Gezondheidsmonitor Kinderen
Steenwijkerland
2010
Sandra Borsboom Annette Baltissen Marja de Jong Lidewij van den Berg
1
2
1. 2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Inleiding ......................................................................................................................................... 4 1.1 Leeswijzer .............................................................................................................................. 4 Kinderen en hun ouders in Steenwijkerland.............................................................................. 5 2.1 Kinderen in Steenwijkerland................................................................................................... 5 2.1.1 Leeftijd en geslacht............................................................................................................ 5 2.1.2 Onderwijsvorm ................................................................................................................... 5 2.2 Ouders in Steenwijkerland ..................................................................................................... 5 2.2.1 Sociaaleconomische status ............................................................................................... 5 Opvoeding ..................................................................................................................................... 7 3.1 Sociale steun.......................................................................................................................... 7 3.2 Opvoedingsproblemen en opvoedingsondersteuning ........................................................... 7 3.3 Seksuele voorlichting (4-12 jaar) ........................................................................................... 8 3.4 Afspraken rond computer en televisie (4-12 jaar) .................................................................. 9 Lichamelijke gezondheid ........................................................................................................... 10 4.1 Ervaren gezondheid ............................................................................................................. 10 4.2 Schoolverzuim door ziekte (4-12 jaar) ................................................................................. 10 4.3 Overgewicht ......................................................................................................................... 10 4.4 Motorische ontwikkeling en spraak/taalontwikkeling ........................................................... 11 Geestelijk gezondheid................................................................................................................ 12 5.1 Psychosociale problemen .................................................................................................... 12 5.2 Pesten (4-12 jaar) ................................................................................................................ 13 Leefstijl ........................................................................................................................................ 14 6.1 Roken tijdens zwangerschap (0-4 jaar) ............................................................................... 14 6.2 Alcohol tijdens zwangerschap (0-4 jaar) .............................................................................. 14 6.3 Borstvoeding (0-4 jaar)......................................................................................................... 14 6.4 Voeding (0-12 jaar) .............................................................................................................. 15 6.5 Lichaamsbeweging (4-12 jaar)............................................................................................. 16 6.6 Mondgezondheid (2 -12 jaar) ............................................................................................... 16 6.7 Startleeftijd roken en alcohol (4-12 jaar) .............................................................................. 17 6.8 Alcohol drinken in bijzijn van kind (4-12 jaar)....................................................................... 18 Sociale en Fysieke omgeving.................................................................................................... 19 7.1 Sociale omgeving................................................................................................................. 19 7.1.1 Gezinssamenstelling........................................................................................................ 19 7.1.2 Rondkomen en consequenties geldgebrek ..................................................................... 19 7.1.3 Kinderopvang................................................................................................................... 19 7.1.4 Ingrijpende gebeurtenissen ............................................................................................. 19 7.1.5 Mantelzorg (8-12 jaar) ..................................................................................................... 20 7.2 Fysieke Omgeving ............................................................................................................... 20 7.2.1 Kindvriendelijkheid buurt, speelplekken, veiligheid en belemmeringen voor buiten spelen ......................................................................................................................................... 20 7.2.2 Lidmaatschap van een vereniging (4-12 jaar) ................................................................. 20 7.2.3 Roken in bijzijn kind ......................................................................................................... 20 7.2.4 Bekendheid en contact met voorzieningen...................................................................... 21 Conclusies en aanbevelingen Steenwijkerland....................................................................... 22 8.1 Algemeen ............................................................................................................................. 22 8.2 Opvoeding en opvoedingsondersteuning ............................................................................ 23 8.3 Psychosociale gezondheid................................................................................................... 23 8.4 Overgewicht ......................................................................................................................... 24 8.5 Alcohol, aandacht voor ouders blijft belangrijk..................................................................... 24 8.6 Mondgezondheid.................................................................................................................. 25 Bronnen ....................................................................................................................................... 26
Bijlagen: Vragenlijst Tabellenboek
3
1.
Inleiding
Hoe staat het met de gezondheid van de kinderen in Steenwijkerland? Hoe ontwikkelen zij zich en wat doen ze in hun vrije tijd? De ‘Gezondheidsmonitor Kinderen’ geeft onder andere een antwoord op deze vragen en schetst een beeld van de gezondheid van kinderen en de factoren die hierop van invloed zijn. Deze monitor van 2009 is de derde kindermonitor die de GGD Regio IJsselland uitvoert. Het is daardoor mogelijk om de veranderingen (trends) in gezondheid, ontwikkeling, gezondheidsbevorderende en –belemmerende factoren in de afgelopen jaren te beschrijven. De vragenlijst die aan de basis ligt van deze monitor, is in oktober 2009 naar 800 ouders in Steenwijkerland verzonden. De vragenlijst staat in bijlage 1 en is samengesteld in samenspraak met de gemeente. Zeven en vijftig procent van hen heeft de vragenlijst ingevuld en teruggestuurd naar de GGD. Dit rapport geeft de resultaten van het onderzoek weer. De resultaten zijn besproken met een aantal ambtenaren van de gemeente Steenwijkerland. Mede op basis van deze bespreking zijn de conclusies opgesteld en de beleidsaanbevelingen geformuleerd. De resultaten van de Kindermonitor 2009 zijn op de volgende manieren verwerkt: o Er zijn regionale factsheets over de volgende onderwerpen:. achtergrondinformatie, lichamelijke gezondheid leefstijl en psychosociaal welbevinden, opvoeding en opvoedingsondersteuning en conclusies en aanbevelingen o Iedere gemeente ontvangt een gemeenterapport met de resultaten van de kinderen die in de betreffende gemeente wonen. Dit rapport dient ter ondersteuning van het lokaal gezondheidsbeleid. De factsheets zijn te vinden op de website van GGD IJsselland, via www.ggdijsselland.nl 1.1
Leeswijzer
Dit rapport beschrijft per thema de resultaten. Eerst wordt een beschrijving gegeven van de resultaten voor de gemeente. Daarnaast wordt er een vergelijking met de regionale cijfers gemaakt. Ook wordt de eventuele verandering ten opzichte van 2005 beschreven. Daar waar melding gemaakt wordt van een verschil met de regio of met het onderzoek in 2005 betreft het een verschil van 5% of meer. Daar waar verschillen kleiner zijn dan 5% wordt er geen melding van gemaakt.
4
2.
Kinderen en hun ouders in Steenwijkerland
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de kinderen en van hun ouders, zoals bijvoorbeeld de verdeling in geslacht, leeftijdsopbouw en het soort onderwijs dat zij volgen. Ook worden aspecten als sociaaleconomische status besproken. 2.1
Kinderen in Steenwijkerland
2.1.1 Leeftijd en geslacht In 2009 woonden er 6233 kinderen van 0-12 jaar in Steenwijkerland. Er is een willekeurige steekproef getrokken uit de gemeentelijke basisadministratie van 800 kinderen in deze leeftijdsgroep. De ouders van deze kinderen is gevraagd om aan dit onderzoek mee te doen. Hierbij is er zoveel mogelijk op gelet dat ouders niet voor meer dan één kind aan het onderzoek deelnemen. De respons in Steenwijkerland is 57%. Dat is wat lager dan in de hele regio IJsselland (64%). In 2005 was de respons 75%. In onderstaande tabel is de verdeling van de respons naar leeftijd en geslacht weergegeven. Tabel 2.1: overzicht leeftijd en geslacht van de respondenten in aantallen en procenten Gemeente regio IJsselland n=459 n=7668 Geslacht Jongens 243 3956 Meisjes 216 3712 Leeftijd 0 – 6 jaar 6 – 12 jaar
172 287
3590 4078
2.1.2 Onderwijsvorm Vrijwel alle kinderen van 4 jaar en ouder bezoeken het reguliere basisonderwijs. Ongeveer 3 procent gaat naar het speciaal basisonderwijs, 1% gaat naar een regionaal onderwijscentrum, 1% naar het voortgezet onderwijs en 1% geeft aan ‘anders’. Dit is vergelijkbaar met landelijke cijfers. 2.2
Ouders in Steenwijkerland
2.2.1 Sociaaleconomische status Mensen met een lagere sociaaleconomische status hebben vaak een minder goede gezondheid dan mensen met een hogere sociaaleconomische status (SES). Dé SES is niet te meten. Om toch een indruk te krijgen maken we gebruik van het opleidingsniveau van de ouders en de werksituatie. Opleidingsniveau van de ouders Een groot deel van de vaders (39%) heeft een opleiding gevolgd op het zogenaamde middenniveau, dit houdt in MAVO, HAVO/VWO en MBO. 30% van de vaders heeft een lage opleiding gevolgd zoals basisschool of VMBO/LBO en 31% van de vaders heeft een opleiding aan HBO/universiteit gevolgd (‘hoog’). Van de moeders heeft 28% een ‘lage’ opleiding gevolgd, 43% een ‘midden’ opleiding en 29% een ‘hoge’ opleiding. Trend: In vergelijking met 2005 hebben meer vaders en moeders die aan het onderzoek hebben meegedaan een lage opleiding en minder een “midden” opleiding. Meer moeders hebben een “hoge “opleiding. Werksituatie ouders De meeste vaders (76% ) werken 32 uur of meer, 12% werkt parttime (minder dan 32 uur) en 4% is huisman. Eén procent van de vaders is werkloos en 1% arbeidsongeschikt. Bij de moeders liggen deze cijfers anders. Eén vijfde werkt 32 uur of meer, 52% parttime (minder dan 32 uur) en 13% is huisvrouw.
5
Trend: In vergelijking met 2005 is het percentage vrouwen dat aangeeft huisvrouw te zijn lager en het percentage dat (parttime) werkt hoger. 2.2.2 Etniciteit In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de definitie van het CBS1 om kinderen als allochtoon of autochtoon te classificeren. Volgens de cijfers van het CBS [1] is in Nederland op 1 januari 2009 23% van de 0 tot 12 jarigen allochtoon. Zeven procent van de kinderen in het onderzoek in Steenwijkerland zijn allochtoon.
1
Van welke etniciteit een kind is, wordt bepaald door de geboortelanden van het kind, van de moeder of van de vader. Wanneer het kind niet in Nederland is geboren, bepaalt het eigen geboorteland de etniciteit. Is het kind wel in Nederland geboren, maar zijn beide ouders of alleen de moeder niet in Nederland geboren, dan wordt het geboorteland van de moeder als etniciteit genomen. Wanneer alleen de vader niet in Nederland is geboren, wordt zijn geboorteland als etniciteit genomen.
6
3.
Opvoeding
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de sociale steun die ouders krijgen bij de opvoeding, over opvoedingsproblemen en over het geven van seksuele voorlichting. Een aantal onderwerpen is alleen gevraagd bij 4-12 jarigen, dat is dan bij de betreffende paragraaf aangegeven. 3.1
Sociale steun
De sociale steun die ouders ondervinden bepaalt de mate waarin de ouders zich gesteund voelen bij de opvoeding en verzorging van hun kind door hun eigen sociale netwerk. Wanneer sociale steun onvoldoende is dan kan dit een negatieve invloed hebben op de opvoeding van de kinderen. Het gebruiken, activeren en zo nodig opbouwen van sociale netwerken rond gezinnen is een onmisbaar bestanddeel van alle varianten van opvoed- en opgroeihulp. 30% van de ouders in Steenwijkerland krijgt vaak/regelmatig hulp van familie of vrienden bij alledaagse dingen rondom de opvoeding van hun kind. Van alle ouders met een kind onder de 12 jaar vindt 3% de verkregen alledaagse hulp onvoldoende. De meeste ouders (67%) geven aan vaak/regelmatig te kunnen praten over een probleem rondom de verzorging/opvoeding met familie, vrienden, kennissen of buren. Een klein deel van de ouders (3%) vindt de steun die ze daarmee krijgen echter onvoldoende. Voor kinderen van 0-6 jaar hebben ouders vaker hulp van familie en vrienden dan voor kinderen van 6-12 jaar. Ook wordt er voor jonge kinderen meer gesproken over opvoedingsproblemen dan voor oudere kinderen. 3.2
Opvoedingsproblemen en opvoedingsondersteuning
De opvoeding verloopt in de meeste gezinnen goed. Toch komen in veel gezinnen perioden voor met opgroei- of opvoedingsproblemen. Op zo’n moment kunnen ouders behoefte hebben aan ondersteuning. Vaak zijn ouders na een goed advies zelf weer in staat om hun problemen aan te pakken. Op die manier heeft opvoedingsondersteuning een belangrijke preventieve functie; het kan ernstige problemen voorkomen. Uit landelijk onderzoek blijkt dat bijna de helft van de ouders zich in meer of mindere mate zorgen heeft gemaakt over de ontwikkeling en/of opvoeding van hun kind. Van de gezinnen had 15% opvoedproblemen (10% lichte en 5% zware problematiek;). Factoren die samenhangen met opvoedproblemen zijn onder andere gezinnen die onder de armoedegrens leven, eenoudergezinnen en ouders met een lage SES In Steenwijkerland ervaart 12% van de ouders (zeer) veel stress bij de opvoeding van hun kind. Hierin is weinig verschil tussen jongens en meisjes en beide leeftijdsgroepen. Van de ouders van 0-4 jarigen maakte 6% zich in de afgelopen maand vaak of altijd zorgen over de opvoeding. Negen procent van de ouders van 4-12 maakte zich de afgelopen 12 maanden zorgen over de opvoeding. Er is ook gevraagd of ouders hulp bij opvoedingvragen zouden willen en van wie. Tien procent van de ouders wil hulp, omdat zij zich zorgen maken. Er is geen verschil tussen de leeftijdsgroepen. Bijna 5% van alle ouders krijgt al hulp, 4% wil hulp en weet waar hij terecht kan en 3% wil hulp en weet niet waar hij terecht kan. Van de groep ouders met een actuele hulpvraag weet 28% niet waar zij terecht kunnen. Voor de leeftijdsgroep 0-4 jaar willen ouders vooral hulp ontvangen van het consultatiebureau (60%). Ook de huisarts, leerkracht of leidster kinderopvang/peuterspeelzaal en een opvoedingsdeskundige worden vaak genoemd. Bij de oudere kinderen wordt een opvoedingsdeskundige, huisarts en een leerkracht veel genoemd. Een vrij groot deel van de ouders (30%) geeft ook aan niet te weten van wie ze het liefst hulp willen krijgen.
7
Trend: In 2005 gaf 24% van de ouders aan behoefte te hebben aan informatie, advies en hulp bij opvoedingsonderwerpen. In 2009 heeft 10% een actuele behoefte aan deskundige hulp/advies. (vraagstelling niet goed vergelijkbaar.) 3.3
Seksuele voorlichting (4-12 jaar)
De rol van ouders en de sfeer thuis is erg belangrijk in de seksuele opvoeding. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat een positief en open gezinsklimaat van invloed is op het seksuele gedrag en de seksuele gezondheid van kinderen . Uit landelijk onderzoek blijkt dat van de 15- en 16-jarigen een kwart van de jongens en ruim een derde van de meisjes ervaring heeft met geslachtsgemeenschap. Meisjes met een laag opleidingsniveau hebben op jongere leeftijd ervaring met geslachtsgemeenschap dan meisjes met een hoog opleidingsniveau . Een vroege seksuele vorming is dus van groot belang. Bijna een vijfde van de ouders praat niet over relaties en seksualiteit. Bij 4 en 5 jarigen is dat 36% en bij kinderen van 6-12 jaar 13%. De helft van de ouders begint zelf een gesprek over seksualiteit en relaties en bij 21% begint het kind met een gesprek over dit onderwerp. Zes procent van de ouders geeft aan dat zij het moeilijk vinden om te praten over relaties en seksualiteit. Het meest (86%) wordt er gesproken over vriendschap en relaties, omgaan met elkaar en het respecteren van elkaars grenzen en over de lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes (78%). Onderwerpen als veranderingen in de puberteit (30%) en vrijen en geslachtsgemeenschap (22%) komen minder aan bod . Over voorbehoedsmiddelen wordt door 8% van de ouders gesproken. 14
voorbehoedsmiddelen
0 61
homoseksualiteit
12 36
lichamelijke veranderingen puberteit
2 78
lichamelijke verschillen jongens/meisjes
75 66
zwangerschap / geboorte
39 27
vrijen/geslachsgemeenschap
0 88
vriendschap/relaties
75 73
verliefdheid
39 0
10
20
30
40 4 t/m 5 jaar
50
60
70
80
90
100
6 t/m 12 jaar
Figuur 3.1: Onderwerpen met betrekking tot seksuele voorlichting waarover ouders met hun kind praten
8
3.4
Afspraken rond computer en televisie (4-12 jaar)
Ruim twee vijfde van de ouders heeft geen afspraken over het aantal uur dat hun kind televisie mag kijken. De helft van de ouders heeft hierover wel afspraken, 28% houdt zich daar aan. Ruim een kwart heeft geen afspraken over de programma’s die gekeken worden. Bijna twee derde heeft daarover wel afspraken, 43% houdt zich daar ook aan. Er zijn bij jonge en oudere kinderen even vaak regels omtrent televisie kijken. Bij jonge kinderen geven ouders vaker aan dat het maken van regels nog niet van toepassing is en bij oudere kinderen zijn er vaker geen afspraken gemaakt. Het gebruik van internet speelt vooral bij de oudere kinderen. 41% van de ouders van 6-12 jarigen heeft afspraken gemaakt over waar het kind internet voor mag gebruiken en zij handhaven deze afspraken ook. Bij 16% zijn er afspraken waar soepel mee wordt omgegaan en bij 12% zijn er geen afspraken. Over het aantal uur dat kinderen mogen internetten heeft ruim de helft van de ouders van 6-12 jarigen afspraken, 29% houdt zich daar ook aan en 23% gaat er soepel mee om. Een kwart van de ouders heeft geen afspraken over het aantal uur dat hun kind op internet mag. Door 82% van de ouders wordt wel eens meegekeken met hun kind wanneer hij/zij internet en zij weten welke sites hun kind op internet bezoekt en 27% weet met wie het kind chat. Twee procent weet niet met wie hun kind chat en bij 70% is chatten nog niet van toepassing.
