Graduate School of Teaching
Stagebrochure lerarenopleidingen Universiteit Utrecht
Graduate School of Teaching
Stagebrochure
Lerarenopleidingen Universiteit Utrecht
2
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................................................. 4 Hoofdstuk 1: De lerarenopleiding ........................................................................ 7 1.1 Visie op opleiden .......................................................................................... 1.1.1 De relatie tussen theorie en praktijk ....................................................... 1.1.2 Uitgaan van ‘concerns’ van de studenten ................................................ 1.1.3 Leren via reflectie ................................................................................ 1.2 Studieopbouw in schema ............................................................................... 1.2.1 Schema studieopbouw Master................................................................ 1.2.2 Schema studieopbouw Minor .................................................................
7 7 7 7 7 7 8
Hoofdstuk 2: De stages ....................................................................................... 9 2.1 Oriëntatiestage ............................................................................................ 9 2.2 Minorstages ................................................................................................. 9 2.2.1 Minorstage 1 ....................................................................................... 9 2.2.2 Minorstage 2 ....................................................................................... 9 2.3 Masterstages .............................................................................................. 10 2.3.1 Masterstage 1 ..................................................................................... 10 2.3.2 Masterstage 2 ..................................................................................... 10 2.4 Betaalde stages........................................................................................... 11 2.5 Verklaring omtrent het gedrag (VOG) ............................................................ 11
Hoofdstuk 3: Speciale opleidingsvarianten ........................................................ 12 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
U-TEAch ..................................................................................................... 12 Eerst de Klas .............................................................................................. 12 OnderwijsTraineeship ................................................................................... 12 SOOO ........................................................................................................ 13 Verkort opleidingstraject voor studenten met een tweedegraads lesbevoegdheid. 13 Zij-instroomsubsidie .................................................................................... 13
Hoofdstuk 4: Het werk van de stagebegeleider: begeleiding en beoordeling...... 15 4.1 4.2 4.3 4.4
Praktische kant van het begeleiden................................................................ 15 Wat houdt begeleiden van lio’s in? ................................................................. 16 Wat houdt het beoordelen van lio’s in? ........................................................... 16 Ondersteuning Stagebegeleider (SB) ............................................................. 17
Hoofdstuk 5: Het begeleiden van lio’s op de universitaire lerarenopleiding ....... 18 5.1 5.2 5.3
Begeleiding vanuit de lerarenopleiding tijdens de stagevarianten....................... 18 Uitgangspunten van begeleiding volgens Graduate School of Teaching ............... 18 Begeleidingsvaardigheden ............................................................................ 20
Hoofdstuk 6: Contactgegevens .......................................................................... 23 Bijlagen ............................................................................................................ 24
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
3
Inleiding
Er is veel onderzoek gedaan naar de factoren in het onderwijs die het verschil maken voor het leren van leerlingen. De resultaten daarvan laten zien dat de kwaliteit van de docent daarvoor doorslaggevend is. Nu er grote tekorten dreigen aan goed opgeleide leraren wordt er steeds nadrukkelijker naar de universiteiten en hun partnerscholen gekeken om meer studenten op te leiden tot goede docenten. Binnen de Universiteit Utrecht heeft dat geleid tot het instellen van een zogenaamde ‘Graduate School’ voor de lerarenopleiding waarin de vijf schoolvakfaculteiten samenwerken bij het opleiden van hun studenten tot leraar. Dat is echter maar de helft van het verhaal. Ongeveer de helft van de lerarenopleiding speelt zich af op school. Daar doen leraren-in-opleiding ervaring op met lesgeven en met veel van de andere taken van de leraar. Ze worden daarbij begeleid door ervaren leraren die hen helpen de kneepjes van het vak onder de knie te krijgen. De kwaliteit van de school als leeromgeving van de leraar-in-opleiding is dan ook erg belangrijk voor de ontwikkeling van de student tot leraar. Binnen de Universiteit Utrecht wordt de opleiding van studenten tot leraar beschouwd als een gezamenlijk project van school en universiteit, waarin beiden een belangrijke rol spelen en ieder zijn eigen verantwoordelijkheid heeft. We zijn blij dat u een bijdrage wilt leveren aan de lerarenopleiding door de stage van een student te begeleiden. We kijken uit naar de samenwerking. Met deze brochure willen we u informeren over de plaats die de stage inneemt binnen de universitaire lerarenopleiding de eisen die worden gesteld aan de stages van studenten en aan uw begeleiding. Dat is belangrijk, want alleen door duidelijk te zijn over de eisen die universiteit en opleidingsscholen stellen aan kwaliteit, zijn we in staat om leraren goed op te leiden.
In hoofdstuk 1 zetten wij kort de visie uiteen op het opleiden van leraren door de Graduate School of Teaching en treft u een schematisch overzicht van het Masterprogramma en de Educatieve Minor.
In hoofdstuk 2 worden de omvang en het doel toegelicht van de verschillende stages. Hier vindt u bijvoorbeeld hoeveel lesuren de lio zelfstandig moet geven en wat u van de lio kunt verwachten. In hoofdstuk 3 worden een aantal bijzondere opleidingsgroepen en de subsidie voor zijinstromers behandeld. Hoofdstuk 4 beschrijft wat van u als stagebegeleider verwachten. We starten met de praktische zaken om vervolgens in te gaan op de aard van uw begeleiding. Ten slotte geven wij aan hoe u de stage van de lio kunt beoordelen en welke ondersteuning wij daarin bieden, bijvoorbeeld in de vorm van cursussen begeleidingsvaardigheden, die speciaal voor u ontwikkeld zijn.
4
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
In hoofdstuk 5 geven we informatie over hoe wij de lio’s op de universitaire lerarenopleiding begeleiden, gaan we dieper in op wat onze visie op begeleiden is en hoe die is gestoeld op wetenschappelijke inzichten, en geven wij aan welke begeleidingsvaardigheden van belang zijn voor u. Het kan zo zijn dat u een student begeleidt die de opleiding met een baan combineert; wij spreken dan over een betaalde stage. Uiteraard is er ook voor u in deze brochure relevante informatie te vinden. Een docent die een stagiair(e) van de lerarenopleiding begeleidt, noemen wij stagebegeleider (SB), de stagiair(e) leraar-in-opleiding (lio). Wij hopen en verwachten dat deze brochure u voldoende informatie verschaft om één of meer studenten van de lerarenopleiding adequaat te kunnen begeleiden. Mocht u na het lezen van deze brochure nog vragen hebben, dan vindt u in hoofdstuk 6 onze contactgegevens. Uw vragen en of opmerking zijn voor ons van groot belang.
