Gezondheidsindicatoren 2003 Vlaams Gewest Algemene Sterftecijfers
Gepubliceerd op: http:\\www.wvc.vlaanderen.be\gezondheidsindicatoren (nu: http:\\www.zorg-en-gezondheid.be\cijfers.aspx) - februari 2006
Door: Cloots Heidi, De Kind Herwin, Kongs Anne, Smets Hilde
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Administratie Gezondheidszorg Entiteit Beleidsondersteuning Team beleidsevaluatie
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene Sterftecijfers
Inhoudsopgave 1
Absolute cijfers en evolutie ...................................................................................... 1 1.1
Aantal overlijdens 1994-2003.......................................................................... 1
1.1.1 1.2
Evolutie gestandaardiseerde sterfte, 1994-2003 ......................................... 3
1.2.1 2
3
5
Vlaanderen in Europa................................................................................. 4
Geografische spreiding van de algemene sterfte bij mannen en vrouwen..... 5 2.1
Gestandaardiseerde sterfte per arrondissement .......................................... 5
2.2
Gestandaardiseerde sterfteratio per gemeente ............................................ 6
Leeftijdsspecifieke sterftecijfers .............................................................................. 7 3.1
4
Absoluut aantal overlijdens per maand .................................................. 2
Bevolkingspiramide ............................................................................................ 9
Levensverwachting en verloren jaren ...................................................................10 4.1
Evolutie levensverwachting, 1998-2003 .......................................................10
4.2
Verloren Potentiële Jaren (VPJ) ......................................................................12
4.2.1
Verloren potentiële jaren per leeftijd .....................................................14
4.2.2
Evolutie VPJ-cijfer, 1998-2003................................................................16
Vermijdbare sterfgevallen - Vlaams Gewest ........................................................18 5.1
Sterfte vermijdbaar door primaire preventie ...............................................19
5.1.1
Evolutie Primair Vermijdbare Sterfte, 1998-2003 ...............................20
5.1.2
Tabaksgerelateerde sterfte ......................................................................20
5.2
Sterfte vermijdbaar door medische interventies .........................................23
5.2.1
Evolutie sterfte door sub-optimale gezondheidszorg, 1998-2003 ....24
5.2.2 Vergelijking sterfte door sub-optimale gezondheidszorg in geïndustrialiseerde landen en Vlaams Gewest, 1998 .........................................26
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
1 Absolute cijfers en evolutie In 2003 stierven 58.523 inwoners van het Vlaamse Gewest, dit zijn er 1.047 meer dan in 2002. De wintermaanden eisen meer slachtoffers dan de mildere zomermaanden, vooral bij oudere mensen, zelfs indien een lange hittegolf meer slachtoffers eist dan in een normale zomer, zoals dit het geval was in 2003.
1.1 Aantal overlijdens, 1994-2003 Tabel 1: Absoluut aantal overlijdens, bruto- en direct gestandaardiseerd sterftecijfer (ASR) (per 1.000 inw.), Vlaams Gewest, 1994-2003
aantal overlijdens
Mannen Brutocijfer
ASR
Vrouwen aantal BrutoASR overlijdens cijfer
1994 28.229 9,77 13,57 27.011 9,13 8,13 1995 28.790 9,94 13,62 27.163 9,15 8,02 1996 28.620 9,86 13,36 27.174 9,12 7,79 1997 28.267 9,71 12,97 27.159 9,09 7,66 1998 28.754 9,86 12,98 27.965 9,33 7,78 1999 28.910 9,89 12,84 28.111 9,36 7,67 2000 29.000 9,90 12,63 28.082 9,33 7,53 2001 28.416 9,68 12,08 27.631 9,16 7,26 2002 28.941 9,83 12,07 28.533 9,42 7,34 2003 29.234 9,89 11,97 29.289 9,64 7,42 Bron: Sterftecertificaten, alle overlijdens, Vlaams Gewest, 1994-2003
Het absolute aantal overlijdens nam de laatste 10 jaar duidelijk toe: bij mannen steeg het met 1005 (3,6%), bij vrouwen met 2278 (8,4%). Het aantal overlijdens per 1000 inwoners (brutosterftecijfer) bleef echter de laatste 10 jaar ongeveer gelijk. De toename van het absolute aantal overlijdens moet dus verklaard worden door een toename van de bevolking. (Het is wel zo dat er een zeer discrete stijging te noteren valt in de brutosterftecijfers voor vrouwen, zodat het verschil in brutosterfte tussen mannen en vrouwen steeds kleiner werd.) Bij vergelijkingen in de tijd verdient het echter aanbeveling rekening te houden met de leeftijdssamenstelling van de bevolking. De vergrijzing van onze bevolking is immers een gegeven dat de brutosterftecijfers sterk kan beïnvloeden. Door de cijfers te standaardiseren