeren fontein werd door Joseph Poelaert8 ontworpen en hij tekende ook het onderstel. De fontein heeft een dubbele sierschaal, de bovenste in brons en de onderste in steen waarin het water van het ene bekken in het andere loopt via twaalf leeuwenkoppen. Het monument werd ingehuldigd in 1848 en op verzoek van de Stad Brussel plaatste Fraikin er nadien een witmarmeren beeld op dat in 1850 ingehuldigd werd. Het stelt de gekroonde allegorie van de stad Brussel voor: een jonge vrouw die op haar hoofd de maquette van de Brusselse St-Goedelekathedraal draagt en in haar rechterhand een lauwerkrans. Nicolas-Jean
Rouppe
De heer Wyns de Raucour(t) (burgemeester van Brussel van 1841 tot zijn ontslag in 1848) gaf aan Fraikin de opdracht om het portaal van het stadhuis op de Grote Markt te versieren met elf beelden, voorstellend de 5 beschermheiligen van de hoofdstad: St-Michiel, St-Joris, StSebastiaan, St-Christoffel en St-Gorik en 6 vrouwenfiguren die de hoofddeugden uitbeelden: ‘Matigheid’ (Temperantia), ‘Kracht’ (Fortuna), Foto Frank Tubex ‘Voorzichtigheid’ (Prudentia), ‘Rechtvaardigheid’ ‘Matigheid’ ‘Voorzichtigheid’ (Justitia) en de ‘Vrede’ (Pax). Een zesde beeld dat de ‘Wet’ moest voorstellen, ontbreekt in de linkerboog. Fraikin begon nu aan een nieuw ontwerp voor de volgende Driejaarlijkse nationale tentoonstelling in 1848. Dit werkstuk kreeg de titel "Psyche roept Amor te hulp na het openen van de doos van Pandora".
Om het plaasteren beeld tegen schade te vrijwaren, had hij het met zeildoek bedekt en tussen twee kolommen geplaatst. Bij de opening van het salon bleek hem geen plaats toegewezen om zijn werk te exposeren. Fraikin was dus verplicht het werk te laten staan waar het stond. Tot zijn grote verwondering kwam het echter uitstekend tot zijn recht op deze ‘Psyche roept Amor te hulp …’ door het toeval aangewezen plaats want hij werd hiervoor beloond met de onderscheiding van ‘Ridder in de Leopoldsorde’. Een marmeren exemplaar werd besteld door de heer Josse Allard, directeur van de Munt, voor zijn kasteel te Ukkel. Toen in 1850 onze eerste Belgische vorstin koningin Louisa-Maria van Orléans, die zeer geliefd was bij de bevolking, op 38-jarige leeftijd te Oostende overleed, werd haar lichaam per trein naar Brussel overgebracht en begraven op het kerkhof van 8
Poelaert was ook de architect van het Brusselse Justitiepaleis, destijds (= 19° eeuw) het grootste gebouw ter wereld met een koepel van 104 m hoog en met zijn 26006 m² bebouwde oppervlakte, groter dan de Sint Pietersbasiliek te Rome (15160 m²) !
11 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Laken. Vanaf 1854 werd er dan in Laken door architect Joseph Poelaert de OnzeLieve-Vrouwekerk gebouwd, als aandenken aan onze eerste koningin. Rond 1872 verhuisde haar lichaam tenslotte naar de Koninklijke crypte. In Oostende kwam er onmiddellijk na haar overlijden een spontane inzamelactie op gang voor de oprichting van een praalgraf in de toenmalige St.-Pieterkerk in Oostende. De burgemeester van Oostende vroeg dan aan Fraikin een ontwerp te maken voor het gedenkteken dat voor haar zou opgericht worden. Het grafmonument van Louise-Marie stelt haar
laatste dagen voor: de stervende koningin, in het gezelschap van de treurende “Stad Oostende”, die in een middeleeuwse kogge (verwijzend naar haar maritiem verleden) zit en een rieten kroon draagt (riet buigt, maar breekt niet), waarmee de onsterfelijke ziel en de blijvende herinnering voorgesteld wordt. Een engel reikt, onder de Praalgraf van koningin Louise-Marie in wit beschermende vleugels, de hemelse kroon aan, die Carraramarmer in de Oostendse St.Pieteren-Pauluskathedraal de vallende ‘aardse kroon’ vervangt. In de linkerhand draagt het hemelse wezen een olijftak, hét symbool voor de vrede. Een uitgebloeide bos bloemen schuift van haar stoel. De voorstudie van het grafmonument van Louise-Marie, die Fraikin aan de gemeenteraad voorlegde, werd dadelijk goed bevonden. Vijf volle jaren had Fraikin nodig voor de voltooiing van dit werk, dat, toen het af was, zo geslaagd bleek dat er dag na dag mensen kwamen kijken in zijn atelier. Fraikin besteedde veel aandacht aan de details: let op het kantwerk van de mouwen, de franjes en de expressie op de gezichten. Het beeldhouwwerk werd eerst tentoongesteld in verschillende Europese steden, waarna het overgebracht werd naar de crypte van de oude Oostendse SintPieterskerk en er in 1859 ingehuldigd werd. Tijdens de brand van de kerk (1896) bleef het beeld gespaard. Leopold II gaf daarop opdracht aan de Brugse stadsarchitect Louis Delacenserie9 (°1838-†1909) om de kerk te herbouwen in neogotische stijl, die nu als Sint-Petrus-en-Pauluskerk ingehuldigd werd in 1905. In zijn ijver om Oostende uit te bouwen tot een mondaine badstad, liet Leopold II, bij de heropbouw, de St.-Petrus en Pauluskerk over 180 graden draaien, zodat men vanaf het station een imposante aanblik heeft op het portaal en zijn twee torenspitsen van 72 m hoog. Het altaar is daarom westwaarts gericht, waar dit normaal oostwaarts is. In de lengteas van de nieuwe kerk liet Leopold II een zeshoekige kapel bijbouwen voor het praalgraf van zijn moeder, waar het nu nog te bezichtigen is. Huwelijk en verdere succesvolle carrière 9
Deze architect bouwde ook de stenen ontvangsthal van het Centraal Station te Antwerpen.
