05
Jaargang 45 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t k at h o l i e k o n d e r w i j s
MEI 2014
in dit nummer Nieuw nascholingsaanbod VVKBaO / Duurzame schoolreis De andere verbeeld/verbeeld gevaar / Goed communiceren
forum nr. 05 • mei 2014
Hoofdartikel Vrijheid van vereniging onder druk!?
3
In de kern Geroepen om te dienen.
4
Persbericht Scholenbouw via publiek-private samenwerking eindelijk van start
5
Het katholiek onderwijs vraagt onverkorte uitvoering van de afspraken van 2010.
6
Basisonderwijs Diocesane colloquia voor het basisonderwijs 7 Speels, leerrijk en geïntegreerd werk maken van 11 talensensibilisering en taalinitiatie. Hoe doe je dat? Een vingerafdruk van de school Het nascholingsaanbod rond identiteit
12
Laagdrempelig ICT integreren. Kan dat?
14
Secundair onderwijs De andere verbeeld / verbeeld gevaar Beeldvorming over ‘de andere’ in religieuze kunst
16
Congres directeurs secundair onderwijs Houffalize 12 tot 14 maart 2014
18
Internaten Kiezen voor een internaat is vaak kiezen voor aandacht, tijd en betrokkenheid
20
Hoger onderwijs Studenten lerarenopleiding en de Groote Oorlog
22
Pedagogische ondersteuning Bewust op schoolreis?
25
Schoolbesturen Goed communiceren: een permanente opdracht voor het bestuur
28
Diocesane jaarvergaderingen voor besturen 2014
31
Vrijheid van vereniging onder druk !? We beleven blijkbaar een moment in ons samenleven waarin voorheen (bevochten en) verworven grondwettelijke vrijheden zonder veel protest op de helling worden gezet. In het VSKO memorandum naar de verkiezingen van 25 mei hebben we aandacht gevraagd voor de steeds groeiende en verstikkende regeldrift van de overheid, die de ruimte voor de invulling van het eigen pedagogisch project, maar ook het vertrouwen in de professionele ‘veldwerker’ steeds meer beknot en op termijn een bedreiging vormt voor de echte kwaliteit van het onderwijs in Vlaanderen. Enkele maanden geleden hebben we de aandacht gevestigd op een beweging in de samenleving, die elke verwijzing naar religie wil terugdringen naar de privésfeer, weg van de publieke ruimte. Mag de diversiteit aan wegen naar zingeving nog zichtbaar zijn in een open, verdraagzame samenleving? Ook binnen het onderwijs moet en zal het aanbod van het levensbeschouwelijk vak zwaar ter discussie worden gesteld. Onderwijs wil ook zijn opdracht voor de totale persoonsvorming van kinderen en jongeren, die het is toevertrouwd blijvend invullen. Niet beperkt tot kennisoverdracht en aanleren van attitudes en vaardigheden (learning to learn en learning to do), maar ook gemeenschapsvormen (learning to live together) en zingeving (learning to be). In de groei naar volwassenheid willen we onze leerlingen, studenten en cursisten uitdagen tot het maken van fundamentele keuzes over wat voor hen zin zal geven aan hun leven, wat de toetssteen zal zijn voor hun denken, handelen en spreken. En nu gaan stemmen op om vragen te stellen bij het fundamentele recht op verenigen. Niet het samenbrengen van bijv. de buurt voor een gezellige straatbarbecue of het aanbieden van mogelijkheden om in een ontspannen sfeer te ‘sportelen’. Neen, daarvoor zullen en moeten middelen worden gevonden. Ik wil het belang van deze initiatieven niet onderschatten als tegenwicht tegen vereenzaming van mensen en tegen de verzuring in de samenleving. Het wordt blijkbaar problematisch wanneer personen of instellingen zich verenigen om naast het versterken van de verbondenheid ook een stem te willen laten horen naar de overheid, naar het beleid toe. Wanneer zo’n vereniging, i.c. een onderwijskoepel zoals het VSKO, naast dienstverlening aan zijn leden ook aan beleidsbeïnvloeding wil doen. Woorden als instandhouding van een voorbije machtsbaronie, middelenopslorpende organisatie tot zelfs bewijs van afwending van onderwijsmiddelen worden in de mond genomen. Het legitimeren van onze koepelwerking in het domein van de beleidsbeïnvloeding situeert zich op twee vlakken. In de eerste plaats zorgt het overleg met een georganiseerd, vertegenwoordigend middenveld voor een hogere kwaliteit van beleidsvoering. Vanuit de eigen deskundigheid is dit middenveld een evenwaardige gesprekspartner voor de overheid om na te denken over de doelmatigheid, de redelijkheid, de noodzakelijkheid en de werkbaarheid van beleidsbeslissingen, zowel bij de totstandkoming als bij de evaluatie van het gevoerde beleid. Voor zover dit middenveld de vinger aan de pols houdt bij zijn eigen achterban is het ook het best geplaatst om woordvoerder te zijn voor de vragen en noden uit dat werkveld, maar terzelfdertijd is het een onvervangbare partner voor die overheid om de door het beleid gemaakte keuzes (na overleg en onderhandeling) te vertalen en te verdedigen in het eigen werkveld en zo het noodzakelijke draagvlak voor een correcte uitvoering te verwerven. De tweede reden, die het bestaansrecht van een middenveldorganisatie legitimeert is misschien nog belangrijker. Ook geeft de koepel een stem aan de stemlozen. Zonder middenveld ligt de weg open naar een recht voor de sterksten. De stap naar beleidsbeïnvloeding wordt dan voorbehouden aan wie beschikt over de juiste contacten en toegangen. Meer zelfs, zonder georganiseerd middenveld kan elk beleid gelegitimeerd worden : er is immers altijd wel een particuliere voor- of tegenstander te vinden. Om al deze redenen dient niet alleen blijvend zorg te worden gedragen voor een correcte toepassing van het grondwettelijk beginsel, maar moet deze vrijheid van vereniging door de samenleving en door een betrokken overheid worden gekoesterd. Mieke Van Hecke Directeur-generaal VSKO
© Mareo Mertens
l e k i t r a d Hoof
IN DE KERN
geroepen om te dienen
E
lk jaar opnieuw besteedt de Kerk in de maand mei aandacht aan roepingenzondag. Velen denken dan aan de roeping van priesters en missionarissen, maar dit is toch wel een te enge interpretatie. Immers elke mens wordt geroepen: de een tot leerkracht, de ander tot opvoeder, boekhouder, arbeider, kok, landbouwer, schrijver of wie weet wat nog allemaal. Dat alles is alleen maar mooi en zinvol als het gebeurt vanuit een verlangen en heel graag doen. De grootste gemene deler van ‘roeping’ is leven vanuit een passie. Het is zich inzetten met heel je wezen, met je diepste zijn, voor datgene -heel uniek- waarvan je het gevoel hebt: dit moet ik doen! Een roeping is dat ene doel dat elk in zich voelt groeien, dat alleen maar duidelijker en groter wordt, tot wij het niet meer kunnen negeren. We gaan erop in en alleen dan leven we voluit, niet noodzakelijk gemakkelijker of leuker, maar wel vanuit de diepste kern van wie we zijn. Elke roeping heeft ook te maken met dienstbaarheid. Zo is elke functie in de onderwijswereld een roeping tot dienstbaarheid. Iedereen is geroepen om te dienen en niet om gediend te worden. Vanuit deze dienstbaarheid heeft roeping steeds te maken met gemeenschapsvorming. De vrienden van Jezus hebben destijds na zijn verrijzenis het verlangen gevoeld om mensen uit alle rangen en standen, uit alle rassen en talen, uit alle naties samen te brengen. Ze hebben hen uitgenodigd om een nieuw volk te vormen, het volk van God, met een eigen wet: de wet van de liefde en de gerechtigheid. Vele mensen zijn op die roep en uitnodiging ingegaan. Ook vandaag heeft de wereld nood aan gemeenschap. Dit geldt ook voor scholen, internaten en onderwijsinstellingen. Ze zijn plaatsen waar het goed is om als directie, leerkrachten en leerlingen samen te leven en niet alleen om kennis te verwerven, maar ook om te bouwen aan een wereld waar er zorg en aandacht is voor elkaar. Waar niemand uitgesloten of gepest wordt en waar de armsten en de kleinsten graag gezien zijn en alle steun krijgen om te groeien. Dat is een eerste licht dat schijnt over de roeping: geroepen om gemeenschap te zijn. En dan is er nog een tweede licht. Iedereen weet uit ervaring dat een goede gemeenschap er niet vanzelf komt. Er zijn mensen nodig die zich willen inzetten voor die gemeenschap. En inzet klinkt misschien nog
te zwak. De vraag die het evangelie ons toeroept is: wie wil zijn leven geven opdat er gemeenschap zou groeien? De gemeenschap van de school heeft mensen nodig die hun leven willen geven. Dat is ook zo voor andere gemeenschappen én voor de gemeenschap van de Kerk. Een bijzondere rol in deze gemeenschapsvorming is er naast de school weggelegd voor onze gezinnen. Vele christelijke gezinnen zijn immers een verzamelplek van gemeenschap. Voor de eigen kinderen ongetwijfeld, maar dikwijls ook voor andere gelovigen, die er een thuis vinden. Gezinnen zijn geroepen om de basisspelers en sterkhouders van de maatschappij te zijn en om in navolging van Jezus hun leven te geven. Zij zijn als de trainers van een ploeg. Van hun inzet en fijngevoeligheid hangt de hele opvoeding van de jonge mensen af en wie zij zullen worden in hun leven: eveneens geroepen tot dienstbaarheid! Op 25 mei a.s. zijn er verkiezingen. Velen voelen zich ‘geroepen’ om kandidaat te zijn voor een of andere politieke functie. Maar willen zij dit ook doen uit dienstbaarheid? Zijn zij zich ten volle bewust dat ‘minister’ dienaar betekent? Velen van hen zijn eerder ‘mini-sterren’, die maar even aan het firmament fonkelen. Niets is immers zo vergankelijk als politieke macht. Vaak omdat de echte dienstbaarheid in functie van de medemensen ontbreekt. Vele politici zijn te veel tegen iets of iemand: tegen de vreemdelingen of de asielzoekers, tegen de Walen en de PS, tegen de sociale zekerheid, tegen de onderwijshervormingen, tegen het katholiek onderwijs of de godsdienstles, tegen… Een tegenhouding leidt steeds tot een negatieve mentaliteit van ontgoocheling, pessimisme en cynisme. Wie kiest voor dienstbaarheid kiest voor de gemeenschap en voor de medemens, en heeft aandacht voor elke instantie en voor het geluk van elke mens. Hij kiest niet tegen… Hij houdt zich niet bezig met pietluttigheden en details, maar met de essentie en opent perspectieven van hoop en geloof in de toekomst. Zulke kandidaten verdienen een stem en mogen ‘geroepen’ worden om te dienen en niet om gediend te worden. En inmiddels mogen wij bij onszelf de vraag stellen: wat is mijn roeping en hoe maak ik die elke dag in onze scholen en internaten waar in dienstbaarheid voor de mensen die mij worden toevertrouwd? Jan Vander Velpen VSKO-pastor
CONTACTBLAD VOOR SCHOOLBESTUREN, PEDAGOGISCH BEGELEIDERS DIRECTIES EN PERSONEELSLEDEN VAN HET KATHOLIEK ONDERWIJS
MAANDBLAD Verschijnt niet in juli en augustus VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO Guimardstraat 1 - 1040 Brussel EINDCOÖRDINATIE: Willy Bombeek EINDREDACTIE: Rita Herdies REDACTIELEDEN: Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, André Janssens, Janwillem Ravyst, Dimitri Vandekerkove, Marijke Van Bogaert, Mieke Van Hecke, Ann Verreth
4
mei 2014
REDACTIEADRES: VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45 E-mail:
[email protected] - Website: www.vsko.be ABONNEMENT Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW) 38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr. 000-0947400-01 van LICAP cvba, 1040 Brussel PRE-PRESS EN DRUK: Licap cvba, tel. 02 509 96 83 COVER: © Ilse Prinsen/2010
PERSBERICHT
Scholenbouw via publiek-private samenwerking eindelijk van start Eerstesteenlegging van de eerste vrije school in het DBFM-project, in Arendonk
,,Ik ben een tevreden directeur, een gelukkig man’’ (Willy Brion, Sint-Clara, Arendonk) Scholenbouw is een major issue in Vlaanderen. Dat is zeker zo in het vrij onderwijs. De middelen van Agion (Agentschap voor Infrastructuurwerken in het Gesubsidieerd Onderwjjs) zijn relatief beperkt. Jaren al volstaat de toelage van de overheid voor Agion lang niet om de toename van aangevraagde bouwprojecten te betalen waardoor de wachtlijst alsmaar langer wordt. Die bedraagt nu meer dan 2.5 miljard euro. Onderwijsminister na onderwijsminister bespaarde op stenen want die betogen niet. Merkwaardig dat er niet méér politieke commotie over bestaat.
DBFM-systematiek Minister Vandenbroucke bedacht een alternatief scholenbouwcircuit: via een publiek-private samenwerking zouden 211 scholen worden gebouwd, volgens de DBFM-formule (design, build, finance, maintain). Meteen zou de Agionlijst op significante wijze worden ingekort. Het idee werd gelanceerd in 2006. De nv Scholen van Morgen met BNP Paribas Fortis en AG Real Estate als private partners en de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) als publieke partner, haalden het project binnen. De uitrol ervan is toevertrouwd aan een afgevaardigd-bouwheer die een zestigtal personeelsleden aanstuurt om afspraken te maken met architecten, aannemers en schoolbesturen en die afspraken om te zetten in bouwprojecten binnen de afspraken en de decretaal afgesproken data. Door de grote complexiteit, de benodigde middelen (1.5 miljard euro), de juridische implicaties enz. zijn we nu pas, in 2014, in de bouwfase beland. Een écht betekenisvolle verkorting van de wachtlijst brengt de DBFM-operatie ook niet mee. Het worden uiteindelijk ongeveer 165 nieuwe scholen, waarvan meer dan honderd vrije scholen. Nog dit kalenderjaar zullen er 50 bouwplaatsen voor nieuwe scholen geopend worden. De nv Scholen van Morgen (DBFM-vennootschap) ontwerpt, financiert en bouwt dus de scholen als bouwheer en niet het verantwoordelijke schoolbestuur. Meer nog, de DBFM-vennootschap zal betrokken gebouwen ook 30 jaar onderhouden. Natuurlijk is er frequent en diepgaand overleg met de schoolbesturen maar het is toch wennen. Via een jaarlijkse beschikbaarheidsvergoeding betaalt het schoolbestuur 30 jaar lang zelf nog 28.5% (secundair) tot 18.5% (basisonderwijs) van de bouwkost. Er hoeft niet up-front betaald te worden en dus ook niet te worden geleend. De prijs blijft wel aanzienlijk en de beschikbaarheid van voldoende middelen blijft afhankelijk van de leerlingentaantallen (werkingsmiddelen evolueren mee met het aantal leerlingen). Dankzij de DBFM-operatie zullen binnen twee jaar meer dan honderd vrije scholen over prima accommodatie beschikken. Een pluim voor de schoolbesturen die instappen in het project. In die zin is er veel reden om blij te zijn.
Arendonk wijst de weg Blij was ook Willy Brion, directeur van Sint-Clara in Arendonk: op 1 april werd de eerste steen van de eerste vrije school in het project gelegd, in Arendonk. Nog in april vond ook de eerstesteenlegging plaats in Sint-Eduardus, Merksem. In Arendonk dachten vele collega’s, ouders, leerlingen, sympathisanten mee na over het concept van de school. Het vooruitzicht om op 1 september 2015 onderwijs in een hoogkwalitatieve en nieuwe schoolomgeving te kunnen aanbieden maakt hen allen laaiend enthousiast. Participatie van de stakeholders van de school was een belangrijke parameter bij het gekozen concept. Directeur
mei 2014
5
PERSBERICHT
Willy Brion: ,,Ook al zijn we enorm fier op en verheugd over dit bouwproject, wij beseffen dat niet de stenen, maar de mensen de stuwende kracht en het kloppende hart van ons onderwijs zijn“. Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO, zei tijdens haar toespraak bij deze eerste steenlegging dat DBFM helemaal geen evidentie is voor een katholieke school. Immers, de besturen engageren zich voor 30 jaar. Mieke Van Hecke: ,,Onze schoolbesturen maken deel uit van het enige onderwijsnet in Vlaanderen dat een belangrijk deel van elke investering zelf moet betalen. Zij moeten zich behelpen met een loutere onderwijsbegroting en kunnen niet putten uit een ruimer budget waarvan onderwijs slechts één onderdeel is. Onze vzw’s kunnen ook alleen putten uit werkingstoelagen en investeringssubsidies of in dit geval, een beschikbaarheidstoelage. Die werkingstoelagen zijn sterk afhankelijk van de evolutie van de schoolbevolking en onderhevig aan de nukken van een overheid die per jaar beslist of de toelagen geheel of gedeeltelijk worden aangepast aan de levensduurte. In Arendonk was de instap in DBFM een noodzakelijke maar moedige keuze en er spreekt vertrouwen uit in de kwaliteit van het onderwijs, in de sterkte van het aanbod, in de toekomst van de school, in de kracht van de medewerkers. Scholen en schoolbesturen moeten weten dat we met het VSKO klaar zijn om ondersteuning te bieden, waar nodig. Elke langetermijnrelatie staat of valt met het vertrouwen dat partijen in elkaar hebben. Ik spreek de hoop uit dat dat vertrouwen verder mag groeien en vaste grond mag vinden in een samenwerking die het louter contractuele overstijgt. Dan kan het schoolbestuur zich optimaal bekommeren om haar kerntaak: kwaliteitsvol secundair onderwijs aanbieden.”