voor leeftijd (dit is de sterfte berekenen zoals die zou zijn indien de leeftijdsverdeling van de bevolking jaar na jaar dezelfde zou blijven) bekomen we het direct gestandaardiseerde cijfer of ASR (Age Standardized Rate). Wanneer we deze gestandaardiseerde cijfers bekijken, blijkt een opvallend verschil tussen de sterftekansen van mannen en vrouwen. De verklaring hiervoor is dat de sterftekansen voor mannen en vrouwen verschillen op gelijke leeftijden. We merken ook een daling van de (gestandaardiseerde) sterftecijfers over de laatste 10 jaar zowel voor mannen als voor vrouwen. Een uitzondering hierop vormt de recente (discrete) stijging voor het tweede opeenvolgende jaar bij de vrouwen (2002-2003).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-1-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
1.1.1 Absoluut aantal overlijdens per maand Figuur 1: Evolutie van het absolute aantal overlijdens per maand, 1998-2003, Vlaams Gewest
bron: Sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, januari 1998- december 2003
Wanneer het aantal overlijdens per maand bekeken wordt, valt steeds op dat er in de wintermaanden meer mensen overlijden dan in de zomer. Dit is voornamelijk te wijten aan de winterse ‘griepgolven’ (pneumonie en influenza). Januari kende de laatste 5 jaar dan ook gemiddeld het hoogste aantal sterfgevallen (9,8%). September daarentegen kende gemiddeld het laagste aantal sterfgevallen (7,5%). Zonder seizoensgebonden sterfte verwachten we maandelijks 1/12 (8,3%) van de overlijdens vast te stellen.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-2-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
1.2 Evolutie gestandaardiseerde sterfte, 1994-2003 Het stijgend aantal overlijdens is grotendeels te wijten aan de toenemende vergrijzing. Oudere mensen hebben immers een hoger sterfterisico. Door standaardisatie kan het effect van de veranderende leeftijdsverdeling van de bevolking geneutraliseerd worden. Uit de gestandaardiseerde cijfers blijkt dat de sterfte in 2003 bij mannen daalde, maar bij vrouwen voor het tweede opeenvolgende jaar steeg. Figuur 2: Direct gestandaardiseerd Sterftecijfer (per 1.000 inw): lineaire trend en betrouwbaarheidsintervallen (OG en BG), Vlaams Gewest, 1994-2003.
bron: Sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 1994-2003
De laatste 10 jaar overlijden relatief steeds minder mensen. Gemiddeld daalde het sterfterisico bij mannen van 1994 tot 2003 jaarlijks met 2 per 10.000 inwoners. Bij vrouwen daalde het risico op overlijden gemiddeld met bijna 1 op 10.000 inwoners. De daling is deels te verklaren door het minder frequent voorkomen van bepaalde doodsoorzaken zoals vervoersongevallen en ischemische hartziekten. Toch maken deze zogenaamde 'vermijdbare' sterfgevallen nog steeds een groot deel uit van de totale sterfte. De verschillen in sterftekansen tussen mannen en vrouwen wordt ook gereflecteerd in een verschillende levensverwachting (zie p.10 en volgende).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-3-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
1.2.1 Vlaanderen in Europa Figuur 3: Rangschikking Europese lidstaten naar direct gestandaardiseerde sterfte en situering Vlaams Gewest, gemiddelde 2001-2003 (voor zover beschikbaar) - op basis van Europese Standaardbevolking
bron: Sterftecertficaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2001-2003 WHO Health for all Mortality database (juni 2005)
Het Vlaamse Gewest bevindt zich in het gezelschap van Europese lidstaten met lage sterftecijfers. Zowel voor mannen als voor vrouwen bevindt het zich op de 6e plaats, na enkele mediterrane landen en Zweden. Verder valt het op dat de nieuwe Europese lidstaten, met uitzondering van Cyprus en Malta, slecht scoren. Portugal heeft de hoogste sterftecijfers van alle mediterrane landen. Denemarken heeft de hoogste cijfers van de Scandinavische en Westerse landen. Zweden heeft de laagste sterftecijfers voor mannen. In Spanje overleden tussen 2001 en 2003, verhoudingsgewijs, het minste aantal vrouwen. Italië heeft de laagste sterftecijfers voor de hele bevolking.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-4-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
2 Geografische spreiding van de algemene sterfte bij mannen en vrouwen Uit vergelijkingen binnen Vlaanderen blijken er "gezondere" en "minder gezonde" regio's te zijn. Zoals bekend uit vroegere analyses is het aantal overlijdens in de arrondissementen Aalst en Dendermonde vaak hoger dan in de rest van Vlaanderen, maar ook in Limburg zijn de kansen niet altijd even gunstig. In het centrum van West-Vlaanderen daarentegen is het sterftecijfer lager dan in de rest van Vlaanderen.
