God is te vertrouwen de uitverkiezing van Israël – bewijs van Gods trouw
Amos 9:7-15 :: preek voor de Israëlzondag
1
“Meester, mogen wij in de pauze binnenblijven en dan die tekening van gisteren afmaken op het digibord?” Twee lichtjes scheef gehouden meisjeshoofden kijken me met vier knipperende meisjesogen vriendelijk smekend aan. Ik twijfel even. “Alsjeblieft, meester?” En voor ik het weet heb ik al “ja” gezegd. Dus blijven de twee vriendinnen achter, terwijl de rest gaat buitenspelen. Als de rest van de klas na de pauze binnenkomt, is de verontwaardiging groot. “Waarom mogen zij altijd op het digibord!? Gisteren mochten ze ook al! En toen wij een bal kwamen halen, stuurden ze ons weg, omdat alleen zij in de klas mochten van de meester... Dat is niet eerlijk! Zij zijn toch niet de baas...? Waarom mogen zij tweeën altijd op het digibord!? De meester trekt voor!” Tja, daar sta je dan. Ze hebben eigenlijk wel gelijk, hè? Ik heb nu maar een lijstje, waarop ik bijhoud welke kinderen in de pauze op het digibord mogen. Zo wordt iedereen gelijk behandeld. Ook heb ik afgesproken, dat de kinderen die binnen mogen blijven niet zo lelijk moeten doen als een klasgenoot even binnen komt om een bal of iets anders te halen. Gelukkig, de rust is weergekeerd, de meester is weer eerlijk en te vertrouwen. Vandaag is het Israëlzondag, een dag met speciaal aandacht voor Israël. Maar waarom eigenlijk? We hebben toch ook geen Duitslandzondag of Amerikazondag? Wat is er zo speciaal aan Israël? Het volk Israël is door God uitgekozen, Hij heeft er een speciale band mee. Veel mensen krijgen daar een beetje de kriebels bij. Het voelt een beetje als voortrekken, nietwaar? Waarom altijd Israël..? Wat zijn zij beter dan andere volken? Ze zijn soms heiliger dan de Nederlanders? Waarom is Israël dan Gods volk? Is God eigenlijk wel te vertrouwen als Hij voortrekt? Vandaag wil ik vanuit de Bijbel laten zien, dat God JUIST te vertrouwen is DOORDAT Hij Israël als zijn volk heeft uitgekozen. Ik doe dat aan de hand van een gedeelte uit Amos. Lezen Amos 9:7-15 De meest gestelde vraag als het over Gods uitverkiezing van Israël gaat, is: wat is Israël beter dan de rest? Nou, het antwoord van Amos is duidelijk: niets! Kijk maar in vers 7. Israël is een zelfstandig volk geworden toen ze uit Egypte werden weggeleid. Maar, zegt God, ook de Filistijnen kennen een uittocht en ook de Arameeërs hebben een exodus meegemaakt. Je bent wat dat betreft niet speciaal. Ik heb jullie weggeleid naar een ander land, maar dat heb ik ook gedaan met andere volken. Niets bijzonders dus! En het is wel een verrassende ontdekking, dat God zich blijkbaar ook met andere volken op aarde bemoeit en niet exclusief met Israël. En dan wordt de taal zelfs dreigend in de verzen 8 – 10: Gods ogen zijn gericht tegen dit zondige koninkrijk, Hij zal het van de aardbodem wegvagen... God als Israëls tegenstander dus! Dat klinkt niet bepaald meer als ‘voortrekken’. Het oordeel van God over de zonde treft net zo goed Israël, zoals Hij ook boos is om de zonden van andere volken. Israël wordt door God gelijkgesteld met de heidense volken. Dat is Israëls eigen schuld: door hun zonden zijn ze op hetzelfde niveau terechtgekomen als de heidenen.