9
4.
Lichamelijke gezondheid
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van een aantal aspecten van de lichamelijke gezondheid, zoals de gezondheidsbeleving, motoriek en overgewicht. 4.1
Ervaren gezondheid
Ervaren gezondheid, ook wel subjectieve gezondheid of gezondheidsbeleving, weerspiegelt het oordeel van de ouders over de gezondheid van hun kind. In Steenwijkerland vinden de meeste ouders (96%) de gezondheid van hun kinderen (heel) goed, 4% vindt de gezondheid van hun kind matig tot slecht (= gaat wel, niet zo best en slecht samen). Dit is vergelijkbaar met de regionale cijfers. 4.2
Schoolverzuim door ziekte (4-12 jaar)
Ziekteverzuim kan lijden tot achterblijvende leerprestaties. Dit kan de latere school/werkcarriëre negatief beïnvloeden. Ruim een kwart van de schoolgaande kinderen (4 jaar en ouder) in Steenwijkerland heeft in de afgelopen vier weken wegens ziekte verzuimd van school. Kinderen van 4 en 5 jaar hebben vaker verzuimd dan oudere kinderen. Trend: Ten opzichte van 2005 (15%) hebben meer 6-12 jarigen (23%) door ziekte verzuimd in de afgelopen 4 weken. Het onderzoek in 2005 is afgenomen in het voorjaar, in 2009 in het najaar. 4.3
Overgewicht
Overgewicht wordt beschouwd als één van de belangrijkste volksgezondheidsproblemen van dit moment. Overgewicht brengt allerlei gezondheidsrisico's met zich mee. Zeker ook bij (jonge) kinderen is het van belang om op de ontwikkeling van overgewicht te letten. Zo hebben kinderen die te zwaar zijn vaker last van lichamelijke en psychosociale problemen. De ouder is gevraagd naar lengte en gewicht van het kind. Uit deze zelfgerapporteerde gegevens is de Body Mass Index (BMI)2 berekend, een maat waarmee gekeken wordt of een kind een normaal gewicht heeft of niet. In Steenwijkerland heeft 12% van de kinderen van 2-12 jaar (extreem) overgewicht. Van deze kinderen heeft 2% extreem overgewicht (obesitas). In de regio IJsselland is het percentage kinderen met (extreem) overgewicht ook 11%. Er is ook aan de ouders gevraagd hoe zij oordelen over het gewicht van hun kind. 85% van de ouders vindt het gewicht normaal, 9% vindt zijn/haar kind te licht en 7% vindt zijn/haar kind te zwaar. Ouders van 6 t/m 12 jarigen vinden hun kind vaker te zwaar (10%) dan ouders van jongere kinderen (0%). Trend: Over de totale groep is het vóórkomen van overgewicht hetzelfde als in 2005. In de oudste groep (17% vs 13%) is het percentage lager en in de jongste groep ( 5% vs 11%) hoger dan in 2005
2
BMI=(gewicht in kg) gedeeld door (lengte in meters in het kwadraat)
10
4.4
Motorische ontwikkeling en spraak/taalontwikkeling
De motorische ontwikkeling is volgens de ouders bij de meeste kinderen normaal of zelfs beter dan bij andere kinderen (94%), 5% ontwikkelt zich motorisch minder goed dan leeftijdsgenootjes en 1% van de ouders geeft ‘weet ik niet’ als antwoord. Voor spraak en taal ontwikkeling geldt hetzelfde als voor de motorische ontwikkeling. De meeste kinderen ontwikkelen zich volgens de ouders net als leeftijdsgenootjes. In totaal wordt voor 6% van de kinderen aangegeven dat zij minder goed spreken dan leeftijdsgenootjes. Slecht spreken komt vooral voor bij jongens en bij de jongste kinderen. Voor 4% van de kinderen wordt aangegeven dat hun taal ontwikkeling minder goed is dan de taal ontwikkeling bij leeftijdsgenootjes.
11
5.
Geestelijk gezondheid
5.1
Psychosociale problemen
Met psychosociale problemen worden de volgende problemen bedoeld : o Emotionele problemen zoals angst, teruggetrokkenheid, depressieve gevoelens en psychosomatische klachten. o Gedragsproblemen zoals agressief gedrag, onrustig gedrag en delinquent gedrag. o Sociale problemen, problemen die het kind heeft in het maken en onderhouden van het contact met anderen. Psychosociale problemen komen veelvuldig voor bij de Nederlandse jeugd. Onder de 0- tot 12-jarigen in Nederland is dat bij 11% tot 28% in meer of mindere mate het geval. Meisjes vertonen vaker emotionele problemen terwijl jongens vaker gedragsproblemen hebben . Een veel gebruikte vragenlijst om te bepalen hoeveel kinderen psychosociale problemen vertonen is de Strenghts and Difficulties Questionnaire (SDQ). De vragenlijst bestaat uit 25 items die betrekking hebben op de volgende subschalen: hyperactiviteit/aandachtstekort, emotionele problemen, problemen met leeftijdsgenoten, gedragsproblemen en prosociaal gedrag . In onderstaande grafiek is het percentage kinderen zonder psychosociale problemen (gezond), in het grensgebied en met psychische problemen (ongezond) in Steenwijkerland weergegeven. 100% 8 90%
14
13
9
9
77
78
6 t/m 12 jaar
totaal
10
80% 70% 60% 50% 40%
81
30% 20% 10% 0% 0 t/m 5 jaar gezond
grensgebied
ongezond
Figuur: 5.1 Psychosociale problemen naar leeftijd Er zijn meer kinderen van 6 t/m 12 jaar die psychische problemen hebben dan kinderen van 4 t/m 5. Bijna een kwart van de 6 t/m 12 jarigen valt in het grensgebied of heeft een verhoogde score op de SDQ (ongezond). In deze groep doen de problemen zich in vier van de vijf subschalen even vaak voor. Alleen in de subschaal prosociaal gedrag zijn er minder kinderen met problemen (8% in grensgebied en ongezond). Bij 4 t/m 5 jarigen valt op dat de problemen zich vooral voordoen bij gedragsproblemen en problemen met leeftijdsgenoten.
12
5.2
Pesten (4-12 jaar)
Pesten heeft vaak negatieve gevolgen voor de sociale en emotionele ontwikkeling van de betrokken kinderen. Daarnaast heeft pesten een negatieve invloed op de leeromgeving op school en in de klas . Onderzoek toont aan dat in Nederland een derde deel van de kinderen in de hoogste klassen van de basisschool in de afgelopen maanden gepest is. Van deze kinderen wordt 28% structureel gepest, dat wil zeggen twee of meer keren per maand of wekelijks . Ook online-pesten komt steeds vaker voor. In de gemeente Steenwijkerland is ruim een derde (35%) van de kinderen in de afgelopen 3 maanden gepest. Het merendeel op school (27%). ‘In de buurt’ is ongeveer 9% van de kinderen gepest. Kinderen van 6 t/m12 jaar worden vaker gepest (38%) dan kinderen van 4 t/m 5 jaar (22%). Van de 6 t/m 12 jarigen geeft 31% aan dat hij/zij op school is gepest. Dit wijkt niet af van het percentage in de regio IJsselland.
13
6.
Leefstijl
Leefstijl is het gedrag, dat onze gezondheid beïnvloedt, bijvoorbeeld het voedingspatroon, lichaamsbeweging, roken en alcoholgebruik. Voor kinderen (0-12 jaar) is de invloed van ouders op het gedrag nog heel sterk. In de puberteit kan het gedrag van kinderen flink veranderen en zullen zij een eigen leefstijl ontwikkelen. De vragen over leefstijl hebben niet altijd op de hele leeftijdsgroep van 0-12 jaar betrekking. Dit is per onderwerp aangegeven. 6.1
Roken tijdens zwangerschap (0-4 jaar)
Wanneer een moeder rookt tijdens de zwangerschap verhoogt dit het risico op een vroeggeboorte, op een geringere lengte en een geringer gewicht van de baby bij de geboorte en op een vermindering van de longfuncties bij de baby. Daarnaast zijn er duidelijke aanwijzingen dat het roken van de moeder tijdens de zwangerschap en na de geboorte, het risico op zuigelingensterfte en wiegendood verhoogt . Tien procent van de Nederlandse vrouwen met een kind van 6 maanden of jonger, gaf aan te hebben gerookt tijdens de zwangerschap [2]. Dit aantal is tussen 2001 en 2007 wel afgenomen, deze daling is echter niet waar te nemen onder laag opgeleide vrouwen. In Steenwijkerland heeft 83% van de moeders van de 0-4 jarige kinderen niet gerookt tijdens de zwangerschap en vijf procent is gestopt. Acht procent van de ouders gaf aan dat de moeder dagelijks gerookt heeft tijdens de zwangerschap en 5% niet dagelijks. Er zijn in Steenwijkerland meer moeders (8%) die tijdens de zwangerschap dagelijks hebben gerookt dan in de hele regio IJsselland (4%). 6.2
Alcohol tijdens zwangerschap (0-4 jaar)
Op ieder moment in de zwangerschap kan alcoholgebruik schadelijk zijn. De hersenen van de foetus, die zich tijdens de hele zwangerschap ontwikkelen, zijn heel gevoelig voor alcohol. De risico's en de ernst van de schade nemen toe naarmate men vaker drinkt en naarmate men per keer meer drinkt. In Nederland gaf bijna 30% van de moeders met een kind van 6 maanden of jonger aan alcohol te hebben gedronken tijdens het eerste trimester van de zwangerschap. 24% van de vrouwen gaf aan alcohol te hebben gedronken tijdens het tweede en derde trimester van de zwangerschap. De meeste moeders in Steenwijkerland (97%) van 0-4 jarige kinderen hebben tijdens de zwangerschap geen alcohol gedronken. Twee procent dronk af en toe maar niet ieder week en minder dan 1% dronk ieder dag alcohol. 6.3
Borstvoeding (0-4 jaar)
Het geven van borstvoeding heeft gunstige effecten op de gezondheid van moeder en kind. Bij kinderen is de kans op maagdarminfecties, diarree en acute middenoorontstekingen kleiner. Op lange termijn lopen kinderen minder kans op overgewicht en een hoge bloeddruk. Ruim 80 procent van de moeders in Nederland begint met borstvoeding, maar een groot deel hiervan stopt alweer snel. Na drie maanden geeft nog ongeveer 30% van de moeders borstvoeding. Slechts een op de vijf kinderen krijgt de door de WHO aanbevolen zes maanden borstvoeding. Ruim een derde (34% ) van de 0-4 jarigen in Steenwijkerland heeft tot ongeveer 6 maanden uitsluitend borstvoeding gekregen. 20% van de kinderen heeft uitsluitend kunstvoeding gekregen. De meeste kinderen (46%) kregen een combinatie van borstvoeding en kunstvoeding. Ruim één vijfde van de moeders is direct na de geboorte kunstvoeding gaan geven, 25% begon tussen,vlak na de geboorte en 3 maanden met kunstvoeding en 19% tussen 3 en 6 maanden. De belangrijkste redenen om kunstvoeding te gaan (bij) geven is: te weinig borstvoeding en de drinktechniek van het kind is niet goed.
14
6.4
Voeding (0-12 jaar)
Een gezonde voeding is belangrijk voor een gezonde ontwikkeling van een kind. Baby’s hebben de eerste zes maanden genoeg aan borst- of flesvoeding. Als het kind 6 maanden en ouder is, heeft het niet meer genoeg aan alleen melk. Het heeft dan meer voedingsstoffen nodig, zoals vitaminen en mineralen. Er zijn vragen gesteld over het ontbijtgedrag, de groente- en fruitconsumptie en het drinken van zoete drankjes van het kind. De vragen zijn alleen gesteld aan de ouders van kinderen van 1 jaar en ouder. Het ontbijt is erg belangrijk. Als er niet wordt ontbeten, is het concentratievermogen lager dan wanneer er wel ontbeten wordt. Goed ontbijten is ook belangrijk om een gezond gewicht te houden. Er zijn in Steenwijkerland bijna geen kinderen die niet (dagelijks) ontbijten. 98% van de kinderen ontbijt iedere dag. Trend: In 2005 werd er door 92% van de kinderen dagelijks ontbeten. Groente en fruit zijn belangrijke bronnen van vitamines, zoals vitamine C en foliumzuur, vezels, mineralen zoals kalium en bioactieve stoffen. De aanbevolen hoeveelheden verschillen per leeftijd. Tabel 6.1: Aanbevolen hoeveelheid groente en fruit 1-3 jaar 4-8 jaar Fruit
150 g 1 1/2 stuks
150 1 1/2 stuks
Groente
50-100 g 1-2 opscheplepels
100-150 g 2-3 opscheplepels
9-12 jaar g 200 2 stuks
g
150-200 g 3-4 opscheplepels
In Steenwijkerland eet 56% van de kinderen dagelijks fruit en 44% eet dagelijks groente. Er is geen verschil tussen jongens en meisjes. Jonge kinderen eten vaker dagelijks fruit dan de oudere kinderen. Voor groenten is er geen verschil tussen de twee leeftijdsgroepen Trend: Het percentage kinderen dat dagelijks fruit eet is toegenomen van 50% in 2005 naar 57% in 2009. Ook het percentage kinderen dat dagelijks groente eet is toegenomen van 39% naar 44%. 98
100 92 90
80
70
60
57 50
50 44 39
40
30
20
10
0 dagelijks ontbijten
dagelijks fruit eten 2005
dagelijks groente eten
2009
Figuur 6.1: Trend in ontbijten, groente en fruit eten
15
6.5
Lichaamsbeweging (4-12 jaar)
Kinderen hebben beweging nodig en van nature bewegen de meeste kinderen daarom ook graag. Beweging is van belang om de motoriek goed te ontwikkelen, om energie kwijt te kunnen en om het kind zich fit te laten voelen. Daarnaast wordt door regelmatig voldoende beweging de kans verlaagd op diverse chronische ziekten en aandoeningen later in het leven. Daarom is het goed als kinderen leren dat actieve lichaamsbeweging zoals buiten spelen, fietsen, wandelen en sporten vanzelfsprekend3 is. Sporten/bewegen (4-12 jaar) Drie kwart van de kinderen is lid van een sportclub. De meeste kinderen sporten 1-3 uur per week bij een sportclub of vereniging. Zes tot twaalfjarigen zijn vaker lid van een sportvereniging dan 4 en 5 jarigen. Jongens sporten wat vaker dan meisjes. Bovendien sporten ze meer uren per keer dan meisjes. In Steenwijkerland zijn meer kinderen lid van een sportclub dan in de regio (68%) Om een indicatie te krijgen van het aantal kinderen dat voldoende beweegt is berekend hoeveel kinderen gemiddeld 7 uur of meer per week bewegen door sport, buitenspelen, fietsend of lopend naar school gaan en zwemmen of gymmen op school. Vier op de vijf kinderen blijken 7 of meer uur per week te bewegen. Vooral 6 t/m 12 jarigen bewegen 7 uur of meer, nl 87%. Bij de vier en vijf jarigen is dit 57%. Vier procent van de kinderen is inactief (beweegt minder dan 3 uur per week). Dit zijn vooral 4 en 5 jarigen (12%) Trend: In 2005 was 73% van de 6-12 jarigen lid van een sportvereniging, in 2009 ligt dat percentage met 83% hoger. Ook bij de 4 en 5 jarigen ligt het percentage dat lid is van een sportclub hoger (10% vs 33%). Televisie kijken (2-12 jaar ) De meeste kinderen kijken wel eens televisie en/of zijn met de computer bezig. Twaalf procent van de kinderen van 2- 12 jaar kijkt beperkt (minder dan een half uur per dag) televisie en zit beperkt te computeren. 61% kijkt gemiddeld (een half uur tot 2 uur per dag) tv of zit achter de computer en 23% kijkt vaak (meer dan 2 uur per dag) televisie of zit achter de computer. 6.6
Mondgezondheid (2 -12 jaar)
Een gezond gebit is vrij van cariës, tandvleesontstekingen en tanderosie. Het voorkomen van deze aandoeningen wordt grotendeels bepaald door gedrag. Erfelijke factoren spelen in mindere mate een rol. Een gezond melkgebit is om meerdere redenen van belang voor het blijvende gebit. Zo bepaalt het de stand van het blijvende gebit en ook kan het cariës aan het blijvende gebit voorkomen. Het advies is om tweemaal per dag 2 minuten te poetsen. Kinderen die niet 2x per dag hun tanden poetsen hebben een slechtere mondgezondheid dan kinderen die wel volgens de richtlijn poetsen. Naast de frequentie van het tandenpoetsen, is ook het moment van de eerste keer poetsen van belang. Bij baby’s wordt het advies gegeven om wanneer het eerste tandje doorbreekt, gelijk te beginnen met één keer per dag tanden te poetsen. Vanaf twee jaar moet er twee keer per dag gepoetst worden. Omdat de motoriek van jonge kinderen nog niet voldoende is om goed te kunnen poetsen, is het belangrijk dat ouders hun kind tot negenjarige leeftijd één keer per dag na poetsen. Het is goed om kinderen vanaf twee jaar mee te nemen naar de tandarts. Viervijfde (82%) van de 9-12 jarige poetst voldoende (2 keer per dag met (speciale kinder) tandpasta, napoetsen tot 9 jaar). Bij de 2-4 jarigen poetst 47% voldoende. 49% van de 4-9 jarigen poetst voldoende.