2.1 Gestandaardiseerde sterfteratio per arrondissement tabel 2: Indirect gestandaardiseerde sterfteratio (SMR) voor Vlaamse arrondissementen, Mannen en Vrouwen, 2003. Mannen Vrouwen arrondissement woonplaats Geteld Verwacht OG SMR BG Geteld Verwacht OG SMR BG 4.767 4.806 96,4 99,2 102,1 Antwerpen 5.236 1.550 1.592 92,6 97,4 102,3 Mechelen 1.624 1.799 1.803 95,2 99,8 104,5 Turnhout 1.604 2.680 2.705 95,3 99,1 102,9 Halle-Vilvoorde 2.565 2.162 2.266 91,4 95,4 99,5 Leuven 2.258 1.373 1.453 89,6 94,5 99,6 Brugge 1.378 272 272 88,4 100,0 112,6 Diksmuide 259 531 553 88,1 96,1 104,6 Ieper 526 1.430 1.372 98,9 104,2 109,8 Kortrijk 1.363 863 834 96,7 103,4 110,6 Oostende 843 654 713 84,8 91,7 99,0 Roeselare 626 438 469 84,9 93,5 102,6 Tielt 437 347 361 86,3 96,2 106,9 Veurne 339 1.453 1.290 106,9 112,6 118,5 Aalst 1.396 1.004 880 107,2 114,2 121,4 Dendermonde 1.015 436 443 89,4 98,4 108,1 Eeklo 413 2.388 2.461 93,2 97,0 101,0 Gent 2.542 630 604 96,4 104,3 112,8 Oudenaarde 631 1.030 1.067 90,7 96,5 102,6 Sint-Niklaas 1.103 1.724 1.609 102,2 107,2 112,3 Hasselt 1.581 814 856 88,6 95,0 101,8 Maaseik 732 889 827 100,5 107,5 114,8 Tongeren 818 Bron: Sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2003
5.055 1.602 1.607 2.651 2.277 1.478 254 565 1.391 891 702 452 369 1.327 886 431 2.614 663 1.049 1.532 721 771
100,8 96,5 95,0 93,1 95,1 88,4 89,8 85,2 92,9 88,4 82,3 87,8 82,3 99,7 107,6 86,8 93,5 87,9 99,0 98,2 94,3 98,9
103,6 101,3 99,8 96,8 99,2 93,3 101,9 93,0 98,0 94,6 89,1 96,7 91,8 105,2 114,6 95,8 97,3 95,2 105,1 103,2 101,5 106,1
106,4 106,4 104,8 100,6 103,3 98,3 115,1 101,3 103,3 101,2 96,4 106,2 102,1 110,8 121,8 105,6 101,1 102,9 111,5 108,4 109,1 113,6
In 2003 stierven in de arrondissementen Aalst, Dendermonde en Hasselt significant meer mannen dan kon verwacht worden op basis van de Vlaamse cijfers (indirecte standaardisatie). Ook in het arrondissement Tongeren stierven meer mannen dan verwacht, maar dit is slechts borderline significant. In Roeselare, Brugge en Leuven daarentegen lag de sterfte bij mannen lager dan verwacht (niet significant - borderline). In het arrondissement Dendermonde stierven ook significant meer vrouwen dan in de rest van Vlaanderen. De sterftekansen zijn ook hoger in Aalst, Antwerpen, Sint-Niklaas en Tongeren (borderline significant).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-5-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
2.2 Gestandaardiseerde sterfteratio per gemeente Omwille van het kleine aantal overlijdens per gemeente, werden de data van 5 jaar samengeteld. Toch is dit meestal niet voldoende om tot statistisch significante verschillen te komen. Het doel van deze kaartjes is dan ook enkel om geografische patronen te onderzoeken. Lokale verschillen kunnen immers onzichtbaar worden in de algemene cijfers van de (grotere) arrondissementen. kaart 1: Indirect gestandaardiseerde sterfteratio (SMR) per gemeente - Mannen - 1999-2003: verdeling van gemeenten in kwintielen
bron: Sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2003
Voor mannen toont de kaart met indirect gestandaardiseerde sterfteratio's (SMR's) voor de laatste 5 jaar per gemeente gelijkaardige tendenzen als de tabel met de SMR per arrondissement in 2003. Het valt op dat er in een groot deel van Oost-Vlaanderen (zowel het zuiden, Gent als de Denderstreek) meer sterfgevallen genoteerd worden dan verwacht. Maar ook Haspengouw (de streek van Tienen tot Tongeren) is opvallend zwart ingekleurd. West-Vlaanderen (vooral tussen Brugge en Roeselare) kent daarentegen veel gemeentes waar minder mannen sterven dan verwacht.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-6-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
kaart 2: Indirect gestandaardiseerde sterfteratio (SMR) per gemeente - Vrouwen - 1999-2003: verdeling van gemeenten in kwintielen
bron: Sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2003
Op de kaart met SMR's voor vrouwen per Vlaamse gemeente is veel minder dan voor mannen een patroon vast te stellen, hoewel ook hier Oost-Vlaanderen en Zuid-Limburg in negatieve zin opvallen, en West-Vlaanderen in positieve zin. Verder zijn er ook enkele gemeenten in de rand rond Antwerpen waar meer vrouwen sterven dan verwacht.
