Gezondheidsonderzoek Volwassenen 2008 – 2009 Gemeente Maasdriel
Resultaten van een onderzoek onder volwassenen in de gemeente Maasdriel naar gezondheid en factoren die de gezondheid beïnvloeden: de volwassenenmonitor. Meta Moerman, epidemioloog Marianne van der Velde, onderzoeker GGD Rivierenland, november 2009 Overname van gegevens is toegestaan, mits voorzien van bronvermelding.
Colofon
Gezondheidsonderzoek volwassenen 2008 – 2009, Gemeente Maasdriel Meta Moerman & Marianne van der Velde
U kunt deze uitgave bestellen bij: GGD Rivierenland Afdeling documentatie Postbus 6062 4000 HB Tiel telefoon: (0344) 69 87 00
[email protected] www.ggdrivierenland.nl GGD Rivierenland werkt voor de volgende 9 gemeenten: Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Tiel en Zaltbommel.
Inhoudsopgave Samenvatting........................................................................................................... 5 Gezondheid ........................................................................................................... 5 Leefstijl .................................................................................................................. 5 Omgeving .............................................................................................................. 6 Gezondheidsverschillen tussen hoog en laagopgeleiden....................................... 6 In vergelijking met Rivierenland ............................................................................. 6 Conclusies en aanbevelingen ................................................................................ 9 Conclusies ............................................................................................................. 9 Beleidsaanbevelingen............................................................................................ 9 Aandacht voor gezonde leefgewoonten.............................................................. 9 Aandacht voor burgerparticipatie...................................................................... 10 Speciale aandacht voor laagopgeleiden ........................................................... 11 Interventiemix door integraal beleid.................................................................. 11 Gebruik van de Gemeentelijke Preventie Combinatie....................................... 11 1. Inleiding ............................................................................................................. 13 1.1 De volwassenenmonitor................................................................................. 13 1.2 Onderzoeksopzet........................................................................................... 13 1.3 Leeswijzer...................................................................................................... 14 2. Kenmerken van de volwassenen ..................................................................... 15 3. Lichamelijke en psychische gezondheid......................................................... 19 3.1 Ervaren gezondheid....................................................................................... 19 3.2 Overgewicht................................................................................................... 20 3.3 Chronische ziekten en aandoeningen ............................................................ 20 3.4 Gebruik slaap- en kalmeringsmiddelen .......................................................... 21 3.5 Psychische gezondheid ................................................................................. 22 3.6 Angst en depressie ........................................................................................ 22 4. Leefstijl .............................................................................................................. 25 4.1 Gezond gedrag .............................................................................................. 25 4.2 Roken ............................................................................................................ 25 4.3 Alcohol........................................................................................................... 26 4.4 Voeding ......................................................................................................... 27 4.5 Beweging....................................................................................................... 28 4.6 Drugs............................................................................................................. 29 5. Sociale omgeving.............................................................................................. 31 5.1 Sociale contacten .......................................................................................... 31 5.2 Eenzaamheid................................................................................................. 31 5.3 Huiselijk geweld ............................................................................................. 32 5.4 Lidmaatschap vereniging ............................................................................... 32 6. Mantelzorg en vrijwilligerswerk........................................................................ 33 6.1 Mantelzorg geven en krijgen .......................................................................... 33 6.2 Vrijwilligerswerk ............................................................................................. 33 7. Woning en woonomgeving ............................................................................... 35 7.1 Bewoning van de streek................................................................................. 35 7.2 Woning .......................................................................................................... 35 7.3 Veiligheidsbeleving ........................................................................................ 35 7.4 Geluidshinder................................................................................................. 36 7.5 Ventilatie binnenshuis .................................................................................... 36
8. Hulp en ondersteuning ..................................................................................... 39 8.1 Schulden........................................................................................................ 39 8.2 Wmo-/zorgloket.............................................................................................. 39 8.3 Hulp en ondersteuning................................................................................... 39 9. Overzichtstabel.................................................................................................. 41 Geraadpleegde bronnen ....................................................................................... 42 Bijlage 1: de vragenlijst Bijlage 2: het tabellenboek
Samenvatting In dit rapport worden de resultaten beschreven van het GGD gezondheidsonderzoek onder volwassenen in het najaar van 2008. Aan 1.000 willekeurig gekozen 19-65 jarigen wonend in de gemeente Maasdriel is gevraagd mee te doen. Iets minder dan de helft vulde schriftelijk of digitaal een vragenlijst in. Gezondheid Tien procent van de volwassenen in de gemeente Maasdriel beoordeelt de eigen gezondheid als matig tot slecht. Deze groep loopt een hoger risico op sterfte. Dit omdat de ervaren gezondheid een soort samenvattende maat van de geestelijke en lichamelijke gezondheid en leefstijl is. Twee procent van de volwassenen is matig tot ernstig psychisch ongezond, 7% is psychisch licht ongezond. In Maasdriel heeft 38% een hoog of matig risico op een angststoornis of depressie. Drie procent van de volwassenen in Maasdriel gebruikt al minstens twee jaar of langer slaap- en kalmeringsmiddelen. Doordat een aantal risicofactoren voor de gezondheid aanwezig en/of verhoogd zijn (bijvoorbeeld roken of hoge bloeddruk), is de kans op gezondheidsproblemen in de (nabije) toekomst groter. Vooral het aantal mensen (met name mannen) met overgewicht is hoog: bijna de helft (49%, wat nog een onderschatting is omdat het gebaseerd is op zelfgerapporteerde gegevens). Deze mensen hebben een verhoogd risico op suikerziekte, chronische aandoeningen en verschillende andere ziekten. Twee procent van de inwoners in de gemeente Maasdriel heeft suikerziekte. Risicofactoren voor hart- en vaatziekten (HVZ) zijn zeker bij de 50-65 jarigen hoog; 18% heeft hoge bloeddruk en 16% een verhoogd cholesterolgehalte. Leefstijl Iemands leefstijl bepaalt in hoge mate de levensverwachting. Uit dit onderzoek blijkt dat 27% van de volwassenen rookt, variërend van 24% bij de jongste groep en de 50-plussers tot 32% bij de 35-50 jarigen. Roken vergroot de kans op longkanker en HVZ en daarmee de kans op een korter leven, met meer beperkingen. Ruim 65% van de rokers zegt dat ‘niet meer roken’ een verandering is die helpt om hun gezondheid te verbeteren. Een kwart van de volwassenen (27%) voldoet niet aan de beweegnorm van iedere dag dertig minuten matig tot intensief bewegen. Eenendertig procent doet hoofdzakelijk zittend werk en 8% heeft nauwelijks tot geen lichaamsbeweging in de vrije tijd. De groep die zegt de eigen gezondheid te kunnen verbeteren door meer te bewegen of te sporten is opvallend groot, namelijk 42%. Verder zegt 43% dat ze zouden moeten afvallen om de eigen gezondheid te verbeteren. Het voedingsgedrag van veel volwassenen voldoet niet aan de aanbevelingen voor een gezonde voeding; zo eet maar 28% dagelijks groente en 33% dagelijks fruit. Verder eet 72% niet minimaal twee keer in de week vis en 21% ontbijt niet dagelijks. Een kwart zegt wel dat gezonder eten een manier is om de eigen gezondheid te verbeteren. Elf procent van de inwoners in de gemeente Maasdriel heeft nog nooit alcohol gedronken. Matig alcoholgebruik kan beschermen tegen hart- en vaatziekten. Overmatig alcoholgebruik brengt ernstige schade toe aan de gezondheid; 12% van de volwassenen is een overmatige drinker (dat wil zeggen voor mannen meer dan 21 glazen per week en voor vrouwen meer dan 14). De helft van de volwassenen (51%) in Maasdriel voldoet aan alle drie de criteria voor verantwoord alcoholgebruik, zij gaan verantwoord met alcohol om. 5
Een derde van de volwassenen in Maasdriel voldoen niet aan één of meerdere criteria voor verantwoord alcoholgebruik. Omgeving Van invloed op iemands gezondheid is ook de woonomgeving en de sociale omgeving. Een goed sociaal netwerk kan als een vangnet werken. De groep die ontevreden is over de sociale contacten is klein; 1%. Ruim een derde van de volwassenen is eenzaam; 5% is (zeer) ernstig eenzaam en 31% is matig eenzaam. Vijf procent is (ooit) slachtoffer geweest van huiselijk geweld, vooral psychisch en lichamelijk geweld, maar ook seksueel misbruik (of combinatie). Het doen van vrijwilligerswerk kan iemands sociale netwerk vergroten en kan een tevreden gevoel geven en bijdragen aan de gezondheid; 27% doet vrijwilligerswerk. Het geven van mantelzorg kan een aanslag op iemands lichamelijke en psychische gezondheid betekenen. Vijftien procent geeft op dit moment mantelzorg en 15% van de mantelzorgers voelt zich daardoor tamelijk tot zeer zwaar belast. Het binnen- en buitenmilieu kan beschermend werken op de gezondheid maar kan ook risico’s met zich meebrengen. Zo zorgt onvoldoende ventileren voor een ongezond binnenmilieu. Gemiddeld brengen we zo’n 90% van onze tijd binnen door. Van de volwassenen ventileert 62% de woonkamer onvoldoende en 37% de slaapkamer. Eén op de tien volwassenen ervaart onveilige plekken in de omgeving. Deze kunnen belemmerend werken bij de persoonlijke ontplooiing en uitbreiding van het sociale netwerk belemmeren. Gezondheidsverschillen tussen hoog en laagopgeleiden Achtergrondkenmerken zoals opleiding en geloof hangen samen met gezondheid. Uit de literatuur blijkt dat hoger opgeleiden gezonder zijn, beter de weg in de gezondheidszorg weten en minder vaak roken en overgewicht hebben. Uit dit onderzoek blijkt dat 43% van de volwassenen in Maasdriel alleen lager onderwijs heeft. Veertien procent van de laag opgeleiden ervaart de gezondheid als matig of slecht. Van de hoog opgeleiden ervaart maar 3% de gezondheid als matig of slecht. Laag opgeleiden hebben vaker een (chronische) aandoening of ziekte. Ook hebben ze vaker overgewicht. Verder hebben lager opgeleiden meer kans op angststoornissen en depressie. Dit patroon is ook te zien bij psychische gezondheid, die onder laag opgeleiden veel vaker slecht is. Hoger opgeleide drinkers in Maasdriel voldoen vaker aan de norm verantwoord alcoholgebruik dan lager opgeleide drinkers. Laag opgeleiden roken vaker dan hoog opgeleiden. Tevens eten lager opgeleiden ongezonder dan hoger opgeleiden. Als gekeken wordt naar goede voornemens aangaande gezondheid willen hoger opgeleiden minder alcohol drinken en meer bewegen/sporten en lager opgeleiden willen vaker stoppen met roken. Lager opgeleiden zijn vaker (matig tot zeer ernstig) eenzaam dan hoger opgeleiden. Hoger opgeleiden doen vaker vrijwilligerswerk, maar geven iets minder vaak mantelzorg. Verder hebben hoog opgeleiden vaker een koopwoning en geven een hoger rapportcijfer voor de woning en woonomgeving dan laag opgeleiden. Deze laatste groep voelt zich dan ook vaker onveilig. Tot slot hebben laag opgeleiden vaker (grote) moeite met rondkomen, maar het percentage dat hulp nodig heeft bij het oplossen van problematische schulden verschilt niet tussen de lager en hoger opgeleiden. In vergelijking met Rivierenland Maasdriel heeft meer lager opgeleiden dan de regio en ook dan gemiddeld in Oost-Nederland (Gelderland en Overijssel). De geestelijke gezondheid van volwassenen in Maasdriel is iets beter dan in de regio: er zijn minder volwassenen met matig of hoog risico op een angststoornis of depressie. Wel ligt het percentage rokers hoger dan in de regio (27% vs 24%, niet statistisch significant). 6
Er wordt in Maasdriel door minder volwassenen vrijwilligerswerk gedaan dan in de regio en in Oost. Wat betreft woonomgeving valt op dat Maasdriel minder ‘import’ heeft; er zijn meer mensen die al hun hele leven in de streek wonen. Positief is dat in Maasdriel minder onveilige plekken worden ervaren. De woonkamer wordt echter slechter geventileerd dan in de regio en Oost.