3
Uiteraard zijn er ook kinderen waarvoor lichaamsbeweging niet vanzelfsprekend is vanwege een lichamelijke beperking. Evenwel is het ook voor hen belangrijk om binnen de beperking te zoeken naar haalbare bewegingsmogelijkheden.
16
100
90
87 83
82
80
70 61 60
50
49
47
40
30
20
10
0 2-4 jaar
4-9 jaar voldoende tanden poetsen
9-12 jaar
tandartsbezoek voldoende
Figuur 6.2: Tandhygiëne naar leeftijd Zevenentachtig procent van de kinderen van 9-12 jaar gaat twee keer per jaar of vaker naar de tandarts, bij de 4-9 jarigen is dat 83%. Van de 2-4 jarigen gaat 61% minstens één keer of vaker per jaar naar de tandarts en 34% gaat nog) niet naar de tandarts. Trend: Geen verschil in 2 maal daags poetsen en tandarts bezoek. Zuiggedrag (10 maanden - 4 jaar) Ruim drie op de vijf kinderen van 10 maanden tot 4 jaar zuigen op duim/vingers, speen, zuigfles of tuitbeker. Bijna een derde van de kinderen zuigt op de duim, 30% op een speen, 22% op een zuigfles en 20% op een tuitbeker. Er is een duidelijk verband met de leeftijd. De meeste kinderen (83%) tussen 0 en 1 jaar zuigen ergens op. Bij 1 jarigen is dat 77%, bij 2 jarigen 60 % en bij 3 jarigen zuigt 39% nog ergens op. 6.7
Startleeftijd roken en alcohol (4-12 jaar)
Roken is een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van verschillende ziekten, zoals kanker, hart- en vaatziekten en longziekten. Meestal begint men met roken op de middelbare school. Toch heeft in Nederland van de 10-jarigen 6% al eens gerookt en op 11-jarige leeftijd is dit al 11% . De hersenen van adolescenten zijn kwetsbaar voor verslaving, waardoor de kans groot is dat de jongeren ook op latere leeftijd blijven roken. Ook blijkt dat hoe jonger men begint met roken, hoe groter de kans dat iemand een regelmatige roker wordt. Is men de adolescentenperiode ‘rookvrij’ doorgekomen, dan is de kans dat iemand een regelmatige roker wordt relatief klein . Ook het alcoholgebruik onder jongeren geeft reden tot zorg. Jongeren drinken steeds meer en beginnen ook op jongere leeftijd met drinken. In Nederland heeft in groep 7 en 8 van de basisschool al ruim een derde (36%) van de leerlingen ooit alcohol gedronken. Op 14-jarige leeftijd is dit percentage opgelopen tot 81% .
17
Ruim een derde van de ouders in Steenwijkerland vindt het goed dat hun kind onder de 16 jaar voor het eerst af en toe alcohol drinkt. Acht procent vindt het goed dat het kind onder 16 jaar voor het eerst een heel glas drinkt. Bijna niemand vindt het goed dat een kind onder die leeftijd voor het eerst meerdere glazen drinkt. Ouders die voor een zoon een vragenlijst invulden zijn toleranter ten aanzien van drinken dan ouders van meisjes.
dagelijks roken onder 16 jaar
3
11
roken uitprobeert onder 16 jaar
voor het eerst meerdere glazen 0 alcohol onder 16 jaar
voor het eerst een heel glas alcohol drinken onder 16 jaar
8
voor het eerst een slokje alcohol drinken onder 16 jaar
0
38
5
10
15
20
25
30
35
40
Figuur 6.3: Mening ouders over de leeftijd waarop kinderen alcohol mogen drinken en mogen roken Voor wat betreft roken zijn ouders minder tolerant. Elf procent vindt het een beetje tot zeer acceptabel dat een kind onder 16 jaar af en toe roken uitprobeert en 3% vindt dagelijks roken acceptabel. Trend: In 2005 zijn de vragen op een ander manier gesteld. Achttien procent van de ouders vond dat hun kind jonger dan 16 jaar mocht drinken en 3% mocht roken onder 16 jaar. 6.8
Alcohol drinken in bijzijn van kind (4-12 jaar)
Zestien procent van de ouders drinkt geen alcohol. Acht procent drinkt bewust niet in het bijzijn van hun kind, ruim de helft houdt er (niet) altijd rekening mee en een kwart houdt geen rekening met alcohol drinken in het bijzijn van hun kind.
18
7.
Sociale en Fysieke omgeving
7.1
Sociale omgeving
7.1.1 Gezinssamenstelling De meeste kinderen (84%) wonen bij beide ouders. Acht procent van de kinderen woont in een eenoudergezin en 5% bij de vader/moeder en een nieuwe partner. Bij één procent is aangegeven dat het kind pleeg/adoptie ouders heeft en 1% van de kinderen groeit op bij co-ouders. 7.1.2 Rondkomen en consequenties geldgebrek Opgroeien in armoede kan negatieve gevolgen voor kinderen hebben. Dit geldt niet alleen voor hun materiële omstandigheden, maar ook voor hun sociale, emotionele, cognitieve en lichamelijke ontwikkeling In 2006 leefde ruim 11% van de minderjarige kinderen in Nederland in een huishouden met een laag inkomen. Onder eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen komt een laag inkomen relatief het meest voor. In 2006 had 36% van deze groep een laag inkomen. In Steenwijkerland geeft 18% van de gezinnen aan dat zij moeite hebben met rondkomen. Zij geven aan dat zij te weinig geld hebben om in verschillende uitgaven te voorzien: 15% heeft onvoldoende geld om op vakantie te gaan en bij 11% zijn er spanningen in het gezin door geldgebrek. Ook de sociale participatie van kinderen, afgemeten aan het lidmaatschap van verenigingen en dergelijke, blijft achter: 7% (van de 4-12 jarigen) is nergens lid van om financiële redenen en 4% is geen lid van een sportclub om deze reden. 7.1.3 Kinderopvang Onder de term kinderopvang wordt de opvang van kinderen verstaan waarbij kinderen niet door hun eigen ouders/verzorgers worden opgevangen en ze niet op school zijn. Er zijn verschillende vormen. Een kinderdagverblijf vangt kinderen van 0 tot 4 jaar op in groepen tot maximaal 16 kinderen. De peuterspeelzaal is daarentegen niet zozeer gericht op opvang van kinderen, maar meer op het samen laten spelen van kinderen. Gastouders zijn ouders die tegen vergoeding kinderen van andere ouders opvangen. Naschoolse en buitenschoolse opvang is opvang voor kinderen in de basisschoolleeftijd, voor- en na schooltijd. Vaak gebeurt dat binnen de school. Daarnaast worden kinderen ook opgevangen door een informele oppas, zoals grootouders, buren of andere bekenden, dat kan zowel betaald als onbetaald zijn. Het verschil met kinderdagverblijven, peuterscholen, gastouders en buitenschoolseopvang is dat laatstgenoemden allen onder de Wet Kinderopvang vallen en informele oppas niet. In Steenwijkerland geeft 58% van de ouders van kinderen van 0-6 jaar aan dat zij een vorm van kinderopvang hebben, bij kinderen van 6-12 jaar is dat 29%. Viervijfde (81%) van de ouders heeft geen (verdere) behoefte aan kinderopvang. Voor kinderen van 0 t/m 3 jaar wordt vooral gebruik gemaakt van een kinderdagverblijf (32%) en van onbetaalde oppas. Er is bij de ouders vooral behoefte aan een peuterspeelzaal (9%) en aan onbetaalde oppas (10%). Voor basisschoolkinderen wordt vooral gebruik gemaakt van overblijfmogelijkheden (15%) en van buitenschoolse opvang (19%). Voor deze groep kinderen is vooral behoefte aan overblijfmogelijkheden (8%) en ook aan onbetaalde oppas (7%). Trend: Er wordt voor meer kinderen gebruik gemaakt van kinderopvang dan in 2005 (41% vs 33%) 7.1.4 Ingrijpende gebeurtenissen Psychische problemen ontstaan meestal door een combinatie van elkaar beïnvloedende factoren. Het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen is één van die factoren, die een invloed kunnen hebben op het ontstaan van psychische problemen [4]. Ieder kind zal in zijn leven ingrijpende gebeurtenissen meemaken. Uiteraard leidt dit niet in alle gevallen tot psychische problematiek. Dat is ook afhankelijk van andere factoren, zoals de persoonlijkheid van het kind en het hebben van een erfelijke aanleg.
19
In Steenwijkerland heeft 61% van de kinderen één of meer ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. De meest voorkomende ingrijpende gebeurtenissen zijn: het overlijden van nabij familielid of geliefd persoon (41%) en conflicten of ruzies binnen het gezin (22%). Bij 9% van de kinderen heeft een ingrijpende gebeurtenis nog steeds gevolgen voor het kind. 7.1.5 Mantelzorg (8-12 jaar) Mantelzorg is langdurige en onbetaalde zorg voor een chronisch ziek, gehandicapt of hulpbehoevend familielid, vriend of kennis. Mantelzorgers geven deze zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie zij zorgen. Al op jonge leeftijd kunnen kinderen door gezondheidsproblemen van familieleden mantelzorgers worden. Zij helpen bijvoorbeeld met huishoudelijke taken of verzorgen broertjes en zusjes. Naar schatting groeit tussen de tien en twintig procent van alle kinderen op de basisschool (4–12 jaar) op in een gezin met gezondheidsproblematiek. Kinderen kunnen door de zorg emotioneel en praktisch (over)belast raken, waardoor hun normale ontwikkeling verstoord wordt. Landelijk lijkt ongeveer 5% van de jonge mantelzorgers schade in hun ontwikkeling op te lopen. In Steenwijkerland geeft 96% van de kinderen geen mantelzorg. Twee procent van de kinderen verricht huishoudelijke taken, 1% geeft emotionele steun en 1% geeft een andere vorm van mantelzorg. 7.2
Fysieke Omgeving
Zeker voor gezinnen met jonge kinderen is de omgeving een belangrijke factor. Het gaat dan om de aanwezigheid van speelplekken, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en contact met leeftijdsgenoten. Voor kinderen vanaf vier jaar doen georganiseerde activiteiten steeds meer hun intrede. In dit hoofdstuk wordt beschreven in hoeverre kinderen lid zijn van clubs of verenigingen (zoals sport, muziek, scouting, hobbyclub etc). 7.2.1
Kindvriendelijkheid buurt, speelplekken, veiligheid en belemmeringen voor buiten spelen Als het gaat om buiten spelen wordt regelmatig gedacht dat de aanwezigheid van speelplekken het belangrijkste is. Uit landelijk onderzoek is echter gebleken dat, in ieder geval in stedelijk gebied, verkeers(on)veiligheid een nog grotere rol speelt als het gaat om belemmerende factoren bij buiten spelen. Om die reden hebben we rond het thema woonomgeving ook nadrukkelijk gevraagd naar deze veiligheidsaspecten. Vrijwel alle ouders geven aan dat er in Steenwijkerland mogelijkheden voor de kinderen zijn om buiten te spelen. Drie kwart van de ouders geeft aan dat de buurt kindvriendelijk is. Dit is iets minder dan in de regio IJsselland, waar 80% van de ouders aangeeft in een kindvriendelijke buurt te wonen. Er is ook gevraagd naar het vóórkomen van belemmeringen om buiten te spelen in de buurt. De meest genoemde zijn: aanwezigheid van water zoals sloot of vijver (29%), te veel verkeer en te weinig speelplekken (23%). Bij jongere kinderen worden deze punten vaker genoemd dan bij de 6-12 jarigen. Te veel afval op straat scoort bij de oudere kinderen hoger (15% vs 9%). In vergelijking met de regio wordt vaker aangegeven dat er te weinig speelplekken zijn (23% vs 16%). De meeste kinderen (73%) spelen veel (>30 minuten per dag) buiten. Veertien procent van de kinderen (vooral 0-6 jarigen) speelt minder dan een uur per week buiten. Acht procent van de kinderen (vooral 2-6 jarigen ) speelt niet buiten. 7.2.2 Lidmaatschap van een vereniging (4-12 jaar) De meeste kinderen (79%) zijn wel lid van één of meer verenigingen. Kinderen van 6 t/m 12 jaar (87%) zijn vaker lid van een vereniging dan 4 en 5 jarigen (41%). Vooral sportclubs worden genoemd (zie paragraaf 6.5). Elf procent geeft aan lid te zijn van een zang, muziek of toneelclub. 7.2.3 Roken in bijzijn kind Naast zelf roken is ook passief roken (ofwel de blootstelling aan omgevingstabaksrook) heel schadelijk voor de gezondheid. Het risico op longkanker neemt door meeroken met circa 20% toe ten opzichte van mensen die niet aan tabaksrook worden blootgesteld. Bij (astmatische) kinderen leidt passief roken tot een grotere kans op (ernstige) infecties en een hogere frequentie van luchtwegsymptomen .
20
Bij een vragenlijstonderzoek tussen 2001 en 2007 onder een representatieve groep Nederlandse vrouwen met een kind van 6 maanden of jonger, gaf 32% van de vrouwen aan dat minimaal één van de huisgenoten van het kind rookt. Dit percentage ligt lager dan in een onderzoek in 1996 toen bij 44% van de kinderen van 6 maanden oud een huisgenoot rookte. Daar staat tegenover dat tussen 2001 en 2007 gemiddeld per dag wel meer sigaretten worden gerookt bij het kind thuis dan in 1996. In Steenwijkerland geeft 14% van de ouders aan dat in huis bij het kind gerookt wordt. Ouders roken minder in de buurt van jonge kinderen t/m 5 jaar dan bij oudere kinderen. Trend: In 2005 werd vooral bij 6-12 jarigen (24% vs 17%) meer in huis gerookt waar het kind bij was. 7.2.4 Bekendheid en contact met voorzieningen Minder dan de helft van de ouders kent het centrum voor jeugd en gezin, MEE, zorg adviesteam en de voor- en vroegschoolse educatie. Het maatschappelijk werk, bureau jeugdzorg en bureau HALT zijn bij de meeste ouders wel bekend.
96
maatschappelijk werk 90
bureau jeugdzorg 86
bureau HALT (4-12 jr) 82
advies en meldpunt kindermishandeling
79
geestelijke gezondheidszorg steunpunt huiselijk geweld
73
schoolmaatschappelijk werk (4-12 jaar)
72 70
verslavingszorg (4-12jr) 58
opvoedingssteunpunt 49
centrum jeugd en gezin 42
MEE 36
zorgadvies team
34
voor- en vroegschoolse educatie 0
20
40
60
80
100
120
Figuur 7.1: Percentage ouders dat een instelling kent Zeven procent van de ouders heeft contact gehad met bureau jeugdzorg, eveneens bijna 7% met maatschappelijk werk, 5% met schoolmaatschappelijk werk en 3% met MEE. Met de andere instellingen hebben minder ouders contact gehad. In vergelijking met de regio zijn het zorgadviesteam en het opvoedingsondersteuningspunt in Steenwijkerland meer bekend.
21
8.
