Entrepreneurship Update Ambitieus ondernemerschap
Samenwerkingsverband Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit Amsterdam Hogeschool van Amsterdam Hogeschool Inholland
Erik Stam Utrecht Center for Entrepreneurship Utrecht University School of Economics Niels Bosma Utrecht University School of Economics
Inhoud Inleiding 8 Ambitieus ondernemerschap: belangrijke transities 10 Verklaringen van ambitieus ondernemerschap 11 Beleid voor ambitieus ondernemerschap 14 Conclusies 18 Over ACE en Utrecht Center for Entrepreneurship 20 Over de auteurs 21
3
Voorwoord Deze Entrepreneurship Update, nummer 13, is een novum. Voor het eerst is de update geschreven door collega’s die niet aan één van de ACE-partners verbonden zijn. Erik Stam en Niels Bosma zijn beiden verbonden aan de Universiteit Utrecht waar Erik Stam onlangs het collega-instituut het ‘Utrecht Center for Entrepreneurship’ heeft opgezet. Ondernemerschapscentra bij universiteiten en hogescholen zijn hard nodig zo blijkt uit deze Entrepreneurship Update ‘Ambitieus Ondernemerschap’. Vanuit het nieuwe centrum heeft Erik Stam leiding gegeven aan een onderzoeks-consortium dat in opdracht van de Adviesraad Wetenschap- en Technologiebeleid (AWT) een literatuurstudie heeft verricht naar ambitieus onder nemerschap. In deze Entrepreneurship Update doen zij verslag van dit mooie en gedegen onderzoek. De resultaten zijn belangrijk. In onze vorige Update ‘De Stand van het Ondernemerschap in Nederland’
concludeerden we dat Nederland meer ambitieus ondernemerschap nodig heeft. Meer ondernemers die de ambitie hebben om te groeien en te innoveren. Stam en Bosma schetsen hoe deze doelstelling kan worden verwezenlijkt en waar en hoe we ambitieus ondernemerschap kunnen zoeken en ontwikkelen. Deze update leert ons dat de weg naar ambitieus ondernemerschap bestaat uit vier transities: naar prestatiegerichtheid; naar ondernemend gedrag; naar ambitieus ondernemerschap; naar nieuwe waardecreatie. Dit geldt niet alleen voor ambitieus zelfstandig ondernemerschap, maar ook voor ambitieus ondernemerschap binnen bestaande organisaties. Voor ACE zijn de resultaten ook relevant. De instrumenten die de weg naar waardecreatie door ambitieus onder nemerschap bevorderen zitten in de kern van onze opdracht : onderwijs en onderzoek. Ondernemerschapsonderwijs om ondernemendheid en prestatiedrang te ontwikkelen van basisschool tot universiteit. Maar ook ondernemerschaps-
onderwijs voor ondernemers en ambitieuze werknemers in de vorm van post-initiële professionele opleidingsprogramma’s kunnen bijdragen aan ambitieus ondernemerschap. Wetenschappelijk onderzoek dat verder uitgewerkt kan worden tot innovatieve producten en diensten. Entrepreneurship Centers kunnen helpen dit onderzoek aan de ‘onder nemende man of vrouw’ te brengen. De Entrepreneurship Centers in Nederland kunnen helpen met hun onderwijs, onderzoek, outreach en valorisatie ambitieus ondernemerschap te ontwikkelen. Welkom Utrecht! Mirjam van Praag, - Hoogleraar Ondernemerschap en organisatie Universiteit van Amsterdam - Wetenschappelijk directeur Amsterdam Center for Entrepreneurship - Voorzitter begeleidingscommissie AWT-onderzoek Stam et al., 2012.
5
Inleiding Voor toekomstige welvaart zijn investeringen in kennis, en het toepassen van deze kennis in de samenleving, van cruciaal belang. Ondernemerschap speelt een belangrijke rol in het toepassen van deze kennis en draagt op die manier bij aan vernieuwing. Om tot waardecreatie te komen dienen ondernemende individuen kansen waar te nemen én te realiseren. Om kansen voor substantiële veranderingen in de samenleving te realiseren zijn ambitieuze ondernemers nodig.