7
8
Conclusies en aanbevelingen Conclusies Hoewel de meeste volwassenen hun gezondheid als goed of uitstekend beoordelen, is op het gebied van gezonde leefgewoonten nog veel winst te boeken. De uitkomsten van dit onderzoek onder volwassenen laten zien dat veel volwassenen (ernstig) overgewicht hebben (49%), dat een groot percentage van de volwassenen nog rookt (27%) en onvoldoende beweegt (27%). Twaalf procent gebruikt overmatig alcohol en één op de drie volwassenen voldoet niet aan de norm verantwoord alcoholgebruik. Negen procent van de volwassenen is in meer of mindere mate psychisch ongezond. Veel volwassenen lopen risico op een angststoornis of depressie; bij 32% is dit matig en bij 4% hoog. In het onderzoek is aandacht besteed aan enkele aspecten van de sociale omgeving van de inwoners van Maasdriel omdat sociale relaties van invloed zijn op de (psychische) gezondheid. Ruim een derde van de volwassenen is eenzaam. Toch nemen veel volwassenen deel aan het maatschappelijk verkeer, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk te verrichten (27%). In de regio verricht 32% vrijwilligerswerk. In de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek heeft 22% van de volwassenen mantelzorg verleend. Relatief veel mantelzorgers (15%) ervaren de zorg als (tamelijk tot zeer) belastend. Vijf procent van alle volwassenen in Maasdriel geeft aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Ook de woon- en leefomgeving van mensen is van invloed op hun gezondheid. De meeste mensen in Maasdriel zijn tevreden met hun woning en de woonomgeving. Toch voelt 14% van de volwassenen zich ‘s avonds/’s nachts wel eens onveilig en ervaart 25% ernstige geluidshinder. Opvallend is het ventilatiegedrag; slechts 39% van de volwassenen ventileert de woonkamer voldoende. Speciale aandacht is nodig voor de leefstijl en gezondheid van volwassenen met een laag opleidingsniveau. Deze groep scoort over het algemeen op de meeste aspecten van gezondheid en leefstijl slechter dan hoger opgeleiden. De gemeente Maasdriel heeft meer laag opgeleiden dan de regio en dan Oost-Nederland. Beleidsaanbevelingen GGD Rivierenland formuleert naar aanleiding van de uitkomsten van het volwassenenonderzoek de volgende aandachtspunten en aanbevelingen voor het gemeentelijk welzijns- en gezondheidsbeleid. Aandacht voor gezonde leefgewoonten Met gezonde leefgewoonten is veel gezondheidswinst te boeken. Preventie gericht op leefstijlfactoren en ziekten kan de ziektelast (sterfte en ziekte samen) voor bepaalde aandoeningen aanzienlijk doen verminderen. Zeker op aandoeningen met een hoge ziektelast is veel winst te behalen door ongezonde leefgewoonten aan te pakken. Voorbeelden van deze ziekten zijn; hart- en vaatziekten, diabetes, chronische luchtwegaandoeningen, depressies en angststoornissen. Goed voorbeeldgedrag van volwassenen heeft een positief effect op het gedrag van kinderen; 56% van de volwassenen in Maasdriel heeft thuiswonende kinderen.
9
In het regionaal gezondheidsbeleid van regio Rivierenland staan vier speerpunten centraal: Overmatig alcoholgebruik Overgewicht Roken Depressieverschijnselen Door de uitvoering van de Regionale Sociale Agenda wordt in Maasdriel reeds aandacht besteed aan: Alcoholmatiging bij jeugd Overgewicht bij jeugd Bij deze projecten ligt de nadruk op een community based en integrale aanpak, dat wil zeggen dat het gezondheidsprobleem vanuit verschillende terreinen wordt aangepakt op gemeentelijk niveau (bijvoorbeeld buurthuis, school, sportvereniging, ruimtelijke ordening). De GGD adviseert om het Project Overgewicht te verbreden naar volwassenen en aandacht te besteden aan het terugdringen van roken en aandacht te besteden aan de risico’s op angststoornissen en depressie. Een effectieve aanpak van overgewicht vraagt om samenwerking van verschillende partijen zoals media, onderwijs, ruimtelijke ordening, voedingsmiddelenindustrie en werkgevers op zowel nationaal als lokaal niveau. Er is een integrale aanpak nodig, waarin preventieactiviteiten niet op zichzelf staan, maar elkaar ondersteunen en aanvullen. Het gaat om maatregelen die kunnen bijdragen aan een leefomgeving waarin bewegen wordt gestimuleerd en overmatig eten wordt tegengegaan. Voorbeelden van veelbelovende en effectieve interventies zijn te vinden in de Leeflijn bij de Handleiding Preventie van overgewicht (Voedingscentrum) en via de website www.nisb.nl. Het terugdringen van roken onder volwassenen richt zich met name op het stimuleren van stoppen met roken. Hiervoor is het nodig dat er een aanbod is van stop-ondersteuning. De eerstelijn (huisartsen, verloskundigen en fysiotherapeuten) kunnen een rol hebben door rokers te adviseren en te stimuleren te stoppen. Huisartsen kunnen stopondersteuning aanbieden in hun praktijk. Ook kan contact worden gezocht met bedrijven waarvan veel medewerkers roken om groepsgerichte stopondersteuning incompany te laten verzorgen bijvoorbeeld door de Thuiszorg. Voorbeelden van veelbelovende en effectieve interventies gericht op het terugdringen van roken staan beschreven in de Handleiding lokale tabakspreventie van STIVORO. Een effectieve interventie bij volwassenen om door middel van beweegstimulering depressiepreventie en preventie van overgewicht te combineren is “Communities in beweging”. Dit programma is geschikt voor lage SES-groepen. De Handleiding Preventie van depressie in lokaal gezondheidsbeleid biedt meer handvaten voor de aanpak en voorbeelden van interventies.
Ook het aanpakken van omgevingsinvloeden zoals binnenmilieu en geluidshinder kunnen een positieve invloed hebben op welzijn en gezondheid van inwoners van Maasdriel. Aandacht voor burgerparticipatie Mensen die voldoende participeren in de maatschappij voelen zich over het algemeen gezonder. Het is daarom belangrijk voor mensen zoveel mogelijk te blijven deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) stimuleert waar mogelijk, participatie van minder gezonde burgers (sociale, fysieke of psychische beperking). De resultaten van het volwassenenonderzoek laten zien dat veel mantelzorgers enige mate van belasting ervaren. Ondersteuning van mantelzorgers verdient daarom aandacht. Ook ondersteuning van vrijwilligers, het creëren van een leefbare omgeving, goede schuldhulpverlening en terugdringen van huiselijk geweld maakt deelname aan het maatschappelijk verkeer beter mogelijk.
10
Speciale aandacht voor laagopgeleiden Volwassenen met een laag opleidingsniveau scoren op veel gezondheids- en leefstijlfactoren slechter dan mensen met een hoger opleidingsniveau. Opleidingsniveau is een veelgebruikte indicator voor sociaal economische status (SES). Verschillen in gezondheid en leefstijl tussen groepen met een lage en hoge SES zijn landelijk al lange tijd bekend. Deze verschillen zien we ook in Rivierenland op regionaal en gemeentelijk niveau terug. Het terugdringen van de sociaal economische gezondheidsverschillen is dan ook een speerpunt van het regionaal gezondheidsbeleid van regio Rivierenland. Gemeenten worden geadviseerd in hun lokaal gezondheidsbeleid extra aandacht te besteden aan groepen met een lage SES. Deze groepen zijn over het algemeen moeilijk te bereiken met algemene preventieprogramma’s en zijn minder vaak bekend met de diverse hulp en ondersteuningsmogelijkheden, bijvoorbeeld bij leefstijlveranderingen of opvoedingsproblemen. Om de gezondheid van lage SES groepen te verbeteren zijn interventies en beleidsinstrumenten beschikbaar. Een kansrijke methode is een wijkgerichte aanpak waarbij de bewoners zelf een belangrijke rol krijgen. Met zo’n wijkaanpak kunnen gezondheidsbevorderende interventies beter afgestemd worden op de doelgroep, dichter bij de mensen gebracht en zo het bereik en het effect ervan verhogen. Op wijkniveau kan uw gemeente op een integrale manier werken aan gezondheid, met de inzet van bijvoorbeeld scholen, buurtbewoners, huisartsen en andere lokale intermediairs. Verschillende programma's zoals Hartslag Limburg hebben laten zien dat een structurele samenwerking tussen GGD, welzijnswerk, gemeenten en wijkbewoners kan leiden tot jaarlijks tientallen activiteiten met daadwerkelijke gezondheidswinst tot gevolg. Kleinere gemeenten bestaan vaak uit een aantal kleine kernen. In deze kernen zijn geen ‘overzichtelijke achterstandswijken’ (zoals in grote steden) waarvoor een wijkbenadering succesvol kan zijn. Daarnaast spelen bij de aanpak van gezondheidsproblemen in kleine gemeenten vaak knelpunten in gemeentelijke randvoorwaarden een rol, zoals schaarse middelen (financiën/menskracht), het niet aanwezig zijn van sociaal cultureel werk, etc. Het is daarom aan te bevelen in kleinere gemeenten ook gebruik te maken van de knelpunten en handvatten beschreven in de publicatie 'Aanpak van gezondheidsachterstanden in kleine gemeenten' van het NIGZ. Interventiemix door integraal beleid Gezondheidswinst die behaald kan worden door preventie is mede afhankelijk van de inzet van andere gemeentelijke sectoren, gezondheids- en welzijnsorganisaties, sportverenigingen, woningbouwverenigingen, werkgevers, etc. Een zogenaamde interventiemix zorgt dat verschillende methoden elkaar ondersteunen en versterken. Vaak vinden in een gemeente al diverse activiteiten plaats, door meerdere organisaties uitgevoerd, die een bijdrage leveren aan preventie op het terrein van de genoemde speerpunten. In dat geval adviseert GGD Rivierenland de gemeente de regierol op zich te nemen en partijen bij elkaar te brengen. Een gemeentelijk actie- of preventieprogramma kan zo leiden tot een goed op de vraag afgestemd aanbod van interventies en voorzieningen.