Conclusies en aanbevelingen Steenwijkerland
De resultaten van de kindermonitor zijn eind april 2010 aan een groep betrokken ambtenaren van de gemeente Steenwijkerland gepresenteerd. Op basis van de resultaten van het onderzoek en de reacties naar aanleiding van de presentatie, is een aantal conclusies en aanbevelingen geformuleerd. Eerst zijn een aantal algemene conclusies beschreven. Daarna komen enkele aandachtspunten aan de orde. Dat zijn: Opvoeding en ondersteuning, psychosociale problemen, overgewicht, de mening van ouders over het alcoholgebruik en tandhygiëne. Per punt zijn conclusies geformuleerd en worden aanbevelingen gedaan aan de gemeente. 8.1
Algemeen
De meeste kinderen (84%) groeien op in een gezin met beide ouders, 8% bij één van de ouders en 7% in een nieuw samengestelde gezinsvorm. In de meeste gezinnen heeft de vader een betaalde baan en ook het grootse deel van de moeders heeft (parttime) betaald werk. Ten opzichte van 4 jaar geleden hebben meer moeders een betaalde baan. Bijna een derde van de ouders heeft een opleiding op laag niveau (geen opleiding tot en met VMBO). Opvallend is dat bijna één vijfde van de gezinnen aangeeft moeite te hebben met rondkomen en weleens ergens op bezuinigt. De opleiding van mensen wordt vaak gebruikt om de sociaaleconomische status aan te geven. Een laag opleidingsniveau betekent een lager sociale economische status. Uit andere (landelijke) onderzoeken is bekend dat een lagere sociaal economische status vaak samenhangt met een minder goede gezondheid en een ongezondere leefstijl; zogenaamde sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Dit gaat meestal gepaard met een kwalitatief minder gezonde sociale en fysieke leefomgeving van deze mensen. Leefstijl en omgeving zijn beiden van invloed op de gezondheid. Recent heeft de Inspectie van de Gezondheidszorg4 gemeenten aanbevolen om in hun nota lokaal gezondheidsbeleid specifiek aandacht te besteden aan het terugdringen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen (segv). Ze heeft hiertoe een referentiekader segv ontwikkeld, met tien aandachtspunten die gemeenten in acht moeten nemen bij het ontwikkelen van specifiek beleid voor gebieden met een gezondheidsachterstand. In deze monitor is informatie verzameld over de gezondheid, leefstijl en sociale omgeving van kinderen van 0 tot 12 jaar in heel Steenwijkerland. De onderzoekgroep is te klein om de resultaten per kern in Steenwijkerland te bekijken. Op basis van de praktijkervaring weten we dat er relevante verschillen bestaan in gezondheid, sociale omgeving en leefstijl tussen de vele kernen in de gemeente. Deze verschillen kunnen samenhangen met de sociaaleconomische status van de inwoners. We gaan er –voorzichtig- van uit dat er ook in deze gemeente sprake zal zijn van sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Om hier meer inzicht in te krijgen is het aan te bevelen om de resultaten van dit onderzoek te toetsen aan gegevens en ervaringen in de verschillende kernen. Dat is nodig om voor de geconstateerde problematiek de goede inzet in een bepaalde kern te kunnen doen. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden, zoals: • andere onderzoeksgegevens; zo is het op beperkte schaal mogelijk om de gegevens van de individuele contacten in de Jeugdgezondheidszorg te bundelen. Op dit moment kan dat bijvoorbeeld voor het item ‘gewicht en lengte’. Ook de gemeente zelf heeft gegevens over armoede, bijvoorbeeld bij de gemeentelijke sociale dienst. • bespreken van de uitkomsten met sleutelfiguren uit de kernen. Zij kunnen aangeven in hoeverre zij bepaalde problematiek in hun omgeving zien en hoe de belangrijkste doelgroep het best te bereiken is.
4
Staat van de Gezondheidszorg 2010. Meer effect mogelijk van publieke gezondheidszorg, maart 2010
22
8.2
Opvoeding en opvoedingsondersteuning
Ruim één op de tien ouders heeft veel opvoedingsstress. Veel ouders praten regelmatig tot vaak met vrienden en familie over problemen rondom opvoeding en verzorging van hun kind. De meeste ouders vinden dat zij voldoende hulp en steun krijgen van familie en vrienden als zij vragen rondom de opvoeding hebben. Ondanks die steun heeft 10% van de ouders in Steenwijkerland behoefte aan hulp omdat zijn zich zorgen maken over de opvoeding, gedrag of ontwikkeling van hun kind. Van deze groep wil ruim een kwart hulp, maar weet niet waar ze terecht kunnen. Analyses van de resultaten op regionaal niveau laten zien dat opvoedingsstress en behoefte aan hulp bij de opvoeding groter zijn bij ouders met een lage opleiding, ouders die moeite hebben met rondkomen en ouders van kinderen in een éénouder of nieuwgevormd gezin. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), is een laagdrempelige voorziening voor ouders. Men kan er terecht voor een gesprek met een deskundige over vragen en twijfels en het CJG wijst de ouder/opvoeder ook de weg naar andere mogelijke hulp. Gezien het aantal mensen dat niet weet waar ze terecht kan voor hulp is het aan te bevelen extra in te zetten op het vergroten van de bekendheid van het CJG. Naast de fysiek inlooppunten is er ook de mogelijkheid om een virtueel Centrum voor Jeugd en gezin te gebruiken. Ouders kunnen daar anoniem (en daarmee erg laagdrempelig) allerlei informatie over opvoedingsvragen krijgen. Het vCJG heeft ook het aanbod aan hulpverlening en begeleiding in een gemeente in kaart, zodat de gebruiker ook direct verwezen kan worden. 8.3
Psychosociale gezondheid
In Steenwijkerland is er bij 22% van de kinderen van 0-12 jaar een aanwijzing voor psychosociale problemen. Oudere kinderen hebben vaker psychosociale problemen dan jonge kinderen. Factoren die samen kunnen hangen met een minder goede psychosociale gezondheid zijn bijvoorbeeld pesten, het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen en ziekteverzuim In dit onderzoek geven veel ouders (38%) aan dat hun kind van 6-12 jaar worden gepest. Vooral op school (31%), maar ook in de buurt (10%). Pesten via internet lijkt in deze leeftijdsgroep nog niet echt een rol te spelen. Bijna twee derde van de kinderen heeft één of meer ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt in zijn leven. Het gaat vooral om het overlijden van een dierbaar persoon. Maar ook ruzie en conflicten binnen het gezin scoren hoog. Ruim één vijfde van de kinderen heeft dat meegemaakt. Voor bijna 1 op de tien kinderen wordt aangegeven dat de gebeurtenis nog steeds gevolgen heeft voor het kind. (In het overleg werd aangegeven dat dit mogelijk dat dit zelfs een onderrapportage is omdat soms pas later een effect gemerkt wordt.) Geldgebrek zorgt bij 11% van de gezinnen voor spanningen. Ook de kinderen zullen daar gevolgen van ondervinden. Het ziekteverzuim (in de afgelopen 4 weken) bij de 6-12 jarigen (23%) ligt een stuk hoger dan in 2005 (15%). Binnen de gemeente zijn er signalen dat er met name in groep 7 en 8 veel verzuim is. Dat blijkt niet uit de gegevens uit de monitor. Vooral kinderen van 4 en 5 jaar hebben veel verzuimd (39%) ten opzichte van 24% van de 6-12 jarigen. Ziekteverzuim kan een signaal zijn dat een kind “niet lekker in zijn vel “ zit. De samenhang tussen de afzonderlijke uitkomsten is nog niet getoetst (dit zal in regionaal verband gebeuren). Maar duidelijk is wel dat bij een substantieel deel van de kinderen in Steenwijkerland een risico bestaat op de ontwikkeling van psychosociale problemen. Het hoge percentage pesten en gepest worden, maar ook het alcoholgebruik op jonge leeftijd (signaal vanuit de gemeente) en ander grensoverschrijdend gedrag, geeft aan dat veel kinderen onvoldoende vaardigheden hebben in het stellen en respecteren van grenzen en het omgaan met / weerstaan van groepsdruk. De basisschoolperiode is bij uitstek geschikt om kinderen te leren grenzen te stellen en te respecteren en hun sociale vaardigheden te ontwikkelen. In het voortgezet onderwijs komen kinderen met zoveel complexe sociale vragen in aanraking dat zij voor die tijd al een zekere stevigheid moeten hebben ontwikkeld. De aanbeveling is om dat bij voorkeur in groepsverband te doen en sociaal-emotionele vaardigheden en fysieke weerbaarheid tegelijk te trainen. Als preventieve interventies zijn onder andere
23
Kanjertraining in de onderbouw en het Marietje Kesselsproject in de bovenbouw geschikt. Voordeel van deze trainingen is dat ze de hele groep betreffen, als preventieve basisinterventie kunnen dienen en voor een breed doel geschikt zijn. Het zou goed zijn om de interventies op de verschillende leefstijlthema's (alcoholgebruik, overgewicht, roken en drugsgebruik en seksueel gedrag) op de weerbaarheidtraining aan te laten sluiten. Ook in de 'Week van de Lentekriebels', een project voor de basisscholen met betrekking tot relationele en seksuele vorming, komt weerbaarheid en grenzen aangeven nadrukkelijk aan de orde. 8.4
Overgewicht
In Steenwijkerland heeft 12% van de kinderen van 2 -12 jaar overgewicht. Dat is vergelijkbaar met de cijfers van 2005. Bij de jonge kinderen (2-6 jr) is er sprake van een toename van overgewicht, bij de oudere kinderen komt er minder overgewicht voor. Er is momenteel veel aandacht voor het vroegtijdig signaleren van overgewicht. Overgewicht op jonge leeftijd (2-4 jaar) is een belangrijke voorspeller van blijvend overgewicht. Uit de gegevens blijkt ook dat ouders van jonge kinderen minder vaak een goed beeld hebben van het gewicht van hun kind dan ouders van de oudere kinderen. In bepaalde delen van Steenwijk zijn er signalen dat het overgewicht wel toeneemt. Wat betreft beweging is er een positieve trend te zien. Drie kwart van de kinderen is lid van een sportclub, dat is meer dan in 2005 en meer dan in de regio IJsselland (68%). Ook blijken 4 op de 5 kinderen 7 uur of meer per week te bewegen door sport, buiten spelen etc. Ook op het gebied van voeding is er een positieve trend te zien. Meer kinderen ontbijten dagelijks en meer kinderen eten dagelijks fruit dan in 2005. Toch voldoen veel kinderen niet aan de normen voor fruit (43%) en groente eten (56%). Aangezien overgewicht bij (jonge) kinderen een groeiend probleem is, met name in bepaalde delen van Steenwijk, zijn maatregelen op gebied van preventie, begeleiding en zorg nodig. De gemeente besteedt al aandacht aan collectieve preventie activiteiten, zoals bewegingsstimulering in het basisonderwijs en interventies in het kader van het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB). Dit dient voortgezet te worden en aangevuld met interventies waarin gezonde voeding en gezonde leefstijl centraal staan. Goede voorbeelden hiervan zijn Beweegkriebels en Eetplezier voor peuters, Lekker fit!, een les- en leefstijlprogramma voor het basisonderwijs en de Gezonde Schoolkantine voor het voortgezet onderwijs. Daarbij is vooral voor de jonge leeftijdsgroep van belang dat overgewicht tijdig wordt gesignaleerd en bespreekbaar wordt gemaakt met de ouders. Dat vraagt een actieve opstelling en samenwerking tussen verschillende (zorg)professionals die met kinderen werken. In Zwolle is een zorgprogramma ontwikkeld waarin signalering, begeleiding en behandeling van kindreen met overgewicht een plaats heeft5. Dit zorgprogramma kan ook in Steenwijkerland gebruikt worden. 8.5
Alcohol, aandacht voor ouders blijft belangrijk.
De landelijke richtlijn is om onder de zestien jaar geen alcohol te drinken. Alcoholgebruik op jonge leeftijd brengt namelijk meerdere ernstige risico’s met zich mee, waaronder hersenschade. Uit de jeugdmonitor (2007) blijkt dat 30% van de 12-16 jarigen uit Steenwijkerland wel eens alcohol drinkt. Ook blijkt dat ruim 80% van de jongeren in Steenwijkerland voor zijn/haar zestiende levensjaar is begonnen met het drinken van alcohol. Vroegtijdig inzetten op alcoholpreventie is dus ook in Steenwijkerland belangrijk. In deze kindermonitor is geen aandacht besteedt aan het alcoholgebruik van kinderen, maar wel aan de houding van hun ouders. Ruim een derde van de ouders uit Steenwijkerland vindt het acceptabel dat een kind onder de 16 jaar af en toe een slokje alcohol drinkt. 8% van de ouders vindt het zelfs goed dat kinderen een heel glas alcohol drinken wanneer ze nog geen 16 zijn. Uit onderzoek is gebleken dat ouders een belangrijke rol hebben in het voorkomen van alcoholgebruik bij hun kinderen.
5
www.zorgvoorgezondgewicht.nl
24
Met name het duidelijk verbieden van alcoholgebruik voor het 16e jaar door ouders is een effectieve maatregel. Het is belangrijk om deze boodschap al op jonge leeftijd te geven, vanaf ongeveer 10-11 jaar. Steenwijkerland zet zich al in voor alcoholpreventie door haar deelname aan Minder drank, Meer scoren. Dit regionale alcoholmatigingsprogramma jeugd biedt interventies op vier domeinen te weten: onderwijs, thuis, vrije tijd en handhaving en wet- en regelgeving. Het is aan te bevelen om dit programma door te zetten, ook na 2011 wanneer de eerste vier jaren van het programma er op zitten. Het verdient aanbeveling om het programma te evalueren en de werkwijze waar nodig aan te passen. Daarnaast is het, gezien de hoge tolerantie, belangrijk om in te blijven zetten op de rol van ouders. Het alcoholadvies tijdens het PGO in groep 7 van het basisonderwijs en klas 2 van het voortgezet onderwijs is daar een goede manier voor die zeker gecontinueerd moet worden. Kinderen krijgen bij deze interventie een-op-een voorlichting over alcoholgebruik. In groep 7 zijn ouders hierbij aanwezig en in klas 2 krijgen ouders een brief toegestuurd met informatie over alcohol. Uit evaluatie, waarvan de resultaten in de zomer van 2010 verschijnen, blijkt dat zowel ouders, leerlingen als professionals erg positief zijn over deze interventie en dat deze interventie een groot bereik heeft. Er zijn meer interventies die gericht zijn op de rol van ouders die ingezet kunnen worden om het alcoholgebruik bij kinderen en jongeren terug te dringen. Voor het programma Minder drank, Meer scoren zijn veel interventies omschreven in het zgn. interventieboek. Veel van deze interventies worden uitgevoerd door Tactus. Het is erg belangrijk om samenhang te houden met de interventies op de andere, hiervoor genoemde domeinen. Alleen wanneer op meerdere domeinen wordt ingezet zal preventie van overmatig alcoholgebruik effectief zijn. 8.6
Mondgezondheid
Tussen de jaren zestig en midden jaren tachtig is het tandbederf bii kinderen door vooral het poetsen met fluoride tandpasta en de jarenlange investering in preventie, sterk teruggelopen. Toch is er de laatste jaren sprake van een kentering. De kindergebitten gaan achteruit en naast cariës vormt nu ook tanderosie een toenemend probleem. Mondzorggedrag zoals tandartsbezoek en tandenpoetsen scoren laag. Dit geldt ook voor Steenwijkerland. Uit de kindermonitor blijkt dat in Steenwijkerland met name binnen de jongste groep kinderen een groot deel niet volgens de richtlijn vanaf 2 jaar naar de tandarts gaat. Ruim een derde van de 2-4 jarigen bezoekt nog geen tandarts. Tandartsbezoek is juist ook op jonge leeftijd al van belang vanwege de grote ontwikkeling die het gebit op dat moment doormaakt. De aanbeveling is om tandartsbezoek al op jonge leeftijd te stimuleren. Het actief betrekken van lokale tandartsen en mondhygiënistes is hierbij aan te raden. Ook wat betreft tandenpoetsen zijn er in Steenwijkerland lage scores. Het percentage kinderen dat onvoldoende tandenpoetst is in alle leeftijdscategorieën hoog. Voor de leeftijdsgroepen 2-4 jarigen, 49 jarigen en 9-12 jarigen poetst respectievelijk 53%, 51% en 18% van de kinderen onvoldoende hun tanden. Het is aan te bevelen (opnieuw) te investeren in zorg voor een goede mondgezondheid. Hierbij is het van belang vroeg te beginnen aangezien het poetsgedrag al op jonge leeftijd wordt aangeleerd en het gebit op jonge leeftijd extra kwetsbaar is vanwege het doorbreken van de gebitselementen en het wisselen. De GGD heeft tandheelkundig preventief medewerkers in dienst. Op dit moment wordt binnen de GGD een nieuwe werkwijze geïmplementeerd die aandacht besteedt aan zowel 0-4 jarigen vanuit het consultatiebureau, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven als ook aan 4-10 jarigen op de basisschool. Dit laatste betreft een nieuw landelijk ontwikkeld project dat veelbelovend is en een wetenschappelijke basis heeft. Gemeente Steenwijkerland wordt uitgenodigd hieraan mee te doen. Problemen in de mondgezondheid worden voornamelijk bepaald door leefstijlfactoren. Veel andere ziekten waar gezondheidsbevordering zich op richt zijn ook leefstijl gerelateerd. Gebitsproblemen en ziekten zoals overgewicht, hartfalen en diabetes worden grotendeels veroorzaakt door dezelfde leefstijlfactoren/risicogedrag, bijvoorbeeld voedingspatroon en hygiëne. Wanneer er wordt ingezet op deze factoren en hun onderliggende determinanten kan er op meerdere aandoeningen tegelijkertijd preventief worden ingezet.
25
9.