Het katholiek onderwijs vraagt onverkorte uitvoering van de afspraken van 2010 In 2010 kwamen de onderwijskoepels en het GO! samen bij Vlaams minister P. Smet om een antwoord te zoeken op het capaciteitsprobleem. De uitdaging was om rekening houdend met de beschikbare middelen en de eigenheid van de onderwijsverstrekkers het acute probleem op te lossen. Op deze vergadering werd een consensus bereikt waarbij het vrij katholiek onderwijs toegelaten heeft om tijdelijk haar decretaal aandeel in de vrijgemaakte middelen te laten aanwenden door de andere onderwijsverstrekkers. Hiermee stelde het katholiek onderwijs ‘stoeltjes voor kinderen’ centraal. Evenwel met de uitdrukkelijke afspraak dat het evenwicht op termijn hersteld zal worden van zodra alle onderwijsnetten volwaardige capaciteitsdossiers kunnen indienen. Dat is op dit ogenblik het geval. Omwille van de toen bestaande eensgezindheid over deze werkwijze werd op geen enkel ogenblik deze afspraak in een document geformaliseerd. In Vlaanderen wordt door schoolbesturen van drie onderwijsnetten onderwijs aangeboden. Elk van die onderwijsnetten wordt gekenmerkt door eigen mogelijkheden en beperkingen. Het ene net hoeft geen eigen aandeel van een investeringsdossier uit werkingstoelagen bij te passen. Een ander net heeft ruimere financiële mogelijkheden omdat het put uit een ruimer budget en heeft een grotere hefboom en sneller en meer informatie om tijdig een veelomvattende strategie te ontwikkelen. Om ervoor te zorgen dat die ongelijkheid tussen de onderwijsnetten niet weegt op investeringsmogelijkheden in schoolgebouwen, heeft de wetgever in Onderwijsdecreet II een sleutel opgenomen om de middelen voor investeringen in schoolgebouwen over de onderwijsnetten te verdelen pro rata van de Vlaamse gemiddelde leerlingenaantallen in het leerplichtonderwijs. Het katholiek onderwijs heeft geen centraal beslissingsorgaan per centrumstad en wordt door haar zwakke financiële positie gedwongen om heel zorgzaam om te gaan met de middelen. Daardoor kan niet onmiddellijk een antwoord geboden worden op elke acute vraag. Het VSKO is verrast door de commotie en betreurt dat de bereikte consensus van 2010 op de helling geplaatst wordt en roept de collega’s onderwijsverstrekkers op om de oplossing voor het capaciteitsprobleem niet te laten verworden tot een schoolstrijd.
6
mei 2014
BASISONDERWIJS
diocesane colloquia voor het basisonderwijs
2013-2014
D
e diocesane colloquia voor het basisonderwijs 2013-2014 zijn achter de rug. In volgende vijf bijdragen brengen deelnemers aan die directiedagen verslag uit.
Bisdom Antwerpen (K)in(d)spiratie De elfde driedaagse voor directeurs basisonderwijs trok met 237 deelnemers op 19, 20 en 21 maart 2014 naar Blankenberge. Drie dagen de tijd nemen om het kind centraal te plaatsen en daarover met collega’s samen na te denken.
© Nele Van Oosten
Johan Deklerck, criminoloog (KU Leuven), schetste in het openingsreferaat de rode draad. Kinderen van nu groeien op in de herfsttij van de moderniteit, in een samenleving die van welvaartstaat naar veiligheidsstaat evolueert. Dat heeft gevolgen voor normativiteit en gezag maar ook invloed op de leer- en leefwereld van de leerlingen. De spreker daagde ons uit tot onvoorwaardelijke ervaringsgerichtheid: Wees als onderwijs de ‘compagnon de route’ in de leer- én de leefwereld van het kind.
Journalist Jan Beddegenoodts bracht knap het Palestijns conflict in beeld, ook vanuit de ogen van de jongere generatie. Thank God it’s Friday is een beklijvende documentaire over de nederzettingen. Twee dorpen op – letterlijk – een steenworp van elkaar, maar zo’n aparte werelden. De zaal en ook ‘brave Hendrik’ werd er stil van. Op donderdag zetten twaalf werkwinkels onze ‘kindspiratie’ op scherp: we werkten onder andere rond kindgerichte didactiek; rond jongens kans geven om jongen te zijn; rond het stoppen van de verschoolsing; rond inspirerende kinderrechten; rond de basisschool als eerste fase in levenslang leren; en rond positieve communicatie. Een rijk en goed gesmaakt aanbod. Op vrijdagochtend werd het begeleidingsplan 2014-2015 voorgesteld. Ook de begeleidingsdienst wil inzetten op effecten tot op de klasvloer zodat de leerlingen er beter van kunnen worden. De deelnemers kregen tijdens
de pauze uitgebreid de kans om de nieuwe manier van werken met intensieve trajecten te leren kennen. Stand-up comedian Piv Huvluv bracht als afsluiter zijn voorstelling Piv@ school. Die voorstelling, speciaal bedoeld voor onderwijsmensen, leidde tot hilarisch herkenbare momenten in de zaal. Het inspirerend vierend moment maakte ons nog even stil en zette kinderen dichtbij en veraf nog één keer heel pertinent op de voorgrond. Onze eigen ‘driedaagse congresband’ zong een laatste maal Kindspiratie dat zijn wij. De deelnemers kunnen tevreden terugblikken. Ze gingen met een rugzak vol inspiratie terug naar de eigen school.
Bisdom Brugge - Inspireren, groeien, verbinden De drie-eenheid ‘inspireren, groeien en verbinden’ bracht op donderdag 13 en vrijdag 14 februari 2014 bijna 300 directies basisonderwijs uit het bisdom Brugge op de been voor een boeiende tweedaagse in Duinse Polders.
Bisdom Antwerpen, driedaagse band
mei 2014
7
Tijdens het aandachtig beluisterd openingsreferaat door Rik Vanderhauwaert, directeur van de dienst nascholing en internationalisering van het VSKO, en Stefaan Misschaert, directeur van het begeleidingscentrum Katholiek Onderwijs Brugge, werden de aanwezige directeurs getrakteerd op een virtueel schoolbezoek aan Dene Magna.
levensbeschouwelijke, maatschappelijke en sociologische invloeden in het denken over leren en opvoeden. Bernart Lernout verkende de werking van het menselijke brein vanuit de zeven kerntalenten van een genie. Marc Mathyssen zette het didactisch handelen van de leerkracht in de kijker door te focussen op wat effectief werkt in de klas.
Na jaren van interne reflectie en bijsturing van de schooleigen visie en missie op onderwijs kreeg die Britse secundaire school enkele keren het kwaliteitslabel ‘uitmuntendheid’ opgespeld door de Britse overheidsinspectie. Hun gezamenlijk streven naar een effectief hoogstaand onderwijs voor alle leerlingen resulteerde in een inspirerende aanpak waarbij hospiteren, coaching en feedback op het handelen van de leerkracht geen holle begrippen zijn: “Every learner shall achieve their maximum potential and enjoy this process while learning.” (uit: Schoolvisie Dene Magna). Werken in Dene Magna betekent voor de leerkrachten onder meer dat ze zich inschakelen in een doelgerichte manier van werken met een kritische blik op het eigen handelen. Via gerichte observaties, hospiteerbeurten, filmopnames en reflectiegesprekken met leerlingen, zoeken leerkrachten er samen naar meer effectiviteit en rendement van het didactisch proces.
In zijn bemoedigende slottoespraak refereerde vicaris van onderwijs, Filip Debruyne, aan de eigenheid van het opvoedingsproject van het katholiek onderwijs als onuitputtelijke bron van inspiratie. Volgens hem zijn wij ook zelf ‘aan zet’ om geïnspireerd leiding te geven aan wie ons is toevertrouwd.
Diezelfde succesfactoren staan volgens directeur Stefaan Misschaert dan ook centraal in het begeleidingswerk en in het handelen van elkeen die ‘leren’ tot zijn kernopdracht rekent.
© JDM
Gespreid over de tweedaagse konden de aanwezige directeurs dat inzicht versterken in drie verdiepende sessies. Johan L. Vanderhoeven focuste in zijn betoog op historische,
Tijdens het congres werd duidelijk dat de thematiek van deze tweedaagse op veel bijval kon rekenen bij de directeurs van het basisonderwijs. Hoofdbegeleider Didier Finet kon aan het eind van het congres dan ook met overtuiging stellen dat de verbondenheid tussen de directeurs intens voelbaar was en de opgedane visies en inzichten straks, net als de eindeloze kronkel van Max Bill, van binnenuit naar buiten gedragen kunnen worden.
Bisdom Gent Als ik de wereld kon maken … Als ik de wereld kon maken is de titel van een kijkboek voor jonge kinderen geschreven door Susie Morgenstern en Jiang Hong Chen. Dat boek inspireerde het driedaags colloquium voor directies van het bisdom Gent. Traditiegetrouw waren we van 19 tot 21 februari 2014 te gast in Ol fosse d’outh bij Houffalize in het hartje van de Ardennen. Bijna 300 directies waren op de afspraak.
De kinderen van vandaag zullen leven in de wereld van morgen. Het onderwijs heeft als opdracht ieder kind de nodige kennis, vaardigheden en attitudes bij te brengen om in de wereld van morgen gelukkig te kunnen leven. Vanuit elke hoek van de samenleving wordt de school gewezen op die opdracht. Unizo wil een kweekschool van toekomstige ondernemers. De ondernemingen schuiven wetenschap en techniek naar voor. De sportwereld wil faciliteiten om topsporters op te leiden. De ideale school is voor hen de school die het kind klaarstoomt om zich naadloos in te schakelen in de samenleving van morgen. Daarbij wordt heel dikwijls vergeten dat de kinderen van vandaag de wereld van morgen ook vorm zullen geven. We kunnen hopen dat de kinderen de wereld van morgen een stukje beter kunnen maken dan hij nu is. Welke richting dat uit kan gaan wordt nu al op de scholen bepaald. Het mens- en wereldbeeld dat model staat binnen ons onderwijs, staat ook model voor de wereld van morgen. Beide bewegingen zijn even belangrijk. De school heeft de verantwoordelijkheid om kinderen te vormen die in de toekomstige wereld gelukkig kunnen worden. Maar even groot is de verantwoordelijkheid om, vanuit de droom over een betere wereld, kinderen te vormen tot de architecten van een wereld waar elke mens gelukkig in kan worden. Machteld Verhelst, pedagogisch coördinator van VVKBaO, citeerde in het openingsreferaat Nelson Mandela: “While children need to be guided, they also have a right to be whatever they want to be […] they can achieve this only if they are given the space to dream and live out their dreams.” Machteld stelde de
Bisdom Brugge, sessie tweedaagse directeurs
8
mei 2014
Het openingsreferaat op de eerste colloquiumdag werd muzikaal omkaderd door het duo Wouter Vandenabeele en BaO Sissoko. Ze brachten authentieke wereldmuziek met een unieke mix van Westerse vioolklanken en Afrikaanse Kora. Tijdens de tweede dag van het colloquium gingen de directies in werkwinkels aan de slag. Er was keuze tussen 22 verschillende onderwerpen. Vooral de werkwinkels die innovatie als centraal thema hadden, kenden veel succes. Maar ook de meer didactisch gerichte onderwerpen werden fel gesmaakt. Op de slotdag konden de deelnemers kiezen tussen drie referaten. Kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen zou ingaan op de betekenis van kinderrechten voor onderwijs. Heel wat aanwezigen keken uit naar het referaat. Want kinderrechten dreigen op school soms in een sfeer van juridisering terecht te komen. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Kinderrechten moeten op school verschijnen als een referentiekader dat een pedagogische ruimte schept waarin leerling én leerkracht tot hun recht kunnen komen. Jammer genoeg kon Bruno Vanobbergen wegens ziekte zijn veelbelovende lezing niet brengen. Gelukkig waren er nog twee sprekers voorzien. Hein Van Rentherghem, inspecteur-adviseur godsdienst, reflecteerde op onderwijs en samenleving. Het gaat in onderwijs over veel meer dan techniek en didactiek. Het gaat over de mens en zijn wereld. “Deze wereld die ik liever zou kleuren dan bewonen”, dicht Hans Lodeizen. Opvoeden en onderwijzen hebben te maken met het ‘bewonen’ van onze wereld, maar evenzeer met het inkleuren ervan. Na afloop van het referaat was elke luisteraar daarvan overtuigd. In haar bijdrage over leerkrachtenevaluatie toonde Dr. Melissa Tuytens, de derde referaathouder, aan hoe personeelsbeleid een hefboom kan zijn voor meer inspiratie en motivatie bij leerkrachten en leerlingen. Ze hield een plei-
© Greet Mertens
trend van een overdreven mechanistische en utilitaristische kijk op onderwijs aan de kaak. In het onderwijs dat we aan onze kinderen willen aanbieden, trekken we niet de kaart van een vorming die zich richt op een individualistische maatschappij zonder verbondenheid, die enkel draait om productiviteit, economische groei of het maken van winst. Ze gaf heel concreet aan hoe een open en stimulerend klasklimaat, doordachte groeperingsvormen, oog voor gelijke kansen en het ontwikkelen van talenten, sterke didactiek en gerichte interactie met leerlingen nu al in onze scholen bijdragen tot het ontwikkelen van het geloof van kinderen dat ze zelf de wereld beter kunnen maken.
Bisdom Gent
dooi om de leerkrachtenevaluatie een volwaardige plaats te geven binnen het schoolbeleid. Rood was de overheersende kleur in de beeldende vormgeving van het colloquium. Dat mocht het symbool zijn de warme verbondenheid van directies en begeleiders. Zij kregen gedurende drie dagen nieuwe adem om daarna tevreden en vol met nieuwe ideeën terug naar de scholen te keren.
Bisdom Hasselt The Connector! Het congres voor directeurs basisonderwijs van het bisdom Hasselt vond plaats in De Kinkhoorn en Ravelingen in Oostende van 19 tot en met 21 maart 2014. Het overkoepelend thema van het congres was verbinding. In ons begeleidingswerk merken wij voortdurend dat duurzaam onderwijs en fundamenteel leren enkel gerealiseerd worden … in verbinding. Het kadert bovendien binnen de eigenheid en de visie van het katholiek basisonderwijs – neergeschreven in de Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen – om het duo uniciteit en verbondenheid als motief te nemen voor schoolopbouw en onderwijs. Inspiratie voor dit thema vonden we onder meer in het boek De kracht van verbinding van Ellie van der Est. Zij was in avant-première onze gast op de directiedag van 7 februari 2014. Met de titel The Connector verwijzen we naar CONgres voor dirECTOR, waarbij we de focus leggen op de directeur als ‘verbinder’. Wij visualiseerden het congres en kleedden het in als een film: de directeur als regisseur, leerkrachten als acteurs, de school als filmset
… Onze ‘crew’ onthaalde de directeurs. Een affiche, de regisseursstoel, de rode loper en filmklapper ontbraken niet. De uitreiking van De Connectors was een feit … In de openingsfilm was professor Vandenberghe de hoofdacteur. Regisseur Lieven Debrauwere nam de slotfilm voor zijn rekening. De directeurs kozen hun eigen filmprogramma. Binnen het thema kwam in elke sessie één van onderstaande elementen aan bod: • de kracht van het relationele, bewust communiceren als sleutel tot verbinding; • de noodzaak van verbinding met jezelf; • de waarde van verbinding voor een gemeenschappelijke visie van de school, de waarde van gedeelde zingeving. Die facetten waren de leidraad bij de keuze van de sprekers en de invulling van het programma. Elke sessie werd ingeleid door een heuse trailer. De rol van de directeur van een katholieke basisschool werd telkens verbonden met de inhoud van de sessie. Je bent directeur in een school van katholiek basis onderwijs … Je speelt een hoofdrol als ‘the Connector’ Of speel je een bijrol? Je moet toch vooral beantwoorden aan externe regelgeving en verwachtingen? Ben je een speelbal of een spelbepaler? Kan je je school ontwikkelen op basis van je eigen opvoedingsproject? Laten we het vragen aan Prof. Vandenberghe Je bent directeur in een school van katholiek basisonderwijs … Je speelt een hoofdrol als ‘the Connector’
mei 2014
9
Bisdom Mechelen-Brussel Een open deur naar …
terhoeven toelichting over de vernieuwingen binnen het vicariaat en een duiding van het nieuwe logo. Jurgen Mettepenningen, directeur van de dienst Identiteit, sloot vervolgens aan met een aantal beschouwingen over onze droomschool, waar de ontplooiing van elk kind centraal staat, waar de aanwezigheid van Jezus te zien en te voelen is in contacten met leerlingen, ouders, leraars en directies, waar de deuren open staan voor een fijne babbel of een vertrouwelijk gesprek.
gelijk kregen de deelnemers ook een aantal tips om innovaties wél tot een goed einde te brengen: een goede start neem je door een diepgaande analyse van het probleem. Samen met een leidinggevend leerteam blijf je vanuit een gedragen visie op het veranderingsproces gefocust, en communiceer je erover. Wimpel weerstand niet af, maar geef er aandacht aan, beschouw een implementatiedip als een leermoment en vraag externe ondersteuning waar nodig.
Van 27 tot 29 november 2013 trokken 256 directeurs van het aartsbisdom MechelenBrussel naar Houffalize voor hun jaarlijks driedaags colloquium. Het thema dit jaar was Open deur naar … en dat was al onmiddellijk zichtbaar bij aankomst. De deelnemers werden verwelkomd door hoofdbegeleider Jo Coppens en kregen vervolgens van bisschoppelijk afgevaardigde Fons Uyt-
“70 procent van veranderingsprocessen mislukt in scholen.” Met die woorden begon Guido Vandevenne in de namiddag zijn openingsreferaat. Vanuit zijn jarenlange ervaring als nascholer, schoolbegeleider, hoofdbegeleider secundair en sinds 2009 directeur DPB Mechelen-Brussel, gaf hij aan de hand van een aantal concrete casussen de mogelijke valkuilen aan bij veranderingsprocessen. Te-
Na dat door het publiek gesmaakt openingsreferaat, werden de deuren van de werkwinkels gedurende het verdere verloop van het colloquium geopend. De deelnemers hadden keuze uit 25 werkwinkels – voor elk wat wils: een aantal werkwinkels speelden in op de leerplanactualiteit, andere hadden aandacht voor communicatie en taal of focusten op de brede ontwikkeling van kinderen, of richtten zich op op het beleid … Daarbij verloren we de verschillende doelgroepen niet uit het oog: directies van kleuterscholen, directies van lagere scholen en coördinerend directies.