3 Leeftijdsspecifieke sterftecijfers Figuur 4: Leeftijdsspecifiek sterftecijfer (per 100.000 inw.), mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 2003
bron: Sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2003 Let op: logaritmische schaal
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-7-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
Figuur 4 toont hoe belangrijk het is om bij het bestuderen van sterftecijfers steeds rekening te houden met leeftijd en geslacht. De sterftekansen worden hier weergegeven per leeftijdsgroep van 5 jaar op een logaritmische schaal. De belangrijkste doodsoorzaken per leeftijdsgroep en geslacht worden in tabel 3 opgelijst. De sterftekans in het eerste levensjaar is zeer hoog (480 per 100.000 voor jongens en 380 per 100.000 voor meisjes). Aangeboren afwijkingen en verwikkelingen van zwangerschap en perinatale periode zijn de belangrijkste oorzaken van de hoge sterfte bij zuigelingen. Aangezien de sterfte bij zuigelingen zo hoog is en te wijten aan specifieke problemen wordt zij apart bestudeerd in het deel 'foeto-infantiele sterfte' (niet in 2003). De sterfte bij peuters en kleuters is veel lager (17 per 100.000 voor jongens, 20 per 100.000 voor meisjes) dan in het eerste levensjaar, maar toch hoger dan in de daaropvolgende leeftijdsgroepen. Een verklaring voor de iets hogere sterfte bij peuters en kleuters zijn de ongevallen in de privé-sfeer. De laagste sterftecijfers zijn te vinden in de groepen 5 tot 9 jaar en 10 tot 14 jaar (rond 11 per 100.000). Bij adolescenten (15-19 jaar) en jonge volwassenen (20-29 jaar) merken we een relatieve oversterfte op: als je de rechte lijn vanaf de leeftijd van 30-34 jaar tot 95 jaar denkbeeldig doortrekt naar de groep tussen 10-14 jaar, zie je een "bult" in de grafiek. De belangrijkste doodsoorzaak bij adolescenten en jonge volwassenen zijn vervoersongevallen en suïcide. Vanaf 30 jaar stijgen de sterftekansen exponentieel, zowel voor mannen als voor vrouwen. Pas op de leeftijd van 50 jaar (mannen) en 55 jaar (vrouwen) evenaart de sterftekans weer die van het eerste levensjaar. De vrouwelijke sterftecijfers liggen jaarlijks steeds lager dan de mannelijke. Deze verschillende sterftekansen hebben ook hun weerslag op de samenstelling van de bevolking - grafisch vaak voorgesteld als bevolkingspiramide (zie p.9). De verschillen tussen mannen en vrouwen beperken zich niet alleen tot aantallen, maar betreffen ook de doodsoorzaken(tabel 3). Tot de leeftijd van 34 jaar sterven mannen en vrouwen van gelijkaardige doodsoorzaken, nl. aangeboren afwijkingen, verwikkelingen in zwangerschap en perinatale periode, ongevallen in de privé-sfeer, vervoersongevallen en suïcide. Vanaf de leeftijd van 35 tot en met 69 jaar sterven vrouwen echter vooral aan borstkanker, mannen door suïcide (35 tot 49 jaar) en longkanker (50 tot 74 jaar). Daarna volgen bij beiden de ischemische (en andere) hartziekten. Vele van deze doodsoorzaken zijn deels vermijdbaar, zoals (vervoers)ongevallen en longkanker (zie p.18 en verder).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-8-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
tabel 3: Belangrijkste doodsoorzaken per leeftijdscategorie, mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 2003 (absoluut aantal/relatief belang in leeftijdsgroep) 0 jaar 1-4 jaar 5-9 jaar 10-14 jaar
Mannen
Vrouwen
Aangeboren afwijkingen (43 / 29%)
Aangeboren afwijkingen (39 / 35%)
Ongevallen privé-sfeer (5 / 10%)
Ongevallen privé-sfeer (5 / 10%)
Vervoersongevallen op land (3 / 16%) Vervoersongevallen op land (4 / 27%) Suïcide (5 / 18%)
Vervoersongevallen op land (3 / 17%)
15-19 jaar Vervoersongevallen op land (34 / 44%) Vervoersongevallen op land (11 / 29%) 20-24 jaar Vervoersongevallen op land (77 / 45%)
Suïcide (18 / 30%)
25-29 jaar
Suïcide (56 / 32%)
Suïcide (17 / 25%)
30-34 jaar
Suïcide (60 / 36%)
Suïcide (16 / 20%)
35-39 jaar
Suïcide (93 / 31%)
Suïcide/Borstkanker (21 / 18%)
40-44 jaar
Suïcide (92 / 23%)
Borstkanker (34 / 14%)
45-49 jaar
Suïcide (78 / 12%)
Borstkanker (67 / 17%)
50-54 jaar
Longkanker (131 / 14%)
Borstkanker (92 / 17%)
55-59 jaar
Longkanker (249 / 17%)
Borstkanker (130 / 17%)
60-64 jaar
Longkanker (308 / 18%)
Borstkanker (128 / 14%)
65-69 jaar
Longkanker (460 / 17%)
Borstkanker (152 / 10%)
70-74 jaar
Longkanker (614 / 15%)
Ischemische hartziekten (316 / 12%)
75-79 jaar Ischemische hartziekten (710 / 14%)
Ischemische hartziekten (511 / 13%)
80-84 jaar Ischemische hartziekten (741 / 14%)
Ischemische hartziekten (738 / 13%)
85+ jaar
Ischemische hartziekten (659 / 12%)
Hartinsufficiëntie (1.448 / 12%)
bron: Sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2003.
