Economie Utrecht School of Economics Universiteit Utrecht
Februari 2007
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2007 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Voorwoord commissievoorzitter
7
Deel I
9
1. 2. 3. 4.
Algemeen deel
Inleiding Taak en samenstelling commissie Werkwijze commissie Algemene inhoudelijke bevindingen
Deel II
Opleidingsdeel
11 13 15 19
21
1. De bacheloropleiding Economie en de masteropleidingen Economics and Geography, Economics and History, Economics and Law, Economics and Social Sciences en International Economics and Business aan de Universiteit Utrecht 23
Bijlagen
99
Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C: Bijlage D:
101 103 113 115
Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie Domeinspecifiek referentiekader Programma van het bezoek van de visitatiecommissie Lijst met afkortingen
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en master opleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleidingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria met oog voor specifieke omstandigheden. De Visitatiecommissie Economie van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd in een periode die wordt gekenmerkt door de overgang naar de bachelor-masterstructuur. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleidingen, faculteitsbesturen en Colleges van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitge voerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdelingen aan de universiteiten voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
VOORWOORD commissievoorzitter Tussen augustus 2006 en maart 2007 heeft onze commissie elf bachelor- en masteropleidingen beoordeeld, die georganiseerd worden door vier universiteiten: Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit van Amsterdam, Universiteit Maastricht, en Universiteit Utrecht. Om tot het oordeel te komen heeft de commissie de zelfstudies bestudeerd, scripties gelezen en ter plaatse gesprekken gevoerd met een groot aantal stafleden, studenten en alumni. Op basis van deze informatie kon de commissie tot een afgewogen oordeel komen, met name omdat de zelfstudies een goed inzicht gaven, de gesprekken in grote openheid werden gevoerd en de gevraagde informatie (handboeken, tentamens, reglementen et cetera) steeds in de vergaderkamer aanwezig was of op aanvraag onmiddellijk ter beschikking werd gesteld. Bij de beoordeling heeft de commissie als uitgangspunt gekozen, dat een oordeel werd gevraagd over de wo-bachelor en wo-master, dus over een BSc en MSc, dus over een ‘science’ opleiding. In deze opleidingen moet de student dus beoordeeld worden op zijn wetenschappelijke analyses, het duidelijkst tot uitdrukking komend in de BSc-scriptie en de MSc-scriptie. Daarom heeft de commissie zeer veel aandacht geschonken aan de beoordeling van deze scripties. Daarbij werd niet alleen gekeken naar de inhoudelijke kwaliteit van de scripties maar ook naar de evaluaties door de docenten evenals de beoordelingsprocedure. De commissie beveelt aan om in de instroomprogramma’s voor de hbo-afgestudeerden de bachelorscriptie verplicht te stellen om zo tijdig te toetsen of de student aan de eisen van de masteropleiding zal kunnen voldoen. Namens de commissie wil ik het bestuur van de opleidingen, alle gesprekspartners en vooral de personen die de visitatie hebben voorbereid en begeleid, hartelijk danken voor hun inzet. Deze dankwoorden gelden zeker ook voor de begeleiding van de QANU. De commissie heeft in grote harmonie en een goede sfeer gewerkt en het oordeel kunnen baseren op heldere discussies en goed geformuleerde opinies. Daarvoor ben ik de medecommissieleden bijzonder erkentelijk. Dat dit mogelijk was dankt de commissie aan de zeer professionele ondersteuning van de secretaris, mevrouw dr. J.J. Roeleveld. Ter voorbereiding op de bezoeken van de opleidingen legde zij aan de commissie vele helder geformuleerde vragen voor, bewaakte zij systematisch de voortgang en legde de oordelen van de commissie vast in een helder eindrapport. Hartelijk dank ook voor steun aan mijzelf, als voorzitter van de commissie. Piet Verheijen, voorzitter Visitatiecommissie Economie
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
10
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
1.
Inleiding
In dit rapport brengt de Visitatiecommissie Economie (hierna de commissie) verslag uit van haar bevindingen. Het rapport bestaat uit twee delen: • •
Een algemeen deel (I). Dit deel gaat in op de taak, samenstelling en werkwijze van de commissie. Hierin komen ook enkele algemene bevindingen van inhoudelijke aard ter sprake. Een opleidingsdeel (II). Per bachelor- en masteropleiding behandelt de commissie de 21 facetten uit het beoordelingskader. In dit deel spreekt zij oordelen uit op facet- en onderwerpniveau.
Dit algemene deel geeft, conform de richtlijnen in het QANU-kader, een beschrijving van de uitgangspunten van de commissie.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
11
12
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
2. Taak en samenstelling commissie 2.1. Taak van de commissie De taak van de commissie was het verrichten van een visitatie conform het beoordelingskader (versie 3.1) van QANU. De commissie kreeg de taak om op basis van de door de faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken een oordeel te geven over de verschillende aspecten van de kwaliteit van de betrokken opleidingen, zoals beschreven in het bovengenoemde kader. De beoordeling bevat impliciete aanbevelingen; echter de nadruk ligt op het beoordelen en verantwoorden van de basiskwaliteit. De commissie beoordeelde de volgende opleidingen: Universiteit Utrecht: • • • • • •
Economie (bachelor) (56401) Economics and Geography (master) (60727) Economics and History (master) (60387) Economics and Law (master) (60388) Economics and Social Sciences (master) (60389) International Economics and Business (master) (60648)
Universiteit Maastricht: •
Infonomics (master) (60018)
Universiteit van Amsterdam: • •
Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfskunde (bachelor) ( 50905) Business Studies (master) (60902) voltijd en deeltijd
Radboud Universiteit Nijmegen: • •
Economie (bachelor) (56401) Economics (master) (66401)
2.2.
Samenstelling commissie
Tot leden van de commissie werden benoemd: • • •
prof. dr. P.A. Verheijen, emeritus hoogleraar Bedrijfseconometrie en oud-voorzitter College van Bestuur Universiteit van Tilburg, tevens voorzitter; prof. dr. ir. J. Bots, hoogleraar Controlling bij de Business Universiteit Nyenrode, alleen voor de visitatie van Maastricht; prof. dr. D.G.A.E. Van Den Bulcke, emeritus hoogleraar internationaal management en ontwikkeling en oud-voorzitter van het College voor Ontwikkelingslanden (1995-2000) van de Universiteit Antwerpen;
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
13
• • • •
drs. V.I. Goedvolk, voormalig lid van de Hoofddirectie van Fortis ASR Verzekeringsgroep N.V.; en oud plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën; prof. dr. J.P.M. Groenewegen, hoogleraar Economie van Infrastructuren aan de TU Delft, bijzonder hoogleraar Institutionele Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht; drs. J.H.L. de Vries, voormalig lid College van Bestuur Universiteit Utrecht (1982-1987), voormalig voorzitter van het College van Bestuur van de Hogeschool Enschede en toegevoegd Inspecteur wetenschappelijk onderwijs; mw. S.R. Zwinkels B.Sc., student aan de Vrije Universiteit Amsterdam bij de masteropleiding Business Administration; tevens adviserend student-lid in het bestuur van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde.
Tijdens de installatievergadering van de commissie werd prof. dr. J.P.M. Groenewegen gekozen tot vicevoorzitter. Projectleider/secretaris van de commissie was mw dr. J.J. Roeleveld, als senior consultant deel uitmakend van het netwerk van TriasNet Consultants, hiertoe geëngageerd door QANU. De heer Bots heeft alleen deelgenomen aan het bezoek aan de Universiteit Maastricht. De heren Goedvolk en Groenewegen hebben niet deelgenomen aan het bezoek aan de Universiteit Maastricht. Bij het bezoek aan de Universiteit van Amsterdam is de heer Groenewegen op 31 oktober 2006 als voorzitter opgetreden. De leden van de commissie hebben allen de onafhankelijkheidsverklaring die is opgenomen in het QANU-kader, ondertekend. Een overzicht van de curricula vitae van de leden van de commissie is opgenomen in bijlage A.
14
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
3.
Werkwijze commissie
3.1.
Inleiding
De commissie hield op 3 oktober 2006 haar startvergadering. Tijdens deze vergadering werd de commissie geïnstalleerd, werd de taakstelling en werkwijze van de commissie besproken en werd tevens de taakverdeling binnen de commissie vastgesteld. Ook werd het document ‘Vakspecifieke richtlijnen WO bachelor economie’ van het Disciplineoverlegorgaan Economie (DEC 02.03) besproken (zie bijlage B). De commissie besloot dat aan de betrokken opleidingen zal worden gevraagd hoe het referentiekader een rol heeft gespeeld bij de vormgeving van de bacheloropleiding, bij het schakelprogramma en bij de masteropleiding. Het QANU-kader is leidraad geweest voor de werkwijze van de commissie. 3.2.
De voorbereidingsfase
Allereerst heeft de secretaris de zelfevaluatierapporten gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van de informatie. Nadat de zelfevaluatierapporten in orde waren bevonden, zijn de commissieleden en de secretaris zich inhoudelijk gaan voorbereiden op de bezoeken. De commissieleden lazen het zelfevaluatierapport en vulden voor iedere opleiding een checklist in die is gebaseerd op het QANU-kader, en formuleerden vragen die werden doorgegeven aan de secretaris. De secretaris compileerde de ingevulde checklisten tot een samengestelde checklist en de vragen tot een samengestelde vragenlijst per gespreksgremium. Deze zijn door de commissie gebruikt tijdens de visitatie. Bij de voorbereiding heeft ieder commissielid alle rapporten gelezen met uitzondering van de heer Bots die alleen voor de opleiding MSc Infonomics in de commissie zitting had. Ook lazen de commissieleden ter voorbereiding ieder ten minste twee scripties per opleiding conform het QANU-kader inclusief de bijbehorende beoordelingsformulieren. Indien dit niet mogelijk was, wordt dit bij de betreffende opleiding vermeld. Deze scripties werden door de secretaris in overleg met de voorzitter geselecteerd. Aangezien de commissie opleidingen dient te beoordelen die leiden tot een wetenschappelijke titel (BSc of MSc) heeft zij zeer veel aandacht besteed aan het beoordelen van het wetenschappelijke niveau van de scripties, de zorgvuldigheid in de inhoudelijke beoordeling daarvan door de staf blijkende uit de bijbehorende beoordelingsformulieren en de beoordelingsprocedure zelf. In de scriptie dient de student immers aan te tonen over de vereiste kwalificaties te beschikken. Opmerkingen naar aanleiding van de scripties zullen bij verschillende facetten worden gemaakt. Binnen de commissie zijn er afspraken gemaakt over een interne taakverdeling op grond van inhoudelijke expertise. De commissie wenst te benadrukken dat zij in haar geheel verantwoordelijk is voor de oordeelsvorming en het eindrapport. Tijdens een voorbereidende vergadering aan het begin van het bezoek werd elke visitatie concreet voorbereid.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
15
3.3.
Het visitatiebezoek
De secretaris maakte een conceptprogramma voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek. Dat programma werd in samenspraak tussen de voorzitter, de secretaris en de contactpersoon van de betreffende faculteit/universiteit aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (zie bijlage C). Tijdens het bezoek is gesproken met de samenstellers van het zelfevaluatierapport, met een (representatieve) vertegenwoordiging van het faculteitsbestuur, het opleidingsbestuur, de afgestudeerden, de opleidingscommissies, de examencommissies, de studievoorlichting en -begeleiding en overige ondersteunende medewerkers. Daarnaast werd er steeds afzonderlijk gesproken met student- en docentvertegenwoordigers van de bachelor- en masteropleidingen (en van de opleidingscommissies) en de schakelprogramma’s. Tijdens ieder bezoek bestudeerde de commissie het ter inzage gevraagde materiaal en gaf zij gelegenheid tot een spreekuur ten behoeve van studenten en docenten die zich voorafgaand aan het bezoek hadden aangemeld. Van dit spreekuur is geen gebruikgemaakt. Ook heeft de commissie bij elke instelling een presentatie van de elektronische leeromgeving ontvangen. De commissie gebruikte een groot deel van de laatste middag van het bezoek voor de voorbereiding van de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleidingen. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter, respectievelijk de vicevoorzitter bij de Universiteit van Amsterdam, een mondelinge rapportage gegeven van de eerste bevindingen van de commissie. Daarbij ging het steeds om een aantal algemene waarnemingen en een aantal eerste indrukken per opleiding. De oordelen werden pas na afloop van de bezoeken in twee vergaderingen definitief vastgesteld op basis van het conceptrapport van de commissie over de opleidingen en de commentaren daarop van de commissieleden. Tevens heeft een additioneel bezoek aan de Universiteit van Amsterdam plaatsgehad voordat de commissie tot een definitief oordeel kwam. 3.4.
Beslisregels
In het accreditatiestelsel is voor de beoordeling op facetniveau een vierpuntsschaal voorgeschreven (onvoldoende, voldoende, goed of excellent) en op onderwerpniveau een tweepuntsschaal (voldoende of onvoldoende). De commissie heeft de standaard beslisregels van QANU gevolgd. Deze zijn: De beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is. De beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm. De beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet uitstijgt boven de basiskwaliteit. De beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren. 16
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
In de ogen van de commissie kan zij het oordeel ‘voldoende’ toekennen, ook wanneer zij kritische opmerkingen heeft gemaakt. Het is dan wel noodzakelijk dat er tegenover die kritische opmerkingen ook positieve observaties staan Omdat de meeste masteropleidingen pas recent van start zijn gegaan dan wel recent een gewijzigd programma hebben ingevoerd, kon de commissie niet in alle gevallen varen op ervaringen met de programma’s van die opleidingen of oordelen van studenten daarover. Zij koos er in die gevallen voor om plannen te beoordelen. Plannen kunnen niet zomaar een ‘goed’ krijgen, met het nadeel dat het moeilijk is het oordeel goed uit te spreken. Wanneer de commissie een good practice heeft aangetroffen, luidt het oordeel in principe: ‘goed’. Wanneer er binnen een facet zowel een aantekening wordt gemaakt als een good practice wordt uitgesproken, wordt voor het oordeel een gemiddelde genomen: voldoende. 3.5.
Rapportage
De secretaris heeft, op basis van de bevindingen van de commissie, per instelling conceptrapporten opgesteld. Deze zijn aan de voorzitter en de leden van de commissie voorgelegd. Tijdens de vergaderingen op 29 november en 20 december zijn deze conceptrapporten besproken. 3.6.
Slotbijeenkomst
De aangepaste conceptrapporten zijn aan de opleidingen toegezonden ter toetsing van feitelijke onjuistheden. De commissie heeft het commentaar van de opleidingen besproken en de definitieve tekst op 13 februari 2007 vastgesteld.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
17
18
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
4.
Algemene inhoudelijke bevindingen
4.1.
Inleiding
De commissie heeft haar bevindingen van de visitatie gerapporteerd in vier rapporten met een algemeen deel en een specifiek opleidingsdeel per instelling. De commissie wil daarenboven de volgende algemene bevindingen rapporteren, welke met name betrekking hebben op de procedure en de rapportage van de beoordeling. Voorafgaande aan de algemene bevindingen wil de commissie nog een specifieke opmerking maken en wel betreffende de opleidingen Economie en Bedrijfskunde, Business Studies en Infonomics. Het feit dat over deze opleidingen het oordeel van deze commissie wordt gevraagd impliceert dat de opleidingen worden beoordeeld vanuit een economisch kader. Natuurlijk worden daarbij de specifieke aspecten betrokken. 4.2.
Algemene bevindingen
De commissie is van mening dat in het beoordelingskader te veel aandacht wordt geschonken aan de beroepsoriëntatie van de bacheloropleidingen. De bevindingen van de commissie tijdens de gesprekken leiden tot de conclusie dat het merendeel van de afgestudeerden van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs doorgaan met een masteropleiding. Dientengevolge besteden de opleidingen weinig aandacht aan de beroepsoriëntatie, wat – bij strikte toepassing van de regels – leidt tot een ‘onvoldoende’ ! Naar de mening van de commissie wordt in het beoordelingskader te weinig aandacht besteed aan de instroom. Naar verwachting zal er een toenemend aantal bachelorafgestudeerden vanuit het hbo zich aanmelden voor een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs. Het aantal is zelfs zo groot dat deze instroom ook gevolgen heeft voor de samenstelling van de groep masterstudenten. De opleiding staat dan voor de keuze om deze groep als groep bijeen te houden in de masteropleiding of te mengen met de eigen BSc-afgestudeerden. Het zou nuttig zijn om hierover de mening van de opleiding te kennen en te beoordelen. Diverse zogenaamde schakelprogramma’s worden door de opleidingen aangeboden. Deze programma’s worden niet expliciet meegenomen in het beoordelingskader. De commissie heeft zich wel op de hoogte laten stellen van de inhoud van deze schakelprogramma’s tijdens de visitatie. Het verdient aanbeveling dat het kader van Facet 8 (instroom) wordt uitgebreid of dat in de Facetten 4, 5 en 6 expliciet een oordeel wordt gevraagd over de schakelprogramma’s Tot slot wil de commissie een opmerking maken over de rapportage. Deze rapportage is nu zeer omvangrijk en verwarrend. Het rapport moet namelijk de feitelijke situatie weergeven en het oordeel van de commissie daarover. Dientengevolge worden grote delen van de door de opleiding samengestelde zelfstudie overgenomen. Het is dan niet duidelijk of de commissie deze passages slechts weergeeft of met instemming weergeeft of deze situatie negatief beoordeelt. Wil de commissie volstrekt duidelijk zijn, dan moet ze over elke passage aangeven hoe het oordeel is. Dit leidt tot vele herhalingen.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
19
De commissie is van mening dat het de voorkeur verdient een kort rapport met de oordelen van de commissie per onderwerp en facet op te stellen met de zelfstudie als bijlage. Publicatie van de zelfstudie dwingt de opleidingen naar verwachting van de commissie ook tot een compactere tekst.
20
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
DEEL II: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
21
22
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
1.
De bacheloropleiding Economie en de masteropleidingen Economics and Geography, Economics and History, Economics and Law, Economics and Social Sciences en International Economics and Business aan de Universiteit Utrecht
Administratieve gegevens Bacheloropleiding Economie: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Economie 56401 bachelor WO 180 ECTS-studiepunten Bachelor Voltijd Utrecht 31 december 2007
Masteropleiding Economics and Geography: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Economics and Geography 60727 master WO 60 ECTS-studiepunten Master Voltijd Utrecht 31 december 2007
Masteropleiding Economics and History: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Economics and History 60387 master WO 60 ECTS-studiepunten Master Voltijd Utrecht 31 december 2007
Masteropleiding Economics and Law: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie:
Economics and Law 60388 master WO
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
23
Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
60 ECTS-studiepunten Master Voltijd Utrecht 31 december 2007
Masteropleiding Economics and Social Sciences: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Economics and Social Sciences 60389 master WO 60 ECTS-studiepunten Master Voltijd Utrecht 31 december 2007
Masteropleiding International Economics and Business: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
International Economics and Business 60648 master WO 60 ECTS-studiepunten Master Voltijd Utrecht 31 december 2007
Het bezoek van de commissie aan de Utrecht School of Economics van de Universiteit Utrecht vond plaats op 10, 11 en 12 oktober 2006. 1.0.
Structuur en organisatie van de faculteit
De door de Utrecht School of Economics (USE) opgestelde zelfstudie gaat uitvoerig in op de organisatorische plaats van de opleidingen binnen de Universiteit Utrecht (UU): De faculteit Recht, Economie, Bestuur & Organisatie (REBO) is één van de zeven faculteiten van de Universiteit Utrecht en wordt gevormd door drie departementen: Rechtsgeleerdheid, de Utrecht School of Economics en de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap. Elk departement staat onder leiding van een vakdecaan. Deze is bestuurlijk verantwoordelijk voor de inrichting van het onderwijs en onderzoek in het departement. De beslissingsbevoegdheid van de vakdecaan wordt, voor zover de wet en de toepasselijke richtlijnen dit toestaan, bij mandaat door de decaan van de faculteit bij hem/haar neergelegd. Op hoofdlijnen zijn de bevoegdheden van de decaan en vakdecanen in het facultair reglement vastgelegd.
24
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Strategische discussies omtrent financiën en personeel vinden plaats in het USE-bestuur. Het USE-bestuur bestaat uit de vakdecaan, de onderwijsdirecteur bachelor, de onderwijsdirecteur masters, de onderzoeksdirecteur, de zakelijk directeur en een studentlid. De zakelijk directeur is (gemandateerd door de faculteitsdirecteur) belast met de bedrijfsvoering. Ieder departement heeft een subfaculteitsraad bestaande uit studentleden en personeelsleden. Een geleding hiervan heeft zitting in de faculteitsraad. De faculteitsraad betrekt bij het uitoefenen van haar bevoegdheden de uitkomsten en werkzaamheden van de subfaculteitsraad. Behalve de besluitvorming binnen het bestuursteam en de faculteitsraad is er nog meer samenwerking binnen de REBO-faculteit. De volgende afdelingen werken voor de drie departementen: de Juridische Bibliotheek, het International Office, Personeelszaken, Financiën & Controle, Huisvesting & Exploitatie, ICT, en het bestuursecretariaat. De Utrecht School of Economics Als één van de weinige grote Nederlandse universiteiten kende de Universiteit Utrecht tot voor kort geen economische faculteit. In de loop van de jaren zeventig en tachtig vond er als gevolg van de toenemende maatschappelijke aandacht voor economie een (geleidelijke) invoering van economieonderwijs door de UU plaats. Een aantal faculteiten van de (toenmalige) Rijksuniversiteit Utrecht nam het initiatief om economieonderwijs en/of -onderzoek te starten dan wel uit te breiden. Zwaartepunt van de economiebeoefening kwam te liggen bij de disciplinegroep Economie van de Faculteit Rechtsgeleerdheid. De faculteiten Letteren, Rechtsgeleerdheid, Ruimtelijke Wetenschappen en Sociale Wetenschappen startten elk een opleiding waarin economie werd gekoppeld aan de facultaire discipline. Het ging hier om de postpropedeutische opleidingen Economische en historische studies, Internationale economie en economische geografie, Recht en economie in bedrijf en maatschappij en om de opleiding Sociale en institutionele economie. De economische vakken maakten ongeveer 30% uit van de diverse programma’s. In 1996 rees de vraag of het economieonderwijs in Utrecht geconcentreerd diende te worden. Het College van Bestuur stelde daarom een Coördinerend Opleidingsbestuur in, onder wiens verantwoording op 1 september 2000 een volledige opleiding Economie (propedeuse en doctoraal) van start ging. Deze opleiding bestond voor 70% uit economische vakken en 30% vakken van een andere discipline. Het aantal studenten dat in 2000 startte met de opleiding was 203 (eigen cijfer, KUO-cijfer is 201). Vanaf 1 september 2002 werd de doctoraalopleiding afgebouwd en ging de bacheloropleiding Economie van start. De grotere omvang van het economieonderwijs, de toegenomen aantallen economiestudenten en een versterking van het onderzoek vroegen om een bundeling van de staf en het ondersteunende personeel. In 2002 heeft de Utrecht School of Economics een eigen gebouw gekregen op het Vredenburg 138. Er zijn in 2002 vijf nieuwe hoogleraren aangetrokken, evenals nieuwe medewerkers. De gezamenlijke identiteit en het gemeenschappelijk opbouwen van het onderzoek en het onderwijs, maakt dat de staf en medewerkers zich verbonden voelen met USE. Op 1 september 2003 werd de Utrecht School of Economics officieel opgericht. USE is sindsdien uitgegroeid tot een departement met 921 studenten, 109 medewerkers per 1 december 2006, een bacheloropleiding Economie (Nederlandstalig en Engelstalig), vijf masteropleidingen, vanaf 2006-2007 een onderzoeksmaster, een onderzoeksinstituut en twee onderwijsinstituten.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
25
Het onderzoek van USE is ondergebracht in het Tjalling C. Koopmans Instituut. USE telt tien structurele leerstoelen: Econometrie, Financiering en financiële markten, Institutionele economie, Internationale economie, Rechtseconomie, Macro-economie, Toegepaste microeconomie, Theoretische micro-economie, Organisatie en Economie van de publieke sector. Het onderwijs valt onder de verantwoordelijkheid van het Bestuur Undergraduate School (BUS) voor de bacheloropleiding en het Graduate Bestuur USE (GBU) voor de masteropleidingen. Het BUS bestaat uit de onderwijsdirecteur bachelor, drie stafleden en een student. Het GBU bestaat uit de onderwijsdirecteur masters, drie stafleden en een student. Het BUS en het GBU worden geadviseerd door de beleidsmedewerker onderwijs en de studieadviseur. De onderwijsdirecteuren zijn belast met de organisatie van het onderwijs ter uitvoering van de onderwijs- en examenregelingen van de opleidingen. In Artikel 3.2. van het Reglement van de REBO-faculteit worden de taken van de leiding van het onderwijsinstituut vermeld: Met inachtneming van de richtlijnen van de decaan en vakdecaan is de leiding belast met: • • • • •
de voorbereiding van de jaarlijkse vaststelling van het onderwijsprogramma; de bewaking van de kwaliteit van het onderwijs, naar inhoud en didactiek; de organisatie, coördinatie en uitvoering van de examens; de organisatie, coördinatie en uitvoering van onderwijsondersteunende taken, in het bijzonder op het terrein van studievoorlichting, studieadvisering en studiebegeleiding; de bewaking van de kwaliteit van de infrastructurele voorzieningen voor het onderwijs.
Iedere masteropleiding heeft een coördinator. Deze bewaakt namens de onderwijsdirecteur masters de opzet en uitvoering van het programma. Voor docenten en studenten in een masterprogramma is de coördinator aanspreekpunt voor alle zaken die de master betreffen, maar het individuele vak overstijgen. Ook heeft de mastercoördinator een belangrijke rol bij het scriptieproces (verdeling begeleidende docenten en studenten en bewaking voortgang). Voor iedere grote minor in het bachelorprogramma is een coördinator aangesteld, afkomstig uit het betreffende departement waar het onderwijs wordt verzorgd. Voor iedere bachelor- en mastercursus is een coördinator aangesteld die verantwoordelijk is voor de cursus. Met de coördinator worden de evaluatieresultaten besproken en eventuele veranderingen naar aanleiding van de evaluatie. De coördinator houdt zich ook bezig met alle organisatorische kanten van het onderdeel en heeft daarover contact met de betreffende docenten en de afdeling Onderwijs- en studentzaken. De coördinator verstrekt de gegevens over de cursus voor de studiegids en de onderwijscatalogus en zorgt dat de uitslagen worden doorgegeven aan het Studiepunt. De onderwijsdirecteur bachelor en de beleidsmedewerker onderwijs hebben één keer per jaar gezamenlijk overleg met alle vakcoördinatoren van de grote minoren. De stafafdelingen van USE bestaan naast de leerstoelsecretariaten uit: Onderwijs- en studentzaken, Internationalisering, Onderzoekszaken, en Communicatie.