Een school lééft van persoonlijke verhalen, van anekdotes, van oude en nieuwe foto’s, van liedjes en teksten. Daar gaat het om: verbinding! Vraag maar aan Lieven Debrauwer
© Paul Nys
Er was ook nog ruimte voor toelichting vanuit de Directiecommissie Basisonderwijs en VVKBaO over hun toekomstplannen en voor heel wat informele babbels bij het aperitief of de avondlijke ontmoetingen in de bar. Op vrijdagmiddag werden de open deuren op ludieke wijze gesloten door Piv Huvluv.
Bisdom Hasselt
In de wandelgangen hoorden we tussendoor heel wat positieve reacties van de directies, diezelfde positieve reacties konden we ook lezen bij de evaluatie van de workshops. Eén reactie, die heel wat andere samenvat, willen we hier graag vermelden: “Ik vond het een zeer fijne, verrijkende en boeiende driedaagse. De sessies hebben me krachtiger gemaakt als schoolleider en inzicht gegeven in mijn eigen handelen. Ik kijk al uit naar volgend jaar.” Wij doen dat ook! Nele Van Oosten (bisdom Antwerpen) Mathias Chlarie (bisdom Brugge) Peter Steyaert (bisdom Gent) Paul Nijs en crew (bisdom Hasselt)
© G. Français
Marina Slegtinck (bisdom Mechelen-Brussel)
Bisdom Mechelen-Brussel
10
mei 2014
BASISONDERWIJS
speels, leerrijk en geïntegreerd werk maken van talensensibilisering en taalinitiatie. Hoe doe je dat?
Vreemdetalenbeleid
V
reemdetalenonderwijs staat de laatste jaren hoog op de agenda en terecht. In de talennota volgt de minister de Europese richtlijnen die vooropstellen dat leerlingen die de secundaire school verlaten, naast hun moedertaal twee vreemde talen moeten kennen. De talige diversiteit in de klassen neemt ook toe. En kinderen groeien steeds vaker op in een meertalige omgeving. Meer dan redenen genoeg voor VVKBaO om scholen aan te moedigen om in hun vreemdetalenbeleid, naast formeel Frans, ook talensensibilisering en taalinitiatie een plaats te geven. Scholen kunnen daarbij rekenen op een nieuw nascholingsaanbod. We willen leerkrachten handvatten bieden om kinderen op een speelse, leerrijke en geïntegreerde manier bewust te maken van de diversiteit aan talen en hen te begeleiden bij hun eerste stappen in de Franse taal.
talen en prikkelt hun nieuwsgierigheid. Ze leren over de vreemde talen en taalvariëteiten en over de (meer)talige identiteiten van henzelf en van hun klasgenoten. Een meertalige identiteit krijgt erkenning. Kinderen leren er respect voor te hebben. Door talensensibiliserend te werken ontwikkelen ze vaardigheden die hen niet alleen kunnen helpen om vreemde talen te leren, maar ook de eigen moedertaal verder te ontwikkelen.
Taalinitiatie kan sinds 2004 al aangeboden worden vanaf de kleuterschool. Het wil jonge kinderen initiëren in één vreemde taal die ze later formeel zullen leren. De eerste taal die geïnitieerd mag worden, is het Frans. Daarnaast mogen ook Engels en Duits aangeboden worden. Waarom talensensibilisering? Veel kinderen worden dagelijks geconfronteerd met meer dan één taal. Meertaligheid behoort tot hun leefwereld. Het is dan ook zinvol om dat stukje van hun leefwereld in de klas te brengen. Jonge kinderen zijn nieuwsgierig, staan open voor andere talen en culturen. Die open attitude biedt scholen een uitgelezen kans om kinderen van jongsaf aan met talen in contact te brengen. Talensensibilisering wil kinderen bewust maken van de veelheid aan talen en de daarbij horende culturen in de eigen schoolomgeving en ruimer, in de wereld. Het is niet de bedoeling dat de kinderen die talen leren gebruiken, wel dat ze gevoelig worden voor de talige diversiteit. Talensensibilisering brengt kinderen op een zelfontdekkende, speelse en gestructureerde manier in contact met allerlei aspecten van
Tijdens deze nascholing verduidelijken we de doelen van talensensibilisering. We leggen de link met het Ontwikkelingsplan en de leerplannen. Aan de hand van actieve werkvormen en praktische voorbeelden ervaren leerkrachten wat we verstaan onder talensensibilisering. Die voorbeelden zijn het uitgangspunt om samen na te denken over de vele kansen om talensensibiliserend te werken in de dagelijkse klaspraktijk. We zetten hen aan om bij elke activiteit vooraf goed na te denken over een aantal vragen: Wat is de essentie van deze activiteit? Welke kennis wil ik met deze activiteit in de kijker plaatsen? Welke vaardigheden kan ik stimuleren bij de kinderen? Welke attitudes probeer ik op te wekken? Op die manier willen we leerkrachten op weg zetten om doelgerichter talensensibiliserende activiteiten te plannen en bewuster spontane momenten aan te grijpen.
Taalinitiatie Frans Een andere opstap naar het latere leren van vreemde talen is taalinitiatie. Taalinitiatie wordt soms verward met talensensibilisering. Beide begrippen zijn echter geen synoniemen, ook al zijn er wel overeenkomsten, zoals de pedagogisch-didactische aanpak. Taalinitiatie kan sinds 2004 al aangeboden worden vanaf de kleuterschool. Het wil jonge kinderen initiëren in één vreemde taal die ze later formeel zullen leren. De eerste taal die geinitieerd mag worden, is het Frans. Daarnaast mogen ook Engels en Duits aangeboden worden.
Net als bij talensensibilisering gebeurt taalinitiatie op een speelse en geïntegreerde manier. Taalinitiatie is geen apart ‘leergebied’. Het wordt ingebed in andere leergebieden. VVKBaO vertrekt vanuit de visie dat jonge kinderen best op een speelse manier en via gevarieerde, laagdrempelige activiteiten kennismaken met de Franse taal. De nieuwsgierigheid, openheid en spontaneïteit van jonge kinderen zijn de leidraad tijdens die ontdekkingstocht. Plezier, verwondering en verrassing zijn daarbij sleutelbegrippen. Met taalinitiatie willen we kinderen uitnodigen om te luisteren, te begrijpen, durven mee te doen, ontdekken, verwonderd zijn, plezier beleven ... kortom, we willen hen warm maken om Frans te leren. Om kinderen kennis te laten maken met een nieuwe taal is het aangewezen dat leerkrachten inzicht hebben in de manier waarop ze taal verwerven. Naast dat basisprincipe staat ook de didactische aanpak van taalinitiatie op het programma van het nascholingsaanbod. Net als bij talensensibilisering gebeurt taalinitiatie op een speelse en geïntegreerde manier. Taalinitiatie is geen apart ‘leergebied’. Het wordt ingebed in andere leergebieden. Dat betekent dat doelen en inhouden uit verschillende leergebieden samen aan bod
mei 2014
11
komen. Hoe kunnen leerkrachten taalinitiatie Frans geïntegreerd aanpakken en doelgericht werken aan zowel taalinitiatie als andere leergebieden? Om dat in de vingers te krijgen, gaan we tijdens de sessie samen met de leerkrachten aan de slag vanuit zinvolle contexten, aansluitend bij belangstellingscentra en thema’s. We leggen ook daarbij de link met het Ontwikkelingsplan en de leerplannen.
Hoe zeg je dat in het Frans? Een andere voorwaarde om een taal te leren is een goed taalaanbod. Een goed mondje Frans spreken is essentieel. Toch is niet alleen wat we in het Frans zeggen belangrijk, het komt er vooral op aan hoe we het formuleren. Tijdens deze sessie willen we leerkrachten (Frans) talige handvatten bieden om een activiteit taalinitiatie te begeleiden. Hoe kun je in een-
voudig en begrijpbaar Frans een opdracht geven, een activiteit leiden, een prentenboek vertellen, een lied, een versje aanleren, een spel spelen met de kinderen …? We vertrekken daarbij vanuit de klaspraktijk. Samen met de leerkrachten buigen we ons over een aantal activiteiten taalinitiatie en we zoeken samen eenvoudige Franse zinnen en structuren die daarbij gebruikt kunnen worden. We hebben ook aandacht voor praktische tips en suggesties om talige opdrachten te ondersteunen met passend materiaal (media – ICT) en passende lichaamstaal.
Tot slot Goed vreemdetalenonderwijs vraagt een kwaliteitsvolle methodologische en didactische aanpak. Via talensensibilisering, taalinitiatie en formeel taalonderwijs Frans willen we de
kinderen aanzetten tot levenslang leren van talen. Het is dan ook een uitdaging voor leerkrachten en teams om er zich blijvend in te professionaliseren. Greet Van Mello, pedagogisch begeleider VVKBaO
Meer info Wil je graag meer informatie over de nascholingen Frans die VVKBaO organiseert, neem dan een kijkje op www. nascholing.be (> basisonderwijs). Vanaf 1 mei 2014 vind je op die website het aanbod voor volgend schooljaar en heb je de mogelijkheid om in te schrijven. Je kunt ook contact opnemen met de projectleider, Greet Van Mello (
[email protected]).
een vingerafdruk van de school Het nascholingsaanbod rond identiteit
O
p 21 november 2013 werd de vernieuwde publicatie Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen (OKB) voorgesteld (zie ook Forum, december 2013). Dat was een eerste stap in het implementatieproces van een inspirerend referentiedocument. Het nascholingsproject Ons eigen opvoedingsproject, de vingerafdruk van onze school wil verder haar steentje bijdragen aan dat implementatieproces door scholen tot op de klasvloer daadwerkelijk te ondersteunen in hun zoektocht naar het expliciteren van hun eigenheid.
Zowel vraagals aanbod gestuurd Het nascholingsproject rond identiteit mag in september 2014 vijf kaarsjes uitblazen. Elke jaargang werkten we vanuit eenzelfde bezorgdheid modules uit: Hoe kunnen we individuele leerkrachten en schoolteams uit het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen ondersteunen in hun identiteitsbetrokken werking? Welke ondersteuningsvragen detecteren we tijdens onze contacten met de werkvloer? Hoe kunnen we daar in het aanbod een zinvol antwoord op bieden?
12
mei 2014
Dekt de vlag de lading? In het ruime aanbod van modules dat in die vijf schooljaren de revue passeerden scoren er twee opmerkelijk goed in de hitlijst. De module Dekt de vlag de lading is de absolute lijsstrekker. Met die module gaan we met het team op zoek naar aanwezige krachtbronnen en realisaties qua identiteit. Er wordt expliciete aandacht besteed aan het borgen van die waardevolle opbrengst. Van daaruit laat het schoolteam zich bevragen, appelleren en uitdagen. Het proces wordt de leidraad bij het herschrijven of herformuleren van het schooleigen opvoedingsproject.
Als kinderen vragen stellen over God Een tweede blijver is de module Als kinderen vragen stellen over God. Leerkrachten worden in hun persoonlijke levensbeschouwelijke identiteit en hun eigen geloven vaak bevraagd door levensvragen van kinderen. Die vragen nodigen hen als volwassenen uit om levensbeschouwelijke betekenissen aan de oppervlakte te brengen. De vragen dagen hen uit om te bekijken welke plaats ze momenteel toebedeeld krijgen in hun eigen levensverhaal. Omdat het geloofsvragen van kinderen betreft, wordt de betrokkenheid van de leerkrachten aanzienlijk vergroot. Er ontstaat een ontvankelijke ruimte om de beroepsspiritualiteit groeikansen te bieden. Met deze module willen we de geloofscommunicatie en de onderwijservaring tussen leerkrachten op gang brengen en/of verder verdiepen.
NIEUW! Identiteit op school: een verhaal van elke dag De identiteit van een school moet meer te zijn dan een sterk inhoudelijk opvoedingsproject. Daar begint het mee! Leden van een schoolteam dienen elkaar te vinden in een breed gedragen visie die hopelijk is gegroeid
zinvolle manier kunnen omgaan met de levensbeschouwelijke diversiteit die zich aandient. Niet op z’n minst tijdens momenten dat de pastoraal op school naar uitdrukkingsvormen vraagt. Daarom willen we de deelnemers helpen vaardig te worden in het zien van kansen om binnen de pastorale werking van hun school meer rekening te houden met de aanwezige levensbeschouwelijke diversiteit. We willen hen inspireren aan de hand van voorbeelden en bekijken welke kansen ze bieden in hun eigen klas- en schoolpraktijk. We willen hen tevens uitnodigen om vandaaruit op zoek te gaan naar andere en nieuwe opportuniteiten.
Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen in de kijker vanuit een intens proces van betrokkenheid. Maar die visie dient zich daadwerkelijk te realiseren. In herkenbare klas- en schoolsituaties bekijken individuele leerkrachten en schoolteams hoe zij het geïnspireerd mens- en wereldbeeld uit hun schooleigen opvoedingsproject kunnen laten oplichten op een geïntegreerde manier. We helpen dat te expliciteren in heel concrete situaties tot op de klasvloer: denk maar aan de start van het schooljaar, ouder- en kindcontacten, speelplaats- en conflictbemiddeling, meerdaagse extramuros activiteiten, het schoolfeest, het vieren van verjaardagen, de pedagogische studiedag en de personeelsvergadering. Vanuit die voorzet onderzoeken we hoe we op eenzelfde manier met andere vergelijkbare en herkenbare klas- en schoolsituaties identiteitsbetrokken aan de slag kunnen gaan.
NIEUW! De magie van wonderverhalen In het omgaan met de Bijbel en specifiek met de wonderverhalen, stuiten nogal wat leerkrachten uit het basisonderwijs op vragen over betekenisverlening. Sommige lezers verstaan de Bijbel als een ‘geschiedenisboek’. De wonderverhalen moet je volgens hen lezen als een relaas van waargebeurde feiten. Jezus en andere Bijbelse wonderdoeners waren met andere woorden de magiërs van hun tijd.
Anderen catalogeren die verhalen resoluut onder de rubriek ‘fictie’. Ook kinderen zijn in de eerste plaats gevoelig voor de letterlijke betekenis van beelden en verhalen. Ze stellen ons, als professionals, voor moeilijke en vaak erg uitdagende vragen als het over wonderverhalen gaat. In deze navorming bekijken we hoe we die verhalen op een zinvolle manier kunnen lezen en begrijpen. Maar ook hoe we het verwijzend karakter ervan kunnen duidelijk maken aan kinderen. Deze module zal, net als de meeste andere modules, niet alleen teamgericht worden aangeboden maar in elk diocees ook individugericht. Dat wil zeggen dat individuele leerkrachten uit diverse basisscholen op een afgesproken locatie worden uitgenodigd. Tijdens die individugerichte sessie splitsen we na de pauze de groep op per niveau en bieden we een praktijkgericht aanbod voor zowel de kleuteronderwijzers als voor hun collega’s uit de lagere school.
NIEUW! Pastoraal en levensbeschouwelijke diversiteit Met deze module willen we de visie rond pastoraal en levensbeschouwelijke diversiteit verruimen vanuit verschillende kaders. Maar we willen nog een stapje verder gaan. Vele schoolteams weten niet goed hoe ze op een
Met dit aanbod willen we directies basisonderwijs en hun kernteam binnenleiden in de structuur van Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen (OKB). We tonen hen hoe ze de publicatie als referentie- en inspiratiedocument kunnen aanwenden. Naast het aanduiden van de krachtlijnen, de gelaagdheid en de verschillende invalshoeken laten we de deelnemers ook ervaren hoe OKB kan ondersteunen bij het bevragen van de schooleigen identiteit en de ontwikkeling van het eigen opvoedingsproject. Deze module wordt bisdomspecifiek aangeboden. De locatie wordt bekend gemaakt via de website van de dienst nascholing. Maar ook scholengemeenschappen en andere groeperingsvormen van directies met hun kernteam kunnen dit aanbod opvragen. Ludo Guelinckx, pedagogisch begeleider VVKBaO
Meer info Voor meer informatie over de verschillende modules kun je terecht bij de projectleider:
[email protected] of op de website www.nascholing.be/vvkbao.
mei 2014
13
BASISONDERWIJS
laagdrempelig ICT integreren kan dat? Een nascholingstraject over ICT-integratie
D
e voorbije drie schooljaren heeft het I2O-project heel wat schoolteams van basis-en secundair onderwijs begeleid in hun ICT-werking. I2O is een ICT-nascholingsproject. Het letterwoord staat voor Ondersteuning ICT-integratie in onderwijs. Het aantal computers, laptops en tablets in basis- en secundaire scholen is er de afgelopen jaren flink op vooruitgegaan. Uit recent onderzoek blijkt dat leerkrachten ook vaker ICT gebruiken tijdens de les. Toch is dat nog niet overal het geval. In het I2O-project worden scholen en leerkrachten ondersteund om ICT te integreren in de les. Doel is om de pedagogisch-didactische competenties van leerkrachten te verhogen. In dit artikel lees je hoe dat concreet verloopt. Het gebruik van ICT biedt leerkrachten bij het lesgeven heel wat mogelijkheden. In plaats van een verslagje te schrijven, kunnen leerlingen een foto- of videoreportage maken. Via Google Street View en Google Maps kan de leerkracht samen met de leerlingen de komende leeruitstap voorbereiden. Ze kunnen de educatieve filmpjes uit de Beeldbank (www.schooltv.nl/beeldbank) gebruiken om het thema Wereldoorlog I te documenteren. Het gebruik van sensoren biedt leerwinst tijdens de les natuurwetenschappen en wetenschappelijk werk, interactieve projectbundels bevorderen het zelfstandig werken van de leerlingen tijdens de lessen techniek. Voor de moderne vreemde talen kunnen leerkrachten authentiek online materiaal inzetten, creatief spreken en schrijven kan ook via ICT gebeuren. Door ICT zo te integreren in de lessen worden leerplandoelen en ICT-eindtermen bereikt.