Bronnen
Achtergrondkenmerken Bron: Nationaal Kompas Volksgezondheid Centraal Bureau voor de Statistiek. StatLine. Heerlen/Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek. Verkrijgbaar via: http://statline.cbs.nl Opvoeding Hashima, P., & Amato, P. (1994). Poverty, social support, and parental behavior. Child Development, 65, 394-403) Zeijl E, Crone M, Wiefferink K, Keuzenkamp S, Reijneveld M. Kinderen in Nederland. Sociaal Cultureel Planbureau, Den Haag, 2005 Nederlands Jeugd Instituut. Wat is opvoedingsondersteuning? 31 augustus 2009. Verkrijgbaar via:
Kennis\ Dossiers\ Opvoedingsondersteuning\ Achtergronden NIZW jeugd, 2006b. SCP/TNO Bakker F, De Graaf H, De Haas S, Kedde H, Kruijer H, Wijsen C. Seksuele gezondheid in Nederland 2009. Rutgers Nisso Groep. Utrecht, 2009. Te downloaden van: Kennisbank\ Onderzoekspublicaties\ Downloadbare publicaties in PDF Rutgers Nisso Groep. Kennisbank\ Voorlichting Opvoedingsondersteuning\ Ouders ondersteunen. Bekeken op: 3 december 2009
en
preventie\
De Graaf H. De rol van de ouders in de seksuele ontwikkeling. Een literatuurstudie. Rutgers Nisso Groep. Utrecht, 2009. Lichamelijke gezondheid Deeg DJH (VUmc). Wat is ervaren gezondheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezondheid en ziekte\ Functioneren en kwaliteit van leven\ Ervaren gezondheid, 31 maart 2009. Meertens en M. van Duijnhoven. Jeugdmonitor 0 t/m 11 jarigen 2008 2009. Kernpunten voor de regio Zuidoost-Brabant. GGD Brabant-Zuidoost, nov. 2009. E. de Boer. Gezondheid telt! Jeugd enquête 2008. Kernbevindingen 0 t/m 11 jarigen. GGD Hart voor Brabant. Dec. 2009 Bot M, Adriaensens L, Boom CLAJ, Huitinck MJH, Jeugdenquête 0-12 jaar Kop van Noord-Holland 2007, GGD Hollands Noorden, sector GBO, februari 2008. Wendel-Vos GCW, Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van lichamelijke activiteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezondheidsdeterminanten\ Leefstijl\ Lichamelijke activiteit, 2008. Hildebrandt VH, Ooijendijk WTM, Hopman-Rock M, Inleiding, in Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2007/2008, TNO Kwaliteit van Leven, 2008. Ooijendijk WTM, Wendel-Vos W, de Vries SI, Bewegen in Nederland 2000-2007, in Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2007/2008, TNO Kwaliteit van Leven, 2008.
26
Vries SI de, Bakker I, Stafleu A, Bausch-Goldbohm RA, Thijs C, Lichamelijke (in)activiteit van kleuters, in Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2007/2008, TNO Kwaliteit van Leven, 2008. Kroon MLA de, Renders CM, van Wouwe JP, van Buuren S, HiraSing RA, The Terneuzen Birth Cohort: MBI changes between 2 and 6 years correlate strongest with adult overweight. PLoS ONE 5(2): e9155. doi:10.1371/journal.pone.0009155, 2010. CBS Statline Prevalenties van overgewicht en obesitas bij kinderen 2009. Fredriks AM, Buuren S van, Hirasing RA, Wit JM,. De quetelet index ('body mass index') bij jongeren in 1997 vergeleken met 1980; nieuwe groeidiagrammen voor de signalering van ondergewicht, overgewicht en obesitas. Ned Tijdsch Geneeskd 2001;145(27):1296-1303. Hirasing RA, Fredriks AM, Buuren S van, Verloove-Vanhorick SP, Wit JM. Toegenomen prevalentie van overgewicht en obesitas bij Nederlandse kinderen en signalering daarvan aan de hand van internationale normen en nieuwe referentiediagrammen. Ned Tijdsch Geneeskd 2001;145(27):1303-8. Preventienota Kiezen voor gezond leven Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport. Oktober 2006. Renders CM, Seidell JC, Van Mechelen W, Hirasing RA. Overgewicht en obesitas bij kinderen en adolescenten en preventieve maatregelen. Ned Tijdsch Geneeskd 2004;148(42):2066-70. Visscher TLS, Schoemaker C, Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van overgewicht en ondergewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010. Visscher TLS, Schoemaker C, Berg SW, Kranen HJ van, Wat zijn de mogelijke oorzaken van overgewicht en ondergewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010. Hurk K van der, Dommelen P van, Wilde JA de, Verkerk PH, Buuren S van, HiraSing RA, Prevalentie van overgewicht en obesitas bij jeugdigen 4-15 jaar in de periode 2002-2004, TNO Kwaliteit van Leven, 2006. Cole T, Bellizzi M, Flegal K and Dietz W. Establishing a standard definition for child overweight and obesity worldwide: international survey, BMJ May 2000; volume 320 Geestelijke gezondheid Centrum Jeugdgezondheidszorg, RIVM. 28 juli 2009. Te downloaden van: Onderwerpen\ Actuele thema’s\ psychosociale problemen Meijer S en Schoemaker C. Hoe worden psychische problemen en psychische stoornissen bij jeugd gemeten? Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven, RIVM. 23 september 2008. Te downloaden van: Gezondheid en ziekte\ Functioneren en kwaliteit van leven\ Psychisch functioneren\ Psychisch functioneren jeugd Centrum Jeugdgezondheidszorg, RIVM. 19 november 2009. Te downloaden van: Onderwerpen\ Monitoren en signaleren\ Psychosociaal functioneren Leefstijl Drongelen K van (Voedingscentrum). Bevorderen van borstvoeding samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Preventie\ Gericht op gezondheidsdeterminanten\ Preventie gericht op leefstijl\ Borstvoeding, 24 juni 2009.
27
Stichting Voedingscentrum Nederland. Website: www.voedingscentrum.nl GGD Hart voor Brabant. Gezondheid telt! Jeugd enquête 2008. Kernbevindingen 0 t/m 11 jarigen. GGD Hollands Noorden. Jong geleerd is oud gedaan. Jeugd enquête 0 tot 4 jaar. NoordKennemerland, maart 2008. Gelder BM van, Hoogenveen RT, Leent-Loenen HMJA van. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van roken? Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven, RIVM. 25 september 2007. Te downloaden van: Gezondheidsdeterminanten\ Leefstijl\ Roken Lanting CI, Buitendijk SE, Crone MR, Segaar D, Bennebroek Gravenhorst J, Van Wouwe JP. Clustering of socioeconomic, behavioural, and neonatal risk factors for infant health in pregnant smokers. PLoS ONE. 2009; 4(12): e8363 Centrum Jeugdgezondheidszorg, RIVM. 28 juli 2009. Te Onderwerpen\ Actuele thema’s\ Roken
downloaden
van:
Alcoholinfo.nl, Trimbos Instituut. 16 december 2008. Te downloaden van: Alles over alcohol\ Zwangerschap en borstvoeding\ Zwanger zijn Alcoholinfo.nl, Trimbos Instituut. 16 december 2008. Te downloaden van: Voor wie\ Jongeren\ Cijfers gebruik Centrum Jeugdgezondheidszorg, RIVM. 28 juli 2009. Te Onderwerpen\ Actuele thema’s\ Alcohol
downloaden
van:
Ivoren-Kruis. (2005). Met uw kind naar de tandarts. Woerden: Ivoren Kruis Mattila, M. L., Rautava, P., Aromaa, M., Ojanlatva, A., Paunio, P., Hyssala, L., et al. (2005). Behavioural and demographic factors during early childhood and poor dental health at 10 years of age. Caries Res, 39(2), 85-91. Tjalsma-Smit, A. (2005). Handleiding Aandachtspunten Preventieve Mondzorg 0-19 jaar voor de Jeugdgezondheidszorg. Woerden: NIGZ. Veerkamp, J., Frankenmolen, F., & Weerheijm, K. (1998). Ik breek door. Gids voor het kindergebit. Bussum: Uitgeverij Thoth. Sociale omgeving SCP (2009). Kunnen alle kinderen meedoen? Onderzoek naar de maatschappelijke participatie van arme kinderen. Nulmeting. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag. SCP/CBS (2007). Armoedemonitor 2007, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag. SCP/CBS (2008). Armoedebericht 2008, Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen. Meijer S, Schoemaker C. Welke factoren beïnvloeden de kans op psychische problemen bij jeugd? Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven, RIVM. 23 september 2008. Te downloaden van: Gezondheid en ziekte\ Functioneren en kwaliteit van leven\ Psychisch functioneren\ Psychisch functioneren jeugd www.broerofzus.nl/media/pagina/bibliotheek/.../Infoblad.pdf -
28
Fysieke omgeving Vries SI de, Verkeersveiligheid belangrijker dan speelplaatsen voor beweging kinderen, TNO nieuwsbericht op , november 2009. Conclusies en aanbevelingen Staat van de Gezondheidszorg 2010. Meer effect mogelijk van publieke gezondheidszorg, maart 2010
29
30
Vragenlijst kinderen 4-12 jaar Lees voordat u begint met invullen eerst de onderstaande instructies •
In verband met de verwerking van de vragenlijst verzoeken wij u de vragenlijst met een zwarte of blauwe balpen in te vullen (niet met potlood).
•
Het is de bedoeling dat de vragen worden beantwoord voor het kind dat in de brief vermeld staat.
•
De meeste vragen kunt u beantwoorden door een kruisje in het hokje te zetten van het door u gekozen antwoord. Bijvoorbeeld: Bent u lid van een sportvereniging? ja
nee
•
Indien u zich bij het beantwoorden van de vraag vergist heeft, maak dan het hokje van het goede antwoord helemaal zwart. Bijvoorbeeld: Is Amsterdam de hoofdstad van Nederland? ja nee
•
Geef op elke vraag één antwoord, tenzij er staat: “ er zijn meerdere antwoorden mogelijk”.
•
Soms mag u één of meerdere vragen overslaan. Dit staat dan steeds duidelijk aangegeven.
•
Soms wordt u gevraagd een getal in te vullen. Gebruik dan voor elk getal één hokje. Bijvoorbeeld: Hoe lang woont u al op uw huidige adres?
1 2 •
jaar
U kunt de ingevulde vragenlijst aan ons toesturen in de bijgevoegde antwoordenvelop. U hoeft geen postzegel te gebruiken. Als u geen antwoordenvelop heeft ontvangen, kunt u de vragenlijst zonder postzegel sturen aan: Alvast bedankt voor uw medewerking.
Algemene vragen 1.
Is uw kind een jongen of een meisje? Jongen Meisje
2.
Hoe oud is uw kind?
jaar 3.
Wat zijn de vier cijfers van de postcode van het woonadres van uw kind?
4.
Hoe kindvriendelijk vindt u de buurt waar u woont? Heel kindvriendelijk Kindvriendelijk Niet zo kindvriendelijk Helemaal niet kindvriendelijk
5.
Zijn er mogelijkheden voor uw kind om buiten te spelen? ja
nee
In een eigen tuin In een openbare speeltuin, speelveldje of ontmoetingsplek in de buurt In een parkje of plantsoen in de buurt Op straat of stoep in de buurt Ergens anders in de buurt 6.
Vindt u dat uw kind veilig kan buiten spelen bij u in de buurt? Ja Redelijk Nee
7.
Deze vraag gaat over mogelijke belemmeringen voor uw kind om bij u in de buurt buiten te spelen. Kunt u voor de volgende stellingen aangeven of u het ermee eens of oneens bent.
eens
beetje eens/beetje oneens
oneens
Er is teveel verkeer om veilig buiten te spelen Er is 'gevaarlijk' water in de buurt (sloot, vijver etc.) Er zijn te weinig vriendjes of vriendinnetjes om mee buiten te spelen Er zijn vervelende andere kinderen buiten Er zijn hangjongeren of vreemde types in de buurt Er zijn te weinig speelplekken in de buurt Er ligt te veel afval op straat (zwerfvuil, hondenpoep) Mijn kind speelt liever binnen 8.
Met welke mensen woont uw kind in huis? Er zijn meer antwoorden mogelijk Let op: Bedoeld wordt waar het kind de meeste dagen van de week woont. Vader van het kind Moeder van het kind Partner/vriend(in) van de vader of moeder (stiefvader of stiefmoeder van het kind) Andere kinderen, zoals broer(s) en/of zus(sen) (of halfbroers, halfzussen) Het kind woont ongeveer de helft van de tijd bij de vader en de helft van de tijd bij de moeder (co-ouders) Pleeg- of adoptief vader Pleeg- of adoptief moeder Andere familieleden (bijvoorbeeld oom, tante, opa, oma) Het kind woont in een internaat of tehuis Anderen
9.
Heeft u het afgelopen jaar moeite gehad om van het inkomen van uw huishouden rond te komen? Nee, geen enkele moeite Ga naar vraag 11 Nee, geen moeite, maar ik moet wel letten op mijn uitgaven Ja, enige moeite Ja, grote moeite
10.
De volgende stellingen gaan over mogelijke gevolgen van geldgebrek voor uw kind. Wilt u bij iedere regel één vakje invullen? Waar Door geldgebrek eten we niet elke dag groente Door geldgebrek eet mijn kind niet elke dag fruit Door geldgebrek kan mijn kind niet op zwemles Door geldgebrek gaan we niet op vakantie of dagjes uit Door geldgebrek stel ik het uit om met mijn kind naar een hulpverlener te gaan als dit eigenlijk nodig is (bijv. dokter, tandarts, fysiotherapeut, logopedist) Door geldgebrek stel ik het uit om medicijnen of hulpmiddelen aan te schaffen die het kind eigenlijk nodig heeft (bijv. bril, beugel, hoofdluismiddelen, steunzolen) Door geldgebrek zijn er spanningen in het gezin Door geldgebrek is mijn kind geen lid van een sportclub of sportvereniging Door geldgebrek is mijn kind geen lid van een ander soort club of vereniging (zoals toneel, muziek, knutselen, schilderen) Door geldgebrek kan mijn kind geen verjaardagsfeestje geven of eraan deelnemen Door geldgebrek is er geen opvang van mijn kind na schooltijd
beetje waar
niet waar
geen antwoord
11.
Heeft uw kind binnen het gezin de volgende ingrijpende gebeurtenissen ooit meegemaakt of maakt het die nu mee? Let op: wanneer het gaat over ouders worden ook pleeg- of stiefouders bedoeld
nooit meegemaakt
Overlijden van nabij familielid of geliefd persoon Langdurige ziekte of handicap van het kind zelf Langdurige ziekte of handicap van een gezinslid Psychische problemen van (één van) de ouders Conflicten of ruzies binnen het gezin Echtscheiding of voor langere tijd weggaan van gezinslid Uitbreiding gezin door stiefvader/-moeder en/of stiefkind erbij Problemen in verband met werk of werkloosheid van (één van) de ouders Problemen met drank of verslaving bij een gezinslid Woonproblemen, problemen met huisvesting of verblijf in Nederland
ja meegemaakt, maar het geeft voor het kind geen grote zorgen of problemen (meer)
ja meegemaakt en het geeft voor het kind zorgen of problemen
Gezondheid en welbevinden 12.
Wat vindt u, over het algemeen genomen, van de gezondheid van uw kind? Heel goed Goed Gaat wel Niet zo best Slecht
13.
Wat vindt u van het gewicht van uw kind? Veel te licht Te licht Normaal Te zwaar Veel te zwaar
14.
Hoeveel weegt uw kind? (zonder kleren)
kilogram Het gewicht dat ik heb ingevuld is: Gewogen in de afgelopen maand Gewogen, maar langer dan een maand geleden Geschat 15.
Hoe lang is uw kind? (zonder schoenen)
centimeter De lengte die ik heb ingevuld is: Gemeten in de afgelopen maand Gemeten, maar langer dan een maand geleden Geschat 16.
Hoe vindt u de motorische ontwikkeling (het bewegen) van uw kind? Gewoon voor de leeftijd Beter dan de meeste kinderen van dezelfde leeftijd Slechter dan de meeste kinderen van dezelfde leeftijd Weet ik niet
17.
Hoe vindt u de spraakontwikkeling van uw kind? Gewoon voor de leeftijd Beter dan de meeste kinderen van dezelfde leeftijd Slechter dan de meeste kinderen van dezelfde leeftijd Weet ik niet
18.
Hoe vindt u de taalontwikkeling van uw kind? Gewoon voor de leeftijd Beter dan de meeste kinderen van dezelfde leeftijd Slechter dan de meeste kinderen van dezelfde leeftijd Weet ik niet
19.
Hoe vaak is uw kind de afgelopen 3 maanden gepest? Nooit Ga naar vraag 21 Minder dan 2 keer per maand 2 of 3 keer per maand Ongeveer 1 keer per week Meerdere keren per week
20.
Waar wordt uw kind gepest? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Op school Via internet In de buurt Op de (sport)club of vereniging Anders
21.
Wilt u alstublieft achter iedere vraag een kruisje zetten in het vierkantje onder “Niet waar”, “Een beetje waar” of “Zeker waar”. Het is van belang dat u alle vragen zo goed mogelijk beantwoordt, ook als u niet helemaal zeker bent of als u de vraag raar vindt. Wilt u alstublieft uw antwoorden baseren op het gedrag van het kind in de laatste zes maanden. Mijn kind.....