26
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
1.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
In de zelfstudie wordt de stand van zaken als volgt weergegeven: In september 2000 is de opleiding Domeingerichte economie (CROHO-code 06832) van start gegaan, met een (voltijds) propedeuse- en een (voltijds) doctoraalprogramma. De opleiding is voortgekomen uit de opleiding Sociale en institutionele economie en de volgende postpropedeutische opleidingen van de Universiteit Utrecht: Economische en historische studies, Internationale economie en economische geografie en Recht en economie in bedrijf en maatschappij. Er bevonden zich nog per 1 december 2006 59 studenten in de doctoraalfase. Voor hen is een overgangsregeling gemaakt. In de Onderwijs- en examenregeling Doctorale opleiding Economie 2005-2006 (p. 218 van de studiegids Bacheloropleiding Economie, 2005-2006) staat dat de studenten tot en met 31 augustus 2011 kunnen afstuderen met een doctoraaldiploma Domeingerichte economie. Voor de doctoraalvakken die de studenten nog moeten behalen, volgen zij equivalente vakken uit het bachelor- en masterprogramma. Alle doctoraalvakken hebben een vervangend vak gekregen in het nieuwe programma. (De studenten kunnen de informatie hierover online terugvinden op de site van het Studiepunt.) De doctoraalscriptie blijft gehandhaafd. Heeft de student door het volgen van de nieuwe vakken te weinig studiepunten behaald om te kunnen afstuderen, dan mag de scriptie aangevuld worden met maximaal 4,29 ECTS-studiepunten (3 oude studiepunten). Komt de student meer studiepunten tekort dan dient er een extra keuzevak te worden ingelast in het programma. Het College van Bestuur heeft in maart 2006 besloten om de deadline voor het kunnen afstuderen met een doctoraaldiploma te vervroegen tot 31 augustus 2007. Alleen studenten die vallen onder bijzondere voorzieningen (bijvoorbeeld met een bestuursjaar) hebben recht op een extra jaar. Studenten van de cohorten 2000 en 2001 die op 31 augustus 2003 hun propedeuse nog niet hadden behaald, moesten overstappen naar de bacheloropleiding (gestart 1 september 2002). Ook zijn er enkele studenten vrijwillig overgestapt naar het nieuwe programma. Alle overstappers werden uitgenodigd voor een overgangsgesprek met de studieadviseur, waarin hun verdere programma werd besproken. Bovendien heeft deze groep bachelorstudenten mentoren toegewezen gekregen, die op de hoogte zijn van de overgangsregeling. De studenten werden in april 2002 ingelicht over de invoering van het bachelor-mastersysteem en over de consequenties voor hun studieprogramma. Ze hebben informatie die specifiek op hen van toepassing was thuisgestuurd gekregen. Bovendien zijn er informatiebijeenkomsten georganiseerd, zowel voor studenten als voor docenten. Op basis van informatie van de studieadviseur, heerst bij het Bestuur USE de indruk dat de studenten tevreden zijn over hoe de overgang naar het bachelor-mastersysteem werd geregeld: • • •
Elk vak heeft een equivalent. De omzetting van studiepunten naar ECTS-studiepunten bij vrijstellingen in het nieuwe programma is in het voordeel van de student berekend. De studenten zijn zowel schriftelijk als mondeling geïnformeerd.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
27
Er is echter wel onvrede (geweest) onder de studenten over de veranderingen in de inspanningsverplichtingen die werden opgelegd binnen de bachelorvakken en dit in vergelijking met de doctoraalvakken. In het nieuwe bachelorprogramma wordt actieve deelname van de studenten verwacht, zoals cursusvoorbereiding en het maken van opdrachten in groepsverband. Ook wordt bij de meeste onderdelen een aanwezigheidsplicht voor de werkgroepen vereist. De inspanningsverplichtingen verschillen naar gelang het onderdeel en staan vermeld in de cursusbeschrijvingen (zie studiegids bacheloropleiding Economie 2005-2006). 1.2.
Het beoordelingskader
1.2.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving De zelfstudie stelt in hoofdstuk 4.1: De invoering van de bachelor-masterstructuur is door de Universiteit Utrecht aangegrepen om twee doelstellingen van het wetenschappelijk onderwijs meer vorm en inhoud te geven, namelijk academische vorming binnen een bepaalde discipline en gespecialiseerde academische beroepsvoorbereiding. De missie voor de bachelorfase wordt als volgt geformuleerd: • • •
academische vorming; verdiepen van een specifieke (disciplinaire) interesse; voorbereiden van de keuze voor een verdere (studie)loopbaan.
Studenten verdiepen zich reeds in de bachelorfase in een bepaald wetenschapsgebied, waarbij een belangrijke focus het ontwikkelen van een daarbij passende denk- en werkwijze is. De missie voor de masterfase is: • •
specialisatie; voorbereiding voor verdere scholing in de wetenschapsbeoefening of beroepsuitoefening op academisch niveau.
De missie van USE is: het verrichten en verzorgen van internationaal hoogstaand multidisciplinair onderzoek en onderwijs op het gebied van de economische wetenschappen met accent op de institutionele, historische en ruimtelijke dimensies van economische problemen en op de samenwerking tussen bedrijfs- en algemene economie. De economische wetenschappen kennen twee belangrijke deeldisciplines: de algemene economie en de bedrijfseconomie. Meer dan in andere economieopleidingen en in het onderzoek bij andere economische faculteiten streeft USE – volgens de zelfstudie – in haar onderzoek en onderwijs naar samenwerking tussen deze twee deeldisciplines.
28
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Met haar toepassings- en beleidsgerichte, internationaal en multidisciplinair georiënteerde economiebachelor en specialistische masterprogramma’s, inclusief een onderzoekersopleiding, heeft USE een profiel ontwikkeld waarmee USE zich in de komende jaren duidelijk wil positioneren ten opzichte van bestaande universitaire economie- en onderzoekersopleidingen in binnen- en buitenland. Doel van de bacheloropleiding In de zelfstudie wordt het doel van de bacheloropleiding als volgt geformuleerd: De bacheloropleiding Economie van USE richt zich op studenten die zich op academisch niveau willen verdiepen in economische vraagstukken die zich in de maatschappij voordoen op micro-, meso- en macroniveau. De Utrechtse economieopleiding heeft een internationaal karakter en legt in het onderwijs nadrukkelijk het accent op de institutionele, historische en ruimtelijke (IHR) dimensies van economische problemen en op de samenwerking tussen en integratie van bedrijfs- en algemene economie. Studenten ontwikkelen door deze aanpak een eigen profiel als multidisciplinair econoom. Studenten leren theoretische en praktische vraagstukken te formuleren en op te lossen door het combineren van bestaande kennis, alsmede nieuwe kennis te verwerven door middel van wetenschappelijk onderzoek. Naast de disciplinaire verdieping speelt academische vorming – het aanleren van een academische denk- en werkwijze – een belangrijke rol in het programma. De IHR-dimensies komen expliciet aan bod zowel in majorgebonden economievakken als in de ‘grote minors’ die studenten op het terrein van de disciplines geografie, geschiedenis, rechten, of sociale wetenschappen kunnen volgen als complement op hun major economievakken. In de vakken van de grote minor wordt ruime aandacht geschonken aan de integratie van economie met een tweede discipline. In de major Economie wordt gestreefd naar samenwerking tussen de twee belangrijke deeldisciplines binnen de economie, namelijk de bedrijfseconomie en de algemene economie. Het bachelorprogramma Economie bereidt studenten voor op zowel een breed scala aan functies in het beroepenveld als een breed scala aan Utrechtse en externe masterprogramma’s. Vanwege de gemaakte keuzes bestrijkt het bachelorprogramma niet de volledige breedte van de bedrijfseconomie tot op gevorderd niveau. De Utrecht School of Economics vat de eindtermen van de bacheloropleiding als volgt samen: Vakspecifieke en vakwetenschappelijke competenties: 1. Op academisch niveau kunnen denken en handelen als econoom. 1.1 (Indien een grote minor is gedaan) Op academisch niveau kunnen denken en han- delen op het snijvlak van de economie en de grote minor. 2. Doen van wetenschappelijk onderzoek met als doel bij te dragen aan de ontwikkeling van het economisch vakgebied. 2.1 (Indien een grote minor is gedaan) Doen van wetenschappelijk onderzoek met als doel bij te dragen aan de ontwikkeling van het vakgebied op het snijvlak van de eco- nomie en de grote minor. 3. Beleid ontwikkelen met behulp van kennis en inzicht die ontleend is aan het economisch vakgebied. 3.1 (Indien een grote minor is gedaan) Beleid ontwikkelen met behulp van kennis en inzicht die ontleend is aan het vakgebied op het snijvlak van de economie en de grote minor.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
29
Generieke competenties: 4. Op academisch niveau kunnen denken en handelen. 5. In een (complexe) situatie stappen kunnen onderscheiden en ondernemen die leiden tot de oplossing van een probleem. 6. Effectief samenwerken in teams. 7. Effectief mondeling en schriftelijk communiceren in het Nederlands en/of Engels. 8. Doelgericht de eigen ontwikkeling sturen. Doel van de masteropleidingen De zelfstudie licht het doel van de masteropleidingen als volgt toe: De masteropleidingen van USE zijn volledig Engelstalig en richten zich op studenten die gespecialiseerde kennis, vaardigheden van en inzicht willen verkrijgen in economische vraagstukken. Hierbij is sprake van een duidelijke verdieping van de in de bachelor Economie opgedane kennis, vaardigheden en inzichten. Evenals in de bacheloropleiding Economie en als vervolg daarop leggen de Utrechtse economische masteropleidingen nadrukkelijk het accent op de institutionele, historische en ruimtelijke dimensies van economische problemen en op de samenwerking tussen en integratie van bedrijfs- en algemene economie. De mate waarin de IHR-dimensies en de integratie van bedrijfs- en algemene economie een uitwerking hebben, verschilt per masterprogramma. Vier van de vijf masteropleidingen zijn multidisciplinair, maar het zwaartepunt ligt steeds bij de economie, dat wil zeggen het zijn in de eerste plaats economiemasters. In de vijfde master, International Economics and Business, staat de integratie tussen algemene en bedrijfseconomie centraal. De vakspecifieke bekwaamheden zijn voor alle masters: • • • •
het hanteren van relevante onderzoeksmethoden en -technieken; het zelfstandig uitvoeren en evalueren van wetenschappelijk onderzoek; het analyseren van bestaande praktijkproblemen; toepassen van opgedane kennis en vaardigheden op concrete economische vraagstukken, daarbij rekening houdend met sociale en maatschappelijke aspecten.
De opleidingen beogen de studenten voor te bereiden op een beroepsuitoefening waarbij actief gebruik moet worden gemaakt van de opgedane wetenschappelijke kennis, vaardigheden en inzichten. Studenten die met succes één van de programma’s hebben afgerond, kunnen toegang krijgen tot een promotietraject, dan wel een onderzoeksmaster. Iedere master heeft een eigen onderzoeksprofiel en leidt daarnaast voor diverse beroepenvelden op. Master Economics and Geography Door het onderzoeksprofiel van de master wordt de mogelijkheid geopend door te stromen naar wetenschappelijke functies op het gebied van economie en het snijvlak van economie en geografie. De (wetenschappelijke) beroepsuitoefening waar deze master voor opleidt, zijn functies als academisch gekwalificeerde economisch beleidsmedewerker/onderzoeker bij (inter)nationale en regionale overheden en bij internationale instellingen. Master Economics and History Door het onderzoeksprofiel van de master wordt de mogelijkheid geopend door te stromen naar functies op academisch niveau op het gebied van economie en het snijvlak van economie 30
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
en geschiedenis. De (wetenschappelijke) beroepsuitoefening waar deze master voor opleidt, zijn functies als bedrijfshistoricus en functies in het bedrijfsleven (vooral het bankwezen en verzekeringsmaatschappijen) en bij de overheid. Master Economics and Law Door het onderzoeksprofiel van de master wordt de mogelijkheid geopend door te stromen naar functies op academisch niveau op het gebied van economie en het snijvlak van economie en rechtsgeleerdheid. De (wetenschappelijke) beroepsuitoefening waar deze master onder andere voor opleidt, is voor advies- en onderzoeksfuncties binnen zowel de private als de publieke sector. Te denken valt aan functies bij grote multinationale ondernemingen, consultancybureaus, zakenbanken en instanties die actief zijn op het terrein van mededingingscontrole en regulering. Master Economics and Social Sciences Door het onderzoeksprofiel van de master wordt de mogelijkheid geopend door te stromen naar functies op academisch niveau op het gebied van economie en het snijvlak van economie en sociale wetenschappen. De (wetenschappelijke) beroepsuitoefening waar deze master onder andere voor opleidt, zijn functies in het openbaar bestuur variërend van het lokale tot het internationale niveau en het publieke domein daaromheen (bijvoorbeeld belangenorganisaties, non-gouvernementele organisaties (NGO’s) en adviesraden). Ook komen staf- en adviesfuncties in aanmerking in het bedrijfsleven, bijvoorbeeld op het terrein van public affairs management en functies in het onderwijs en onderzoek. Master International Economics and Business Door het onderzoeksprofiel van de master wordt de mogelijkheid geopend door te stromen naar functies op academisch niveau op het gebied van de (internationale) algemene economie en bedrijfseconomie. De (wetenschappelijke) beroepsuitoefening waar deze master onder andere voor opleidt, zijn functies bij stafafdelingen van internationaal opererende bedrijven, financiële instellingen, beleidsafdelingen van (inter)nationale instanties als de Ministeries van Financiën of Economische Zaken en de Nederlandsche Bank. Ook functies bij internationale instellingen of organen van de Europese Unie waaronder de Europese Centrale Bank (ECB). Het Disciplineoverlegorgaan Economie heeft in haar omschrijving van economische eindtermen geen uitgangspunten voor de eindtermen van masteropleidingen vastgesteld. Bij het opstellen van de eindtermen voor de masters heeft USE rekening gehouden met de volgende uitgangspunten: 1. De eindtermen van de masters onderscheiden zich (qua niveau en/of qua inhoud) van de bacheloropleiding. 2. De eindtermen van de masters sluiten (qua format en qua niveau en/of qua inhoud) aan op die van de bacheloropleiding. 3. In de eindtermen moet het ‘academische’ niveau duidelijk tot uitdrukking worden gebracht (onderscheiding en afbakening van hbo-opgeleide econoom). 4. In de eindtermen moet indien relevant de Utrechtse kleur tot uitdrukking komen. 5. De eindtermen moeten zo veel als mogelijk, zowel inhoudelijk als qua formulering aansluiten bij internationale eindtermen. 6. De eindtermen hebben een hoge mate aan duurzaamheid. 7. De eindtermen van USE zijn niet strijdig met de richtlijnen van de UU. QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
31
8. De eindtermen worden gedragen door master- en disciplinecoördinatoren en zijn herkenbaar voor studenten en medewerkers. 9. De eindtermen geven richting aan de vormgeving van het onderwijs met betrekking tot inhoud en didactiek. 10. De eindtermen geven het startniveau weer van een promotietraject. USE heeft voor alle vijf masteropleidingen gedetailleerde eindtermen geformuleerd die hieronder zijn samengevat. De eindtermen zijn doelbewust breed geformuleerd zodat ze op alle masteropleidingen van toepassing zijn, de precieze invulling van de eindtermen verschilt per masteropleiding (zie F5). De vakspecifieke en vakwetenschappelijke eindtermen zijn: 1. op academisch niveau kunnen denken en handelen; 2. zelfstandig kunnen doen van wetenschappelijk onderzoek met als doel bij te dragen aan de specialisatie International Economics and Business of op het snijvlak van economie en de betreffende combinatiediscipline; 3. (met anderen) problemen oplossen rekening houdend met sociale en maatschappelijke aspecten. De generieke eindtermen voor de masteropleidingen zijn: 4. op academisch niveau in teams samenwerken; 5. op academisch niveau communiceren in het Engels; 6. zich zelfgestuurd ontwikkelen. De zelfstudie geeft een nadere detaillering van deze eindtermen in de bijlagen. Oordeel Bacheloropleiding: De commissie heeft geconstateerd dat de eindtermen gebaseerd zijn op de eisen die door het Disciplineoverlegorgaan Economie aan een wo-bachelor Economie (document nr. DEC 02.03) worden gesteld. USE heeft de eindtermen aangepast aan het specifieke Utrechtse programma met de mogelijkheid voor studenten om een grote minor te volgen en een duidelijker focus te bereiken op het academische niveau in verband met het onderscheid naar het hbo. De commissie merkt op dat het DEC bij het samenstellen van de Vakspecifieke richtlijnen wo-bachelor Economie de benchmark statements van de Engelse Quality Assurance Agency als voorbeeld heeft genomen. De commissie heeft onder andere tijdens het bezoek de toereikendheid van de bedrijfseconomische inhoud van de bacheloropleiding aan de orde gesteld. De commissie constateert dat de eindkwalificaties (doelstellingen en eindtermen) van de bacheloropleiding aansluiten bij de eisen die door vakgenoten, nationaal en internationaal, worden gesteld. Wel is de commissie van mening dat de tweede eindterm door USE ambitieus is geformuleerd: doen van wetenschappelijk onderzoek met als doel bij te dragen aan de ontwikkeling van het economisch vakgebied. De formulering van het DEC verdient naar de mening van de commissie de voorkeur: ‘vermogen om door middel van onderzoek bij te dragen’. Dat wijst op voorwaarden waaraan voldaan moet worden voor een vervolgopleiding tot onderzoeker.
32
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Wat betreft de eisen die vanuit de beroepspraktijk worden gesteld aan een bachelor Economie constateert de commissie dat de opleiding pas in september 2002 is gestart. Bijgevolg bestaat er nog weinig ervaring met afgestudeerden met een bachelordiploma op de arbeidsmarkt. Bovendien heeft de commissie vernomen dat 80-90% van de afgestudeerden na de bacheloropleiding doorgaat naar een masteropleiding. De commissie stelde vast dat USE en de studievereniging ECU’92 talrijke activiteiten op het gebied van voorlichting over de mogelijkheden in de beroepspraktijk ontplooien; voorbeelden hiervan zijn mentoraat, studieadvies, bedrijvendagen, bedrijfsbezoeken, stagecoördinatie, gastsprekers, en persoonlijke contacten van wetenschappelijke staf. Masteropleidingen: De commissie constateert dat de eindkwalificaties voor de masteropleidingen door de wetenschappelijke staf van USE zijn geformuleerd en in concrete termen zijn vertaald, en dat deze in het algemeen aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten worden gesteld. Waar het de economische vakgebieden betreft valt op te merken dat deze aansluiting bij het domein algemene economie relevanter is dan op het bedrijfseconomische domein. Wat betreft de oriëntatie op de ontwikkelingen in en behoeften van de beroepspraktijk waarin afgestudeerden van de opleiding doorgaans een op hun opleiding aansluitende baan vinden, merkt de commissie op dat de eerste lichting afgestudeerden van de masteropleidingen slechts in september 2006 is aangetreden. Veel ervaring bestaat er derhalve niet. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving In de zelfstudie heeft USE de eindtermen van het bachelorprogramma Economie ingevuld achter de kwalificaties van de Dublin-descriptoren in de volgende tabel 1.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
33
Tabel 1: Overzicht Dublin-descriptoren bachelor Dublin-descriptoren Kennis en inzicht
Toelichting op de Dublin-descriptoren Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Eindtermen bachelor 1. Op academisch niveau kunnen denken en handelen als een econoom. 4. Op academisch niveau kunnen denken en handelen.
Toepassen kennis en inzicht
Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
2. Doen van wetenschappelijk onderzoek met als doel bij te dragen aan de ontwikkeling van het economisch vakgebied. 5. In een (complexe) situatie stappen onderscheiden en ondernemen die leiden tot de oplossing van een probleem.
Oordeelsvorming
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
3. Beleid ontwikkelen met behulp van kennis en inzicht die ontleend is aan het economisch vakgebied.
Communicatie
Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Leervaardigheden
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
6. Effectief samenwerken in teams. 7. Effectief mondeling en schriftelijk communiceren in het Nederlands en/of Engels. 8. Doelgericht de eigen ontwikkeling sturen.
USE stelt dat eindtermen meer omvatten dan de Dublin-descriptoren voorschrijven voor de bachelor: • • •
34
Er ligt een grotere nadruk op het academische niveau waardoor de eindtermen aansluiten bij de doelstellingen van de UU. Hierdoor is er een groter onderscheid met de bacheloropleidingen in het hbo. De bachelorstudenten leren hoe zij een wetenschappelijk onderzoek moeten opzetten en uitvoeren. Dit gaat een stap verder dan alleen het toepassen van kennis en inzicht. De studenten leren niet alleen hoe zij een oordeel moeten vormen, maar ook hoe zij dat om kunnen zetten in te nemen beleidsstappen. QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
• •
USE vindt het belangrijk dat studenten niet alleen kunnen communiceren voor een publiek, maar ook binnen een team. De leervaardigheden die de studenten nodig hebben om zelfstandig te studeren, komen aan bod tijdens het onderwijs in de vaardigheden. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan hoe een student kan reflecteren op de vaardigheden, leerstijl en eigen ontwikkeling en welke stappen hij/zij kan ondernemen om zich te profileren als een academische professional.
Ook voor de vijf masteropleidingen heeft USE de eindtermen vergeleken met de kwalificaties van de Dublin-descriptoren in de volgende tabel 2: Tabel 2: Overzicht Dublin-descriptoren masters Dublin-descriptoren Kennis en inzicht
Toelichting op de Dublin-descriptoren Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en kan deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Eindtermen masters 1. Op academisch niveau kunnen denken en handelen. 2. Zelfstandig doen van wetenschappelijk onderzoek met als doel bij te dragen aan de ontwikkeling van de specialisatie International Economics and Business of van specialisaties op het snijvlak van economie en de combinatiediscipline.
Toepassen kennis en inzicht
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.
3. (Met anderen) problemen oplossen rekening houdend met sociale en maatschappelijke aspecten.
Oordeelsvorming
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.
Eén van de uitwerkingen van eindterm 1: formuleren van oordelen op grond van onvolledige informatie waarbij rekening houdend met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
35
Communicatie
Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of nietspecialisten.
4. Op academisch niveau in teams samenwerken. 5. Op academisch niveau communiceren in het Engels.
Leervaardigheden
Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
6. Zich zelfgestuurd ontwikkelen.
Volgens USE verschillen de eindtermen van de USE-masters van de Dublin-descriptoren op de volgende punten: • • •
De studenten kunnen communiceren voor een publiek van specialisten en niet-specialisten, maar ook binnen een team. De studenten kunnen over hun vakgebied communiceren in het Engels. De studenten kunnen kennis en inzicht toepassen in een multidisciplinair economische context.
Oordeel De commissie concludeert na vergelijking dat de eindtermen van de bacheloropleiding voldoen aan de beoogde basiskwaliteit. Wel wil de commissie het volgende opmerken. De Dublindescriptoren zijn concreter en gericht op het maatschappelijk functioneren en geschiktheid voor een vervolgstudie (master). De USE-eindtermen zijn abstracter en maken niet echt duidelijk waar men met de bachelor heen wil, maar de nadere uitwerking en toelichting op de eindtermen (bijlage A van de zelfstudie) sluiten aan op de Dublin-descriptoren. De commissie constateert na vergelijking van de eindtermen van de masteropleidingen met de kwalificaties volgens de Dublin-descriptoren dat de relatie niet altijd één-op-één is. De communicatie naar ‘een publiek van specialisten of niet-specialisten’ is door USE vertaald naar ‘op academisch niveau in teams samenwerken’ en ‘op academisch niveau communiceren in het Engels’. Eindterm 2 (onderzoek) is naar de mening van de commissie ambitieuzer en wellicht te ambitieus voor een masteropleiding. De commissie is echter van mening dat de uitwerking in de programma’s aansluit bij de Dublin-descriptoren. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende.
36
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master in WO: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving Wat betreft het eerste aandachtspunt verwijst de commissie naar hetgeen hierboven onder de eerste twee facetten is beschreven. De USE-bachelor geeft ten minste direct toegang – door hun behaalde bachelordiploma met grote minor – tot de betreffende doorstroommaster van USE en tevens tot de USE-master International Economics and Business (mits internationale economie deel heeft uitgemaakt van het bachelordiploma). Aan het eind van het studiejaar 2004-2005 ontvingen de eerste 59 studenten hun bachelordiploma, waarvan 45 studenten zijn doorgestroomd naar een USE-master. De vier multidisciplinaire USE-masters (Economics and Geography, Economics and History, Economics and Law, Economics and Social Sciences) en de master International Economics and Business hebben als doel de student de kwalificaties bij te brengen om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. In september 2006 zijn de eerste masterstudenten afgestudeerd. Oordeel De commissie constateert dat de bacheloropleiding en de masteropleidingen aan de vereisten onder Facet F3 voldoen, met de opmerking dat nog weinig ervaring bestaat met de eisen uit de beroepspraktijk aan deze nieuwe opleidingen. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp “Doelstellingen opleiding” Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp “Doelstellingen opleiding”. Voor de bacheloropleiding Economie luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics and Geography luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics and History luidt het voldoende, voor de masteropleiding Economics and Law luidt het voldoende, voor de masteropleiding Economics and Social Sciences luidt het voldoende en voor de masteropleiding International Economics and Business luidt het voldoende. QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
37
1.2.2. Programma F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving Bacheloropleiding: In de zelfstudie wordt de volgende beschrijving gegeven: Bij de opzet van de bachelor Economie is direct de ambitie geformuleerd om een Nederlandstalige en een Engelstalige variant parallel aan te bieden. Vanaf september 2002 ging de Nederlandstalige bachelor Economie van start. Toen de infrastructuur (ontwikkeling van Engelstalig materiaal en het aantrekken van internationale docenten) was geregeld is vanaf september 2004 ook de Engelstalige bachelor Economics gestart. Het programma voor beide varianten is voor het grootste gedeelte gelijk en leidt op tot Bachelor of Science Economie, respectievelijk Bachelor of Science Economics. Om inhoudelijke redenen alleen verschillen de Nederlandstalige en de Engelstalige variant van de grote minor Recht. De grote minor Geschiedenis wordt vooralsnog alleen in het Nederlands aangeboden. In de bachelorfase bestaat de opleiding voor het grootste deel qua aantal ECTS-studiepunten uit de major, de hoofdrichting Economie. Daarnaast is er een profileringsruimte die de student zelf kan invullen (zie Schema 1). Schema 1 Bacheloropleiding 180 ECTS Major 135 ECTS Verplichte onderdelen (75 ECTS)
Majorgebonden keuzeruimte (60 ECTS)
Profileringsruimte 45 ECTS
Alle studenten Economie volgen de (niveau 2, verdiepend) vakken Micro-economie, Macro-economie, Institutionele economie en de bedrijfseconomische vakken Ondernemingsfinanciering, Vraagstukken van organisatie en strategie en het vak (niveau 1, inleidend) Economie & maatschappij. Ook volgen de studenten de ondersteunende vakken Wiskunde & statistiek (niveau 1) en Econometrie (niveau 2). Alle studenten sluiten de bachelor af met het onderzoekskeuzevak (niveau 3, gevorderd). Studenten die geen grote minor in het programma hebben, volgen ook verplicht Internationale economie (niveau 2) en Economie van de publieke sector (niveau 2). 38
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Major-keuzevakken: trajecten De major Economie bestaat voor een deel uit majorgebonden keuzeruimte. De studenten volgen een traject of kiezen zelf met welke vakken ze de majorgebonden keuzeruimte vullen. Een traject is een combinatie van inhoudelijk samenhangende vakken. De studenten kunnen verschillende trajecten volgen waarmee ze zich als econoom specialiseren in één van de volgende zes richtingen: • • • • • •
Arbeid en organisatie; Business management; Economie en politiek; Financieel-monetaire economie; Internationale economie; Markt en mededinging.