3.1 Bevolkingspiramide Figuur 5: Aantal inwoners (op 1/1/2003) versus aantal overlijdens naar leeftijd en geslacht (1 ovl./10 inw.), Vlaams Gewest, 2003
bron: NIS-bevolkingscijfers en Sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2003 Let op: 2 schalen !
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-9-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
De mannen, die vanaf hun geboorte met meer zijn, verliezen dit overwicht vanaf de leeftijd van 61 jaar. Boven deze leeftijd zijn er in het Vlaamse Gewest meer levende vrouwen dan mannen. Vijf jaar geleden was dit nog 58 jaar: de sterftekansen van mannen daalden de afgelopen jaren immers sneller dan die van vrouwen waardoor deze ‘grens’ steeds opschoof. Meer info (zie ook gestandaardiseerde sterfte). Vanaf de leeftijd van 83 jaar bij mannen en 86 bij vrouwen sterft jaarlijks minimum 10%.
4 Levensverwachting en verloren jaren Een jongen die in 2003 geboren werd heeft een levensverwachting van 76,5 jaar. Meisjes hebben een levensverwachting van 81,9 jaar. Vroegtijdige sterfte wordt voor bijna de helft vooroorzaakt door slechts 7 grote doodsoorzaken. Tabel 4: Levensverwachting in jaren op verschillende leeftijden, Vlaams Gewest, 2003 Mannen
Vrouwen
bij geboorte 76,5 81,9 op 1-jarige leeftijd 75,9 81,2 op 20-jarige leeftijd 57,2 62,4 op 45-jarige leeftijd 33,4 38,0 op 65-jarige leeftijd 16,4 20,0 op 75-jarige leeftijd 9,6 12,0 bron: Sterftecertificaten alle overlijdens (niet doodgeboorte), 2003
De hogere levensverwachting van vrouwen is een gevolg van de lagere vrouwelijke sterftecijfers. De voorsprong van vrouwen ten opzichte van mannen wordt echter steeds kleiner: de mannelijke levensverwachting steeg in de afgelopen 5 jaar meer dan de vrouwelijke. Op basis van de levensverwachting kunnen we nagaan wat de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte zijn. Vroegtijdige sterfte wordt dan gedefinieerd als 'sterven voor de verwachte leeftijd'. Bij vroegtijdige sterfte op een bepaalde leeftijd gaan dus enkele potentiële levensjaren verloren, nl. de levensverwachting in jaren op die bepaalde leeftijd.
4.1 Evolutie levensverwachting, 1998-2003 De levensverwachting bij de geboorte voor mannen steeg in de periode 1998-2003 van 75,1 naar 76,5 jaar. Dit is een gemiddelde jaarlijkse stijging van 3,5 maand. Ook op andere leeftijden steeg de levensverwachting continu met een gemiddelde van 1 seizoen per jaar, behalve voor 75-plussers, waar de marge voor verbetering veel kleiner is. Bij vrouwen is er vanaf 2001 geen verdere stijging van de levensverwachting bij de geboorte meer waar te nemen. Vandaar dat de winst in de periode 1998-2003 jaarlijks gemiddeld slechts 2,5 maand bedroeg. Vanaf de leeftijd van 45 jaar is de opwaartse trend zelfs al omgebogen in een neerwaartse. In figuur 6 werd omwille van leesbaarheid de verwachte leeftijd bij overlijden weergegeven i.p.v. de eigenlijke levensverwachting. De verwachte leeftijd bij overlijden wordt berekend als huidige leeftijd (bv. 45 jaar) vermeerderd met het aantal jaren dat iemand van die leeftijd normaliter nog te leven heeft (de levensverwachting voor die leeftijd). bv. lo(45)=45+le(45).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 10 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
figuur 6: Evolutie verwachte leeftijd bij overlijden voor 0-, 45-, 65- en 75-jarigen (Lo), mannen (M) en vrouwen (V), Vlaams Gewest, 1998-2003.