12 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
In 1856 huwde Fraikin met de 17-jarige Sophie Devis en uit het huwelijk kreeg hij een zoon, die genieofficier werd, en twee dochters. Nu volgden talrijke andere officiële opdrachten waaronder het bronzen monument voor de Graven van Egmond en van Horne, dat werd opgericht op de Grote Markt van Brussel voor het Broodhuis en aldaar ingehuldigd op 15 december 1864. In 1879 echter werd het naar de Kleine Zavel overgebracht, zeer tegen de wil in van de kunstenaar want hierdoor ging een groot deel van de betekenis van het monument verloren, die Fraikin uitdrukte in de lichaamshouding en gelaatsuitdrukking van beide mannen. De graven van Egmond en van Horne zaten immers gevangen
in het Broodhuis nadat ze door de rechtbank onder de hertog van Alva ter dood veroordeeld waren en van daar gingen ze naar het schavot op de Grote Markt. Deze wandeling heeft Graven van Egmond en Fraikin vastgelegd: graaf van Egmond, waardig, met de hoed van Horne op de Kleine Zavel te Brussel op het hoofd en een zakdoek in de hand, groet zijn vrienden die hij onderweg ontmoet. Graaf van Horne heeft een heel ander uiterlijk: woedend knijpt hij met zijn linkerhand zijn muts bijeen, zijn rechterhand rust op de schouder van zijn vriend, als om zijn steun te vragen. De Grote Markt en het Broodhuis op de achtergrond hoorden eigenlijk bij het monument en moeten er nu in gedachten bijgevoegd worden. … Of door een gids verteld worden ! Het voetstuk is versierd met de wapenschilden van de twee edellieden. De twee figuren die opzij staan, stellen een soldaat van de zware en een van de lichte ruiterij van de 16° eeuw voor. De graaf van Egmond voerde namelijk het bevel over de lichte ruiterij in de slag bij Grevelingen; de graaf van Horne voerde de zware ruiterij aan in de veldslag te St-Quentin. De square van de Kleine Zavel ook ‘Egmontplantsoen’ genoemd, halfweg tussen het Justitiepaleis en het Koningsplein, werd ontworpen door Hendrik Beyaert in opdracht van burgemeester Karel Buls (mandaat van 1880 tot 1899) en kwam tot stand in 1879-1880. Onder de vorm van een speelse renaissancetuin verbeeldt het geheel een nationaal pantheon van de roemruchte 16° eeuw. Een buitenkans voor een gids om zijn kennis over geschiedenis en cultuur te demonstreren want het standbeeld van de graven van Egmond en van Horne vormt het middelpunt rond een erehaag van illustere tijdgenoten: Willem van Oranje, Hendrik van Brederode en Filips van Mamix heer van Sint-Aldegonde, de bouwmeesters Lodewijk van Bodeghem en Cornelis Floris de Vriendt, de schilder Barend Ir. J.B. Masui van Orley, de botanicus Rembert Dodoens en de cartografen met verpakking voor de verhuis Geraard Mercator en Abraham Ortelius. Een reeks van 48 naar Laken beeldjes, die de Brusselse ambachten voorstellen, bekroont de omheining, samengesteld uit verschillend bewerkte kolommen en smeedijzeren hekken, die het geheel omsluit. 13 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Voor het Noordstation te Brussel ontwierp Fraikin vier allegorieën ter hoogte van de eerste verdieping: ‘de Overvloed’, ‘de Vrede’, ‘de Vooruitgang’ en ‘de Broederschap’. Toen het station in 1956 werd afgebroken, tezamen met de hele stationsbuurt, is er van deze beelden van Fraikin niets bewaard gebleven. Alleen het standbeeld van ingenieur J.B. Masui, eerste Directeur-generaal van de Belgische Spoorwegen (aangesteld in 1850), dat door Fraikin gemaakt werd en op 1 mei 1867 opgericht werd in de grote hall te Brussel-Noord, werd naar station Laken overgebracht. Ook het driehoekig fronton met een natuurstenen reliëf van twee leeuwen, die het wapenschild van België bewaken, boven de ingang van de ruiterijkazerne ‘Luitenant generaal baron de Witte de Haelen’ in Etterbeek is ‘Oorlogstrofeeën’ boven de van de hand van Fraikin. En voor ingang van de huidige Rijkswachtschool Etterbeek de kazerne ‘Majoor Géruzet’ in Etterbeek (nu de Rijkswachtschool) heeft hij boven de monumentale inrijpoort de ‘Oorlogstrofeeën’ (zinnebeelden van Kunsten en Ambachten) gemaakt. Voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers maakte Fraikin het marmeren beeld van Leopold I dat in de centrale nis Kamer van boven de voorzitterszetel van de Kamer van Volksvertegenwoordigers met beeld van Leopold I Volksvertegenwoordigers staat. Het is een replica van het originele door Guillaume Geefs, dat bij de brand in het Paleis der Natiën in 1883 werd beschadigd. Zijn zoon Charles Geefs (°Antwerpen 1829- †Schaarbeek 1911) heeft het originele beeld gerestaureerd, dat nadien in het museum van Brussel is opgenomen. Fraikin maakte de replica voor de Kamer, aangezien Guillaume Geefs op dat ogenblik al overleden was. Van Koning Leopold II kreeg hij de opdracht voor de opluistering van het Koninklijk Paleis te Brussel met een allegorisch beeld van “De Vrede”. Dit drie meter groot beeld, verpersoonlijkt door de godin Minerva, wordt in 1877 bovenaan de grote eretrap in het Koninklijk Paleis van Brussel geplaatst.
‘De Vrede’
Fraikin kampt tegen plagiaat
Zijn beeldhouwwerken werden weldra ook in het buitenland aangekocht, waar ze dikwijls nagebootst en voor echt verkocht werden. Zo ontstonden er in Italië, meer bepaald te Firenze en Carrara, werkplaatsen die zich specialiseerden in het imiteren van Fraikin's beelden. In 1875 tijdens het eeuwfeest dat te Firenze werd gehouden ter ere van Michelangelo, werd Fraikin naar Italië gezonden als afgevaardigde van de Academie van België. Toen hij bij die gelegenheid een van de werkplaatsen bezocht, en een zestal reproducties bemerkte van zijn “Slavenliefde”, vroeg de kunstenaar aan een van de vaklui wie dat beeld gemaakt had. De man 14 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
antwoordde dat het een zekere "Frakan" was, ‘een Duitser die al een tijdje dood was, een grote artiest’, voegde hij eraan toe. Op een andere keer ontdekte Fraikin in Parijs, midden in het uitstalraam van een bronsbewerker in de Rue de la Paix, een van zijn werken. Hij ging binnen, vroeg of hij het beeldje eens mocht zien en onderzocht het nauwkeurig. De eigenaar van de zaak vroeg wat hij ervan dacht, Fraikin hield zich van den domme en haalde zijn schouders op, waarop de ander zei: "Men ziet gemakkelijk dat mijnheer niet veel
verstand heeft van kunst: het is één van de schoonste moderne stukken die er bestaan." Daarop vroeg Fraikin wie dat beeldje dan wel gemaakt had. "Maar dat ziet u toch: het draagt toch een inscriptie", antwoordde de zaakvoerder. Er stond “Quesnel” op. Toen Fraikin dan wilde weten wie die “Quesnel” wel was, antwoordde de bronsbewerker dat het zijn zoon was...
Het kwam zelfs zover dat imitators uit andere landen hun waar te Brussel zelf aan de man kwamen brengen, ondanks de strenge wetten die op namaak stonden, zodat de kunstenaar wel verplicht was verscheidene van hen te doen veroordelen. Beschouwingen rond het werk van Fraikin A - Romantiek
Tot groot genoegen van de burgerij rivaliseerden op de salons allerlei romantische voorstellingen van Venussen, nimfen, bacchanten en andere prikkelende schepsels zoals “Amphitrite” (een oorspronkelijk beeld dat nooit werd nagemaakt of tentoongesteld) met een doorweekt gewaad waarin zich duidelijk de vormen van haar naakte lichaam aftekenen. Amphitrite staat op een dolfijn en strooit bij haar doortocht
de rijkdommen van de zee uit. In de Griekse mythologie is Amphitrite bekend als vrouw van Poseidon, dus godin van de zee. Een legende vertelt dat zij, samen met haar zusters, voor Poseidon een erotisch-rituele dans uitvoerde; daarop wou hij haar tot zijn vrouw nemen. Ze weigerde en vluchtte weg. Poseidon stuurde dan een dolfijn achter haar aan, die er in slaagde haar terug te brengen. Nadat hij zo Amphitrite toch kon huwen, beloonde hij de dolfijn door hem te veranderen in een sterrenbeeld en plaatste hem aan de hemel. Dit is de oorsprong van het sterrenbeeld ‘Dolfijn’. Amphitrite
Ook "De triomf van Bacchus" (groep van vijf figuren en een geit, in marmer uitgevoerd voor het museum van Brussel) is doorweven van romantiek.
Triomf van Bacchus
Nog een romantisch onderwerp vinden we in ‘De Slaap’ of ‘Orpheus’: voorzien van het jaartal 1857. Dat is
‘De Slaap’ of ‘Orpheus’
15 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
het jaar waarin het door dhr. Abel Warocqué, industrieel en laatste particuliere eigenaar van het landgoed met jachtslot Mariemont bij La Louvière (thans Musée Royal de Mariemont) werd aangekocht. Maar niet iedereen kon deze soort romantische kunst appreciëren en Fraikin werd ervan beschuldigd de jeugd te bederven met gemakkelijk te verteren voorstellingen die de zinnen prikkelden. Anderen schamperden dat hij, voor hij klei begon te boetseren, bij een vermaard apotheker zalfjes kneedde. Zeker is, dat hij als romanticus uitblonk in het zogenaamde lichte "Pompadour"genre, waar zich in die tijd meer dan één criticus aan ergerde. B - De sentimentele episode
Een ander aspect van Fraikin's werk is zijn sentimentele en anekdotische onderwerpen zoals "Een moeder".
Hierin beeldt Fraikin het ogenblik uit waarop het kind wordt gesust en zijn moeder toelacht. Door het geween heeft het zijn moeder wakker gemaakt, die daarom haastig is opgestaan om het de borst te geven. Zij had niet de tijd zich aan te kleden maar kon slechts één muil aandoen terwijl de andere nog op de stoel ligt. Van dit beeld heeft Fraikin verschillende kopieën gemaakt in marmer die te vinden zijn in de musea van Boston, Sint-Petersburg, Koningsberg en Brussel. Nog meer romantiek vinden we in "De hommel” of “De onschuld":
Een niets vermoedend kind probeert een hommel te vangen onder de plooien van zijn hemd En in "Zoals grootvader", waarvan verscheidene marmeren reproducties gemaakt zijn voor musea in Londen, Parijs en Brussel.