I2O doelstellingen Niet voor alle leerkrachten is het evident om ICT op een zinvolle manier te integreren. Dat komt vooral omdat die leerkrachten hun pedagogisch-didactische competenties om ICT in te zetten laag inschatten. Het I2Oproject heeft als doel die leerkrachten via gerichte ondersteuning handvatten aan te reiken die hen in staat stellen ICT op een doelgerichte en efficiënte manier in hun dagelijkse werking te implementeren. De doelgroep zijn zowel leerkrachten uit het basisonderwijs, buitengewoon onderwijs en secundair onderwijs. Zo worden leerkrachten samengebracht in netwerken en kunnen de
14
mei 2014
nascholers gerichte ondersteuning per schoolteam en op de klasvloer bieden. De werking van het project is gestoeld op onderstaande tien strategische doelstellingen waaraan in elke interventie wordt gewerkt:. • integratie van ICT in leerplaninhouden; • ondersteuning van implementatiestrategieën tot op het klasniveau; • ondersteuning van didactische werkvormen, nodig voor ICT-integratie; • verdere ontwikkeling van technische competenties van leerkrachten; • facilitering en verankering van materialen voor leerkrachten in de dagelijkse klaspraktijk; • integratie van ICT als functioneel element in het klasmanagement; • ondersteuning van het gebruik van ICT als element in de evaluatie en het evalueren van ICT-competenties bij leerlingen; • communicatie met het schoolbeleid, het lokaal en het centraal beleid met betrekking tot de omkadering van ICT-integratie; • stimulering van ethisch verantwoord ICTgebruik in de reguliere werking van de school; • integratie van ICT in de reguliere nascholing en begeleiding en aandacht voor aansluiting met de lerarenopleiding.
I2O in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs I2O focust op de leerkrachten uit het vijfde en zesde leerjaar gewoon en buitengewoon basisonderwijs en de ICT-coördinator. Dat kan in overleg uitgebreid worden tot de volledige bovenbouw en eventueel onderbouw.
De inhoud wordt volledig op maat van de school (of scholengemeenschap) gestoeld in samenspraak met leerkrachten, directie(s), de ICT-coördinator(en) en de I2O-ondersteuner. Het traject duurt minstens een volledig schooljaar en omvat een vijftal interventies. De leerkrachten leren eenvoudige ICT-toepassingen die de doelstellingen van een zelfgekozen thema uit een zelfgekozen leergebied ondersteunen. Nadien gebruiken de leerkrachten die ICT-toepassingen tijdens de les. Zo maken ze écht werk van ICT-integratie op de klasvloer. Tijdens de intake met de directie wordt een tijdspad opgesteld voor het volledige schooljaar. De intakes en interventies vinden plaats tijdens of na de lesuren (op bijvoorbeeld lesvrije momenten, personeelsvergaderingen, een pedagogische werkdag of woensdagnamiddagen).
I2O in het gewoon secundair onderwijs I2O focust op leerkrachten natuurwetenschappen, techniek, technische activiteiten, wiskunde-wetenschappelijk werk en techniekwetenschappen van de eerste graad secundair onderwijs, leerkrachten Frans en leerkrachten Engels, alle niveaus secundair onderwijs. In onderling overleg kan voor natuurwetenschappen en techniek-wetenschappen ook de tweede graad aan bod komen. Binnen het secundair onderwijs is ‘maatwerk’ eveneens mogelijk. Kiest de school voor een ‘traject’ op maat, dan start ook hier de begeleiding met een intake waarbij directie, leerkrachten en ook de ICT-coördinator betrokken is. Er wordt een afspraak met de betrokken leerkrachten gemaakt waar de vraag vanuit het team geconcretiseerd wordt. Samen met de betrokken leerkrachten wordt nagegaan of en zo ja op welke manier ICT een meerwaarde kan betekenen voor het gekozen thema of de gekozen les(senreeks) en op welke manier ICT (nog) meer kan geïmplementeerd worden in hun klaspraktijk. Het aantal interventies is afhankelijk van de vraag van de school. De interventies kunnen zowel tijdens als na de schooluren doorgaan. Naast het teamgebonden traject op maat, worden er ook een drietal vakgebonden na-
scholingen per bisdom georganiseerd. Tijdens die contactmomenten wordt gefocust op leerplandoelen binnen natuurwetenschappentechniek-technische vaardigheden, wetenschappelijk werk, techniek-wetenschappen en moderne vreemde talen. Er wordt nagegaan op welke manier ICT een meerwaarde kan betekenen. Leerkrachten gaan tijdens de nascholing zelf aan de slag om een aantal technische vaardigheden (verder) te ontwikkelen.
Ervaringen van nascholers met I2O Het I2O-project kan beroep doen op een vijftal projectondersteuners die elk halftijds bij het project betrokken zijn. Gino Vanherweghe (voor het basisonderwijs) en Ria Rombouts (voor het secundair onderwijs) zijn twee van hen. We blikken samen met hen terug op hun ervaringen.
Waarom kiest een school om in te stappen in het I2O-project? Ria: Alle leerkrachten zijn overtuigd van het nut van ICT-integratie in de lessen. Toch denken leerkrachten nog steeds onterecht dat ze zelf ook ICT-specialist moeten zijn en onderschatten ze hun didactische ICT-competenties. Soms hebben ze ook minder kennis van de tools en programma’s die allemaal (meestal gratis) voorhanden zijn. Ook weten leerkrachten bijvoorbeeld niet goed hoe ze
de lesgang moeten organiseren om ICT optimale kansen te bieden. Op al deze en andere vragen biedt het I2O-project op een laagdrempelige manier een antwoord.
Wat zijn je ervaringen met de deelnemende scholen en leerkrachten? Gino: Tijdens het traject besteed ik veel aandacht aan de professionalisering en ondersteuning van de leerkrachten, door hen te laten werken met zeer laagdrempelige tools en programma’s. Ik leer leerkrachten enerzijds een aantal technisch-instrumentele vaardigheden aan rond bijvoorbeeld leren werken met beeldmateriaal. Anderzijds denk ik samen met de leerkrachten na over de ICT-doelen en de concretisering ervan op de klasvloer. Het is bijvoorbeeld niet voor alle leerkrachten duidelijk wat het ICT-doel 5 (“De leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën vorm te geven”) nu net voor de eigen leeftijdsgroep betekent. Maar als ze dan bijvoorbeeld de leerlingen door gebruik te laten maken van een fototoestel of een webcam zelf een verslag kunnen laten maken van een leeruitstap, wordt dat ICT-doel meteen duidelijk. Ik wil ook nog opmerken dat er ook hulpkaarten zijn ontwikkeld om een technisch aspect van ICT-integratie snel onder de knie te krijgen. Die stellen we ter beschikking via de website van de nascholing. Leerkrachten, leerlingen en andere personeelsleden kunnen de hulpkaarten gebruiken.
Zie je een effect bij de teamleden? Gino: Omdat we ook de schoolleiding en de ICT-coördinator(en) betrekken in het traject kunnen we ook het ICT-beleid van de school beïnvloeden. Door een goed ICT-beleid zien we ICT-coördinatoren evolueren van technische ondersteuners naar pedagogische ondersteuners voor hun eigen team. De ICT-coördinator ziet zich aldus meer en meer voor de uitdaging geplaatst de collegateamleden te ondersteunen bij het benutten van ICT. Dat ervaren ze als een grote meerwaarde, zo blijkt uit evaluaties. Het feit dat we doorstoten tot op de klasvloer vinden teamleden zeer positief. Dat lezen we ook in het recentste rapport van de visitatiecommissie.
Heb je zicht op het effect van het leren in de klas? Ria: Na elke interventie gaan de leerkrachten enthousiast terug naar de klas. Ze proberen het geleerde volop uit. Door goed te reflecteren over hun ICT-handelen, krijgen leerkrachten meer zelfvertrouwen met betrekking tot ICT-integratie. Daar worden de leerlingen dus automatisch beter van. Marcel Vanlommel, pedagogisch begeleider VVKBaO en projectleider I2O voor basisonderwijs
MEER INFO Wil je graag meer informatie over deze en andere nascholingen neem dan een kijkje op www.nascholing.be. Je vindt er het aanbod voor het volgende schooljaar. Je kunt voor dit project contact nemen met de projectleider via
[email protected]. Beeldbank: www.schooltv.nl/beeldbank
mei 2014
15
SECUNDAIR ONDERWIJS
de andere verbeeld / verbeeld gevaar Beeldvorming over ‘de andere’ in religieuze kunst
D
e andere verbeeld / verbeeld gevaar is een erfgoedproject dat Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS) in samenwerking met diverse organisaties waaronder het VVKSO en met steun van de Vlaamse overheid heeft opgestart. Dit leidde onder andere tot een rondreizende tentoonstelling voor secundaire scholen.
Wie zijn KMS? Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS) is een socioculturele organisatie die zich binnen de Vlaamse kerk situeert met als opdracht te sensibiliseren, vormingen aan te bieden en beweging te maken rond vier werkingsassen: de interculturele diversiteit, het keren van racisme en discriminatie, de interlevensbeschouwelijke dialoog en de rechten van de personen in asiel en migratie.
Aanleiding van het project Op zaterdag 10 mei 2008, publiceerde Meryem Kanmaz een artikel in De Standaard, met als titel Heisa over beeld ‘Mohamed’ in kerk Dendermonde. In de Turkse Krant Yeniçag was enkele dagen eerder een artikel verschenen met ‘breaking news’ uit België. Het onderstel van de preekstoel in de Onze-LieveVrouwkerk van Dendermonde zou de profeet Mohammed afbeelden, vertrappeld door twee engelen. ‘Maak een einde aan deze zwijnerij’, kopte de Turkse krant op haar voorpagina. Volgens de website The Brussels Journal, waaruit Yeniçag de informatie haalde, gaat het om de profeet Mohammed. Volgens de beheerder van de website zou de sculptuur de triomf van het christendom op de islam symboliseren. De Turken waren boos en zagen het als de zoveelste belediging op rij, na de Deense cartoonkwestie, de anti-islamfilm van Geert Wilders en de uitlatingen van paus Benedictus XVI over de profeet. Wat is er van waar? Navraag bij historici bracht aan het licht dat de vormgeving van deze prachtige preekstoel samenhangt met de context van toen, nl. het Beleg van Wenen (1683), waarbij de Osmanen en de islam voor de tweede keer aan de poorten van Wenen stonden en ook verslagen werden.
16
mei 2014
Waarover gaat DE ANDERE VERBEELD / VERBEELD GEVAAR? Naar aanleiding van deze persheisa is KMS aan een onderzoek begonnen over beeldvorming in religieuze kunst en daarvoor op speurtocht gegaan in Vlaamse kerken, musea en archieven. Dat heeft geleid tot een driejarig erfgoedproject, dat gesubsidieerd wordt door de Vlaamse overheid en onder andere ondersteund wordt door het VVKSO. De andere verbeeld / verbeeld gevaar onderzoekt de beeldvorming over ‘de andere’ in de religieuze kunst. KMS wil hiermee een belangrijk deel van ons kunstpatrimonium ontsluiten, maar wil ook een link leggen met de actuele Westerse beeldvorming over ‘de andere’. Daar waar de Kerk, al dan niet in samenwerking met de politiek, vroeger een grote impact op de beeldvorming uitoefende, zijn vandaag de audiovisuele media invloedrijk en alomtegenwoordig: naïeve voorstel-
lingen van ‘de Arabier’ in films, eenzijdige rapportering over moslimvrouwen in het nieuws, stereotiepe voorstellingen van ‘de zwarte’ in oorlogsfotografie, de ‘ontbrekende’ andere in reclamecampagnes, enz. Maar wie is ‘de andere’ waarnaar de vele religieuze kunstwerken refereren? Om dat in kaart te brengen, heeft KMS (reproducties van) religieuze kunstwerken verzameld, waarin de ‘andere’ verbeeld wordt. Stuk voor stuk zijn dit getuigenissen van een ander tijdperk, van een andere opvatting over de ‘vreemde’, ‘exotische’ of ‘ketterse’ medemens. De kunstwerken tonen aan dat ‘de andere’ een geconstrueerd begrip is. In die zin is het project een uitnodiging om de diverse maatschappij van vandaag op een andere manier te bekijken en om de medemens te aanvaarden als mede-mens. Vanuit deze verkenning van de bestaande literatuur, gecombineerd met verdere bibliografische opzoekingen en terreinonderzoek, werd het materiaal van beelden en teksten gegroepeerd rond een aantal prototypes, waarvoor we telkens zowel een wetenschappelijk gefundeerde achtergrondtekst als een aantal reproducties van relevante kunstvoorstellingen aanbieden: • De zwarte: zwarten krijgen door de eeuwen heen vele rollen toebedeeld in de kunst,
Magdalenakerk Brugge
positief, negatief, neutraal, van beul tot rijk geklede koning, van schurk tot nieuwe christen. • De ketter: hier brachten wij alles samen in verband met beeldvorming en propaganda in de strijd reformatie – contrareformatie, met specifieke aandacht voor de rol van de barok. • De jood: bij herhaling wordt de jood de zondebok, van kruistochten tot in onze tijden. Daarnaast wordt hij vaak ook clichématig en stereotiep voorgesteld. • De Turk, moslim: Arabische expansie, kruistochten, opkomst en neergang van de Osmanen, oorlogen tussen Habsburgers en Osmanen, oriëntalisme, kolonialisme, imperialisme, hedendaags islamitisch extremisme, al deze fenomenen lieten hun sporen na op de beeldvorming en in de kunst.
Een rondreizende tentoonstelling voor scholen KMS heeft met dit materiaal een rondreizende tentoonstelling opgezet, die sinds november 2013 de diverse Vlaamse provincies aandoet en die met didactisch materiaal en informatie een aanbod wil doen voor secundaire scholen. Wij reiken hierbij ook handvatten aan om op het eerste gezicht duistere symbolen en beeldtaal binnen het bereik van de leerlingen te brengen en hun gevoeligheid ervoor te stimuleren.
De vormgeving en setting van de expo verwijs naar huidige beeldvormingsapparaten (media, reclame en pers). Op een aantal ‘mupi’s’ (dragers voor massabereikcampagnes) worden religieus geïnspireerde kunstwerken getoond. De link tussen religieuze kunst en reclame is geen toeval: religieuze kunst was eeuwenlang hét beeldvormingsapparaat, nu oefenen de reclamewereld en de media een grote invloed uit op onze beeldvorming. De setting van de tentoonstelling is laagdrempelig en herkenbaar voor jongeren, met talrijke referenties naar de hedendaagse beeldcultuur. Naast de verwijzing naar reclameboodschappen, wordt er een gratis krantje aangeboden dat integraal deel uitmaakt van de tentoonstelling.
Doelgroep en doelstellingen De tentoonstelling werd ontwikkeld voor jongeren uit de tweede en derde graad van het secundair onderwijs en voor alle onderwijsvormen. Het spreekt voor zich dat er ook vanuit de leerplannen geschiedenis (vooral in de tweede graad), esthetica, PAV en godsdienst diverse aanknopingspunten zijn met de inhoud en de doelstellingen van het project en van de tentoonstelling. Daarnaast biedt de tentoonstelling een uitgelezen kans om te werken aan de vakoverschrijdende eindtermen. Scholen kunnen de tentoonstelling met of zonder gids bezoeken. In samenwerking met de lerarenopleiding van de HUB en VIVES heeft KMS een lesmap uitgewerkt zodat leraren er een boeiende uitstap van kunnen ma-
ken en werken aan de beide doelstellingen van de expo: • Maatschappelijk: onze kijk op de andere vroeger en nu kritisch analyseren. Stereotypen, vooroordelen en racistische denkbeelden kunnen al op vroege leeftijd ontstaan. KMS wil jongeren daarom objectief en genuanceerd leren kijken naar ‘de andere’. • Kunsthistorisch: van erfgoed bewust maken en beeldtaal leren verstaan. Religie is voor Westerse jongeren minder prominent aanwezig. Een gevolg hiervan is dat ook de kennis over en de interesse in de religieuze kunst vermindert. Nochtans is een groot deel van het Vlaams kunstpatrimonium religieus geïnspireerd. De beeldtaal van de christelijke kunst is daarom de moeite waard om opnieuw ontdekt te worden. Zo wordt het grote kunstpatrimonium opnieuw actueel, toegankelijk, begrijpelijk en boeiend.
Praktisch CONTACT, INFO EN RESERVATIE: www.deandereverbeeld.wordpress.com LOCATIES: De tentoonstelling is dit schooljaar nog te bezoeken in de Sint-Theodarduskerk in Beringen (24 april 2014 – 22 mei 2014) en in de Christuskoningkerk in Genk (26 mei 2014 – 30 juni 2014). In het schooljaar 2014-2015 kunt u de tentoonstelling onder meer verwachten in Leuven, Borgerhout, Aarschot, Grimbergen en Turnhout. Gust De Preter en Karen Wyckmans
[email protected]
Begijnhofkerk Brussel
mei 2014
17
SECUNDAIR ONDERWIJS
congres directeurs secundair onderwijs
Houffalize 12 tot 14 maart 2014
O
nder een stralende, zelfs zomerse lentezon trokken bijna 200 directeurs, pedagogisch begeleiders en genodigden uit het secundair onderwijs van het aartsbisdom Mechelen-Brussel voor drie dagen naar Houffalize. In een ontspannen sfeer konden ze hun aandacht richten op elkaar en op de schare eminente sprekers die het organiserend comité van directeurs voor hen had uitgezocht.
‘Welk leesteken hoort bij christelijke identiteit?’
© Thierry Dierickx.