Het succesvol afronden van een traject leidt tot een aantekening op het bachelordiploma. Profileringsruimte Voor de invulling van de profileringsruimte heeft de student de volgende mogelijkheden: 1. De student volgt een grote minor Geografie, Geschiedenis, Rechten of Sociale wetenschappen. Behalve de grote minor Geschiedenis worden deze minoren ook in het Engels aangeboden. Kenmerkend voor deze minors is dat het speciaal voor de bachelor Economie ontwikkelde, samenhangende pakketten zijn, die inhoudelijk aansluiten bij de economiemajor. Daarnaast heeft de student nog een deel profileringsruimte dat vrij ingevuld kan worden. De trajecten en grote minors staan los van elkaar: de student kan een traject volgen maar geen grote minor of andersom, maar de student kan ook een traject én een grote minor volgen. Alle trajecten kunnen gecombineerd worden met alle grote minors, maar sommige combinaties van trajecten en grote minors versterken elkaar. 2. De student kan meer economische keuzevakken volgen, waardoor hij een volledig economisch programma samenstelt. 3. De student kan kiezen voor een minor van een andere opleiding van de Universiteit Utrecht. Deze zijn minder omvangrijk dan de grote minors en bovendien niet speciaal op integratie met de economiemajor ontwikkeld. In zo’n minor moet in ieder geval één onderdeel (7,5 ECTS-studiepunten) een niveau 3-vak zijn. 4. De student vult de volledige profileringsruimte geheel vrij in, gekozen uit het totale aanbod aan bachelorvakken van de Universiteit Utrecht of van een andere Nederlandse of buitenlandse universiteit. De onderdelen van de profileringsruimte moeten in ieder geval voor 15 ECTS-studiepunten bestaan uit vakken op verdiepend niveau (niveau 2). De volgende schema’s geven een overzicht van de vakken in de verschillende jaren voor de bachelor met en zonder grote minor. Alle vakken hebben een omvang van 7,5 ECTS-studiepunten. De omvang van de thesis (het onderzoekskeuzevak in jaar 3) is 15 ECTS-studiepunten.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
39
Schema 2: het eerste bachelorjaar met grote minor Semester 1
2
Periode 1
Vakken Wiskunde & statistiek Inleiding algemene economie of Macro-economie
2
Economie & maatschappij Inleiding bedrijfseconomie of Micro-economie
3
Institutionele economie Grote minorvak 1 Vraagstukken van organisatie en strategie Grote minorvak 2
4
Afhankelijk van de economische voorkennis is het soms mogelijk om in plaats van Inleiding algemene economie en Inleiding bedrijfseconomie direct de vervolgvakken Macro-economie en Micro-economie te volgen. Een klein percentage van de studenten maakt gebruik van deze mogelijkheid. Schema 3: het tweede studiejaar bachelor met grote minor Semester 1
Periode 1 2
2
3 4
Vakken Macro-economie / Profileringsruimte Majorgebonden keuzevak niveau 2 (geadviseerd Economie van de publieke sector) Micro-economie / Profileringsruimte Econometrie Ondernemingsfinanciering Grote minorvak 3 Majorgebonden keuzevak niveau 2 (geadviseerd Internationale economie) Grote minorvak 4
Schema 4: het derde studiejaar bachelor met grote minor Semester 1
Periode 1 2
2
3 4
40
Vakken Majorgebonden keuzevak Grote minorvak 5 Majorgebonden keuzevak Majorgebonden keuzevak Majorgebonden keuzevak Grote minorvak 6 Onderzoekskeuzevak
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Schema 5: het eerste bachelorjaar zonder grote minor Semester 1
Periode 1
2
2
3 4
Vakken Wiskunde & statistiek Inleiding algemene economie of Macro-economie Economie & maatschappij Inleiding bedrijfseconomie of Micro-economie Institutionele economie Profileringsruimte Vraagstukken van organisatie en strategie Profileringsruimte
Schema 6: het tweede studiejaar bachelor zonder grote minor Semester 1
Periode 1 2
2
3 4
Vak Macro-economie/ Majorgebonden keuzevak Economie van de publieke sector Micro-economie/ Profileringsruimte Econometrie Ondernemingsfinanciering Profileringsruimte Internationale economie Economische methodologie / Geschiedenis van het economisch denken
Schema 7: het derde studiejaar bachelor zonder grote minor Semester 1
Periode 1 2
2
3 4
Vak Majorgebonden keuzevak Profileringsruimte Majorgebonden keuzevak Majorgebonden keuzevak Majorgebonden keuzevak Profileringsruimte Onderzoekskeuzevak
Masteropleidingen: USE geeft in de zelfstudie de volgende beschrijving van de vijf masters. De omvang van de vakken is 7,5 ECTS-studiepunten; de omvang van de thesis is 15 ECTS-studiepunten. Master International Economics and Business In deze master staat het gedrag van ondernemingen in een internationale economische omgeving centraal. Het programma wordt gekenmerkt door een geïntegreerde benadering van de onderneming en de internationale omgeving waarin zij opereert. De interne en de externe bedrijfsomgeving kunnen niet goed los van elkaar worden gezien. Het gedrag van bedrijven, QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
41
zoals dat naar voren komt in directe buitenlandse investeringen, geeft mede vorm aan de internationale omgeving. Omgekeerd zijn ontwikkelingen in die omgeving als de voortschrijdende internationale economische en financiële integratie determinanten van het strategische ondernemingsgedrag en de vormgeving van de bedrijfsorganisatie. Het programma kent twee varianten: International Managerial Economics en International Financial and Economic Relations. Schema 8 Master’s programme International Economics and Business Track A: International Managerial Economics (IME) Semester Period Course 1 1 Quantitative Methods Economic and Financial Integration 2 Markets and Strategy Financial Architecture of the Firm 2 3 Mergers, Acquisitions and Restructuring Corporate Strategy and Organisational Dynamics 4 Thesis Schema 9 Master’s programme International Economics and Business Track B: International Financial and Economic Relations (IFER) Semester Period Course 1 1 Quantitative Methods Economic and Financial Integration 2 Markets and Strategy International Financial Markets and International Banking 2 3 Location of Multinational Firms Globalisation and Economic Development 4 Thesis Master Economics and Geography In dit programma staat de samenhang tussen de disciplines economie en geografie centraal. In toenemende mate wordt zowel in het beleid als de wetenschap erkend, dat bij de analyse van belangrijke vraagstukken zoals globalisering, de economische integratie in de EU of de technologische ontwikkeling van landen en regio’s, gebruik moet worden gemaakt van zowel inzichten uit de (internationale) economie en de (economische) geografie. Na afronding van dit masterprogramma is de student een volgens de meest recente onderzoeksinzichten geschoolde econoom op het terrein van die economische vraagstukken, waar locatieaspecten een belangrijke rol spelen. Het vakgebied dat in deze master centraal staat, is de zogenaamde new economic geography. Dit is het vakgebied waar de internationale en ruimtelijke economie enerzijds en de economische geografie anderzijds elkaar ontmoeten.
42
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Schema 10 Master’s programme Economics and Geography Semester Period Course 1 1 Quantitative Methods Geographical Economics 2 Evolutionary Economic Geography International Economics and Geography 2 3 Urban and Regional Economics Thesis, or Location of Multinational Firms 4 Thesis Master Economics and History Het masterprogramma Economics and History richt zich in het bijzonder op de business history, en beweegt zich op het grensvlak van bedrijfseconomie en geschiedenis. Het onderwerp van studie is de ontwikkeling van het bedrijfsleven in Nederland en elders op de lange termijn, met een nadruk op de twintigste eeuw. Theoretisch is business history verankerd in verschillende onderdelen van de bedrijfseconomie, zoals organisatieleer, strategie en ondernemingsfinanciering. Het masterprogramma wil professionele bedrijfshistorici trainen, die door hun inzicht in veranderingsprocessen in het bedrijfsleven een bijdrage kunnen leveren aan beleid en bestuur in bedrijfsleven en academische wereld, of zich kunnen specialiseren in bedrijfshistorisch onderzoek. Schema 11 Master’s programme Economics and History Semester Period Course 1 1 Quantitative Methods Advanced Business History 2 Growth and Inequality: Europe and the World after the Industrial Revolution Optional Course 2 3 Optional Course Optional Course 4 Thesis Schema 12 Optional Courses Economics and History Semester Period Course 1 2 Financial Architecture of the Firm Markets and Strategy 2 International Economics and Geography Corporate Strategy and Organisational Dynamics 2 3 Corporate Law and Economics Location of Multinational Firms 3 Mergers, Acquisitions and Restructuring
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
43
Master Economics and Law Het masterprogramma Economics and Law is volgens USE tot stand gekomen op basis van twee ontwikkelingen. Op de eerste plaats valt op dat het wetenschappelijk denken over het gedrag van ondernemingen steeds meer ruimte geeft aan juridische overwegingen. De voortdurend toenemende omvang van ondernemingen in verhouding tot de omvang van de markten waarop zij actief zijn, impliceert immers dat vragen met betrekking tot marktdominantie steeds vaker gesteld dienen te worden. Op zijn beurt brengt dit toenemende aandacht voor het mededingingsrecht met zich mee. Op de tweede plaats valt op dat de privatiserings- en dereguleringsgolf van de afgelopen twintig jaar de behoefte aan nieuwe reguleringsvormen heeft doen ontstaan. Parallel daaraan is de marktvraag naar deskundigen die verbanden kunnen leggen tussen economie en recht sterk gestegen. Niet alleen bij (semi-) overheidinstanties als, in Nederland, de NMA, de AFM en de OPTA, en daarbuiten bij de Europese Commissie, maar ook bij bedrijven en hun adviseurs zelf. Binnen het programma kan uit twee verschillende trajecten worden gekozen die aansluiten bij de genoemde ontwikkelingen. Het Corporate Governance-traject richt zich op de studie van contractuele en niet-contractuele relaties tussen enerzijds de aandeelhouders van een onderneming en anderzijds het bestuur van een onderneming. Het Mededingingsbeleidtraject richt zich op de studie van overheidsbeleid in relatie tot de welvaartseffecten van verschillende marktstructuren en het gedrag van ondernemingen. Schema 13 Master’s programme Economics and Law Track A: Corporate Governance Semester Period Course 1 1 Quantitative Methods Corporate Governance: International Perspectives 2 Markets and Strategy Financial Architecture of the Firm 2 3 Corporate Law and Economics Economics of Trust 4 Thesis Schema 14 Master ‘s programme Economics and Law Track B: Competition and Regulation Semester Period Course 1 1 Quantitative Methods Regulatory Policy in Financial Markets and Banking 2 Markets and Strategy Social Competition and Regulation 2 3 Competition Law and Economics Policy Competition in an International World 4 Thesis
44
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Master Economics and Social Sciences In dit programma wordt de complexe wisselwerking tussen burger en overheid binnen de moderne verzorgingsstaat bestudeerd. ‘Eenvoudige’ economische modellen die het gedrag van burger of overheid trachten te verklaren, volstaan niet bij het analyseren van de vragen van de moderne verzorgingsstaat met hoog opgeleide, geëmancipeerde en sterk geïndividualiseerde burgers, veranderende patronen van solidariteit en falende overheden. De rijkere inzichten uit de sociale wetenschappen kunnen daarop een belangrijke aanvulling bieden. Via twee sporen binnen het programma kunnen studenten zich concentreren bij Track A op het gedrag van individuen of bij Track B het gedrag van de overheid. Via het gemeenschappelijke deel van het programma worden zij tevens geconfronteerd met de vraag hoe de wisselwerking tussen burger en overheid eruit ziet vanuit het ‘andere’ perspectief. Binnen dat kader komen vragen aan de orde als: hoe ‘bedient’ de staat zijn burgers, welke rol spelen ‘efficiency’ en ‘equity’ in het overheidsbeleid en hoe wordt omgegaan met diversiteit in de bevolking en hun levenslopen? Welke keuzes maken burgers bij het vormgeven van hun levensloop? Waarom is de ene vorm van beleid effectief en waarom blijft ander beleid vrijwel zonder effect? De master kent twee varianten: Labour, Care and the Family en Economic Policy Making: the Government and its Citizens. Schema 15 Master ‘s programme Economics and Social Sciences Track A: Labour, Care and the Family Semester Period Course 1 1 Quantitative Methods Welfare State Economics 2 Advanced Labour Economics Sociology of Labour and Organisations 2 3 Economics of Care and the Family Sociology of Care and the Family 4 Thesis Schema 16 Master’s programme Economics and Social Sciences Track B: Economic Policy Making: the Government and its Citizens Semester Period Course 1 1 Quantitative Methods Welfare State Economics 2 Alternative Theories of Social Economic Policy-making Economics of Ageing, Pensions and Health 2 3 Economics of Trust Policy Competition in an International World 4 Thesis Oordeel Bacheloropleiding: De commissie heeft tijdens de visitatie met studenten en kerndocenten gesproken over de interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek bij USE. De commissie stelde daarbij vast dat het onderwijs in de bachelor in overgrote mate wordt gedoceerd door geproQANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
45
moveerde docentonderzoekers. Zij verzorgen onderwijs op de deelgebieden waarin zij ook onderzoek doen. USE is in september 2000 gestart met de opleiding Domeingerichte economie. Docenten brengen hun eigen onderzoek in in door hen gegeven keuzevakken. Volgens USE bestaat een lange Utrechtse traditie in het combineren van economie met andere disciplines, niet alleen in onderwijs maar ook in onderzoek. Ook de toponderzoekers zijn betrokken bij de opbouw van het onderwijs. Bovendien heeft de commissie vernomen dat elke formatieplaats 40% gegarandeerd aan onderzoek kan besteden tot 2008. De commissie heeft tijdens de visitatie kennisgenomen van de voorgeschreven literatuur (handboeken en readers met actuele wetenschappelijke artikelen) en geconstateerd dat het programma aansluit bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke disciplines. Ook werden door de docenten voorbeelden gegeven van hoe zij persoonlijk de aansluiting bij actuele wetenschappelijke theorievorming behouden. De leerstoelhouder Econometrie onderhoudt bijvoorbeeld veel contacten met andere universiteiten en is lid van Netspar (onderzoeksthema vergrijzing). Dit onderzoek wordt ingebracht in het onderwijs in de econometrie in de bacheloropleiding (en in de methods course in de masteropleidingen). Meer in het algemeen organiseert USE elk jaar twee workshops rond een bepaald thema. Verleden jaar kwamen tien topwetenschappers op het gebied van M&A naar de workshop. Daaruit komt veel onderzoek voort, leert de ervaring van USE. Twee keer per week wordt een seminar georganiseerd, één intern en één extern, waar gemiddeld tien tot vijftien deelnemers zijn. De samenstelling is wisselend en afhankelijk van het onderwerp. De commissie heeft vernomen dat de controle op de inbreng van de resultaten van onderzoek in de colleges door de wetenschappelijke staf zelf plaatsvindt in discussie binnen de leerstoelgroepen. In de gesprekken met studenten, docenten en opleidingscommissie heeft de commissie aandacht besteed aan de horizontale en verticale afstemming van de onderdelen van het programma, en in het bijzonder de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Deze ontwikkeling vindt vanaf het eerste jaar plaats in de vakken Economie en maatschappij en Institutionele economie en in het vak Econometrie in het tweede jaar. Alle studenten volgen de cursus Economie & maatschappij, waarin één actueel maatschappelijk centraal thema wordt geanalyseerd, vanuit de gezichtshoeken: economie en instituties (juridisch, sociologisch, ruimtelijk en historisch). De afgelopen jaren zijn achtereenvolgens de thema’s van dit vak geweest: problematiek rond Schiphol, de NS, en Europese integratie. In de cursus Economie & maatschappij maken studenten bovendien voor het eerst systematisch kennis met onderzoeksvaardigheden. Deze vaardigheden worden in het verplichte curriculum verder uitgediept in de cursussen Institutionele economie en Econometrie. In het eerste vak komt vooral bronnenonderzoek en analyse aan de orde, terwijl in het tweede vak voor het eerst toegepast econometrisch onderzoek wordt gedaan in groepen. Studenten dienen een aftekening onderzoeksvaardigheden te halen in deze vakken. Verdere oefening van onderzoeksvaardigheden vindt plaats in een aantal economische keuzevakken (in studiejaar 2005-2006: zeven vakken). In deze vakken, bijvoorbeeld Personeelseconomie en Monetaire economie, is het onderzoek nadrukkelijk gekoppeld aan de eigen onderzoekservaring en -interesses van de betreffende docenten. Ten slotte sluit elke student de bachelor af met het Onderzoekskeuzevak, waarin in duo’s een zelfstandig onderzoek moet worden gedaan, inclusief schriftelijke en mondelinge rapportage. Tijdens het gesprek met de bachelorstudenten kwamen deze elementen herkenbaar aan de orde. De commissie heeft voorafgaande aan het visitatiebezoek conform het QANU-kader een 46
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
selectie (namelijk twaalf ) van de bachelorscripties bestudeerd, alsmede de bijbehorende beoordelingsformulieren. De commissie constateert dat de scripties inhoudelijk kwalitatief in orde zijn en op een juist niveau becijferd. Ook dienen de studenten de resultaten individueel te presenteren. Wel was de commissie bezorgd over het free-rider probleem bij afstudeeronderzoek in duo’s. USE heeft voor deze opzet van het Onderzoekskeuzevak gekozen omdat de studenten in een strak schema werken; daarbij is het kunnen werken in teams niet alleen een belangrijke vaardigheid, maar ook een eindterm. De individuele inzet van studenten wordt gecontroleerd door intensieve begeleiding. Elk duo krijgt (inhoudelijke) begeleiding van twee docenten, in het algemeen één economiedocent en één docent van de grote minor. Het studentduo heeft minimaal vier centraal geregelde overlegmomenten met de inhoudelijke begeleiders, waarin per moment specifieke (deel-)resultaten gepresenteerd en besproken moeten worden. Hoewel het project een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het duo is, kunnen begeleiders desgewenst differentiëren in beoordeling. Daarnaast zijn er vier zogenaamde ‘supervisie’-bijeenkomsten waarin circa zeven duo’s bij elkaar komen om hun onderlinge werk te presenteren en bespreken onder leiding van een docent-supervisor (in het algemeen een andere docent dan de inhoudelijke begeleider). De supervisor bepaalt 30% van het eindcijfer op basis van de inbreng van de student in de supervisiegroep. Ook hier kan differentiatie tussen duo-leden plaatsvinden. Wat betreft de eisen die vanuit de beroepspraktijk worden gesteld aan een bacheloropleiding Economie stelde de commissie vast dat de opleiding pas in september 2002 is gestart. Er bestaat bijgevolg nog weinig ervaring met afgestudeerden met een bachelordiploma op de arbeidsmarkt. Bovendien heeft de commissie vernomen dat 80-90% van de afgestudeerden na de bacheloropleiding doorgaat naar een masteropleiding. De commissie stelde vast dat USE en de studievereniging ECU’92 talrijke activiteiten op het gebied van voorlichting over de mogelijkheden in de beroepspraktijk ontplooien; voorbeelden hiervan zijn mentoraat, studieadvies, bedrijvendagen, bedrijfsbezoeken, stagecoördinatie, gastsprekers en persoonlijke contacten van wetenschappelijke staf. De studenten kunnen in de bachelor een stage doen als majorgebonden keuzevak (voor 7,5 ECTS-studiepunten) of gecombineerd met het Onderzoekskeuzevak. Masteropleidingen: De commissie heeft tijdens het visitatiebezoek met studenten en docenten van de masterprogramma’s en het bestuur van de Graduate School gesproken over de interactie tussen het onderwijs en het onderzoek. De commissie heeft geconstateerd dat het onderwijs in de masterprogramma’s vrijwel uitsluitend gegeven wordt door gepromoveerde docenten/onderzoekers. In het gesprek met de docenten heeft de commissie kunnen vaststellen dat de koppeling tussen onderwijs en onderzoek in elke master is gewaarborgd doordat veruit de meeste docenten mede doceren over hun eigen onderzoeksterrein. Het feit dat zowel in het onderzoek als in het masteronderwijs van USE de IHR-dimensies en de koppeling tussen algemene en bedrijfseconomie centraal staan, maakt dat het (eigen) onderzoek en het aangeboden onderwijs natuurlijk in elkaar overlopen. De koppeling tussen onderwijs en onderzoek zorgt er ook voor dat studenten in hun masteropleiding in aanraking komen en kennis nemen van de meest recente wetenschappelijke inzichten. In alle masterprogramma’s verrichten de studenten zelf onderzoek. Het is de bedoeling van USE dat de eindscriptie op een niveau ligt waarbij in principe een potentiële publicatie in een vak- of wetenschappelijk tijdschrift de maatstaf voor de nagestreefde kwaliteit is. Niet alleen tijdens de scriptie maar ook bij sommige masterspecifieke vakken, alsmede de door alle masterstudenten te volgen cursus Quantitative Methods, wordt door studenten eigen onderzoek uitgevoerd. QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
47
De commissie heeft tijdens het bezoek onder meer alle in de masteropleidingen gebruikte handboeken en readers ingezien. Daaruit bleek het gebruik van de primaire wetenschappelijke bronnen (oorspronkelijk voor het wetenschappelijk forum van collega-onderzoekers verricht onderzoek) in het onderwijs. Ook heeft de commissie voorbeelden van tentamens en modelantwoorden ingezien. Tevens heeft zij voorafgaande aan het bezoek in totaal 31 recente masterscripties (examendatum 31 augustus 2006) van de vijf masteropleidingen beoordeeld. Naar het oordeel van de commissie is de kwaliteit van de masterscripties goed op orde en is een enkele scriptie inderdaad publicabel. De commissie concludeert dan ook dat de programma’s aansluiten bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke disciplines. Tevens concludeert de commissie dat de programma’s de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek waarborgen. De voeding met de praktijk wordt gewaarborgd door gastlezingen en door studenten aan te zetten de geleerde inzichten toe te passen (op vakniveau dan wel in het onderzoekskeuzevak/de scriptie) op concrete beleids- en organisatievraagstukken. Naar de mening van de commissie dient meer aandacht besteed te worden aan de oriëntatie op de arbeidsmarkt en de beroepspraktijk. Op individueel niveau bestaan er wel relaties van docenten en bedrijven, maar de relatie is nog niet geïnstitutionaliseerd in de vorm van bijvoorbeeld een adviesraad of arbeidsmarktonderzoek. Wel heeft de commissie kennisgenomen van de recent gehouden enquête onder de pas afgestudeerde masters, waarvan de resultaten nog niet beschikbaar waren tijdens het bezoek. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving Bachelorprogramma: De zelfstudie stelt: Het eerste jaar van het bachelorprogramma is breed. De cursussen hebben een verwijzend en oriënterend karakter richting de institutionele, historische en ruimtelijke dimensies van economische problemen en op de samenwerking tussen bedrijfs- en algemene economie. De studenten maken kennis met de Utrechtse invulling van de bacheloropleiding Economie en worden hiermee voorbereid op de keuze voor het al dan niet volgen van een grote minor.