bron: Sterftecertificaten alle overlijdens (niet doodgeboorte), 1998-2003
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 11 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
4.2 Verloren Potentiële Jaren (VPJ) figuur 7: Verloren potentiële jaren (VPJ per 1.000 persoonsjaren) naar enkele belangrijke doodsoorzaken, leeftijdsgroep 1-74 jaar, mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 2003 - berekend t.o.v. levensverwachting
bron: Sterftecertificaten ouder dan 1 jaar, 2003
Vijf doodsoorzaken veroorzaken bij mannen de grootste voortijdige sterfte, nl. longkanker, ischemische hartziekten (IHZ), suïcide, vervoersongevallen te land (VVO) en cerebrovasculaire aandoeningen (CVA). Het totale VPJ-cijfer van mannen is voor 43% te wijten aan deze oorzaken. Het aantal verloren potentiële jaren is bij mannen veel groter dan bij vrouwen (zie ook tabel 5). Bij vrouwen is niet longkanker, maar borstkanker de belangrijkste veroorzaker van voortijdige sterfte (12% van totale VPJ-cijfer) (figuur 7). De top 5 bij vrouwen wordt verder aangevuld met ischemische hartziekten (IHZ), cerebrovasculaire aandoeningen (CVA), longkanker en suïcide. In totaal wordt 39% van de vroegtijdige sterfte door deze top 5 veroorzaakt (zie ook tabel 5). De impact van elke doodsoorzaak is evenwel verschillend.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 12 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
tabel 5: VPJ-cijfer (1/1.000 persoonsjaren), mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 2003. Mannen Vrouwen VPJDoodsoorzaken % Doodsoorzaken cijfer Hoofdcategorieën Nieuwvormingen Hart- en vaatziekten Longaandoeningen Uitwendige doodsoorzaken Totaal Subcategorieën Longkanker Ischemische hartziekten Suïcide Vervoersongevallen te land Cerebrovasculaire aandoeningen Chronisch Obstructieve ziekten onderste luchtwegen (COPD) Colorectale kanker Ongevallen in de privé-sfeer Chronisch leverlijden/cirrose
VPJcijfer
%
26,96 13,64 3,33 7,49 60,37
44,7% 22,6% 5,5% 12,4% 100%
11,70 12,7% Borstkanker 10,74 11,7% Ischemische hartziekten 8,79 9,5% Cerebrovasculaire aandoeningen 5,98 6,5% Longkanker 3,51 3,8% Suïcide 3,40 3,7% Vervoersongevallen te land
7,17 4,63 3,67 3,64 3,51 1,94
11,9% 7,7% 6,1% 6,0% 5,8% 3,2%
2,91 3,42 2,04
2,27 1,73 1,56
3,8% 2,9% 2,6%
33,47 22,02 6,53 19,19 92,13
36,3% 23,9% 7,1% 20,8% 100%
Nieuwvormingen Hart- en vaatziekten Longaandoeningen Uitwendige doodsoorzaken Totaal
3,2% Colorectale kanker 3,7% Ongevallen in de Privé-sfeer 2,2% Chronisch Obstructieve ziekten onderste luchtwegen (COPD) Prostaatkanker 1,40 1,5% Baarmoeder(hals)kanker Pneumonie/Influenza 1,75 1,9% Chronisch leverlijden/cirrose Hartinsufficiëntie 1,43 1,6% Hartinsufficiëntie Slecht gedefinieerde condities 1,39 1,5% Pneumonie/Influenza Leukemie 1,03 1,1% Leukemie Atherosclerose 0,94 1,0% Diabetes Diabetes 0,98 1,1% Slecht gedefinieerde condities Dementie 0,25 0,3% Atherosclerose Hypertensie 0,22 0,2% Dementie Hypertensie andere 30,27 32,9% andere Totaal 92,1 100% Totaal bron: Sterftecertificaten ouder dan 1 jaar, 2003
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
1,22 2,0% 1,30 2,2% 1,20 2,0% 1,00 1,7% 0,86 1,4% 0,85 1,4% 0,77 1,3% 0,37 0,6% 0,26 0,4% 0,26 0,4% 22,15 36,7% 60,4 100%
- 13 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
4.2.1 Verloren potentiële jaren per leeftijd De onderstaande figuren trachten in 1 oogopslag aan te geven op welke leeftijd de impact van een bepaalde doodsoorzaak het grootst is. Sommige doodsoorzaken zijn belangrijk omwille van de sterfte op jonge leeftijd, waarbij er bij elk overlijden meer jaren verloren gaan. Andere doodsoorzaken zijn belangrijk omwille van het grote aantal overlijdens op latere leeftijd, wanneer er minder jaren per overlijden verloren gaan, maar waarbij het grote aantal overlijdens de doorslag geeft. De verschillen tussen mannen en vrouwen liggen hier vooral op jonge leeftijd. Maar ook op middelbare leeftijd is de vroegtijdige sterfte, gemeten als verloren potentiële jaren, bij vrouwen lager dan bij mannen. figuur 8: Gemiddelde leeftijdsspecifieke VPJ-cijfer, leeftijdsgroep 1-74 jaar, mannen, Vlaams Gewest, 2002-2003 - berekening t.o.v. levensverwachting