Niet waar Houdt rekening met gevoelens van anderen Is rusteloos, overactief, kan niet lang stil zitten Klaagt vaak over hoofdpijn, buikpijn, of misselijkheid Deelt makkelijk met andere kinderen (bijvoorbeeld snoep, speelgoed, potloden, etc.) Heeft vaak driftbuien of woede uitbarstingen Is nogal op zichzelf, neigt er toe alleen te spelen Is doorgaans gehoorzaam, doet gewoonlijk wat volwassen vragen Heeft veel zorgen, lijkt vaak over dingen in te zitten Is behulpzaam als iemand zich heeft bezeerd, van streek is of zich ziek voelt Is constant aan het wiebelen of friemelen Heeft minstens één goede vriend of vriendin Vecht vaak met andere kinderen of pest ze Is vaak ongelukkig, in de put of in tranen Wordt over het algemeen aardig gevonden door andere kinderen Is gemakkelijk afgeleid, heeft moeite om zich te concentreren Is zenuwachtig of zich vastklampend in nieuwe situaties, verliest makkelijk zelfvertrouwen Is aardig tegen jongere kinderen Liegt of bedriegt vaak Wordt getreiterd of gepest door andere kinderen Biedt vaak vrijwillig hulp aan anderen (ouders, leerkrachten, andere kinderen) Denkt na voor iets te doen Pikt dingen thuis, op school of op andere plaatsen Kan beter opschieten met volwassenen dan met andere kinderen Is voor heel veel bang, is snel angstig Maakt opdrachten af, kan de aandacht goed vasthouden
Een beetje waar
Zeker waar
Opvoeding 22.
Krijgt u hulp van uw familie, vrienden, kennissen of buren bij alledaagse dingen rondom de opvoeding van uw kind (zoals oppas voor uw kind, advies bij de dagelijkse verzorging of opvoeding )? Vaak Regelmatig Af en toe Zelden of nooit
23.
Vindt u deze hulp voldoende? Ja, voldoende (het is precies goed zo) Nee, onvoldoende (ik zou graag meer hulp willen) Ik vind dat ik te VEEL hulp krijg (ik zou graag MINDER hulp willen) Niet van toepassing, ik krijg geen hulp
24.
Kunt u met uw familie, vrienden, kennissen of buren praten wanneer u een probleem heeft rondom de opvoeding van uw kind? Vaak Regelmatig Af en toe Zelden of nooit
25.
Vindt u deze steun voldoende? Ja, voldoende (het is precies goed zo) Nee, onvoldoende (ik zou graag meer steun willen) Ik vind dat ik te VEEL steun krijg (ik zou graag MINDER steun willen) Niet van toepassing, ik krijg geen steun
26.
Heeft u de afgelopen 12 maanden zorgen gehad over de opvoeding, het gedrag of de ontwikkeling van uw kind, zodanig dat u behoefte had aan deskundige hulp of advies (we bedoelen hier niet de adviezen van familie en vrienden)? (Bijna) nooit Soms Vaak (Bijna) altijd
27.
28.
Heeft u momenteel behoefte aan deskundige hulp of advies met betrekking tot zorgen over de opvoeding, het gedrag of de ontwikkeling van uw kind? Nee, ik heb momenteel geen behoefte aan hulp Ga naar vraag 29 Ja Kunt u aangeven op welke terreinen u momenteel behoefte heeft aan deskundige hulp of advies? Graag op iedere regel een antwoord aankruisen.
Geen hulp nodig
Ik krijg hulp
Ik wil hulp en weet waar ik terecht kan
Ik wil hulp maar weet niet waar ik terecht kan
Eten, slapen, groei Overgewicht Gezondheid Druk, agressief zijn Angst, onzekerheid, faalangst Spraak-/taalontwikkeling Leren lezen Pesten, gepest worden Luisteren, gehoorzamen Sociaal contact, spelen Houden aan of stellen van grenzen, regels, afspraken Verdrietig, depressief zijn Schoolprestaties Besteding vrije tijd Vriendschap, uitgaan Stelen, vandalisme Roken, alcohol, drugs Seksuele voorlichting Anders 29.
Kunt u aangeven waar of van wie u het liefst deskundige hulp of advies zou willen krijgen over de opvoeding, het gedrag of de ontwikkeling van uw kind? Er zijn meer antwoorden mogelijk Schoolarts/-verpleegkundige Opvoeddeskundige (bijvoorbeeld psycholoog, pedagoog, opvoedkundige, medewerker van een opvoedwinkel/opvoedspreekuur) Leerkracht Huisarts Medisch specialist (bijvoorbeeld kinderarts) Maatschappelijk werker, hulpverlener van Bureau Jeugdzorg, of de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Overige adviseurs (bijvoorbeeld voorlichter eigen taal en cultuur (VETC-er) of adviseur van MEE (advies-/ondersteuningsorganisatie voor iedereen met een beperking)) Centrum voor Jeugd en gezin Anders Weet ik niet
30.
In hoeverre bent u het eens met onderstaande uitspraken? Graag op iedere regel een antwoord aankruisen. Sterk mee oneens Mijn kind eist vaak meer aandacht van me op dan ik kan geven Mijn kind heeft overdag sterk wisselende stemmingen Vaak begrijp ik mijn kind niet Mijn kind stelt meer eisen aan mij dan de meeste andere kinderen Ik doe mijn best mijn kind op te voeden, toch denk ik dat ik dat niet goed kan Het is voor mij vrij moeilijk te begrijpen wat mijn kind wil of nodig heeft Mijn kind blijkt meer problemen te geven dan ik had verwacht Mijn kind is nogal eens lastig, en dan valt het niet altijd mee om zo'n kind te hebben
Beetje mee oneens
Beetje mee eens
Sterk mee eens
31.
Heeft u met uw kind over de volgende onderwerpen gesproken?
Nee
Nee, maar dat ben ik nog wel van plan
Ja
Verliefdheid Vriendschap en relaties, omgaan met elkaar en het respecteren van elkaars grenzen Vrijen en geslachtsgemeenschap Zwangerschap en geboorte Lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes Lichamelijke veranderingen in de puberteit (bv. menstruatie, zaadlozing) Homoseksualiteit Voorbehoedsmiddelen en veilig vrijen 32.
Vindt u het moeilijk of makkelijk om met uw kind over relaties en seksualiteit te praten? Erg makkelijk Makkelijk Niet moeilijk en niet makkelijk Moeilijk Erg moeilijk
33.
Vindt u het geven van seksuele voorlichting een taak van de ouders of van de school? Ouders School Ouders en school
34.
Als er in uw gezin met uw kind over relaties en seksualiteit wordt gesproken, wie begint er dan meestal over? Ikzelf Mijn partner Mijn partner en ik samen Mijn kind Iemand anders Er wordt niet over seksualiteit gesproken
35.
De onderstaande stellingen gaan over het omgaan met televisie en computer. Graag op iedere regel een antwoord aankruisen. Ja, en daar houden we ons ook aan
Ja, maar we gaan er soepel mee om
Nee
Ik heb met mijn kind afspraken gemaakt waarvoor hij/zij internet wel en niet mag gebruiken (school, chatten, mailen, downloaden, bestellen) Ik heb met mijn kind afspraken gemaakt over het aantal uur dat hij/zij per dag op de computer/internet mag Ik heb met mijn kind afspraken gemaakt over het aantal uur dat hij/zij per dag tv mag kijken Ik heb met mijn kind afspraken gemaakt over welke tv-programma’s hij/zij wel en niet mag kijken 36.
Hieronder staan nog enkele stellingen over het omgaan met internet. Graag op iedere regel een antwoord aankruisen. Ja Ik weet welke sites mijn kind bezoekt op internet Ik weet met wie mijn kind chat Ik kijk weleens mee met mijn kind wanneer hij/zij op internet zit
Nee
(Nog) niet van toepassing
(Nog) niet van toepassing
Onderstaande vraag alleen invullen voor kinderen van 8 jaar en ouder. Soms moeten jonge kinderen thuis meehelpen in de zorg voor een langdurig ziek of gehandicapt familielid, zoals een ouder, broer/zus of ander gezinslid. Deze zorg kan bestaan uit bijvoorbeeld meehelpen in het huishouden, zorgen voor jongere broertjes/zusjes, helpen met eten geven aan het zieke of gehandicapte gezinslid, etc. We noemen dit mantelzorg. 37.
Geeft uw kind momenteel mantelzorg (vanwege een ziek of gehandicapt gezinslid)? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Nee Ja, hij/zij helpt mee in de persoonlijke verzorging van het zieke of gehandicapte gezinslid (bijv. helpen met eten en drinken, helpen bij het aankleden) Ja, hij/zij zorgt voor andere kinderen in het gezin (bijv. aankleden, eten geven, naar school brengen en van school halen) Ja, hij/zij regelt zaken buitenshuis (bijv. naar apotheek, geld halen, gaat mee naar arts) Ja. hij/zij geeft emotionele steun (bijv. troosten, afleiding geven) Ja, hij/zij verricht huishoudelijke taken (bijv. boodschappen doen, schoonmaken, afwassen) Ja, anders
De volgende vragen zijn weer voor de ouders van alle kinderen
Sport en bewegen 38.
Is uw kind lid van een (of meerdere) sportvereniging(en)? Ja Nee
39.
Ga door naar vraag 41
Hoeveel keer per week doet uw kind aan sport bij een vereniging (buiten school)? (zwemmen, voetbal, ballet, paardrijden) Denk hierbij aan de afgelopen week. Nooit of minder dan 1 keer per week Ga door naar vraag 41 1 keer per week 2 keer per week 3 keer per week 4 keer per week 5 keer per week 6 keer per week 7 keer per week Mijn kind heeft afgelopen week niet gesport, maar doet dat in een normale week wel Ga door naar vraag 41
40.
Hoe lang per keer sport uw kind meestal? Denk hierbij aan de afgelopen week. Korter dan een half uur per keer Een half uur tot 1 uur per keer 1 tot 2 uur per keer 2 tot 3 uur per keer 3 uur per keer of langer
41.
Hoeveel dagen per week kijkt uw kind TV/Video/DVD? Denk hierbij aan de afgelopen week. Nooit of minder dan 1 dag per week 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week 7 dagen per week
42.
Ga door naar vraag 43
Hoe lang per dag kijkt uw kind meestal TV/Video/DVD? Denk hierbij aan de afgelopen week. Korter dan een half uur per dag Een half uur tot 1 uur per dag 1 tot 2 uur per dag 2 tot 3 uur per dag 3 uur per dag of langer
43.
Hoeveel dagen per week zit uw kind achter de computer, Internet, gameboy (buiten schooltijd)? Denk hierbij aan de afgelopen week. Nooit of minder dan 1 dag per week 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week 7 dagen per week
44.
Ga door naar vraag 45
Hoe lang per dag zit uw kind meestal achter de computer of Internet (buiten schooltijd)? Denk hierbij aan de afgelopen week. Korter dan een half uur per dag Een half uur tot 1 uur per dag 1 tot 2 uur per dag 2 tot 3 uur per dag 3 uur per dag of langer
45.
Hoeveel dagen per week speelt uw kind buiten (buiten schooltijd?) Denk hierbij aan de afgelopen week. Ga door naar vraag 47 Nooit of minder dan 1 dag per week 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week 7 dagen per week Mijn kind heeft afgelopen week niet buiten gespeeld, maar doet dat in een normale week wel Ga door naar vraag 47
46.
Hoe lang per dag speelt uw kind meestal buiten (buiten schooltijd)? Denk hierbij aan de afgelopen week. Korter dan een half uur per dag Een half uur tot 1 uur per dag 1 tot 2 uur per dag 2 tot 3 uur per dag 3 uur per dag of langer
47.
Hieronder staan een aantal soorten clubs en verenigingen. Wilt u invullen waar uw kind lid van is? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk Sportclub/-vereniging Zang-, muziek- of toneelclub/-vereniging Scouting of andere club/organisatie betrokken bij natuur of milieu (zoals NJN) Knutsel- of hobbyclub Club of vereniging van kerk of moskee Ander soort club of vereniging Geen van deze clubs of verenigingen
Leefstijl en gedrag Denk bij het invullen van de volgende vragen aan de afgelopen week. 48.
Hoeveel dagen per week ontbijt uw kind? (Bijna) nooit 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week Elke dag
49.
Hoeveel dagen per week eet uw kind fruit? (Bijna) nooit 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week Elke dag
50.
Hoeveel dagen per week eet uw kind groente? (Bijna) nooit 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week Elke dag
51.
Hoe vaak gaat uw kind voor controle naar de tandarts of mondhygiënist (niet orthodontist of beugeltandarts) Nooit Niet elk jaar Eén keer per jaar Twee keer per jaar (dat is één keer per half jaar) of vaker
52.
Hoe vaak poetst uw kind zijn/haar tanden zelf? Nooit Niet elke dag Eén keer per dag Twee keer per dag of vaker
Is uw kind 9 jaar of ouder, dan kunt u verder gaan met vraag 56 53.
Hoe vaak poetst u de tanden van uw kind (zonder dat hij/zij zelf poetst)? Nooit Niet elke dag Eén keer per dag Twee keer per dag of vaker
54.
Hoe vaak poetst u de tanden van uw kind na? (hiermee wordt bedoeld poetsen nadat uw kind zelf gepoetst heeft) Nooit Niet elke dag Eén keer per dag Twee keer per dag of vaker
55.
Welk soort tandpasta gebruikt uw kind? Tandpasta speciaal voor kinderen Andere tandpasta Geen tandpasta
56.
Is er gerookt in huis in de afgelopen 7 dagen toen het kind erbij was? Nee, er wordt in huis nooit gerookt Nee, er wordt in huis nooit gerookt als het kind erbij is Nee, in de afgelopen 7 dagen werd in huis niet gerookt met het kind Ja, in de afgelopen 7 dagen werd in huis gerookt met het kind erbij
57.
Geef voor onderstaande situaties aan in welke mate u het acceptabel vindt dat een kind jonger dan 16 jaar... Graag op iedere regel een antwoord aankruisen. Helemaal niet acceptabel
Niet acceptabel
Een beetje acceptabel
Acceptabel
Zeer acceptabel
Af en toe roken uitprobeert Dagelijks rookt 58.
Op welke leeftijd vindt u het acceptabel dat kinderen... Graag op iedere regel een antwoord aankruisen. Jonger dan 8 jaar
8-9 jaar
10-11 jaar
12-13 jaar
14-15 jaar
Voor het eerst een slokje alcohol drinken Voor het eerst een heel glas alcohol drinken Voor het eerst meerdere glazen alcohol per keer drinken 59.
Drinkt u wel eens alcohol in het bijzijn van uw kind? Ja, vaak Ja, regelmatig Ja, soms Ja, heel soms Nee, nooit Nee, ik drink geen alcohol
Ga naar vraag 61
16-17 jaar
18 jaar of ouder
Nooit
60.
Houdt u rekening met uw alcoholgebruik in het bijzijn van uw kind? Ja, ik drink bewust geen alcohol in het bijzijn van mijn kind Ja, ik drink bewust minder alcohol in het bijzijn van mijn kind Ja, ik houd er rekening mee, maar niet bij alle gelegenheden Nee, ik houd er geen rekening mee
School 61.
Welk soort onderwijs volgt uw kind? Basisonderwijs Speciaal basisonderwijs (voormalig IOBK, LOM en MLK) Regionale Expertise Centra (REC)(voormalig MKD, ZMLK, Mytyl, Tytyl, Pedologisch Instituut, Doven/ slechthorenden Blinden etc.) Voortgezet Onderwijs Anders
62.
Hoeveel dagen is uw kind de laatste 4 weken dat er school was thuis gebleven, omdat het ziek was? vakantieweken niet meetellen bij die 4 weken
dagen 63.
Hoeveel dagen per week gaat uw kind lopen of zelf fietsend naar school? Denk hierbij aan de afgelopen week. Ga door naar vraag 65 Nooit of minder dan 1 dag per week 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week Mijn kind is afgelopen week niet naar school geweest
64.
Ga door naar vraag 65
Hoe lang is uw kind meestal lopend of zelf fietsend per dag onderweg van huis naar school en van school naar huis? (tel de minuten bij elkaar op van één dag (ochtend en middag)) Denk hierbij aan de afgelopen week. Korter dan 10 minuten per dag 10 tot 20 minuten per dag 20 tot 30 minuten per dag 30 minuten tot een uur per dag Een uur per dag of langer
65.
Hoeveel keer per week heeft uw kind sport op school, zoals schoolgym, schoolzwemmen? Denk hierbij aan de afgelopen week. Nooit of minder dan 1 keer per week 1 keer per week 2 keer per week 3 keer per week 4 keer per week 5 keer per week of vaker Mijn kind is afgelopen week niet naar school geweest
Kinderopvang 66.
Maakt u gebruik van kinderopvang? Ja Nee
67.
Ga naar vraag 68
Van welke vormen van kinderopvang maakt u gebruik? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Gastouderopvang Buitenschoolse opvang Overblijven op school (tussen de middag/continu rooster) Betaalde oppas (zelfgezochte oppas, grootouders, familie, vrienden, etc.) Onbetaalde oppas (zelfgezochte oppas, grootouders, familie, vrienden, etc.) Andere opvang
68.