Een meisje - het portret van een van Fraikin’s kinderen - probeert haar hond een bril op te zetten of "Amor in de wieg", dat aangekocht werd voor de grote loterij in 1850 en gewonnen werd door dokter Lombard van Luik. Het werd verscheidene malen opnieuw gemaakt in allerlei materialen, waaronder een voor baron Rothschild in Parijs. Op de Algemene Tentoonstelling in Parijs in 1855 was het beeld ook te bezichtigen en daar werd het aangekocht door keizerin Eugénie (echtgenote van Napoleon III en laatste keizerin der Fransen), die op dat moment een kind10 verwachtte en het beeld in haar slaapkamer liet plaatsen. Dit meesterstuk is helaas verloren gegaan toen het ‘Palais des Tuilleries’ (de woonplaats van Napoleon III en Eugénie) afbrandde bij het neerslaan van de ‘Commune van Parijs’ in 1871. C - Het historisch reveil
Naast al deze vormen van pure romantiek hielp Fraikin in de
Adolphe Quételet
10
In 1856 werd Napoleon-Eugène Bonaparte geboren, die als Napoleon IV de troonpretendent moest worden, maar bij een Engelse expeditie naar Zoeloeland (bij het huidige Durban) in 1879, werd hij gedood door 18 werpsperen van de Zoeloes.
16 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
geest van zijn tijd (de romantiek van de 19° eeuw), ook mee aan het ‘historische reveil’: zoals het ook in andere landen gebeurde, verrezen over het ganse land standbeelden en monumenten van beroemdheden om de (nieuwe) staat een ‘gezicht en een verleden’ te schenken. Zo kennen we beelden van o.m. - Adolf Quételet (°1796-†1874), wiskundige, sterrenkundige, statisticus en socioloog. Promoveerde in 1819 aan de pas opgerichte Universiteit van Gent als eerste doctor in de wetenschappen. Hij ontwikkelde o.a. de Body Mass Index of ‘BMI’11. In 1834 tot aan zijn dood was hij vaste secretaris van de Académie des Sciences. Het monument in wit marmer werd in 1880 geplaatst op het terras van het Paleis der Academiën te Brussel, - Graaf Barthélémy Dumortier (°Doornik 1797 - †9 juli 1878). Voorzitter van de Kamer, Minister van Staat en botanicus. Hij stichtte het ‘Musée d'Histoire Naturelle’, de ‘Jardin Botanique’ en de ‘Société d'Horticulture’. Het beeld bevindt zich op de hoek van de Pont de Fer en de Quai des Salines in Doornik. Dumortier spreekt hier gloedvol over de 24 artikelen (‘Verdrag van Londen 1839) in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Het voetstuk is versierd met emblemen die de verschillende boeken voorstellen die hij schreef over plantkunde. - Pater De Smet12: het monumentale 3 meter hoge beeld op de 3,5 m hoge arduinen sokkel werd met een indrukwekkende plechtigheid ingehuldigd in 1878 op het O.L.Vrouweplein in Dendermonde. Pater Jezuïet Pieter-Jan De Smet wordt voorgesteld als
missionaris in een lange zwarte soutane en schoudermantel, met in de opgeheven rechterhand het kruis als teken van zijn taak als prediker van het H. Evangelie en in de linkerhand een olijftak als teken van zijn rol als vredestichter. Het oorspronkelijke beeld bestond uit een via elektrolyse verkregen vrij dunne koperen huid, die nadien aan de binnenzijde met lood werd versterkt. De verschillende delen waren vervolgens aan elkaar gelast en inwendig op een smeedijzeren geraamte bevestigd, dat in de arduinen sokkel verankerd zat. Tot het beeld, in de voormiddag van 9 september 1982, plots van zijn voetstuk op de grond stortte, gelukkig zonder slachtoffers, maar deze val vernielde wel het beeld totaal. Door roest was het smeedijzeren geraamte zodanig verzwakt dat de verankering op de sokkel het begaf. De stadskas kon geen nieuw beeld bekostigen. Maar een “Actiecomité Pater De Smet” werd opgericht om het geld bijeen te brengen voor 11
Het ideale lichaamsgewicht in functie van de lichaamslengte: het gewicht (in kg) delen door het kwadraat van de lengte (in m) moet 25 bedragen. Een verhouding boven de 25 betekent ‘overgewicht’ en onder de 25 betekent ‘ondergewicht’. 12 Pater Jezuïet Pieter-Jan De Smet (°Dendermonde 1801 - †St.Louis 1873) vertrok in 1837 naar Missouri om missiewerken te verrichten. Hij stichtte er verscheidene missies en won het vertrouwen van verscheidene indianenstammen. De Amerikaanse regering belastte hem met meerdere vredesopdrachten tussen blanken en roodhuiden en hij ondertekende mee belangrijke verdragen, o.a. het Verdrag van Fort Laramie (1851) en Fort Rice (1868). Hij was overal welkom en werd zelfs als gast ontvangen in de ‘tipi’ van Sitting Bull, het gevreesde opperhoofd van de Sioux indianenstam. Om hem in de herinnering te bewaren, werd in Missouri een meer naar hem genoemd en in South-Dakota kreeg in 1880 een (klein) stadje ook zijn naam ‘De Smet’, later beter bekend in de litteratuur als "The Little Town on the Prairie". Kortom, Pater De Smet was een bijzondere man waar Dendermonde fier op is, maar die helaas te weinig bekend is bij de overige Vlamingen.
17 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Omsluierd Hoofd Victoria
Eug. Verboeckhoven
Justa De Potter
Louis Gallait
Louis Robbe
Koningin
een nieuw beeld en het stadsbestuur gaf dan de toelating dat stadswerkman Arthur Peleman, die een opleiding kunstvormgieterij had gevolgd, een getrouwe kopie in polyester kon maken, op model van de oorspronkelijke maquette uit het Fraikinmuseum te Herentals. D – Borstbeelden
Zoals boven al gezegd, genoot Fraikin bijzondere aandacht van het Koninklijk Huis en o.m. een aantal borstbeelden waren er het gevolg van: - Koning Leopold I (borstbeeld uit 1866, in de Empirezaal van het Koninklijk Paleis in Brussel),
Prins Boudewijn
- Prins Boudewijn (geboren in 1869 en jong gestorven in 1891) was de kleinzoon van Leopold I en de broer van koning Albert I - Koningin Maria-Hendrika (°Pest 1836-†Spa 1902), echtgenote van Leopold II. Ze was behalve onze koningin, eveneens aartshertogin van Oostenrijk. Leopold I
- Koningin Victoria van Engeland (°1819 - †1901), die door onze koning Leopold I omstreeks 1836 tot een huwelijk met haar neef Albert werd aangemoedigd. Het huwelijk volgde in 1840.
Hij beeldhouwde ook levensechte borstbeelden voor het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Brussel van o.m. juffrouw Justa De Potter (dochter van de beroemde De Potter, lid van het Voorlopig bewind in 1830 en later de echtgenote van generaal Brialmont). De buste is gesigneerd: “à Monsieur De Potter
témoignage d'estime et d'affection C.A. Fraikin 1856”.
Verder vervaardigde hij de bustes van dierenschilder Eugène Verbroeckhoven (°1799-†1881), van de schilder Louis Gallait (°1810-†1887), de advocaat en dierenschilder Louis Robbe (°1806-†1887) Een bijzonder beeld is wel een ‘Omsluierd Hoofd’13, waar een zekere mevr. Mayer model voor gestaan heeft. Tussen nog vele andere bustes vinden we natuurlijk ook die van zijn leermeesterapotheker Auguste Donat de Hemptinne. E - Funeraire kunst 13
Een sluier voor het gezicht van een damesportret, is een symbool dat er meestal op wijst dat ze een geheim te verbergen had (bvb overspel, en dan weet de kunstenaar er wel meer van) of dat dit portret gemaakt is nadat de persoon al overleden was.