De afgelopen decennia werd vaak geconcludeerd dat er in Nederland te weinig ondernemers zijn. Dat probleem lijkt grotendeels opgelost: Nederland staat sinds kort te boek als Europees kampioen ondernemerschap, met het hoogste percentage ondernemers in de volwassen bevolking en een grote aanwas van nieuwe ondernemers (zie Figuur 1). In termen van groei- of innovatief gerichte nieuwe ondernemers staat Nederland nog niet aan de top. Juist dit soort ondernemerschap is verantwoordelijk voor werkgelegenheidscreatie en (verdere) welvaartsgroei (Stam et al., 2011).
Figuur 1: Nieuw ondernemerschap, internationale vergelijking 2009-2011 Percentage in de bevolking tussen 18-64 jaar
14 Nieuw ondernemerschap met verwachte banencreatie (5+), 2009-2011 12
Nieuw ondernemerschap met innovatieve orientatie, 2009-2011 Nieuw ondernemerschap 2011
10 8 6 4 2
EU-15 landen Bron: Global Entrepreneurship Monitor
6
Overige OESO landen
Verenigde Staten
Turkijke
Korea
Australië
Noorwegen
Zwitserland
Japan
Nederland
Griekenland
Portugal
Ierland
Verenigd Koninkrijk
Hongarije
Finland
Spanje
Zweden
Frankrijk
België
Duitsland
Denemarken
0
Er kunnen diverse redenen voor een achterstand in ambitieus zelfstandig ondernemerschap worden aangeduid. Eén van de oorzaken die de wetenschappelijke literatuur aanwijst, heeft te maken met de welvaartsstaat. In Nederland bijvoorbeeld werkt, ondanks het groeiende aantal zzp’ers en werknemers met tijdelijke en flexibele contracten (SEO, 2010), nog altijd een belangrijk deel van de werknemers comfortabel in vaste loondienst. Deze personen geven relatief veel op indien zij de stap naar zelfstandig ondernemerschap wagen. Mogelijk wordt persoonlijke (carrière)ontwikkeling belangrijker geacht dan het veranderen van de wereld; bij menig individu zal dan de behoefte om te excelleren bescheiden zijn (oftewel: een geringe prestatie gerichtheid). Andere mogelijke oorzaken voor het achterblijven van ambitieus ondernemerschap zijn een gebrek aan kansen voor innovatie in een stagnerende economie, een gebrekkige talentontwikkeling, of demotiverende institutionele factoren. In deze update wordt verslag gedaan van een literatuurstudie over de kenmerken en verklaringen van het verschijnsel “ambitieus ondernemerschap”, met als doel aangrijpingspunten te vinden voor beleid (zie ook Stam et al. 2012). Het proces van ondernemerschap omvat het ontdekken, evalueren en exploiteren van kansen voor nieuwe goederen en diensten. Hierbij is een ondernemer niet noodzakelijk iemand die een eigen bedrijf heeft en bestuurt; ook werk nemers die ambitieuze activiteiten
ontplooien met het doel om zoveel mogelijk waarde te creëren worden gezien als ambitieuze ondernemers (zogenaamde “intrapreneurs”).
Ambitieus ondernemerschap Ondernemerschap omvat het proces waarin kansen voor het creëren van goederen en diensten in de toekomst wordt ontdekt, geëvalueerd en geëxploiteerd. Een ambitieuze ondernemer is iemand (a) die betrokken is in het proces van ondernemerschap en (b) die hierbij een nieuwe onderneming ontwikkelt met als doel zoveel mogelijk nieuwe waarde te creëren - waar te nemen in innovatie, internationalisering en groei.
Naast het bestuderen van de kenmerken en oorzaken van ambitieus ondernemerschap, geeft deze update ook inzicht in de daaropvolgende stap van het realiseren van waardecreatie, zowel op micro- als op macroniveau. Deze inzichten voorzien in een kennisbasis voor het verbeteren van ondernemersbeleid in een welvarende kennissamenleving dat zich er op richt om toekomstige maatschappelijke uitdagingen succesvol aan te gaan.