Jürgen Mettepenningen, directeur van de dienst Identiteit van het Vicariaat onderwijs Mechelen-Brussel, zette met zijn referaat meteen de toon voor de eerste dag. Met de vraag “? , . ! … - Welk leesteken hoort bij ‘christelijke identiteit’?” als titel prikkelde hij de toehoorders om stil te staan bij wat christelijke identiteit voor een katholieke school vandaag betekent, in een context waar christelijke inspiratie dreigt ondergesneeuwd te geraken en met een Kerk in crisis. Het draait in onze scholen rond onze leerlingen en hun vorming tot geëngageerde volwassenen. Van de directeur wordt veel verwacht, maar rond de katholieke identiteit moet hij of zij geen keuze maken; dat aspect is immers een nietonderhandelbaar facet van zijn opdracht. (Heel wat zaken staan al vast.) De directeur is de eerste rentmeester van de christelijke identiteit van de school die hem of haar is toevertrouwd. Jürgen Mettepenningen gebruikte het beeld van vier deuren: de deur van de directeur (staat die open of niet?), de deur die elke schooldag opengaat (hoe beginnen we de dag? Zijn we een dialoogschool?), de deur naar de andere levensbeschouwingen
18
mei 2014
(op een frisse manier in de dialoog gaan staan) en de deur naar de andere scholen (in welke mate wordt identiteit gebruikt om al dan niet naar andere scholen of besturen toe te gaan?). Met het beeld van de ‘lege brooddoos’ vestigde hij de aandacht op het probleem van armoede en hoe scholen daarop in kunnen spelen en met het beeld van peters en meters brak hij een lans voor ‘mind buddies’ ter ondersteuning van jonge leerkrachten. Tenslotte was er het beeld van het zout, dat de maaltijd kruidt, maar dat al van in het begin naast de kookpot staat. Datzelfde beeld kwam later op de dag terug, bij de gebedsviering in de kerk van Houffalize. Daar was een grote rol weggelegd voor het gelegenheidskoor van zangtalenten onder de directeurs, dat onder leiding van de directeur van het Lemmensinstituut, passende liederen ten gehore bracht. Vijf directeurs brachten getuigenissen van hoe bepaalde gebeurtenissen en ervaringen in hun school de katholieke identiteit ervan kruiden. Iedereen kreeg een zoutvaatje mee, met een bodempje zout. Met dit ‘salaris’ op zak toog iedereen met een goed gevoel terug naar Ol Fosse d’Outh, het vertrouwde congrescentrum.
Sociale media en schoolbeleid Op de tweede dag loodste Filip Bourgeois ons door ‘Sociale media en schoolbeleid’. De sociale media bieden voor scholen kansen maar creëren ook problemen. De spreker schetste vijf facetten van een schoolbeleid rond sociale media: communicatie, reputatiemanagement, online media in de les, mediawijsheid en online huisregels. Zo’n beleid helpt ook het cyberpesten tegengaan. Online-communicatie naar ouders en leerlingen biedt heel wat voordelen. Sociale media zijn ook interessante kanalen voor personeelsrekrutering. Reputatiemanagement is nodig om cyberpesten tegen te gaan. De school treedt hiervoor het best preventief op, door onder meer te werken aan een leerlingvriendelijk klimaat en het reputatiebewust handelen van leerkrachten. Mediawijsheid is een belangrijke nieuwe opdracht voor scholen. De sociale media kunnen het pedagogisch-didactisch proces ondersteunen en aantrekkelijker maken, maar dat hoeven geen publieke sociale media te zijn. Vanwege de immense impact van wat je online doet, zijn er huisregels nodig en afspraken met alle schoolbetrokkenen. In de namiddag ging Filip Bourgeois voor geïnteresseerden verder in op sommige aspecten van dat beleid.
Van de schoolbank naar de werkbank en terug Fons Leroy leidde ons ‘van de schoolbank naar de werkbank en terug’. Hij wees er herhaaldelijk op dat onderwijs en de arbeidsmarkt partners zijn, die het best de zaken samen aanpakken. Hoe meer middelen er naar onderwijs gaan, hoe vlotter de arbeidsmarkt loopt. De spreker was zich bewust van de vele hiaten en ‘koude’ overgangen tussen beiden. De uitdagingen zijn gigantisch. De volgende vijf jaar zijn er 370 000 à 400 000 vacatures in te vullen en voor heel wat knelpuntberoepen zal dat een heel moeilijke opgave worden, zeker nu de babyboomgeneratie massaal met pensioen gaat. Het onderwijs moet beseffen welke immense gevolgen verkeerde studiekeuzes hebben op de arbeidsmarkt. Er moet een cultuur ontstaan van (levenslang) leren als onderdeel van een
© Guido François
schrijdend de knowhow zou worden samengebracht. Anderen vonden dat onze leerkrachten wel die competenties hebben en stellen al hun hoop in de samenwerking en krachtenbundeling van de drie begeleidingsdiensten. Niet alle nascholingsmiddelen blijken (efficient) te worden gebruikt en niet alle leraren zijn gemotiveerd om levenslang bij te leren.
Slottoespraak van Fons Uytterhoeven, bisschoppelijk afgevaardigde voor het onderwijs, met op de achtergrond de politici die deelnamen aan het debat
maatschappelijk werkgelegenheidsbeleid. Het onderwijs zou voldoende sleutelvaardigheden moeten meegeven: leergierigheid, ondernemingszin, creativiteit, om de jongeren beter te wapenen voor de wijzigende arbeidsmarkt. We moeten talenten stimuleren. De hervorming van het secundair onderwijs is mee ingegeven door de verwachtingen van de arbeidsmarkt. Die heeft zich te weinig in dienst gesteld van het onderwijs, gaf Fons Leroy ootmoedig toe. Er kunnen meer stimulansen uitgaan van de arbeidsmarkt door bv. leerlingen te laten proeven van verschillende werkgebieden. Leroy wil echt werk maken van een coalitie met het onderwijs. Hij gebruikte daarbij het beeld van een perfect op elkaar ingespeeld estafetteteam dat de stok met de juiste snelheid en op het juiste moment doorgeeft.
text’. Hij vond als jonge psychiater antwoorden op zijn vele twijfelvragen in een zengroep. Daar vond hij niet alleen soelaas voor zichzelf, hij besliste er ook anderen mee te helpen. Er bestaan vele misvattingen over mindfulness. Maex was wat ongelukkig met de hype die er rond werd gecreëerd. Hij liet ons met een oefening zelf ondervinden hoe belangrijk ‘aandacht voor elkaars verhaal’ is, meer bepaald de kwaliteit van die aandacht. Mindfulness is een ruimte van milde open aandacht creëren. Hij daagde ons uit de vertaalslag te maken naar de schoolsituatie.
Het laatste beeld was een mooie voorafspiegeling van de sportieve invulling die sommige deelnemers konden geven aan de ontspannende namiddagactiviteiten: mountainbiken, natuurwandeling, al dan niet gecombineerd met een bezoek aan de brouwerij Achouffe (met proeverij), zwemmen … De avond bood ruimte voor toneel met een ernstiger onderwerp: dementie. Het werd een aangrijpende voorstelling van ‘Oblivium’, door Edelhard Moens en Chris Vervloet, twee leerkrachten uit ons bisdom.
Even later toonde het publiek zich bijzonder mild in de aandacht die het gaf aan het debat tussen de onderwijsdeskundigen uit verschillende politieke partijen, met journalist Guy Tegenbos als moderator. Elisabeth Meuleman van Groen was verontschuldigd, maar Kris Van Dijck (N-VA), Kathleen Helsen (CD&V), Kathleen Deckx (sp.a) en Marleen Vanderpoorten (Open VLD) waren wel op het appel. Veel aandacht ging naar het pas goedgekeurde Mdecreet. Er zal nog veel geïnvesteerd moeten worden in competentieontwikkeling van leerkrachten. Waarom kunnen niet alle leerkrachten eerst vorming krijgen alvorens een onderwijshervorming wordt ingevoerd, zoals in Canada? De politici zochten excuses in de fundamenteel veranderde instroom in de lerarenopleiding, of verwezen naar het voorstel van de ‘schools of education’ waar netover-
‘Aandacht voor elkaars verhaal’ Van aftakeling van geestelijke vermogens tot het gericht aanwenden ervan: Edel Maex, de eerste spreker op vrijdag, wijdde ons in de geheimen in van ‘Mindfulness, inhoud en con-
Debat onderwijskundigen uit politieke partijen
De hervorming van het secundair onderwijs bleek voor de meerderheidspartijen een serieus discussiepunt, maar het masterplan dat voorligt is volgens hun vertegenwoordigers een voldoende basis om de knelpunten aan te pakken. Kris Van Dijck noemde domeinscholen heel interessant als we van een leeg blad konden beginnen, maar Vlaanderen is geen leeg blad. Kathleen Helsen vond de vrijheid van schoolbesturen heel belangrijk, maar ze dienen wel hun verantwoordelijkheid te nemen door bv. de eerste graad oriënterend in te richten. Marleen Vanderpoorten stelde dat veel zaken nu al kunnen en Kathleen Deckx beweerde dat Minister Pascal Smet niet van plan was om scholen veel vrijheid te geven en zei dat het belangrijk is dat jongeren op de juiste plaats terechtkomen. Toen na een tijd de toehoorders vragen konden stellen, profiteerden de directeurs ervan om de politici op tegenstrijdigheden in het beleid te wijzen, o.a. in verband met de begeleiding van jonge leerkrachten: de mentoruren hadden nooit afgeschaft mogen worden. Tot slot van het congres greep bisschoppelijk afgevaardigde voor het onderwijs Fons Uytterhoeven eerdere uitspraken van sprekers aan om zijn boodschap mee te geven. In een maatschappij die bijzonder complex is, zou onze christelijke boodschap van naastenliefde en orde in de chaos de baseline moeten zijn. Hij sprak zich uit tegen rapporten met medianen en gemiddelden, die minder goed presterende leerlingen verder de put in duwen. De hervorming van het leerplichtonderwijs belangt niet alleen het secundair onderwijs aan en inclusie heeft niet alleen met buitengewoon onderwijs te maken. We moeten het gewone ook buitengewoon maken. Wij moeten een sprong maken, niet in maar naar het onbekende. We weten niet precies waar we zullen uitkomen, maar kennen wel de richting. Daartoe wil het vicariaat onderwijs schoolbesturen en directeurs blijven ondersteunen. Een bemoedigend orgelpunt van een geslaagd congres. Guido François, directeur dienst Schoolorganisatie Vicariaat onderwijs Mechelen-Brussel
mei 2014
19
INTERNATEN
kiezen voor een internaat is vaak kiezen voor aandacht, tijd en betrokkenheid
Interview
I
n het internaat Mariavreugde in Borgloon, opgericht door de Zusters van Liefde, is René Verstappen internaatsbeheerder. Internaten zitten in de lift, dat blijkt al een paar jaar uit de cijfers en uit de betekenisvolle rol die ze in onze huidige haastige samenleving kunnen spelen. Studiebegeleiding, structuur en warmte behoren tot de corebusiness van het internaat. Dat heeft alles te maken met een sterk opvoedingsproject en een groeiende professionalisering van de internaatsmedewerkers. Wat daar allemaal bij komt kijken verneemt u in volgend gesprek met Anja Dingenen, directeur Dienst Internaten en René Verstappen, internaatsbeheerder. Op het tweetalig en autonoom internaat in Borgloon, pal op de taalgrens, is René Verstappen reeds eenentwintig jaar internaatsbeheerder. Brengen we een virtueel bezoek aan het internaat, dan valt meteen de transparante voorstelling en toegankelijke en zeer uitgebreide informatie op. Een aantrekkelijke website leidt ons door het autonoom internaat, niet behorend tot een school. Honderd kinderen uit scholen in zowel Borgloon als in Tongeren komen er op internaat. De website opent met een “mission statement”. René Verstappen samen met zijn internaatsmedewerkers en de kinderen leven er samen rond een aantal thema’s: eenvoud, dienstbaarheid, warmhartigheid, vergeven en vergeten, respect, verantwoordelijkheid en verbondenheid. ‘Respect’ is bijvoorbeeld “kunnen loslaten (…). Het is bevrijdend nabij zijn. (…) Respect voor een ander kan niet zonder duidelijke grenzen te stellen”. Of nog, onder ‘Verbondenheid’: “solidariteit is een permanente opdracht, gestoeld op belangstelling voor en ondersteuning van mekaars initiatieven.”
aan bij de ouders. Meestal zit ik met de ouders en de leerling drie kwartier samen, nadien laat ik ze tijdens een rondleiding zien wat ik verteld heb. Ze kunnen dan ook luisteren naar hoe de andere leerlingen het internaat beleven. Een intake gesprek vindt meestal plaats wanneer de kinderen er ook zijn.
In het internaat pal op de taalgrens komen zowel Waalse als Vlaamse kinderen. Van een goede communicatie op het internaat maakt René Verstappen een erezaak.
Anderen overkomt het, op school, in het gezinsleven: er zijn kinderen en jongeren die ‘van de weg’ geraken.
Hoe kom je in het internaat? René Verstappen: Meestal via mond-aan-mond reclame. Er vindt steeds een intakegesprek plaats waarin ik enkele vaste regels duidelijk maak. ‘Je bent van maandag tot vrijdag op internaat, dus ook op woensdagnamiddag’. Dat leg ik de mensen graag uit. ‘Er is geen optie voor een andere activiteit die je leuker zou vinden’. Er worden tijdens dat gesprek praktische dingen en ideeën besproken, dat slaat
20
mei 2014
Welke ouders kiezen voor een internaat? René Verstappen: Hier in Borgloon heb je naast Vlaamse ook Waalse ouders. Sommige ouders hebben een project in gedachten. Zij plannen de schooljaren van hun kind, en kiezen bijvoorbeeld twee jaar in Vlaanderen en daarna elders. Andere ouders werken preventief, bijvoorbeeld omwille van een drukke zaak die moeilijk combineerbaar is met een goed opgevolgde opvoeding van de kinderen. Ouders constateren soms schoolproblemen, slechte studiepunten, leerlingen die (te) veel tijd over hebben voor andere dingen. Ouders willen ingrijpen.
Wat zijn de grote problemen? René Verstappen: Op tijd gaan slapen. Kinderen zijn moe, slapen onvoldoende. Het leven is chaotisch. Ik raad ouders aan om tijdens het weekeinde eens op smartschool samen met zoon- of dochterlief te kijken, maar dat is moeilijk, want “wat is dat paswoord ook al weer?” Problemen hebben dikwijls te maken met het onvoldoende investeren in opvoeding.
Anja Dingenen: Opvoeding wordt vaak uitbesteed, aan de scholen, aan het internaat. René Verstappen: Het weekeinde is ‘quality time, niet aan onze kop zeuren’. Het gaat vaak om de betrokkenheid van ouders bij de opvoeding van hun kind. Anja Dingenen: In veel gevallen is het inderdaad zo dat we op de eerste plaats de ouders moeten ‘opvoeden’. Heel eenvoudige zaken: structuur en warmte. Dat is vanzelfsprekend in opvoeding, maar niet langer in de samenleving vandaag. Men plakt veel kinderen een etiket op en men stelt diagnoses. Veel van die kinderen zijn gewoon normaal, maar door gebrek aan structuur en betrokkenheid zijn ze de richting kwijt. René Verstappen: Ik hanteer op internaat begrippen als “pedagogische ADHD” en “pedagogische ASS”. Met de term pedagogisch neem ik bewust afstand van medicalisering. Omdat je met het geven van een pil ook de schuld bij het kind legt (“er scheelt iets met u”). Wij merken dat eenvoudige dingen helpen: 17 u. studie, 18 u. avondeten, 21 u. bedtijd. En niet te vergeten; er is iemand die naar uw cijfers kijkt. Dat doet het internaat: aandacht, tijd, betrokkenheid. Gaat u ook naar de scholen? René Verstappen: Ik ga zeker niet naar oudercontacten, maar soms is het nuttig eens samen rond de tafel te zitten, dan maak ik een afspraak met het CLB, de leerkracht en de ouders. Bij de inschrijvingen maak ik afspraken met de school, zodat de ouders hun kind ook op school kunnen inschrijven, niet alleen op het internaat. Ouders vergeten dat wel eens. Je merkt dat voor de ouders het internaat een cruciale rol speelt in de opvoeding. Wij noemen ons dan ook “partners in opvoeding”. Uw internaat is autonoom, hoe wordt u ondersteund door uw bestuur? René Verstappen: Tot 2008 hadden wij geen gesubsidieerde opvoeders. Tot dan hadden wij echt veel geld nodig om te kunnen overleven, dat kon nog dankzij de grote steun van de kloosterorde, de Zusters van Liefde. Dankzij de subsidies is er veel verbeterd; wij
kunnen nu met de raad van beheer nadenken over wat nodig is. Ik heb een tienjarenplan voor renovatie. We zijn al een tijdje bezig en dat gaat vlot. Hebt u ook internen die door de jeugdrechter zijn doorverwezen? René Verstappen: Ik zie eigenlijk het verschil niet tussen jongeren die in een woelige scheiding zitten en jongeren die de jeugdrechter heeft doorverwezen. Jongeren met een criminele achtergrond hebben we niet. Anja Dingenen: Het is belangrijk dat we die kinderen – doorverwezen door de jeugdrechter – kunnen opnemen. Vaak gaat het om jongeren met een problematische achtergrond, maar wiens gedrag in groep geen onoverkomelijke problemen stelt. Als ze niet in groep kunnen functioneren, moet naar een andere oplossing gezocht worden. Veel jeugdrechters en consulenten weten dat ook wel. Je hebt soms zwaardere problemen met kinderen die niet geplaatst zijn dan met kinderen uit de Bijzondere Jeugdzorg. Welke opleiding hebben uw begeleiders? René Verstappen: Vier onder hen hebben een opleiding orthopedagogie gevolgd, één is onderwijzer. We hebben ook navorming op het VSKO: jaarlijkse studiedagen rond jaarthema, leerbegeleiding, seminaries voor beheerders en opvoeders, omgaan met grensoverschrijdend gedrag, specifieke projecten voor internaatsmedewerkers. Soms zijn er ook interessante Limburgse initiatieven. Ik denk dat je als beheerder een goede coach moet zijn. Mensen ondersteunen, niet overdrijven met vergaderen, strategisch handelen, bijscholen, kort op de bal spelen. Ze moeten weten dat ze op u kunnen rekenen en je moet hen leren proactief te handelen. Op ons internaat is weinig wisselend personeel. Een nieuwe internaatsmedewerker heeft zowat drie jaar nodig om te weten hoe de zaken echt draaien en wat routine te krijgen. Anja Dingenen: Het gaat over een visie op opvoeden. Routine is een negatief woord. Het gaat meer om preventie, weten welke problemen je kunt verwachten en hoe je ze oplost. René Verstappen: Wij gaan bijvoorbeeld jaarlijks kajakken. Met 100 leerlingen de Maas op. Niet iedereen vindt kajakken fijn, maar
er wordt wel voor lekker eten gezorgd. We passen de activiteit aan de leefgroep aan, gaan op voorhand ter plaatse een kijkje nemen en zorgen ervoor dat we goed voorbereid zijn. De kleintjes zetten we op een raft – tien man in een boot, met een opvoeder. De ouderen mogen peddelen. Driekwart van hen ligt in het water die dag, daar zorgen zij voor. Wij zetten foto’s en films op Facebook. Op zo’n woensdagnamiddag maak je pas echt een “mission statement”. Het gaat hier niet over het kajakken, maar over de groep, en de ouders die reikhalzend naar de verhalen uitkijken. Wat zijn de uitdagingen van een internaat? Anja Dingenen: Goed personeel en een goede infrastructuur. Sinds de invoering van de studiemeester-opvoeder zijn er mogelijkheden om een internaat eigentijds te maken, ook qua infrastructuur. Op het internaat in Borgloon is duidelijk een visie en een project waar René 100% achter staat, wat zijn opvoeders waarmaken en wat hij wil bewaken. Ik denk dat dit voor veel internaten een uitdaging is. Professionalisering is heel belangrijk. Los van bijkomende middelen voor de vrije internaten vinden wij het belangrijk dat de vrije internaten, die onderwijsinstellingen zijn net als de scholen, ook middelen voor nascholing en pedagogische begeleiding krijgen. Veel zorgvragen ontstaan bij gebrek aan structuur, warmte en begeleiding. Opvoeding is zo cruciaal in een samenleving en goede opvoeders zijn broodnodig. Pedagogische begeleiding en nascholing van internaatmedewerkers vinden wij dan ook prioritair. Met onze troeven gaan wij soms regelrecht in tegen wat leeft bij ouders en kinderen, maar uiteindelijk komen ouders naar ons net omwille van die troeven als structuur en warmte. Het is een uitdaging om het eigen pedagogisch project te blijven waarmaken, onze opvoeders daarin mee te nemen en ouders te blijven overtuigen. René Verstappen: Ik denk dat men zich duidelijk moet profileren, durven de zaken benoemen (ADHD of “pedagogische ADHD”?) en een alternatief aanbieden, zij het voor sommigen wat ‘flauw’, want steeds met structuur: op tijd slapen, op tijd studeren en op tijd eten, samen in de leefgroep.