2
Het is goed om te weten, dat Amos profeteerde tegen het Tien Stammenrijk, het Noordelijke Rijk, dat zich van het koningshuis van David had afgescheiden. Alleen de stammen Juda en Benjamin vielen nog onder de regering van nakomelingen uit het huis van David. Die twee stammen noemen we Juda en de tien andere stammen noemen we meestal Israël. De koningen van het Noordelijke Rijk Israël waren God over het algemeen ongehoorzaam. Ze stelden zelfs een alternatieve godsdienst in: te Betel en Dan kwamen gouden kalveren te staan, zodat de mensen daar God konden dienen. Maar ook op veel andere plaatsen in het land kwamen beelden en altaren te staan. (1 Koningen 12:25-32) Afgodendienst! Dáármee zette Israël zich dus op hetzelfde niveau als de heidenvolken, vanwege de zonde van afgoderij. En God kan zich vanuit zijn heiligheid en zuiverheid niet verbinden aan zonde. Daarom komt dat oordeel, de straf: Hij zal het zondige koninkrijk van de aardbodem wegvagen. Volgens mij is dat aardig gelukt: waar op aarde zijn de tien stammen van het Noorderrijk terug te vinden? Ze zijn verdwenen onder de volken, weggevoerd in ballingschap en de meesten zijn nooit meer teruggekeerd. Als in een zeef zijn de Israëlieten door alle volken heen geschud, alleen het goede graan valt er doorheen, maar de rommel blijft in de zeef achter en wordt weggegooid. Alle zondaars in Gods volk zullen sterven, ook al hadden ze dat niet verwacht. Ze zeiden juist tegen God: U zorgt er wel voor dat het kwaad ons niet treft, dat het ver van ons blijft. Kijk en dat is de zonde van hoogmoed: Israël dacht dat ze onaantastbaar was vanwege het verbond dat God ooit met hen gesloten had. Zij kenden Gods wil door de wet, zij waren Gods uitverkoren volk, dus dan kwam het vanzelf wel goed. Maar daar maakten ze een vergissing: God vraagt wel gehoorzaamheid en geloof! Anders onderga je dezelfde straf als de ongehoorzamen en ongelovigen. Paulus schrijft daarover ook in de Romeinenbrief: U laat u voorstaan op de wet, maar onteert God door de wet te overtreden, want er staat geschreven: ‘Door uw toedoen wordt de naam van God onder de volken gelasterd.’ Dat u besneden bent strekt u weliswaar tot voordeel wanneer u de wet naleeft, maar wanneer u de wet overtreedt bent u toch in wezen onbesneden. (Romeinen 2:23-25) De bijzondere positie van het volk Israël gaf ze het voorrecht om dicht bij de levende God te zijn, Hij woonde zelfs in hun midden (eerst in de tabernakel en later in de tempel te Jeruzalem). Hij was hun Koning, hun beschermer, hun redder. Maar naast rechten geeft die bijzondere positie ook plichten: ze moesten een licht voor de volken zijn, een heilig en priesterlijk volk, gehoorzaam aan hun God – een voorbeeld voor de volken. Maar Israël koos er zelf telkens weer voor om aan de volken gelijk te zijn: ze wilden óók een koning in een paleis; ze wilden óók een zichtbare god – een gouden beeld; ze gingen óók afgoden dienen; enzovoorts. Telkens opnieuw verlaagden ze zich tot het niveau van een normaal volk. Logisch dan dat God hen nu ook behandelt als een normaal volk. Daarom begint het oordeel van God bij zijn eigen volk. Hij zal de Israëlieten door alle volken heen schudden, maar toch zal Hij niet het hele volk van Jakob vernietigen. Let goed op wat er staat: Israël (de tien stammen) wordt verstrooid, maar het volk van Jakob zal niet volledig worden vernietigd. Jakob was de stamvader van Gods volk, de vader van de twaalf stammen. God heeft de tien stammen onder de volken van de wereld verstrooid en als we vandaag de dag naar Israël kijken, dan wonen daar vooral de Joden – nakomelingen van de twee stammen dus: Juda en Benjamin. Zie je hoe nauwkeurig God doet wat Hij zegt? We hebben het in de geschiedenis zien gebeuren! God houdt zijn woord.