7
Ambitieus ondernemerschap: belangrijke transities Kenmerken en oorzaken van ambitieus ondernemerschap kunnen worden gestructureerd door de cruciale transities die individuen doorlopen om tot ambitieus ondernemerschap te komen te onderscheiden (zie Figuur 2). Hierbij zijn er grofweg twee paden die kunnen leiden tot ambitieus ondernemerschap. Het eerste pad loopt via het ontwikkelen van een ondernemende houding en ondernemende intenties naar daadwerkelijk ondernemend gedrag. De intentie tot het creëren van zoveel mogelijk nieuwe waarde kan aanwezig zijn maar is van secundair belang: allereerst wil deze persoon simpelweg ondernemer worden.
Het tweede pad gaat juist uit van prestatiedrang, waarbij de ondernemende intenties minder expliciet aanwezig zijn. De kansen voor ondernemerschap kunnen voor deze individuen min of meer toevallig ‘op hun pad’ komen. Dit in contrast met ondernemers in het eerste pad die in eerste instantie nog niet ambitieus hoeven te zijn, maar ambitieuze intenties als groei, internationalisering en innovatie ook later in de levensloop van de onderneming kunnen activeren. Ten slotte moeten, onafhankelijk van het pad dat bewandelt wordt, ambities nog worden gerealiseerd. De transities worden bovendien nog eens beïnvloed door de sociaal-economische context waarin de ondernemer zich bevindt: bijvoorbeeld formele en informele instituties, demografische factoren en het macro-economische klimaat.
Figuur 2: Transitiemodel ambitieus ondernemerschap A - Motivatie voor ambitieus ondernemerschap
Sociaal-economische context
Ondernemende houding
B - Ondernemend gedrag Zelfstandig ondernemerschap
C - Ambitieus ondernemerschap
D - Realisatie nieuwe waarde
8
Prestatiegerichtheid
Intrapreneurship
Figuur 3: Determinanten van zelfstandig ondernemerschap Ondernemende houding
Intentie tot ondernemen
Zelfstandig ondernemerschap
Kunnen ondernemen
Verklaringen van ambitieus ondernemerschap Het belang van de processen zoals weergegeven in Figuur 2, in de opeenvolgende transities, wordt grotendeels ondersteund vanuit de theoretische en empirische literatuur. De determinanten van de transitie naar zelfstandig ondernemerschap zijn samengevat in Figuur 3 en de determinanten van ambitieus ondernemerschap (gemeten als de intentie tot groei en de gerealiseerde groei van de onderneming) in Figuur 4. Figuur 3 laat zien dat bij het kiezen voor zelfstandig ondernemerschap een zekere oriëntatie (is het aantrekkelijk voor mij en heb ik de benodigde vaardigheden?) plaats vindt voordat de intentie tot ondernemerschap wordt ontwikkeld. Daarop volgt de stap van intentie naar daadwerkelijk ondernemen. Voor ambitieus ondernemerschap (Figuur 4) gelden weliswaar dezelfde basale stappen, maar hier is bij elke transitie sprake van een aanvullende
afweging. In wetenschappelijk onderzoek wordt ambitieus ondernemerschap veelal gemeten met de intentie tot ondernemingsgroei die de ondernemer heeft. De intentie tot ondernemingsgroei wordt in grote mate bepaald door de drang, kennis en vaardigheden om te presteren, en de intenties reflecteren in dat geval niet alleen de intentie tot ondernemen maar ook die om nieuwe waarde te creëren op grote schaal. De verklaringen van zelfstandig ondernemerschap dan wel ambitieus ondernemerschap verschillen nadrukkelijk op enkele punten, Zo is prestatiegerichtheid eerder een noodzakelijke voorwaarde voor ambitieus ondernemerschap dan voor zelfstandig ondernemerschap. De behoefte aan onafhankelijkheid speelt dan weer sterker bij zelfstandig ondernemerschap, terwijl het slechts van beperkte invloed is bij ambitieus ondernemerschap. Tot slot is het opleidingsniveau van de ondernemer van groter belang voor ambitieus ondernemerschap dan voor zelfstandig ondernemerschap.