Namens het team van lerarenopleiders,
Prof. Dr. Jan van Tartwijk Directeur Graduate School of Teaching Universiteit Utrecht
Drs. Gerrit Jan Koopman Coördinator Masterstages Graduate school of Teaching Universiteit Utrecht
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
5
6
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
Hoofdstuk 1: De lerarenopleiding
1.1
Visie op opleiden
In de Utrechtse lerarenopleiding werken we vanuit een duidelijke visie op opleiden. Hieronder staan de drie belangrijke pijlers van die visie. 1.1.1 De relatie tussen theorie en praktijk Het leerproces in de lerarenopleiding wordt opgevat als een cyclisch proces. Er is steeds een afwisseling tussen het opdoen van ervaringen en het ontwikkelen van theoretische noties of vaardigheden. De opleiding probeert aan te sluiten bij de ervaringsbasis van de studenten, zodat de theorie geen abstractie blijft, maar een concrete betekenis heeft voor het handelen van de studenten in de context van hun praktijk. In onze visie staat de relatie tussen theorie en praktijk centraal. 1.1.2 Uitgaan van ‘concerns’ van de studenten Zinvol leren in de lerarenopleiding is bij uitstek mogelijk als er aansluiting is bij de in de praktijk ontstane ‘concerns’ van lio’s. Hun concerns leren ze zelf herkennen en formuleren, en ze gebruiken ze als anker voor hun leerproces. Op basis van deze concerns ontwikkelen ze gericht hun competenties. Als relevante competenties via deze weg niet voldoende aan bod komen, zullen ze in geschikte oefensituaties en (stage-)opdrachten aan bod komen. Daardoor wordt het belang van die competenties voor de lio’s duidelijk. 1.1.3 Leren via reflectie Reflectie speelt een cruciale rol in de wisselwerking tussen praktijk, persoonlijke opvattingen en ‘concerns’ van de student, en te ontwikkelen competenties. Studenten reflecteren zowel op individueel niveau als in groepen. Door te reflecteren op hun ervaringen, opvattingen en het eigen didactisch en pedagogisch handelen, worden ze zich bewust van hun professionele ontwikkeling en geven ze daar vorm aan. Systematische reflectie vraagt om een leerproces op metaniveau: het leren reflecteren.
1.2
Studieopbouw in schema
Binnen de Utrechtse lerarenopleiding onderscheiden we de Educatieve Minor en de Master. De eerste leidt tot een beperkte tweedegraads bevoegdheid, de tweede tot een eerstegraads bevoegdheid. Beide lerarenopleidingen hebben hun eigen stages (Minorstage 1 en 2 en Masterstage 1 en 2), die hieronder beschreven worden. Daarnaast is er voor studenten de mogelijkheid om een Oriëntatiecursus met een kleine stage te volgen.
1.2.1 Schema studieopbouw Master Het eenjarige educatieve masterprogramma of het educatieve deel van het tweejarige educatieve masterprogramma duurt een jaar en heeft een studielast van 60 ects. Studenten volgen een kerncurriculum van 45 ects dat bestaat uit twee Masterstages (MS1 en MS2) van ieder 15 ects en parallel daaraan de cursussen Didactiek 1 en 2. De cursussen Didactiek zorgen voor de verbinding tussen de praktijk en theorie. Naast dit verplichte kerncurriculum volgen de studenten in het eerste blok de cursus Introductie in Onderzoek in Onderwijs (OiO) en in de overige drie blokken volgen ze een keuzecursus of doen ze een praktijk gericht onderzoek (PGO).
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
7
Schematisch weergegeven: blok 1
blok 2
blok 3
blok 4
Didactiek 1 (7,5 ects)
Didactiek 2 (7,5 ects)
Master Stage 1 (15 ects)
Master Stage 2 (15 ects)
Introductie in Onderzoek in Onderwijs (3,75 ects)
keuzevak (3,75 keuzevak (3,75 ects) of PGO ects)
keuzevak (3,75 ects) of PGO
Tabel 1: Studieopbouw eenjarige en 2e jaar tweejarige Educatieve Master
Bij de cursussen Didactiek worden didactische thema’s behandeld tijdens hoorcolleges. In aansluitende werkcolleges wordt de vertaalslag naar de praktijk gemaakt. Een belangrijk onderdeel van Didactiek vormt de Vakdidactiek, waarin de speciale vertaalslag naar het vak wordt gemaakt. De Masterstages worden ondersteund door begeleidingsbijeenkomsten die gericht zijn op intervisie, het ondersteunen van het praktijkproces en voortgang van de studie. De cursus Introductie in Onderzoek in Onderwijs laat studenten kennis maken met onderwijsonderzoek vanuit een 'consumenten'perspectief. Centraal staan verschillende manieren waarop onderzoek van betekenis kan zijn voor het onderwijs. Bij het praktijkgerichte onderzoek voeren de studenten een kleinschalig onderzoek uit in (bij voorkeur) de eigen onderwijspraktijk en rapporteren daarover. Het aanbod van de keuzecursussen is zodanig dat studenten zowel algemeen leerpsychologische, pedagogische en meer vakdidactische onderwerpen kunnen kiezen. De verschillende groepen studenten (reguliere stage, baan, zij-instromer, etc.) worden zoveel mogelijk bij elkaar ingedeeld. Zo kunnen ze, in overleg met hun mentor, een individueel leertraject volgen, dat gebaseerd is op de ervaringen, vaardigheden en kennis die worden meegenomen in de opleiding.
1.2.2 Schema studieopbouw Minor Het minorprogramma heeft een studiebelasting van 30 ects (half jaar voltijds) dat wordt uitgesmeerd over één heel jaar. Studenten volgen dus naast hun praktijkopleiding vakcursussen uit het bachelorprogramma.
blok 1
blok 2
Educatieve Praktijk 1
blok 3
blok 4
Educatieve Praktijk 2
Algemene Didactiek/Vakdidactiek 1 (7,5 ects) Algemene Didactiek/Vakdidactiek 1 (7,5 ects) Master Stage 1 (7,5 ects)
Master Stage 2 (7,5 ects)
Vakcursussen (7,5 ects)
Vakcursussen (7,5 ects)
Vakcursussen (7,5 ects)
Vakcursussen (7,5 ects)
Tabel 2: Studieopbouw Educatieve minor Alfa, Bèta en Gamma
8
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
Hoofdstuk 2: De stages Een leraar in opleiding (lio) kan bij de lerarenopleiding diverse soorten stages doen. Dat hangt af van de studiefase waarin de lio zich bevindt, de keuzes, of de persoonlijke omstandigheden. De instituutsbegeleider en de lio(‘s) die u benaderd hebben, zullen aangeven welke stage in uw geval van toepassing is. Er zijn zes mogelijkheden.