Maar waarom dan vandaag nog een Israëlzondag...? Israël is toch verdwenen? Zou God eigenlijk nog wel van Israël houden? Of heeft Hij het zondige noordelijke koninkrijk afgeschreven – niets meer of minder dan andere heidense volken? Heeft Israël door de zonde zijn bevoorrechte positie verspeeld? Nee, God behandelt Israël wel als de heidense volken, maar beschouwt hen nog steeds als zijn uitverkoren volk! Hij is namelijk nog niet klaar met zijn werk en Hij wil daar Israël nog voor gebruiken.
3
Om dat te begrijpen moet ik even wat uitleggen. De uitverkiezing van Israël is niet gebaseerd op iets van het volk zelf. Israël is inderdaad – ook voor God – geen haar beter dan andere volken. De uitverkiezing is enkel en alleen een eenzijdig en soeverein besluit van God: zo wil Hij namelijk zijn karakter aan de mensheid tonen. Hij wil alle mensen laten zien dat Hij redt, dat Hij liefheeft, dat Hij trouw is, dat Hij genadig is en zonde wil vergeven. Hij wil alle mensen leren, dat ze Hem moeten gehoorzamen. Hij wil ons bijbrengen dat op gehoorzaamheid zegen rust, maar dat op ongehoorzaamheid straf volgt. En die lessen leert Hij ons door het volk Israël. Door dat volk wil Hij de hele wereld tonen wie Hij is. Israël is Gods uitgekozen instrument en middel om de wereld Gods karakter te tonen, namelijk dat Hij eeuwige trouw en onverdiende genade is. Israël is God middel waarmee Hij aan de oplossing van het zondeprobleem werkt. Het doel van de uitverkiezing is dus niet om één volk voor te trekken en te bevoorrechten! Het doel is om de hele wereld iets te leren. Het draait bij God niet exclusief om Israël, maar Hij heeft de hele wereld op het oog en op zijn hart... God hield van Israël en dat doet Hij nog steeds. Maar omdat zijn karakter behalve liefde ook heiligheid, rechtvaardigheid en eerlijkheid is, moest Hij het volk wel straffen voor de grote zonden die ze deden. God houdt echter nog steeds van Israël – dat zullen we dadelijk beter gaan zien – maar niet op grond van hun daden. Als Gods liefde namelijk afhankelijk zou zijn van hun of onze daden, dan zou geen enkel mens of volk in Gods liefde kunnen delen. Nee, Hij houdt niet van Israël om wat Israël doet, maar om wie Hij zelf is! Dat hield Mozes het volk Israël ook voor: Want u bent een volk dat aan de HEER, uw God, is gewijd. U bent door Hem uitgekozen om, anders dan alle andere volken op aarde, zijn kostbaar bezit te zijn. Het is niet omdat u talrijker was dan de andere volken dat Hij u lief kreeg en uitkoos - u was het kleinste van allemaal! Maar omdat Hij u liefhad en zich wilde houden aan wat Hij uw voorouders onder ede had beloofd, heeft de HEER u met sterke hand bevrijd uit de slavernij, uit de macht van de farao, de koning van Egypte. Besef dus goed: alleen de HEER, uw God, is God en Hij houdt woord; Hij komt zijn beloften na en is trouw aan ieder die Hem liefheeft en die doet wat Hij gebiedt, tot in het duizendste geslacht. (Deuteronomium 7:6-9)
Dat is de clou! Het gaat niet om Israël, maar om Gods trouw aan zijn beloften! Daarom is er voor Israël ook altijd nog hoop, want God is trouw. Hij straft, maar heeft ook lief. Hij zal uiteindelijk zijn doel met deze wereld bereiken en daar wil Hij Israël voor gebruiken. Dat heeft Hij beloofd en daarom zal Hij het ook doen: Hij houdt woord, Hij komt zijn beloften na en is trouw. Daarom dat glimpje hoop: ik zal niet het hele volk van Jakob vernietigen. Want waarom zijn die twee stammen Juda en Benjamin er door de heel geschiedenis nog steeds gebleven? Omdat God woord houdt! Hij had namelijk aan David een belofte gedaan.