9
Figuur 4: Determinanten van groei nieuwe onderneming
Kansen
Prestatiegerichtheid
Formele instituties
Intentie tot groei
Groeiende onderneming
Informele instituties
Kunnen presteren
Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat de kennis en vaardigheden om te presteren (“kunnen presteren” in Figuur 4) niet alleen van invloed zijn op de intentie om te groeien, maar ook op de stap van intentie tot de daadwerkelijke realisatie van groei. Een hoog opleidingsniveau en management-, leiderschaps-, en bedrijfstakervaring helpen bij het realiseren van groeiintenties. In de context van de (vierde) transitie van ambitieus ondernemerschap naar gerealiseerde groei, zijn het hebben van te veel vertrouwen in eigen kunnen en veronderstelde kansen bekende fenomenen die het behalen van werkelijk bovengemiddelde prestaties kunnen frustreren. Voor de realisatie van verwachtingen moeten deze verwachtingen (voortkomend uit de intenties) ook haalbaar zijn. Dat blijkt
10
in de praktijk veelal niet het geval te zijn: ruim 80 procent van de starters met groeiambitie realiseert deze niet (zie Stam et al., 2012). Ook speelt de economische context een belangrijke rol. Die bepaalt immers mede de kansen (of belemmeringen) voor ondernemerschap. In regio’s met goede economische vooruitzichten zullen intentie en realisatie met betrekking tot ambitieus ondernemerschap makkelijker tot wasdom komen dan in regio’s die te maken hebben met economische neergang. Kansen in de omgeving kunnen ambitieus ondernemerschap positief beïnvloeden, maar kunnen ook een direct positief effect hebben op de groei van ondernemingen. Het model in Figuur 4 bevat meer processen die relevant zijn voor ambitieus
ondernemerschap. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de processen ten aanzien van ‘regulier’ onderne merschap (zie Figuur 3) niet terzijde geschoven moeten worden. Deze blijven relevant voor ambitieus ondernemerschap, maar hier gaat de aandacht primair uit naar processen die juist van belang zijn voor ambitieus ondernemerschap. Een laatste stap is het toevoegen van de institutionele context. Hierin is het zinvol onderscheid te maken tussen informele en formele instituties. Met informele instituties wordt verwezen naar algemene normen en waarden ten aanzien van ambitieus ondernemerschap in de samenleving (bijvoorbeeld cultuur). Formele instituties bestaan uit de wetten en regels die gelden in de samenleving. Deze zijn directer door overheden te beïnvloeden. Ook al is er sprake van een duidelijk onderscheid tussen informele instituties en formele instituties, toch valt te verwachten dat formele instituties in bepaalde mate de normen en waarden in de samenleving reflecteren. In Figuur 4 is af te lezen dat informele instituties vooral een impact kunnen uitoefenen op de prestatie gerichtheid (acceptatie van ambitieuze houding in de samenleving), terwijl formele instituties op meerdere processen aangrijpen.
hoek heeft betrekking op de vraag hoe de instituties de beroepskeuze van individuen beïnvloeden. De inrichting van de arbeidsmarkt kan bijvoorbeeld een belangrijke schakel zijn om beroepskeuzen te beïnvloeden. De tweede benadering gaat over de keuze tussen een bestaan als zzp’er dan wel werk gever. Ambitieuze ondernemers zullen in de meeste gevallen fungeren als werkgever. De stap om mensen in dienst te nemen kan bijvoorbeeld worden tegengewerkt door zeer strikte werk nemersbescherming. Eenzelfde argumentatie geldt voor het systeem van sociale zekerheid. Zolang de onzekerheden voornamelijk voor rekening van de ondernemer komen, zal dit een negatief effect hebben op ambitieus ondernemerschap. De derde benadering betreft de verdeling van ondernemend gedrag over privaat zelfstandig ondernemerschap (al dan niet met personeel), privaat intrapreneurship (ondernemend gedrag door werknemers) en ondernemerschap in de (semi-) publieke sector. Onderzoek op het gebied van intrapreneurship vanuit internationaal perspectief staat nog in de kinderschoenen, maar is wel degelijk van belang voor beleid gericht op ambitieus ondernemerschap (zie ook Bosma et al., 2011).