48
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
De bachelorstudenten beginnen met de cursussen waar ze leren denken en handelen als econoom en kennismaken met de institutionele, historische en ruimtelijke dimensies van economische problemen. Ze krijgen methoden en technieken, maken zich economische concepten eigen en leren om theorieën te bestuderen en vraagstukken op te lossen. Na de basiscursussen en ondersteunende cursussen kunnen de studenten in de keuzeruimte van hun major een traject volgen. Dit traject is een combinatie van inhoudelijk samenhangende vakken. Gemiddeld kiest 75% van de bachelorstudenten er voor om een traject te volgen. Van de afgestudeerden in 2005 heeft 29% zelfs meer dan één traject in het studieprogramma gevolgd. De studenten kunnen ook kiezen voor een eigen invulling van de keuzeruimte binnen hun major met majorgebonden keuzevakken. De profileringsruimte kan de student op diverse manieren invullen. Ongeveer 75% van de studenten kiest ervoor om een grote minor te volgen. Dit zijn speciaal ontwikkelde, samenhangende pakketten, die inhoudelijk aansluiten bij de economiemajor. De keuze van driekwart van de studenten voor trajecten en minoren in plaats van een eigen invulling van het programma laat volgens USE zien dat de studenten gebruik willen maken van de voorgestructureerde keuzes. In de bijlagen van de zelfstudie worden de inhoud van cursussen en de eindtermen naast elkaar gelegd. Uit de analyses komt volgens USE naar voren dat studenten, ook als zij geen grote minor in het programma hebben, aan het eind van hun bachelordiploma voldoen aan de eindtermen. Masteropleidingen: De zelfstudie geeft een overzicht hoe alle masteropleidingen qua niveau en vaardigheden afgeleid zijn van de zes eindtermen zoals vermeld onder Facet 1. In schema’s wordt een overzicht gegeven hoe in concreto de eindtermen over de vakken van de vijf masteropleidingen zijn verdeeld. In het als bijlage bij de zelfstudie gevoegde document ‘Verantwoording masterprogramma’s USE; relatie eindtermen en vormgeving programma’s’ wordt deze informatie aangevuld door per vak meer inhoudelijke informatie te verschaffen en tevens wordt daar per vak gespecificeerd hoe en waar welke eindtermen worden getoetst. De toetsing in de master is ten opzichte van de bacheloropleiding zwaarder met betrekking tot de hoeveelheid en het niveau van de leerstof, de complexiteit van de opdrachten, en de toetsingscriteria. Oordeel Bacheloropleiding: De commissie heeft de bijlagen van de zelfstudie, ‘Verantwoording bachelorprogramma USE; Eindtermen bachelor Economie en verplicht programma en trajecten (concept)’ en ‘Eindtermen Bachelor Economie, grote minors’ bestudeerd en concludeert dat USE in de documenten onderbouwt dat de opleiding de studenten met en zonder grote minor in staat stelt de eindtermen (op startniveau) te behalen. De geformuleerde leerdoelen bij de vakken en de toetsing dekken de eindtermen voldoende af. USE stelt dat het vakkenaanbod en de vakinhoud jaarlijks worden goedgekeurd door het BUS en het USE-bestuur. De koppeling tussen leerdoelen en eindtermen zijn recent gecontroleerd. Het BUS is van plan om dit regelmatig te doen. QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
49
Het niveau van de opdrachten, de hoeveelheid leerstof, de toetsen met de beoordelingscriteria en de didactiek bepalen mede of de studenten het academische bachelorniveau zullen behalen. Uiteindelijk bepaalt het academische werkniveau van elke afgestudeerde bachelor in de praktijk of USE de studenten in staat stelt het in de eindtermen beschreven niveau te verwerven. Dit type evaluatieonderzoek is nog niet voorhanden gezien de zeer recente start van het bachelorprogramma. De eindterm beleid is verankerd in de vakspecifieke competenties en wordt daarmee benaderd vanuit de economische inhoud en niet vanuit het vaardighedenonderwijs. Hierdoor is de controle of de eindterm wordt behaald bemoeilijkt volgens USE. In diverse cursussen komt de eindterm beleid wel aan de orde, bijvoorbeeld in Monetaire econome, Arbeidseconomie, Economie van de publieke sector en Institutionele veranderingen in arbeidsverhoudingen. Samenvattend, concludeert de commissie dat: • • •
het bachelorprogramma een adequate concretisering is van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen; de eindkwalificaties adequaat zijn vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het bachelorprogramma; de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid biedt om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Masteropleidingen: Ter voorbereiding van de visitatie heeft de commissie het concept-document ‘Verantwoording masterprogramma’s USE; relatie eindtermen en vormgeving programma’s’, samengesteld door het Bureau Opleidingen Economie van USE, bestudeerd met het daarin vervatte overzicht van vakken per master met leerdoelen, toetsing en relatie met eindtermen. De commissie concludeert dat USE de relatie tussen doelstellingen en de inhoud van de opleiding op papier goed heeft onderbouwd: • • •
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) de masterprogramma’s. De inhoud van elke masteropleiding biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
De commissie heeft met name in het gesprek met de docenten van de masteropleidingen expliciet gesproken over het Facet F5: Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma. De discussie spitste zich toe over de nadruk in de programma’s op economie of op economie en de tweede discipline. Daarbij heeft de commissie geconstateerd dat elke masteropleiding anders is ingericht, hoewel dit niet uit de naamgeving blijkt. De commissie heeft van de studenten vernomen dat de nadruk wat hen betreft bij economie ligt. Wat betreft de masteropleiding Economics and Geography concludeert de commissie dat de opleiding een echte interfacultaire benadering heeft: ruimtelijke economie en economische geografie. De commissie merkt op dat het een uniek masterprogramma betreft met een goede relatie tussen het onderwijs en het onderzoek van individuele docenten. In het voorafgaande 50
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
bachelorprogramma worden de basiswetenschappen goed behandeld; in de master vindt een goede integratie plaats in de vakken. Wat betreft de masteropleiding Economics and History merkt de commissie op dat er veel ruimte voor vakspecifieke keuzevakken wordt aangeboden in het programma. Het is de commissie duidelijk dat het moeilijk is – gegeven het geringe aantal studenten (verleden jaar drie, dit jaar twee) – meer vakken aan te bieden. Het programma betreft een degelijke training op het gebied van bedrijfseconomie met interesse voor geschiedenis. De vakken worden samen met andere opleidingen gegeven met uitzondering van Advanced Business History. De commissie vraagt zich af of een verdere toespitsing op het vak mogelijk is. In de praktijk wordt in overleg een op maat toegesneden keuzepakket samengesteld Wat betreft de masteropleiding Economics and Law heeft de commissie van USE vernomen dat de eindtermen voor deze master internationaal zijn bediscussieerd. De focus van USE is op de economische discipline. Het gaat om het economisch perspectief op wat plaatsvindt op het snijvlak van economie en recht; bijvoorbeeld het mededingingsrecht; welke rechtsregels zijn er, hoe juristen daarover beslissen en hoe economen daarover denken. Het gaat niet om economie én recht. Wat betreft de masteropleiding Economics and Social Science voert USE aan dat het belangrijk is dat studenten met twee vakgebieden overweg kunnen (economische en sociaalwetenschappelijke vakken), theoretisch onderzoek kunnen doen en toepassen op concrete problemen. Het programma is als zodanig opgebouwd omdat er qua onderzoek een lange traditie bestaat van samenwerking met de sociale wetenschappen, met name sociologie en demografie. De keuze voor de verzorgingsstaat is gemaakt omdat dit aansluit bij het onderzoeksprofiel van de wetenschappelijke staf. Onderzoek vindt plaats op het gebied van de welvaartstaat, verzorgingsstaat, burgers en overheid. De commissie is van mening dat het arbeidsintensieve onderwijsprogramma goed aansluit bij het onderzoek en daarom te geven is. De focus ligt nu bij sociologie, demografie en organisatiewetenschap. Maar de commissie heeft er met genoegen kennis van genomen dat in de toekomst meer aandacht zal worden besteed aan andere aspecten van de sociale wetenschappen, bijvoorbeeld de psychologie. Wat betreft de masteropleiding International Economics and Business wil de commissie opmerken dat deze opleiding afwijkt van het multidisciplinaire Utrechtse onderwijsprogramma waarin twee disciplines worden behandeld. Wel werd in de toelichting tijdens de visitatie duidelijk dat het de bedoeling is dat algemene economie en bedrijfseconomie in samenhang worden aangeboden. De commissie concludeert dat beide tracks een meso-niveaubenadering hebben; track A meer strategie en micro-economisch en track B ook meer strategie, geografische economie en internationale economie. In de naamgeving van de opleiding komt business voor, waarbij de commissie heeft geconstateerd dat onvoldoende invulling is gegeven in het onderwijsprogramma om deze naam te dragen. De commissie merkt op dat het programma nader dient te worden ingevuld. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
51
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving Bachelorprogramma: De zelfstudie geeft een uitgebreide toelichting op de samenhang van de programma’s. De Universiteit Utrecht kent een indeling van de cursussen in niveaus: niveau 1 is inleidend, niveau 2 is verdiepend en niveau 3 is gevorderd. Het bachelorprogramma Economie volgt deze indeling: •
•
• •
•
•
52
Het programma start met vier verplichte cursussen op niveau 1 in het eerste semester van jaar 1. Die vier cursussen zijn nadrukkelijk oriënterend en verwijzend naar het vervolg van het programma: het betreft één inleidend vak in de algemene economie, één inleidend vak in de bedrijfseconomie, één methodenvak Wiskunde & statistiek en één profileringsvak (Economie & maatschappij). In dit laatste vak wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de speciale niche van de Utrechtse economieopleiding en worden studenten geïntroduceerd in de institutionele, historische en ruimtelijke dimensies van economische problemen. Dit bereidt hen tevens voor op de keuze van één van de grote minoren aan het eind van het eerste semester. Hierna volgen een aantal verdiepende verplichte cursussen op niveau 2 (tot halverwege jaar 2), waarin de kernvakken van de algemene economie, micro-economie en macroeconomie, voortbouwen op de inleidende cursus Inleiding algemene economie. Hetzelfde geldt voor de bedrijfseconomische kernvakken Vraagstukken van organisatie en strategie en Ondernemingsfinanciering die voortbouwen op Inleiding bedrijfseconomie. Daarnaast is er opnieuw een methodenvak (Econometrie) verplicht en een profileringsvak (Institutionele economie) dat de eigenheid van de Utrechtse economieopleiding benadrukt. Studenten zonder grote minor volgen daarnaast ter verbreding verplicht de toepassingsvakken Internationale economie en Economie van de publieke sector. Ten slotte dienen studenten nog minimaal 15 ECTS-studiepunten op gevorderd niveau aan economische majorgebonden keuzevakken te volgen, waarvan minimaal één op de vier kerngebieden van de economie (micro-economie, macro-economie, financiering en organisatie). Bovendien moeten er cursussen met een totaal van minimaal 45 ECTS-studiepunten op niveau 3 zijn gevolgd. Het programma wordt afgesloten met het onderzoekskeuzevak, waarin studenten kennis en vaardigheden op gevorderd niveau aantonen via een eigen onderzoek, inclusief mondelinge en schriftelijke presentatie. Ook de verschillende academische vaardigheden komen in dit onderzoek samen. De grote minors kennen een zelfde opbouw. In jaar 1 start elke grote minor met twee inleidende cursussen op het tweede vakgebied, waarbij in één van de twee aandacht wordt besteed aan de eigen methodologie van de tweede discipline. In jaar 2 volgen twee verdiepende en in jaar 3 twee gevorderde vakken. Het laatste vak in jaar 3 is een zogenaamd snijvlakvak waarin economie en de tweede discipline bij elkaar komen in de analyse van problemen op het snijvlak van beide. Ook het Onderzoekskeuzevak kent die snijvlakdimensie via de keuze van onderwerpen en de duo-begeleiding door één economiedocent en één docent van de tweede discipline. Het vaardighedenonderwijs kent ook een opgaande lijn op niveaus. De aftekening van de vaardigheden vindt plaats na de cursussen op niveau 2. Het Onderzoekskeuzevak (niveau 3) is een proeve van bekwaamheid op gevorderd niveau voor alle academische vaardigheden die de student heeft opgedaan.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
In de derdejaarsenquête geeft 74,5% van de studenten aan dat ze tevreden zijn met de inhoudelijke samenhang van het programma. In de curriculumevaluatie geven de studenten verder het volgende aan: • • •
Tweederde vindt de opbouw van het verplichte programma logisch (en 12% is neutraal). Tweederde van de studenten vindt dat er een goede onderlinge verbinding is binnen hun gevolgde traject. Tweederde is het met de stelling eens dat de vakken binnen de grote minoren een goede onderlinge samenhang vertonen.
Naast kennis over economie verwerven de studenten academische vaardigheden. De opleiding Economie onderscheidt hierbij drie categorieën. Ten eerste is het belangrijk dat studenten een academische attitude ontwikkelen en uiteindelijk een academisch denk- en werkniveau hebben. Dat wil zeggen dat ze leren om kritisch en onafhankelijk nieuwe problemen te bestuderen, dwarsverbanden te leggen en kritische vragen te stellen. Verder moeten ze problemen gestructureerd kunnen aanpakken en tot een oplossing kunnen brengen. Ook kennismaken met de eerste beginselen van wetenschappelijk onderzoek en hiermee oefenen hoort hierbij. Een tweede belangrijke groep vaardigheden betreft effectief communiceren (mondeling en schriftelijk, in het Nederlands en/of Engels) en effectief samenwerken in teams. In de latere beroepspraktijk is het van cruciaal belang dat studenten niet alleen in staat zijn economische problemen en modellen te begrijpen, maar bovendien de resultaten van hun werk kunnen overbrengen aan belanghebbenden. In complexe werkomgevingen is het vermogen tot samenwerking vanzelfsprekend onmisbaar. Ten slotte mag van een academicus verwacht worden dat hij/zij in nieuwe of veranderende omstandigheden zelf sturing kan geven aan zijn activiteiten, leert om te leren, en leert van ervaringen, fouten en successen. Aan deze laatste vaardigheid wordt veel aandacht besteed in het mentoraat. Het overige vaardighedenonderwijs is geïntegreerd binnen de economievakken vanuit de onderwijskundige visie dat vaardigheden het best contextgebonden kunnen worden getraind en aangeleerd. Daarom wordt er in de economievakken aandacht besteed aan academische vaardigheden, in de vorm van instructie, oefenmogelijkheden, feedback en uiteindelijk beoordeling. Deze leerlijnen zijn vakoverstijgend. Masterprogramma’s: De zelfstudie licht toe dat aan alle vijf masterprogramma’s dezelfde basisstructuur ten grondslag ligt. In periode 1 volgen alle masterstudenten gezamenlijk de cursus Quantitative Methods (7,5 ECTS-studiepunten). Deze cursus bouwt expliciet voort op de bachelorcursus Econometrie en is aan het begin van elk masterprogramma geplaatst, omdat passief en zeker ook actief gebruik van kwantitatieve onderzoeksmethoden wezenlijk is om de beoogde koppeling tussen onderwijs en onderzoek te realiseren. Daarnaast volgen de studenten in periode 1 een masterspecifieke cursus (7,5 ECTS-studiepunten) die als richtsnoer voor het programma kan worden gezien. Met de aldus opgedane methoden- en vakspecifieke kennis worden, al dan niet in tracks, vervolgens in periode 2 en periode 3 (verplichte) vakken gevolgd (4 x 7,5 ECTS-studiepunten) die een verdere verdieping van de kennis op het terrein van het masterprogramma inhouden. In periode 4 wordt ten slotte in de scriptie (15 ECTS-studiepunten) tegen de achtergrond van de in de gevolgde vakken opgedane kennis door de student zelfstandig onderzoek uitgevoerd. Alle aangeboden masterprogramma’s zijn in de eerste plaats economiemasters. Dit geldt ook voor de vier multidisciplinaire masters. In deze programma’s is er weliswaar een inbreng vanuit een tweede discipline, maar het uitgangspunt is de economische discipline. De bedoelde masterprogramma’s leiden zeker niet op voor een mastergraad in de Geografie, RechtsgeleerdQANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
53
heid, Geschiedenis dan wel de Sociale wetenschappen. Een soortgelijke opmerking past bij het monodisciplinaire programma International Economics and Business. Dit is geen master in business studies maar een economiemaster waarbij de nagestreefde integratie tussen algemene economie en de bedrijfseconomie een onderscheidend element vormt. Oordeel De commissie is van oordeel dat het bachelorprogramma horizontaal en verticaal samenhangend is opgebouwd. De major Economie, de majorgebonden keuzevakken, de minors en de trajecten brengen verdere samenhang in de vele keuzemogelijkheden die voor de studenten beschikbaar zijn. Het kwaliteitszorgsysteem zorgt verder voor aanpassingen in het programma bij gebleken knelpunten. De resultaten van de enquête onder derdejaarsstudenten toont aan dat 75% tevreden is met de samenhang van het programma. In de gesprekken met studenten uit het bachelorprogramma en uit de Opleidingscommissie bachelor heeft de commissie naar specifieke klachten en knelpunten gevraagd. De samenhang bleek geen probleem. Zie verder Facet 7. Wat de masteropleidingen betreft is de commissie van oordeel dat de samenhang van de programma’s degelijk is aangegeven. De masteropleiding Economics en History laat veel keuze aan studenten, maar door het geringe aantal studenten wordt in de praktijk een samenhang op maat gemaakt. Wat de masteropleiding International Economics and Business betreft heeft de commissie onder Facet F5 al eerder opgemerkt dat de naam van de opleiding de lading niet geheel dekt op het terrein business. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving Bachelorprogramma: Uit de vakevaluaties blijkt volgens de zelfstudie dat de studenten gemiddeld 27 uur per week aan hun opleiding besteden. Uit de derdejaarsenquête komt ook naar voren dat de meeste studenten minder dan de voorgeschreven veertig uur per week aan hun studie besteden. In de derdejaarsenquête is een vraag opgenomen of de studenten tevreden zijn met hun tijdsbesteding aan de studie. De uitkomst op deze vraag is: 66% is tevreden, 27,7% zou liever meer tijd aan de studie besteden en 6,4% liever minder. Uit de curriculumevaluatie blijkt dat 56% van de studenten het verplichte deel van het programma niet te moeilijk vindt, 54% is dezelfde mening toegedaan wat betreft de trajecten en bij de minoren bedraagt deze verhouding zelfs 84%. Voor veel studenten zijn Wiskunde & statistiek en Inleiding algemene economie en in mindere mate ook Macro- en Micro-economie struikelvakken in het programma. Voor de cursus Wiskunde & statistiek wordt het lagere rendement voor een deel toegeschreven aan het verschil 54
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
tussen het vwo-vak Wiskunde en de voorkennis wiskunde die benodigd is om economische vakken te volgen. Hoewel de formele vwo-eindtermen en het startpunt van het onderwijs op wo-niveau goed aansluiten, blijkt er in de praktijk volgens USE toch in toenemende mate een kloof te bestaan tussen de twee. Deels heeft dit te maken met het ontbreken van praktische rekenvaardigheden, deels met het feit dat in het wo werkvormen worden gebruikt – zoals het zelfstandig diepgaand lezen en bestuderen van grote stukken tekst – die in het huidige vwo minder aandacht krijgen. De aansluiting met het vwo-vak Wiskunde is echter een landelijk probleem en staat op dit moment ook politiek ter discussie, waarbij vooral gekeken wordt naar aanpassingen van het kennisniveau (in opwaartse richting) in het vwo. De docenten van Wiskunde & statistiek besteden veel aandacht aan verbeteringen en veranderingen van de cursus. Voor het jaar 2006-2007 worden voor het eerst extra bijspijkerpractica gegeven in de eerste periode voor studenten die bij binnenkomst in de opleiding onvoldoende scoren op een zelftest wiskunde. De studenten vinden dat de eerste periode van jaar 1 relatief zwaar is. Wiskunde & statistiek en Inleiding algemene economie zijn twee zware vakken die dezelfde werkvormen hebben. De combinatie van deze twee vakken in de eerste periode van het eerste jaar blijkt in de praktijk niet echt optimaal. Zeker ook omdat studenten in die periode moeten wennen aan een nieuwe onderwijsomgeving, vaak voor het eerst op kamers gaan en actief lid worden van een studentenvereniging. Studenten die de cursussen van periode 1 met een onvoldoende afsluiten, hebben in de praktijk daarna veel moeite met Macro- en Micro-economie. Om de studeerbaarheid te vergroten werden of worden door USE drie maatregelen genomen: 1. Voor het studiejaar 2006-2007 worden de contacturen van de verplichte vakken van jaar 1 en jaar 2 verhoogd. 2. Er wordt gewerkt aan een andere opbouw van het eerste semester, met eventueel consequenties voor het totale verplichte programma. Door een andere invulling worden de ‘zwaardere’ vakken beter gespreid. Het vernieuwde programma moet in het studiejaar 2007-2008 van start gaan. 3. Er is een ‘honoursprogramma’ voor de goede studenten gestart (zie vervolg). Aan de studeerbaarheid van het programma dragen onder meer bij: • • • • •
•
de uitgebreide studieloopbaanbegeleiding; het ‘timeslot’-model waardoor de roostering van alle cursussen van de UU op standaardtijdstippen op elkaar is afgestemd; de standaardomvang van 7,5 ECTS-studiepunten voor alle cursussen van de UU; de uitgebreide studiebegeleiding en voorlichting tijdens keuzemomenten; de koppeling van herkansingsmogelijkheden aan inspanningsverplichtingen; wie zich voldoende inspant voor een cursus en aan een aantal voorwaarden voldoet, heeft recht op een herkansing bij onvoldoende. Daarbij kan een eindcijfer 5 met een beperkte aanvullende toets of opdracht omgezet worden in een 6, terwijl een eindcijfer onder de 5 leidt tot een volledige herkansing. Wie niet aan de inspanningsverplichtingen voldoet heeft bij een onvoldoende geen recht op herkansing in het lopende jaar. Deze mix van positieve en negatieve prikkels is bedoeld om de studeerbaarheid te verhogen; bij vertraging in het begin van de bacheloropleiding bestaat er voor de studenten de mogelijkheid om in latere jaren drie vakken per periode te volgen.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
55
Honoursprogramma Voor goede bachelorstudenten die meer willen dan het reguliere studieprogramma is vanaf het studiejaar 2005-2006 een honoursprogramma Economie gestart. De studenten kunnen het honourstraject volgen naast het driejarige bachelorprogramma en krijgen daarvoor een honourscertificaat. Gemiddeld besteedt de student tien uur per week aan het honoursprogramma. Het programma bestaat uit: 1. 2. 3. 4. 5.
een voortraject waarin twee actuele maatschappelijke problemen worden uitgediept; Methoden en technieken; Wetenschapsfilosofie en Economie; een project, waar de student wordt gekoppeld aan een docent/onderzoeker; individueel onderzoekskeuzevak, met eventueel een onderzoeksstage.
Masterprogramma’s: Over de studeerbaarheid en studielast is nog weinig informatie beschikbaar omdat de masteropleidingen pas in september 2005 van start gingen. Er werden achttien mastercursussen gegeven in semester 1. De helft van de cursussen heeft een slagingspercentage van de deelnemers aan de toetsen van 100%, mede omdat werkstukken pas worden geaccepteerd bij een voldoende. In de slagingspercentages zijn de herkansingen voor periode 2 nog niet meegenomen. Het laagste slagingspercentage van 63,6% is voor de cursus International Economics and Geography. Het slagingspercentage voor de cursussen ligt hoog. De masterstudenten in 2005-2006 zijn echter de goede bachelorstudenten die in drie jaar hun bachelordiploma hebben behaald. Ook de kleinschaligheid en de individuele begeleiding hebben bijgedragen tot een dergelijk hoog vakrendement. Aan de studeerbaarheid van het programma dragen onder meer bij: • • • •
het timeslotmodel, waardoor de roostering van alle cursussen van de UU op standaardtijdstippen op elkaar is afgestemd; de standaardomvang van 7,5 ECTS-studiepunten voor alle cursussen van de UU; beperkte herkansingsmogelijkheden per cursus; inhoudelijke programmering.
Voor studieloopbaanbegeleiding kunnen de studenten terecht bij de studieadviseur en voor hun andere vragen is er voor iedere master een coördinator. De mastercoördinator is degene waar de student in eerste instantie naar toe gaat bij de keuze van een scriptieonderwerp en het zoeken van een begeleider. De betreffende docent/onderzoeker begeleidt de student tijdens het proces, adviseert en beoordeelt (samen met nog een docent/onderzoeker die als tweede begeleider fungeert) de scriptie. Oordeel De commissie is van oordeel dat de studeerbaarheid van het bachelorprogramma goed is met uitzondering van het eerste semester van het eerste jaar. De opleiding onderkent het probleem en past daarom het onderwijsprogramma aan, zodat de verdeling van de vakken (en de studielast) over de semesters meer evenwichtig is. De bachelorstudenten gaven in het gesprek tijdens de visitatie te kennen dat de studeerbaarheid van het onderwijsprogramma goed is met uitzondering van het vak Wiskunde & statistiek. Wel gaven de studenten aan dat het initiatief bij hen zelf ligt, hetgeen de commissie van een academische opleiding verwacht. Studievertraging 56
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
is derhalve volgens de commissie voor een groot deel te wijten aan de geringe inzet van veel studenten. De commissie is van mening dat de voorwaarden voor goede studeerbaarheid van de masteropleidingen aanwezig lijken. Concreet is nochtans weinig informatie beschikbaar, omdat de masters pas in september 2005 zijn gestart. Het slagingpercentage is hoog, hetgeen wijst op een goede studeerbaarheid tot dusver. USE heeft recent een enquête afgenomen bij de afgestudeerde masterstudenten. De resultaten van deze studie waren echter tijdens de visitatie nog niet bekend. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving Bacheloropleiding: De zelfstudie stelt: In het studiejaar 2000-2001 is de opleiding Domeingerichte economie gestart en vanaf 2002-2003 de bacheloropleiding. Onderstaande tabel toont de aantallen eerstejaarsstudenten Economie van de UU in de afgelopen zes jaren. De totale instroom in 2006-2007 is 223 studenten, waarvan 152 man en 71 vrouw (eigen cijfers, KUO-cijfers zijn nog niet beschikbaar). De gewenste instroom voor de bacheloropleiding Economie van USE voor de komende studiejaren is minimaal 250 eerstejaars. Tabel 3: Ingeschrevenen eerstejaarsstudenten Economie UU (KUO-cijfers) Studiejaar 2000/2001 2001/2002 2002/2003 2003/2004 2004/2005 2005/2006
totaal 201 182 222 156 186 221
man 134 120 151 118 128 163
vrouw 67 62 71 38 58 58
Marktaandeel USE 6,0% 5,4% 9,3% 6,2% 6,6% 8,2%
Ingangseisen Ingangseis voor de bachelor Economie is een vwo-diploma met het profiel Economie en Maatschappij of een vergelijkbaar buitenlands diploma. Voor vwo-scholieren met een ander profiel gelden aanvullende eisen: Economie 1, Wiskunde A1,2 of Wiskunde B1. In de Onderwijs- en examenregeling bacheloropleiding Economie staan de opleidingen die door de Universiteit Utrecht gelijkwaardig zijn verklaard aan een vwo-diploma. QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
57
Het bachelorprogramma Economie is toegankelijk met een propedeuse of einddiploma van een hogeschool die onder de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) valt. Bij de Nederlandse studenten wordt bij de inschrijving voor de opleiding door de centrale studentenadministratie gekeken of de student aan de ingangseisen voldoet. Deficiënties moeten voor aanvang van de opleiding worden weggewerkt. Voor een deficiëntie in de wiskunde is het mogelijk om bij het James Boswell Instituut van de Universiteit Utrecht een voorbereidende cursus te volgen en een toets af te leggen. Bij de internationale studenten wordt de vooropleiding getoetst door het Admissions Office van de UU. Voor de internationale studenten geldt dat ze naast een diploma gelijkwaardig aan het vwo-niveau, het Engels moeten beheersen. Het Admissions Office checkt het dossier op volledigheid en geeft een advies over de toelaatbaarheid van de student. Zij geeft hierbij aan wat de (NUFFIC-) waardering van het diploma is. Daarna wordt er door de Toelatingscommissie van USE bij twijfel gekeken naar de deficiënties en besluit de Examencommissie of de student toelaatbaar is. Voorlichting Aankomende studenten kunnen zich op diverse manieren informeren over de bacheloropleiding Economie. Ze kunnen: • • • • •
de voorlichtingsdagen van de Universiteit Utrecht bezoeken waar USE zich door middel van een hoorcollege, een miniwerkgroep en informatiemarkt presenteert; een dag meelopen met een student; een individueel gesprek aanvragen bij de studieadviseur; kennismaken met USE op de Studiebeurs, het Studiekiezersfestival (late beslissersactiviteit van de UU) en tijdens schoolbezoeken in binnen- en buitenland; de brochures lezen en de website van USE bezoeken.
In de voorlichting wordt de nadruk gelegd op de multidisciplinariteit en het internationale karakter van de opleiding. Aansluiting De eerstejaarsstudenten starten met een introductieweek waarin ze kennismaken met de opleiding, hun medestudenten, de mentor, de docenten, de studievereniging en USE. Sommige werkvormen zoals probleemgestuurd onderwijs, casus, groepswerk en zelfstudie sluiten aan bij de huidige manier van werken in het Studiehuis. Andere werkvormen zoals het zelfstandig en grondig lezen van veel materiaal wordt niet veel geoefend in het Studiehuis. Hier hebben studenten in het begin van de bacheloropleiding moeite mee. In de curriculumevaluatie wordt door USE gevraagd naar de aansluiting van de bacheloropleiding met de vooropleiding: • • •
58
59% had geen moeite met de overgang naar de bacheloropleiding wat betreft economie, 9% is neutraal en 31% had het wel moeilijk. Wat betreft de aansluiting leerstijlen had 59% geen moeite, was 15% neutraal en had 26% wel met moeilijkheden te kampen. Bij de aansluiting tussen Wiskunde & statistiek en de vooropleiding geeft 57% van de studenten aan dat ze daar moeite mee hebben.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Bij de start van het studiejaar 2006-2007 is in de introductieweek een zelftest Wiskunde bij alle eerstejaars afgenomen. Wie een onvoldoende scoorde kreeg de eerste vier weken van de opleiding een bijspijkerprogramma. Masteropleidingen: De masteropleidingen zijn in september 2005 gestart. De instroom is vermeld in onderstaande tabel: Tabel 4: instroom Masterstudenten in studiejaar 2005-2006 en 2006-2007 (eigen cijfers) Master
Man
Economics and Geography Economics and History Economics and Law Economics and Social Sciences International Economics and Business Totaal aantal masterstudenten
Vrouw
7 3 15 7 29
3 0 6 2 11
60*
22
Totaal Man Vrouw Totaal 05/06 06/07 10 8 7 15 3 1 0 1 21 12 5 17 9 8 9 17 40 29 18 47 82
60
38*
96*
* 1 student staat voor twee masters ingeschreven
De ingangseisen zijn: • • • • •
Master Economics and Geography: bachelordiploma Economie met voldoende voorkennis op het vlak van de geografie of een bachelordiploma Geografie met voldoende voorkennis op het vlak van economie. Master Economics and History: bachelordiploma Economie met voldoende voorkennis op het vlak van de geschiedenis of een bachelordiploma Geschiedenis met voldoende voorkennis op het vlak van economie. Master Economics and Law: bachelordiploma Economie met voldoende voorkennis op het vlak van het recht of een bachelordiploma Rechtsgeleerdheid met voldoende voorkennis op het vlak van economie. Master Economics and Social Sciences: bachelordiploma Economie met voldoende voorkennis op het vlak van de sociale wetenschappen of een bachelordiploma Sociale Wetenschappen met voldoende voorkennis op het vlak van economie. Master International Economics and Business: bachelordiploma Economie waarvan Internationale economie deel heeft uitgemaakt.