Gebruik van de Gemeentelijke Preventie Combinatie Om de integrale benadering systematisch te kunnen aanpakken ontwikkelde GGD Rivierenland voor de gemeenten van regio Rivierenland de Gemeentelijke Preventie Combinatie. GGD Rivierenland adviseert Maasdriel de Gemeentelijke Preventie Combinatie te gebruiken bij het ontwikkelen van haar preventieactiviteiten.
11
12
1. Inleiding 1.1 De volwassenenmonitor De volwassenenmonitor is onderdeel van de monitorcyclus die GGD Rivierenland in opdracht van de gemeenten uitvoert om de gezondheid van haar burgers in beeld te brengen. Elk jaar wordt een andere groep onderzocht, zodat na vier jaar de hele bevolking in beeld is. Door herhaling worden trends zichtbaar. Doel van de monitor is ook om groepen in de bevolking te identificeren die naar verhouding een slechtere gezondheidssituatie hebben of meer risico lopen op toekomstige gezondheidsproblemen. Door het identificeren van deze risicogroepen kunnen beleidsmaatregelen en preventieve activiteiten gerichter plaatsvinden. Kennis over de gezondheidssituatie van de bevolking is nodig voor het opstellen van gemeentelijk gezondheidsbeleid, een verplichting vanuit de Wet publieke gezondheid. De volwassenenmonitor is najaar 2008 voor de eerste keer uitgevoerd binnen de monitorcyclus. Binnen de monitor is samengewerkt met alle GGD-en in Gelderland en Overijssel. Een onderzoek op regionaal niveau behoort tot het basispakket van GGD Rivierenland, een gemeentelijke rapportage is een plusproduct. Vanuit het RSP-project wordt voor elke gemeente een eigen rapport gefinancierd, mede ter onderbouwing van het regio project; achterstanden in beeld. 1.2 Onderzoeksopzet Alle inwoners van de 9 gemeenten in regio Rivierenland die op 01-01-2008 tussen de 19 en 65 jaar waren, kwamen in aanmerking voor deelname aan het onderzoek. Mensen die niet in staat zijn zelfstandig te wonen, dat wil zeggen mensen wonend in een verpleegtehuis, een psychiatrisch ziekenhuis of een instelling voor verstandelijk gehandicapten, werden uitgesloten van deelname aan de volwassenenmonitor. De steekproef bestond uit 1.000 personen per gemeente. Najaar 2008 zijn de eerste uitnodigingen verstuurd om deel te nemen aan het onderzoek. Iedereen ontving een kaart met inlogcode om via internet een vragenlijst in te vullen. Na het invullen van de digitale vragenlijst kregen de respondenten een gezondheidsboodschap te zien, gericht op het verbeteren van hun leefstijl. Om de respons te bevorderen is gelijktijdig met de eerste uitnodiging een persbericht verschenen in alle relevante lokale dagbladen. Personen die geen gehoor gaven aan de uitnodiging kregen een herinneringsbrief met daarbij een papieren vragenlijst. Na enkele weken werd een tweede herinneringsbrief gestuurd. In de gemeente Maasdriel hebben uiteindelijk 435 personen de vragenlijst bruikbaar ingevuld, een respons van 44%. Vanwege verschillen in respons tussen mannen en vrouwen en tussen de verschillende leeftijdsgroepen en gemeenten is er weging toegepast. Vanaf hoofdstuk 2 betreft het dus ‘gewogen’ cijfers, die representatief zijn voor de gemeente Maasdriel, voor regio Rivierenland en voor Oost-Nederland (Gelderland en Overijssel). Er wordt daarom gesproken over volwassenen of inwoners in plaats van respondenten. Omdat uit non-respons onderzoek door GGD Gelre-IJssel blijkt dat de ervaren gezondheid van niet-deelnemers minder goed is, zullen de resultaten mogelijk een onderschatting geven van de werkelijke problematiek bij volwassenen.
13
1.3 Leeswijzer In de rapportage die voor u ligt worden de resultaten van de volwassenenmonitor voor de gemeente Maasdriel gepresenteerd. In het eerste hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet beschreven, voorafgegaan door een samenvatting, conclusies en aanbevelingen. In hoofdstuk 9 is een overzichtstabel opgenomen met de belangrijkste indicatoren. Om te toetsen of verschillen met de regio op toeval berusten zijn betrouwbaarheidsintervallen berekend. De resultaten in het rapport zijn weergegeven naar leeftijd, geslacht en opleiding. Door afronding op hele cijfers tellen percentages niet altijd op tot 100%. Bijlage 1 bevat de vragenlijst. Deze is tot stand gekomen op basis van wensen van gemeenten, indicatoren van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Indien mogelijk zijn standaardvraagstellingen van de Lokale en Nationale Monitor gebruikt. Bijlage 2 bevat de tabel, met de uitkomsten per onderwerp, uitgesplitst per geslacht, leeftijd en opleiding. De laatste drie kolommen bevatten het totaalcijfer voor de gemeente, voor regio Rivierenland en voor Oost-Nederland.
14
2. Kenmerken van de volwassenen Voor een gezondheidsbeleid op maat, is het van belang de samenstelling van de bevolking te kennen. Onder meer voor het opzetten van preventieve activiteiten of het benaderen van de doelgroep, is het van belang te weten ’met wie we te maken hebben’. Er zijn gezondheidsverschillen die gerelateerd zijn aan achtergrondkenmerken zoals; opleiding, inkomen en beroepsniveau, de zogenaamde sociaal-economische gezondheidsverschillen (SEGV). Achtergrondkenmerken zoals opleiding zorgen voor een andere levensverwachting. Zo is het verschil in levensverwachting tussen laag en hoog opgeleide mannen en vrouwen gemiddeld respectievelijk 6,9 jaar en 5,7 jaar. Verder blijkt dat hoogopgeleide mannen en vrouwen gemiddeld 17,6 jaar meer in goed ervaren gezondheid doorbrengen dan laagopgeleide mannen en vrouwen. Bovendien laat onderzoek zien dat gehuwde mensen over het algemeen langer leven dan nooitgehuwden en mensen die gescheiden of verweduwd zijn. Voor mannen geldt dit sterker dan voor vrouwen. De gezondheidstoestand van allochtonen is over het algemeen minder goed dan die van autochtone Nederlanders. Zo komt bijvoorbeeld diabetes meer voor bij allochtonen. Ook ervaren allochtonen (en dan vooral Marokkanen en Turken) hun gezondheid over het algemeen slechter dan autochtonen. Ook het wel of niet hebben van een geloof en het soort geloof is van invloed op gezondheidsgedrag en daarmee op iemands gezondheid zoals niet vaccineren of sporten.
Leeftijd en geslacht In de verschillende leeftijdscategorieën (19-35, 35-50 en 50-65 jaar) is de verhouding man/vrouw gelijk. Meer dan een kwart van de volwassenen (27%) valt in de groep 19-35 jarigen, 40% in de groep 35-50 jarigen en 33% in de groep 50-65 jarigen. Tabel 2.1. Leeftijd en geslachtsverdeling in Maasdriel (in %).
Man Vrouw Totaal
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
Totaal
13.8 13.0 27
20.5 19.5 40
17.1 16.1 33
51 49 100
Burgerlijke staat en samenstelling van het huishouden Het grootste deel van de volwassenen in Maasdriel is gehuwd, heeft een geregistreerd partnerschap of woont samen (82%). Het percentage varieert van 60% bij de 19-35 jarigen, tot 90% bij de 35-64 jarigen. Het percentage alleenstaanden, die nooit getrouwd zijn geweest, varieert van 39% bij de jongvolwassenen, tot 4% bij de 35-50 jarigen en 2% bij de 50-65 jarigen. Circa 3% van 50-65 jarigen is gescheiden en niet opnieuw samenwonend of gehuwd en bij de 35-50 jarigen is dat 6% en 1% bij de 19-35 jarigen. Vijf procent van de 50-plussers is weduwnaar of weduwe. Van de respondenten woont 6% alleen. Meer dan de helft (56%) van de volwassenen woont in een huishouden met thuiswonende kinderen, zie figuur 2.2. Het percentage eenoudergezinnen is 3%.
15
80 70 60 50
%
40 30 20 10 0 19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
Figuur 2.2. Wonend in huishouden met thuiswonende kinderen (%). Etniciteit In Maasdriel is 6% van de volwassen inwoners van allochtone afkomst: 1% Surinaams, minder dan 1% Antilliaans/Arubaans, minder dan 1% Marokkaans en de rest zijn overige nationaliteiten. Volgens de definitie van het CBS wordt iemand tot de allochtone bevolkingsgroep gerekend wanneer minstens één ouder in het buitenland is geboren. Een persoon wordt gerekend tot de autochtone bevolkingsgroep indien beide ouders in Nederland zijn geboren ongeacht het geboorteland van de persoon zelf.
Opleidingsniveau Vijf procent van de volwassenen in Maasdriel heeft geen opleiding of alleen lager onderwijs als hoogst voltooide opleiding. Van de inwoners heeft 39% een opleiding op MAVO/LBOniveau en 36% een opleiding op HAVO/VWO/MBO-niveau. Eenvijfde heeft een HBO of universitaire opleiding afgerond. Volgens de indeling die het CBS gebruikt om tot een driedeling te komen, heeft 43% lager onderwijs, 36% middelbaar onderwijs en 21% hoger onderwijs. Het percentage hoger opgeleiden is in de regio 26%.
opl. laag
opl. midden
opl. hoog
100 90 80 70 60
%
50 40 30 20 10 0 mannen
vrouwen
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
Figuur 2.3. Opleidingsniveau (in 3 groepen) naar geslacht en leeftijd (%).