18 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Religieuze onderwerpen vinden we veel minder bij Fraikin. Naast enkele madonna's ontwierp hij een aantal grafmonumenten in kerken en op kerkhoven, waarvan hier enkele voorbeelden: - op kerkhof Laken voor de filantroop en weldoener Ferdinand Nicolay (°Stavelot 1772 - †Brussel 1854). Naar hem werden in Stavelot veel instellingen genoemd zoals een rusthuis, een straat, een plein en een fontein.
Fraikin zet Nicolay op zijn graf als een ietwat uitgezakte figuur op een zetel terwijl hij goedmoedig de voorbijgangers aankijkt. De opengevallen mantel en de houding van de benen wijzen op het haast familiaire karakter dat Fraikin aan het beeld heeft gegeven. Het zou kunnen dat Fraikin zich hiervoor heeft laten inspireren door Michelangelo, die zich in Rome ook op die manier heeft uitgedrukt in zijn grafmonumenten van o.a. Lorenzo di Medici (in de ‘Il Pensieroso’) en van paus Julius II (in de ‘gehoornde’ Mozes). - ook in Laken voor de familie Joseph-Ghislain Cloquet (1810-1871) en echtgenote Hortense Devis (1813-1869).
Wit marmeren gedenkteken: heraldische leeuwen dragen een sarcofaag die op een granieten sokkel is geplaatst. Bovenop staat een kruis waarrond twee doodskronen hangen. - voor André Van Hasselt, dichter, historicus en criticus, ‘Inspecteur Spécial des Ecoles normales et des Ecoles primaires supérieures" en hoofdredacteur van het tijdschrift “Renaissance".
Op een dubbele sokkel staat een zuil met daarbovenop een lier (het symbolisch instrument van de dichter) met doodskroon en een gulden ster. Deze wordt geschraagd door vier uilen met daartussen vier toortsen, symbool voor de vrijzinnigheid. - te Rumillies bij Doornik voor Pater Passerat, vicaris-generaal van de Orde der Redemptoristen.
Monument in steen van Caen stelt de Heilige Maagd voor gezeten aan de voet van het kruis. Het werd besteld door gravin Mathilde de Robiano (°1868-†1946) die (ook te Rumillies) het monument bestelde voor Kardinaal Deschamps, aartsbisschop van Mechelen - in de kerk St-Michiel en St-Goedele (Brussel) voor Graaf Felix de Merode, lid van Voorlopig Bewind en het Belgisch Nationaal congres (zie cover).
Dit gedenkteken (niet verwarren met het praalgraf door Guillaume Geefs, waar Frederik de Merode, (zwaar gewond in Berchem in 1830 bij de gevechten tijdens de Belgische Opstand en aan zijn verwondingen overleden in Mechelen). zittend is afgebeeld) is uitgevoerd in wit marmer. Graaf de Merode is knielend voorgesteld, gekleed met de mantel van de Christusorde waarvan hij commandeur was. Een leeuw die België symboliseert, rust met zijn voorste poten op
19 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
graanhalmen en lauwertakken, om er ons aan te herinneren dat de overledene veel heeft bijgedragen tot de welvaart en de roem van zijn land. - in Sint-Albanus (Namen) voor Bisschop Dehesselle, bisschop van Namen. - in de St-Jan en St-Niklaaskerk (Schaarbeek) voor de heer Névraumont, stichter van de St-Jan en St-Niklaaskerk, en van een oudemannenhuis te Brussel.
Het monument beeldt de weldaden uit: een oude hongerige en bevende man betuigt zijn dankbaarheid aan de Liefdadigheid die de grijsaard met de mantel bedekt en allerlei spijzen bij zich heeft om zijn honger te stillen. - in de sacristie van de St-Waldetrudiskerk in Herentals voor Juffrouw MariaTheresia Van Heteren, directrice van de Vrije Normaalschool van Herentals
Dit beeld draagt de opdracht: "Uit dankbaarheid opgericht door haar leerlingen met toelage van staat, provincie en gemeente MDCCCLXVIII" (1868)” Laatste belangrijke bestuursfunctie
In de loop van 1878 werd Charles-Auguste Fraikin aangesteld als lid van de Beheerscommissie van de afdeling beeldhouwwerken van het ‘Musée Royal de Peinture et de Sculpture de Belgique’ dat zich tot 1959 in het vroegere paleis van Karel van Lotharingen aan het Museumplein bevond, het vroegere "Oude Hof". Hij vervoegde dan Eugène Simonis (maakte o.a. het ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon op het Koningsplein in Brussel), die tot dan het eerste en enige lid van deze commissie was. De leden mochten officieel de titel ‘conservator’ dragen en stonden in voor het opmaken van de cataloog en het beheer van lokalen en personeel. Maar voor de aankoop van nieuwe werken moesten ze goedkeuring krijgen van de voogdijminister. Fraikin hield speciaal toezicht op het moeleren in gips door de "praticien" van het museum en op het gieten in de bronsgieterij. Na de dood van Simonis in 1882 bleef Fraikin tot aan zijn dood deze functie uitoefenen. Legaat aan de stad Herentals
In een brief van 6 juni 1888 van Fraikin aan Burgemeester Van Schoubroeck van Herentals deelde Fraikin zijn beslissing mee "na raadpleging van vrouw en kinderen" om al zijn plaastermodellen te schenken aan de stad. "Depuis 55 ans que j'ai quitté
mon cher Herentals je n'ai rien oublié de ce temps-là".
De notariële acte van de schenking werd verleden te Herentals op 10 april 1890 voor Mr. L.H. Caeymaex, notaris te Herentals, “waarbij Monsieur Charles August
Fraikin, ‘statuaire’ afstand doet aan de gemeente Herentals, zijne geboorteplaats, van de maquettes van al zijne kunstwerken". Alle stukken worden in detail in de schenkingsakte vermeld en het totale legaat bevat 94 grote werken, 143 beelden, 164 bas-reliëfs en 94 sokkels en muursokkels.
Er waren wel twee voorwaarden: de stad Herentals moest een geschikt lokaal (de Lakenhal) ter beschikking stellen, dat voortaan ‘Musée Fraikin’ zou heten. Een tweede voorwaarde was dat de stad dit lokaal (nu museum) voor eeuwig en altijd zou onderhouden. De waarde van al de overgedragen stukken bedraagt omgerekend ongeveer 25 000 euro. 20 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
De 94 grote werken en de talrijke andere beelden werden verpakt in tientallen kisten en per spoor naar Herentals verzonden in verschillende zendingen in de loop van 1891. De inhuldiging van het museum in de lakenhal was oorspronkelijk voorzien op 9 oktober 1892, maar tengevolge van een "choleravormige ziekte die op verschillende plaatsen in de provincie is opgedoken" werd ze uitgesteld tot zondag 14 mei 1893 en Fraikin werd hiervoor per brief door de Burgemeester J.J. Van Schoubroeck uitgenodigd om 12 uur ’s middags. Na de plechtigheid volgde er nog een banket. Laatste levensjaren en dood
Fraikin was op dat moment al ziek maar zijn arts gaf hem toch toestemming om deel te nemen op voorwaarde dat hij zich niet zou vermoeien en vooral geen kou zou vatten. Er verliepen slechts zes maanden tussen de inhuldiging van zijn museum en zijn overlijden want Fraikin overleed te Schaarbeek in zijn huis Chaussée de Haecht nr. 198 op 22 november 1893. De uitvaart had plaats op 25 november te 11 uur in de kerk Saint-Servais te Schaarbeek. Volgens zijn wilsbeschikking werd hij overgebracht naar Herentals en er begraven. De gemeenteraad wenste hierbij een laatste eer te brengen aan haar beroemde stadsgenoot en besliste eenparig: "de godsdienstplechtigheid van eerste Graf van Fraikin in Herentals (Foto Frank Tubex)
klas, ten laste van de gemeente, te doen plaatsgrijpen, de twee maatschappijen van Harmonie uit te nodigen de lijkstoet te vergezellen en treurmarsen uit te voeren, andere Maatschappijen tot den optocht te vragen, de inwoners te verzoeken ten teken van rouw de nationale vlag half ten top te hijsen, de bevelhebber der gendarmerie vragen om door de Brigade de militaire eerbewijzen te doen uitvoeren."