Wanneer een desbetreffende minor deel uitmaakt van het bachelordiploma kan de student direct doorstromen naar de corresponderende master. USE heeft een overzicht gegeven van de vakken die deel moeten uitmaken van het bachelordiploma Economie indien dit niet het geval is. Dit overzicht is onderdeel van het schema ‘Directions for admissions to the USEmasters’. Voor studenten met een universitaire bachelorgraad anders dan Economie of tweede discipline is in hetzelfde schema een premasterprogramma vastgesteld voor de master International Economics and Business.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
59
Studenten met een economische hbo-vooropleiding of met een diploma dat daaraan gelijk gesteld is, worden niet toegelaten tot een masterprogramma. Vanaf het studiejaar 20062007 is er een premastertraject van 60 ECTS-studiepunten, dat zich in het bijzonder richt op hbo-studenten die het programma International Economics and Business willen volgen. De ervaring bij USE leert dat de belangstelling van deze groep studenten (vrijwel exclusief ) uitgaat naar deze master. Dit premastertraject bestaat geheel uit (economie)vakken uit de bacheloropleiding Economie van USE. De masterprogramma’s zijn Engelstalig en daarom moeten alle studenten aan de minimum ingangseisen qua taal voldoen. Studenten met een universitair bachelordiploma behaald in Nederland, voldoen qualitate qua aan de ingangseis. Studenten van buiten, die geen native speaker zijn, moeten een taaltest doen (IELTS, TOEFL of Cambridge EFL examinations). Bij de toelatingsprocedure voor de masters worden er drie categorieën studenten onderscheiden: 1. USE-studenten: De meeste studenten zijn direct toelaatbaar (doorstroommaster) door hun behaalde bachelordiploma. Moet de student nog maximaal 15 ECTS-studiepunten van het bachelorprogramma behalen, dan wordt de student in september voorwaardelijk toegelaten waarbij hij/zij de verplichting heeft voor februari alsnog de ontbrekende bachelorpunten te hebben behaald. 2. Studenten met een Nederlandse vooropleiding: Deze studenten dienen het toelatingsverzoek direct bij de opleiding in. Indien zij geen doorstroommaster hebben gevolgd, wordt hun programma getoetst door de toelatingscommissie. 3. Studenten met een buitenlandse vooropleiding: Deze studenten dienen de aanvraag in bij het Admissions Office van de UU. Het Admissions Office checkt het dossier op volledigheid en geeft een advies over de toelaatbaarheid van de student. Zij geeft hierbij aan wat de (NUFFIC-) waardering van het diploma is De toelatingscommissie voor de masterprogramma’s van USE bespreekt bij twijfel of de betreffende student kan worden toegelaten. De bespreekgevallen hebben betrekking op de categorieën 2 en 3. De toelatingscommissie bestaat uit de directeur Graduate Studies, de mastercoördinatoren en de studieadviseur en komt in de aanloop naar het nieuwe studiejaar vier tot vijf keer bijeen in de periode januari tot september. Voorlichting Voor de bachelorstudenten van USE wordt medio december een aparte voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd over de masteropleidingen. Geïnteresseerde studenten van buiten USE kunnen de mastervoorlichtingsbijeenkomsten in februari van de Universiteit Utrecht bijwonen. Daar presenteren de USE-masters zich op een eigen locatie door middel van informatiesessies en een informatiemarkt. USE is ook vertegenwoordigd op onderwijsbeurzen voor aankomende masterstudenten in binnen- en buitenland. Aankomende studenten kunnen naast deze bijeenkomsten ook een gesprek aanvragen met de studieadviseur. Al het voorlichtingsmateriaal, zoals de vijf brochures voor de masteropleidingen en de informatie op de website, is Engelstalig. Daarnaast is, ten einde een zo goed mogelijk beeld te geven 60
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
van de inhoud van de vakken, cursusmateriaal van de vakken uit periode 1 voor belangstellenden in te zien op de webpagina’s van de USE-masterprogramma’s. Tot slot is er, evenals dat voor de bacheloropleiding het geval is, een film gemaakt die geïnteresseerde studenten informatie verschaft over de Utrechtse masterprogramma’s Economie. Sommige buitenlandse studenten die International Economics and Business volgen, geven aan dat ze naar aanleiding van de voorlichting meer Business in het programma hadden verwacht. Ten einde op dit punt misverstanden te voorkomen, is de voorlichting door USE aangepast. Aansluiting De masterstudenten krijgen een introductie waarin ze kennismaken met de opleiding, hun medestudenten, de coördinator van hun masterprogramma, de docenten, de studievereniging en USE. Evaluatiegegevens over de aansluiting tussen vooropleiding en de masters zullen pas bekend zijn nadat de eerste masterstudenten zijn afgestudeerd. Oordeel Bacheloropleiding: De commissie is van mening dat geschikte toelatingsvereisten bestaan voor alle groepen instromende studenten en dat wordt nagegaan of zij aan de toelatingsvereisten voldoen door de centrale studentenadministratie voor Nederlandse studenten en door het Admissions Office voor internationale studenten. De commissie is van oordeel dat het programma qua vorm en inhoud aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten, behalve bij het vak wiskunde. Dit is echter een landelijk probleem. De commissie constateert dat USE via bijspijkercursussen de nodige inspanning verricht om de studenten op niveau te brengen. Ook in de voorlichting wordt een adequaat en realistisch beeld gegeven van de opleiding na het afstuderen. De studenten hebben gericht voor het brede programma van de bacheloropleiding Economie van USE gekozen. Tijdens het gesprek met de bachelorstudenten bleek dat loopbaanperspectieven geen grote rol spelen bij de studenten. Masteropleidingen: De commissie is van oordeel dat USE een zorgvuldige aansluiting nastreeft en waar nodig een zorgvuldige selectie van de inkomende bachelorstudenten bewerkstelligt. De ‘Education and examination regulations for the Master’s degree programmes in Economics 2005-2006’ geven in detail de vereisten voor toelating. De formele regelingen zijn duidelijk, de toelatingsvereisten zijn op het juiste niveau, en de voorlichting is toereikend en realistisch. Wel wil de commissie de volgende opmerkingen maken. Uit het gesprek met de masterstudenten kwam het vak Quantitative Methods, dat verplicht is voor alle masters, als een moeilijk vak naar voren. Dit geldt met name voor internationale studenten. USE heeft daarop een voorbereidende cursus ontwikkeld die in de vorm van een Summer School wordt aangeboden. De commissie heeft kennisgenomen van het schema ‘Directions for admissions to the USE-masters’ en de ontwikkelde premastertrajecten met name voor hbo-afgestudeerden voor het collegejaar 2006-2007. De commissie stelt vast dat hiermee nog weinig ervaring bestaat in de praktijk.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
61
Verder is de aanpassing in de voorlichting over de masteropleiding IEB in lijn met het gevoel van de commissie. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de bacheloropleiding Economie omvat 180 ECTS en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Economics and Geography omvat 60 ECTS en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Economics and History omvat 60 ECTS en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Economics and Law omvat 60 ECTS en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Economics and Social Sciences omvat 60 ECTS en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding International Economics and Business omvat 60 ECTS en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende.
62
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving Bachelorprogramma: Het bachelorprogramma Economie sluit aan bij het Utrechtse onderwijsmodel: •
• • • •
Academische vorming en brede oriëntatie: De academische vorming in de economie komt niet alleen door de inhoud van de vakken aan bod, maar ook door het aanleren van academische vaardigheden. Het programma biedt de studenten de mogelijkheid om zich te oriënteren op de economie en op wetenschappelijke disciplines die van betekenis zijn voor de profilering van de multidisciplinaire economie. Vraaggestuurd: De studenten hebben de mogelijkheid om hun bachelorprogramma naar eigen keuze in te vullen. Major en profileringsruimte: De student kan naast de major een minor kiezen of andere keuzevakken gebruiken bij de invulling van hun profileringsruimte. Activerend en kleinschalig onderwijs: In de bacheloropleiding Economie staat activerend onderwijs centraal. Er is een grote differentiatie in werkvormen. De studenten krijgen hoofdzakelijk te maken met werkgroepen, projectgroepen, practica en individuele begeleiding. De kleinschaligheid is terug te vinden in de werk- en projectgroepen, maar ook in de grootte van de mentorgroepen (gemiddeld acht studenten). Wederzijds commitment: inspanningsverplichtingen en studiebegeleiding: Wanneer een student zich inschrijft voor een cursus, wordt verwacht dat de student ook daadwerkelijk deelneemt aan de onderwijsactiviteiten. De student volgt de colleges en andere bijeenkomsten, bereidt de stof voor en stelt zich actief op tijdens de bijeenkomsten. In de vakomschrijvingen in de studiegids staat bij iedere cursus vermeld wat de inspanningsverplichtingen zijn. Naast inzet van de student committeert de opleiding zich door de studenten te begeleiden bij de kennismaking met de studie, in de keuzeprocessen en reflectie op de studieresultaten. Daarnaast biedt USE activerend en kleinschalig onderwijs, zijn er meerdere toetsmomenten binnen een cursus en krijgt de student feedback op de opdrachten en toetsen.
Een veelgebruikte werkvorm in het bachelorprogramma is projectonderwijs in groepen, zoals blijkt uit de onderstaande tabel Studielast. Studenten werken met elkaar samen aan een case of voeren een project uit en presenteren hun resultaten bijvoorbeeld door middel van een referaat. Volgens de bachelor-masterrichtlijnen van de Universiteit Utrecht moeten er twaalf tot zestien contacturen per week zijn. Hier voldoet de bachelor Economie aan.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
63
Tabel 5: Studielast (indien de student veertig uur per week aan de studie besteed) Jaar 1 2 3
Hoorcolleges
Werkcolleges
135 162 108
180 144 144
PGO*
Onderzoekskeuzevak
216 288 216
0 0 360
Zelfstudie
Totaal
1149 1086 852
1680 1680 1680
* PGO= Projectonderwijs in groepen
Masteropleidingen: De masterprogramma’s Economie sluiten tevens aan bij het Utrechtse onderwijsmodel: •
Specialisatie in de richting van het wetenschappelijk onderzoek: De inhoud van de mastervakken gaat dieper dan in de bachelor in op het vakgebied en er wordt gebruikgemaakt van de primaire wetenschappelijke bronnen. Er wordt veel geoefend in het schrijven en presenteren van papers en het zelf uitvoeren van onderzoek. Ook wordt studenten gevraagd review-essays en recensies te schrijven.
•
Expertisegestuurd: Het onderwijs in de masters is gericht op specialisatie in de economie en daarnaast voor de multidisciplinaire masters, op het snijvlak van de economie met andere disciplines. Voor de master International Economics and Business is de link in het onderwijs tussen economie en bedrijfseconomie een onderscheidend kenmerk. Er is in vier van de vijf masterprogramma’s geen ruimte voor vrije keuzevakken. In de master Economics and History is er wel ruimte voor optionele keuzevakken en de master Economics and Geography biedt de mogelijkheid tot keuze tussen ‘normale’ scriptie (15 ECTS-studiepunten) en een ‘verzwaarde’ scriptie (22,5 ECTS-studiepunten). In dat laatste geval volgen studenten het vak Location of Multinational Firms niet. Samenhangende pakketten cursorisch onderwijs. Mix van disciplinariteit en interdisciplinariteit:
• •
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de werkvormen in de masteropleidingen. Tabel 6: Studielast masters Jaar 1
Hoorcolleges Werkcolleges PGO Scriptie 144 144 234
Zelfstudie Totaal 360 798 1680
Oordeel Bacheloropleiding: De commissie stelde vast dat er in de zelfstudie een expliciet didactisch concept ontbrak. Tijdens de discussie heeft de commissie ervan kennisgenomen dat het bachelorprogramma (en ook de masterprogramma’s) voortkomt uit het concept van active learning. Dit didactisch concept sluit aan bij de doelstellingen van het programma, de inrichting van het leerproces en de keuze van de werkvormen. Wel merkt de commissie op dat er een spanning lijkt te bestaan tussen het principe van activerend en kleinschalig onderwijs en het grote aantal uren zelfstudie. Het blijft noodzakelijk dat het programma ook bij groei steeds wordt getoetst aan het basis concept van active learning zowel qua inhoud als qua vaardigheden.
64
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Tijdens de gesprekken is de commissie met name ingegaan op de kwaliteitsborging van de bachelorscriptie, die in duo’s wordt geschreven. Al eerder heeft de commissie opgemerkt (zie F4), dat zij individuele scripties prefereert. De commissie heeft zich laten overtuigen dat de procedure van begeleiding en beoordeling waarborgt dat het freerider-probleem voorkomen kan worden. De commissie wil opmerken dat de controle op de procedures (inclusief het separaat beoordelen door twee medewerkers aan de hand van de expliciete criteria op het beoordelingsformulier) strak bewaakt dient te worden, met het oog op de verwachte groei in de aantallen studenten. In het gesprek met de bachelorstudenten heeft de commissie vernomen dat er weinig ruimte in het studieprogramma is voor stage. Volgens de geïnterviewde studenten leidt een stage vaak tot een half jaar studievertraging en dan ‘kan men net zo goed gaan werken’. Masteropleidingen: De commissie merkt ook hier op dat een expliciet didactisch concept in de zelfstudie ontbreekt, maar dat uit de discussies gebleken is dat de masteropleidingen zijn gestart vanuit het concept active learning. Dit concept is naar de mening van de commissie terug te vinden in de mix van werkvormen: de grootste studielast bij zelfstudie, scriptie en projectgroep (PGO), en minder hoor- en werkcolleges. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving Bachelorprogramma: De zelfstudie stelt: Toetsing vindt plaats in de cursussen afzonderlijk. Daar ligt de waarborg voor het realiseren van de leerdoelen. Er moeten minimaal één en maximaal drie toetsmomenten zijn per cursus, bij voorkeur heeft een cursus twee toetsmomenten. Studenten worden per cursus vooraf over de gehanteerde toetsvorm(en) geïnformeerd in de studiegids en de studiewijzer. Daarnaast worden door USE de volgende eisen aan de inhoud en vorm van de toetsen gesteld (uit het Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Economie): • • • •
De vragen en opgaven van het examen of het examenonderdeel zijn zo evenwichtig mogelijk verspreid over de tentamenstof. Het examen of het examenonderdeel representeert de onderwijsdoelen naar inhoud en vorm. De vragen en opgaven van het examen of examenonderdeel zijn duidelijk. Uit de vraagstelling blijkt hoe gedetailleerd het antwoord moet zijn.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
65
De cursussen kennen op enkele uitzonderingen na meerdere toetsvormen. Meestal betreft het een combinatie van een schriftelijk tentamen en opdrachten of papers. Daar waar de doelstelling van de cursus dit vereist, zijn de toetsvormen uitgebreid met mondelinge presentaties, case studies, individuele- of groepsopdrachten. Het Onderzoekskeuzevak (dat de plaats inneemt van de bachelorscriptie en uitmondt in een onderzoeksverslag en presentatie van de resultaten) wordt begeleid door docenten uit één of twee disciplines en wordt beoordeeld door drie docenten. De studenten weten van tevoren welke de beoordelingscriteria zijn. In de derdejaarsenquête geven de studenten aan dat 72% tevreden is over de aansluiting van de toetsen op de inhoud terwijl 21,3% noch tevreden noch ontevreden is. Over de mix van toetsvormen zijn de studenten iets minder positief: 53,2% is tevreden en 31,9% is noch tevreden, noch ontevreden. Uit de uitslag van de curriculumevaluatie blijkt ook dat de studenten tevreden zijn: 75% geeft aan dat de toetsen goed aansluiten bij het onderwijs en 85% is van mening dat de toetsen goed verband houden met het onderwijsmateriaal. Wat betreft de vraagstelling binnen de toetsen geeft 50% aan dat dat goed is, eenderde is neutraal en 12% vindt de vraagstelling niet goed. 80% vindt de omvang van de toetsen goed. De uitslag van een tentamen dient volgens de Onderwijs- en Examenregeling (OER) binnen tien werkdagen na het tentamen aan de student bekend gemaakt te worden. Indien tien werkdagen niet wordt gehaald, dan wijst de onderwijsdirecteur de cursuscoördinator op het overschrijden van de termijn. De studenten krijgen de mogelijkheid hun opdrachten en tentamens na het bekend worden van de uitslag in te zien en te bespreken. Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen tijdens de cursus heeft voldaan, maar een onvoldoende heeft behaald, kan een aanvullende of vervangende toets worden afgelegd. Een aanvullende toets wordt toegekend als de student het cijfer 5 heeft behaald. Een vervangende toets wordt toegekend als de student lager dan het cijfer 5 scoorde. Studenten die niet slagen in een bepaald vak, kunnen de cursus opnieuw volgen in een volgend studiejaar. Voor tien (optioneel) verplichte vakken is er vanaf studiejaar 2006-2007 herhalingsonderwijs in de vorm van hoorcolleges. Voor Wiskunde & statistiek en Inleiding algemene economie zijn er duplo werkgroepen. Voor de andere (keuze)vakken sluit de studenten aan bij het reguliere onderwijs. Alle deelresultaten van een niet behaald onderdeel vervallen aan het eind van het collegejaar, conform de richtlijnen van de Universiteit Utrecht voor de bacheloropleidingen. Wanneer de inhoud van de tussentijdse opdrachten ongewijzigd is, heeft de student wel de mogelijkheid om eerder gemaakte en voldoende beoordeelde opdrachten opnieuw in te leveren. Een bijzondere vermelding volgens de zelfstudie verdient de cursusoverstijgende beoordeling van het portfolio. In het portfolio verzamelen de bachelorstudenten onder meer de beoordelingen van vaardighedenaspecten. In het jaar dat de bachelor werd ingevoerd (september 2002) werd de werking van het portfolio-concept gehinderd door gebreken in de elektronische omgeving. Dit werd evenwel snel opgelost. Door de herziening van het vaardighedencurriculum werd het portfolio vanaf 20032004 eveneens van karakter veranderd en is het vooral een (begeleidings)instrument geworden voor de mentor om de vaardigheid ‘doelgericht de eigen ontwikkeling sturen’ te kunnen 66
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
beoordelen. Hiertoe dient de student nog steeds voldoende informatie op te nemen in het portfolio. Hoewel de ingangeis voor het onderzoekskeuzevak er voor zorgt dat alle studenten tegen het eind van de studie het portfolio op orde brengen, blijft het een zwakte in het systeem dat te veel studenten er onvoldoende aandacht aan besteden. Dit schaadt het gebruik van het portfolio als ‘ontwikkelingsinstrument’. Studenten die wel vanaf het begin actief het portfolio gebruiken, profiteren nochtans het meest van dit aspect. De taken van de examencommissie zijn: • • • • • • • • •
het bewaken van de kwaliteit van tentamens en andere toetsvormen; het vaststellen van regels met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens tentamens; het geven van richtlijnen en aanwijzingen met betrekking tot de beoordeling en de vaststelling van de uitslag van examens/tentamens; de organisatie van examens, het vaststellen van judicia voor examens en het vaststellen van examendata; de goedkeuring van de samenstelling van minors en keuzepakketten; waar nodig de goedkeuring van keuzevakken; het verlenen van vrijstellingen; het verlengen van de geldigheidsduur van judicia voor tentamens dan wel het vaststellen van aanvullende of vervangende eisen, nadat de geldigheidsduur is verstreken; het beslissen over uitzonderingen op de algemeen geldende regels.
Masteropleidingen: Toetsing vindt plaats in de cursussen afzonderlijk en daar situeert zich ook de waarborg voor het realiseren van de leerdoelen. Studenten worden per cursus vooraf over de gehanteerde toetsvorm(en) geïnformeerd in de studiegids en de studiewijzer. Daarnaast worden door USE de volgende eisen aan de inhoud en vorm van de toetsen gesteld (uit het Opleidingsstatuut Master Economie): • • • •
De vragen en opgaven van het examen of het examenonderdeel zijn zo evenwichtig mogelijk verspreid over de tentamenstof. Het examen of het examenonderdeel representeert de onderwijsdoelen naar inhoud en vorm. De vragen en opgaven van het examen of examenonderdeel zijn duidelijk. Uit de vraagstelling blijkt hoe gedetailleerd het antwoord moet zijn.
De cursussen kennen meerdere toetsvormen. Meestal betreft het een combinatie van een schriftelijk tentamen (meestal 50% van het eindcijfer) en opdrachten of een paper. Daar waar de doelstelling van de cursus dit vereist, zijn de toetsvormen uitgebreid met mondelinge presentaties, case studies, individuele of groepsopdrachten. Indien een student onvoldoende scoort voor een cursus, dan mag men eenmalig individueel een herkansing doen over de gehele studiestof van de cursus. De organisatie rondom de herkansing staat per cursus uitgelegd in de studiewijzer. Ook voor de masteropleidingen moet er door de examencommissie nog gewerkt worden aan een toetsingsbeleid.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
67
Oordeel Bacheloropleiding: Tijdens de visitatie heeft de visitatiecommissie gesproken met onder anderen de leden van de examencommissie. De examencommissie is zowel voor de bachelor- als de masteropleidingen verantwoordelijk. Ten tijde van de visitatie heeft de commissie vernomen dat de examencommissie een systematisch onderzoek naar het beoordelen gaat opzetten: onder andere de bandbreedte van (deel)cijfers en de afstemming van de beoordelingsmaatstaven. Het toetsingsbeleid zal daarna aan de orde komen. De commissie concludeert dat de toetsing per vak plaatsvindt, dat er normen zijn ten aanzien van de inhoud, dat de vorm per vak verschilt en dat er aansluiting is bij de leerdoelen en inhoud van de vakonderdelen. De commissie constateert dat er transparantie en consensus is over de toetsnormen, aangezien deze in de studiegids worden vermeld. Een analyse van de implementatie van de normen bij het beoordelen wordt zoals vermeld door de examencommissie verder onderzocht. De commissie is van oordeel dat de tentamenregelingen adequaat zijn, zoals herkansingsmogelijkheden, nakijktermijnen, compensatie, mogelijkheid tot inzien en nabespreking. Verder functioneert de examencommissie naar behoren. De commissie heeft onder Facet 4 reeds opmerkingen gemaakt ten aanzien van de procedure en begeleiding van het afsluitende onderzoekskeuzevak in duo’s. De commissie heeft geconstateerd dat er standaard beoordelingsformulieren worden gebruikt. Wel vraagt de commissie aandacht voor het daadwerkelijk invullen van de beoordelingsformulieren bij elk onderzoeksverslag door de betreffende beoordelaars. Masteropleidingen: De studenten verrichten zelfstandig onderzoek (in principe uitmondend in een individuele scriptie met de potentie van een publicatie in een vaktijdschrift). De commissie heeft geconstateerd dat de procedure van begeleiding en beoordeling van de afstudeerscriptie zodanig is opgezet dat de kwaliteit van de scripties kan worden gewaarborgd. Ook hier vraagt de commissie aandacht voor het daadwerkelijk invullen van de beoordelingsformulieren bij elke scriptie door de betreffende beoordelaars. Voor het overige verwijst de commissie voor haar opmerkingen naar hetgeen bij de bacheloropleiding hierboven is vermeld. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende.
68
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Oordeel over het onderwerp “Programma” Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp “Programma”. Voor de bacheloropleiding Economie luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics and Geography luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics and History luidt het voldoende voor de masteropleiding Economics and Law luidt het voldoende, voor de masteropleiding Economics and Social Sciences luidt het voldoende en voor de masteropleiding International Economics and Business luidt het voldoende.
1.2.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht: Het onderwijs in de bachelor en in de masters wordt voor een overgroot deel verzorgd door wetenschappelijk personeel dat ook een onderzoekstaak heeft. USE vindt het belangrijk dat er een stevige band bestaat tussen onderwijs en onderzoek in de persoon van docenten. De verbinding met onderzoek moet garanderen dat in de opleiding voldoende recente kennis en inzichten in de onderwijsprogramma’s zijn opgenomen. Tabel 7: Wetenschappelijk personeel USE per 1 december 2005 Categorie HL UHD UD Promovendi Docenten Studentassistenten Overig WP Totaal
M Aantal Fte’s 7 6 14 7 8 6
6,4 5,7 13,8 7,0 6,3 1,4
2 50
0,4 41
Aantal 3 2 9 6 4 5
V
Fte’s 1,40 1,80 8,90 5,80 3,02 1,20
1 0,80 30 22,92
Aantal 10 8 23 13 12 11
Fte’s 7,80 7,50 22,70 12,80 9,32 2,60
3 1,20 80 63,92
Totaal % interna- % geprotionaal moveerden 20,0% 100% 12,5% 100% 34,8% 96% 38,5% n.v.t. 0% 0% 0% 0% 0% 20%
33% 67,5%
In deze tabel zijn de bijzonder hoogleraren niet opgenomen. Alle hoogleraren en universitair hoofddocenten (UHD’s) en bijna alle universitair docenten (UD’s) zijn gepromoveerd en hebben een gecombineerde onderzoeks- en onderwijstaak. Verder zijn er twaalf leden van het wetenschappelijke personeel die alleen een onderwijstaak hebben (in tabel 7 aangeduid als ‘docenten’). Dit is inclusief de junior docenten. Zowel in het bachelor- als in het masteronderwijs participeren hoogleraren. Er is een goede mix van junior en senior docenten. QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
69
De standaard verhouding onderwijs en onderzoek is voor de hoogleraren, universitair hoofddocenten en universitair docenten 50% onderwijs, 40% onderzoek en 10% bestuur en beheer. Voor de docenten zijn de verhoudingen 90% onderwijs en 10% bestuur en beheer. Promovendi besteden 10% van hun werktijd aan het geven van onderwijs. Zij zijn betrokken bij het werkgroeponderwijs en/of begeleiding van papers en projecten in de bachelor. Dit is meestal voor de vakken van de leerstoel waaraan zij zelf voor hun onderzoek verbonden zijn. Promovendi in hun derde of vierde jaar van hun onderzoek werken incidenteel mee in het masteronderwijs. Het wetenschappelijk onderzoek van USE is ondergebracht in het Tjalling C. Koopmansinstituut en zal waarschijnlijk voor het eerst worden gevisiteerd en beoordeeld in het najaar van 2006, volgens het Standard Evaluation Protocol. Het visitatiebezoek vindt plaats van 21 tot en met 23 februari 2007. In het studiejaar 2006-2007 start de onderzoeksmaster Multidisciplinary Economics. Deze is recent op advies van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen door de Nederlandse-Vlaamse Accreditatieorganisatie goedgekeurd. De zelfstudie bevat een lijst met wetenschappelijk personeel. Daarin staat per persoon aangegeven bij welke leerstoel men behoort. Kennis van het werkveld van economen is er door de contacten met de stage-instellingen, door de contacten met afgestudeerde doctoraalstudenten en door de contacten die de docenten hebben. Diverse docenten vervullen elders bestuurs- of adviserende functies. Voorbeelden hiervan zijn: kroonlid van de SER, commissaris Triodosbank, bestuurslid Expertisecentrum Leeftijd, lid Centrale plancommissie CPB, lid van de Raad van Advies Deloitte & Touche FAS en lid Commissariaat voor de Media. Oordeel De commissie constateert dat het merendeel van de docenten is gepromoveerd. Uit de gesprekken tijdens de visitatie bleek dat het merendeel van de docenten onderzoeker is in projecten van erkende kwaliteit. Uit de gesprekken met het bestuur van USE bleek, dat USE onlangs begonnen is om vanuit de individuele interesses van de wetenschappelijke staf te gaan bouwen aan een min of meer overkoepelend onderzoeksprogramma. Ook werd vastgesteld dat wetenschappelijke rolmodellen in de bachelor- en de masteropleidingen aanwezig zijn. De wetenschappelijke staf heeft verbinding met de professionele praktijken waarvoor wordt opgeleid. Diverse docenten vervullen elders immers bestuurs- of adviserende functies. Na lezing van het zelfevaluatierapport kwam de commissie tot de conclusie, dat weinig aandacht wordt geschonken aan de voorbereiding op de beroepspraktijk. Tijdens het bezoek werd duidelijk dat er in de opleiding toch wel voldoende aandacht wordt besteed aan de praktische voorbeelden, en dat door beschikbaarheid van stages, contacten van docenten, door studieadviseur en stagecoördinator en door activiteiten van ECU’92 veel op dit terrein wordt gedaan. Aandacht voor dit aspect blijft nodig. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende.