De manier waarop instituties ambitieus ondernemerschap beïnvloeden kan bezien worden vanuit drie invalshoeken. Deze lichten we hieronder kort toe (zie ook Stam et al. 2012). De eerste invals-
11
Beleid voor ambitieus ondernemerschap In het licht van ambitieus ondernemerschap kunnen vier belangrijke transities worden onderscheiden (zie ook Figuur 2): n De transitie naar prestatiegerichtheid; n De transitie naar ondernemend gedrag; n De transitie naar ambitieus ondernemerschap; n De transitie naar nieuwe waardecreatie Elke transitie wordt door verschillende determinanten beïnvloed op micro- en macroniveau. Een magische formule om alle transities ineens te beïnvloeden bestaat simpelweg niet. Elke transitie laat zich door andere beleidsmaatregelen en -terreinen beïnvloeden. De eerste transitie omvat vooral onderwijsbeleid, terwijl de tweede transitie vooral via algemeen ondernemersbeleid kan worden beïnvloed. Voor de derde en vierde transitie is meer specifiek industriebeleid nodig dat zich direct richt op de groeiambities van onder nemers en de daadwerkelijke creatie van nieuwe waarde. De laatste transitie wordt ook sterk beïnvloed door wet- en regelgeving met betrekking tot de arbeidsmarkt. Beleid voor ambitieus ondernemerschap is deels overlappend, deels aanvullend en deels conflicterend met algemeen ondernemersbeleid. Vanuit het oogpunt van ambitieus ondernemerschap is het positief dat al beleid bestaat dat, direct of indirect, ondernemend
12
gedrag stimuleert door kennis en vaardigheden voor ondernemerschap en de toegang tot financiering te verbeteren, en de administratieve lasten te verminderen. Zonder de stap naar zelfstandig ondernemerschap te maken is ambitieus zelfstandig ondernemerschap immers onmogelijk. Uit Stam et al. (2012) blijkt dat aanvullende interventies extra aandacht verdienen. Voor het aanwakkeren van ondernemerschap kan beleid vrij breed worden ingezet - bijvoorbeeld met algemene programma’s voor ondernemerschapsonderwijs, voorzien in rolmodellen, en belastingaftrek voor zelfstandigen. Om de derde en vierde transitie te stimuleren moet beleid selectiever zijn. Hierbij gaat het niet om meer mensen ondernemer te laten worden, maar om de juiste mensen ondernemer (en de juiste ondernemers ambitieuzer) te laten worden. Om de doelgroep af te bakenen en te ondersteunen kan gebruik gemaakt worden van up-todate databestanden die de populatie van jonge ondernemingen weergeven, maar er zullen ook publiek-private partnerschappen moeten worden gesloten. Business angels en bedrijfstak experts kunnen helpen bij het identificeren van potentieel ambitieus ondernemerschap en advies geven bij radicale organisatieveranderingen gedurende de levensloop van jonge ondernemingen evenals advies voor groei, innovatie en internationalisering. Om toegelaten te worden tot dergelijke selectieve programma’s moet expliciet een ambitie tot innovatie, internationalisatie en/of
groei benoemd zijn. Zelfs al is de intentie tot groei geen garantie op succes, groei zonder intentie daartoe is extreem zeldzaam. Bij stimulering van de vierde transitie tot slot, moet initieel marktsucces waarneembaar aangetoond kunnen worden. Dit moet als criterium voor deelname aan programma’s worden gebruikt. In tegenstelling tot traditioneel ondernemersbeleid moet ambitieus onder nemersbeleid zich focussen op enkele ‘high potentials’, eerder dan de middelen te spreiden over individuen die enkel de ambitie hebben om zelfstandig te zijn. Met beperkte publieke middelen, zoals de komende jaren te verwachten is, speelt dan de afweging of (a) grote sommen ingezet moeten worden op een selectief aantal ambitieuze ondernemers, of (b) kleine sommen verdeeld moeten worden onder een groot aantal zelfstandige ondernemers. De eerder genoemde complementariteit kan dan aanleiding geven voor een dilemma: weinig voor veel (algemeen ondernemersbeleid), of veel voor weinig (ambitieus ondernemersbeleid). Ook kan het vergaand stimuleren van zelfstandig ondernemerschap, bijvoorbeeld door zeer gunstige fiscale regelingen voor starters, ertoe leiden dat relatief veel werknemers zelfstandig ondernemer worden, zonder enige ambitie om op grote schaal nieuwe waarde te creëren. Duizend zelfstandigen maken nog geen Google, en ambitieuze ondernemers hebben meer aan een kwalitatief goed en toegankelijk aanbod van werknemers dan aan een leger van
zelfstandigen waaraan ze taken kunnen uitbesteden. Hieronder geven we de drie pijlers aan waar aanvullend beleid voor ambitieus ondernemerschap zich vooral op zou moeten richten.