Fraikin werd tijdens zijn leven beloond met een lange reeks van onderscheidingen en medailles en na zijn dood werd in Schaarbeek een straat naar hem genoemd. Ook in Herentals werd de voormalige ‘Rechtestraat’, waar Fraikin geboren werd, omgedoopt tot Fraikinstraat, zodat de beroemde kunstenaar in zijn geboorteplaats zou vereeuwigd blijven. Het Fraikinmuseum
Zo werd met een simpele handtekening van de burgemeester, de stad Herentals bezitter van de volledige collectie gipsen beelden en modellen van een van de meest representatieve Belgische beeldhouwers van de 19°eeuw. Het aantal prijzen op binnen- en buitenlandse tentoonstellingen, de talrijke benoemingen in nationale en internationale academies en commissies en vooral de algemene waardering door het 21 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
kunstminnend publiek uit die tijd, laten ons toe Charles-Auguste Fraikin tot de kruim van de nationale beeldhouwergilde te rekenen. De stad Herentals mag haar artistieke zoon dankbaar zijn voor zijn gulle gift want weinig steden in de wereld beschikken over zulk een volledige collectie van één ‘inheemse’ kunstenaar. En bovendien is er in Herentals nog een beeld van Fraikin, en zelfs een origineel werk, te bewonderen, namelijk in de St.Waldetrudiskerk, waar het hierboven genoemde grafmonument voor Juffrouw Van Heteren zich bevindt. Alle beelden die het museum bezit zijn studiebeelden in gips, dikwijls op verkleind formaat.
Dit doet geen afbreuk aan de waarde van de tentoongestelde werken: enerzijds is het materieel niet mogelijk om al de bestaande standbeelden en monumenten in een museum onder te brengen en anderzijds is een ‘gipsen model’ in feite het finale stadium van het werk dat de kunstenaar eigenhandig gecreëerd heeft. Een bronzen afgietsel of een marmeren of stenen versie wordt doorgaans door gespecialiseerde ambachtslui uitgevoerd (kopieerwerk) en alléén in het ‘gipsen model’ zit het echte spirituele werk van de kunstenaar ! Daarom is de collectie van Fraikin’s werken zo belangrijk omdat we zeker zijn dat we hier te maken hebben met de vruchten van Fraikin’s eigen creatieve inspiratie. Waarom een Fraikinmuseum ?
Men kan zich afvragen waarom Fraikin in 1890, op 73-jarige leeftijd, plots deze genereuze toenadering tot Herentals onderneemt, terwijl hij al sinds 1833 deze stad definitief verlaten had en er in de voorbije 57 jaar nooit is weergekeerd ? Ondertussen had hij zich in Brussel in de aristocratie en Franstalige kringen stevig ingeburgerd (bewijze hiervan de sociale status van de personages waarvan hij beelden, bustes en grafmonumenten vervaardigd heeft) en ongetwijfeld waren zijn ‘Kempense wortels’ al lang uitgedroogd… Vanwaar komt nu ineens deze liefde terug naar zijn geboortestad ? Fraikin zelf schrijft dat hij ‘zijn werk met zijn beminde stadsgenoten wil delen en een bijdrage wil leveren aan de ontwikkeling van de Schone Kunsten’. Een nobele gedachte weliswaar, waaruit blijkt dat een Kempenaar zijn geboortestreek nooit helemaal vergeet, maar heel overtuigend is het niet. Inderdaad, er zijn nog andere motieven die meegespeeld hebben om zijn oeuvre naar Herentals over te brengen en plaatsgebrek is er één van. Veel van zijn werken waren immers bij een ‘praticien’ in Antwerpen ondergebracht, die zijn atelier wou verhuren. De plaats moest dus ontruimd worden en om onnodige transportkosten te vermijden wou Fraikin de beelden rechtstreeks naar Herentals laten voeren i.p.v. ze eerst naar Brussel te brengen. Hiervoor vroeg hij de toelating aan de burgemeester van Herentals. Besluit: het museum van Fraikin was niet alleen een milde schenking, geïnspireerd door nobele intenties, maar zeker ook een slimme oplossing voor een dreigend plaatstekort. 22 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Als men dieper in zijn leven doordringt, merkt men dat er nog een derde reden is. Fraikin was wel gehuwd met de veel jongere Sophie Devis, maar hun huwelijk ‘boterde niet’. Zijn echtgenote was een mondaine vrouw, die haar man niet als echtgenoot beschouwde maar alleen als de beroemde kunstenaar die haar ‘toegangskaartje’ was tot de chique bourgeoisie. Om in die kringen haar plaats te manifesteren, verslond ze een groot deel van het huishoudbudget. Fraikin daarentegen was een nuchtere, zuinige man, die misschien wel een beetje gierig genoemd mag worden. Teveel tegenstelling: dat moest tot een catastrofe leiden. En spoedig, wanneer zij bovenop het verkwisten van hun vermogen, nog met een serie van amoureuze avontuurtjes het echtelijk leven kwam bezoedelen, laat een echtscheiding niet lang meer op zich wachten. Een aanslepende juridische twist, tot zelfs na Fraikin’s overlijden, was er het gevolg van. Sophie kwam uiteindelijk als “betrekkelijke winnaar” uit de strijd maar om de collectie kunstwerken uit haar handen te houden, is het begrijpelijk dat Fraikin ze nog liever afstond aan de stad Herentals. De Lakenhal
In het hart van Herentals staat de Lakenhal, een juweel van Brabantse gotiek, allicht de belangrijkste getuige van het rijke Herentalse verleden en beschermd monument sinds 1938. Het gebouw werd opgericht in het begin van de vijftiende eeuw door de rijke wolwevers en lakenmakers naar ontwerp van een lid van het Brusselse bouwmeestergeslacht de Bosschere. In de oudste bronnen over het gebouw is sprake van het “gulden huys”, “meethuys” of “loothuys”. Omstreeks 1430 werd het omgedoopt tot “stadhuis”, maar sinds 1998 heet het officieel “Lakenhal”. Een brand vernielde in 1512 het gebouw bijna volledig, maar in 1534 werd het heropgebouwd in Ledische zandsteen door Peter Moens en Merten Casus die er Lakenhal Herentals aan de noordzijde met rode Oevelse baksteen de spitse Foto HK oktober 2003 achthoekige belforttoren hebben bijgevoegd van ongeveer 35 m (zonder bliksemafleider). De toren kreeg in 1541-1551 een licht klokkenspel maar de huidige beiaard, die in 1965 ingehuldigd werd, heeft 50 klokken, die samen 3678 kg wegen en gedeeltelijk afkomstig zijn uit oude klokkenspelen. De beiaard wordt nog regelmatig bespeeld. In de loop van de tijd werden verscheidene herstellingen uitgevoerd maar zonder nog veel te wijzigen heeft provinciaal architect P.J.Taeymans het gebouw in 1880 gerestaureerd. Voor de tentoonstellingsruimte van de werken van Fraikin werden in het dak venstertjes aangebracht naar model van het dak van Hôtel-Dieu in Beaune (in de Bourgogne, Frankrijk).