Er zijn 98 vrije internaten in Vlaanderen. Dit schooljaar zijn er twee nieuwe, zelfstandige internaten bijgekomen: het Internaat Sint-Maartensscholen Ieper en het Internaat KSO Tielt, beide aanvankelijk opgestart als vestiging van een ander internaat en nu, vanaf 40 internen, als volwaardig internaat begonnen. Elk internaat krijgt van de overheid werkingsmiddelen en omkadering van één beheerder (directiefunctie) en 2 (als het internaat enkel leerlingen secundair onderwijs opvangt) of 2,5 (als het internaat ook leerlingen basisonderwijs heeft) studiemeesters-opvoeders internaat. We hebben in totaal 259 studiemeesters-opvoeders (FTE) in onze internaten. Alle andere opvoeders hebben een bediendecontract. Er zijn nog meer dan 200 opvoeders (FTE) met bediendecontract. Dit schooljaar zitten er 8300 internen in de vrije internaten, een stijging van zo’n 800 t.o.v. het dieptepunt in 2002. De meerderheid van de internen zit in het secundair onderwijs en ongeveer 9% zit in het basisonderwijs. Een vijftal internaten vangen ook kleuters op. Het gaat dit schooljaar over 54 kleuters. Goed om weten: er zijn meer jongens (52,5 %) dan meisjes (47,5%) in de vrije internaten. Wat de onderwijsvormen betreft zien we dat 23,7 % van de internen in ASO zit, 27,8% zit in TSO, 16,6% volgt BSO en 3,5% volgt KSO. 1,75% van de internen zit in het Hoger Beroepsonderwijs en 0,17% volgt het Deeltijds Beroepsonderwijs. Het overwicht in TSO is voor een groot stuk te wijten aan de instroom van internen in de drie grote hotelscholen in bisdom Brugge (Ter Duinen Koksijde, Ter Groene Poorte Brugge en Spermalie Brugge). Zij zijn samen goed voor 1.327 internen van de 3.723 internen in het bisdom. Elk van deze drie hotelscholen telt tussen de 430 en de 450 internen.
Interview: Willy Bombeek Redactie: Rita Herdies
mei 2014
21
HOGER ONDERWIJS
studenten lerarenopleiding en de groote oorlog 1914-1918
D
e lerarenopleidingen richten de aandacht van hun studenten op WO I en dat niet alleen n.a.v. “2014-18 100 jaar Groote Oorlog”. Het wordt al jaren verwerkt in zeer verscheiden vakken en soms voor dit onderwerp niet evidente vakken. We trokken ten velde… naar Gent, Aalst en Kortrijk in het spoor van enkele projecten en spraken er met enkele docenten.
Studenten van de Arteveldehogeschool gidsen studenten over oorlogspoëzie tijdens een uitstap naar WestVlaanderen “It’s a long way to Tipperary, It’s a long way to go. It’s a long way to Tipperary.” Het idee ontstond in het eerste jaar van de opleiding vanuit de vaststelling dat een aantal studenten veel en een aantal studenten weinig kennis hadden over WO I. Per tien organiseren de studenten deze uitstap voor een groep van een 50-tal eerstejaars studenten. De studenten moeten de uitstap promoten/voorstellen aan de eerstejaars, alle voorbereiding maken, een brief schrijven, de hele uitstap organiseren een studentengids uitschrijven en de uitstap ook zelf gidsen. Dit allemaal in de taal van hun eerste of tweede onderwijsvak, het Engels. Zij krijgen hiervoor een budget van 10 euro per student. Het vertrek van deze jaarlijkse excursies in december is voorzien om 13u. Op de bus voorzien de studenten alvast een introductie op de dag. Heel vaak zit een bezoek aan in Flanders Fields en Tyne Cot cemetery in het aanbod van de studenten, wat zeker niet mis is. Vaak zorgen studenten echter ook voor een originele invalshoek. Zo zorgde een groep voor soep op basis van een recept uit de WO I uitgedeeld door een uit de klei getrokken West-Vlaamse grootmoeder. Het doet ons teruggaan naar de gaarkeukens in vele dorpen tijdens WO I. Andere studenten slagen in het regelen van
22
mei 2014
een museumbezoek tijdens de sluitingsperiode van het Passchendaelen memorial museum. Ook een Hollywood insteek ontbreekt niet. Een groep studenten vroeg de deelnemers mee te helpen aan hun film, die – aldus het script van de uitstap – dreigde te floppen door een gebrek aan degelijke voorbereiding. Het bracht de deelnemers op heel verschillende locaties, waar ze informatie moesten verzamelen over WO I. Tegelijk met het verzamelen van informatie leerde de studenten video te integreren in hun project. Iets frivoler kan ook: –“tot grote paniek van de chef protocol- verdwijnen tijdens een bezoek van The Queen in het kader van de herdenking 100 jaar Groote Oorlog haar hondjes ( Holly, Willow, Candy en Vulcan).” Aan de eerstejaars om ze te zoeken. Het bracht hen naar een onderbelicht aspect van de oorlog: de ontspanning van de frontsoldaten. In Talbot house konden de soldaten muziek luisteren en iets drinken tijdens de oorlog. Nu wordt dit museum uitgebaat door Engelsen en krijgen de studenten er naast een rondleiding, een English Tea geserveerd. Tijdens het bezoek loopt op de achtergrond een nieuwsuitzending over de verdwijning van de hondjes met interviews en tips. De integratie van multimedia werd hier zeer doorgedreven toegepast. Als afsluiter voor alle groepen zorgt de Last Post aan de Menenpoort in Ieper voor de laatste beklijvende noot van deze dag. Docenten “Project 2” onderwijsvak Engels In het derde jaar van de lerarenopleiding secundair onderwijs aan de Arteveldehogeschool organiseren de studenten Engels in het vak Projecten 2 een uitstap rond oorlogspoëzie naar West-Vlaanderen.
Muzische vorming “Ten oorlog” in de lerarenopleiding van HUB-KAHO campus Dirk Martens In Vlaamse velden klappen rozen open Tussen witte kruisjes, rij op rij, Die onze plaats hier merken, wijl in ‘t zwerk De leeuweriken fluitend werken, onverhoord Verstomd door het gebulder op de grond Naar In Flanders Fields van John McCrae (1872-1918) vertaald door Tom Lanoye. Stap voor stap zorgen de docenten ervoor dat de studenten tijdens de lessen muzische vorming ervaren waarom creatief denken, originaliteit, verwondering opwekken, … belangrijk zijn bij het ontwikkelen van de persoonlijkheid van de kinderen. Tijdens deze muzo’s komen beeldopvoeding, muziek, bewegingsexpressie, muzisch taalgebruik en dramatisch spel geïntegreerd aan bod. In hun derde bachelor werken studenten in groep een muzische middag (een ‘muzo’) uit voor kinderen van een basisschool. Dit jaar met “Ten oorlog” als thema. Ze werden aangemoedigd om dit muzische verhaal historisch correct te kaderen. Als inspiratiemoment werden de makers van het tv-programma ‘Ten Oorlog’ uitgenodigd. Zij vertelden over hun reis langs de frontlijn van Nieuwpoort tot Tripoli. Ze belichtten het thema oorlog op een andere manier. Wie was de mens achter de soldaat, de dokter in het veldhospitaal of de geliefde van de soldaat? De twee verantwoordelijken van het Stadsarchief Aalst gaven de studenten dan weer meer uitleg over Aalst in tijden van oorlog.
Studenten ontwerpen een Muzo-middag Een groep studenten koos ervoor om een waar gebeurd oorlogsverhaal over Gustaaf Lodewijck Van der Burght te vertellen. Lotte en Simon
waren op de zolder aan het spelen toen ze plots een oude koffer ontdekten waarin kledij en spullen van Lottes overgrootvader lagen. Het bleek dat hij in de Eerste Wereldoorlog gesneuveld was, maar meer wisten Simon en Lotte daar niet over. Ze besluiten om uit te zoeken hoe hun overgrootvader gestorven is… Een andere muzo vertelde dan weer het verhaal van Vliegende maandag in augustus 1914 te Aalst. In verschillende landen was de oorlog net uitgebroken, maar in België bleef men nog even van het geweld gespaard. Er was echter een hoedenmaakster, die elke dag nieuws meebracht uit de grote stad Brussel. Die ene dag kwam ze met veel armgezwaai en luid getier de straten van Aalst binnen gestormd. “De oorlog begint! De soldaten, ze komen! Ze zijn onderweg!” Het ongeloof sloeg snel om. Zonder al te veel tijd te verliezen namen de mensen de benen. Alles lieten ze achter, al snel bleven de straten desolaat achter. Achteraf bleek dat de angst ongegrond was. De soldaten bleven weg, en één voor één keerden de mensen terug naar hun huizen. Deze ondoordachte en impulsieve vlucht staat sindsdien bekend als ‘vliegende maandag’. Ook koos één groep studenten als uitgangspunt ‘Lichtpuntjes in de duisternis… Soms
zijn ze groot. Soms zijn ze klein. Je hoeft ze niet te zoeken. Je kunt ze ook zijn.’, een muzo waarbij het thema “hoop” centraal stond.
Een muzische middag voor de kinderen van de ingeschreven basisscholen De studenten wisten de uitgenodigde kinderen van de basisscholen duidelijk te prikkelen en zorgden voor verwondering. Dit door aangrijpende dagboekverhalen voor te lezen of ontroerende, zelfgemaakte filmfragmenten te bekijken.1 Studenten organiseerden een inleefspel rond trouwen in WO I. Ondanks alle geweld trouwden de mensen met elkaar. De leerlingen analyseerden verschillende huwelijksfoto’s. In een tableau vivant gaven ze de foto’s zelf vorm. Als afsluiter van de muzische voor- of namiddag werd telkens een sfeervol slotmoment voorzien. Zo werd bijvoorbeeld een herdenkingsceremonie georganiseerd. De kinderen mochten hun zelfgemaakte klaprozen in de grond plaatsen op een herdenkingsplaats. Vervolgens werd één minuut stilte gehouden en een studente speelde ‘the last post’ op haar saxofoon. Veerle Van Cromphaut, Tine Van den Broeck en Elfi Van Keymeulen Docenten module muzische school BALO
Zelfontdekkend leren en beleven: geïntegreerd project ‘Uit & Thuis’ in Vives campus Torhout Derdejaarsstudenten van de lerarenopleiding lager onderwijs gaan met leerlingen uit een basisschool op actieve leeruitstap in het kader van WOI. Over de Eerste Wereldoorlog geven de studenten een inleidende les, na de uitstap is er verwerking met oog voor vredeseducatie. Hoe je als leraar omgaat met de mix van wereldoriëntatie, herinnerings- en vredeseducatie, ICT en muzische vorming wordt hiermee vanuit de praktijk duidelijk. Het uitwerken van het project wordt een schoolvoorbeeld van actief, samenwerkend en zelfgestuurd leren, zowel voor de studenten als voor de leerlingen. Een groep studenten wordt toegewezen aan een klas van de derde graad. Iedere groep krijgt een excursieplaats, met daarin drie locaties die bezocht zullen worden. Zo gingen de studenten al naar Nieuwpoort, Diksmuide, Ieper, Zonnebeke, Passendale, Poperinge… In principe bezoeken ze dan een begraafplaats, een museum en een andere locatie (een monument, een element in het landschap…). Met introductiesessies rond het werken met film, We-
1 Filmpjes gemaakt in samenwerking met Canon Cultuurcel LABO-traject. Alle filmpjes zijn te bekijken op Ingebeeld.be
mei 2014
23
stellen ze een draaiboek op, waarin ze hun inleidende les helemaal uitschrijven. Hierbij voorzien ze ook fiches met achtergrondinformatie voor de leerkracht en leerlingenfiches, waarmee de leerlingen zo veel mogelijk actief en zelfontdekkend leren, ontdekken en beleven. De studenten krijgen nu ook met de praktische kant van een excursie te maken. Er moet een haalbare timing opgesteld worden en een brief voor de ouders. Er worden afspraken gemaakt met het museum, de plaats waar ’s middags gegeten wordt, het vervoer moet geregeld worden. Dit is het ‘thuis’-deel van het project. De studenten werken hiervoor samen vanop de campus.
bQuest, het voeren van onderzoek… gaat het project van start. Dit is teamwerk voor studenten én lectoren. De studenten bezoeken samen de locaties en komen tot een eerste voorstel van inhoud en timing voor de excursie. Ze filmen tijdens hun bezoek en maken zo een promofilm die ze tijdens hun inleidende les aan de leerlingen zullen tonen. Dan
Dan gaan ze ‘uit’: naar de school om de voorbereidende les te geven. Hierin komt de Eerste Wereldoorlog aan bod vanuit wereldoriëntatie: oorzaken, aanleiding, kaartwerk, bondgenootschappen, het verloop van de oorlog, het aspect wereld-oorlog, invloed op natuur, techniek en mens… De promofilm en de WebQuest worden ingezet. De volgende dag is dan de excursiedag. De studenten begeleiden de klas en werken met de leerlingen in groepjes op de diverse locaties. Nu is er ook plaats voor velerlei opdrachten: kijken, luisteren, denken, puzzelen, bespreken, beluisteren… Waar mogelijk wordt ook een muzische vredesboodschap meegegeven via een stil moment of met een
inbreng van de leerlingen. De dag daarna gaan de studenten terug naar de klas om de verwerking te leiden. Hierin worden zo nodig werkblaadjes ingevuld, maar er is ook tijd voor actualisering en reflectie. Eens terug thuis is er tijd voor optimalisatie van het ontwikkelde materiaal. Dat wordt dan ten slotte gepresenteerd aan de medestudenten en de vertegenwoordigers van de scholen. Het materiaal wordt digitaal ter beschikking gesteld aan de deelnemende scholen. Zo krijgen onze studenten een concrete ervaring van hoe ze met herdenking, herinnerings- en vredeseducatie aan de slag kunnen en bieden we ook de scholen een aantal in de praktijk geteste voorstellen hierrond aan. Dat de meeste scholen meteen een volgende editie boeken, zegt genoeg over de waardering voor dit project. Christa Campo, docent bachelor lager onderwijs
Bavo Verlackt Stafmedewerker VVKHO
Studienamiddag “Pastoraal en Levensbeschouwelijke Diversiteit in katholieke scholen” Brussel - 14 mei 2014 Pastoraal op school. Meer dan ooit is het een uitdaging. Een hele groep is de band met de traditie verloren die vroeger die pastoraal vorm en richting gaf. Dat geeft al levensbeschouwelijke diversiteit. Bovendien neemt het aantal anders- en niet-gelovigen in de school toe. En daarbinnen zijn er nog talloze schakeringen en nuances: levensbeschouwelijke verschillen. Voeg daar tenslotte aan toe dat een school vooral uit kinderen en jongeren bestaat die zelf op zoek zijn naar een eigen identiteit en zingeving. Hoe gaan we daar mee om? Met welke bril kijken we ernaar? De werkgroep PALED (Pastoraal en Levensbeschouwelijke Diversiteit) is – na een grondige terreinverkenning – op zoek gegaan naar de vragen die dat oproept en naar aanzetten tot antwoorden. De publicatie waartoe dit leidde is de weerslag van een denkproces over pastoraal op school in een hedendaagse, superdiverse context. Het is geen kookboek, waarin je handige uitgepunte recepten vindt voor een goede pastoraal op school. Wel worden blikopeners aangereikt die aan het denken zetten, tools die aan het werk zetten.