16
Religie Van de volwassenen heeft 72% een geloof; 54% is rooms-katholiek, 16% is protestantschristelijk en 2% heeft een ander geloof, zoals islam of hindoeïsme. In de regio wonen meer protestants-christelijken (16% vs 35%) en minder rooms-katholieken (54% vs 20%). Van de volwassenen zegt 28% geen enkel geloof te hebben. 60
50
40
%
30
20
10
0 rooms katholiek
protestants christelijk
islam
ander geloof
geen geloof
Figuur 2.4. Religie (%). (Werk)situatie Van de volwassenen in Maasdriel heeft 80% betaald werk, 4% is arbeidsongeschikt en 1% is werkloos. Van de vrouwen heeft 71% betaald werk, van de mannen 89% en dit is meer dan in de regio Rivierenland. Van de 50-plussers is 10% arbeidongeschikt, wat ook meer is dan in de regio Rivierenland. 100 90 80 70 60
%
50 40 30 20 10 0 mannen vrouwen
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
opleiding opleiding opleiding laag midden hoog
Figuur 2.5. Volwassenen met betaald werk uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en opleiding (%).
17
18
3. Lichamelijke en psychische gezondheid In dit onderzoek zijn de belangrijkste ziekten en risicofactoren, wat betreft de gezondheid van volwassenen, opgenomen in de vragenlijst. Een aantal is echter moeilijk te meten, dit geldt bijvoorbeeld voor beroerte en longkanker. Dementie is, in tegenstelling tot in de ouderenmonitor van 2005, bij de volwassenenmonitor niet nagevraagd aangezien dementie bij volwassenen niet zo vaak voorkomt. De tien ziekten die in Nederland verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de ziektelast (sterfte en ziekte samen) zijn: coronaire hartziekten, angststoornissen, beroerte, depressie, COPD, diabetes mellitus, longkanker, alcoholafhankelijkheid, artrose en dementie. De meeste ziektejaren (de jaren waarin met een ziekte wordt geleefd) worden veroorzaakt door psychische stoornissen. Coronaire hartziekten, longkanker en beroerte zijn de belangrijkste veroorzakers van verloren levensjaren.
3.1 Ervaren gezondheid Op de vraag “Hoe zou u over het algemeen uw gezondheid noemen?” antwoordde 31% ‘uitstekend of zeer goed’, 59% ‘goed’ en 10% vindt de eigen gezondheid ‘matig/slecht’. Lager opgeleiden vonden hun gezondheid vaker matig/slecht dan hoger opgeleiden. Verder vinden 50-plussers hun gezondheid ook vaker matig/slecht in vergelijking met andere leeftijdsgroepen. Er is een sterke relatie tussen de ervaren gezondheid en leeftijd; hoe ouder, hoe vaker de leeftijd als matig/slecht ervaren wordt. 18 16 14 12
%
10 8 6 4 2 0 mannen vrouwen
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
opleiding opleiding opleiding laag midden hoog
Figuur 3.1. Matig/slecht ervaren gezondheid naar geslacht, leeftijd en opleiding (%). Hoe iemand de eigen gezondheid ervaart is een belangrijke gezondheidsmaat. Hiermee vat een persoon zijn/haar lichamelijke en geestelijke gezondheid als het ware samen. Ook de leefstijl wordt vaak in dit oordeel meegenomen. Een slechte ervaren gezondheid hangt samen met een verhoogd risico op sterfte.
19
3.2 Overgewicht In Maasdriel is 49% van de volwassenen uit gezondheidsoogpunt te zwaar; 12% heeft ernstig overgewicht en 36% van de volwassenen heeft matig overgewicht. Mannen hebben vaker overgewicht dan vrouwen. Het percentage volwassenen met overgewicht neemt toe met de leeftijd. Lager opgeleiden hebben vaker overgewicht dan hoger opgeleiden. overgewicht
obesitas
70 60 50
%
40 30 20 10 0 mannen vrouwen
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
opleiding opleiding opleiding laag midden hoog
Figuur 3.2. (Ernstig) overgewicht naar geslacht, leeftijd en opleiding (%). Overgewicht ontstaat wanneer de balans tussen eten en bewegen is verstoord. Factoren die samenhangen met overgewicht zijn: lichamelijke inactiviteit, voedingsfactoren zoals voeding met een hoge energiedichtheid en een obesogene omgeving (bijv. veel televisie kijken, veel achter de computer zitten, beïnvloeding door reclame over ongezonde voeding, gewenning aan grote porties voedsel). Overgewicht en vooral ernstig overgewicht (obesitas) verhogen het risico op tal van chronische aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten en diabetes mellitus. Ook hebben mensen met ernstig overgewicht vaker last van verschillende vormen van kanker en van aandoeningen aan het bewegingsapparaat (bijvoorbeeld artrose) en de ademhalingsorganen. Overgewicht hangt bovendien samen met lichamelijke beperkingen en een slechtere kwaliteit van leven. Geschat wordt dat de bijdrage van overgewicht aan ziektelast 10% is. Op basis van de Body Mass Index (BMI) wordt bepaald of iemand overgewicht heeft. De BMI wordt berekend door het gewicht (in kilogram) te delen door de lengte (in meter) in het kwadraat. Voor volwassenen is een BMI tussen de 18,5 en 25 normaal. Bij een BMI van 25 tot 30 is sprake van overgewicht. Bij een BMI van 30 of hoger spreekt men van ernstig overgewicht, oftewel obesitas. In dit onderzoek is overgewicht bepaald op basis van zelfgerapporteerde lengte en gewicht, zonder kleren en schoenen. Deze methode zorgt over het algemeen voor een onderschatting van de BMI. Toch is er voor gekozen de overgewichtcijfers weer te geven op basis van de zelfgerapporteerde lengte en gewicht aangezien er geen hardere cijfers voorhanden zijn.
3.3 Chronische ziekten en aandoeningen Diabetes mellitus Circa 2% van de volwassenen in Maasdriel heeft suikerziekte (diabetes mellitus). Diabetes mellitus komt steeds vaker en steeds jonger voor als gevolg van een toename van het aantal mensen met overgewicht en de vergrijzing van de samenleving.
20
Hoge bloeddruk en verhoogd cholesterolgehalte In Maasdriel heeft 9% van de volwassenen een hoge bloeddruk en 7% een verhoogd cholesterolgehalte. Hoge bloeddruk en/of een verhoogd cholesterolgehalte zijn risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Overige ziekten en aandoeningen Volgens de volwassenen in Maasdriel heeft 5% astma of CARA/COPD, 7% een ernstige rugaandoening, 7% gewrichtsslijtage van heup of knie en 5% een ernstige aandoening van nek of schouder (of gehad in het voorgaande jaar). Uit de literatuur blijkt dat (onder andere) astma, rugaandoeningen, gewrichtsslijtage en nek- en schouderaandoeningen veel vaker voorkomen bij lager opgeleiden dan bij hoger opgeleiden. Dit geldt zowel voor mannen als voor vrouwen met uitzondering van astma (daar geldt het alleen voor mannen). Mogelijk kan dit gerelateerd zijn aan zwaar(der) werk dan hoger opgeleiden, alhoewel literatuur dit niet zo duidelijk zegt Omdat deze ziekten flink beperkend zijn, kan een hoge prevalentie zorgen voor veel arbeidsongeschiktheid.
Tabel 3.3. Percentage volwassenen dat het afgelopen jaar onderstaande ziekten had of gehad heeft, vastgesteld door de arts per leeftijdsgroep. Chronische ziekte
Diabetes mellitus Hoge bloeddruk Verhoogd cholesterolgehalte Astma of CARA/COPD Ernstige rugaandoening Gewrichtsslijtage (artrose) van heup en knie Ernstige aandoening van nek of schouder
19-35 jarigen (%)
35-50 jarigen (%)
50-65 jarigen (%)
Totaal % door arts vastgesteld
1 3 0 4 4
1 7 4 5 5
3 18 16 5 11
2 9 7 5 7
2
3
16
7
2
2
9
5
Bij de meeste ziekten en aandoeningen zien we een sterke toename van de prevalentie (de mate waarin de ziekte voorkomt) met het stijgen van de leeftijd. Zo heeft van de 50-plussers 18% een hoge bloeddruk, 16% een verhoogd cholesterolgehalte en 16% gewrichtsslijtage van heup of knie. Opmerkelijk is dat er een sterke toename van de prevalentie is bij lager opgeleiden. Lager opgeleiden hebben vaker last van verhoogd cholesterolgehalte, ernstige rugaandoeningen, gewrichtsslijtage van heup of knie en ernstige aandoeningen aan nek of schouder dan hoger opgeleiden. 3.4 Gebruik slaap- en kalmeringsmiddelen In gemeente Maasdriel gebruikt 8% van de volwassenen slaap- of kalmeringsmiddelen op doktersvoorschrift. Van de gebruikers gebruikt 43% deze middelen al minstens twee jaar. In de afgelopen twee weken slikte 1% van de volwassen inwoners (bijna) iedere dag deze middelen. Hoe lager het opleidingsniveau, hoe meer volwassenen al twee jaar of langer slaap- of kalmeringsmiddelen gebruiken.
21
In de top tien van meest verstrekte geneesmiddelen staat op drie een kalmeringsmiddel en op vijf een slaapmiddel. Slaap- en kalmeringsmiddelen verminderen het reactievermogen, waardoor de kans op verkeersongevallen toeneemt en bij langdurig gebruik kan verslaving optreden. Sinds 1 januari 2009 is de vergoeding voor slaap- en kalmeringsmiddelen beperkt.