4
We lezen in 2 Samuel 7 hoe de profeet Nathan van God de opdracht krijgt om David het volgende te zeggen. De HEER zegt je dat Hij voor jou een huis zal bouwen: Wanneer je leven voorbij is en je bij je voorouders te ruste gaat, zal Ik je laten opvolgen door je eigen zoon en hem een bestendig koningschap schenken. Hij zal een huis bouwen voor mijn naam, en Ik zal ervoor zorgen dat zijn troon nooit wankelt. Ik zal een vader voor hem zijn en hij voor Mij een zoon: als hij zondigt, zal Ik hem kastijden met stok- en zweepslagen, zoals een vader doet, maar hij zal nooit bij Mij uit de gunst raken zoals Saul, die Ik verstootte omwille van jou. Jou stel Ik in het vooruitzicht dat je koningshuis eeuwig zal voortbestaan en je troon nooit zal wankelen. Lees nu eens verder in Amos: Dan zal Ik het vervallen huis van David herbouwen, Ik zal de muren herstellen en opbouwen was is neergehaald, Ik zal het in zijn vroegere luister herstellen. (vers 15) Hoe zichtbaar is hier weer dat God woord houdt, dat Hij trouw is aan zijn beloften! Waarom is er hoop voor Israël? Vanwege David! De koning uit de stam Juda, die koning was over een ongedeeld koninkrijk van twaalf stammen. Er is nog toekomst voor David, voor het koningshuis van Israël en dus voor alle twaalf stammen. Wij weten inmiddels dat dit eeuwige koningshuis van David zichtbaar is geworden in de komst van Jezus Messias. De engel die de geboorte van Jezus aan Maria aankondigde, zei: Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob (!), en aan zijn koningschap zal geen einde komen. (Lukas 1:31-33) Jezus is de vervulling van Gods belofte aan David, Jezus wordt koning over het volk van Jakob, de twaalf stammen. In Jezus wordt de vervallen hut weer opgebouwd en hersteld. Maar Jezus hoort toch bij de kerk? De Joden hebben Hem immers verworpen! Hoe kan Jezus dan de koning van de Joden worden of zelfs van alle twaalf stammen!? Dat is een belangrijke vraag, die precies de vinger op de zere plek legt in de relatie tussen gelovigen uit Israël en uit de heidense volken. Juist in een belangrijke crisis in de vroege kerk, komt de tekst van Amos 9:15 aan de orde. Er was heftige onenigheid ontstaan in de kerk over de vraag of heidenen die in Jezus Messias gingen geloven zich moesten laten besnijden en volgens de joodse wetten moesten gaan leven. Moeten christenen eigenlijk geen joden worden? Er komt een kerkelijke vergadering over. We lezen dat in Handelingen 15:7-18. Toen het tot een hevige woordenstrijd kwam, stond Petrus op en zei: ‘Broeders, u weet dat God mij al in het begin uit uw midden heeft gekozen om de boodschap van het evangelie onder de heidenen te verspreiden en hen tot geloof te brengen. God, die weet wat er in de mensen omgaat, heeft blijk gegeven van zijn vertrouwen in de heidenen door hun de heilige Geest te schenken, zoals Hij die ook aan ons geschonken heeft. Hij heeft geen enkel onderscheid gemaakt tussen ons en hen, want Hij heeft hen door het geloof innerlijk gereinigd. Waarom wilt u God dan trotseren door op de schouders van deze leerlingen een juk te leggen dat onze voorouders noch wijzelf konden dragen? Nee, we geloven dat we alleen door de genade van de Heer Jezus gered kunnen worden, op dezelfde wijze als zij.’ Daarop zwegen alle aanwezigen, en men luisterde naar Barnabas en Paulus, die vertelden welke grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen had verricht. Toen ze waren uitgesproken, nam Jakobus het woord. Hij zei: ‘Broeders, luister. Simeon (= Petrus) heeft uiteengezet hoe God zelf het plan heeft opgevat om uit de heidenen een volk te vormen dat zijn naam vereert. Dat stemt overeen met de woorden van de profeten; er staat immers geschreven:
“Dan keer Ik terug op mijn schreden. Ik zal het vervallen huis van David herbouwen, uit het puin zal Ik het weer opbouwen. Ik zal dit huis doen herrijzen, zodat de mensen die overgebleven zijn de Heer zullen zoeken, evenals alle heidenen over wie mijn naam is uitgeroepen. Zo spreekt de Heer, die dit van oudsher heeft aangekondigd.” Uiteindelijk wordt door de kerkvergadering in Jeruzalem geconcludeerd dat het tot geloof komen van heidenen Gods wil is, in overeenstemming met de woorden van Amos. Amos maakt duidelijk dat mensen uit de volken in God mogen geloven, zonder jood te worden. God heeft namelijk de hele wereld op het oog. Alle volken behoren Hem als koning van de aarde toe.