2.1
Oriëntatiestage
Deze stage uit het bachelorprogramma maakt deel uit van een oriëntatiecursus van tien weken waarin de lio acht tot tien dagen op school is. Gedurende deze stage is het de bedoeling dat de lio minimaal drie lessen (of lesdelen, zeker in het geval van 70 minutenroosters,) zelfstandig verzorgt, zo mogelijk in de bovenbouw havo/vwo. In het begin van de stage zal de lio minimaal drie lesuren geobserveerd moeten hebben in het schoolvak waarvoor de stage bedoeld is. Bovendien moet hij/zij een schooldag met een klas meelopen. Doel van de stage is dat de lio zich oriënteert op het lerarenberoep en er achter komt of dat beroep hem of haar aantrekt. Het leren lesgeven bevindt zich op het meest elementaire niveau. Het is de bedoeling dat deze stage door twee of drie lio’s samen wordt gedaan.
2.2
Minorstages
Deze stages uit het bachelorprogramma maken deel uit van de Educatieve Minor, een onderdeel van de driejarige bacheloropleiding, dat na de afronding een beperkte tweedegraads bevoegdheid oplevert. Een succesvolle minorstage 1 is voorwaarde voor toelating tot minorstage 2. Een succesvolle afronding van beide minorstages geldt als basis voor het behalen van een bevoegdheid voor vmbo tl en havo/vwo onderbouw (een beperkte tweedegraads bevoegdheid). 2.2.1 Minorstage 1 De stage duurt ongeveer een half schooljaar, waarin de lio minimaal 26 dagen (52 dagdelen) op school moet zijn. De lio is ongeveer anderhalve dag per week op school verspreid over twee of drie dagen. Nadat de lio in de eerste maand een aantal les- en schoolactiviteiten heeft geobserveerd en deellessen heeft gegeven, zal de lio uiteindelijk 25 lessen (of lesdelen) zelfstandig moeten verzorgen in de onderbouw van havo, vwo en/of vmbo-tl. Verder moet de lio enkele vakdidactische en vakoverstijgende activiteiten doen. Doel van de stage is dat de lio de basiscompetenties van een docent leert: het verzorgen van lessen met verschillende (activerende) werkvormen (zoals frontaal, onderwijsleergesprek, opdrachtgestuurd, samenwerkend), de interactie met leerlingen, de primaire pedagogische vaardigheden en het houden van orde. Tijdens de stage moet de lio in totaal 25 lessen observeren en 25 (deel)lessen verzorgen. Het is de bedoeling dat deze stage door twee of drie lio’s samen wordt gedaan. Bovendien worden meerdere duo’s/trio’s zoveel mogelijk op een school geplaatst. 2.2.2 Minorstage 2 Deze stage is het vervolg op minorstage 1. Tijdens minorstage 2 moet de lio minimaal 26 dagen op school zijn. De lio is ongeveer anderhalve dag per week op school verspreid over twee of drie dagen. In deze stage wordt van de lio verwacht dat hij/zij zelfstandig lessen verzorgt voor minimaal één klas in de onderbouw van havo/vwo of in het vmbo-tl. In minorstage 2 moet de lio 40 lessen zelfstandig verzorgen.
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
9
2.3
Masterstages
De helft van de masteropleiding bestaat uit praktijkuren. De belangrijkste eis is dat lio’s in het totaal ten minste 120 lessen zelfstandig moeten verzorgen, waarvan minimaal 60 in de bovenbouw van havo/vwo. De lio’s zijn beschikbaar voor de stage op dinsdag t/m vrijdag. Op de hele maandag zijn er instituutsbijeenkomsten. Het is mogelijk de opleiding en daarmee de stages in de deeltijdvariant te doen. In dat geval duurt de stage langer en is de lio minder uren per week op school. Masterstage 1 leidt niet tot een tweedegraads lesbevoegdheid. Na masterstage 2 en het succesvol afronden van de educatieve master krijgen lio’s een eerstegraads lesbevoegdheid. Lio’s kunnen de masterstages ook als betaalde baan doen. 2.3.1 Masterstage 1 Doel van de stage is dat de lio de basiscompetenties van een docent leert: het verzorgen van lessen met verschillende (activerende) werkvormen (zoals frontaal, onderwijsleergesprek, opdrachtgestuurd, samenwerkend), de interactie met leerlingen zowel individueel als op groepsniveau, en de primaire pedagogische vaardigheden. De lio is 2½ dag per week op school (verspreid over dinsdag t/m vrijdag) en heeft minimaal 120 schoolcontacturen. Schoolcontacturen zijn uren waarin de lio zich bevindt in de aanwezigheid van leerlingen. Je kunt hierbij denken aan observaties van stagebegeleider of mede-lio, werken met enkele leerlingen of onderwijstaken samen met de docent verzorgen. De lio geeft minimaal 20 lessen zelfstandig, bij voorkeur in onder- èn bovenbouw. We gaan hierbij uit van lesuren van 50 minuten, wanneer de lessen korter of langer zijn, wordt dit minimum aangepast, in overleg met de instituutsbegeleider. Indien daar ruimte voor is op school en het past binnen hun leerproces, mogen lio’s ook meer dan twintig lessen geven. Dit aantal mag dan – tot een maximum van tien lessen – meetellen met het benodigde aantal in masterstage 2. De stage duurt vier à vijf maanden. Het is de bedoeling dat deze stage door twee of drie lio’s samen wordt gedaan. Lio’s die de minorstages gedaan hebben, worden vrijgesteld van Masterstage 1. Er zijn wel verschillen met de minorstages. Lio’s geven in masterstage 1 ook les in de bovenbouw havo/vwo. 2.3.2 Masterstage 2 De masterstage 2 is de individuele eindstage en geldt als basis voor de eerstegraads lesbevoegdheid. Doel van deze stage is dat lio’s startbekwame eerstegraads docenten worden, die voldoen aan de competenties zoals deze in de wet BIO zijn vastgelegd. Ook deze stage duurt vier à vijf maanden. In masterstage 2 moeten minimaal 100 lessen gegeven worden waarvan minimaal 50 in de bovenbouw. De lio is 2½ dag per week op school, verspreid over dinsdag t/m vrijdag. Als er in masterstage 1 meer dan twintig lessen gegeven zijn, mogen er maximaal 10 van deze extra lessen worden meegeteld voor masterstage 2. We gaan bij het aantal te geven uren uit van lesuren van 50 minuten, wanneer de lessen korter of langer zijn, wordt dit minimum aangepast, in overleg met de instituutsbegeleider. Over de gehele opleiding gezien (Masterstage 1 & Masterstage 2) geven lio’s zelfstandig ten minste 60 lesuren in de bovenbouw. Voor studenten die tijdens de bachelor een tweedegraads lesbevoegdheid hebben behaald in hun vakgebied met een educatieve minor, of die op een hbo lerarenopleiding een tweedegraads bevoegdheid hebben behaald en de verkorte opleiding doen (zie hoofdstuk 3.5) geldt dat ze in hun Masterstage 2 minimaal 100 lesuren, waarvan tenminste 60 lesuren in de bovenbouw zelfstandig moeten geven. Tijdens masterstage 2 doen de lio’s een praktijkgericht onderwijskundig onderzoek. Dit onderzoek vindt vaak plaats op de eigen stageschool.