bron: Sterftecertificaten ouder dan 1 jaar, 2002-2003
Uit de gemiddelde leeftijdsspecifieke VPJ-cijfers van 2002 en 2003 (in bovenstaande figuur) blijkt de enorme impact van de overlijdens door vervoersongevallen op jonge leeftijd bij mannen: de curve kent een zeer steile piek rond de leeftijd van 21 jaar die aanduidt dat 60% van de verloren jaren omwille van vervoersongevallen door sterfte bij mannen tussen 15 en 30 jaar wordt veroorzaakt. Het grote aantal verloren jaren door suïcide kan niet aan 1 bepaalde 'generatie' worden toegeschreven, maar wel aan het relatieve grote aantal overlijdens van volwassen mannen tot 50 jaar: 72% van de verloren potentiële jaren worden geteld bij de leeftijdsgroep 21-49 jaar. Vanaf 40 jaar beginnen ziekten als ischemische hartziekten en longkanker hun tol te eisen. De piek van verloren jaren ligt rond 65-70 jaar voor longkanker (met 58% van de verloren jaren voor de leeftijdscategorie 61-74 jaren), voor ischemische hartziekten ligt de grootste piek iets later, nl. rond de leeftijd van 70-74 jaar (met 45% van de verloren jaren voor de leeftijdscategorie 64-74 jaren). Voor zowel longkanker als ischemische hartziekten valt een kleinere piek op rond de leeftijd van 56 jaar: voor beide oorzaken telden we 14% van de verloren jaren in de groep van 55-58 jaar. Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 14 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
figuur 9: Gemiddelde leeftijdsspecifieke VPJ-cijfer, leeftijdsgroep 1-74 jaar, vrouwen, Vlaams Gewest, 2002-2003 - berekening t.o.v. levensverwachting.
bron: Sterftecertificaten ouder dan 1 jaar, 2002-2003
Bij vrouwen is de piek van vervoersongevallen en suïcide veel lager: het totale VPJ-cijfer voor deze doodsoorzaken ligt dan ook lager dan bij mannen. Wat betreft vervoersongevallen ligt de piekleeftijd rond 22 jaar, maar bij vrouwen is slechts 43% van verloren jaren door vervoersongevallen toe te wijzen aan de jongere leeftijdscategorie 15-30 jaar. Voor suïcide kunnen we niet echt van een piekleeftijd spreken: het aantal verloren potentiële jaren omwille van suïcide is bij alle volwassen vrouwen (tussen 18 en 57 jaar) van dezelfde grootteorde, met een opvallend dal rond de leeftijd van 30 jaar. Vanaf 30 jaar begint de opmars van borstkankersterfte, die vooral zijn tol eist tussen 45 en 74 jaar (85% van alle verloren jaren door borstkanker). De piek ligt rond de leeftijd van 57 jaar en een derde van alle verloren potentiële jaren ligt bij vrouwen tussen 51-60 jaar. Verloren jaren omwille van longkanker zijn bij vrouwen lager dan bij mannen, en pieken ook vroeger: rond de leeftijd van 55 jaar (met 25 % van alle verloren jaren door longkanker in de leeftijdsgroep 51-57 jaar). Vanaf 40 jaar beginnen ischemische hartziekten een rol te spelen om vanaf 67 jaar belangrijker te worden dan borstkanker. De piek ligt net als bij mannen op latere leeftijd: in de leeftijdsgroep 71-74 jaar vinden we 28% van het totale aantal verloren jaren door IHZ. Anders dan bij mannen spelen ook cerebrovasculaire aandoeningen een belangrijke rol in het aantal verloren potentiële jaren.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 15 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
4.2.2 Evolutie VPJ-cijfer, 1998-2003 De laatste 2 jaar (2002 en 2003) is er een sterke daling van van het totale VPJ-cijfer, zowel bij mannen als bij vrouwen. Deze daling is grotendeels te danken aan de daling van de sterfte door vervoersongevallen te land, vermoedelijk ten gevolge van het invoeren van flitspalen en meer controles op snelheid (zie hoofdstuk oorzaakspecifieke sterfte). Het VPJcijfer voor andere doodsoorzaken daalde ook in de loop van de periode 1998-2003, zowel voor nieuwvormingen als voor hart- en vaatziekten. De enige cijfers die constant bleven of zelfs licht stegen zijn die voor suïcide en longkanker bij vrouwen. figuur 10: Evolutie totaal VPJ-cijfer (1/1.000 persoonsjaren) en het aandeel van de respectieve doodsoorzaken, Mannen, Vlaams Gewest, 1998-2003 - berekend t.o.v. levensverwachting.