5
Jakobus paste de profetie van Amos op zijn eigen tijd toe. Jakobus zag namelijk gebeuren wat God al via de profeten beloofde: Hij zegent de heidenen die aan Hem gehoorzaam willen zijn. God zegent hen niet door hen tot het jodendom of het volk Israël te laten toetreden, maar door Jood en heiden in Davids Zoon Jezus tot één lichaam te laten zijn. Paulus legt datzelfde uit aan de kerk van Efeze: U leefde zonder hoop en zonder God. Maar nu u één met Christus bent, is er geen afstand meer tussen Gods volk en u. Doordat Christus Zijn leven en Zijn bloed voor u heeft gegeven, bent u dichtbij gekomen. Want Hijzelf is onze vrede. Hij heeft u en ons (= de Joden) tot één volk gemaakt door de muur van vijandschap, die tussen ons in stond, af te breken. Door voor ons te sterven, heeft Christus afgerekend met de Joodse wet, die de oorzaak van de scheiding was. Hij bracht de twee tegenstanders bij elkaar door hen tot een deel van Zichzelf te maken. Hij smeedde de twee (Jood en niet-Jood) samen tot één persoon en toen was er vrede.” (Efeze 2:13-15 – het Boek) Door Jezus houdt God dus woord, door Jezus werkt Hij verder aan Zijn doel met de aarde: één mensheid onder één Koning, gehoorzaam levend in vrede met God en elkaar, genietend van Gods zegen. Het gaat bij Amos om het letterlijke koningshuis van David. Het herbouwen van dat huis betekent daarom, dat de scheiding tussen 2 en 10 stammen verdwijnen zal. Er komt weer één Koning over het hele volk van Jakob. Veel mensen geloven daar niets van! Want dan moet er nog heel wat gebeuren in deze wereld, nietwaar? Het is al een ramp dat de Joden in hun staat Israël wonen te midden van de Arabische volken, laat staan dat er een hersteld Koninkrijk van 12 stammen moet ontstaan... Nee veel gelovigen geloven daarom dat de woorden van Jakobus aangeven, dat het herstel van de vervallen hut van David zichtbaar is geworden in de christelijke kerk. God heeft Israël dan verworpen en gaat door Jezus verder met zijn plan via de christelijke kerk... Maar gemeente, als je dat gelooft ben je als het ware druk bezig de tak waar je op zit door te zagen. Paulus leert ons, dat de christenen uit de heidenen als takken in de oude stam zijn ingeënt, dus één lichaam zijn geworden. Een ingeënte tak behoudt zijn eigen identiteit: een tak van een elstar die je in de stam van een goudreinet ent, krijgt als vruchten nog steeds elstarappels. Maar de elstar maakt daarvoor gebruik van de levenskracht van de goudreinet. Zó mogen heidenen delen in de levenskracht van Gods volk Israël en toch hun eigen identiteit behouden. Maar pas op: je kunt een ingeënte tak later niet meer zonder dodelijke afloop scheiden van de stam waarop ze ingeënt is! Zo’n losse tak verdort en verdroogt – die sterft! We kunnen ons als christenen dus ook niet losmaken van de verbondenheid met Israël. Waarom niet? Omdat we toch geloven in de God van Israël! De God die trouw is? Die vergeeft? Die zijn woord houdt? Hoe weten we dat Hij trouw is en vergeeft en woord houdt? Dat zie je dus aan Israël – in het verleden, het heden en de toekomst!