10
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
2.4
Betaalde stages
Een masterstage kan een betaalde baan zijn. De lio krijgt dan meer verantwoordelijkheden op school dan door de opleiding gevraagd wordt. Vaak betreft het ook meer lesuren. De eisen die aan een baan worden gesteld zijn een minimum van zes lesuren per week en een maximum aanstelling van 0,5fte voor de voltijd opleiding en 0,8fte voor de deeltijd opleiding. Minimaal één klas in de bovenbouw. De opleiding is verdeeld in twee praktijkperioden van 14-16 weken. Vanuit onze ervaring vragen we van de stagebegeleider (SB) extra alertheid voor deze lio’s in de eerste weken van de stage. We verwachten dat de SB geregeld een gesprek met de lio voert over diens ontwikkeling als docent.
2.5
Verklaring omtrent het gedrag (VOG)
Wettelijk gezien kunnen werkgevers vragen om een VOG, voor werknemers in het onderwijs is de VOG zelfs verplicht. Lio’s die in dienst zijn van de school zullen dan ook verplicht een VOG aan moeten vragen. Voor stagiairs is een VOG niet wettelijk verplicht, maar we begrijpen en ondersteunen de overweging van de scholen om een VOG als voorwaarde te stellen voor een stageplaats.
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
11
Hoofdstuk 3: Speciale opleidingsvarianten Er zijn studenten, die opgeleid worden in een speciale opleidingsgroep of van wie de opleiding op een speciale manier gefinancierd wordt. Deze worden in dit hoofdstuk besproken. Hoewel ze een ander traject volgen dan de andere studenten zijn de stage-eisen hetzelfde.
3.1
U-TEAch
Sinds 1998 wordt het Utrecht Teacher Academy (U-TEAch) aangeboden. Deze track binnen het programma leidt in eerste instantie op voor een eerstegraads lesbevoegdheid. Daarnaast bereidt de opleiding studenten voor op het lesgeven op internationale en/of tweetalige scholen. De opleiding wordt vrijwel geheel in het Engels aangeboden, bevat enkele extra modules, gericht op het lesgeven in internationaal of tweetalig onderwijs en bevat stages op dit type scholen in binnen- en buitenland. Deze studenten voldoen aan de eisen van masterstage 1 en 2, met dien verstande dat de lessen op een tweetalige of internationale school worden uitgevoerd. De studenten zijn beschikbaar voor de praktijkcomponent op dinsdag, woensdag en donderdag. De opleiding is vooral aantrekkelijk voor studenten met een internationale achtergrond en/of interesse in een onderwijscarrière met een internationaal perspectief.
3.2
Eerst de Klas
Eerst de Klas is een traineeprogramma voor excellente academici in het bedrijfsleven én het onderwijs. Het programma wordt georganiseerd in samenwerking met het bedrijfsleven en wordt gecoördineerd door het Platform Bèta Techniek. Dit programma is gericht op excellente academici die zich willen ontwikkelen op het gebied van leiderschap én leraarschap. Zij volgen een tweejarig programma. In het eerste jaar volgen zij de lerarenopleiding en gaan direct aan het werk als docent op een middelbare school, behalen een onderwijsbevoegdheid op de universiteit en nemen deel aan een leiderschapsprogramma op vrijdag dat in samenwerking met bedrijven is ingericht. Zij hebben alleen dinsdag, woensdag en donderdag voor de praktijkcomponent. De combinatie van lerarenopleiding en leiderschapsprogramma betekent voor studenten een grote taakbelasting.
3.3
OnderwijsTraineeship
Het Onderwijstraineeship is een traineeprogramma gericht op meer academici voor de klas in de tekortvakken. Het Onderwijstraineeship is een initiatief van het ministerie van OCW, de VOraad, VSNU en de universitaire lerarenopleidingen en wordt gecoördineerd door het Platform Bèta Techniek. Dit programma is gericht op academici die naast de lerarenopleiding zich willen ontwikkelen op het gebied van educatie in een bredere context, zoals curriculumontwikkeling, personalized learning, onderwijsinnovatie of toetsing . Zij volgen een tweejarig programma. In het eerste jaar volgen zij de lerarenopleiding en gaan direct aan het werk als docent op een middelbare school, behalen een onderwijsbevoegdheid op de universiteit en nemen deel aan een onderwijskundige verdieping op vrijdag. Deze verdieping wordt in samenwerking met de betrokken universiteiten en instituten voor onderwijsontwikkeling vormgegeven. Zij hebben alleen dinsdag, woensdag en donderdag voor de praktijkcomponent. De combinatie van lerarenopleiding, beginnend docentschap en het verdiepingsprogramma betekent voor studenten een grote taakbelasting.
12
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
3.4
SOOO
In mei 2011 zijn samenwerkingsovereenkomsten met zes scholen voor Voortgezet Onderwijs gesloten, met als doel de samenwerking met de Graduate School of Teaching en de Universiteit Utrecht verder te verdiepen. Deze samenwerkingsovereenkomst draagt de naam SOOO (Samen Opleiden, Ontwikkelen en Onderzoeken). De focus ligt op gezamenlijk opleiden, vormgeven aan Schoolontwikkeling en het doen van onderzoek naar onderwijs. In de praktijk betekent dit dat wij onze studenten, zowel voor de minor- als voor de masteropleidingen bij voorkeur op deze scholen plaatsen. Studenten die in deze variant zijn geplaatst voeren hun hele stage uit op één school. Met deze schoolgebonden groepen kunnen we nog beter inspelen op de verbinding van de theorie met de praktijk en optimaal gebruik maken van de kwaliteiten van de school. De stage wordt gedurende de hele opleiding op één school uitgevoerd, zodat studenten alle facetten van deze school en het volledige jaarrooster op deze school meemaken. Door clustering van scholen krijgen studenten ook zicht op de andere scholen en de verschillen die er bestaan in onderwijsorganisaties en onderwijsopvattingen. Binnen deze scholen werken schoolopleiders, stagebegeleiders en instituutsopleiders samen als een opleidingsteam, dat zorg draagt voor de ontwikkeling en begeleiding van de studenten. Op elke school wordt daarnaast gewerkt aan één thema voor schoolontwikkeling en onderzoek. Ook hierin spelen de studenten en (begeleidende) docenten een belangrijke rol. De lio’s zijn beschikbaar voor de stage op dinsdag t/m vrijdag. Op de hele maandag zijn er instituutsbijeenkomsten.