Deelname in de onkosten: 15€ (publicatie inbegrepen) Locatie: HUB-Hermes, Stormstraat 2, 1000 Brussel. Info m.b.t. de bereikbaarheid: http://www.hubkaho.be/HUB_KAHO/Campus_Brussel/ Hoe-bereiken.html Doelpubliek: pedagogisch begeleiders, directies, schoolbestuurders, pastoraal verantwoordelijken en geïnteresseerden van basis-, secundair, hoger en buitengewoon onderwijs. INSCHRIJVEN VÓÓR 7 MEI! Meer info: www.vsko.be/paled of
[email protected]
24
mei 2014
© Imelda-Instituut Brussel
Tijdens de studiedag op 14 mei tussen 13.30 u. en 17.00 u. willen we u die voorstellen. Na een welkom van Mieke Van Hecke, directeurgeneraal van het VSKO, en een inleiding door redacteur van de publicatie, Peter Keersmaekers, is er een pallet van werkwinkels om interactief in te gaan op de inhoud van de publicatie. We sluiten af met een bezinning en een receptie.
PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
bewust op schoolreis? De school vanuit christelijke inspiratie oriënteren naar duurzame ontwikkeling
E
en artikelenreeks in de tijdschriften van het VSKO wil de scholen informeren over duurzame ontwikkeling en educatie voor duurzame ontwikkeling met voorbeelden uit het onderwijs en daarbuiten. In dit artikel maken we kennis met de non-profit organisatie ‘ViaVia Tourism Academy’ die duurzaam toerisme stimuleert, zowel in het Noorden als in het Zuiden. Wij gingen praten met projectmedewerker Greet Huybrechts die tevens duurzaamheidscoördinator is bij Joker. Zij is tevens de coördinator van het ‘Lerend Netwerk Duurzaam en Innovatief Toerisme’ voor secundair en hoger onderwijs met een richting toerisme. Verder vind je 10 tips om ‘Bewust op schoolreis’ te gaan en de aankondiging van een website waar je de duurzaamheid van je schoolreizen kan testen.
Interview met Greet Huybrechts van Via Via Tourism Academy Wie is Via Via Tourism Academy ? Via Via Tourism Academy is een non-profit organisatie, opgericht in 2001, die duurzaam toerisme wil ontwikkelen. Wij hebben een werking in het Noorden en het Zuiden. We maken deel uit van het Joker Via Via Netwerk. Duurzaamheid speelt in dit netwerk een belangrijke rol. Zo ontving Joker in 2014 als eerste Belgische touroperator het Travelife duurzaamheidscertificaat. Het label bevestigt dat we aan meer dan 150 criteria in verband met maatschappelijk verantwoord ondernemen voldoen. In het Zuiden speelt toerisme een heel belangrijke rol in de ontwikkeling van een land en van de mensen ter plaatse. We richten ons (o.m. in Peru, Indonesië, India, Vietnam, Mali, Malawi, Mozambique en Zuid-Afrika) op lokale overheden, educatieve instellingen, ondernemers en reisgidsen. Zo organiseren we bijvoorbeeld opleidingen om toerisme op een duurzame en innovatieve manier in te zetten. Het gaat hierbij om sensibilisering maar ook om het overbrengen van kennis. Op die manier versterken we de regio en haar inwoners. In het Noorden sensibiliseren we reizigers, studenten, docenten en natuurlijk de toeristische sector over duurzaam toerisme. Internationale samenwerking en uitwisseling tussen Noord en Zuid zijn hierbij onontbeerlijk om projecten te doen slagen. Bij dit alles gaat het om kennis, ervaring en het delen hiervan. Vandaar dat we werken met lerende netwerken. Jullie bieden als organisatie dus regelmatig vormingen aan? Dit jaar hebben we bv. in Mozambique, samen met de regering en hogescholen, een aantal docenten opgeleid om een bachelorjaar rond
tourconsulting op te zetten. We reikten ook al het didactisch materiaal hiervoor aan. Er bestaat een opleidingsmodule die we al een aantal keren in het buitenland gegeven hebben die gericht is naar regeringen en touroperators waarin we de link tussen duurzaamheid, toerisme en innovatie sterk benadrukken. Daarnaast is er net een Europees project ‘Innoguide’ afgerond. In dat kader hebben we een e-learning platform opgesteld voor reisgidsen, reisbegeleiders en hun docenten specifiek rond de drie competenties: duurzaamheid, interculturaliteit en beleving. Interculturaliteit is hierin een belangrijke pijler. Op dit platform (http://learning.viaviatourismacademy.com/innoguide) vind je allerhande didactisch materiaal m.b.t. deze competenties. Wat doen jullie naar het Vlaamse onderwijs toe? We vertrekken vanuit duurzaamheid als motor tot innovatie. Innovatie is voor ons heel belangrijk. Daarom hebben wij in Vlaanderen het ‘Lerend Netwerk Duurzaam en Innovatief Toerisme’ opgericht. Aanvankelijk was dit netwerk gericht naar de opleidingen toerisme in de hogescholen maar enkele jaren geleden is de doelgroep uitgebreid met de opleidingen toerisme in het secundair onderwijs. Zo heb ik twee jaar geleden een nascholing gegeven en daar waren veel leerkrachten uit de ongeveer veertig scholen aanwezig die een opleiding toerisme aanbieden. Het toen ontwikkelde materiaal is ook nog steeds toegankelijk op ons online platform (zie hieronder). We richten ons tot alle docenten van de Nederlandstalige bachelors Toerisme en Hotelmanagement en tot alle leerkrachten van de Nederlandstalige secundaire toerismescholen. Ook bouwden we een structurele
samenwerking op met de pedagogische begeleidingsdiensten VSKO, GO!, POV en OVSG. In het netwerk bieden we nieuwe inhouden aan met de focus op duurzaamheid, trends en innovatie in de toeristische sector. Hieraan gekoppeld ontvangen de deelnemers educatief materiaal en leermethodes rond deze thema’s. Tevens is het een forum waar kennis en ervaring wordt uitgewisseld tussen onderwijzend personeel en andere leden omtrent bestpractices en mogelijkheden voor innovatie. Hiertoe organiseren we drie studiedagen per jaar rond specifieke thema’s. Een studiedag kan bestaan uit een bezoek aan een toeristische attractie of toeristisch bedrijf, één of meerdere lezingen en/of een workshop die je aanzet tot innovatief denken. We hebben het bv. al gehad over duurzame festivals (met ook aandacht voor duurzaam transport naar festivals), streekproducten & lokale economie & tewerkstelling, duurzaamheid als communicatie en marketing tool, historische attracties & beleving ….. Het Lerend Netwerk Duurzaam en Innovatief Toerisme is een samenwerking tussen Toerisme Vlaanderen en de ViaVia Tourism Academy vzw.
mei 2014
25
Naast het lerend netwerk, is er ook een online Platform voor Duurzaam en Innovatief Toerisme. Wij zetten al het educatief materiaal van de studiedagen op dit forum maar leraren en docenten kunnen hier ook bestaand en zelfgemaakt lesmateriaal opzetten, onderverdeeld in secundair en hoger onderwijs, bevindingen uitwisselen, activiteiten posten enz. Alle geïnteresseerden kunnen contact opnemen met mij: Greet Huybrechts via
[email protected]. Je kan je ook altijd bij mij inschrijven voor onze tweejaarlijkse nieuwsbrief en uitnodigingen voor de studiedagen. Wat is een duurzame ontwikkeling van toerisme? Wat zijn er kenmerken van? Volgens Toerisme Vlaanderen streeft’ een duurzame ontwikkeling van toerisme in een land, regio of een toeristische bestemming naar een evenwicht in de relatie tussen economische, ecologische en socio-culturele aspecten. Het is een participatieproces dat leidt tot kwaliteitsverbetering waar alle betrokken partijen nu en in de toekomst baat bij hebben’.
Je herkent hierin de drie klassieke ‘P’s van duurzaamheid: People, Planet, Profit. Als ViaVia Tourism Academy vinden wij Pleasure, de beleving, ook heel belangrijk. Voor ons gaat het dus om de vier P’s en om het zoeken van een evenwicht tussen deze pijlers. Dat is het leuke aan duurzaamheid: het is dynamisch, het gaat steeds om het maken van keuzes. Zo zijn de reizen van Joker gekenmerkt door een aantal criteria: er wordt gereisd in kleine groepen waardoor de impact van de aanwezigheid er van ter plaatse kleiner is, er wordt overnacht in eenvoudige logies die veelal in handen zijn van plaatselijke families, er wordt zo veel mogelijk gekozen voor openbaar vervoer waar mogelijk, tijdens de wandeltochten is er veel respect voor de natuur en via ons eerlijk prijsbeleid komt het geld dat de reiziger uitgeeft rechtstreeks ten goede aan de plaatselijke bevolking, Wat is voor jou een belangrijk aandachtspunt voor scholen t.a.v. toerisme? Tegenwoordig heb je op school zo’n grote diversiteit, zo’n mooie mix van culturen. Op die manier beschik je over een schat aan info.
Onlangs gaven wij, in opdracht van Toerisme Vlaanderen, een workshop over hoe je een goede service kan verlenen aan toeristen uit Japan, Rusland, China, India. Je zou aan de leerlingen uit andere landen kunnen vragen hoe zij vinden dat toeristen uit hun land hier moeten ontvangen worden. Vertrek bij het organiseren van toeristische uitstappen ook zo veel mogelijk vanuit de passie van studenten en leerlingen. Laat hen vanuit deze passies mee schoolreizen invullen, laat hen contact maken met jongeren met dezelfde passies op de plaats van bestemming. Zo blijf je ook meer in de leefwereld van de jongeren. En besteed voldoende aandacht aan beleving, aan doen. Heb je algemene tips voor scholen m.b.t. duurzaamheid? Als het gaat over schoolreizen, dan denk ik aan de papierberg die hierover in scholen wordt verspreid. Maak gebruik van tweezijdig bedrukte papieren of nog beter, verspreid meer en meer info via platforms, social media en mails. Lisbet Colson, Coordinator Dienst Vakoverschrijdende Thema’s
Bewust op schoolreis: 10 tips Voor deze tips hebben wij ons gebaseerd op ‘Anders op schoolreis’, een initiatief van de opleiding toerisme en recreatiemanagement in Howest, Kortrijk, op aanvullingen van Ann Ysebrandt, studiegebiedverantwoordelijke toerisme van VVKSO en op bemerkingen van Greet Huybrechts.
1. Zet je geld (en je tijd)goed in Dichtbij of veraf Overloop samen met je collega’s het totaalaanbod aan uitstappen en reizen. Is een verplaatsing telkens noodzakelijk om de doelstellingen te bereiken? Durf de meerwaarde van verre bestemmingen in vraag te stellen. Misschien loont het de moeite om dicht(er) bij huis te blijven (kust, Ardennen, citytrips, …)? Dit heeft ook voordelen. Je kan leerlingen van plaatselijke scholen laten gidsen en eventueel vice versa, je kan lokalen van plaatselijke scholen als refter gebruiken, … Als je toch naar het buitenland gaat, maak dan een duidelijke overweging van wat je wil zien/doen : neem die dingen op in het programma die we hier niet kunnen zien/doen. Ga bv. in Madrid de Spaanse meesters bekijken en laat de Vlaamse daar voor wat ze zijn.. Vervoer Beperk en optimaliseer je verplaatsingen. Combineer halve dagen tot een dagprogramma. Heb je een kleine groep leerlingen, ga dan samen met andere scholen op reis. Dit kan de prijs drukken. Opteer bij lange busreizen (Italië, Barcelona, Kroatië) voor een nachtbus. Zo spaar je minstens één overnachting.. Uiteraard onderzoek je de mogelijkheden van verplaatsingen met een beperkte CO2 uitstoot zoals met de trein, de fiets en te voet. Je kan ook kiezen voor een autocar die b.v. fietsen kan vervoeren.
26
mei 2014
Kies het juiste moment Kies je moment goed uit : iedereen weet dat het dode seizoen of laag seizoen veel goedkoper kan zijn. Vanuit duurzaamheidsoogpunt is een betere spreiding van het toerisme wel te verkiezen boven sterke concentratie in piekperiodes. Heel veel scholen bezoeken tijdens dezelfde weken dezelfde bestemmingen, die dan overspoeld worden door schoolgroepen. Dat komt de duurzaamheid van de reizen niet ten goede. Men kan bijvoorbeeld wel streven naar het inzetten van de meest milieuvriendelijke bussen maar in de piekperiodes wordt toch àl het beschikbare rollend materieel ingezet. Men kan streven naar activiteiten die leerlingen in contact brengen met de plaatselijke bevolking (de P van People), maar in de piekperiodes ervaart deze bevolking dit al snel als overlast. Accommodatie Stacaravans, huisjes of kleine tweesterrenhotels vormen goedkope alternatieven voor hotels. Buiten het seizoen kan je fikse kortingen bekomen: onderhandelen is dus de boodschap. De scholen die in huisjes of bungalows verblijven, laten hun leerlingen meestal zelf koken. Zo realiseren ze verschillende vakoverschrijdende eindtermen en drukken ook in belangrijke mate de kostprijs. Overweeg te kamperen.
Match leerlingen en gidsen Je leerlingen voorbereiden op uitstappen of museumbezoeken zorgt er zeker voor dat ze aandachtiger zijn en meer opsteken. Even belangrijk is het om gidsen op de hoogte te stellen van wat jij van hen verwacht, wie je leerlingen zijn, wat hun taalniveau of voorkennis is, hoe ze het best aangepakt kunnen worden… Hoe beter vorm en inhoud van bezoek of activiteit afgestemd zijn op jouw groep, hoe groter de meerwaarde. Nodig gidsen uit tot het vertellen van verhalen. 2. Varieer Streef naar een evenwichtig programma. Steek de dagen niet te vol. Breng ook variatie aan in je aanbod. Laat verschillende collega’s een inbreng doen. Gegidst bezoek in de morgen? Ga dan voor actie en beleving in de namiddag. Diep je thema uit met een workshop, rally, spel of speurtocht. Zo spreek je niet alleen de geest, maar ook het hart en lichaam van je leerlingen aan; de boodschap zal meer beklijven.. Trek je naar een grootstad, verken dan ook eens een park of maak een daguitstap. Na drie dagen Barcelona doet een dagje in de bergen wonderen. Voorzie ook keuzeprogramma’s en voldoende vrijetijd om de leerlingen tot rust te laten komen of hun eigen interesses te volgen. Inspraak vinden ze heel belangrijk. De groep in twee of drie opsplitsen is vaak te prefereren boven het meesleuren van de hele groep.
3. Ga voor ‘beleven’ Maak tijd om dingen zelf te doen, te ondervinden. Niet alles moet 100% vastliggen of voorgekauwd zijn. Afhankelijk natuurlijk van de veiligheid op de bestemming en de leeftijd van de leerlingen zijn hier meer of minder mogelijkheden. Doen is beleven, is onthouden. Zet zoveel mogelijk informatie om in actie. Romeinen die als boetedoening op hun knieën de Spaanse trappen beklimmen, Engelsen die queueën aan de bushalte, koffiepauzes, siësta’s, after work drinks: vertel er niet over, doe het. En waar je ook bent: kom in beweging. Wandel, jog, fiets, step, zeil of kajak. Leerlingen die hun energie kwijt kunnen, letten beter op tijdens ‘infomomenten’. Screen je programma en “activeer” het!
4. Ga voor ‘anders bekeken’ Schaf zeker de highlights niet af, maar je moet niet alles gezien hebben. Maak tijd en ruimte om minder voor de hand liggende plaatsen te ontdekken. Minder bezochte wijken, steden, zelfs landen bieden kleur, authenticiteit, gastvrije en nieuwsgierige locals, goedkope lunches… Zelf niet bekend? Alternatieve gidsorganisaties of vzw’s tonen je graag de weg.
5. Ga voor ‘anders ontmoeten’ Reizen is ontmoeten. Eet, drink, dans, musiceer, bid of baad zoals locals, met locals. Laat je rondleiden door lokale gidsen, bezoek een moskee of hamam of volg een workshop. Lunch in een typische taverne. Kook je zelf? Doe je inkopen op de lokale markt en/of plan
een veggiedag. Wie zijn reis goed uitstippelt, kan vaak gunstige prijzen bekomen in lokale restaurants. Ga voor een simpel, maar voedzaam (en typisch) menu op een afgesproken tijdstip zodat de eigenaars het bezoek optimaal kunnen voorbereiden. Ook vrijwilligerswerk, deelnemen aan een lokaal evenement of feest, ludieke opdrachten en rally’s zijn uitstekende manieren om in contact te komen met de lokale bevolking. Elk jaar naar dezelfde bestemming? Investeer in een samenwerking met een lokale school of vrijwilligersorganisatie!
6. Ga voor leerlingen, door leerlingen Begin je reis op school. De voorbereiding moet vooral ‘goesting’ opwekken om te gaan. Laat je leerlingen info verzamelen, lokale gewoontes onderzoeken, keuze-activiteiten voorstellen, contacten leggen. Laat ze zelf prijzen vergelijken en conclusies trekken, duurzame alternatieven zoeken. Las leuke afwisselingen in die de leerlingen weer ‘oppeppen’ en geef ze ook hier inspraak. Spits opdrachten binnen taal- en andere vakken toe op een bestemming (leren kaart lezen, afstanden bekijken ...). Je leerlingen als gidsen, reisleiders, organisatoren!