70
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving In de zelfstudie heeft USE aangegeven hoeveel personeel zij inzet ten behoeve van de bacheloren masteropleidingen in totaal. Tabel 8: Onderwijsinzet wetenschappelijk personeel per 1 december 2005 Categorie HL UHD UD Promovendi Docenten Totaal
M V Totaal Aantal Fte’s Aantal Fte’s Aantal Fte’s 7 3,2 3 0,7 10 3,9 6 2,9 2 0,9 8 3,8 14 6,9 9 4,5 23 11,4 7 0,7 6 0,6 13 1,3 8 5,7 4 2,7 12 8,4 42 19,4 24 9,4 66 28,8
Hierin is niet opgenomen de onderwijsinzet van de docenten van de minors en de studiebegeleiding en onderwijscoördinatie. Tabel 9: Docent-studentratio Jaar 2003-2004 2004-2005
Aantal fte onderwijs 21,4 24,5
Aantal Aantal ingeschreven diploma’s studenten 905 919
Aantal studenten per fte-onderwijs
123 136
Aantal afgestudeerden per fte onderwijs
43 38
5,8 5,5
De docent-studentratio in het studiejaar 2003-2004 bedroeg 0,023 fte onderwijstijd per student en in 2004-2005 0,026 fte onderwijstijd per student. Hierin is de onderwijscoördinatie niet opgenomen. Daarbij zijn de studenten van de doctoraalopleidingen oude stijl meegeteld. Het onderwijs volgden deze studenten voor het grootste deel bij andere faculteiten. Daarmee verbetert de ratio tot 0,032 in 2003-2004 (680 studenten) en tot 0,030 in 2004-2005 (814 studenten). Het onderwijsprogramma is volgens USE realiseerbaar met deze docent-studentratio. Oordeel De commissie constateert dat de ratio aantal studenten per fte-onderwijs verbetert, exclusief de onderwijsinzet van de minordocenten, en derhalve acceptabel is. Ook heeft zij in de gesprekken met de bachelorstudenten en masterstudenten vernomen dat het wetenschappelijke personeel goed toegankelijk is. De commissie concludeert derhalve dat voor de opleidingen in totaal voldoende stafleden beschikbaar zijn. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
71
Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving Didactische kwalificaties en professionalisering USE onderschrijft het beleid van de Universiteit Utrecht op het gebied van onderwijskwaliteit en besteedt op een aantal manieren voortdurend aandacht aan de didactische kwaliteiten van docenten. Het behalen van de basiskwalificatie onderwijs (BKO) is dan ook een uitdrukkelijke voorwaarde voor de benoeming tot Universitair Docent. Een BKO-traject duurt maximaal twee jaar. Het accent van de BKO ligt op het principe van ‘begeleid leren tijdens het werk’. De beginnend (junior)docent wordt van meet af aan actief in het onderwijs ingezet in combinatie met te volgen (didactische) cursussen en reflectie van de docent op zijn of haar portfolio. De Senior Kwalificatie Onderwijs (SKO) is een tweede ijkpunt in het proces van permanente professionalisering van het docentschap en is als zodanig een vervolg op de Basiskwalificatie Onderwijs (het eerste ijkpunt). De kwalificatie ‘senior’ wordt op aanvraag toegekend als een docent blijkt te beschikken over bekwaamheden die betrekking hebben op vakoverstijgende aspecten als het curriculum of een studiefase. Ook leiding geven aan de uitvoering van het onderwijs behoort tot het bereik van de senior kwalificatie. Het Center of Excellence in University Teaching (CEUT) is een samenwerkingsverband van het IVLOS en de directie Onderwijs en Onderzoek om de professionalisering van veelbelovende docenten te bevorderen. Docenten en docent/onderzoekers die ten minste de basiskwalificatie onderwijs hebben verworven kunnen gebruikmaken van het professionaliseringsaanbod van het IVLOS. Er zijn bijvoorbeeld cursussen op het gebied van cursusontwikkeling, onderzoeksbegeleiding en ICT in het onderwijs. Ook zijn er leergangen zoals de opleiding Onderwijskundig leiderschap. Eén van de docenten heeft deze leergang gevolgd en heeft daarna het initiatief genomen voor het ‘Broodje onderwijs’, waar staf en medewerkers diverse onderwerpen met elkaar bespreken. Dit studiejaar zijn daarbij de volgende drie onderwerpen aan de orde gekomen: plagiaat, culturele verschillen internationale studenten en activerend onderwijs. Sinds het collegejaar 2004-2005 biedt USE een Engelstalige bacheloropleiding Economie en sinds het collegejaar 2005-2006 vijf Engelstalige masters aan. Een consequentie hiervan is dat al het hoorcollege-onderwijs in het Engels moet worden onderwezen. De huidige staf is daaropvolgend getoetst op Engelse taalvaardigheid bij het James Boswell Instituut en voldeed grotendeels aan de normen. Docenten die niet voldeden werd een aanvullende cursus aangeboden. Binnenkomende docenten worden op een bepaald moment op Engelse taalvaardigheid getoetst. Personeelsbeleid Het streven is dat alle personeelsleden eenmaal per jaar een Resultaat- en Ontwikkelingsgeprek (R&O-gesprek) krijgen met de leidinggevende. Dit is een gesprek waarin leidinggevende en werknemer de door de werknemer behaalde en voor het volgende jaar geplande resultaten bespreken en de leidinggevende feedback geeft op deze resultaten. Eén van de bespreekpunten is de kwaliteit van het verzorgde onderwijs. Voorts wordt in het R&O-gesprek aandacht 72
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
geschonken aan de ontwikkelingsperspectieven van een medewerker. In het R&O-gesprek maken leidinggevende en werknemer in ieder geval afspraken over taakstellingen en ontwikkeling van de werknemer. Deze afspraken vormen het werkprogramma van de werknemer voor de komende periode. Voor de beoordeling van het onderzoek is RAAS (Research Assesment and Appraisal System) ingevoerd. Op basis van een evaluatie van publicatiegegevens worden afspraken, op het gebied van onderzoek, tussen leidinggevende en de onderzoeker gemaakt. Deze zijn er op gericht dat een onderzoeker jaarlijks voldoende onderzoeksresultaten boekt om de onderzoekstijd te behouden. Oordeel Op basis van de bovenvermelde inhoud van de zelfstudie en de gesprekken tijdens de visitatie is de commissie tot de conclusie gekomen dat het personeel gekwalificeerd is voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Daarbij wil de commissie opmerken dat de masteropleiding International Economics and Business op dit moment kan worden ingevuld vanuit de wetenschappelijke staf van USE. De leerstoelen Finance and Financial Markets en Organisation zijn aanwezig. Bij een bredere bedrijfseconomische invulling zou dat echter niet kunnen. De commissie is van mening dat met het systeem van BKO en SKO voldaan wordt aan het streven naar de onderwijskundige realisatie van het programma, naast het gehanteerde systeem van interne kwaliteitszorg. Ook oordeelt de commissie dat het bestuur, de wetenschappelijke staf en het ondersteunende personeel een grote inzet heeft getoond bij de opbouw van de bachelor- en masterprogramma’s. Dit werd gekenmerkt door korte lijnen naar studenten en flexibiliteit in het oplossen van problemen zonder de formele kaders te kiezen. Tijdens de gesprekken met bachelor- en masterstudenten heeft de commissie vernomen dat USE openstaat voor opmerkingen en kritiek en dat de staf goed bereikbaar is. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp “Inzet van personeel” Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp “Inzet van personeel”. Voor de bacheloropleiding Economie luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics and Geography luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics and History luidt het voldoende, voor de masteropleiding Economics and Law luidt het voldoende, voor de masteropleiding Economics and Social Sciences luidt het voldoende en voor de masteropleiding International Economics and Business luidt het voldoende.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
73
1.2.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht van de voorzieningen: Onderwijsruimten Voor de werkcolleges is er een eigen gebouw beschikbaar, gebouw U op het terrein van het University College. De zalen in gebouw U zijn: een hoorcollegezaal (vijftig personen), tien werkgroepzalen (25 personen) en vier projectruimten (acht personen). Ook zijn er vier computerzalen met ieder zestien computers. Voor de zalen van gebouw U zijn in 2004 onderwijsvoorzieningen aangeschaft. Gebouw U is alleen geopend tijdens kantoortijden. Studenten die in de avonduren gebruik willen maken van studeerplekken, kunnen daarvoor terecht in de Juridische Bibliotheek, de Universiteitsbibliotheek en de computerzalen in de binnenstad. USE heeft (nog) niet de beschikking over een eigen hoorcollegezaal. De studenten krijgen hoorcollege in verschillende zalen van de Universiteit Utrecht, in de binnenstad, op de Uithof en in het auditorium van het University College. De collegezalen bieden op zich voldoende zitplaatsen en zijn voorzien van de noodzakelijke technische voorzieningen zoals een beamer. De tentamens worden afgenomen in diverse zalen van de Universiteit Utrecht op de Uithof en in de binnenstad. Een enkele keer wordt uitgeweken naar een grote zaal in het Jaarbeurscomplex. In de derdejaarsenquête geeft 63,8% van de studenten aan tevreden te zijn met de onderwijsruimten. Over de tentamenruimten zijn de studenten minder te spreken: 34% is tevreden, 36,2% is ontevreden. Als reden geven ze op dat er een tekort aan tentamenzalen is en dat de tentamenzalen moeilijk bereikbaar en lawaaierig zijn. Vanaf studiejaar 2005-2006 zijn de tentamens van USE een week eerder ingeroosterd dan van andere opleidingen. De meeste tentamens kunnen daardoor ingeroosterd worden in het Educatorium op de Uithof. Daarmee zullen naar verwachting van USE de klachten over de tentamenzalen verminderen. In de curriculumevaluatie scoren de tentamenzalen hoger, 18% is ontevreden, 27% neutraal en 55% is tevreden. De werkcollegezalen scoren hoog, 86% van de studenten geeft aan dat ze deze zalen (heel) goed vinden. Computervoorzieningen en ICT Sinds de zomer van 2004 heeft de Universiteit Utrecht MyUU (www.MyUU.nl). Dit is een afgeschermde omgeving en de ingang tot de belangrijkste informatiesystemen van de Universiteit Utrecht. De portal biedt studenten en medewerkers waar ook ter wereld toegang tot faciliteiten als Solis-mail (e-mailaccount van de UU), Osiris (het studie-informatiesysteem), elektronische leeromgevingen, portfolio en de Universiteitsbibliotheek. Daarnaast biedt MyUU nieuws, links en zoekfuncties. WebCT is de elektronische leeromgeving van de Universiteit Utrecht waarin docenten online hun onderwijs kunnen ondersteunen. Een elektronische leeromgeving is een specifiek ontworpen digitaal platform voor zelfstandig leren op afstand, ongeacht tijd en plaats. De meeste docenten van USE gebruiken WebCT ter ondersteuning van het reguliere onderwijs. 74
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Over de elektronische leeromgeving zijn de studenten positief in de curriculumenquête, 90% van de studenten is tevreden. De USE-studenten kunnen gebruikmaken van computerzalen in gebouw U van het University College en computerzalen in de binnenstad, die worden gedeeld met rechten- en letterenstudenten. Op bepaalde tijden zijn er te weinig computers beschikbaar: op werkdagen tussen 11.00 en 15.00 uur en als er zalen nodig zijn voor computerpractica. Op andere momenten zijn er wel genoeg computers beschikbaar. 21,3% van de studenten is zeer tevreden met de computerzalen en 46,8% is tevreden (derdejaarsenquête). In de curriculumenquête vindt 33% van de studenten de computerzalen slecht en 11% zeer slecht. Er zijn klachten van studenten over het aantal beschikbare computers zoals overal. Dat heeft te maken met de ‘spitsuren’ waarop de meeste studenten achter een computer willen werken. Een andere klacht is dat WebCT vaak uitvalt of niet goed werkt. De UU gaat over op een andere elektronische leeromgeving en hopelijk zijn dan de technische storingen voorbij. In de periode december 2005 tot februari 2006 zijn door de UU, met succes, extra inspanningen gedaan om de toegankelijkheid en stabiliteit van WebCT te verbeteren. Portfolio De ontwikkeling van de vaardigheden en de studievoortgang wordt door de bachelorstudent vastgelegd in het elektronisch portfolio. Het portfolio is een instrument om studenten te laten reflecteren op hun studie en om hun niveau van academische vorming voor zichzelf, hun mentor, en te zijner tijd de examencommissie zichtbaar te maken. Het portfolio is een instrument met de volgende functies: •
• •
Monitorfunctie: De student kan in het portfolio op een overzichtelijke wijze vastleggen welke keuzes en plannen hij heeft gemaakt. Daartoe zijn in het portfolio overzichten opgenomen waaruit duidelijk wordt welke studieonderdelen de studenten hebben doorlopen en waar (en dat kan ook buiten de studie zijn) ze welke vaardigheden hebben verworven. Functie zelfsturing: Door het portfolio worden de vorderingen transparant gemaakt op het gebied van kennis en vaardigheden en de onderbouwing van gemaakte keuzes bij het samenstellen van het eigen studiepad. Reflectiefunctie: In het portfolio wordt gevraagd systematisch na te denken over de eigen ontwikkeling. Er is ruimte in het portfolio opgenomen waar de student aan kan geven hoe de ontwikkeling van de verschillende academische vaardigheden verloopt.
Aan het begin van de bachelor wordt een portfolio-instructie georganiseerd. Aan het eind van de bachelor doet de student het Onderzoekskeuzevak, waarvoor hij/zij alleen wordt toegelaten als het portfolio is goedgekeurd door de mentor. In de curriculumenquête wordt aan de studenten gevraagd of ze het portfolio een belangrijk hulpmiddel vinden om inzicht te krijgen in hun vaardigheden. De studenten zijn hier negatief over: 64% is het helemaal oneens en 18% is het oneens met de stelling. USE heeft daarom besloten om het portfolio alleen nog te gebruiken als zelfreflectie-instrument voor de student.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
75
Schriftelijk studiemateriaal De studiematerialen verschillen per cursus. Er wordt gewerkt met hand- en studieboeken, readers en/of artikelen. De artikelen krijgen de studenten uitgereikt of ze worden op WebCT geplaatst. Ieder cursusonderdeel maakt gebruik van een studiewijzer. Per vak schrijft de vakcoördinator (naast een vakbeschrijving voor in de studiegids) een studiewijzer. De studiewijzer geeft de studenten informatie over bijvoorbeeld de plaats van het vak in het curriculum, de werkvormen, de toetsing en toetscriteria en het weekschema. Indien van toepassing wordt een oefententamen met standaardantwoorden toegevoegd. De handboeken kunnen de studenten met korting kopen via de studievereniging ECU’92. De readers en studiewijzers zijn te verkrijgen bij de Onderwijswinkel. Vaak zijn de studiewijzers ook digitaal beschikbaar via WebCT. Bibliotheek De collectie van Economie is ondergebracht bij de Juridische Bibliotheek (JB) van de REBOfaculteit. De JB is gevestigd in de binnenstad. De collectie omvat boeken, tijdschriften, cd-roms, online databanken, working papers en een aantal CBS-publicaties. De JB heeft abonnementen op diverse internationale statistische publicaties. Door de medewerkers van de JB worden instructies en practica verzorgd voor de eerstejaarseconomiestudenten en voor de studenten van het Onderzoekskeuzevak. De economiestudenten kunnen ook terecht bij de Universiteitsbibliotheek Utrecht (UBU) op de Uithof. Hier zijn onder andere de gedrukte literatuurcollecties te vinden van de vakgebieden Geowetenschappen (waaronder Sociale en economische geografie) en Sociale wetenschappen (waaronder Sociale economie). De gedrukte collectie op het vakgebied van de Economie is in opbouw. De collectie is tot nu toe beperkt omdat Economie een relatief jonge opleiding is aan de UU. Naast de gedrukte collectie (te vinden in de Catalogus UBU) biedt de Universiteitsbibliotheek ook digitale informatiebronnen aan: full-text tijdschriften in licentie bij de Universiteitsbibliotheek en bibliografieën en naslagwerken. Voor USE zijn er 269 tijdschriften elektronisch beschikbaar in full-text. Daarvan zijn er 23 met moving walls en nog 23 tijdschriften op hardcopy beschikbaar. De studenten van USE evalueren de bibliotheekvoorzieningen positief in de derdejaarsmonitor, 21,3% geeft aan zeer tevreden te zijn en 66,13% tevreden. Oordeel De commissie heeft de faciliteiten in het centrum van Utrecht (waaronder de bibliotheek), op de Uithof en bij het University College bezocht. Tevens heeft zij de bachelor- en masterstudenten expliciet gevraagd naar knelpunten in de materiële voorzieningen. Er waren wat minder ernstige klachten over tentamenzalen. Verder bestaat ook bij de studenten van USE de klacht over de beschikbaarheid van computers tijdens piekuren. Ook heeft de commissie geconstateerd dat het gebruik van de portfolio als weinig behulpzaam wordt ervaren door de studenten en niet wordt gebruikt. De commissie concludeert samenvattend dat de huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn om de bachelor- en masteropleidingen te realiseren. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. 76
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving De zelfstudie geeft de volgende informatie: Studievoortgangsregistratie De studenten kunnen goed op de hoogte blijven van hun studievoortgang door gebruik te maken van Osiris. Dit is het onderwijsinformatie- en studievoortgangssysteem van de Universiteit Utrecht. Op Osiris Online kunnen de studenten zich opgeven voor onderwijs en toetsen, hun resultaten en rooster inzien, en hun adresgegevens wijzigen. Daarnaast krijgt iedere student begin oktober een schriftelijk overzicht van de studentenadministratie met de behaalde resultaten. In de derdejaarsenquête scoort Osiris goed: 20,6% van de economie studenten is zeer tevreden en 55,9% tevreden over deze voorziening. Algemene informatievoorziening aan studenten Het Studiepunt Economie vervult een eerstelijns opvang van studenten met vragen. Studenten kunnen hier terecht voor: • • •
vragen over de registratie van hun studievoortgang; zaken die te maken hebben met in- en uitschrijving voor onderwijs en tentamens; individuele afspraken met de studieadviseur en de medewerker Internationalisering.
Het Studiepunt is iedere werkdag geopend van 10.00 tot 14.00 uur. Maar studenten kunnen hun vragen ook telefonisch of per e-mail stellen. Het Studiepunt krijgt in de derdejaarsenquête net een voldoende: 6,4% is zeer tevreden en 48,9% is tevreden. Als reden waarom het Studiepunt niet hoger scoort, gaven de studenten in het verleden de beperkte openingstijden aan. De openingstijden zijn inmiddels door USE aangepast en uitgebreid. De buitenlandse studenten willen graag bij het Studiepunt terechtkunnen met vragen over hun visum en huisvesting. De medewerkers van het Studiepunt moeten ze echter voor deze specifieke informatie doorsturen naar het International Office van de REBO-faculteit. Op het Studiepunt online (www.economie.uu.nl/studiepunt) kan de student allerlei informatie vinden over de opleiding, de roosters, de voorzieningen, agenda en het laatste nieuws. De studenten krijgen tien keer per jaar een digitale USE-nieuwsbrief op hun studentenmailadres. Alle studenten hebben een ‘Solis account’, met daaraan gekoppeld een mailadres van de Universiteit Utrecht. De Solismail kunnen ze forwarden naar een eventuele andere account. De nieuwsbrief wordt in samenwerking met de studievereniging ECU’92 gemaakt. De studenten zijn in de derdejaarsenquête tevreden over de website van het Studiepunt: 64,7% is tevreden en is 8,8% zeer tevreden. Uit de curriculumevaluatie komt naar voren dat 59% van de studenten het Studiepunt online goed vindt, 12% zeer goed en 18% is neutraal. De Studentenservice van de Universiteit Utrecht informeert en adviseert over uiteenlopende zaken op het gebied van studeren en studentenleven. Van aanmelden tot afstuderen en alles QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
77
wat daar tussen ligt, zoals toelating en inschrijving, universitaire financiële regelingen, verzekeringen en huisvesting. De Studentenservice heeft een vestiging op de Uithof en in de binnenstad. Er is een uitgebreide website www.studentenservice.uu.nl, met onder andere ‘Qdesk’ met antwoorden op veel gestelde vragen, www.qdesk.uu.nl. Studieloopbaanbegeleiding Alle eerstejaarsbachelorstudenten starten met een introductieweek aan het begin van het academisch jaar. Doel van de introductie is de studenten welkom te heten en globaal een overzicht te bieden van de studie. Tijdens de introductie wordt niet alleen informatie gegeven over vorm en inhoud van het onderwijs, maar kunnen studenten en personeel ook intensief met elkaar kennis maken. Naast meer serieuze momenten (zoals informatie over de opbouw van het bachelorprogramma en keuzemogelijkheden, kennismaking met de mentoren en de ICT-training) is plaats voor meer op integratie en ontspanning gerichte activiteiten, zoals de sportdag en de barbecue. Hierdoor is ook een meer informele kennismaking met studenten en docenten mogelijk. De introductie wordt samen met ECU’92 georganiseerd. In de eerste week van het academisch studiejaar is er ook een driedaagse introductie voor de masterstudenten. Daarbij ligt de nadruk op kennismaken met elkaar, de docenten, de stad Utrecht en de opleiding. De studentenpopulatie van de masters is voor een deel internationaal. Studenten die vragen of problemen hebben tijdens de studie kunnen terecht bij de studieadviseur. De studenten kunnen hem mailen, een telefonisch gesprek met hem aanvragen, langskomen tijdens het inloopspreekuur en een afspraak maken voor een individueel gesprek. In 2005 heeft de studieadviseur ongeveer 350 gesprekken gevoerd met studenten Economie. De studieadviseur kan in voorkomende gevallen de studenten doorverwijzen naar de studentenvoorzieningen van de Universiteit Utrecht: studentendecanen, studentenpsychologen, studieloopbaanadviseur (voor onder andere de workshop Studiekeuze) en de studievaardigheidcursussen van het IVLOS (Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden). Naast de gesprekken met studenten Economie is met 96 ‘studiekiezers’ gesproken. Dit waren traditionele studiekiezers zoals middelbare scholieren en studenten met een hbo-propedeuse. Maar ook met (bijna) afgestudeerde hbo-ers en universitaire studenten (ook UU-ers) over de masteropleidingen. Tot slot is gesproken met UU-studenten die interesse hebben voor het volgen van losse vakken of de minor Economie bij USE. In het totaal betrof dit 33 gesprekken. Studievereniging ECU’92 ECU’92 is de studievereniging voor alle studenten die bij USE studeren. De vereniging telt ongeveer 1.100 leden en organiseert diverse activiteiten: van gala’s tot boekverkoop, maar ook van bedrijvendagen tot onderwijsdiscussiemiddagen (bezocht door studenten en docenten). Er wordt door USE veel samengewerkt met ECU’92, bijvoorbeeld tijdens de introductie. Bovendien is er regelmatig overleg met ECU’92 onder andere over de uitkomsten van de onderwijsdiscussiemiddagen. Studieloopbaanbegeleiding specifiek voor de bachelor Mentoraat Iedere eerstejaarsbachelorstudent krijgt bij USE een mentor toegewezen. De mentorgroep bestaat uit ongeveer acht studenten. Op één professionele begeleider na, zijn alle mentoren do78
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
cent en/of onderzoeker bij USE. De professionele begeleider is tevens de coördinator van het mentoraat. Het mentoraat heeft drie doelen: • • •
Mentoring: De mentor is voor de student het eerste aanspreekpunt wanneer er zich problemen voordoen tijdens de studie. Doordat er gewerkt wordt met mentorgroepen maakt de student ook direct deel uit van een groep die elkaar kan ondersteunen tijdens de studie. Matching: De mentor begeleidt de student in de keuzes die tijdens de bachelor plaatsvinden. Monitoring: De mentor volgt de ontwikkeling in de verwerving van academische vaardigheden, in het bijzonder de vaardigheid ‘Doelgericht de eigen ontwikkeling sturen’.
Daarnaast is de mentor de eerste beoordelaar van het portfolio. Er is een groep studenten die vrijwel vanaf het begin contact en/of communicatie met de eigen mentor vermijdt en niet op oproepen reageert. Deze studenten stellen ook hun portfoliowerk uit. Hierdoor ontbreekt het de mentor aan informatie om de verschillende mentorfuncties (zoals monitoring van de voortgang en het geven van feedback op de reflectie en zelfsturing van de student) adequaat uit te oefenen. De opleiding heeft diverse maatregelen genomen om dit te verhelpen, maar het blijft een probleem. De student heeft in het eerste jaar in ieder geval twee groepsbijeenkomsten en drie keer een individueel gesprek met de mentor. Kennismaking, academische vaardigheden, keuzemomenten en het Bindend Studieadvies staan daarbij op de agenda. In het tweede en derde studiejaar is het de bedoeling dat de student en de mentor elkaar in ieder geval één keer per semester spreken. Naast de studievoortgang en eventuele keuzes wordt het portfolio besproken. Uit de rapportage van de curriculumenquête blijkt dat tweederde van de studenten de begeleiding in het eerste jaar (heel) goed vindt, voor het tweede en derde jaar scoort de studiebegeleiding lager. Stagecoördinator Bachelorstudenten kunnen in hun programma een stage als keuzevak doen. Informatie hierover kunnen ze verkrijgen via het Studiepunt online en de stagebrochure en bij de stagecoördinator. De stagecoördinator is tevens docent. Bij hem kunnen de studenten terecht met hun vragen over stages, het vinden van een stageplek, de goedkeuring en begeleiding van hun stage. Hij onderhoudt contacten met diverse stage-instellingen. Voorlichtingsactiviteiten voor bachelorstudenten 1. Introductie. 2. In december van het eerste jaar is er een voorlichtingsbijeenkomst over de keuze voor een grote minor en de trajectkeuze. 3. Twee keer per jaar is er voorlichting over studeren in het buitenland via het uitwisselingsprogramma. 4. In december vindt de mastervoorlichting plaats voor de eigen bachelorstudenten en in februari zijn de mastervoorlichtingsdagen van de Universiteit Utrecht.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
79
Uitkomst van de curriculumenquête is dat de studiegids bij de keuzemomenten als belangrijkste informatiebron wordt gebruikt. Bij de trajectkeuze raadpleegt 82% de studiegids en noemt 24% de informatiebijeenkomsten als belangrijkste bron. Bij de keuze voor een grote minor scoort de studiegids 67% en de informatiebijeenkomst 49%. Bindend studieadvies Met ingang van het studiejaar 2005-2006 kent de bacheloropleiding Economie een bindend studieadvies (BSA) in plaats van een dringend studieadvies voor de eerstejaarsbachelorstudenten. De reden om het bindend studieadvies in te voeren is drieledig: 1. Studenten die een negatief studieadvies kregen bleven veelal toch bij USE studeren. Door het BSA zal de selectie scherper worden. 2. Voor de studenten is het een prikkel om harder te werken. 3. USE wil door het BSA meer gemotiveerde studenten aantrekken. Het studieadvies is gebaseerd op de behaalde studieresultaten van het eerste studiejaar. Vóór 1 februari krijgen de eerstejaarsbachelorstudenten een tussentijds studieadvies. Dit advies is gebaseerd op de leerresultaten van de eerste periode en is niet bindend. Het geeft echter wel een waarschuwing bij onvoldoende studievoortgang. Om aan het eind van het studiejaar een positief studieadvies te krijgen, moet de student minimaal de helft van het eerstejaarsprogramma halen. Dat betekent 30 ECTS-studiepunten van de (in totaal) 60 ECTS-studiepunten. Van die 30 ECTS-studiepunten moet de student minimaal 15 ECTS-studiepunten kunnen inbrengen in de major Economie. Wanneer de student aan het eind van het eerste studiejaar niet aan de norm heeft voldaan, volgt er een negatief bindend studieadvies, tenzij er sprake was van bijzondere omstandigheden. Studenten die tussentijds een negatief advies hebben gehad, kunnen deelnemen aan de workshop Studiekeuze van de Studentenservice van de universiteit. Studenten met een negatief advies mogen zich drie jaar lang niet opnieuw voor de Utrechtse economieopleiding inschrijven. Arbeidsmarktoriëntatie In de derdejaarsenquête geven de studenten aan dat ze te weinig voorlichting krijgen over de arbeidsmarkt (Is de student tevreden over de voorlichting over de arbeidsmarkt? Ja: 20,6%, nee 67,6%). ECU’92 organiseert wel een jaarlijkse bedrijvendag, maar vanuit USE is er nog te weinig informatie voor de studenten. Contacten met het afnemende veld, het opzetten van een alumni-netwerk en informatie verstrekken over de arbeidsmarkt zijn onderwerpen waaraan door USE gewerkt gaat worden de komende tijd. Oordeel Bachelor- en masteropleidingen: De commissie oordeelt dat het geheel van voorzieningen op het gebied van de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten voldoende is met het oog op de studievoortgang. 76% van de studenten is tevreden met Osiris, het studievoortgangsregistratiesysteem. USE heeft de openingstijden van het Studiepunt Economie uitgebreid als respons op de signalen van studenten. Uit de gesprekken die de commissie met de bachelor- en masterstudenten heeft gevoerd, bleek dat de studenten op het gebied van studiebegeleiding en informatievoorziening tevreden zijn. De commissie wil echter een opmerking maken die zij al eerder heeft gemaakt. USE en de studievereniging ECU’92 ontplooien talrijke activiteiten op het gebied van voorlichting over de mogelijkheden in de beroepspraktijk (voorbeelden zijn mentoraat, studieadvies, bedrijven80
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
dagen, bedrijfsbezoeken, stagecoördinatie, gastsprekers en persoonlijke contacten van wetenschappelijke staf ), maar er moet meer systematische aandacht komen voor voorlichting over de arbeidsmarkt, vooral omdat dit door de studenten gevraagd wordt. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp “Voorzieningen” Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp “Voorzieningen”. Voor de bacheloropleiding Economie luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics and Geography luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics and History luidt het voldoende, voor de masteropleiding Economics and Law luidt het voldoende, voor de masteropleiding Economics and Social Sciences luidt het voldoende en voor de masteropleiding International Economics and Business luidt het voldoende.