Wie zich losmaakt van zijn verbondenheid met Israël en voor dat volk geen toekomst meer ziet, maakt zich feitelijk los van Israëls God. Want in je verhouding tot Israël staat Gods karakter op het spel: zijn betrouwbaarheid en de waarheid van het evangelie. Alles wat God gesproken heeft en alles wat Jezus gedaan heeft, wordt een grote leugen als je het niet in Israël kunt terugzien. Is God echt de levende God? Is Hij echt wie Hij zegt te zijn? Het antwoord op die vraag kun je niet geven buiten Israël om!
6
Een messiaanse toekomst voor Gods volk Israël afwijzen is de tak doorzagen waar je zelf op zit. Het holt namelijk je vertrouwen in God uit. Want wát zijn Gods beloften waard, wanneer ze zomaar van het volk Israël afgepakt kunnen worden en aan de kerk worden doorgegeven? Hoe kun je dan nog belijden dat God trouw, betrouwbaar en eerlijk is? Nee, wie onvoorwaardelijk in Gods trouw en waarheid gelooft, ziet nog een rijke toekomst voor Israël in het verschiet, net als Amos dat al mocht voorspellen. Die draait zich niet in duizend bochten om de letterlijke beloften aan Israël geestelijk op de kerk van toepassing te laten zijn. Maar die kijkt vol verwachting uit naar wat nog gebeuren gaat en ontdekt dat God nog steeds de levende is. God beloofde dat Hij het vervallen huis van David weer zal herbouwen. Dat is nog niet vervuld, maar de contouren van het huis worden al wel zichtbaar in Jezus. We wachten nog op zijn terugkomst en dan zal Hij Koning worden, toch? Koning van het Koninkrijk van God dat de hele aarde omspant, maar dan wel vanuit de stad Jeruzalem! Dan – als Jezus Koning is in het ongedeelde Jeruzalem – zal God uitbundige vruchtbaarheid gaan geven in het land Kanaän, zegen en herstel van het beloofde land zodat het weer zal overvloeien van melk en honing. Vervolgens keert God het lot van Israël (ja die tien stammen) ten goede: Hij zal hen terug planten in hun eigen grond en ze zullen er niet meer uit worden weggerukt. Niet alleen de Joden worden thuisgebracht, God roept dan ook de tien ‘verloren’ stammen tevoorschijn en brengt hen terug naar het Beloofde Land. Zo mag Gods volk straks veilig wonen in het land. Want God is trouw aan de landsbelofte die Hij aan Abraham al deed. Durf je te geloven dat dit gebeuren zal? Of ben je er cynisch onder? Bedenk dan dat je geloof in God als de Waarachtige en Betrouwbare in feite staat of valt met de plek die je Israël geeft in Gods toekomstplannen. Wat is Gods liefde voor ons waard, als Hij zijn liefde blijkbaar ook kan inruilen voor een ander? Wat is Gods trouw waard, als Hij niet letterlijk doet wat Hij belooft? Zie het los van de politiek: wij hebben Israël en de Joden niet lief om wat de Joodse staat doet, maar om wat God wil doen (nl. zegen voor de hele wereld) door dit volk. God kijkt ook niet naar de Joodse politiek, maar Hij kijkt naar zijn beloften aan Abraham, Izaäk en Jakob. En dan is Hij daaraan trouw, zodat iedereen die het wil zien, het ontdekt: God is eeuwig trouw, God geeft onverdiende genade, Hij heeft via Israël en de Jood Jezus de hele wereld op het oog, Hij wil graag vergeven en houdt altijd zijn woord. Zo’n God is ons vertrouwen echt waard! Amen Soest, 2 oktober 2011 Israëlzondag