7. Ga ervoor Wie op veilig speelt en zich aan de klassiekers houdt, zorgt nooit voor verrassingen of waarlijk memorabele momenten. Durf te experimenteren. Je leerlingen hebben een jonge, flexibele geest, maak er gebruik van! Probeer elk jaar minstens een nieuwigheid uit. Niet gelukt? Volgende keer beter. Na een paar jaar ziet je reis er stukken leuker uit.
8. Evalueer Vraag om constructieve feedback van alle betrokkenen, ook van de leerlingen. Niet alleen toon je je leerlingen dat je hun mening naar waarde schat, het laat je ook toe minder geslaagde elementen van de reis te vervangen. Beoordeel elk onderdeel van de reis, elke activiteit, elke gids. Behoud enkel het goede. Laat ook ruimte voor suggesties.
9. Werk samen Hoe meer eensgezindheid en input vanuit verschillende vakken, hoe geslaagder de keuze en uitvoering van de reis. Het verdeelt ook de werklast. Taken en verantwoordelijkheden goed op voorhand vastleggen. Aan de directie vragen om overleg te creëren, maar ook ruimte en middelen om van een schoolreis werkelijk een pedagogisch, maar ook onvergetelijk, project te maken. Schoolreizen zouden nooit een sleur mogen worden, of een overbelasting voor een enkeling. Voor een kleine meerkost neemt een reisagent de praktische kant van de zaak op zich. Hij biedt garantie, ervaring en een eigen netwerk van chauffeurs, gidsen, activiteiten en logies. Hij moet op voorhand wel weten dat er aan een school niet zo veel te verdienen valt.
10.Geslaagd! en duurzaam ?
Elk van bovenstaande tips verhoogt de duurzaamheid van je reis. Verrast? Naast ecologie, gaat duurzaamheid ook over kennis en respect voor een plaats en haar bevolking, over begrip en interactie. Kies voor lokaal, authentiek en kleinschalig: het bestendigt de cultuur en genereert inkomsten. Denk ook aan de planeet. Schrap dat vliegtuig (of compenseer de uitstoot) en kies voor de autocar, na fiets en benen het meest duurzame transportmiddel. Ga voor logies met een label en vraag al je leveranciers naar hun duurzaamheidsbeleid. Vraag creëert aanbod! Duurzaam toerisme streeft er dus naar de negatieve impact op de leefomgeving (Planet) van de bestemming, haar economie (Profit), lokale cultuur en tradities (People) te beperken en de positieve impact te verhogen. En zo de beleving van de toerist te versterken (Pleasure)!
Website waar je de duurzaamheid van jouw schoolreizen kan testen Begin volgend schooljaar lanceert de opleiding Toerisme en recreatiemanagement van Howest een website waar je de duurzaamheid van jouw schoolreizen kan testen. Je zal hier ook een database vinden met innovatieve én duurzame bouwstenen (transport, accommodatie, activiteiten) voor je excursies in binnen- en buitenland. Voor meer info kan je terecht op ‘
[email protected]’.
mei 2014
27
SCHOOLBESTUREN
goed communiceren: een permanente opdracht voor het bestuur Enkele kapstokken voor goed communiceren uit het voorjaarsseminarie voor besturen
D
at goed communiceren een evidente opdracht is in al wat men doet, wordt algemeen onderschreven. Op bestuurlijk vlak raakt het aan alle aspecten van het beleid dat een bestuur voert. Ook in de Gids voor besturen (Licap, 2013) wordt het beklemtoond: het communicatiebeleid is er een van de acht beleidsdomeinen van een bestuur (zie Gids, blz. 86 – 91). Uit het besef dat het een evidente opdracht is, volgt echter niet noodzakelijk dat het ook vanzelfsprekend is om dat goed in praktijk te brengen. Goed communiceren is belangrijk maar tegelijk ook moeilijk en het vraagt voortdurende aandacht. PIJLERS INTERNE COMMUNICATIE
Communicatiestructuur
Organisatiestructuur
EFFICIENTE INZET
IS TRANSPARANT
NAAR DOELGROEPEN
EFFECTIEVE
ROLLEN
OVERLEGSTRUCTUUR
ZIJN GEKEND
OPVOEDINGSPROJECT
28
OPEN FORMELE
STRUCTUUR
VAN KANALEN
mei 2014
-
VISIE
-
CULTUUR
GESPREKKEN EN OVERLEG
CONSTRUCTIEVE INFORMELE GESPREKKEN
STRATEGISCHE DOELEN
Viviane Jehin, schoolbegeleider voor het secundair onderwijs in het aartsbisdom Mechelen-Brussel en docent aan de Katholieke Hogeschool Limburg, genoot zelf een opleiding in de communicatiewetenschappen en bouwde, zowel binnen als buiten het onderwijs, ervaring op in de professionele communicatie. Leidinggevenden uit de privésector doen regelmatig een beroep op haar als communicatiecoach. Zij was de geknipte persoon om in verschillende bisdommen inhoud te geven aan de module Goed communiceren van het voorjaarsseminarie voor besturen. Meer bepaald ging zij met de deelnemers op verkenningstocht in de wereld van de interne communicatie. Dit artikel geeft weerklank aan enkele basisinzichten uit dat seminarie.
Goede communicatie: een definitie Goede communicatie is een kunst en een kwestie van vallen en opstaan, een vaardigheid die men nooit helemaal verworven heeft. Het is “de kunst om informatie uit te wisselen, en wel op zo’n manier dat de betrokkenen niet alleen een beter inzicht verwerven in wat er gecommuniceerd wordt, maar ook een open relatie behouden en een groter respect voor elkaar krijgen.” Naast een duidelijke boodschap staat wederkerig respect erin centraal. In een respectvolle taal emoties verwoorden kan daarbij helpen.
De pijlers van interne communicatie Interne communicatie steunt op drie pijlers: een duidelijke organisatiestructuur, een duidelijke communicatiestructuur en een open en constructieve communicatiecultuur (zie afbeelding p. 28). Elke pijler bevat twee steunpunten, die samen zes deeldomeinen in goede communicatie vormen. In diverse communicatiemodellen zijn die zes deeldomeinen telkens terug te vinden. In de praktijk gaat het natuurlijk niet om losse blokken, maar om aspecten die elkaar beïnvloeden en doorkruisen.
Organisatiestructuur
Communicatiestructuur
Wie is waarvoor verantwoordelijk? Wie vervult welke taak of rol? Met welke vraag kan men bij wie terecht? Voor iedereen, zowel de bestuurders zelf als de medewerkers in de school, is duidelijkheid daaromtrent van belang. Een transparant organogram en een heldere rolverdeling die door alle betrokkenen gekend is, zijn wezenlijke componenten in het functioneren van een organisatie. De Gids voor besturen bevat een voorbeeld voor interne taakverdeling tussen de bestuursleden (blz. 112). Een model van taakverdeling tussen bestuur en directie is uitgewerkt in de vormingssyllabus Schouder aan schouder – exploreren van de verhouding tussen bestuur en directie (te vinden in de E-gids via url vimko.vsko.be, trefwoord ‘directie’ in de zoekindex).
Op een transparante organisatiestructuur bouwt men een duidelijke communicatiestructuur. Welke communicatiekanalen en -middelen zijn beschikbaar? Welke overlegstructuren zijn er? Welke communicatiemiddelen gebruiken we wanneer? Het inzetten van de gepaste communicatiemiddelen in functie van de verwachtingen of het doel is een basisregel. Het middel dient steeds gelieerd te zijn aan het doel van de communicatie. Het doelen-middelen schema kan daarbij helpen (zie afbeelding). Het doel ‘weten’ of ‘meedelen’ heeft genoeg aan eenrichtingsverkeer via schriftelijke communicatie. Begrip nastreven is een hogere ambitie. Vanaf dan zal men mondeling moeten ondersteunen. Een hoge ambitie (zich betrokken of verbonden voelen) veronderstelt een sterke interactiviteit. Het schema houdt impliciet een pleidooi in voor meer mondelinge en tweerichtingscommunicatie. Het bevat impliciet eveneens een kritiek op het heden ten dage veelvuldig gebruik van e-mail, ook in gevallen waarin het volgens het doel-middelen schema minder of niet geschikt is. Met bovenstaande vragen en het schema kan een bestuur zijn communicatieplan opstellen. Ook de matrix voor het inventariseren van de bestaande communicatiestructuur uit de Gids voor besturen (blz. 91) kan daarbij dienst bewijzen. De mondelinge communicatie moet daar als bijkomend middel alleszins aan toegevoegd worden.
Wederzijdse verwachtingen en gedelegeerde bevoegdheden (volmachten) schriftelijk vastleggen komt de transparantie en duidelijkheid alleszins ten goede. Voor iedereen is dat zinvol, in het bijzonder voor de beginnende bestuursleden. Is er in de taakverdeling binnen het bestuur ook voorzien dat een bestuurder het domein communicatie onder de hoede neemt?
DOELEN-MIDDELEN SCHEMA 7
AMBITIE
informeren
communiceren
6
ZICH VERBONDEN VOELEN
5
ZICH BETROKKEN VOELEN
4
ONDERSTEUNEN
3
BEGRIP HEBBEN
2
• begrip hebben: presentatie infomoment • ondersteunen: leermomenten, nascholing • zich betrokken voelen: werkoverleg, werksessies • zich verbonden voelen: samen problemen aanpakken
ERVAN WETEN
1 0
• ervan weten: e-mail, intranet, nieuwsbrief, …
Om up to date te blijven is het nodig om voortdurend veel informatie te verwerken. Om door het bos de bomen te blijven zien in die veelheid is het mogelijk om ook op dat vlak in een taakverdeling te voorzien: wie volgt welk type van informatie op en wat moet iedereen weten? Welke informatiebronnen en nieuwsbrieven zijn essentieel, welke eerder bijkomstig of overbodig? De website besturen. vsko.be en de E-gids met url vimko.vsko.be zijn alleszins aanbevolen nieuwsleveranciers voor bestuurders. Een bijzonder aandachtspunt betreft het beheer van de beschikbare documenten. Weet elke bestuurder welke documenten er bewaard worden en waar ze te vinden zijn? Een degelijke communicatiestructuur omvat uiteraard ook een effectieve overlegstructuur. Eenvoudig gezegd: vergaderingen met efficiente communicatie zijn heilzaam! In dat verband is het artikel ‘Efficiënt besturen – bestuursvergaderingen onder de loep’ in Forum 2013, nr. 05 (mei 2013) zeker het (her-) lezen waard.
INTERACTIVITEIT
mei 2014
29
De kernvragen op een rijtje • Is er een transparante organisatiestructuur met gekende en geaccepteerde rolverdeling? • Worden communicatiemiddelen doelgericht ingezet? • Overleggen we doelbewust (informeren – discussiëren – besluiten) en koppelen we mondeling terug? • Maak ik actief gebruik van de bestaande informatiekanalen in functie van mijn behoeften?
© Pierre Colla
• Hanteer ik code groen (hard voor inhoud & zacht voor persoon)? Succes! André Janssens directeur dienst voor inrichtende machten VSKO
Communicatiecultuur Deze derde pijler is vaak in de praktijk het moeilijkst, omdat hij zich eerder situeert op het vlak van attitudes dan van kennis. De communicatiecultuur gaat o.a. over de manier om een gesprek te voeren. De basisregel is: open communicatie vraagt aandacht voor constructieve feedback en feed forward. Het principe is vrij eenvoudig maar het dagelijks consequent toepassen is een ander paar mouwen.
Enkele gulden tips • Vraag naar het doel of verduidelijk het doel. • Spreek vanuit ik-perspectief. • Wees zo concreet mogelijk. • Bied uitzicht: pin je niet vast op het verleden maar richt de blik op de toekomst (feed forward). • Doe vaststellingen, blijf zo objectief mogelijk, interpreteer niet. • Focus op de inhoud, niet op de persoon. • Benoem emoties om te vermijden emotioneel te worden. • Vermijd waarom-vragen (ze lokken een verdedigende reactie uit). • Geef advies of opties of vraag naar opties.
ERRATUM In het artikel ”Een welzijnsbeleid op school – “De preventieadviseur wikt, het schoolbestuur beschikt” (Forum, maart 2014) is een storende fout geslopen. Ten onrechte wordt gesteld dat het schoolbestuur het advies van het CPBW nodig heeft om de prestatieduur van de preventieadviseur te wijzigen. Correct is dat het schoolbestuur hiervoor het akkoord van het CPBW nodig heeft.
Elektronische communicatie VVKHO – ond.vsko.be H-ogelijn Kort, uw tweewekelijkse blik op de hogeschoolactualiteit ONDERWIJSKWALITEIT. EEN ZAAK VOOR PEERS ONDER ELKAAR OF VOOR POLITIEK EN DEMOCRATIE? Geef de onderwijsinstellingen een grote vrijheid en autonomie, maar leg hen ook een grote verantwoordingsplicht op. Op die manier kunnen controle en overheidsinmenging verminderen, als de doelstellingen voor de onderwijsinstellingen tenminste duidelijk zijn en als aantoonbaar gemaakt kan worden in welke mate zij gehaald worden. Maar is die formule in de praktijk altijd zo gemakkelijk toe te passen? Aan de hand van het verslag van het Rekenhof over de kwaliteitsbewaking in het hoger onderwijs probeert Adri De Brabandere, eerste auditeur-revisor Rekenhof, die vraag op te lossen. De bijdrage geeft de inhoud weer van zijn presentatie op de VVKHO-studienamiddag van 14 februari 2014 ‘De bedreigde beleidsruimte van de hogescholen !(?)’. Het integrale document is beschikbaar op Ond.vsko.be, In de kijker.
30
mei 2014
SCHOOLBESTUREN
diocesane jaarvergaderingen voor besturen 2014
A
lle besturen die bij de Vereniging van Inrichtende Machten van het Katholiek Onderwijs (VIMKO) zijn aangesloten, worden per bisdom uitgenodigd op een jaarlijkse algemene ledenvergadering. De editie 2014 is in aantocht. Dus: maak plaats in uw agenda, geachte bestuurder. Alle bestuursleden zijn welkom.
Data en locaties van deze avondvergaderingen Bisdom Gent
Maandag 26 mei 2014
Diocesaan Onderwijsbureau – DOB Marialand 31 - 9000 Gent
Aartsbisdom Mechelen-Brussel
Dinsdag 3 juni 2014
Provinciehuis van Vlaams-Brabant Provincieplein 1 - 3010 Leuven
Bisdom Antwerpen
Woensdag 4 juni 2014
Diocesaan Secretariaat van het Katholiek Onderwijs – DSKO - Noorderlaan 108 - 2030 Antwerpen
Bisdom Hasselt
Donderdag 5 juni 2014
Diocesane Onderwijsdiensten – DOd Tulpinstraat 75 - 3500 Hasselt
Bisdom Brugge
Woensdag 11 juni 2014
Diocesaan centrum Groenhove Bosdreef 5 - 8820 Torhout
Een blik op de diocesane werking voor de besturen en op de VIMKO-werking zijn vaste ingrediënten, gekruid met wat heet van de naald is in de wereld van het onderwijs. Elk bestuur ontvangt uit het eigen bisdom een uitnodiging met het gedetailleerde programma. De uitnodigingsbrieven van de verschillende bisdommen zijn - zodra voorhanden - tevens te vinden op de website besturen.vsko.be.
mei 2014
31
INNERLIJKE RUIMTE VOOR GOD God van Abraham, Isaak en Jakob, als mijn relaties vertroebeld zijn, als ik bang ben, in de put zit, als het duister valt, wees me ook dan nabij. Ook als ik twijfel aan U en uw aanwezigheid niet voel, laat me dan vertrouwen op U en geloven in onze blijvende verbondenheid. Zoals Jakob zou ik graag ervaren dat hemel en aarde op elkaar betrokken zijn, © Koen Lemmens
dat een ‘ladder‘ me altijd met U verbindt, dat ik altijd welkom bij U ben. Geef me een teken dat U me beschermt waar ik ook ben of heenga.
Stilvallen, rustpunt, meditatie. Een kaarsje ontsteken, licht dat gedachten en gebeden laat bewegen, ‘ruimte’ geven aan het mystieke.
Dat U waakt over mij en mijn familie. Dat U me kansen blijft geven om te groeien, over fouten en ontgoochelingen heen. Graag wil ik ruimte voor U maken, U in mijn binnenste op het spoor komen, en, zoals Jakob, zeggen:
Uit de beschouwing van Leeftocht 9 We hebben ruimte nodig. Vrije ruimte om te denken, te voelen en ongehinderd te spreken. Ruimte om een ander te ontmoeten in zijn uniciteit. Gewijde ruimte om rustig te worden, stil te vallen en God te ontmoeten. Ruimte diep in ons hart om bij de bron te komen van ons bestaan.
‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit, Een school moet ruimte besteden aan zorg en zorgen voor ruimte? Hoe doen jullie dat? Besteden jullie aandacht aan zinvragen en aan het verlangen naar diepte in het leven? Hoe voeden jullie de ‘innerlijke ruimte’?
dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!’ Dan kan ik met Huub Oosterhuis bidden: ‘Ik zal niet rusten, geen ogenblik, voordat ik heb gevonden: een plek waar Hij wonen kan, een plaats om te rusten voor Hem die God is, de enige ware.’ Vanuit deze ontvankelijkheid
Welke koers varen jullie betreffende de nieuwe communicatiemiddelen en de digitale ruimte?
kan ik openstaan voor anderen en me actief inzetten voor mensen in nood, zoals Jezus het ons voorleefde. Amen
Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg. Leeftocht vind je in digitale vorm, met extra linken, op pastoraal.vsko.be. Aarzel niet om je impressie te mailen naar
[email protected]. Bij dit meinummer van Forum vind je het Leeftochtnummer van juni “Uit een stuk”. Het meinummer van Leeftocht “In de wolken” kreeg je reeds in april toegestuurd.
Jg. 29, Oprapen of laten liggen nr. 9, mei 2014