1.2.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving In het Kwaliteitsplan van de opleiding staat de Demingcirkel (Plan-Do-Check-Act) beschreven, zoals die wordt uitgevoerd binnen USE. Daarbij worden de volgende streefdoelen gehanteerd: 1. De cursussen zijn van een goede kwaliteit. Bij de cursusevaluaties scoren alle items minimaal een 3.0 (op een vijfpuntsschaal). Doelstelling wat betreft de score is voor de verplichte vakken een 3.5 en voor de keuzevakken een 4.0. 2. Rendement bachelor: minimaal 70% van de studenten haalt het eerste bachelorjaar. Minimaal 90% van deze groep haalt het bachelordiploma. 3. Rendement masters: minimaal 90% van de masterstudenten behaalt het masterdiploma. 4. Personeelsbeleid: alle docenten hebben een BKO of SKO. Alle docenten hebben voldoende Engelse taalvaardigheid. Blijft een internationale medewerker langer dan vier jaar in dienst bij USE, dan moet hij/zij een cursus Nederlands volgen. De evaluatie-instrumenten De bacheloropleiding en de masteropleidingen van USE zijn door een universitaire commissie getoetst op inhoud en eindniveau en vervolgens gecertificeerd. Binnen USE zijn eigen evaluatie-instrumenten ontwikkeld: cursusevaluaties, curriculumevaluaties, jaarverslagen van de klachtencoördinator, studieadviseur en de coördinator van de Engelstalige bachelor, rendementsnotities, verslagen van het eerstejaarsoverleg, onderwijsdiscussiebijeenkomsten van ECU’92 en stafbijeenkomsten. QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
81
Cursusevaluaties USE besteedt veel aandacht aan de monitoring van het onderwijs. De cursussen in het bachelorprogramma en de masterprogramma’s worden standaard jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie geeft de cursuscoördinator eventuele verbeterpunten door. Dit kunnen verbeterpunten zijn die naar aanleiding van de evaluatieresultaten worden geformuleerd of verbeterpunten die de cursuscoördinator graag wil doorvoeren. Wanneer zich grote problemen hebben voorgedaan, worden bij de eerstvolgende cursusevaluaties de door de cursuscoördinator voorgestelde verbeterpunten op effect gecontroleerd. De score(s) voor het betreffende item moet(en) een stijging bevatten. Is dit niet het geval dan zal een nader onderzoek ingesteld dienen te worden naar de oorzaken van de blijvende lage score. Naast cursorische onderdelen kennen de opleidingen ook individuele onderdelen: in de bachelor het Onderzoekskeuzevak en het keuzevak Stage. In de master is dat de afstudeerscriptie. Voor de stages is een speciaal portfolio ontwikkeld, waar onder andere een kort verslag van de stage met daarin de bevindingen van de student deel van uitmaakt. Bovendien vult de stage-instelling een beoordelingsformulier in. De stagecoördinator bekijkt de portfolio’s en onderneemt eventueel actie. Het Onderzoekskeuzevak wordt geëvalueerd door middel van een cursusevaluatie en het eindwerkstuk van dit vak wordt door drie beoordelaars bekeken. De masterscriptie wordt geëvalueerd via de mastercurriculumenquête die in de zomer van 2006 voor het eerst werd afgenomen. De masterscriptie wordt beoordeeld door twee docenten van USE. Minorevaluatie Per minor is er een coördinator. Deze is aanspreekpunt voor de vakevaluaties, vakkenaanbod, studiegidsteksten en studiewijzers van de betreffende minor. Eens per jaar komen de docenten per minor bij elkaar voor een overleg met de onderwijsdirecteur bachelor. Tijdens het overleg komen de vakevaluaties, rendementen en eventuele wijzigingen van het curriculum aan de orde. Curriculumevaluatie De curriculumevaluatie voor de bachelor- en de masterprogramma’s zijn in 2006 opgezet. Bij afstuderen zullen in het vervolg alle masterstudenten een vragenlijst over het curriculum krijgen. Hierin zijn onder andere vragen opgenomen over de aansluiting tussen vooropleiding en studieprogramma, over de opbouw van het programma en de (studie)faciliteiten. In februari 2006 is de eerste curriculumevaluatie afgenomen onder de ouderejaars bachelorstudenten. Vanaf volgend studiejaar krijgen de bachelorstudenten een vragenlijst over het curriculum bij afstuderen. Door de directie Onderwijs & Onderzoek van de Universiteit Utrecht worden de volgende enquêtes afgenomen in het kader van de studentenmonitor: eerstejaarsmonitor (tweejaarlijks), derdejaarsmonitor (jaarlijks), de masterenquête (jaarlijks) en de Arbeidsmarktmonitor (tweejaarlijks) van de VSNU. USE krijgt van deze evaluaties opleidingsspecifieke verslagen, die worden besproken in diverse besturen en commissies. Jaarlijks worden de Elsevier-enquête en de Keuzegids Hoger Onderwijs gepubliceerd. Deze worden gebruikt door leerlingen en ouders bij het maken van hun studiekeuze. De uitslagen van deze enquêtes worden in de diverse besturen en commissies van USE besproken. Toetsevaluatie De toetsen worden nog niet stelselmatig geëvalueerd. Er moet een kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld worden om te bekijken of de toetsen valide zijn en of de manier van toetsen aansluit bij de leerdoelen. Dit is in ontwikkeling bij de examencommissie.
82
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Rendementsevaluatie In het BUS en het GBU worden vakrendementen regelmatig besproken. Een systeem van rapportage en analyse van de cohortrendementen is nog in ontwikkeling. Klachtencoördinator De student bespreekt in principe een klacht eerst met degene die in zijn/haar ogen de klacht veroorzaakt heeft. Leidt dit niet tot een oplossing of vindt de student het moeilijk om de persoon in kwestie zelf aan te spreken, dan bestaat de mogelijkheid om een officiële klacht voor te leggen aan de facultaire klachtencoördinator. Problemen waar een groep studenten tegen aan loopt, komen vaak eerst informeel bij ECU’92 binnen. Studenten kunnen hun klacht mailen naar de klachtencoördinator van USE. Deze heeft verschillende opties: • • •
Deze kaart de klacht aan bij de betreffende persoon/instantie en probeert deze zelf af te handelen. Indien er sprake is van een klacht die bestemd is voor de examencommissie, wordt de commissie daarvan op de hoogte gesteld en wordt de klager verzocht een formele klacht in te dienen bij de examencommissie. Indien er sprake is van een intimidatie of ongewenste intimiteiten zal de student doorverwezen worden naar de vertrouwenspersoon of eventueel op diens verzoek een afspraak maken.
De klachtenprocedure is te vinden op het Studiepunt online. In het collegejaar 2004-2005 zijn in totaal veertig klachten ingediend, waarvan 28 direct naar de klachtencoördinator zijn gemaild. Twaalf klachten zijn via ECU’92 binnengekomen. Het meest is geklaagd over toetsing, vrijwel direct gevolgd door organisatie en docenten. Over enkele zaken hebben meer studenten geklaagd, zoals een tentamen dat vrij kort na de kerstvakantie plaatsvond, een bepaalde werkgroepdocent en een mailbericht dat door het Studiepunt is verstuurd. Een aantal klagers is doorverwezen naar de studieadviseur, onderwijscoördinator of mentor, die voor de verdere afhandeling hebben zorg gedragen. Twee studenten zijn doorverwezen naar de examencommissie. Alle andere klachten zijn besproken met de betreffende onderwijsdirecteuren en daarna afgehandeld. Jaarverslagen In het Bestuur Undergraduate School (BUS) en Graduate Bestuur USE (GBU) worden de jaarverslagen besproken van de klachtencoördinator, de studieadviseur en het ‘Broodje onderwijs’. In het BUS wordt ook het jaarverslag besproken van de coördinator Engelstalige bachelor. Verder zijn er diverse verslagen van de discussiebijeenkomsten van de studenten en de stafbijeenkomsten van de docenten. Incidentele acties Wanneer er naar aanleiding van evaluaties of nieuwe ontwikkelingen veranderingen nodig zijn, wordt er slagvaardig gewerkt in de vorm van ad-hocwerkgroepen. Voorbeelden zijn de invoering van het Bindend Studieadvies, onderwijs eerste jaar bachelor en onderwijsrendementen. Oordeel Bachelor- en masteropleidingen: De commissie heeft tijdens het visitatiebezoek afzonderlijk gesproken met de studenten en docenten uit de opleidingscommissie bachelor. Tevens heeft de commissie apart gesproken met de studenten en docenten uit de opleidingscommissie master . Daarbij heeft zij de gang QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
83
van zaken rond de evaluaties van de vakken, de eventueel daarop genomen maatregelen en de controle op de implementatie aan de hand van actuele voorbeelden uit het afgelopen jaar geëvalueerd. Bij negatieve opmerkingen van bachelorstudenten bij de vakevaluaties overleggen de studenten van de opleidingscommissie met de studenten. Het BUS bediscussieert periodiek de evaluaties. De onderwijsdirecteur bachelor bespreekt de resultaten met de betrokken docent(en). De studenten zien duidelijke verbeteringen. Een concreet voorbeeld is de zware studiebelasting in het eerste jaar. Er is over gesproken en er zijn nu plannen opgesteld om de studiebelasting meer evenredig over de semesters te verdelen. Minstens twee keer per jaar vindt er een bespreking plaats tussen het BUS en de opleidingscommissie onder andere over de evaluaties. Er wordt vier keer per jaar een evaluatie van de gegeven vakken afgenomen elektronisch via WebCT of op papier. De studenten zijn in het algemeen tevreden over de kwaliteit van de docenten. Wel werd door de studenten opgemerkt dat er grote variaties zijn in de begeleiding van het Onderzoekskeuzevak. De commissie beveelt aan om dit punt mee te nemen. Zoals onder Facet 11 reeds werd opgemerkt, is de examencommissie voornemens het toetsingsbeleid op te pakken. De commissie constateert dat de volgende streefdoelen worden gehanteerd. Bij de cursusevaluaties scoren alle items minimaal een 3.0 op een vijfpuntsschaal. Doelstelling wat betreft de score is voor de verplichte vakken een 3.5 en voor de keuzevakken een 4.0. In het gesprek met de docenten uit de opleidingscommissie bachelor heeft de commissie een aantal agendapunten van het laatste jaar doorgenomen. Tevens heeft de commissie diverse documenten zoals kwaliteitshandboek, evaluatieverslagen, verslagen van opleidingscommissies, diverse jaarverslagen ter inzage gekregen tijdens de visitatie. In het gesprek, met studenten en docenten afzonderlijk, van de opleidingscommissie masters kwamen met name de kwaliteitsaspecten aan de orde. Het kwaliteitssysteem is in principe hetzelfde als dat van het bachelorprogramma. De masterprogramma’s werden in 2005-2006 voor het eerst georganiseerd. Daarbij deden zich, zoals te verwachten, aanloopproblemen voor. De commissie was geïnteresseerd hoe USE daarmee is omgegaan. Een voorbeeld van een onderwerp dat aan de orde werd gesteld, is het vak Quantitative Methods, dat voor alle masters hetzelfde is. USE heeft nu een speciaal zomerprogramma samengesteld als een voorbereidende cursus voor dit door studenten als moeilijk ervaren vak. Een ander voorbeeld is de verwachting ten aanzien van de eisen aan de masterthesis bij internationale studenten. De wetenschappelijke staf heeft de onduidelijkheden daaromtrent vervolgens weggenomen. De commissie heeft geconstateerd dat het niveau van het Engels in de scripties af en toe te wensen over laat. Dit werd ook door bepaalde studenten en docenten van de opleidingscommissie aangedragen. Samenvattend constateert de commissie dat het kwaliteitszorgsysteem voor de bachelor- en de masteropleidingen zeer serieus wordt genomen en op orde is. De commissie wil wel opmerken dat meer aandacht dient te worden besteed aan alumni-onderzoek en evaluaties van het afnemende veld nu de beginperiode van de opleidingen ten einde begint te lopen. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. 84
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving Uit de zelfstudie: USE heeft een kwaliteitscoördinator in dienst die de rapportage verzorgt van de vak- en curriculumevaluaties, de rendementsnotities maakt en verslagen schrijft (met verbetervoorstellen) van de UU monitoren, de Elsevier-enquête en de Keuzegids Hoger Onderwijs. De kwaliteitscoördinator is tevens klachtencoördinator. De uitkomsten van de evaluaties, enquêtes, vragenlijsten en onderzoeken worden in diverse gremia besproken: • • • • • • • •
•
•
De cursuscoördinator krijgt de uitslag van de cursusevaluatie en schrijft een reactie met eventuele verbeterpunten voor het Bestuur Undergraduate School (BUS) of het Graduate Bestuur USE (GBU). Jaarlijks zijn er gesprekken per minor met de betreffende docenten. Daarin worden de minoren geëvalueerd en onder andere de afstemming tussen de vakken en het profiel van de grote minor besproken. Het BUS bespreekt de uitkomsten van de evaluaties en is verantwoordelijk voor vernieuwingen en veranderingen in het bacheloronderwijs. Het GBU bespreekt de uitkomsten van de evaluaties en is verantwoordelijk voor vernieuwingen en veranderingen in het masteronderwijs. De opleidingscommissies adviseren het BUS en het GBU naar aanleiding van alle evaluatie uitkomsten. De onderwijscommissie van ECU’92 bekijkt de vakevaluaties en maakt verslagen van discussiebijeenkomsten die ze met de studenten houden. De verslagen worden via inbreng van de studenten in de besturen besproken. Eerstejaarsoverleg. Hierin bespreken de docenten met elkaar de inhoud en aansluiting van de cursussen van het eerste jaar. De leerstoelhouders, respectievelijk de onderwijsdirecteuren, houden R&O-gesprekken met de docenten, waarin onder andere het onderwijs wordt besproken. De leerstoelhouders en de onderwijsdirecteuren leggen verantwoording af aan de vakdecaan. Daarnaast wordt er per leerstoel overlegd over het onderwijs en onderzoek. Het USE-bestuur (bestaand uit de vakdecaan, directeuren onderwijs, directeur onderzoek, de zakelijk directeur en een student) is eindverantwoordelijk voor het onderwijs en alles wat daarmee samenhangt. De vakdecaan legt verantwoording af aan de decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid, Economie, Bestuurs- en Organisatiewetenschappen. Uiteindelijk beslist de subfaculteitsraad over de eventuele veranderingen op opleidingsniveau.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
85
Oordeel De commissie heeft tijdens de gesprekken met de studenten en docenten van de opleidingscommissie bachelor en van de opleidingscommissie master de werking van het kwaliteitssysteem getoetst aan de hand van concrete voorbeelden die op de agenda hebben gestaan van de opleidingscommissies. Voor voorbeelden van concrete maatregelen in de bacheloren masteropleidingen wil de commissie verwijzen naar wat reeds werd opgemerkt onder F17. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht: Docenten De docenten zijn vertegenwoordigd in het BUS, GBU, de OC’s en de subfaculteitsraad. Verder zijn ze betrokken bij de interne kwaliteitszorg via verschillende overlegstructuren: eerstejaarsoverleg, overleg binnen de leerstoel, stafbijeenkomsten en ‘Broodje onderwijs’. De coördinator van een cursus krijgt de uitkomsten van de cursusevaluatie, die wordt besproken met de andere betrokken docenten. Voordeel van de kleinschaligheid van USE is dat grote veranderingsvoorstellen normaliter plenair worden besproken met de docenten. Studenten Ook de studenten zijn vertegenwoordigd in het BUS, GBU, de OC’s, het USE-bestuur en de subfaculteitsraad. De studenten geven hun mening over het onderwijs in de cursus- en curriculumevaluaties. Daarnaast organiseert de onderwijscommissie van ECU’92 discussiebijeenkomsten en worden de cursusevaluaties bekeken door ECU’92. Opleidingscommissie De OC bachelor bestaat uit vier student- en vier docentleden. De OC masters bestaat uit vijf student- en vijf docentleden. De OC’s adviseren het BUS en GBU gevraagd en ongevraagd over het onderwijs. Ze vergaderen gemiddeld eenmaal per maand. Jaarlijks worden de onderwijs- en examenregeling, het onderwijsprogramma voor het volgende jaar, de studiegids en het opleidingsstatuut besproken. Werkveld en alumni De eerste masterstudenten zijn in de zomer van 2006 afgestudeerd. Tijdens de visitatie waren er daarom nog geen gegevens beschikbaar over waar ze terecht zijn gekomen. De arbeidsmarktonderzoeken die USE tot nu toe ter beschikking staan (WO-monitor van de VSNU, waarvan het laatste onderzoek in 2004 is uitgevoerd) verstrekken alleen informatie 86
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
over afgestudeerden van de combinatie-opleidingen van het doctoraal, waar de verhouding economie en een andere discipline 30-70% is. Er zijn wel contacten met het werkveld door de stages en individuele contacten van de docenten, maar een duidelijk beeld van het werkveld is er nog niet. Het bestuur van USE wil hier verandering in brengen. In het voorjaar 2006 is een alumnivereniging voor de bachelor- en masteralumni door USE opgericht. Naast een nieuwsbrief, lezingen en andere bijeenkomsten, wil de alumnivereniging ook een onderwijsadviescommissie van alumni oprichten. Voorts is USE van plan een Raad van Advies voor het onderwijs instellen, met leden uit het werkveld. Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat alle geledingen zeer betrokken zijn met het systeem van kwaliteitszorg (zie F17) en moedigt USE aan een grotere betrokkenheid van alumni en het beroepenveld na te streven. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp “Interne kwaliteitszorg” Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp “Interne kwaliteitszorg”. Voor de bacheloropleiding Economie luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics and Geography luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics and History luidt het voldoende, voor de masteropleiding Economics and Law luidt het voldoende, voor de masteropleiding Economics and Social Sciences luidt het voldoende en voor de masteropleiding International Economics and Business luidt het voldoende.
1.2.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht: Over de positie op de arbeidsmarkt van de afgestudeerde bachelorstudenten en toekomstig afgestudeerde masterstudenten zijn nog geen kwantitatieve gegevens bekend. Informatie over de aansluiting tussen de opleidingen en de eventuele vervolgopleiding of werkveld is nog niet aanwezig. Wel is bekend dat van de 59 afgestudeerden bachelor aan het eind van het studiejaar 2004-2005 er 45 zijn doorgestroomd naar de USE-mastersopleidingen.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
87
Van een aantal doctoraalafgestudeerden domeingerichte economie is bekend in welk werkveld ze terecht zijn gekomen, maar de laatste WO-monitor bevat gegevens over de doctoraalstudenten die een economische richting hebben gevolgd en in 2002-2003 zijn afgestudeerd. De zelfstudie (stand mei 2006) bevat een overzicht van de 25 meest recente eindverslagen van het Onderzoekskeuzevak in de bacheloropleiding Economie (juli 2005) en een lijst van de 25 meest recente doctoraalscripties. De eerste masterscripties werden naar verwachting in juli 2006 afgerond. Oordeel De commissie heeft conform het QANU-kader uit de lijst van de 25 meest recente bachelorscripties de scripties met de zes hoogste en de scripties met de zes laagste cijfers opgevraagd evenals de bijbehorende beoordelingsformulieren. Van de meest recente beschikbare masterscripties (per einde augustus 2006) heeft zij de volgende aantallen opgevraagd inclusief de bijbehorende beoordelingsformulieren. Uitgangspunt was dat bij kleine aantallen ten minste drie leden van de commissie een oordeel konden geven over het niveau: • • • • •
Economics and Geography: de zes beschikbare scripties. Economics and History: de twee beschikbare scripties, waarvan van één scriptie een dubbele kopie werd opgevraagd. Economics and Law: de tien beschikbare scripties. Economics and Social Sciences: drie kopieën van de ene beschikbare scriptie. International Economics and Business: de zes hoogste en zes laagste cijfers van de 21 beschikbare scripties.
De commissie heeft alle opgevraagde scripties en beoordelingsformulieren ontvangen. De commissie oordeelt dat de scripties van het bachelorprogramma en de masterprogramma’s van goed inhoudelijk niveau zijn en stelt dat zij zich in de becijfering kan vinden. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving Uit de Zelfstudie: Het eerstejaarsrendement is beschikbaar voor de bachelorcohorten 2002, 2003 en 2004.
88
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Tabel 10: eerstejaarsrendement bacheloropleiding (eigen cijfers) Aantal behaalde ECTS na een jaar studeren ECTS Cohort 2002 (%) Cohort 2003 (%) Cohort 2004 (%) < 30 19 26 23 > 30-<60 55 55 48 >=60 26 19 23 Van cohort 2002 behaalde 26% van de studenten 60 ECTS-studiepunten na het eerste jaar, van cohort 2003 was dat 19% en van cohort 2004 23%. In studiejaar 2005-2006 is het bindend studieadvies ingesteld. Op basis van het eerstejaarsrendement van de voorgaande bachelorcohorten gaat USE ervan uit dat maximaal 30% van de eerstejaarsbachelorstudenten een negatief bindend studieadvies zal krijgen. Van de eerstejaarsstudenten wordt verwacht dat minimaal 70% doorstroomt naar het volgende jaar. Het streefdoel is dat 90% van deze bachelorstudenten, die een positief studieadvies hebben gekregen, het bachelordiploma zal behalen. Dit komt op een totaalrendement van 63% per cohort. Uit de KUO-cijfers blijkt dat na drie jaar 31,4% van de bachelorstudenten van cohort 2002 (die na het eerste jaar zich hebben heringeschreven voor de opleiding) de opleiding heeft afgerond. De verwachting is dat het totaalrendement van dit cohort uiteindelijk op 63% uitkomt. Voor de masteropleiding streeft de opleiding naar een rendement van 90%. De gegevens over de realisering waren in november 2006 nog niet beschikbaar. In 2004 is het vakrendement onderzocht. Het vakrendement is berekend naar het aantal geslaagden ten opzichte van het aantal studenten dat heeft deelgenomen aan de toetsen. Uit de notitie blijkt dat het vakrendement voor jaar één ligt op 81,8%. Er zijn grote verschillen in rendementen van de eerstejaarsvakken. In 2003 slaagde 27,6% van de studenten voor Wiskunde & statistiek en 94,6% voor Institutionele economie. Het gewenste vakrendement voor tweede- en derdejaarsvakken is gesteld op 90%. Gemiddeld scoren de ouderejaarsvakken lager: 84,5%. Naar aanleiding van de notitie zijn maatregelen genomen, onder andere de invoering van een bindend studieadvies. Oordeel De commissie constateert dat voor het bachelorprogramma streefcijfers zijn opgesteld, maar dat deze niet worden gehaald. De commissie concludeerde uit de gesprekken met de bachelorstudenten dat velen een studievertraging accepteren omdat er nog andere zaken zijn dan studeren. Wat de masteropleidingen betreft zijn eind augustus 48 studenten afgestudeerd op een totaal van 82, dat wil zeggen bijna 60% binnen een jaar. Streefcijfer is 90% cumulatief binnen twee jaar. De commissie concludeert dat er thans niet veel te zeggen valt over de rendementcijfers van de bachelor- en masteropleidingen, gelet op het korte bestaan daarvan.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
89
Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Geography: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and History: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Law: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Social Sciences: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding International Economics and Business: Het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp “Resultaten” Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp “Resultaten”. Voor de bacheloropleiding Economie luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics and Geography luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics and History luidt het voldoende, voor de masteropleiding Economics and Law luidt het voldoende, voor de masteropleiding Economics and Social Sciences luidt het voldoende en voor de masteropleiding International Economics and Business luidt het voldoende.
90
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Economie: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende van de opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
91
Masteropleiding Economics and Geography: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende van de opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
92
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Masteropleiding Economics and History: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende van de opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
93
Masteropleiding Economics and Law: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende van de opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
94
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Masteropleiding Economics and Social Sciences: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende van de opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
95
Masteropleiding International Economics and Business: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende van de opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
96
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Economie en de masteropleidingen Economics and Geography, Economics and History, Economics and Law, Economics and Social Sciences en International Economics and Business. De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Economie voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Economics and Geography voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Economics and History voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Economics and Law voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Economics and Social Sciences voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding International Economics and Business voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
97
98
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Bijlagen
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
99
100
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Bijlage A: Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie Prof. dr. P.A. (Piet) Verheijen (voorzitter van de commissie) is emeritus hoogleraar Bedrijfseconometrie en oud voorzitter van het College van Bestuur (1988-1991) van de Universiteit van Tilburg. Hij publiceerde onder andere over dynamische ondernemingsmodellen en financieringsmodellen. Vanaf 1991 deed hij onderzoek op het gebied van de economie van non-profitinstellingen. Hij is (was) bestuurder van non-profitinstellingen (onderwijs, gezondheidszorg, natuur en milieu) en commissaris van bedrijven met name in de energiesector. Prof. dr. ir. J.M. (Jan) Bots is hoogleraar Controlling bij Business Universiteit Nyenrode. Daarnaast is hij bestuurder van de NIVRA-Nyenrode School of Accountancy and Controlling, waar hij als programmadirecteur verantwoordelijk is voor de controllersopleidingen. Hij onderwijst en onderzoekt op het terrein van Bestuurlijke Informatiekunde en Controlling. Prof. dr. D.G.A. (Daniël) Van Den Bulcke is emeritus hoogleraar internationaal management en ontwikkeling en oud-voorzitter van het College voor Ontwikkelingslanden (19952000) van de Universiteit Antwerpen. Hij is master in Economics van de Universiteit van Toronto (Canada) en doctor in de economische wetenschappen van de Universiteit Gent. Hij doceerde aan meerdere Belgische instellingen (onder andere Universiteit Gent, Economische Hogeschool Limburg, Europacollege Brugge, Katholieke Universiteit Leuven, ICHEC Brussel) evenals in speciale programma’s van enkele Nederlandse universiteiten Nederland. Tevens was hij gastprofessor in talrijke buitenlandse universiteiten en hogescholen in Indonesië, Polen, Filippijnen, Thailand, China, India, Cambodja, Bolivia en Vietnam. Zijn onderzoeksactiviteiten spitsen zich toe op de buitenlandse directe investeringen en de activiteiten van multinationale ondernemingen in het bijzonder in West-Europa en Azië (vooral China). Drs. V.I. (Victor) Goedvolk is voormalig lid van de Hoofddirectie van Fortis ASR Verzekeringsgroep N.V. Hij studeerde bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, en werkte tot 1978 aan de Economische Faculteit aldaar. Vervolgens volgde een aantal jaren adviespraktijk. Vanaf 1982 werkte hij bij het Ministerie van Financiën. In 1990 nam hij daar afscheid als plaatsvervangend secretaris-generaal. Hij trad toen toe tot de leiding van Assurantieconcern Stad Rotterdam N.V., één van de rechtsvoorgangers van Fortis ASR. Hij is thans lid van een aantal besturen en raden van commissarissen in de profit- en non-profitsector. Vele jaren was hij betrokken bij diverse opleidingen, waaronder die van de postdoctorale controllersopleiding van de Erasmus Universiteit. Prof. dr. J.P.M. (John) Groenewegen is in 1975 afgestudeerd aan de Economische Faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is in 1989 gepromoveerd aan de Universiteit van Maastricht. Sinds 2000 is hij bijzonder hoogleraar Institutionele Economie aan de EUR, sinds 2001 bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht en sinds 2004 hoogleraar Economie van Infrastructuren aan de TU Delft. Van 2000 tot 2004 was hij Opleidingsdirecteur van de Economische Faculteit van de EUR en tevens pro-decaan van die instelling. Hij is voorzitter geweest van de Amerikaanse ‘Association for Evolutionary Economics’ (AFEE). Hij is sinds 1998 algemeen secretaris van de ‘European Association for Evolutionary and Political Economy’ (EAEPE) en sinds 1999 voorzitter van de Vereniging van Politieke en Institutionele Economie (VIPE).