Aan welke vormen van kinderopvang heeft u nog (meer) behoefte? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Ik heb (verder) geen behoefte aan kinderopvang Gastouderopvang Buitenschoolse opvang Overblijven op school (tussen de middag/continu rooster) Betaalde oppas (zelfgezochte oppas, grootouders, familie, vrienden, etc.) Onbetaalde oppas (zelfgezochte oppas, grootouders, familie, vrienden, etc.) Andere opvang
69.
Kent u de volgende instellingen of organisaties? En heeft u wel eens contact gehad voor uw kind met deze instellingen / organisaties? Graag op iedere regel een antwoord aankruisen.
Ken ik niet
Ken ik wel, maar nooit contact gehad
Contact gehad
Maatschappelijk werk Schoolmaatschappelijk werk Bureau jeugdzorg Zorgadviesteam (ZAT) / buurtnetwerken Opvoedingssteunpunt Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) Verslavingszorg MEE (org. voor mensen met een beperking of chronische ziekte) Bureau Halt Steunpunt huiselijk geweld Advies- en meldpunt kindermishandeling Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin)
Tot slot 70.
Welke situatie is het meest van toepassing op de vader\verzorger van het kind? Er is geen vader/verzorger in huis Heeft betaald werk, 32 uur of meer per week Heeft betaald werk, 20 - 32 uur per week Heeft betaald werk, 12 - 20 uur per week Heeft betaald werk, minder dan 12 uur per week Is (vervroegd) met pensioen (AOW, VUT, FPU) Is werkloos/ werkzoekend (geregistreerd bij het arbeidsbureau/CWI) Is arbeidsongeschikt (WAO, AAW, WAZ, WAJONG) Heeft een bijstandsuitkering Is huisman Volgt onderwijs / studeert
71.
Welke situatie is het meest van toepassing op de moeder\verzorgster van het kind? Er is geen moeder/verzorger in huis Heeft betaald werk, 32 uur of meer per week Heeft betaald werk, 20 - 32 uur per week Heeft betaald werk, 12 - 20 uur per week Heeft betaald werk, minder dan 12 uur per week Is (vervroegd) met pensioen (AOW, VUT, FPU) Is werkloos/ werkzoekend (geregistreerd bij het arbeidsbureau/CWI) Is arbeidsongeschikt (WAO, AAW, WAZ, WAJONG) Heeft een bijstandsuitkering Is huisvrouw Volgt onderwijs / studeert
72.
Wat is de hoogst voltooide opleiding van u en uw partner? (een opleiding afgerond met diploma of voldoende getuigschrift). In te vullen door de ouder(s)/verzorgers die in het huis wonen waar het kind de meeste dagen van de week woont. Moeder / verzorgster Niet van toepassing, er is geen moeder/ verzorgster c.q. vader/verzorger in het huis waar het kind de meeste dagen van de week woont Geen opleiding (lagere school niet afgemaakt) Basisonderwijs (lagere school, speciaal basisonderwijs) Lager of voorbereidend beroepsonderwijs (zoals LTS, LEAO, LHNO, VMBO) Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (zoals MAVO, (M)ULO, MBO-kort, VMBO theoretisch leerweg) Middelbaar beroepsonderwijs en beroepsbegeleidend onderwijs (zoals MBO-lang, MTS, MEAO, BOL, BBL, INAS) Hoger algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (zoals HAVO, VWO, Atheneum, Gymnasium, HBS, MMS) Hoger beroepsonderwijs (zoals HTS, HEAO, HBO-V, kandidaats wetenschappelijk onderwijs) Wetenschappelijk onderwijs (universiteit) Anders
73.
In welk land is uw kind geboren? Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Turkije Marokko Ander land, namelijk....................
Vader / verzorger
74.
In welk land is de moeder van het kind geboren? Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Turkije Marokko Ander land, namelijk....................
75.
In welk land is de vader van het kind geboren? Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Turkije Marokko Ander land, namelijk....................
76.
Door wie is de vragenlijst ingevuld? Moeder/verzorgster Vader/verzorger Anders
77.
In welke gemeente woont u? Dalfsen Hardenberg Hattem Heerde Kampen Olst-Wijhe Ommen Raalte Staphorst Steenwijkerland Zwartewaterland Zwolle
78.
ga naar vraag 78
In welke wijk van Zwolle woont u? Diezerpoort Westenholte/Spoolde Stadshagen Binnenstad/Veerallee/Assendorp/Kamperpoort/Wipstrik Holtenbroek Aalanden Zwolle Zuid Buitengebied/Berkum weet ik niet
Extra vragen in de vragenlijst voor 0-4 jarigen Nb de vragen over mediaopvoeding, relaties en seksualiteit, mantelzorg, sporten uit de vragenlijst voor 4-12 jarigen , zijn voor de 0-4 jarigen niet opgenomen. Zwangerschap en ontwikkeling 12.
Heeft de moeder van het kind tijdens de zwangerschap alcohol gedronken? Nee Ja, zij dronk af en toe, maar niet iedere week Ja, zij dronk af en toe, maar niet iedere dag Ja, zij dronk iedere dag Weet ik niet (meer)
13.
Heeft de moeder van het kind tijdens de zwangerschap gerookt? Nee Ja, maar zij is tijdens de zwangerschap gestopt Ja, zij rookte af en toe maar niet iedere dag Ja, zij rookte iedere dag
14.
Is er gerookt in huis in de afgelopen 7 dagen toen het kind erbij was? Nee, er wordt in huis nooit gerookt Nee, er wordt in huis nooit gerookt als het kind erbij is Nee, in de afgelopen 7 dagen werd in huis niet gerookt met het kind erbij Ja, in de afgelopen 7 dagen werd in huis gerookt met het kind erbij
15.
Welke melkvoeding heeft uw kind gehad vanaf de geboorte tot ongeveer 6 maanden? (Onder kunstvoeding wordt verstaan andere melkvoeding dan moedermelk). Uitsluitend moedermelk Moedermelk en kunstvoeding Uitsluitend kunstvoeding Anders
16.
Ga naar vraag 18
Ga naar vraag 18
Hoe oud was uw kind toen u kunstvoeding bent gaan (bij)geven? Direct na de geboorte Tijdens de eerste week na de geboorte Mijn kind was ouder dan één week maar nog geen maand oud Mijn kind was een maand of ouder maar nog geen 3 maanden Mijn kind was 3 maanden of ouder maar nog geen 6 maanden Mijn kind was 6 maanden of ouder Weet ik niet meer
17.
Wat was de belangrijkste reden dat u kunstvoeding ging (bij)geven? Borstvoeding geven was te pijnlijk Door kunstvoeding te geven kunnen beide ouders het kind voeden Er was te weinig borstvoeding/melk Borstvoeding geven was moeilijk te combineren met werk Borstvoeding geven past niet bij mij/moeder van het kind Mijn kind was ontevreden Mijn kind groeide niet goed Drinktechniek van mijn kind was niet goed Anders
Is uw kind jonger dan 11 maanden, dan kunt u verder gaan met vraag 53 47
Veel kleine kinderen zuigen op duim/vingers, speen, zuigfles of tuitbeker. Zuigt uw kind ook nog? Ja Nee
48.
Ga naar vraag 52
Zo ja, waarop zuigt het dan? Er zijn meer antwoorden mogelijk. Duim/vingers(s) Speen Zuigfles Tuitbeker Anders
49.
Als uw kind een zuigfles of tuitbeker gebruikt, wanneer krijgt het de zuigfles of tuitbeker dan meestal? Er zijn meer antwoorden mogelijk. Overdag, tijdens maaltijden en tussendoortjes Overdag, buiten maaltijden en tussendoortjes om Bij het (gaan)slapen
50.
Wanneer uw kind overdag buiten maaltijden en tussendoortjes om een zuigfles of tuitbeker krijgt, wat zit er dan meestal in? Water/thee zonder melk en suiker Vruchtensap/roosvicee/limonade Melk/yoghurt/yoghurtdrank Anders Mijn kind krijgt overdag buiten de maaltijden en tussendoortjes om geen zuigfles of tuitbeker
51.
Wanneer uw kind een zuigfles of tuitbeker bij het (gaan) slapen krijgt, wat zit er dan meestal in? Water/thee zonder melk en suiker Vruchtensap/roosvicee/limonade Melk/yoghurt/yoghurtdrank Anders Mijn kind krijgt bij het (in)slapen geen zuigfles of tuitbeker
Tabellenboek kindermonitor 2010 Steenwijkerland Onderwerp Aantal correct ingevulde vragenlijsten, bruikbaar voor analyse
Algemeen
172
287
459
7668
Opleiding kind (4 t/m12 jaar)
Basisonderwijs Speciaal basisonderwijs Regionale expertise centra Voortgezet onderwijs Anders
0 0 t/m 5 jaar N=65 % 97 0 1 0 2
6 t/m 12 jaar N=279 % 93 4 1 1 0
Totaal N=344 % 94 3 1 1 0
Regio Totaal N=4974 % 96 3 1 1 0
0 0 t/m 5 jaar N=157 % 28 41 31
6 t/m 12 jaar N=259 % 31 37 32
Totaal N=416 % 30 39 31
Regio Totaal N=6853 % 26 41 33
28 40 32
27 45 27
28 43 29
25 44 30
0 0 t/m 5 jaar N=158 % 4 83 5 4 0 0 1 1 1 1 0
6 t/m 12 jaar N=257 % 8 71 7 5 1 1 2 2 0 3 0
Totaal N=415 % 6 76 7 5 0 0 1 2 0 2 0
Regio Totaal N=6981 % 4 76 7 5 1 0 1 1 0 4 0
Opleiding vader 3 cat
Laag Midden Hoog Opleiding moeder 3 cat Laag Midden Hoog Betaald werk vader
Geen vader 32 uur of meer 20 - 32 uur 12 - 20 uur Minder dan 12 uur Pensioen Werkloos Arbeidsongeschikt Bijstandsuitkering Huisman of vrouw Onderwijs
Betaald werk moeder Geen moeder 32 uur of meer 20 - 32 uur 12 - 20 uur Minder dan 12 uur Pensioen Werkloos Arbeidsongeschikt Bijstandsuitkering Huisman of vrouw Onderwijs
1 15 34 27 6 0 0 3 2 12 1
1 26 22 23 8 0 3 2 1 13 0
1 22 27 25 7 0 2 2 2 13 0
1 21 27 23 8 0 1 1 1 15 1
0 0 t/m 5 jaar N=167 % 90 10
6 t/m 12 jaar N=278 % 95 5
Totaal N=445 % 93 7
Regio Totaal N=7419 % 92 8
0 0 t/m 5 jaar % 44 85
6 t/m 12 jaar % 21 67
Totaal % 30 75
Regio Totaal % 28 73
2
4
3
4
78
60
67
64
94
87
90
89
2
4
3
3
Totaal % 26
Regio Totaal % 25
Etniciteit
Nederlands Niet Nederlands
Opvoeding Steun bij de opvoeding
Krijgt (vaak) hulp van familie en vrienden Krijgt voldoende hulp van familie en vrienden Krijgt onvoldoende hulp van familie en vrienden Praat (vaak) over opvoedingsproblemen met familie en vrienden Krijgt voldoende steun bij opvoedingsproblemen van familie en vrienden Krijgt onvoldoende steun bij opvoedingsproblemen van familie en vrienden
Percentage ouders dat het eens (beetje/sterk) is met de volgende uitspraken: 0 0 t/m 5 jaar 6 t/m 12 jaar % % 27 26 Kind eist meer aandacht dan ik kan geven Kind heeft sterk wisselende stemmingen Vaak begrijp ik kind niet Kind stelt meer eisen dan andere kinderen
12 5 6
15 8 11
14 7 9
15 7 11
Denk dat ik kind niet goed kan opvoeden Moeilijk om te begrijpen wat kind wil/nodig heeft
8 4
5 4
6 4
7 5
Kind geeft meer problemen dan verwacht Mijn kind is lastig, valt niet mee om zo’n kind te hebben Ouder ervaart (zeer) veel stress bij de opvoeding
5 7
8 7
7 7
7 7
10
13
12
13
Totaal %
Regio Totaal %
6 94
3 97
Zorgen over opvoeding 0 0 t/m 5 jaar 6 t/m 12 jaar % % Zorgen over opvoeding (in voorgaande maand) in twee klassen (0-4 jr) Vaak of altijd Nooit of soms
6 94
-
Zorgen over opvoeding (in voorgaande 12 maanden) in twee klassen (4-12 jr) Vaak of altijd Nooit of soms
4 96
11 89
9 91
8 92
Op dit moment behoefte aan hulp mbt zorgen over opvoeding (0-12 jr)
9
11
10
9
0 0 t/m 5 jaar % 60
6 t/m 12 jaar % -
Totaal % 60
Regio Totaal % 58
28 21 14
15 25 -
17 23 14
19 26 20
33 28 15 4 2 7 25 1
28 24 14 7 2 7 33 4
29 26 14 6 2 7 30 3
28 22 12 6 1 6 30 3
Wil hulp of advies ontvangen van:
Consultatiebureau arts/verpleegkundige (04 jr) Schoolarts/verpleegkundige (4-12 jr) Opvoeddeskundige (0-12 jr) Leidster kinderopvang/peuterspeelzaal (0-4 jr) Leerkracht (4-12 jr) Huisarts (0-12 jr) Medisch specialist (0-12 jr) Maatschappelijk werker (0-12 jr) Overige adviseurs (0-12 jr) Anders (0-12 jr) Weet ik niet (0-12 jr) Centrum voor Jeugd en Gezin (0-12 jr)
Seksuele voorlichting Percentage ouders dat met hun kind over onderstaande onderwerpen praat (4 t/m 12 jaar) 0 0 t/m 5 jaar 6 t/m 12 jaar Totaal % % % 39 73 67 Gesproken over verliefdheid in 2 cat 75 88 86 Gesproken over vriendschap en relaties, omgaan met elkaar en het respecteren van elkaars grenzen in 2 cat 0 27 22 Gesproken over vrijen en geslachtsgemeenschap in 2 cat 39 66 61 Gesproken over zwangerschap en geboorte in 2 cat 75 78 78 Gesproken over lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes in 2 cat 2 36 30 Gesproken over lichamelijke veranderingen in de puberteit (bv. menstruatie, zaadlozing) in 2 cat 12 61 52 Gesproken over homoseksualiteit in 2 cat Gesproken over voorbehoedsmiddelen en veilig vrijen in 2 cat
0
14
Regio Totaal % 61 82
21 58 76 23
44
11
8
6 t/m 12 jaar N=276 % 44 49 6
Totaal N=337 % 44 50 6
Regio Totaal N=4889 % 40 53 7
28 4 21 31 2 13
26 4 21 29 2 18
21 3 25 28 2 22
Moeilijk of makkelijk om met kind over relaties en seksualiteit te praten
(erg) Makkelijk Niet moeilijk en niet makkelijk (erg) Moeilijk
0 0 t/m 5 jaar N=61 % 41 54 5
Wie begint een gesprek over relaties en seksualiteit met kind Ikzelf Mijn partner Mijn partner en ik samen Mijn kind Iemand anders Er wordt niet over seksualiteit gesproken
16 4 21 21 2 36
Media opvoeding (4 t/m 12 jaar) 0 0 t/m 5 jaar % Afspraken waarvoor internet mag worden gebruikt Ja, en daar houden we ons ook aan Ja, maar we gaan er soepel mee om Nee Afspraken aantal uur per dag op internet Ja, en daar houden we ons ook aan Ja, maar we gaan er soepel mee om Nee Afspraken aantal uur per dag tv kijken Ja, en daar houden we ons ook aan Ja, maar we gaan er soepel mee om Nee Afspraken welke tv-programma’s kijken Ja, en daar houden we ons ook aan Ja, maar we gaan er soepel mee om Nee Ik weet welke sites mijn kind bezoekt op internet Ik weet met wie mijn kind chat Ik kijk wel eens mee met mijn kind wanneer hij/zij internet