23 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Het stadhuis zelf is een sober rechthoekig gebouw. Aan de zuidzijde rijst een trapgevel op, geflankeerd door twee hoektorentjes die op dubbele kraagstenen steunen. Voorgeschiedenis van het Fraikinmuseum in Herentals
Door oorlogsburgemeester Willemijns werd tijdens de tweede wereldoorlog de bovenzaal van het stadhuis (dus waar het Fraikinmuseum was ondergebracht) tot politieke vergaderzaal ingericht. Hiervoor werd een muur gedeeltelijk weggenomen en werden veel beelden verplaatst en daardoor erg beschadigd. Het museum werd zelfs tijdelijk gesloten op 23 september 1944. De herstelling van de beschadigde beelden alsook de reiniging werd toevertrouwd aan restaurateur Charles Thielemans uit Schaarbeek. In 1948 werd het museum heropend en tussen 1 mei en einde september werden niet minder dan 8918 bezoekers genoteerd. In 1951 telde men nog 5847 bezoekers: "door het verspreiden van vouwbladen en zichtkaarten is het museum al meer en meer bekend gemaakt en stromen bezoekers, vooral toeristen, van heinde en verre toe". In een nota van 20 november 1952 aan de Inspecteur van het Cultureel Patrimonium, Opheimlaan 31, te Stokkel-Brussel wordt vermeld dat "de uitgevoerde werken ieders goedkeuring hebben mee gedragen zodat thans geen restauratie noodzakelijk is". Op 9 december 1967 had nog een grote herdenkingsplechtigheid plaats naar aanleiding van het 150ste geboortejaar (1817-1967) van Fraikin, ingericht door het Stadsbestuur van Herentals met medewerking van de VVV-Herentals. Door renovatiewerkzaamheden aan het gebinte en het dak van de lakenhal werd de museumzolder deels ontruimd en het museum voor onbepaalde tijd gesloten. De beelden werden verpakt in kisten en Beelden in kistjes wachten op hun overgebracht naar een kazerneloods op Wolfstee. Nu definitieve plaats in het museum wachten ze nog steeds op broodnodige subsidies voor de laatste restauratie van de zolder van de Lakenhalle, waarna ze er een definitieve plaats zullen krijgen in een splinternieuw modern museum. Restauratie
In een eerste restauratiefase werd een oude deur in de Noordgevel onder de Belforttoren als ‘nieuwe hoofdingang’ hersteld. De Lakenhal is toegankelijk gemaakt voor rolstoelen en kinderwagens en een lift verbindt nu de kelder, de gelijkvloerse verdieping en de zolder en geeft toegang tot de trouwzaal en de tentoonstellingsruimte. De
Kijkje in het vroegere Fraikinmuseum
24 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
binneninrichting van deze twee ruimtes zal onder handen genomen worden in een tweede, latere fase van de restauratie. Ook het Fraikinmuseum op de zolder wordt pas in die tweede fase gerestaureerd. Alvorens dit uniek stuk Herentals erfgoed in een modern interactief museum omgevormd kan worden en voor het publiek toegankelijk kan gemaakt worden, moet de zoldervloer ondersteund worden door nieuwe eiken draagbalken, want recente scheurtjes in de bepleistering hebben zwakke plaatsen in de constructie doen vermoeden. Dit wordt nu wetenschappelijk onderzocht. Het kan nog wel enkele jaren duren voor die laatste restauratie fase van start kan gaan. Het stadsbestuur heeft immers bij de Vlaamse Overheid nog een premie aangevraagd voor deze werkzaamheden. Voor deze subsidie staat het project op een wachtlijst ... Bronnen:
- Fraikin Genootschap – “Fraikin, een belangrijke burger voor Herentals en een toonaangevend beeldhouwer voor België” door Frank Tubex - Kring voor de Geschiedenis van de Farmacie in Benelux - Bulletin 110 Jaargang 55 Mei 2006 Lezing te Mechelen op 8 oktober 2005 door apotheker G. De Munck - Herentals Stadskrant oktober 2010 - Dienst voor Toerisme - Grote Markt 35 te 2200 Herentals - “Grafzerkje vzw” - Nieuwsbrief nr. 13 van september 2003 - De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed - Lakenhal en Belfort - actualisatie Herentals 2007
25 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Historiek van de “Bega nkenis naar de Hegge” en de “Ommegangen van de Hegge”. door Staf Van derVelde Reeds kort na het ‘Wonder van de Hegge’ in 1412 werd aan de Hegge een kapel opgericht door Jan van Vriessele en Margaretha van Haesenbroeck, de toenmalige ’Heren van Poederlee’. De Heggekapel werd een gereputeerd bedevaartsoord, niet in het minst door het wonder zelf maar ook door de aanmoedigingen van zowel kerkelijke als de wereldlijke overheid. In 1442 breidde Wouter van Vriessele de kapel uit ‘daar ze door steeds meer mensen werd bezocht’. Hetzelfde jaar verleende Jan van Bourgondië, bisschop van Kamerijk, de vergunning tot het verdienen van een aflaat. De gelovigen kunnen veertig dagen aflaat verdienen mits zij met waarachtig berouw gebiecht hebben, de heggekapel bezocht hebben en iets tot verbetering en onderhoud van de bouw zullen geschonken hebben. Rond die tijd zou ook het lied in dertig strofen van zes verzen ontstaan zijn waarin het verhaal van de Hegge verteld wordt. Het volledig lied werd door pastoor Bellens in 1468 genoteerd. De wijde bekendheid van de Heggekapel in de 15de eeuw, wordt geïllustreerd door de merkwaardige vondst van een pelgrimsteken, afkomstig van de Hegge, in het verdwenen dorp Nieuwlande in Zeeuws-Vlaanderen. Over de Hegge als bedevaartsoord in de 16de eeuw zijn er geen bronnen beschikbaar. De kapel had wellicht te lijden onder de beruchte Beeldenstorm. De oorspronkelijke hosties, verdeeld onder Herentals en Poederlee, gingen in deze periode verloren. In de 17de en de 18de eeuw beleefde de begankenis naar de Hegge hoogdagen. Vooral op Sacramentsdag, de donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, was de toeloop van de bedevaarders erg groot. Zo groot zelfs dat de pastoors van de naburige parochies er bij de bisschop van Antwerpen op aandrongen dat “zij de sacramentsprocessie op een andere dag zouden mogen houden om toch minstens eenmaal per jaar het H. 26 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Sacrament door de straten van hun dorp te kunnen dragen onder de nodige belangstelling’. Er werden nieuwe aflaten verleend en in 1632 schreef August Wichmans, de prelaat van Tongerlo, zijn “Brabantia Mariana” waarin hij een gans hoofdstuk wijdde aan de Hegge. Rond 1668 breekt er in de Kempen een verschrikkelijke pestepidemie uit. Bedevaarders kwamen toen, alhoewel minder in aantal, gezondheid afsmeken en bescherming vragen tegen pest, brandstichting, plundering en honger. De begankenis van de Hegge werd naar de zondag na Sacramentsdag verplaatst. Het hoogtepunt van de bedevaart werd verlegd naar maandag. Wellicht wilde men daardoor de kermissfeer van de jaarmarkt en de daarmee gepaard gaande drankpartijen uit de weg gaan. De traditie van de viering en processie op maandag is gebleven tot het midden van de 20ste eeuw. Op 10 mei 1749 verleende paus Benedictus XIV aan de heggebegankenis een volle aflaat, die kan verdiend worden op maandag in het octaaf van Sacramentsdag. In het begin van de 19de eeuw wist pastoor Jozef Carolus Van der Nest, ondanks de Franse overheersing, de begankenis naar de Hegge in stand te houden. De kapel van de Hegge werd niet aangeslagen als kerkelijk goed, dit in tegenstelling tot alle andere kerken en kerkelijke goederen in het kanton Gierle. Pastoor Van der Nest had immers ‘de eed aan de Franse Republiek en de haat aan het koningschap’ afgelegd. De pastoor zorgde ervoor dat de kapel werd opgeknapt. Hij liet nieuwe schilderijen ophangen en stelde een noveen rond de Heggebegankenis in. ’s Maandags ging er zelfs een bescheiden processie naar de Hegge uit en vond er een hoogmis in open lucht plaats. Dit alles stond wellicht in het teken van de 400ste verjaardag van het Heggewonder. Daarna kwam de begankenis naar de Hegge toch in verval. In 1834 werd er slechts een vijftal gulden geofferd en slechts weinige bedevaarders vonden nog hun weg naar de heggekapel. In het begin van de 20ste eeuw kwam er opnieuw een kentering, de heggekapel kwam opnieuw in de belangstelling. Onder impuls van J. Hendrickx, sinds 1907 pastoor in Poederlee, werd de kapel hersteld en kwam er een propagandaboekje over de Hegge. Een grote processie moest de 500ste verjaardag van de Hegge luister bijzetten. Aan deze grootse processie namen vooral processiegroepen afkomstig uit Herentals (o.a. de fanfare Sint-Cecilia) deel.