3.5 Psychische gezondheid In Maasdriel is 9% van de inwoners psychisch ongezond; 7% licht, 1% matig en 1% ernstig. Vrouwen zijn vaker psychisch ongezond dan mannen (13% vs 5%). Hoger opgeleiden zijn minder vaak psychisch ongezond dan middelbaar en lager opgeleiden. Het verschil tussen de opleidingsniveaus is vooral gebaseerd op de psychisch ‘licht’ ongezonde groep. Dit is 8% van de lager opgeleiden die psychisch ‘licht’ ongezond is en 9% van de middelbaar opgeleiden versus 1% psychische ongezonden bij de hoger opgeleiden. licht
matig
ernstig
30 25 20
% 15 10 5 0 mannen vrouwen
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
opleiding opleiding opleiding laag midden hoog
Figuur 3.5. Psychische ongezondheid naar geslacht, leeftijd en opleiding (%). Volgens de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) hebben psychisch gezonde personen een subjectieve beleving van welzijn, autonomie en competentie. Ze voelen zich in staat de eigen intellectuele en emotionele mogelijkheden te verwezenlijken. Psychische ongezonde mensen daarentegen, hebben daar meer moeite mee. Er zijn verschillende vragenlijsten voor het meten van psychische gezondheid. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de MHI-5 (Mental Health Inventory). De lijst bestaat uit vijf vragen naar gevoelens in de afgelopen vier weken. Items die aan bod komen zijn zenuwachtigheid, gevoelens van somberheid, gelukkig zijn, in de put zitten en zich rustig voelen. Ongeveer 16% van de Nederlanders rapporteert op basis van deze vragenlijst psychische ongezondheid, meer vrouwen (19%) dan mannen (13%). Psychische klachten omvatten gevoelens van psychische verstoring, zoals gevoelens van angst, depressie, slaapverstoring en stress. Dit kan leiden tot zichtbaar leed, een (gedeeltelijk) onvermogen tot functioneren en een verhoogd risico op sterfte, pijn en beperkingen. Psychische stoornissen zijn o.a. dementie, schizofrenie, depressie en angststoornissen. 3.6 Angst en depressie In Maasdriel heeft 2% van de volwassenen een hoog risico op een angststoornis of een depressie, 32% een matig risico en 66% weinig of geen risico. Mannen hebben minder risico op een angststoornis of depressie dan vrouwen (27% vs 41%). Lager opgeleiden en 50-plussers hebben het meeste risico op een angststoornis of depressie.
22
matig risico
hoog risico
70 60 50
%
40 30 20 10 0 mannen vrouwen
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
opleiding opleiding opleiding laag midden hoog
Figuur 3.6. Percentage volwassenen met een matig en hoog risico op een angststoornis of depressie naar geslacht, leeftijd en opleiding (%). Wanneer heftige angstklachten optreden zonder een reële bedreiging, is er mogelijk sprake van een angststoornis. Het ontbreken van een reële dreiging onderscheidt angststoornissen van normale gevoelens van vrees of angst. De symptomen zijn in beide gevallen hetzelfde: hartkloppingen, een droge mond, een beklemd gevoel, nerveuze spanning, prikkelbaarheid, rusteloosheid, verhoogde spierspanning en/of slaap- en concentratieproblemen. De belangrijkste symptomen van depressie zijn een aanhoudende neerslachtige stemming en een ernstig verlies aan interesse in bijna alle dagelijkse activiteiten. Depressie moet niet worden verward met de 'gewone' neerslachtigheid die iedereen wel eens heeft. De neerslachtigheid bij depressie is heviger en klaart na een paar dagen niet vanzelf op. Naar schatting had in 2003 6,3% van de Nederlanders van 13 jaar en ouder in het jaar daarvoor gedurende enige tijd geleden aan depressie. Depressie komt tweemaal zo veel voor bij vrouwen als bij mannen. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een lijst van tien vragen (Kessler psychological distress scale, K10) die het risico op een angststoornis of een depressie in beeld brengt. De K10 bestaat uit vragen naar gevoelens in de afgelopen maand, zoals zenuwachtigheid, rusteloosheid, hopeloosheid, somberheid en depressiviteit.
23
24
4. Leefstijl 4.1 Gezond gedrag Op de vraag “Hoe gezond vindt u uw manier van leven in het algemeen?” antwoordt 68% van de volwassenen in Maasdriel ‘(zeer) gezond’. Een klein deel (4%) vindt de manier van leven (zeer) ongezond, 29% zegt niet gezond/niet ongezond. Ook is gevraagd wat ze het beste zouden kunnen veranderen om hun eigen gezondheid te verbeteren. Hierbij mochten meerdere antwoorden worden aangekruist. ‘Afvallen’ en ‘meer bewegen’ (resp. 43% en 42%) zijn het meest genoemd. Vrouwen noemen vaker ‘afvallen’ en ‘beter met stress/spanning omgaan’, mannen vaker ‘minder alcohol drinken’ en ‘werkomstandigheden verbeteren’. Tabel 4.1. Genoemde veranderingen om gezondheid te verbeteren (%). Veranderingen in leefstijl Gewicht verminderen / afvallen Meer bewegen / sporten Gezonder eten Beter met stress / spanning omgaan Niet meer roken Minder alcohol drinken W erkomstandigheden verbeteren Iets anders
% 43 42 25 22 18 10 8 2
Opvallende verschillen tussen de leeftijdsgroepen zijn; hoe ouder, hoe vaker mensen afvallen noemen. Hoe jonger, hoe vaker gezonder eten genoemd wordt en ‘meer bewegen/sporten’ wordt minder vaak door 50-plussers genoemd dan door volwassenen onder de 50 jaar. Tien procent van de volwassenen denkt dat ze niets kunnen veranderen om de eigen gezondheid te verbeteren. Hoger opgeleiden willen vaker iets veranderen om hun gezondheid te verbeteren dan lager opgeleiden. Lager opgeleiden noemen vaker ‘niet meer roken’ en ‘werkomstandigheden verbeteren’. Hoger opgeleiden noemen vaker ‘meer bewegen/sporten’ en ‘minder alcohol drinken’. 4.2 Roken Meer dan een kwart (27%) van de volwassenen in Maasdriel rookt, 31% heeft in het verleden wel gerookt, maar is nu gestopt en de rest heeft nog nooit gerookt. Bijna alle rokers roken (alleen) sigaretten, 4% rookt alleen sigaren en/of een pijp. Van de rokers zegt 65% dat ‘niet meer roken’ een verandering is die helpt om hun gezondheid te verbeteren. Dit betekent dat nog niet alle rokers zich lijken te realiseren dat stoppen met roken goed is voor hun gezondheid. Mogelijk zit er een discrepantie tussen het weten dat roken slecht is voor de gezondheid en het daadwerkelijk willen veranderen om de gezondheid te bevorderen. Deze veronderstelling wordt ondersteund door verschillende gedragsmodellen zoals het Stages of Change (stadia van verandering). Deze theorie zegt dat gedragsverandering via meerdere stadia verloopt en dat tussen weten dat iets ongezond is en het gedrag veranderen, verschillende barrières zitten die overwonnen moeten worden. Lager opgeleiden roken vaker dan hoger opgeleiden. Verder roken 35-50 jarigen vaker dan jongvolwassenen en 50-plussers.
25
40 35 30 25
% 20 15 10 5 0 mannen vrouwen
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
opleiding opleiding opleiding laag midden hoog
Figuur 4.2. Rokers naar geslacht, leeftijd en opleiding (%). Bij mensen boven de twintig jaar is een groot deel van de sterfgevallen door longkanker, COPD en kanker in het hoofd-halsgebied te wijten aan roken. Roken is echter ook een risicofactor voor diverse andere aandoeningen. In 2007 rookte 28% van alle volwassenen (15 jaar en ouder) in Nederland. Van de rokers heeft 63% wel eens geprobeerd om te stoppen met roken, maar is hierin niet geslaagd. 30% is het gelukt om te stoppen. Driekwart van de rokers is van plan om in de toekomst te stoppen met roken. Roken is de determinant die gepaard gaat met het meeste gezondheidsverlies. Onder rookgerelateerde doodsoorzaken vallen longkanker, coronaire hartzieken, COPD en ook beroerte. Daarnaast zorgt roken ook voor verloren levensjaren door het verhogen van de bloeddruk, overgewicht en lichamelijk inactiviteit. 4.3 Alcohol In Maasdriel gebruikte 85% van de inwoners in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek alcohol. Een kleiner percentage, 3%, geeft aan in het verleden wel te hebben gedronken maar nu niet meer. Van de inwoners heeft 11% nog nooit alcohol gedronken. Gemiddeld drinkt 12% van de inwoners van Maasdriel overmatig, meer mannen (17%) dan vrouwen (7%). Lager opgeleiden drinken veel vaker geen alcohol dan hoger opgeleiden (18% vs 5%). 18 16 14 12
%
10 8 6 4 2 0 mannen
vrouwen
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
opleiding opleiding opleiding laag midden hoog
Figuur 4.3. Overmatig alcoholgebruik naar geslacht, leeftijd en opleiding (%). 26
Overmatig gebruik van alcohol verhoogt het risico op onder andere verschillende vormen van kanker, hart- en vaatziekten en de beschadiging van hersenen en zenuwen. Bij mannen ligt de grens voor overmatig alcoholgebruik op meer dan 21 glazen per week en bij vrouwen is dit meer dan 14 glazen per week. Het merendeel (86%) van de Nederlandse bevolking van 18 tot 65 jaar heeft in 2007 wel eens alcohol gedronken. In 2006 werd er in Nederland per persoon 78 liter bier, 22 liter wijn en 4 liter gedistilleerde dranken gedronken. Het alcoholgebruik per hoofd van de bevolking van 15 jaar en ouder is in Nederland iets lager dan gemiddeld in Europa. Alcohol draagt in verhouding tot andere leefstijl factoren relatief veel bij aan de totale ziektelast; alcohol staat op de vierde plaats.
Ruim een kwart van de mannen (27%) drinkt tijdens drinkdagen gemiddeld meer dan vijf glazen alcohol en 15% van de vrouwen drinkt tijdens drinkdagen meer dan drie glazen. Zo’n 14% van de volwassenen drinkt op meer dan vijf dagen in de week; 15% van de mannen en 11% van de vrouwen. Verantwoord alcoholgebruik is volgens het Voedingscentrum: Criterium 1. Matig zijn. Mannen maximaal 2 - 3 glazen per dag en vrouwen maximaal 1 - 2 glazen per dag. Criterium 2. Geen grote hoeveelheden achter elkaar drinken (meer dan 5 glazen voor mannen en meer dan 3 glazen voor vrouwen). Criterium 3. Niet elke dag drinken om gewenning te voorkomen.