Onderwijs en publieke kennis Prestatiegerichtheid en een positieve houding ten opzichte van ondernemerschap zijn geen gegeven karaktertrekken, maar kunnen worden ontwikkeld, voornamelijk op jongere leeftijd. Dit betekent dat het lesmateriaal in het primaire en secundaire onderwijs belangrijk kan zijn. Met programma’s die inspelen op de sluimerende voorkeuren van leerlingen en laten zien hoe ideeën met ondernemend gedrag en prestatiegerichtheid kunnen worden verwezenlijkt, kunnen ambitieuze ondernemende intenties (in welke vorm dan ook) op vroege leeftijd ontwikkeld worden. Dit betekent bijvoorbeeld ook dat ervoor moet worden gezorgd dat ondernemende rolmodellen bekend zijn. Voor de derde en vierde transitie is daarnaast professionele educatie belangrijk. Voor de ontwikkeling van de ambitie om een nieuwe onderneming te laten groeien, innoveren of internationaliseren zijn de kennis en vaardigheden van individuen van groot belang. Gemiddeld genomen presteren hoogopgeleide ondernemers beter dan laagopgeleide ondernemers, en hebben ondernemers ook hogere opbrengsten uit onderwijsinvesteringen dan
13
werknemers. Ook op macroniveau bestaat een positief verband tussen het aantal hoogopgeleiden en het aantal snelgroeiende ondernemingen. Verdere uitbreiding en intensivering van ondernemerschapsonderwijs op universiteiten en professionele opleidingen lijkt dus ook nuttig voor het stimuleren van ambitieus ondernemerschap. De overheid kan een directe en een indirecte rol vervullen als het gaat om het investeren in kennis, wat de mogelijkheden voor ambitieuze ondernemers zal vergroten. Door te investeren in publiek onderzoek wordt de kennisbasis voor ondernemerschapskansen in de maatschappij direct verbreed. Wetenschappelijk onderzoek heeft vaak geleid tot allerlei toepassingen die door nieuwe ondernemingen zijn ontwikkeld en verspreid. Een andere manier om direct invloed uit te oefenen is via het (nog meer) open stellen van overheidsopdrachten met innovatiedoeleinden aan nieuwkomers op de markt, bijvoorbeeld via het “Small Business Innovation Research”programma.
Arbeidsmarkt Werknemersbescherming beïnvloedt ambitieus ondernemerschap via de opportuniteitskosten van ondernemerschap (of het gaan werken voor een veelbelovende nieuwe onderneming). Ambitieuze werknemers zullen in omstandigheden met sterke werknemersbescherming niet zo snel hun veilige baan opzeggen voor een zeer onzeker bestaan als oprichter van een
14
nieuwe onderneming. Daarnaast zal werknemersbescherming het voor ambitieuze ondernemers lastig maken om werknemers aan te nemen, omdat het moeilijk kan zijn om ze te ontslaan in slechte tijden. Kortom, flexibilisering van de arbeidsmarkt kan ambitieus ondernemerschap faciliteren. Domeinspecifieke ervaring is een belangrijke determinant van ambitieus ondernemerschap. In zowel de literatuur over zelfstandig ondernemerschap als die over intrapreneurship vinden we bijvoorbeeld dat managementervaring ondernemend gedrag en groeioriëntatie positief beïnvloedt. Ervaring in de bedrijfstak is ook van belang voor het overleven van nieuwe ondernemingen en hun groei. Groeigeoriënteerde ondernemers zijn relatief vaak hoog opgeleid en vrij welvarend qua inkomen. Dit betekent dat beleid voor ambitieus ondernemerschap zich specifiek op hoogopgeleide individuen met management- en bedrijfstakervaring kan richten, met het oogmerk de overstap naar ondernemerschap voor hen aantrekke lijker te maken. Deze individuen zijn misschien minder gemakkelijk over te halen om zelfstandige te worden, maar ze zijn waarschijnlijk wel meer geneigd om een nieuwe onderneming te laten groeien. Het ondersteunen van deze potentieel ambitieuze ondernemers lijkt een zeer effectieve beleidsrichting.