27 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
In 1932 (vergiste men zich van datum??) ging een luisterrijke processie uit met als meest opgemerkte gast kardinaal Van Roey, die het H. Sacrament naar de Hegge droeg. In 1937 vond er zeker een processie en viering plaats, zoals blijkt uit de nota’s van meester Jules Sels. In de jaren twintig van vorige eeuw werd de begankenis nieuw leven ingeblazen door zuster Fernandine, die de jaarlijkse processie opzette. Ondanks deze processie verminderde de devotie tot het H. Sacrament en de heggevieringen geraakten verwaarloosd. In 1956 werden de “Heggevrienden” opgericht. De opbrengsten van de feesten van dat jaar waren bedoeld voor de restauratie van de schilderijen, die de heggekapel sierden. De toestand van deze werken was echter zo slecht dat restauratie niet meer mopgelijk was. Slechts twee werken konden gedeeltelijk bewaard worden, zij hangen nu in de hal van de pastorij. In 1961 werd het feestcomité , dat de 550ste viering van het Hegge wonder moest voorbereiden, opgericht. Jacques Van Roey, stadsontvanger van Herentals, werd aangetrokken om de wagens en de stoet te ontwerpen, Leopold Van Gestel moest de historische echtheid bewaken en meester Albert Driesen coördineerde de werking. Het dorp werd verdeeld in zes wijken en elke wijk, zou voor een versierde wagen zorgen. Op 22 juli 1962 ging de “Heggestoet” uit: 411 deelnemers beelden er het “Wonder van de Hegge” uit. De samenstelling van de stoet zag er als volgt uit: - Ruiters met wapenschild en vaandels 1. Het wonder van de Hegge 2. Christus in de Hegge 3. De heiligschennende diefstal 4. Naar de Hegge 5. Het vonnis 6. Bouw van de kapel en eredienst 7. Laudate Dominum Als afsluiting van het kerkelijk gedeelte van de feestelijkheden droeg pastoor Van de Weyer de mis in open lucht op, geassisteerd door de priesters van het heggedorp. Daarna vond een geslaagd dorpsfeest plaats. 28 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Ook na de viering van 1962 ging het weer minder goed met de jaarlijkse begankenis. De ruiters verdwenen uit de processie, waarna de hele processie in verval kwam. Om de 575ste viering van het Heggewonder voor te bereiden werd de vzw Hegge opgericht. Deze besloot de stoet-processie om te dopen tot een historische verantwoorde ommegang. De Poederleese bevolking werd gesensibiliseerd en er werden verschillende werkgroepen opgericht. Het volk werd in wijken verdeeld, die elk een groep en wagen zouden realiseren. Het enthousiasme van de Poederleese bevolking was zo groot dat de ontwerpers van de ommegang personages moesten toevoegen. Walter Van den Branden, historicus, Walter Driesen als coördinator en producer en tenslotte Nolle Versijp als regisseur en ontwerper van de wagens, zetten met talrijke medewerkers een ommegang nee die in het ganse land weerklank vond. De Ommegang van de Hegge ging uit op 28 juni 1987. 936 deelnemers beeldden er voor ongeveer 20 000 toeschouwers de historie van de Hegge uit. Opmerkelijk was dat alle kleding, wagens, wapens en attributen door Poederleese mensen werd gemaakt. Tien groepen en negen wagens, getrokken door Brabantse trekpaarden, gaven het “Wonder van de Hegge” gestalte”. En op zondag 27 mei 2012, werd een nieuw prachtig hoofdstuk toegevoegd aan de rijke traditie van Ommegangen. Meer dan 1200 figuranten in historische klederdracht en een tiental praalwagens toonden opnieuw de geschiedenis van de Hegge en haar Ommegang. Dit keer was het een realisatie van de ganse Poederleese gemeenschap en de andere deelgemeenten van Lille. Voor de aankleding van de groepen werd tot in het kleinste detail aandacht besteed aan de historische authenticiteit van kleding, schoeisel en voor werpen. Zo werd de kleding van het gewone volk ontleend aan historische strips van Tristan, die de 15de eeuw perfect weergeeft. De kleding van de edelen komt van de Boergondische wandtapijten en de groepen bedevaarders stappen als het ware uit de schilderijen van Breugel. Dit was het programma op zondag 27 mei 2012: 1. De opening werd aangekondigd met bazuingeschal, waarna de vorser de ommegang voor geopend verklaarde. Hierbij sloten de gilden, de vendeliers en ruiters met vlaggen aan. 2. Herentals in den jare 1412: hier werden de ambachten getoond die in die tijd van Herentals een stad maakten: wolwevers, brouwers, vleeshouwers, volders en smeden, schoenmakers, bakkers en kleinhandelaars. 3. In den Hoorn: een plaatselijke herberg: hoe ging het er aan toe in een herberg en daarbuiten met zijn troubadours, straatzangers, acrobaten, vuurspuwers… 4. De diefstal: hier steelt Jan vander Langersteden de kelk met de vijf hosties uit de kerk van Wechelderzande. Hier hoorden de duiveltjes zeker bij die Jan op het verkeerde pad brachten. De hosties werden aan de Hegge aan een konijnenpijp weggegooid. 5. De veroordeling: al snel hebben de soldeniers de dief te pakken en brengen hem naar de Schepenbank die Jan vander Langersteden moet verhoren en bestraffen. Op het schavot bekent de dief dat hij niet alleen een ciborie heeft gestolen , maar ook gewijde hosties. 29 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
6. De vinding: een menigte trekt met de schout en Jan van der Langersteden naar de plaats waar de hosties werden gedumpt. De hosties worden verdeeld: drie gaan naar de kerk in Herentals, twee naar de kerk van Poederlee. 7. De ophanging : Voor zulk een misdaad wordt de strengste straf uitgesproken: de dood aan de galg. Een joelende menigte begeleidt hem naar de galg waar hij wordt opgehangen. 8. Bedevaarders: het “wonder van de Hegge” deed als een vuurtje de ronde en al vlug stroomden pelgrims toe. Dat bracht soms ook spanningen mee. Zelfs pestlijders kwamen naar de Hegge om genezing af te smeken. 9. Bouw van de kapel: ter Gods ere werd een kapel gebouwd op kosten van de heer Jan van Vriessele. De bouwwerken duurden tot 1441: hier zijn dan de metselaar, timmerlieden, ambachtslieden,… 10. Hoog bezoek: Elisabeth van Görlitz, hertogin van Luxemburg, Brabant en Limburg, die toen juist in Turnhout verbleef, spoedde zich naar Poederlee. Ook de heren van Poederlee waren aanwezig. 11. Processies en ommegangen:hier kijkt men even naar het verleden: muziekgroep, engelen, engelenkoor, processiegroep. Maagden en engelen maken de weg vrij voor de mystieke uitbeelding van het heggewonder. De vijf hosties omringd door konijntjes. 12. LaudateDominum: de Hosannagroep brengt eer aan het H. Sacrament, voorgesteld op de wagen. Een choreografische groep danst op de muziek van een rijdende beiaard. 13. Deze ommegang werd afgesloten door de wagen “Heggekapel”, die u uitnodigt op de volgende begankenis in 2037. Wie zich echt wil verdiepen in het “Heggewonder” kan terecht in het historisch werk van Walter Van den Branden: “ Van den hoogwaardigen H. Sacrament inder Heggen”. Hier wordt vanuit verschillende historische invalshoeken de Hegge benaderd. (verkrijgbaar bij Heemkundige kring Nobert de Vrijter, Lille)
De afbeeldingen komen uit de twee schilderijen over het wonder Van de Hegge, geschilderd door Antoon Van Ysendyck, en zijn te bewonderen in de Noordelijke kooromgang van de Herentalse Sint Waldetrudiskerk.
Bezoek van het prinselijk paar, Filip en Matilde aan de Klein Engelandhoeve Matilde en Filip bezochten in Turnhout eerst de Klein Engelandhoeve, waar ze kennismaakten met de verantwoordelijken en gebruikers van het socio-educatief project, waarin meerdere deelprojecten zijn vervat met heel wat partners (Natuurpunt, Natuurpunt Educatie, Natuurwerk, Agentschap voor Natuur en Bos, 30 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Vlaamse Landmaatschappij, Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete, Rurant, Toerisme Turnhout, Toerisme Provincie Antwerpen, Natuurpunt vrijwilligers Turnhout, trefpunt Toreke, De Troef, ‘tAntwoord, De rusthuif Arendonk, ’T Twijgje, Vormingplus Kempen, De Schakel, A.T.D. Vierde Wereld Beweging. De strategische doelstellingen zijn duidelijk: Kansarmoedewerking van trefpunt Toreke verankeren op het domein Ontsluiting van het Turnhouts Vennengebied Tewerkstelling creëren Creëren van schakels om de relatie van Turnhout centrum met het platteland te verbeteren. Onze goede vriend Paul gaf gepassioneerd tekst en uitleg bij hun specifiek project met de allerarmsten uit onze maatschappij. Het prinselijk paar was danig onder de indruk van Paul zijn betoog, waarbij hij verwees naar Père Joseph(stichter van A.T.D. (Aide à Toute Détresse (hulp in alle nood))(beter bekend als Vierde Wereldbeweging), welke hijzelf nog zeer goed heeft gekend, en waarmee hij bevriend was. Prinses Matilde vroeg dan ook naar de invloed welke Père Joseph op Paul, en zijn aandacht voor de allerarmste heeft gehad. Paul stelde dat de visie van Père Joseph (zie ter informatie het bijgevoegd artikel) de rode draad vormt binnen de verschillende projecten op de Klein Engelandhoeve. Een deel van de hoeve werd ingericht met verblijfsmogelijkheden, zodat ook deze mensen kunnen genieten van enkele dagen vakantie in een wondermooi Kempens landschap. Klein Engeland zal in de toekomst ook ruimte bieden voor cultuur, kunst, en vrijetijdsbesteding. Ook komen er mogelijkheden tot samenwerking met de omliggende landbouwers en de stadsboerderij. Hierna volgen enkele sfeerbeelden (foto’s van Mia Uydens voor Gazet Van Antwerpen).