De helft van de volwassenen (51%) in Maasdriel voldoet aan alle drie de criteria voor verantwoord alcoholgebruik. Eén op de drie volwassenen in Maasdriel voldoen niet aan één of meerdere criteria. Van de mannen die alcohol drinken gaat bijna de helft daar niet verantwoord mee om, bij de vrouwen die alcohol drinken is dit eenderde. Hoger opgeleide drinkers in Maasdriel voldoen vaker aan de norm verantwoord alcoholgebruik dan lager opgeleide drinkers. 4.4 Voeding Meer dan driekwart (79%) van de volwassenen ontbijt dagelijks, 83% begint op minstens zes dagen van de week met een ontbijt. Vooral mannen en jongvolwassenen slaan het ontbijt vaak over. Het ontbijt levert energie voor concentratievermogen op het werk of bij andere activiteiten. Bovendien is ontbijten ook belangrijk om een gezond gewicht te behouden. Wie niet ontbijt, compenseert dat vaak later op de dag met snoep en snacks. Die leveren meestal veel calorieën en relatief weinig vitamines en mineralen. Van de volwassenen eet 28% minimaal twee keer per week vis, 64% eet minstens één keer per week vis. Het valt op dat naarmate de groep ouder is, er vaker dan twee keer per week vis gegeten wordt (16% vs 41%). Lager en middelbaar opgeleiden eten minder vaak (twee keer per week) vis dan hoger opgeleiden. Vis is gezond vanwege de omega 3-vetzuren. Dit vet zit vrijwel alleen in vis en ander zeevoedsel zoals schaal- en schelpdieren. Het vermindert de kans op hart- en vaatziekten. Verder bevat vis belangrijke mineralen zoals jodium en selenium en is het een goede bron van eiwitten. Om te profiteren van het speciale vet in vis wordt aangeraden twee keer per week vis te eten. Makreel, zalm, paling, haring, sardines en forel zijn van nature rijk aan omega 3-vetzuren.
27
Eenderde van de volwassenen eet iedere dag fruit; 43% eet op minstens zes dagen in de week fruit. Meer dan een kwart (28%) eet dagelijks groente. Zestig procent eet op minstens zes dagen in de week groente. Vrouwen eten vaker fruit en groente dan mannen en hoger opgeleiden eten vaker groente en fruit dan lager opgeleiden. Opvallend is ook hoeveel minder groente en fruit de jongvolwassenen eten in vergelijking met de 50-65 jarigen. Er zijn aanwijzingen dat het eten van voldoende groente en fruit, het risico op chronische ziekten zoals hart- en vaatziekten en op diverse vormen van kanker verlaagt. Het risico op hart- en vaatziekten wordt verkleind als dagelijks twee ons groente en twee keer fruit wordt gegeten. Het is goed volop te variëren met verschillende groente- en fruitsoorten om zo te profiteren van alle gezonde (voedings)stoffen.
Een kwart zegt wel dat ze gezonder zouden kunnen eten om op die manier de eigen gezondheid te verbeteren.
ontbijt minimaal 6 dagen/week ontbijt dagelijks
eet minimaal 1x per week vis eet minimaal 2x per week vis
eet minimaal 6 dagen/week groente eet dagelijks groente
eet minimaal 6 dagen/week fruit eet dagelijks fruit 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
% Figuur 4.4. Enkele aspecten van voedingsgewoonten van de inwoners van Maasdriel (%). 4.5 Beweging Een kwart van de volwassenen in Maasdriel voldoet niet aan de beweegnorm, zij bewegen onvoldoende zie figuur 4.5. Hoe jonger, hoe vaker er onvoldoende wordt bewogen. Bijna de helft van de volwassenen krijgt niet veel lichaamsbeweging op het werk of tijdens het huishoudelijk werk; 31% van de volwassenen doet hoofdzakelijk zittend (bureau)werk en 21% zit, staat of loopt soms, zoals in een winkel. Zwaar lichamelijk werk zoals bouwvak of werk op de boerderij doet 13% van de volwassenen (is 11% in Rivierenland). Acht procent van de volwassenen krijgt bijna geen lichaamsbeweging uit bezigheden in de vrije tijd. Een kwart krijgt af en toe lichaamsbeweging, bijvoorbeeld van rustig wandelen of één keer in de week tuinieren. In de groep met regelmatige lichaamsbeweging geeft 41% aan de eigen bezigheden in te delen. Meer dan een kwart (27%) van de volwassenen is (zeer) actief, door meerdere keren per week intensief wandelen, fietsen of sporten (21%) of door zware lichaamsbeweging meerdere keren per week (6%). De groep die zegt de eigen gezondheid te kunnen verbeteren door meer te bewegen of te sporten is opvallend groot, namelijk 42%.
28
35
30
25
20
% 15
10
5
0 mannen
vrouwen
19-35 jaar 35-50 jaar 50-65 jaar
opleiding opleiding opleiding laag midden hoog
Figuur 4.5. Onvoldoende beweging naar geslacht, leeftijd en opleiding (%). Om een goede gezondheid te behouden wordt voor volwassenen in de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) aanbevolen om tenminste vijf dagen per week 30 minuten matig intensieve lichaamsbeweging te hebben. Met matig intensief wordt bedoeld: stevig doorwandelen, flink op de pedalen trappen of lekker actief tuinieren. Onvoldoende bewegen is in Nederland jaarlijks verantwoordelijk voor naar schatting circa 6% van het totaal aantal sterfgevallen en voor een aanzienlijk deel van de patiënten met coronaire hartziekten. Wanneer iedereen voldoende zou bewegen zou de gemiddelde levensverwachting voor alle 40-jarige Nederlanders met 0,7 jaar toenemen. Bovendien bevordert regelmatige lichamelijke activiteit de kwaliteit van leven door verlaging en vermindering van depressie en overgewicht. 4.6 Drugs Gemiddeld 12% van de volwassenen in Maasdriel heeft ooit softdrugs gebruikt. Twee procent heeft in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek nog softdrugs gebruikt, bijna alleen 19-35 jarigen (7%). Softdrugs, zoals hasj, wiet en marihuana, hebben geen sterk verslavende werking. Cannabis vermindert echter wel het reactie- en concentratievermogen en heeft een negatieve invloed op het korte termijn geheugen. Bij frequent gebruik kan cannabis tot psychosen leiden bij mensen die hier aanleg voor hebben. Van de Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder gaf in 2001 ongeveer één op de zes (17%) aan ooit cannabis te hebben gebruikt en ongeveer 3% gaf aan in de maand voorafgaand aan het onderzoek softdrugs te hebben gebruikt. Harddrugs zijn een stuk minder populair dan softdrugs. Drie procent van de volwassenen in Maasdriel heeft ooit harddrugs gebruikt, waarvan 10% van de 19-35 jarigen en 0% van de 50-plussers. Eén procent van de volwassenen gebruikte in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek nog harddrugs. Onder harddrugs vallen amfetamine, XTC, LSD, hallucinerende paddenstoelen (paddo's), cocaïne en heroïne. Het landelijk percentage mensen van 12 jaar en ouder dat ooit harddrugs heeft gebruikt was in 2001 2,9% voor cocaïne, 2,6% voor amfetamine, 2,9% voor XTC en 0,4% voor heroïne. Een belangrijk effect van de meeste harddrugs is verslaving ofwel afhankelijkheid van drugs.
29
30
5. Sociale omgeving De sociale omgeving is een verzamelnaam voor de deelname, betrokkenheid en binding van mensen met het maatschappelijke leven. Naast het hebben van of het gemis aan sociale relaties, betreft dit ook de 'maatschappelijke participatie'. Het hebben van voldoende en goede sociale relaties gaat gepaard met een gunstige lichamelijke en psychische gezondheid. Sociale relaties hebben enerzijds invloed op de gezondheid, met name de psychische gezondheid en het verloop van ziekten, zoals hart- en vaatziekten en kanker. Anderzijds speelt de ervaren gezondheid een rol bij het aangaan en onderhouden van sociale relaties. In het onderzoek is aandacht besteed aan enkele aspecten van de sociale omgeving, namelijk de tevredenheid over de sociale contacten die men heeft, eenzaamheid en huiselijk geweld.
5.1 Sociale contacten Op de vraag “Hoe tevreden bent u met de contacten die u met anderen hebt?” gaf 91% van de inwoners aan (zeer) tevreden te zijn. Eén procent is ontevreden en de rest (8%) is ongeveer even tevreden als ontevreden. Sociale relaties kunnen op verschillende manieren van invloed zijn op iemands gezondheid; ze kunnen de sociaal-economische positie beïnvloeden, met alle gevolgen van dien. De gezondheid speelt daarentegen ook een rol bij het wel of niet aangaan of onderhouden van sociale relaties. Terwijl minder dan 1% van de volwassenen op geen enkele vorm van sociale ondersteuning kan rekenen, is dat bij de groep met een slechte gezondheid zo’n 10%. De tevredenheid over de contacten is een subjectieve maat en hangt onder andere af van factoren zoals het aantal sociale relaties, de betekenis van de relatie, de nabijheid van een relatie en de wederkerigheid. Een gemis aan sociale relaties hangt samen met meer psychische ongezondheid en een ongunstiger verloop van ziekten. Afnemende sociale relaties leiden vaak tot eenzaamheid.
5.2 Eenzaamheid Van de volwassenen in Maasdriel is 31% matig eenzaam, 3% is ernstig eenzaam en 3% is zeer ernstig eenzaam. Lager opgeleiden zijn vaker eenzaam dan hoger opgeleiden. De 35-plussers zijn vaker eenzaam dan de jongvolwassenen. matig
(zeer) ernstig
60
50
40
% 30 20
10
0 mannen
vrouwen
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
opleiding opleiding opleiding laag midden hoog
Figuur 5.2. (Zeer) ernstig eenzaam naar geslacht, leeftijd en opleiding (%).
31
Eenzaamheid wordt omschreven als het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties. Het kan zijn dat het aantal contacten dat men heeft met andere mensen geringer is dan men wenst. Het kan ook zijn dat de kwaliteit van de gerealiseerde relaties achterblijft bij de wensen. Eenzaamheid is een gevoel. Het zit ‘in’ een persoon en is daardoor van buitenaf niet zichtbaar. Het probleem kan daardoor gemakkelijk onderschat worden. In dit onderzoek is eenzaamheid gemeten met behulp van de eenzaamheidsschaal van ‘De Jong-Gierveld’.