3.5
Verkort opleidingstraject voor studenten met een tweedegraads lesbevoegdheid
Voor studenten die tijdens de bachelor een tweedegraads lesbevoegdheid hebben behaald in hun vakgebied met een educatieve minor, of die op een hbo lerarenopleiding een tweedegraads bevoegdheid hebben behaald, is er een afzonderlijke opleidingsgroep. Met 30 ects vrijstelling volgen deze studenten een verkort opleidingstraject van een half jaar om een eerstegraads bevoegdheid te halen. Omdat de studenten de basisvaardigheden door de tweedegraads bevoegdheid al verworven hebben, met de daarbij horende leservaring, richt het programma zich op de vakdidactiek en de algemene didactiek (en pedagogiek) van de bovenbouw havo en vwo, op de uitvoering van een praktijkgericht onderzoek en op de school als leerplek. De vereisten voor de masterstage 2 (kan ook als betaalde baan) zijn minimaal 100 contacturen, waarvan minimaal 60 lesuren (uitgaande van lesuren van 50 minuten) in de bovenbouw havo of vwo gegeven moeten worden. Het praktijkgericht onderzoek (ontwerp, uitvoering en rapportage) vindt versneld plaats op de (stage)school. Bijeenkomsten van de opleiding (begeleiding, vakdidactiek en inhoudelijke thema’s) staan wekelijks gepland op de hele maandag en soms op de dinsdagmiddagen.
3.6
Zij-instroomsubsidie
Voor zij-instromers in het onderwijs bestaat de mogelijkheid om de opleiding te financieren met een subsidie die door de werkgever wordt aangevraagd bij DUO. De opleiding ziet er voor de zij-instromer hetzelfde uit als voor reguliere studenten, maar deze volgt de opleiding als contractant. Bij afronding van de opleiding ontvangt de zij-instromer een bekwaamheidsverklaring. Dit in tegenstelling tot een reguliere student, die een diploma ontvangt. Voor de voorwaarden en regels van de subsidie kunt u terecht op de website van DUO, www.ib-groep.nl (tabblad zakelijk; VO; subsidie zij-instroom). Voor de administratieve Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
13
afhandeling van de aanmelding van de student kunt u terecht bij de zij-instroom contactpersoon, Sharon Renjaän (contactinformatie zie in hoofdstuk 6).
14
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
Hoofdstuk 4: Het werk van de stagebegeleider: begeleiding en beoordeling Als stagebegeleider (SB) is het van belang om te weten wat u van ons kunt verwachten. Dit hoofdstuk is daarom gericht op de praktische en inhoudelijke kant van uw begeleiding Wij geven zo concreet mogelijk aan waaraan uw begeleiding moet voldoen en wij zetten uiteen hoe wij in de lerarenopleiding tegen het begeleiden van leraren in opleiding (lio’s) aankijken. Daarnaast geven we informatie over de beoordeling van de lio’s.
4.1
Praktische kant van het begeleiden
Voor elke stage geldt dat een lio u nodig heeft voor de begeleiding. Dat houdt in dat u voor de lio bereikbaar bent voor overleg en dat u open bent over uw manier van begeleiden. Verder betekent het dat u enkele lessen en/of klassen overdraagt aan de lio. Lessen observeren Voor de oriëntatiestage, minorstage 1 en masterstage 1 geldt dat u lio’s gefaseerd in aanraking brengt met lesgeven. U geeft hun de gelegenheid om eerst een aantal lessen te observeren, vervolgens enkele lesdelen te verzorgen en ten slotte het voor de stagevariant vereiste aantal lessen zelfstandig te geven. In de oriëntatiestage observeert u alle lessen van de lio; in de andere twee doet u dat in elk geval in het begin. In de loop van de stage kunt u, als de lio dat aangeeft, de klassen gedeeltelijk of geheel overlaten aan de lio. Sommige lio’s doen dat eerder dan andere. Alleen in masterstage 2 moeten lio’s meteen zelfstandig functioneren. De lio kan er, in overleg met u, voor kiezen in het begin enkele lessen door u te laten observeren, of juist pas na een aantal weken. Bij de lerarenopleiding vinden wij het belangrijk dat het leerproces van de lio centraal staat. Werkbegeleiding rond de lessen Het behoort verder tot uw taak om uw leslokaal, lesmethoden, lesmateriaal en eventueel een code voor het computernetwerk ter beschikking te stellen aan de lio, en om de lio de kans te geven zich in de organisatie te presenteren. Het is namelijk in elke stage de bedoeling dat de lio allerlei activiteiten meemaakt rond het lesgeven, zoals sectie- en teamvergaderingen, (overleg over) excursies en ook feestelijke aangelegenheden. Verder is het mogelijk dat lio’s lesgeven in klassen van één van uw collega’s. U blijft in dat geval echter verantwoordelijk voor de begeleiding van de lio en het nabespreken van lessen. Nabespreken U zult voldoende tijd vrij moeten maken voor het nabespreken van de lessen van de lio of, in het begin, het nabespreken van door de lio geobserveerde lessen, waaronder die van u. Hiervoor zult u tijd moeten reserveren. Als de momenten daarvoor enkel ‘even tussendoor’ of in een pauze zijn, remt dat het leerproces van de lio. Tijdens masterstage 2 en –in mindere mate- minorstage 2 moet het in principe haalbaar zijn om de helft van het aantal lessen, dat de lio van u overneemt, als begeleidingstijd voor de lio te reserveren. Lio’s nemen u immers uw klas en uw lesvoorbereiding grotendeels uit handen. Bij de andere stages zal van compensatie in tijd nauwelijks sprake zijn. We vragen u minimaal een uur per week vrij te maken voor het nabespreken van lessen en andere leerervaringen van de lio, naast de korte besprekingen tussendoor en het beantwoorden van vragen van lio’s. Hoe de nabespreking inhoudelijk gestalte moet krijgen, geven wij in de volgende paragraaf aan.
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
15
4.2
Wat houdt begeleiden van lio’s in?