Ambitieus ondernemerschap door werknemers Ambitieus ondernemerschap is niet alleen in de context van zelfstandig ondernemerschap te vinden. Ook intrapreneurship en publiek ondernemerschap kunnen verschijningsvormen van ambitieus ondernemerschap zijn. Stimuleren van ambitieus ondernemerschap door werknemers kan het gebrek aan zelfstandige ambitieuze ondernemers compenseren en is een manier om het aanwezige ondernemende talent in bestaande organisaties te laten floreren. De determinanten van intrapreneurship komen in grote mate overeen met de determinanten van zelfstandig ondernemerschap. Het grote verschil met zelfstandig ondernemerschap is dat intrapreneurship sterk wordt geconditioneerd door de structuur, cultuur, en het beloningsbeleid van de organisatie. Een eerste uitdaging voor beleidsmakers is dan ook om organisaties bewust te maken van het potentieel van intrapreneurship. Tegelijkertijd kunnen beleidsmakers ook zelf het goede voorbeeld geven door in hun eigen organisaties (de publieke sector) publiek ondernemerschap te stimuleren. Dit kan op diverse manieren worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door het delen van informatie over goed werkende praktijken op dit terrein, en via adviesdiensten ten aanzien van belangrijke aspecten van strategie, management, organisatie, financiering en risicomanagement met betrekking tot intrapreneurship.
Werkgevers hebben waarschijnlijk een ambivalente houding ten opzichte van intrapreneurship. Aan de ene kant kan hun organisatie profiteren van het ondernemende gedrag van hun werknemers. Aan de andere kant kunnen ze juist hun meest getalenteerde personeel verliezen omdat ze – als ze eenmaal de smaak te pakken hebben – hun eigen onderneming kunnen starten. Dit laatste is misschien goed voor de economie als geheel, maar slecht voor de voormalige werkgever. Een belangrijk obstakel voor ambitieus zelfstandig ondernemerschap in deze context is het concurrentiebeding, dat het onmogelijk kan maken de werkgever te verlaten om een innovatieve onderneming te starten.
15
Conclusies Nederland is recent uitgeroepen tot Europees kampioen ondernemerschap. Dit is echter vooral ondernemerschap met relatief weinig groeiambities en ondernemerschap dat niet uitblinkt qua innovatie. Voor een welvarende kennissamenleving die in staat is om toekomstige maatschappelijke uitdagingen succesvol aan te gaan, is juist ambitieus ondernemerschap van belang. In deze update hebben we de belangrijkste verklaringen van ambitieus ondernemerschap uitgelicht, en hebben we aangrijpingspunten voor beleid gegeven. Stimuleren van ambitieus ondernemerschap heeft enerzijds te maken met de houding ten opzichte van ondernemen en prestatiegerichtheid. Aan de andere kant moeten mensen ook in staat zijn om te kunnen presteren in de context van ondernemerschap. Tenslotte moeten er ook kansen zijn in markt en maatschappij voor ambitieus ondernemerschap. Op elk van deze punten kan beleid worden gevoerd, variërend van onderwijsbeleid om een ondernemende houding en vaardigheden te ontwik-
16
kelen, en om prestatiegerichtheid aan te wakkeren, tot arbeidsmarktbeleid om de arbeidsmarkt te flexibiliseren, vooral voor werknemers die de beste uitgangspositie hebben voor succesvol ambitieus ondernemerschap. Vanuit een breder perspectief kan worden gezegd dat er grofweg drie richtingen voor ondernemersbeleid mogelijk zijn die elkaar in grote mate uitsluiten. Ten eerste het nog verder stimuleren van zelfstandig ondernemerschap ten koste van werknemerschap. Ten tweede het verder stimuleren van zelfstandig ambitieus ondernemerschap, dat tot bepaalde hoogte gebaat is bij stimulering van zelfstandig ondernemerschap in het algemeen, maar dat ook aanvullend beleid vereist. Ten derde het stimuleren van ambitieus ondernemerschap van werknemers. In de laatste twee beleidsrichtingen staat ambitieus ondernemerschap centraal, via nieuwe of bestaande organisaties. Voor zelfstandig ambitieus ondernemerschap zal vooral een flexibeler arbeidsmarkt voor met name hoogopgeleiden van belang zijn, terwijl voor ambitieus ondernemerschap van
werknemers vooral de bestaande organisaties hun interne regels zullen moeten aanpassen om het talent van hun werknemers te ontplooien en hen meer ruimte voor (productief) initiatief te bieden.