5.3 Huiselijk geweld Van alle volwassenen in Maasdriel geeft 5% aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Het betrof in de meeste gevallen psychisch/emotioneel (4%) en/of lichamelijk geweld (3%). Vaak was een (ex-)partner de dader. De meeste gevallen van huiselijk geweld vonden in het verleden plaats (80%, langer dan vijf jaar geleden), een kleiner deel van gevallen vond plaats in het afgelopen jaar (20%). Hoger opgeleiden zijn vaker slachtoffer van huiselijk geweld dan lager opgeleiden (6% vs 5%), dit verschil is echter niet statistisch significant. Tabel 5.3. Slachtoffer van huiselijk geweld, naar vorm en geslacht (% ooit). Vormen van geweld Psychisch of emotioneel Lichamelijk Ongewenst seksuele intimidatie Seksueel misbruik
Man 3 2 0 0
Vrouw 6 3 2 0
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. Daders zijn vaak gezinsleden, familieleden, (ex-)partners en huisvrienden. Slachtoffers en daders van geweld kunnen zowel vrouwen, kinderen als mannen zijn. Het kan gaan om: Psychisch of emotioneel geweld; treiteren, kleineren, schelden, etc. Lichamelijk geweld; mishandeling, geschopt en geslagen worden. Ongewenste seksuele toenadering; ongewenst aanraken, seksueel getinte opmerkingen, etc. Seksueel misbruik; aanranding of verkrachting. Fysiek geweld wordt over het algemeen eerder gesignaleerd en gemeld dan seksueel en emotioneel geweld, waarbij ook verwaarlozing, onthouden van noodzakelijke zorg en verzorging, vernedering, verbale agressie en isoleren zijn inbegrepen. Huiselijk geweld heeft een flinke impact op slachtoffers, ze kunnen zowel op fysiek, seksueel als op emotioneel gebied klachten ontwikkelen. De levenskwaliteit daalt over het algemeen naarmate er meer geweldvormen worden ondervonden. De toename van de ernst en van de duur van geweld leidt tot een verder afname van de levenskwaliteit. 5.4 Lidmaatschap vereniging Van de volwassenen in Maasdriel is 38% lid van een sportvereniging. Acht procent is lid van een zang-, muziek- of toneelvereniging en 20% is lid van een ander soort vereniging. Bijna de helft van de inwoners van Maasdriel (45%) is geen lid van een vereniging.
32
6. Mantelzorg en vrijwilligerswerk 6.1 Mantelzorg geven en krijgen Van de volwassenen gaf 22% mantelzorg in het jaar voorafgaand aan het onderzoek; 15% geeft deze zorg nu nog, 7% nu niet meer. Van degene die nu nog mantelzorg geven, geeft 25% deze zorg incidenteel, dus niet elke week. De overigen doen dit variërend van minder dan 6 uur per week (46%), 6 tot 20 uur per week (19%) tot meer dan 20 uur per week (10%). Vrouwen (22%) geven vaker mantelzorg dan mannen (8%) en volwassenen in de groep 50-65 jaar (24%) geven vaker mantelzorg dan jongvolwassenen (4%). Hoe ouder, hoe meer mantelzorg er gegeven wordt. Van de huidige mantelzorgers ervaart 15% de zorg als tamelijk of zwaar belastend en geen van de volwassenen zegt de zorg eigenlijk niet meer vol te kunnen houden. De helft (51%) voelt zich niet of nauwelijks belast en 34% voelt zich enigszins belast. In het jaar voorafgaand aan het onderzoek kreeg 2% van de volwassenen mantelzorg; 1% krijgt die zorg nu nog en 1% niet meer. 30
25
20
% 15 10
5
0 mannen
vrouwen
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
opleiding opleiding opleiding laag midden hoog
Figuur 6.1. Huidige mantelzorgers naar geslacht, leeftijd en opleiding (%). Mantelzorg is langdurig en onbetaalde zorg voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, kind, ouder of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorgers geven deze zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie zij zorgen. In tegenstelling tot vrijwilligerswerk is mantelzorg vaak geen bewuste keus. Het overkomt mensen. Zij kunnen de zorg vaak niet zomaar beëindigen. Ongeveer 8% van de mantelzorgers in Nederland voelt zich door de zorg zwaar belast of zelfs overbelast. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door de combinatie met een betaalde baan, het niet kunnen overdragen van de zorg en extra kosten die mantelzorg met zich meebrengt. 6.2 Vrijwilligerswerk Van de volwassenen in Maasdriel doet 27% vrijwilligerswerk, vrouwen (iets) vaker dan mannen (29% vs 24%). Volwassenen in Maasdriel doen minder vaak vrijwilligerswerk dan in de regio (27% vs 32%), wat een statistisch significant verschil is. Gevraagd naar de reden om géén vrijwilligerswerk te doen, zeggen de meesten er geen tijd voor te hebben, gevolgd door ‘ik besteed mijn tijd liever aan andere zaken’.
33
Andere redenen die genoemd worden, zijn: ‘ik wil me niet vastleggen’ en ‘de mogelijkheid heeft zich nog niet voorgedaan’.
50 45 40 35 30
%
25 20 15 10 5 0 mannen vrouwen
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
opleiding opleiding opleiding laag midden hoog
Figuur 6.2. Vrijwilligerswerk naar geslacht, leeftijd en opleiding (%). Vrijwilligerswerk is werk dat, in georganiseerd verband, wordt uitgevoerd zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Meestal is dit werk met een maatschappelijk doel en voor anderen. Dit kunnen allerlei taken en activiteiten zijn. Nederland telt tussen de drie en vier miljoen vrijwilligers, de meeste vrijwilligers zijn tussen de 35 en 55 jaar oud. Wekelijks besteden vrijwilligers gemiddeld vijf uur aan vrijwilligerswerk.
34
7. Woning en woonomgeving Geluidsoverlast, milieuvervuiling, vochtige woningen en onveiligheid zijn omgevingsfactoren waarop het individu weinig of geen controle heeft. Deze kunnen de gezondheid ook indirect ongunstig beïnvloeden, bijvoorbeeld door stress of negatieve gevoelens die ontstaan door (geluids)hinder, onveiligheidsgevoelens, slaapverstoring of weinig groen in de omgeving. Ook kan een gevoel van onveiligheid een belemmering zijn bij sociale bezigheden. Daarnaast kan de omgeving juist zorgen voor een vermindering van stress en voor positieve gevoelens door bijvoorbeeld de aanwezigheid van rust en groen. Preventie op dit gebied kan dus voor gezondheidswinst zorgen. De Canadese minister van volksgezondheid, Lalonde, stelde al in 1974 vast dat de meeste gezondheidswinst buiten de gezondheidszorg is te behalen. Hij ging ervan uit dat factoren die de gezondheid beïnvloeden in vier groepen zijn in te delen: biologische factoren (erfelijkheid), gedrag/leefstijl, gezondheidszorg en omgeving. Bij de laatste groep gaat het om de invloeden die buiten het menselijk lichaam liggen en waarover het individu weinig of geen controle heeft. Het RIVM schat dat het milieu voor ongeveer 2% tot 5% bijdraagt aan de totale ziektelast.
7.1 Bewoning van de streek Zes op de tien inwoners van de gemeente Maasdriel woont al zijn hele leven in deze streek. 7.2 Woning In Maasdriel woont 83% van de volwassenen in een eigen huis en 17% in een huurwoning. Gevraagd naar de tevredenheid geeft 4% een onvoldoende (rapportcijfer 5 of lager) voor de eigen woning en 5% geeft een onvoldoende voor de woonomgeving. 7.3 Veiligheidsbeleving Gemiddeld voelt 14% van de volwassenen zich ’s avonds/’s nachts wel eens onveilig. Vrouwen (22%) veel vaker dan mannen (6%). 35-50 Jarigen voelen zich vaker onveilig (16%) dan 50-65 jarigen (12%). Van alle volwassenen voelt 4% zich overdag wel eens onveilig, vrouwen vaker dan mannen. Op de vraag “Zijn er in uw wijk of buurt plekken of straten waar u ’s avonds liever niet alleen zou komen?”, antwoordt 10% bevestigend. In de regio is dit 15%, een statistisch significant verschil. 18 16 14 12
%
10 8 6 4 2 0 mannen
vrouwen
19-35 jaar
35-50 jaar
50-65 jaar
opleiding opleiding opleiding laag midden hoog
Figuur 7.3 Ervaart onveilige plekken in wijk of buurt naar geslacht, leeftijd en opleiding (%). 35
7.4 Geluidshinder Van de volwassenen in Maasdriel heeft driekwart ingevuld geen ernstige geluidshinder te ervaren. Geluidshinder van vliegtuigen zorgt voor de meest hinder (11%). Geluidshinder door bromfietsen en scooters zorgt voor 8% ernstig geluid gehinderden, gevolgd door verkeer < 50 km/u (7%) en buren (6%). Van treinen en verkeer > 50km/u ervaren de volwassenen in Maasdriel de minste geluidshinder (2% van de mensen die hinder ervaren). Tabel 7.4. Met ernstig geluid gehinderden naar bron. Bron
%
vliegtuigen bromfietsen/scooters verkeer < 50 km/u buren overig bedrijven/industrie treinen verkeer > 50 km/u
11 8 7 6 5 3 2 2
Een te hoge blootstelling aan geluid vormt een belangrijk probleem voor de volksgezondheid in Nederland. De huidige geluidniveaus in onze woonomgeving veroorzaken vooral hinder en slaapverstoring en kunnen leiden tot een verminderd prestatievermogen. Ook kan blootstelling aan geluid via lichamelijke stressreacties leiden tot een verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten. Er is diverse wet- en regelgeving op het gebied van geluidsbelasting, onder andere gericht op het verkeer (inclusief luchtvaart) en de werkplek. Ondanks maatregelen en regelgeving is de verwachting dat geluidshinder zal blijven toenemen.
7.5 Ventilatie binnenshuis Van de volwassenen in Maasdriel woont 62% in een huis met uitsluitend natuurlijke ventilatie. Bij de meeste mensen wordt de woonkamer het minst goed geventileerd, 62% ventileert de woonkamer onvoldoende. In de regio wordt beter geventileerd (57% onvoldoende) wat een statistisch significant verschil is. De slaapkamer wordt het best geventileerd; eenderde (37%) ventileert de slaapkamer onvoldoende. De keuken en de badkamer worden door meer dan de helft van de volwassenen onvoldoende geventileerd (respectievelijk 55% en 60%). 70 60 50 40
% 30 20 10 0 woonkamer
slaapkamer
badkamer
keuken
Figuur 7.5. Onvoldoende ventilatie naar ruimte (%). 36
Gemiddeld wordt 85% van de tijd binnenshuis doorgebracht. Doordat uit het oogpunt van energiebesparing en comfort woningen steeds meer “luchtdicht” zijn en doordat vaak vanwege geluidshinder en inbraakrisico ramen worden dichtgehouden, zijn problemen door vocht, blootstelling aan radongas en luchtverontreiniging in woningen toegenomen. Ventilatie is daarom belangrijk voor de luchtkwaliteit binnenshuis. Onvoldoende ventilatie kan leiden tot ademhalingsproblemen, hinder en a-specifieke klachten zoals hoofdpijn. Voor een goede ventilatie van de woning moeten ventilatievoorzieningen (zoals roosters of raampjes) in de woning altijd min of meer open staan.