Het gaat er bij nabespreken om dat u de lio en het leerproces van de lio begeleidt. Tijdens de lerarenopleiding leert de lio om door middel van reflectie op eigen ervaringen en vanuit eigen leervragen te leren. De SB kan een lio stimuleren en waar nodig sturen uit zijn ervaring met wat nodig is voor de ontwikkeling van een lio. Op ervaringen en leervragen krijgt de lio feedback van de lerarenopleiders en de mede-lio’s. Tijdens de stage bent u, samen met de eventuele medestagiair(e)s, een belangrijke feedbackgever. Stappen die gezet kunnen worden in een nabespreking zijn: 1. stoom afblazen 2. agendering 3. eigen terugblik van de lio 4. doorvragen 5. lio laten focussen 6. doorvragen 7. conclusies trekken 8. alternatieven helpen formuleren 9. keuze alternatief in concrete termen 10. terugblik op het gesprek tot nu toe 11. reflectie lio op het leerproces 12. vooruitblikken op de volgende les of bespreking De achtergronden van deze wijze van begeleiden leest u in hoofdstuk 5.
4.3
Wat houdt het beoordelen van lio’s in?
De beoordeling van de stage door de stagebegeleider heeft een prominente plaats in de beoordeling van de bekwaamheden van een lio door de opleiding. Per stage zijn er twee beoordelingen: een tussenevaluatie en een eindbeoordeling. De stagebegeleider verzorgt een eindbeoordeling aan de hand van beoordelingsformulieren. Deze formulieren zijn beschikbaar via de website van de Graduate School of Teaching. Mede aan de hand van het oordeel van de SB wordt bepaald of de lio klaar is voor het volgende deel van de opleiding (na minorstage 1 en masterstage 1), dan wel of hij de opleiding kan afronden (na minorstage 2 en masterstage 2), dus startbekwaam is. De instituutsbegeleider heeft de eindverantwoordelijkheid voor de beoordeling. Halverwege de praktijkperiode is ter voorbereiding op de eindbeoordeling bij alle stages zoals al genoemd (dus) al sprake van een tussenevaluatie. Hierin worden verwachtingen rond het succesvol afronden van de stage uitgesproken. Ook voor deze evaluatiemomenten zijn beoordelingsformulieren beschikbaar via de website: De student is verantwoordelijk voor het verstrekken van deze formulieren en het maken van een afspraak. Voor studenten in de baanvariant, die masterstage 1 of masterstage 2 volgen, geldt dezelfde beoordelingsprocedure als voor studenten in de stagevariant. De evaluatieformulieren worden door de lio opgenomen in zijn praktijkdossier (Masterstages) en portfolio (Minorstages). Tenminste twee maal per stage legt een lio zijn prakijkdossier of portfolio voor aan zijn mentor. De eerste keer halverwege de stage en de tweede keer aan het einde van de stage. In het praktijkdossier of portfolio verzamelt de lio divers materiaal dat inzicht geeft in zijn bekwaamheden als docent. Een belangrijk onderdeel van de 360 graden feedback die vereist is voor het praktijkdossier of portfolio, zijn de beoordelingsformulieren vanuit de stage. De lio is er voor verantwoordelijk dat de opleiding ook een getekend exemplaar van de eindevaluatie van de stage krijgt. Voor een beschrijving van de inhoud van het praktijkdossier tijdens de Masterstages, zie: de website van de Graduate School of Teaching.
16
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
4.4
Ondersteuning Stagebegeleider (SB)
Cursus Begeleidingsvaardigheden: De Graduate School of Teaching van de Universiteit Utrecht biedt de (stage)begeleiders op scholen een training begeleidingsvaardigheden aan. In deze training leert u hoe u docenten-inopleiding zo efficiënt mogelijk begeleidt bij hun ontwikkeling als docent. In de training komen zowel de theorie als de praktijk van het begeleiden aan bod. U oefent met begeleidingsvaardigheden, u wisselt uit met begeleiders van andere scholen en u scherpt uw visie op begeleiden. Thema’s die aan de orde komen zijn: het observeren van leraren vanuit verschillende perspectieven, het voeren van begeleidingsgesprekken (opbouw, vaardigheden), de didactiek van het opleiden van leraren, het beoordelen van aanstaande leraren, opleiden in de school. De training wordt twee keer per jaar aangeboden begeleiders van (aanstaande) docenten en omvat in het totaal 6 dagdelen Kosten N.B. voor begeleiders die in de cursusperiode studenten van de lerarenopleiding van de Graduate School of Teaching begeleiden, zijn geen kosten verbonden aan deelname aan deze cursus. Voor overige geïnteresseerden bedragen de kosten 750,- euro p.p. Voorwaarde voor deelname is dat u in de periode dat de training plaatsvindt, ook daadwerkelijk (aanstaande) docenten begeleidt. Op maat Naast open inschrijving is het ook mogelijk de cursus op maat aan te bieden op school of binnen een instituut. Contact T 030 253 3224 (Iris Bleeker) of 253 3400 E
[email protected]
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
17
Hoofdstuk 5: Het begeleiden van lio’s op de universitaire lerarenopleiding In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van en de visie op begeleiden van de lerarenopleiding van de Universiteit Utrecht beschreven. We schetsen wie de lio’s begeleiden en op welke manier zij dit doen. Vervolgens geven wij onze visie op het begeleiden van leraren in opleiding en enige theorie met betrekking tot begeleidingsvaardigheden.
5.1
Begeleiding vanuit de lerarenopleiding tijdens de stagevarianten
Op de lerarenopleiding worden de lio’s begeleid door een lerarenopleider en een vakdidacticus. Het stagebureau regelt (soms met behulp van de vakdidacticus) de stageplaatsen. De lerarenopleider of mentor verzorgt instituutsbijeenkomsten voor de groep lio’s waarin uw stagiair(e) zit en voert de beoordelingsgesprekken met de lio. In eerste instantie is hij/zij uw aanspreekpersoon. Tijdens de oriëntatiestage is er geen stagebezoek van de instituutsbegeleider. Vanwege het doel van deze stagevariant is een bezoek niet nodig. Ook is de stage daarvoor simpelweg te kort. Tijdens de andere stages (minorstage 1 en 2, masterstage 1 en 2) komt de instituutsbegeleider (lerarenopleider of vakdidacticus) op stagebezoek om een les van de lio te bekijken en ter plekke na te bespreken. De instituutsbegeleider leidt deze nabespreking en nodigt u en de eventuele medestagiair(e) uit om ook uw feedback te geven. Alle stages afgesloten met een eindgesprek. Als basis voor elk (eind)gesprek maakt de lio een digitaal portfolio (minorstage) of praktijkdossier (masterstage) waarin hij of zij met behulp van allerlei bewijzen, zoals lesplannen en lesmaterialen, zijn of haar ontwikkeling aantoont ten aanzien van de verschillende docentcompetenties en docentrollen. Voor het eindgesprek maakt de lerarenopleider gebruik van de eindevaluatie die de SB heeft ingevuld.