Referenties n Bosma,
N., Stam, E. & Wennekers, S. (2011). Onder-
nemende werknemers in internationaal perspectief. Economisch Statistische Berichten, 19-08-2011, 474-477. n SEO (2010). Langdurig verblijf in de flexibele schil van de
arbeidsmarkt. Aantal werknemers en hun kenmerken. Onderzoek in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Rapportnummer 2010-43. n Stam,
E., Hartog, C., Van Stel, A. & Thurik, R. (2011).
Ambitious Entrepreneurship and Macro-Economic growth. In: Minniti, M. (ed.), The Dynamics of Entrepreneurship. Evidence from the Global Entrepreneurship Monitor Data. Oxford: Oxford University Press, pp. 231-249. n Stam,
E., Bosma, N., Van Witteloostuijn, A., De Jong,
J., Bogaert, S., Edwards, N. & Jaspers, F. (2012). Ambitious Entrepreneurship. A review of the academic literature and new directions for public policy. Den Haag: Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT).
17
Over ACE en Utrecht Center for Entrepreneurship ACE is het samenwerkingsverband van de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit, de Hogeschool van Amsterdam en de Hogeschool INHolland voor onderzoek, onderwijs en outreach in Entrepreneurship. De missie van ACE is om het ondernemersklimaat in de regio Amsterdam te bevorderen door het stimuleren van ondernemerschap en ondernemend gedrag onder alle Amsterdamse studenten, en het verrichten van onderzoek dat bijdraagt aan succesvol ondernemerschap in Nederland.
Over de auteurs Erik Stam is hoogleraar ondernemerschap en innovatie aan de Utrecht University School of Economics. Hij is wetenschappelijk directeur van het Utrecht Center for Entrepreneurship
18
Het Utrecht Center for Entrepreneurship is het samenwerkingsverband van de Universiteit Utrecht, het Universitair Medisch Centrum Utrecht en de Hogeschool van Utrecht voor training en educatie op het gebied van onder nemerschap. Het Utrecht Center for Entrepreneurship richt zich op de bewustwording van ondernemerschap en op het ontwikkelen van ondernemerschapskennis en -vaardigheden bij studenten van de deelnemende onderwijsinstellingen. De focus ligt (net als in deze Entrepreneurship Update) op ambitieus ondernemerschap en op de combinatie van ondernemerschap met specifieke academische disciplines.
Niels Bosma is universitair docent ondernemerschap en innovatie aan de Utrecht University School of Economics. Daarnaast is hij onderzoeker aan de Vlerick Leuven Gent Management School en de Global Entrepreneurship Research Association.
Colofon Uitgegeven door Amsterdam Center for Entrepreneurship (ACE) Roetersstraat 11 1018 WB Amsterdam www.ace-amsterdam.org 020 525 4110 of
[email protected] April 2012 ISBN/EAN: 978-90-78621-11-9
Met dank aan Sander Hoogendoorn en Hein Roelfsema
Vormgeving Crasborn Grafisch Ontwerpers bno
In samenwerking met
Gesponsord door