37
38
8. Hulp en ondersteuning Eenderde van de Nederlanders heeft naast een eventuele hypotheekschuld ook nog andere schulden. Deze schulden kunnen klein zijn en hoeven niet een probleem te zijn. Zolang men de betalingen kan volhouden is er in principe geen probleem. Echter, een deel lukt het niet om de betalingen vol te houden. Dit komt bijvoorbeeld door een daling in inkomen, het verlies van een baan of doordat de schulden steeds groter worden. Dan ontstaan mogelijk risicovolle of problematische schulden, die een deel van de mensen niet zelfstandig kan oplossen. Het is van belang dat deze mensen weten waar ze met dergelijke vragen terecht kunnen. Dit geldt ook voor hulp en ondersteuning op andere gebieden van de gezondheidszorg.
8.1 Schulden Minstens 16% van de volwassenen in Maasdriel heeft moeite met rondkomen van het inkomen (12% enige- en 40% grote moeite). Vooral de lager en middelbaar opgeleiden hebben moeite met rondkomen. Van alle volwassenen in Maasdriel heeft 4% schulden. Van de volwassenen in Maasdriel heeft 2% risicovolle schulden, 1% problematische schulden en 1% problematische schulden die zonder hulp niet op te lossen zijn. Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) en het Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening hanteren voorwaarden voor risicovolle of problematische schulden, te weten: 1. Zijn er meer dan drie soorten schulden? 2. Is er een betalingsachterstand die een jaar of langer heeft geduurd? 3. Is er een betalingsachterstand van meer dan € 1.000,00? 4. Is er tenminste één betalingsachterstand die niet zelfstandig binnen een jaar is/zijn op te lossen? 5. Is er een betalingsachterstand, waarvoor hulp is gevraagd bij een hulpverleningsinstantie? Bij elke vraag die met ‘ja’ wordt beantwoord, wordt een score van 2 punten toegekend (3 punten bij criterium 4). Opgeteld leidt dit tot een score van 0 tot 11. Bij een score van 0-2 heeft iemand geen risicovolle of problematische schulden, bij de score 2 heeft iemand risicovolle schulden, bij een score 3-6 heeft iemand problematische schulden en bij een score 6-11 heeft iemand problematische schulden die niet zonder hulp op te lossen zijn.
8.2 Wmo-/zorgloket Het Wmo-loket is bekend bij 16% van de volwassenen in Maasdriel. In Oost-Nederland zijn meer mensen bekend met het Wmo-loket, namelijk 22%. Hoe ouder, hoe bekender mensen zijn met het Wmo-loket. Hoger opgeleiden zijn beter bekend met het Wmo-loket dan lager opgeleiden. 8.3 Hulp en ondersteuning Bijna zestig procent weet niet waar ze terecht kunnen voor hulp en ondersteuning bij schulden. Meer dan de helft (55%) van de volwassenen weten niet waar ze terecht kunnen voor hulp en ondersteuning bij ‘het aanvragen van een PGB (persoonsgebonden budget)’. Een bijna even grote groep weet niet waar ze terecht kunnen voor hulp of ondersteuning bij ‘eenzaamheid’ (54%). Hulp of ondersteuning ‘afvallen’ is het meest bekend, gevolgd door ‘geslachtsziekten (SOA) en AIDS’. Vrouwen weten vaker waar ze terecht kunnen voor hulp en ondersteuning.
39
Tabel 8.3. Percentage mensen die niet weten waar ze terecht kunnen voor hulp en ondersteuning bij verschillende onderwerpen. Onderwerp
%
Schulden Aanvragen PGB Eenzaamheid Mantelzorg Huishouden Opvoeden kinderen Huiselijk geweld Problemen met relaties of seksualiteit Stoppen met roken Angst en depressie Spanning of stress Verslaving van alcohol of drugs Persoonlijke verzorging Aanvragen voorzieningen Geslachtsziekten (SOA) en AIDS Afvallen
59 55 54 51 49 47 47 46 45 43 42 41 40 40 35 29
40
9. Overzichtstabel Onderwerpen Aantal deelnemers
Gemeente Maasdriel 435
Betrouwbaarheidsinterval (95%)1
2
regio Rivierenland 4021
1
OostNederland 39910
Onder grens
Boven grens
%
%
%
%
%
6
4
9
8
8
↑ 43 80 4 1 16
39 76 2 <1 13
48 84 6 2 20
40 77 3 1 18
33
8
14
12
11
49 1
44 1
54 3
48 3
45 2
2
1
4
4
4
9
6
15
11
11
27 12
23 9
32 16
24 10
24 12
72 27
67 23
76 32
74 26
73 25
1
<1
3
2
2
5 5
3 4
9 8
7 7
6 8
15 ↓ 27
12 23
18 31
12
11
32
35
4
3
7
5
6
5
4
8
8
7
↓ 10
8
14
15
19
↑ 62
57
66
57
52
Achtergrondkenmerken heeft niet-Nederlandse etniciteit heeft alleen lager onderwijs heeft betaald werk is arbeidsongeschikt is werkloos heeft moeite met rondkomen
Lichamelijke en psychische gezondheid ervaart eigen gezondheid als 10 matig of slecht heeft (ernstig) overgewicht gebruikt bijna iedere dag slaap- of kalmeringsmiddelen heeft hoog risico op angststoornis en depressie is psychisch ongezond (licht/matig/ernstig)
77 4 1 19
Leefstijl rookt is overmatige drinker (>21 glzn pwk m, >14 pwk v) eet geen 2x per week vis voldoet niet aan beweegnorm
Sociale omgeving is (zeer) ontevreden met sociale contacten is (zeer) ernstig eenzaam is ooit slachtoffer huiselijk geweld geweest
Mantelzorg en vrijwilligerswerk is mantelzorger doet vrijwilligerswerk
Woning en woonomgeving geeft onvoldoende voor woning geeft onvoldoende voor woonomgeving ervaart onveilige plekken in wijk of buurt ventileert woonkamer onvoldoende
1. Als er statistisch significante verschillen zijn tussen de gemeente Maasdriel en regio Rivierenland dan is het percentage in de kolom van regio Rivierenland vet gedrukt. 2. Als er statistisch significante verschillen zijn tussen de gemeente Maasdriel en Oost-Nederland dan is het percentage in de kolom van Oost-Nederland vet gedrukt.
1
Het percentage bij elk onderwerp dat in dit onderzoek is gevonden is een (punt)schatting. Dit betekent dat het met 95% zekerheid ligt tussen de genoemde ondergrens en bovengrens. 41
Geraadpleegde bronnen Aanbevelingen Aanpak van gezondheidsachterstanden in kleine gemeenten. Factsheet NIGZ. Woerden, 2008 Ten Dam, J.J.M. Wat kan uw gemeente doen aan sociaal-economische gezondheidsverschillen? NIGZ. Woerden, 2006 Walg, C. Regionaal gezondheidskansen centraal: van openbaar gezondheidsbeleid op weg naar openbaar beleid! GGD Rivierenland, mei 2008 Handleiding voor Tabakspreventie in lokaal gezondheidsbeleid. www.stivoro.nl Handleiding Preventie van overgewicht in lokaal gezondheidsbeleid. www.voedingscentrum.nl Handleiding Preventie van depressie in lokaal gezondheidsbeleid. www.trimbospreventie.nl Handleiding voor Lokaal alcoholbeleid. Een integrale benadering. www.trimbospreventie.nl
Kenmerken van de volwassenen Centraal Bureau voor de Statistiek. StatLine. Heerlen/Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek. Verkrijgbaar via: http://statline.cbs.nl Oude Groeninger, I., Van Oord-Jansen, S. & Timmerman-Kok, C. Non-responsonderzoek. Resultaten bij een onderzoek onder non-respondenten van het volwassenenonderzoek in de regio Gelre-IJssel. GGD Gelre-IJssel, juni 2009. Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2009. Verkrijgbaar via:
Lichamelijke en psychische gezondheid Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2008. Verkrijgbaar via: Monitor Gezondheidsachterstanden, versie 1.2. Bilthoven: RIVM, 10 juli 2006. Verkrijgbaar via: Gezondheid en ziekte \ Ziekten en aandoeningen. Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie. Slaap- en kalmeringsmiddelen. 7 januari 2009. Verkrijgbaar via: Thema’s\ Slaap- en kalmeringsmiddelen. World Health Organization. The World Health Report 2001. Mental Health: New Understanding, New Hope. Geneve: WHO, 2001.
Leefstijl Conner Gorber S, Tremblay M, Moher D, Gorber B. A comparison of direct vs. self-report measures for assessing height, weight and body mass index: a systematic review. Obesity Reviews. 2007; 8: 307-326. Laar MW van, Cruts AAN, Verdurmen Jee & Ooyen MMJ van. Trimbos-instituut. Nationale Drug Monitor. Bekeken op 1 juli 2009. Verkrijgbaar via: http://www.minvws.nl Prochaska JO, DiClemente CC. Stages of change in the modification of problem behaviors. Prog. Behav. Modif. 1992; 28: 183-218. 42
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2007. Verkrijgbaar via: Stivoro. Actuele gegevens over roken. Bekeken op: 4 februari 2009. Verkrijgbaar via: Voor professionals\ feiten en cijfers. Trimbos Instituut. Alcohol. Bekeken op: 4 februari 2009. Verkrijgbaar via: Drugs en verslaving\ Informatie voor professionals\ alcohol.
Sociale omgeving GGD Eindhoven. Sociale omgeving. Infokaart volwassenen 19-64 jarigen 2005. April 2007. Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. 2008. Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Sociale relaties. Bekeken op: 10 februari 2009. Verkrijgbaar via: Uitvoeren van beleid \ Sociale omgeving \ Sociale relaties. De Jong-Gierveld J, Kamphuis F. Eenzaamheidsschaal. In: König-Zahn C, Furer JW, Tax B. Het meten van de gezondheidstoestand: beschrijving en evaluatie van vragenlijsten. 2. Lichamelijke gezondheid, Sociale gezondheid. Van Gorcum, Assen. 1994. MOVISIE. Huiselijk geweld: cijfers en feiten. November 2008. Verkrijgbaar via: .
Mantelzorg en vrijwilligerswerk Boer AH de, Schellingerhout R, Timmermans JM. Mantelzorg in getallen. Sociaal en Cultureel Planbureau. Den Haag, oktober 2003. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Vrijwilligerswerk: cijfers en trends. 6 juni 2001. Verkrijgbaar via: actueel\ alle publicaties.
Woning en woonomgeving RIVM. Over gezondheid en milieu. 27 juni 2006. Verkrijgbaar via: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005. Verkrijgbaar via:
43
Bijlage 1: de vragenlijst
Bijlage 2: het tabellenboek