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
101
Drs. J.H.L. (Jan) de Vries was lid van het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht (1982-1987), voorzitter van het College van Bestuur van de Hogeschool Enschede (19871993, lid van de Adviescommissie Onderwijsaanbod (ACO, 1993-2003) en tijdelijk Inspecteur wetenschappelijk onderwijs (1999-2000). Voordien was hij als neerlandicus verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Utrecht (1966-1971-1982). Hij vervulde daarnaast diverse bestuurlijke functies binnen en buiten de universiteit. Mw. S.R. (Sanne) Zwinkels (BSc) is student aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Na afronding van de bachelor Bedrijfswetenschappen, volgt zij nu de master Bedrijfswetenschappen, met als afstudeerrichting Management Studies. Na een aantal jaren actief te zijn geweest binnen de faculteitsvereniging, is zij nu adviserend student-lid in het bestuur van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde.
102
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Bijlage B: Domeinspecifiek referentiekader Vakspecifieke richtlijnen wo bachelor economie Het voorliggende rapport bevat vakspecifieke richtlijnen voor de academische bacheloropleiding in de economie. Bij het samenstellen van het rapport hebben de benchmark statements van de Engelse Quality Assurance Agency als voorbeeld gediend. Ook de functie is vergelijkbaar. Het rapport is een ijkpunt voor eventuele nieuwe opleidingen, met name waar het de beoogde wetenschappelijke standaard betreft. Het kan om diezelfde reden gebruikt worden als instrument voor interne kwaliteitszorg en voor accreditatie Ten slotte biedt het aanknopingspunten voor het geven van voorlichting over het vakgebied als zodanig. Bij het samenstellen is geprobeerd zo concreet mogelijk te zijn en een beeld te scheppen waaraan alle bacheloropleidingen moeten voldoen. De auteurs willen geen afbreuk doen aan het feit dat de beoogde competenties op verschillende manieren tot ontwikkeling kunnen worden gebracht. Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 bevat een korte beschrijving van de economie als wetenschap. Vanuit deze achtergrond wordt een schets gegeven van het opleidingenlandschap. Deze mondt uit in een typering op hoofdlijnen van de bacheloropleidingen in de economie, zowel naar niveau als naar inhoud. Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de competenties waarover studenten aan het einde van de bacheloropleiding in de economie zouden moeten beschikken. Hierbij worden onderscheiden vakspecifieke en generieke competenties. Het belang van de generieke competenties schuilt in het feit dat hetgeen studenten tijdens hun opleiding leren een aanzienlijk ruimere draagwijdte heeft dan het vakgebied alleen. Hoofdstuk 3 gaat in algemene zin in op de eisen die aan de leeromgeving gesteld kunnen worden. 1.
Het vakgebied van de economie
Economie als wetenschap Economie is de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van menselijk gedrag voor zover dat betrekking heeft op de aanwending van schaarse alternatief aanwendbare middelen. Op basis van de inzichten die systematische analyse van dit keuzegedrag biedt leveren economen een bijdrage aan het economisch beleid. De studie van de manier waarop huishoudens en bedrijven hulpbronnen gebruiken, krijgt hierbij veel aandacht, zowel op het individuele (micro) als het geaggregeerde (macro) niveau. Hierbij zijn tevens begrepen de institutionele alsmede de internationale context van het economisch gedrag. Economische analyses zijn zowel statisch (bijvoorbeeld de studie van output, werkgelegenheid, handel en financiering) als dynamisch (de studie van innovatie, technische vooruitgang, economische groei en cycli). Een vaak gemaakt onderscheid is dat tussen de algemene en de bedrijfseconomie. Algemene economen hebben meer belangstelling voor het functioneren van markten en volkshuishoudingen, al dan niet in hun onderlinge samenhang; bedrijfseconomen voor het functioneren van werkorganisaties. Beide disciplines kennen vele raakvlakken en raken steeds sterker verweven. In plaats van dit onderscheid wordt daarom ook de verscheidenheid aan perspectieven en domeinen genoemd om de complexiteit van het object tot uitdrukking te brengen. Perspectieven zijn bijvoorbeeld de neoklassieke, institutionele en evolutionaire economie. Bij domeinen kan men denken aan financiering, marketing, regionale en arbeidseconomie. QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
103
De studie van de economie heeft talloze raakvlakken met de andere sociale wetenschappen en in toenemende mate ook met de studie van natuur en milieu. Op het grensgebied van economie en rechtswetenschap is bijvoorbeeld de fiscale economie tot bloei gekomen. Aangezien economische kennis onmisbaar is voor ondernemingsgedrag, -strategie en -resultaat, is de economie een hoeksteen geworden van de bedrijfswetenschappen. Mede vanwege de complexe verwevenheid tussen economisch gedrag en andere (maatschappelijke) omstandigheden, hechten economen veel belang aan abstractie en modelbouw. Dit stelt hoge eisen aan het vermogen tot logisch redeneren (zowel inductief als deductief ) en het analyseren van zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens. Wiskunde en statistiek vormen dan ook onmisbare instrumenten voor de econoom. De waarde van wiskunde en statistiek komt mede tot uitdrukking in de opkomst van het vakgebied van de econometrie. Tegelijkertijd wordt van economen gevraagd zich van het geabstraheerde karakter van de economische analyses bewust te blijven en hun inhoud te kunnen interpreteren in de bredere maatschappelijke context en het beleid. Economie als opleiding De opleidingen in de economie bieden een programma waarin studenten zich de fundamenten van de algemene en de bedrijfseconomie eigen maken, waarna zij zich kunnen specialiseren in de bedrijfseconomie, de algemene economie of de internationale economie, zulks ter voorbereiding op de keuze van een masteropleiding. In de meeste universiteiten zijn de econometrie en de fiscale economie verzelfstandigd tot aparte opleidingen. Zij blijven in dit rapport dan ook buiten beschouwing. Op basis van een vooropleiding in de algemene of in de bedrijfseconomie dienen zich verdere keuzemogelijkheden aan in de afstudeerfase. De verwevenheid van de economie met andere disciplines maar ook de gewildheid van een economische opleiding op de arbeidsmarkt, heeft geleid tot het ontstaan van nieuwe opleidingen zoals economie en recht, economie en geografie, beleidsgerichte economie et cetera. In opleidingen van dit type overheerst de inbreng vanuit de algemene economie. De verwachting is dat de invoering van de bachelor-masterstructuur ertoe zal leiden dat specialisatie vooral zal plaatsvinden in de masterfase. De populariteit van het vakgebied zal voorts leiden tot de opkomst van ‘joint bachelors’, opleidingen waarin economie náást of in samenhang met een ander vakgebied wordt aangeboden. De masterfase zal veel varianten kennen, veelal in combinatie met masteropleidingen van bedrijfswetenschappelijke achtergrond. De inhoud van de economische bacheloropleidingen Bacheloropleidingen in de economie zullen variëren in de mate waarin ze zich algemeen- dan wel bedrijfseconomisch profileren en in de mate waarin ze economie en elementen van een andere discipline combineren. Van een opleiding die het predikaat ‘economisch’ gebruikt mag worden verwacht dat studenten een coherent inzicht verwerven in economische begrippen, dat verder gaat dan een ‘inleiding in…’. Deze begrippen omvatten micro-economische kwesties op het gebied van keuze en besluitvorming, de productie en ruil van goederen, de wederkerige afhankelijkheid van markten en de economische welvaart. Eveneens is aandacht gewenst voor macro-economische vraagstukken als werkgelegenheid, nationaal inkomen, betalingsbalansen, de verdeling van inkomens, inflatie en groei. Bij al deze zaken krijgt het internationale en het institutionele perspectief eveneens de nodige aandacht. Voorts maken studenten – in elk geval op inleidend niveau – kennis met vraagstukken op het gebied van financieel economisch management, marketing, organisatie en accounting alsmede het economische beleid van overheden. De ontwikkeling van een coherent inzicht in economische principes dient zowel een verbale als een grafische en een mathematische expressie te hebben. Bij het analyseren van economische data leren studenten economische rekenkunde, statistiek en wiskunde gebruiken. 104
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Een bacheloropleiding stelt studenten in staat zich te verdiepen in één of meer richtingen op het aldus gelegde fundament. Dit kunnen de algemene of de bedrijfseconomie zijn, maar ook de internationale economie of het economische beleid. Het niveau van de bacheloropleiding Hierboven is al een indicatie gegeven van het niveau van de inhoud van de bacheloropleiding. Het nagestreefde niveau zal in hoofdstuk 2 van dit rapport worden beschreven aan de hand van beoogde competenties en de kennis, vaardigheden en houdingen waarop deze zijn gebaseerd. De competenties die studenten verwerven liggen zowel op het gebied van de eigen discipline als in het academische vlak in het algemeen. Voor de eigen discipline geldt dat studenten op intermediate level kennismaken met de macroen micro-economische analyse in zowel nationaal als internationaal perspectief. Dit houdt in dat ze relevante begrippen en theorieën kunnen weergeven en relateren, maar ook dat ze de inhoud en opzet van het aan de conceptuele kennis ten grondslag liggende onderzoek kennen. Studenten kennen de toepassingen van de economische wetenschap in de context van bedrijven en in die van het overheidshandelen. Ze kunnen de belangrijkste problemen die zich binnen deze toepassingsvelden voordoen interpreteren en analyseren. Dit uit zich onder meer in het vermogen tot het formuleren van relevante hypothesen, het kiezen van een onderzoeksopzet het verzamelen en bewerken van data en het trekken van conclusies, die ze helder kunnen verwoorden. De masteropleiding stelt studenten in staat om voor een ten opzichte van de bacheloropleiding sterk begrensd deel van het vakgebied geavanceerde kennis te verwerven en mede op basis hiervan een eigen bijdrage te leveren aan zowel het economisch onderzoek als het ontwerpen van beleid. Voor de ontwikkeling van generiek academische competenties is de bachelorfase onvervangbaar. Tijdens deze periode leren studenten niet alleen over de grenzen van het eigen vakgebied heenkijken – mede om deze reden is een major-minorsysteem aantrekkelijk – ze leren ook vakwetenschappelijke vragen in een bredere maatschappelijke context zien en hiervan de politieke en ethische dimensie te onderscheiden. Het belang van de bachelor bij de ontwikkeling van academische competenties in aanmerking nemend, moeten voorzieningen om studenten met een hbo-bachelordiploma voor te bereiden op een instroom in een wo-master vooral gericht zijn op het tot ontwikkeling brengen van een wetenschappelijke denkwijze. Dit omvat het versterken van het inzicht in de samenhang tussen de afzonderlijke kennisgebieden, het zich eigen maken en gebruiken van onderzoeksmethoden en het leren reflecteren op de resultaten van (eigen) onderzoek. 2. Competenties In dit hoofdstuk wordt aangesloten bij de trend om de doelstellingen van een opleiding te beschrijven in termen van competenties. Competenties verwijzen naar gedrag dat mede dankzij een opleiding tot stand dient te komen. Hiertoe worden bepaalde kennis, vaardigden en houdingen als bevorderlijk geacht. Deze worden hieronder gespecificeerd. Het hangt echter tevens van de leeromgeving af of het verwerven van kennis en vaardigheden inderdaad bijdraagt aan de ontwikkeling van de beoogde competenties. Vandaar dat hierover in hoofdstuk 3 nog een en ander wordt gezegd.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
105
2.1.
Vakwetenschappelijke competenties
De competenties die studenten in een economische bachelor verwerven kunnen in drie groepen worden verdeeld, die overigens ook voor andere disciplines gelden. De invulling ervan is echter specifiek voor de economie. 2.1.1.
Studenten spreken de taal van het vakgebied
Het kunnen spreken van de taal van het vakgebied als doelstelling van een bacheloropleiding gaat aanzienlijk verder dan kennis van de belangrijkste concepten en theorieën alleen. Studenten zijn in staat om kennis te gebruiken als ze worden geconfronteerd met een niet al te ingewikkeld economisch probleem in een bedrijf of van de overheid. Bovendien moeten ze de betekenis van de gebruikte inhoud kunnen relativeren. Dit kan bijvoorbeeld door de ene theorie met de andere te vergelijken, maar ook door economische begrippen te confronteren met benaderingen uit andere relevante vakgebieden. Onderdelen competentie Weergeven en interpreteren
106
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het: Studenten geven • weergeven en interpreteren van de belangrijkde conceptuele en ste concepten van de micro-economie: keuze en methodologische besluitvorming, kosten, de productie en ruil van uitgangspunten van goederen, de wederkerige afhankelijkheid van de economische markten en de economische welvaart, mede in wetenschap weer institutioneel en in internationaal perspectief; en discussiëren • weergeven en interpreteren van de belangrijkste hierover met vakgeconcepten van de macro-economie: werkgelegennoten. heid, nationaal inkomen, betalingsbalansen, de verdeling van inkomens, de rol van incentives, inflatie en groei, evenwicht en stabiliteit, mede in internationaal perspectief; • weergeven en interpreteren van belangrijkste economische vragen van werkorganisaties: kosten, prijs, winst en financiering; • het hanteren van een aantal economische begrippen in besluitvormingssituaties van uiteenlopende aard (transferable concepts) , zoals opportunity costs, incentiven (prikkels), evenwicht en stabiliteit, strategisch denken, onzekerheid en marginale kosten; • vergelijken van de visies van de verschillende economische scholen op economisch beleid; • interpreteren van verbale, grafische en mathematische weergaven van economische concepten en theorieën;
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Analyseren Studenten analy• toepassen van economische concepten, theorieën, en verklaren seren en verklaren onderzoekstechnieken en -methoden, inclusief het verschijnselen en gebruik van statistieken van relevante nationale en problemen in de internationale economische organisaties; economie met • analyseren, verklaren en beoordelen van het behulp van de gevoerde economische beleid van en studies daarconceptuele en omtrent van erkende nationale en internationale methodologische organisaties; uitgangspunten van • het relateren van economische theorieën en modelde economische len aan de grondslagen van het economisch beleid wetenschap. in werkorganisaties en van overheden.
2.1.2.
Het vermogen om door middel van onderzoek bij te dragen aan de ontwikkeling van het vakgebied
Aan het einde van de bacheloropleiding kan een student een eenvoudig onderzoek uitvoeren. De nadruk zal daarbij liggen op het formuleren van een hypothese en het verzamelen, bewerken, interpreteren en presenteren van data. Het onderzoek in de masterfase is in sterkere mate theorietoetsend. Dat wil zeggen via een of meer hypothesen wordt ingegaan op de betekenis van een bepaalde theorie als zodanig. Onderdelen competentie Formuleren doelstelling en probleemstelling
Keuze van onderzoeksopzet
Keuze van methoden om data te verzamelen en te bewerken
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het: Studenten formu- • afbakenen en definiëren van een economisch leren een economionderzoek; sche probleemstel • formuleren en operationaliseren van onderzoeksvraling uitgaande van gen; wetenschappelijke concepten en theorieën. Studenten kiezen • selecteren en gebruiken van de relevante kwalitatieve een onderzoeksen/of kwantitatieve onderzoeksmethode; opzet die aansluit • efficiënt en effectief gebruik van databanken, waarbij hun onder internet en bibliotheken, ten behoeve van de vraagstelling gegevensverzameling; Studenten kiezen een of meer geschikte methoden om de data te verzamelen en te bewerken
• kunnen hanteren van gangbare mathematische en statistische methoden;
Trekken van Studenten doen • verwerken van de verzamelde gegevens en trekken conclusies uitspraken over de van conclusies ten aanzien van de probleemstelling initiële probleemop basis van de verwerkte gegevens. stelling op basis van de gevonden resultaten.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
107
2.1.3.
Het vermogen om met kennis en inzicht die ontleend is aan het vakgebied beleid te ontwikkelen
Op bachelorniveau kan het vermogen om beleid te ontwikkelen beperkt blijven tot het formuleren van een plan van aanpak voor één specifiek probleem. In de masteropleiding dient veel meer aandacht te zijn voor de bredere context, hetzij in bedrijfsverband dan wel in relatie tot andere beleidsterreinen van de overheid. Onderdelen Omschrijving Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase competentie in staat tot het: Ontwerpen van Studenten doen • economische beleidsproblemen diagnosticeren; beleidsadviezen voorstellen waarmee • op basis van onderzoeksresultaten formuleren economische problevan uitgangspunten voor beleid gericht op de men kunnen worden oplossing van concrete economische probleopgelost op basis van men; economische concepten en theorieën. Strategisch handelen
2.2.
Studenten schatten in of de door hen vastgestelde beleidsaanbevelingen haalbaar en uitvoerbaar zijn.
• aangeven van mogelijke knelpunten bij de tenuitvoerlegging van beleidsaanbevelingen; • beredeneerd inschatten van de omvang van de effecten van het voorgestelde beleid; • incalculeren van situationele kenmerken in veranderplan.
Generieke competenties
Bij generieke competenties gaat het om kennis, vaardigheden en houdingen die weliswaar binnen de context van een opleiding tot ontwikkeling komen, maar dat niet specifiek voor de desbetreffende opleiding zijn. Het zijn de generieke academische competenties die de basis vormen voor de latere academische denk- en werkhouding. De geringe arbeidsmarktspecificiteit van veel opleidingen – ook economische – leidt ertoe dat veel afgestudeerden na enige tijd werkzaamheden uitvoeren die weinig tot geen beroep doen op hun vakspecifieke competenties. Met name de volgende drie vakspecifieke vaardigheden dragen bij aan de gewenste generieke competenties: het hypothetisch-deductieve karakter van de economie, de methodieken van besluitvorming en het belang dat wordt gehecht aan empirisch onderzoek.
108
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
2.2.1.
Het vermogen om in een complexe situatie de stappen te onderscheiden die kunnen leiden tot de oplossing van een probleem
Onderdelen competentie Abstractie
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het: Studenten abstrahe- • onderscheiden van hoofd- en bijzaken; ren in een gegeven • inzien van de contextuele afhankelijkheid van het context relevante onderscheid tussen hoofd- en bijzaken; variabelen uit een complexe samenhang.
Analytisch denken
Studenten trekken logische conclusies uit gegeven aannames.
• deduceren van conclusies uit gegeven premissen; • maken van logische gevolgtrekkingen uit waarneembare feiten (inductie);
Onderzoeken- Studenten baseren de houding uitspraken over de werkelijkheid op betrouwbare gegevens
• herleiden van een beleidsprobleem tot een onderzoeksvraag; • onderscheiden van de gevaren van het verkeerd gebruik van statistiek; • benadrukken van de relatie tussen vraagstelling en conclusies van een onderzoek;
Framing
• onderscheiden van relevante frames in een gegeven probleemsituatie; • herinterpreteren van probleemsituaties als een spanningsveld tussen verschillende frames; • scheppen van nieuwe frames, voor zover dit tot een bijdrage aan het herontwerp van een probleemsituatie kan leveren.
Studenten gebruiken verscheiden interpretatiekaders (frames) bij het doen van uitspraken over de werkelijkheid.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
109
2.2.2.
Het vermogen om effectief te kunnen samenwerken, communiceren en leiding geven
Onderdelem Omschrijving competentie Samenwerking Studenten werken professioneel en doelgericht samen in teams met erkenning van een ieders belang, positie en waarden.
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het: • samenwerken met medestudenten in taakgerichte groepen van verschillende structuur (monodisciplinair-multidisciplinair); • vergaderen op effectieve en efficiënte wijze, notuleren en bewaken van de follow-up van afspraken; • omgaan met de (spanning)relaties tussen verschillende actoren in de groep; Leiding geven Studenten geven • omschrijven en toedelen van taken; effectief leiding in • toezien op de uitvoering en taken en zonodig de werksituaties. toewijzing van taken wijzigen; • doen van uitspraken over de kwaliteit van de taakvervulling; • aanwijzen van omstandigheden die tot een minder goede uitvoering van de taakvervulling hebben geleid; Communicatie Studenten com• presenteren van onderzoek, onderzoeksresultamuniceren effectief ten en beleidsadviezen in zowel schriftelijke als op schriftelijke en mondelinge vorm; mondelinge wijze • onderscheiden van hoofdzaken en bijzaken in de met personen en mondelinge en schriftelijke presentatie; groepen van uiteen- • correct en verantwoordelijk argumenteren; lopende aard. • maken van keuzes met betrekking tot de manier en vorm van presenteren, afhankelijk van de aard van de gelegenheid en/of het publiek. 2.2.3.
Het vermogen tot reflectie en zelfsturing
Onderdelen competentie Reflectie
Zelfsturing
110
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het: • blijven onderzoeken van eigen zienswijzen in het licht van (nieuwe) wetenschappelijke, maatschappelijke en ethische inzichten;
Studenten beoordelen hun denkbeelden op hun interne consistentie, empirische validiteit en kracht en stellen deze desgewenst bij. Studenten profi- • innemen en verantwoorden van de eigen positie ten leren zich als een aanzien van sociaaleconomische ontwikkelingen en verantwoordelijk problemen. en academisch professional.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
3.
Leeromgeving
Kenmerkend voor een wetenschappelijke opleiding is dat deze studenten aanspoort tot het verrichten van activiteiten die in het verlengde liggen van het beoefenen van de wetenschap. Het stimuleren van zelfstandigheid en het zonder al te veel bemoeienis van buiten laten werken in teams zijn hierbij van belang. Dit kan op zeer uiteenlopende manieren gebeuren. Hierbij geldt overigens ook dat hetgeen werkt voor de ene student, dat niet zonder meer doet voor een andere student. In een wetenschappelijke opleiding besteden studenten de meeste tijd aan zelfstudie. Een effectieve ondersteuning daarvan is een van de beste garanties voor een goede studievoortgang. Bij het ontwerpen van de ondersteuning is het dienstig om ervan uit te gaan dat de opleiding studenten moet aanzetten tot een steeds grotere mate van zelfsturing naarmate de studie vordert. Een deel van de begeleiding is erop gericht dat studenten zich de conceptuele en methodische kennis van het vakgebied eigen maken. Mede met het oog op het vergroten van het zelfsturend vermogen is het belangrijk dat de begeleiding studenten prikkelt om eerst zelf te proberen om de literatuur te begrijpen alvorens een beroep op de docent kan worden gedaan voor het geven van uitleg. Studieopdrachten die worden nabesproken kunnen hiervoor een geschikt middel zijn. Indien deze opdrachten tevens een relatie met de praktijk leggen, leveren ze een bijdrage aan de versterking van de wendbaarheid van het ontwikkelende kennisbestand. Het wetenschappelijke karakter van de opleiding komt met name tot uitdrukking in de gelegenheid die de opleiding biedt om afzonderlijke elementen van het vakgebied toe te passen op concrete beleids- en managementvraagstukken en deze door eigen onderzoek te analyseren. Studenten beseffen dan tevens hoe verschillende delen van het vakgebied elkaar kunnen aanvullen dan wel tegenspreken. De aanpak hiervan dient stevig te worden gestuurd vanuit de methodologie en studenten moeten van meet af aan statistische en mathematische technieken gebruiken bij het analyseren van hun probleemstellingen. De kwaliteit van het resultaat wordt sterk meebepaald door de tijd die ervaren docenten kunnen besteden aan feedback. De toetsing dient zo veel mogelijk te zijn afgestemd op de beoogde competenties als geheel.
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
111
112
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Bijlage C: Visitatiecommissie Economie: programma voor het bezoek aan de Universiteit Utrecht, 10, 11, 12 oktober 2006 Dag 1: 10 oktober
Locatie: USE Blauwe Zaal.
17.00 – 18.30 19.00 -
Voorbereidende bijeenkomst van de visitatiecommissie Aperitief en aansluitend diner (vanaf 20.00 uur) visitatiecommissie met decaan REBO faculteit, vakdecaan USE en Onderwijsdirecteuren bachelor en master, USE; een lid van het CvB was aanwezig bij het aperitief
Dag 2: 11 oktober 08.30 – 09.00 09.00 – 09.45
Locatie: Blauwe Zaal Vervolg Voorbereidende bijeenkomst van de visitatiecommissie Gesprek met de samenstellers van het zelfevaluatierapport: de Stuurgroep Accreditatie Onderwijs, en de vakdecaan USE Bachelorstudenten Economie (gesprek in Engels) Een mix van jaar 1, 2 en 3 (2 per jaar) Een mix van Nederlandse en Engelse varianten Een mix van trajecten/minors Pauze
09.45 – 10.30
10.30 – 10.50 10.50 – 12.30: 20 minuten per opleiding 12.30 – 13.15 13:15 – 14:00 14.00 – 15.40 20 minuten per opleiding 15.40 – 16.00 16.00 – 16.30 16.30 – 17.00 17.00 – 17.30 17.30 – 18.00 18.00 – 18.30 19:30 – Dag 3: 12 oktober 9.00 – 9.30 9.30 – 10.15 10.15 – 11.00 11.00 – 11.15 11.15 -12.00
Masterstudenten: per masteropleiding 2 (5x2= 10 studenten) Lunch Docenten bachelorprogramma Economie (8 docenten) Docenten masterprogramma’s (2 per master) Pauze Studenten Opleidingscommissie bachelor Docenten Opleidingscommissie bachelor Studenten Opleidingscommissie master (gesprek in Engels) Docenten Opleidingscommissie master Werkoverleg commissie Nabespreking Diner van commissie (vervolg nabespreking, voorlopige conclusies) Examencommissie Bestuur Undergraduate Graduate Bestuur USE Pauze Gesprek met ondersteunende medewerkers: hoofd Onderwijs- en Studentenzaken, studieadviseur, coördinator mentoraat, beleidsmedewerker Internationalisering, stagecoördinator en onderwijscoördinator, medewerker van Studiepunt, voorlichter, kwaliteitscoördinator
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
113
12.00 – 13.00
Bezichtiging faciliteiten (Centrum, Uithof, University College) Eventueel open spreekuur van voorzitter en secretaris voor studenten en docenten (aanmelding vooraf noodzakelijk)
13.00 – 14.15
Lunch Opstellen eerste voorlopige bevindingen Afsluitend gesprek met USE Bestuur Vervolg opstellen voorlopige bevindingen en voorbereiding mondelinge rapportage voorzitter Mondelinge rapportage voorlopig oordeel door de voorzitter en afsluiting bezoek Borrel
14.15 – 15.15 15.15 – 17.00 17.00 – 17.45
114
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
Bijlage D: Lijst van afkortingen BKO BSA BUS CEUT DEC ECTS
Basiskwalificatie Onderwijs Bindend Studieadvies Bestuur Undergraduate School Center of Excellence in University Teaching Disciplineoverlegorgaan Economische Wetenschappen Studiepunten uitgedrukt volgens het European Credits Transfer System GBU Graduate Bestuur USE IHR-dimensies Institutionele, historische en ruimtelijke dimensies IO International Office IVLOS Interfacultair instituut voor lerarenopleiding en studievaardigheden JB Juridische bibliotheek KUO Kengetallen Universitair Onderwijs NVAO Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie OER Onderwijs- en examenregeling OSIRIS Onderwijs en Studenten Informatie, Registratie en Inschrijfsysteem PGO Projectgroeponderwijs QANU Quality Assurance Netherlands Universities R&O-gesprekken Resultaat- en Ontwikkelingsgesprekken RAAS Research Assessment and Appraisal System REBO Rechtsgeleerdheid, Economie, Bestuur- en Organisatiewetenschap RGL Rechtsgeleerdheid SKO Seniorkwalificatie Onderwijs UBU Universiteitsbibliotheek Utrecht UD Universitair Docent UHD Universitair Hoofddocent USBO Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap USE Utrecht School of Economics UU Universiteit Utrecht VSNU Vereniging van Universiteiten WHW Wet op het Hoger en Wetenschappelijk onderwijs WO-monitor Wetenschappelijke Onderwijs-monitor (Arbeidsmarktmonitor)
QANU / Economie, Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht
115