Onze Paul in het zog van de Koninklijke Gasten. 31 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Gezichten spreken boekdelen; een schalkse Filip heeft enkel oog voor een geconcentreerde Paul, die wacht om zijn betoog te starten.
Paul in volle actie
Een hartelijke ontvangst op Klein Engeland
32 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
Ter informatie over de stichter van de Vierde Wereldbeweging. Père Joseph Wresinski Joseph Wresinski werd in 1917 geboren in een arme wijk van de Franse stad Angers. Zijn ouders waren immigranten (zijn vader was een Pool, zijn moeder een Spaanse). Hij groeide op in een gezin dat getekend was door uitsluiting en schrijnende armoede. Op dertienjarige leeftijd werd hij banketbakkersleerling. Tot zijn zeventiende jaar werkte hij in een banketbakkerij. Een bevriende arbeider heeft hem meegenomen naar het J.O.C.(de Katholieke Werkende Jongeren). Daar is zijn roeping ontstaan priester te worden. ln 1934 bezoekt hij het klein seminarie. In 1938 wordt Joseph opgeroepen voor militaire dienst. Als in 1939 de oorlog uitbreekt, is hij nog steeds in dienst. ln 1940 wordt hij krijgsgevangen gemaakt. Hij slaagt erin te ontsnappen. Hij hervat zijn studies aan het seminarie van Soissons in november 1940. In 1946 wordt hij door zijn bisschop, Pater Douillard, in Soissons priester gewijd. Hij is 29 jaar. Vervolgens wordt hij benoemd tot kapelaan in Tergnier, een arbeidersstadje. Drie jaar lang tracht hij het leven van de armste arbeiders uit de omgeving te leren kennen en te delen. In 1950 wordt hij benoemd tot pastoor in Dhuizel. Vanaf dat moment trekt hij heel Frankrijk rond. In alle parochies preekt hij. Hij neemt jongeren op sleeptouw en richt gebedsgroepen op. Overal stelt hij de mensen in staat het lijden van de armsten te leren kennen.
Noisy-le-Grand, 1960 In 1956 stelt de bisschop aan Père Joseph voor om in het kamp van Noisy-le-Grand (bij Parijs) te gaan werken. Hij gaat naar de 252 gezinnen, die daar in het slijk en in de kou moeten leven. Bij het zien van het lijden dat zij ondergaan, besluit hij om zijn leven met dat van deze gezinnen te verbinden. Met hen richt hij een jaar later Aide à Toute Détresse (Hulp in Alle Nood) op, waaruit later de Beweging A.T.D. Vierde Wereld is ontstaan. Vanaf dat moment is de levensgeschiedenis van Père Joseph onlosmakelijk verbonden met die van de gezinnen van de Vierde Wereld en met die van de Beweging die door hen wordt geïnspireerd. In het hart van de krottenwijk van Noisy-le-Grand sticht hij, met veel moed, een bibliotheek, een kleuterschool en een kapel. Hij vervangt daarmee de vernederende uitdeling van voedsel en kleding. Tegelijkertijd wil hij echter de oorzaken van armoede aanpakken. En hij richt het eerste onderzoeksinstituut voor ernstige armoede op. Hij brengt zo wetenschappers uit alle landen en studierichtingen bijeen. Meegesleept door zijn overtuigingskracht sluiten, vanaf 1960, de eerste vrijwilligers zich bij hem aan. Zij kwamen uit verschillende landen en behoorden tot uiteenlopende geloofsovertuigingen. Met deze mannen en vrouwen richt hij het internationale volontariaat op, dat thans meer dan 300 leden telt, uit 22 landen. Zij 33 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
zijn katholiek, jood, protestant, boeddhist, mohammedaan, of zonder geloofsovertuiging. Dertig jaar lang heeft Père Joseph zich ingespannen om mannen en vrouwen uit alle sociale milieus en van alle politieke en religieuse overtuigingen rondom de allerarmste gezinnen van de wereld te verzamelen. In 1989 hebben duizende mensen, levend op de vijf continenten, zich bereid verklaard om een verbond met de armsten tot stand te brengen. De kinderbeweging Tapori, de Vierde Wereldjongerenbeweging zijn erin geslaagd om, naast de gezinnen en de volwassenen, duizende kinderen en jongeren in beweging te brengen. Père Joseph heeft contact onderhouden met kleine en met grote mensen, met eenvoudige gezinnen in hun krotwoning en met staatshoofden in hun paleis, met de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Maar aan iedereen bracht hij dezelfde boodschap: «Armoede is ontoelaatbaar. Wij moeten ons aaneensluiten om haar uit te roeien.» 1987, het laatste levensjaar van Père Joseph, wordt gekenmerkt door twee grote evenementen: De Franse Sociaal-Economische Raad neemt het rapport «Grote armoede en sociaal-economische onzekerheid» aan. Dit rapport stelt een echt programma van armoedebestrijding voor. Het inspireert de actie van Europese politieke leiders en vindt internationaal weerklank. Op 17 october van datzelfde jaar komen honderdduizend mensen bijeen op het «Plein van de Vrijheden en van de Mensenrechten» (Trocadéro) in Parijs, waar Père Joseph een gedenksteen heeft laten plaatsen ter gedachtenis aan de slachtoffers van ernstige armoede waar ook ter wereld. En hij heeft daar opnieuw een oproep gedaan aan alle mensen om zich aaneen te sluiten teneinde ernstige armoede te vernietigen. Op 14 februari 1988 wordt Père Joseph door God bij Zich geroepen. Op zijn verzoek, ligt hij begraven onder de kapel die hij in Méry sur Oise heeft laten bouwen. Zo wordt zijn trouw aan de armste gezinnen, aan allen die zich aan hun zijde inzetten en aan God levend gehouden.
Interessante Websites.
www.taaldrop.be
Een dagelijkse taaltest
www.gratiscursus.be Online cursus Word, Exel,Powerpoint www.interglot.com
Online vertalingen
www.infobel.be telefoonboek & stratenplan
34 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012
http://woordenlijst.org
woordenlijst Nederlandse taal
www.buienradar.be
Regen op Komst?
www.be.map24.com
routeplanner
www.verkeerscentrum.be www.filebeeld.be
verkeershinder op je PC
zicht op het verkeer in realtime
www.cocktailrecepten.nl www.kurkdroog.be www.webchef.be
lekkere cocktails & smoothies
lekkere wijnen in je supermarkt vind het juiste keukenrecept
www.wereldwonderen.tv
foto's en video's van alle wereldwonderen
www.tuinadvies.be
nieuws en tips over tuinplanten
www.delcampe.net
oude postkaarten uit uw eigen gemeente
www.zoekjeplant.be
vind de ideale plant voor je tuin
www.tijd.be/belastingen tips bij het invullen van je belastingaangifte www.diplomatie.be www.365.be
reisadvies op maat
365 uitstappen in eigen land
www.belgischemarkten.be www.springintveld.be www.fietsnet.be
wekelijkse, avond- en rommelmarkten
1.500 uitstapjes met kinderen
kies je fietsroute online
www.routeyou.com even de benen strekken www.actievandedag.be
dagelijkse reis of hotel-aanbieding
www.ardennen-weekend.be www.cityplug.be www.reisroutes.be
een weekendje Ardennen
op citytrip auto-, fiets- en wandelroutes
35 Kempensche Tydinghen nr 66 | januari – februari – maart 2012