5.2
Uitgangspunten van begeleiding volgens Graduate School of Teaching
Uitgangspunt bij de begeleiding van lio’s zijn de al eerder opgedane ervaringen en de ervaringen uit de praktijksituaties tijdens de opleiding. Deze ervaringen geven de lio aanleiding zelf vragen te stellen. Kennis is in deze benadering iets wat de lio construeert en verbindt met zijn of haar al bestaande kennis en opvattingen. Centraal hierbij staat het begrip ‘reflectie’. Daarvoor hanteren wij de volgende definitie: ‘Iemand reflecteert als hij of zij zijn of haar ervaringen en/of kennis probeert te herstructureren.’ In de opleiding wordt reflectie tevens gezien als de activiteit die de integratie tussen de drie aspecten van het leren van de lio bewerkstelligt. Zie hiervoor figuur 1.1.
18
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
theorie
reflectie
persoon
praktijk
Figuur 1.1 reflectie als integratie van drie aspecten Hieruit volgt dat reflectie volgens ons systematisch doorlopen dient te worden. In het spiraalmodel voor reflectie zijn volgens Korthagen (1982) vijf fasen in de reflectie te onderscheiden, zie figuur 1.2.
Figuur 1.2 Spiraalmodel voor reflectie Bij het model hoort een drietal standaardvragen: 1. In fase 1: Wat is er gebeurd? 2. In fase 2: Wat vond ik daarin belangrijk? 3. In fase 3: Tot welke voornemens of leerwensen leidt dat? De crux van het model zit in fase 3: daar leidt de reflectie tot bewustwording van wat essentieel is voor degene die reflecteert. In fase 2 moet het voorwerk gedaan worden dat het mogelijk maakt (in fase 3) tot de kern van de vraagstelling te komen. Het zorgvuldig doorlopen van fase 2 en fase 3 helpt bij het formuleren van alternatieven (fase 4).
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
19
5.3
Begeleidingsvaardigheden
We vatten het begeleiden van reflectieprocessen op als het ondersteunen van de lio bij het doorlopen van de reflectiespiraal (zie figuur 1.2). Om dit op een goede manier te kunnen doen, is het belangrijk dat de stagebegeleider (SB) beschikt over verschillende vaardigheden. Hieronder beschrijven we kort de belangrijkste van deze vaardigheden, gerangschikt naar de fasen van de reflectiespiraal. Een aantal vaardigheden, zoals bijvoorbeeld acceptatie en empathie, blijft ook in de volgende fasen van het begeleidingsgesprek belangrijk. Omdat het niet gemakkelijk is vaardigheden uit een boekje te leren, verwijzen we nogmaals naar de trainingen in begeleidingsvaardigheden, die de Graduate School of Teaching verzorgt (zie hoofdstuk 4, paragraaf 4). Fase 1
Helpen creëren van een geschikte leerervaring.
Fase 2
Terugblikken Hierbij zijn de volgende zaken van belang:
Acceptatie Empathie Concretiseren
De SB aanvaardt de aanstaande leraar als persoon en accepteert diens ontwikkelingsfase. De SB probeert zich in te leven in het gevoel van de lio en creëert een gevoel van veiligheid bij de ander. . De SB probeert problemen, dingen die goed zijn gegaan of opmerkelijke zaken die in de les zijn voorgevallen, specifiek te maken. Een instrument bij het concretiseren van een gebeurtenis kan de onderstaande tabel zijn (figuur 1.3).
Wat was de context?
0. Wat wilde ik?
5.
Wat wilden de leerlingen?
1. Wat voelde ik?
6.
Wat voelden de leerlingen?
2. Wat dacht ik?
7.
Wat dachten de leerlingen?
3. Wat deed ik?
8.
Wat deden de leerlingen?
Figuur 1.3 Concretiseervragen bij fase 2
Echtheid
20
Bij echtheid gaat het erom dat de SB zich bewust is van de eigen gevoelens, deze kan herkennen en ermee om kan gaan. Dit is een vaardigheid die nauw samenhangt met acceptatie.
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
Fase 3
Formuleren van essentiële aspecten
Feedback
De SB beschrijft het concrete gedrag van de lio in een situatie en geeft vervolgens een interpretatie van hoe het gedrag op hem of haar overkwam. Daarbij is het belangrijk dat de SB feedback geeft via een ik-boodschap en dat feedback aansluit bij de mogelijkheden van de lio. Confronteren De SB benoemt een spanningsveld tussen verschillende aspecten van het gedrag van een lio. Er kan bijvoorbeeld een verschil zijn tussen wat een lio vertelt over zijn gedrag in de klas en wat hij in werkelijkheid doet. De SB kan de lio wijzen op het verschil of vragen stellen, zodat de lio zich bewust wordt van de discrepantie. (Helpen) generaliseren De SB helpt de lio om een patroon te ontdekken dat zich vaker voordoet dan alleen in deze specifieke situatie. Hier-en-nu gebruiken De SB maakt gebruik van de situatie zoals die is tijdens het gesprek; er kan een parallel zijn met de situatie in de klas. Helpen expliciteren De SB helpt de lio zelf de essentie in een gesprek te expliciteren. Daarbij kan de SB ondersteunen door een samenvatting te geven. Fase 4
Alternatieven ontwikkelen en een keuze maken
Alternatieven bepalen
De SB helpt de lio om zelf meerdere oplossingen te formuleren. De SB ondersteunt hierbij door er op te letten dat de alternatieven voldoen aan een aantal criteria; ze zijn: - concreet - reëel - passend bij de lio.
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
21
22
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
Hoofdstuk 6: Contactgegevens
•
Bezoekadres Graduate School of Teaching Universiteit Utrecht M.J. Langeveldgebouw, Heidelberglaan 1, 3584 CS Utrecht Postadres: Postbus 80.127, 3508 TC Utrecht E-mail:
[email protected]
•
Stagecoördinator en zij-instroom coördinator Sharon Renjaän (1e aanspreekpunt) T 030 – 253 1712 E:
[email protected]
•
Coördinator Opleidingsscholen Joke Rentrop
•
Cursuscoördinator MasterStages Gerrit Jan Koopman T 030 – 253 1267
[email protected]
•
Stagebrochure & Beoordelingsformulieren digitaal: Op aanvraag:
[email protected]
•
Informatie cursus begeleidingsvaardigheden T 030 253 3224 (Iris Bleeker) of 253 3400 E
[email protected]
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
23
Bijlagen
Verkort overzicht Oriëntatiestage
Oriëntatiestage Omvang
Inhoud
Student Beschikbaar
Begeleiding
Schooloriëntatie alfa en gamma (Cursus Oriëntatie op de Educatieve Praktijk, COEP)
Doorlooptijd is 10 weken. In het rooster zijn ongeveer 10 dagen beschikbaar gesteld voor de stageschool.
Dinsdag en/of donderdag. De studenten zijn minimaal 8 dagen op de stageschool.