6 t/m 12 jaar %
Totaal %
Regio Totaal %
8 3 1
41 16 12
35 14 10
35 13 8
6 9 6
29 23 24
25 20 21
29 20 19
14 32 30
23 27 44
21 28 41
22 27 35
53 9 14 28
41 23 31 82
43 20 28 72
45 19 21 69
1 28
27 82
22 71
23 70
0 0 t/m 5 jaar %
6 t/m 12 jaar %
Totaal %
Regio Totaal %
99 1
94 6
96 4
96 4
38
23
26
24
0 0 t/m 5 jaar N=142 % 0 9 91 0 0
6 t/m 12 jaar N=285 % 0 8 81 10 0
Totaal N=427 % 0 9 85 7 0
Regio Totaal N=6796 % 0 8 86 5 0
11 2
13 2
12 2
11 2
Gezondheid
Ervaren gezondheid (heel) Goed Matig tot slecht Verzuim van school door ziekte (afgelopen 4 wkn) (4-12 jaar) Oordeel ouders over gewicht kind
Veel te licht Te licht Normaal Te zwaar Veel te zwaar Overgewicht (incl obesitas)(2-12 jr) Obesitas (2-12jr)
Motorische ontwikkeling
Gewoon voor leeftijd Beter dan de meeste kinderen Slechter dan de meeste kinderen Weet ik niet
0 0 t/m 5 jaar N=168 % 76 21 3 0
6 t/m 12 jaar N=282 % 79 13 6 2
Totaal N=450 % 78 16 5 1
Regio Totaal N=7553 % 76 16 6 1
Spraakontwikkeling Gewoon voor leeftijd Beter dan de meeste kinderen Slechter dan de meeste kinderen Weet ik niet
63 28 7 3
76 19 5 0
71 22 6 1
70 23 6 2
Taalontwikkeling Gewoon voor leeftijd Beter dan de meeste kinderen Slechter dan de meeste kinderen Weet ik niet
64 28 4 5
73 22 4 1
70 24 4 2
69 25 5 2
0 0 t/m 5 jaar % 22 13 0 6 0 5
6 t/m 12 jaar % 38 31 0 10 5 3
Totaal % 35 27 0 9 4 3
Regio Totaal % 31 24 0 9 2 2
0 0 t/m 5 jaar %
6 t/m 12 jaar %
Totaal %
Regio Totaal %
81 10 8
77 9 14
78 9 13
79 10 11
90 3 7
81 9 9
83 8 9
85 7 9
83 10 7
82 10 8
82 10 8
84 9 7
88 3 9
83 6 11
84 5 10
85 5 10
Pesten (4 t/m 12 jaar)
Is in de afgelopen 3 maanden gepest Is op school gepest Is via internet gepest Is in de buurt gepest Is op de (sport)club of vereniging gepest Is ergens anders gepest Psychosociale problemen (4 t/m 12 jaar)
Psychosociale gezondheid Normaal Grensgebied Verhoogd Emotionele problemen Normaal Grensgebied Verhoogd Gedragsproblemen Normaal Grensgebied Verhoogd Hyperactiviteit Normaal Grensgebied Verhoogd
Problemen met leeftijdsgenoten Normaal Grensgebied Verhoogd Pro-sociaalgedrag Normaal Grensgebied Verhoogd
84 9 7
82 7 11
83 7 10
83 7 9
86 10 4
93 5 2
92 6 2
92 5 4
6 t/m 12 jaar %
Totaal %
Regio Totaal %
Leefstijl Alcohol en roken tijdens zwangerschap ( 0 t/m 3 jaar) 0 0 t/m 5 jaar % Moeder dronk alcohol tijdens zwangerschap Nee Ja, zij dronk af en toe, maar niet iedere week Ja, zij dronk af en toe, maar niet iedere dag
97 2
-
97 2
94 5
1
-
1
0
Ja, zij dronk iedere dag Weet ik niet (meer)
0 0
-
0 0
0 1
Moeder rookte tijdens zwangerschap Nee Ja, maar gestopt Ja, niet dagelijks Ja, dagelijks
83 5 5 8
-
83 5 5 8
87 3 5 4
Totaal %
Regio Totaal %
Borstvoeding (0 t/m 3 jaar) 0 0 t/m 5 jaar 6 t/m 12 jaar % % Welke melkvoeding kreeg kind vanaf geboorte tot 6 maanden Uitsluitend moedermelk Moedermelk en kunstvoeding Uitsluitend kunstvoeding Anders
34 46 20 0
-
34 46 20 0
31 45 24 0
21 6 6 13 19 1 0 34
-
21 6 6 13 19 1 0 34
25 4 8 14 17 1 0 31
Leeftijd kind toen het kunstvoeding (bij)kreeg Direct na geboorte Minder dan een week Tussen week en maand Tussen maand en 3 maanden Tussen 3 en 6 maanden (ouder dan) 6 maanden Weet ik niet meer N.v.t., kind kreeg geen kunstvoeding
Belangrijkste reden (bij)voeden met kunstvoeding Borstvoeding pijnlijk Beide ouders kunnen voeden Te weinig borstvoeding Borstvoeding moeilijk te combineren met werk Borstvoeding past niet bij moeder Kind ontevreden Kind groeide niet goed Drinktechniek kind niet goed Anders N.v.t., kind kreeg geen kunstvoeding N.v.t., kind kreeg geen kunstvoeding
4 2 23 9
-
4 2 23 9
8 4 19 8
4 2 2 3 16 0 35
-
4 2 2 3 16 0 35
5 3 3 4 15 0 32
97 66 44
96 49 44
96 56 44
97 57 42
0 0 t/m 5 jaar %
6 t/m 12 jaar %
Totaal %
Regio Totaal %
12 9 22 57
2 3 8 87
4 4 10 81
4 6 10 80
Voeding Ontbijt (0-12 jr) Fruit (0-12 jr) Groente (0-12 jr) Bewegen
Mate van bewegen (door 4-12 jarigen) Inactief (< 3 uur pw) Matig actief (3-5 uur pw) Redelijk actief (5-7 uur pw) Actief (7 uur of meer pw)
Mate van georganiseerd sporten (club/vereniging) (door 2-12 jarigen) Niet Weinig (<1 uur pw) Gemiddeld (1-3 uur pw) Veel (>3 uur pw) Lid sportclub of vereniging (4-12 jr) Ja Nee Is geen lid van een sportclub of vereniging (4-12 jr)
57 6 34 4
18 8 48 26
31 7 43 19
36 10 37 16
33 67 67
83 17 17
74 26 26
68 32 32
Mondhygiëne (0 t/m 3 jaar) 0 0 t/m 5 jaar %
6 t/m 12 jaar %
Totaal %
Regio Totaal %
62 34 4 61
-
62 34 4 61
60 35 5 55
12 85 3
-
5 94 1
4 95 1
63 37 0 32 30 22 20 4
-
63 37 0 32 30 22 20 4
59 41 0 27 33 20 19 2
23 32 46
-
-
38 22 40
0 0 t/m 5 jaar %
6 t/m 12 jaar %
Totaal %
Regio Totaal %
Mate van poetsen Voldoende Onvoldoende Eens of vaker per jaar tandartsbezoek
67 33 98
64 36 99
64 36 99
58 42 98
Mate van mondhygiëne Voldoende Onvoldoende
65 35
63 37
63 37
63 37
6 t/m 12 jaar % 37
Totaal % 38
Regio Totaal % 34
8
8
7
0
0
0
Mate van poetsen Voldoende Onvoldoende N.v.t. nog geen tanden Eens of vaker per jaar tandartsbezoek Mate van mondhygiëne Voldoende Onvoldoende N.v.t. nog geen tanden Zuigen Ja Nee N.v.t. Duim 0-3 Speen 0-3 Zuigfles 0-3 Tuitbeker 0-3 Anders 0-3 Zuigen, anders dan water,thee Buiten maaltijden Bij (in)slapen Beide Mondhygiëne (4 t/m 12 jaar)
Startleeftijd alcohol drinken en roken (4 t/m 12 jaar) 0 0 t/m 5 jaar % Acceptabel dat kind onder 16 jaar af en toe 44 alcohol drinkt Acceptabel dat kind onder 16 jaar een heel 7 glas alcohol drinkt Acceptabel dat kind onder 16 jaar 1 meerdere glazen alcohol drinkt
Alcohol drinken in bijzijn kind Ja, vaak Ja. regelmatig Ja, soms Ja, heel soms Nee, nooit Nee, ik drink geen alcohol
0 12 32 30 14 11
2 12 33 28 8 16
2 12 33 29 9 15
2 15 31 26 7 19
Ja, drink bewust geen alcohol in bijzijn kind
13
7
8
6
Ja, drink bewust minder Ja, maar niet altijd Nee N.v.t., drink geen alcohol
38 16 21 11
30 22 24 17
32 21 24 16
27 24 24 19
Af en toe roken onder 16 jaar (een beetje tot zeer) acceptabel (4-12 jarigen)
11
11
11
11
Dagelijks roken onder 16 jaar (een beetje tot zeer) acceptabel (4-12 jarigen)
6
2
3
2
0 0 t/m 5 jaar N=171 % 93 1 1 4 0 0 0
6 t/m 12 jaar N=284 % 78 8 1 11 1 0 0
Totaal N=455 % 84 5 1 8 1 0 0
Regio Totaal N=7613 % 88 3 1 7 1 0 0
0 0 t/m 5 jaar N=170 % 84 16
6 t/m 12 jaar N=286 % 80 20
Totaal N=456 % 82 18
Regio Totaal N=7577 % 86 14
Rekening houden met alcoholgebruik in bijzijn kind
Sociale omgeving Gezinssamenstelling
Vader en moeder Vader/moeder en partner Co-ouders Eenoudergezin Pleeg/adoptief ouders Woont in internaat of tehuis Anders Moeite met rondkomen 2cat
Geen moeite met rondkomen Moeite met rondkomen
Mogelijke gevolgen van geldgebrek: 0 0 t/m 5 jaar % 4
6 t/m 12 jaar % -
Totaal % 4
Regio Totaal % 3
Door geldgebrek niet elke dag groente (012 jr) Door geldgebrek niet elke dag fruit (0-12 jr)
2
1
1
1
3
1
2
1
Door geldgebrek geen zwemles (0-12 jr) Door geldgebrek niet op vakantie of dagjes uit (0-12 jr) Door geldgebrek uitstel naar hulpverlener te gaan (0-12 jr) Door geldgebrek uitstel medicijnen/hulpmiddelen (0-12 jr) Door geldgebrek spanningen in het gezin (0-12 jr) Door geldgebrek geen opvang van mijn kind na schooltijd (4-12 jr) Door geldgebrek is mijn kind geen lid van een sportclub of sportvereniging (4-12 jr) Door geldgebrek is mijn kind geen lid van een ander soort club of vereniging (zoals toneel, muziek, knutselen, schilderen) (4-12 jr)
4 12
1 16
2 15
3 15
2
2
2
1
2
2
2
1
12
10
11
9
0
2
2
3
3
4
4
5
3
8
7
9
0 0 t/m 5 jaar %
6 t/m 12 jaar %
Totaal %
Regio Totaal %
32 0 13 15 11 27 1 15 14 78
0 0 0 8 5 5 0 15 19 83
14 0 5 11 7 14 0 15 18 81
14 0 5 9 8 14 1 13 16 82
Door geldgebrek niet naar peuterspeelzaal of kinderdagverblijf (0-4 jr)
Gebruikt kinderopvang
Gebruikt kinderdagverblijf (0-4 jr) Gebruikt speciaal kinderdagverblijf (0-4 jr) Gebruikt peuterspeelzaal (0-4 jr) Gebruikt gastouderopvang (0-12 jr) Gebruikt betaalde oppas (0-12 jr) Gebruikt onbetaalde oppas (0-12 jr) Gebruikt andere opvang (0-12 jr) Gebruikt buitenschoolse opvang (4-12 jr) Gebruikt overblijven op school (4-12 jr) Heeft geen behoefte aan andere opvang; opvang is goed geregeld (0-12 jr)
Behoefte aan kinderopvang 0 0 t/m 5 jaar % 6
6 t/m 12 jaar % 0
Totaal % 2
Regio Totaal % 1
Heeft behoefte aan speciaal kinderdagverblijf (0-4 jr) Heeft behoefte aan peuterspeelzaal (0-4 jr)
0
0
0
0
9
0
4
4
Heeft behoefte aan gastouderopvang (0-12 jr) Heeft behoefte aan betaalde oppas (0-12 jr)
2
1
1
1
5
5
5
5
Heeft behoefte aan onbetaalde oppas (0-12 jr) Heeft behoefte aan buitenschoolse opvang (4-12 jr) Heeft behoefte aan overblijven op school (4-12 jr)
10
7
9
10
1
3
2
3
3
8
6
7
0 0 t/m 5 jaar % 45
6 t/m 12 jaar % 72
Totaal % 61
Regio Totaal % 58
5
12
9
8
0 0 t/m 5 jaar % -
6 t/m 12 jaar % 96 0 0 0 1 2 1
Totaal % 96 0 0 0 1 2 1
Regio Totaal % 96 0 0 0 2 2 2
Heeft behoefte aan kinderdagverblijf (0-4 jr)
Ingrijpende gebeurtenissen
Heeft minimaal één ingrijpende gebeurtenis meegemaakt Heeft minimaal één ingrijpende gebeurtenis meegemaakt welke voor het kind nog zorgen/problemen geeft Mantelzorg (8 t/m 12 jaar)
Geeft geen mantelzorg Helpt met persoonlijke verzorging Zorgt voor andere kinderen Regelt zaken buitenshuis Geeft emotionele steun Verricht huishoudelijke taken Geeft andere mantelzorg
Fysieke omgeving Kindvriendelijkheid buurt 0 0 t/m 5 jaar % 70 100
6 t/m 12 jaar % 75 99
Totaal % 73 100
Regio Totaal % 80 100
28 34 17 4 3 25 9 4
19 25 16 8 7 22 15 5
23 29 16 7 5 23 12 5
20 26 15 5 6 16 8 5
Niet Weinig (max 15 min pd) Gemiddeld (15-30 min pd) Veel (>30 min pd)
10 8 13 68
6 5 13 76
8 6 13 73
7 8 12 74
Speelt minder dan uur per week buiten (212 jr)
18
11
14
14
Nooit of < 1 dag pw 1 dag 2 dagen 3 dagen 4 dagen 5 dagen Niet naar school geweest
39 3 6 12 8 31 2
12 3 3 6 7 68 1
17 3 3 8 7 61 1
16 2 5 7 7 62 0
Gaat meestal niet te voet of zelf fietsend naar school (4-12 jr)
50
18
24
23
6 t/m 12 jaar N=278 % 7 62 31 31
Totaal N=402 % 12 65 23 23
Regio Totaal N=6262 % 16 61 23 23
Kindvriendelijkheid buurt Mogelijkheid om buiten te spelen Belemmeringen in de buurt om te spelen: Teveel verkeer Water zoals sloot of vijver Te weinig vriendjes/vriendinnetjes Vervelende andere kinderen buiten Hangjongeren/vreemde types Te weinig speelplekken Te veel afval op straat Kind speelt liever binnen Mate van buiten spelen (door 2-12 jarigen)
Schoolgang te voet of zelf fietsend (4-12 jr)
Mate van TV/ DVD kijken, computeren (door 2-12 jarigen)
Beperkt Gemiddeld Veel Meer dan 2 uur per dag TV/DVD of computer (2-12 jr)
0 0 t/m 5 jaar N=124 % 21 73 6 6
Geen lid van enige vorm van club of vereniging (4-12 jr)
59
13
21
24
Kind heeft passief gerookt in huis
10
17
14
12
6 t/m 12 jaar %
Totaal %
Regio Totaal %
Bekendheid en gebruik voorzieningen 0 0 t/m 5 jaar % Bekend met schoolmaatschappelijk werk (4-12) Ken ik niet Ken ik wel, maar nooit contact gehad Contact gehad Bekend met verslavingszorg (4-12) Ken ik niet Ken ik wel, maar nooit contact gehad Contact gehad Bekend met bureau halt (4-12) Ken ik niet Ken ik wel, maar nooit contact gehad Contact gehad Bekend met zorg adviesteam (0-12) Ken ik niet Ken ik wel, maar nooit contact gehad Contact gehad Bekend met opvoedingssteunpunt (0-12) Ken ik niet Ken ik wel, maar nooit contact gehad Contact gehad Bekend met geestelijke gezondheidszorg (0-12)
28 70 3
28 67 5
28 67 5
29 66 5
29 71 0
30 69 0
30 70 0
34 66 0
13 87 0
14 85 0
14 86 0
16 84 0
67 33 1
61 38 0
64 36 0
70 30 0
51 48 2
36 62 2
42 56 2
58 41 1
Ken ik niet Ken ik wel, maar nooit contact gehad Contact gehad Bekend met MEE (0-12) Ken ik niet Ken ik wel, maar nooit contact gehad Contact gehad Bekend met steunpunt huiselijk geweld (0-12)
25 73 1
19 76 5
21 75 4
25 71 3
62 36 2
55 41 3
58 39 3
55 42 3
27 73 0
27 72 0
30 69 0
18 81 1
18 81 1
21 78 1
28 Ken ik niet 72 Ken ik wel, maar nooit contact gehad 1 Contact gehad Bekend met advies- en meldpunt kindermishandeling (0-12) Ken ik niet Ken ik wel, maar nooit contact gehad Contact gehad
17 82 1
Bekend met voor- en vroegschoolse educatie (0-12) Ken ik niet Ken ik wel, maar nooit contact gehad Contact gehad Bekend met CJG (0-12) Ken ik niet Ken ik wel, maar nooit contact gehad Contact gehad Bekend met maatschappelijk werk (0-12) Ken ik niet Ken ik wel, maar nooit contact gehad Contact gehad Bekend met bureau jeugdzorg(0-12) Ken ik niet Ken ik wel, maar nooit contact gehad Contact gehad
68 31 1
65 34 1
66 33 1
68 31 1
55 45 0
47 52 1
51 49 0
51 49 1
6 90 4
6 86 8
6 88 7
9 85 6
10 87 3
10 81 10
10 83 7
13 82 6