Eén uur per begeleidingsdag en aanwezigheid in klassen.
Schooloriëntatie bèta (Oriëntatie Cursus op de Educatieve Praktijk, OCEP)
Doorlooptijd is 10 weken. In het rooster zijn ongeveer 12 dagen beschikbaar gesteld voor de stageschool.
Studenten gaan zoveel mogelijk oefenen in concrete beroepssituatie, onder andere observeren (12 lessen), lesgeven (3 lessen of lesonderdelen), bijwonen buitenlesactiviteiten (2 keer), ontwerpen educatief materiaal, rondleiden etc.
24
Maandagmiddag, dinsdag en/of donderdag. De studenten zijn minimaal 10 dagen op de stageschool.
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
Verkort overzicht Minorstages
Totaal Minorstage 1 en 2: Minimaal 52 stagedagen en 100 lesuren*, waarvan minimaal 65 lessen zelf te geven.
Minorstage 1 (Minor 1) Lengte 16-20 weken.
Minorstage 2 (Minor 2) Lengte 16-20 weken.
Student Beschikbaar
Begeleiding Beoordeling
De SB laat de lio’s** (2 of 3) geleidelijk aan meer zelfstandig functioneren. In de eerste maand van de stage zullen de lio’s vooral observeren, vervolgens zullen ze een aantal lesonderdelen zelf verzorgen.
Ongeveer 1,5 dag per week verspreid over maandagochtend, woensdagochtend en vrijdag de hele dag.
Alle lessen worden door SB*** geobserveerd. Voor- en nabespreking lessen 2 uur per week. Tussen- en eindbeoordeling a.h.v. beoordelingsformulier met bijbehorende rubric.
Tijdens Minor 2 wordt de lio geacht minimaal 40 lessen zelfstandig te geven zonder dat de SB daarbij aanwezig is.
Ongeveer 1,5 dag per week verspreid over maandagochtend, woensdagochtend en vrijdag de hele dag.
Lessen worden incidenteel door SB geobserveerd. Voor- en nabespreking 2 uur per week. Tussen- en eindbeoordeling a.h.v. beoordelingsformulier met bijbehorende rubric.
Omvang
Inhoud
26 stagedagen, waarvan minimaal 25 lessen (deels) zelfstandig moeten worden verzorgd in de onderbouw havo/vwo en/of vmbo-tl
Minimaal 40 zelf te geven lessen in de onderbouw.
De instituutsbijeenkomsten zijn op woensdagmiddag.
* Definitie uur: lesuur à 50 minuten (eventueel omrekenen naar rato) ** lio = leraar-in-opleiding *** SB = stagebegeleider
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
25
Verkort overzicht Masterstages
Totaal Masterstage 1 en 2: Minimaal 220 contacturen, waarvan minimaal 120 lessen en ten minste 60 bovenbouwuren*.
Masterstage 1 (MS 1) Lengte Voltijd: 16-20 weken. Deeltijd: Afhankelijk van afspraken en beschikbaarheid.
Masterstage 2 Lengte Voltijd: 16-20 weken. Deeltijd: Afhankelijk van afspraken en beschikbaarheid.
Student Beschikbaar
Begeleiding Beoordeling
Geleidelijke opbouw naar zelfstandig functioneren. In het begin veel observeren. Begin: Aantal lesonderdelen (uitleg van een lesonderdeel, begeleiding van een groepje leerlingen, etc.) verzorgen. Midden: Hele lessen aan verschillende klassen. Eind: Aantal lessen in vaste klas Voorkeur voor lessen in zowel onder- als bovenbouw.
2.5 dag aanwezig op school op dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag.**
Alle lessen worden door SB*** geobserveerd. Voor- en nabespreking lessen 2 uur per week. Tussen- en eindbeoordeling a.h.v. beoordelingsformulier met bijbehorende rubric.
Vanaf begin zelfstandig lesgeven. De student draagt verantwoordelijkheid voor twee tot vier (vaste) klassen. Bij voorkeur 1 klas in de onderbouw en 1 klas in de bovenbouw.
2.5 dag aanwezig op school op dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag.****
Lessen worden incidenteel door SB geobserveerd. Voor- en nabespreking 2 uur per week. Tussen- en eindbeoordeling a.h.v. beoordelingsformulier met bijbehorende rubric.
Omvang
Inhoud
120 schoolcontacturen waarvan minimaal 20 lessen zelfstandig in onder en/of bovenbouw.
Minimaal 100 zelf te geven lessen aan vaste klassen, waarvan minimaal 50 lesuren in de bovenbouw. Wanneer in MS 1 meer dan 20 lessen zijn gegeven, mogen maximaal 10 hiervan worden meegerekend bij MS 2.
* Definitie uur: lesuur à 50 minuten (eventueel omrekenen naar rato). ** U-TEAch studenten zijn beschikbaar voor school op dinsdag, woensdag en donderdag. *** SB = stagebegeleider **** U-TEAch studenten doen MS 2 op een school in het buitenland.
26
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
Verkort overzicht Baanvariant
Master Stage 1 en 2 in baanvariant: Ten minste 60 bovenbouw uren* in 1 of 2 vaste klassen.
Baan Lengte Voltijd: 32-40 weken. Deeltijd: Afhankelijk van afspraken en beschikbaarheid.
Omvang
Inhoud
Student Beschikbaar
Begeleiding Beoordeling
Voltijd: Minimaal 6 lesuren per week, maximaal een aanstelling van 0,5 fte. Deeltijd: Minimaal 6 lesuren per week, maximaal een aanstelling van 0,8 fte.
Bij voorkeur 1 klas in de onderbouw en 1 klas in de bovenbouw.
Dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag. De instituutsbijeenkomsten zijn op maandag de hele dag. Daarnaast moet men rekening houden met zelfstudie buiten de contacturen om. De student dient de eerste opleidingsweek volledig beschikbaar te zijn voor de opleiding.
Lessen worden incidenteel door SB geobserveerd. Voor- en nabespreking 2 uur per week. Tussen- en eindbeoordeling a.h.v. beoordelingsformulier met bijbehorende rubric.
* Definitie uur: lesuur à 50 minuten (eventueel omrekenen naar rato). ** SB = stagebegeleider
Graduate School of Teaching- Universiteit Utrecht, november 2014
27
2014 Uitgave: Universiteit Utrecht. Samenstelling en productie: Graduate School of Teaching. Vormgeving Communicatie & Marketing FSW.
UNIVERSITEIT UTRECHT
Graduate School of Teaching bezoekadres: Heidelberglaan 1, De Uithof (Postbus 80.127, 3508 TC Utrecht) telefoon: 030 253 3400 e-mail:
[email protected]