bron: Sterftecertificaten ouder dan 1 jaar, Vlaams Gewest, 1998-2003.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 16 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
figuur 11: Evolutie totaal VPJ-cijfer (1/1.000 persoonsjaren) en het aandeel van de respectieve doodsoorzaken, Vrouwen, Vlaams Gewest, 1998-2003 - berekend t.o.v. levensverwachting.
bron: Sterftecertificaten ouder dan 1 jaar, Vlaams Gewest, 1998-2003.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 17 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
5 Vermijdbare sterfte Dit onderdeel geeft een aanwijzing op welke punten het gezondheidsbeleid zich zou moeten concentreren. Het betreft enerzijds doodsoorzaken die door primaire preventie zouden kunnen vermeden worden, en anderzijds doodsoorzaken die zich bij een perfect georganiseerde gezondheidszorg nog amper zouden mogen voordoen. Zo is longkanker nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak die door primaire preventie (namelijk niet roken) kan vermeden worden. De belangrijkste doodsoorzaken die mogelijks door een betere organisatie van de gezondheidszorg zouden kunnen vermeden worden zijn borstkanker bij vrouwen, en colorectale kanker bij zowel mannen als vrouwen. Een gezondheidsbeleid heeft tot doel het geheel van gezondheidsproblemen zo doelmatig en zo doeltreffend mogelijk te beïnvloeden. Enerzijds kan een aantal sterfgevallen voorkomen worden indien de bevolking gezonder zou leven. Deze sterfte is vermijdbaar door primaire preventie. De overheid heeft hier een impact op, voor zover ze haar bevolking goed weet in te lichten en te sensibiliseren voor de gevolgen van ongezonde voedings- en leefstijlfactoren. Ook het verbeteren van de verkeersveiligheid wordt tot de primaire preventie gerekend. Anderzijds zijn een aantal sterfgevallen te voorkomen door vaccinatie, vroegtijdige opsporing en/of gepaste behandeling (secundaire preventie). Indien deze ‘vermijdbare’ sterfteoorzaken zich toch voordoen, is dit een teken dat het gezondheidszorgsysteem niet optimaal werkt. De selectie van de potentieel vermijdbare doodsoorzaken berust op een review van de medische en epidemiologische literatuur inzake de effectiviteit van preventie, gezondheidspromotie en medische interventies. Het spreekt voor zich dat deze selectie sterk kan verschillen. De selecties die hier weerhouden werden, zijn gebaseerd op eerdere studies in België voor de door primaire preventie vermijdbare sterfte enerzijds en de publicatie van Nolte en McKee (BMJ) voor de sterfte door onvolkomen gezondheidszorg. Ongevallen buiten de verkeerssituatie en zelfmoord worden hier niet meegerekend. tabel 6: Percentage vermijdbare sterfte, 0-74 jaar, Vlaams Gewest, 2003.
Vermijdbaar door primaire preventie Vermijdbaar door medische interventies (sec. preventie inbegrepen) Totaal vermijdbaar
Mannen Vrouwen Aantal % Aantal % 3.236 24,6% 889 11,9% 2.373 18,0% 2.416 32,4% 5.609 42,6% 3.305 44,3%
Totale sterfte in de leeftijdsgroep 0-74 jaar 13.178 Bron: Alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2003
7.463
Bijna de helft van de overlijdens voor de leeftijd van 75 jaar zou theoretisch op één of andere manier te vermijden zijn. Bij mannen bekomen we een cijfer van 43% vermijdbare sterfte, waarvan het grootste deel omwille van doodsoorzaken te wijten aan ongezonde leefgewoonten (zoals longkanker en ischemische hartziekten) of verkeersongevallen (sterfte vermijdbaar door primaire preventie). Bij vrouwen berekenen we 44% vermijdbare sterfte, waarvan het grootste deel te wijten is aan sterfte door oorzaken die sterk samenhangen met de kwaliteit van de gezondheidszorg.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 18 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
5.1 Sterfte vermijdbaar door primaire preventie 1
Tabel 7: Sterfte vermijdbaar door primaire preventie , Vlaams Gewest, 2003, leeftijdsgroep 0-74 jaar. Leeftijdsgroep
ICD-10code
Longkanker Huidkanker Ischemische hartziekten
5-74 5-64 5-64
Levercirrose
15-74
C33-4 C44 I20-5 K70, K73, K74, K72.1, K76.0-1
Doodsoorzaak
Verkeersongevallen
Alle
Subtotaal percentage t.o.v. totale sterfte Totale sterfte
*
Mannen aantal %
Vrouwen aantal %
Totaal aantal %
1.866 3 715
58% 0% 22%
426 4 197
48% 0% 22%
2.292 7 912
56% 0% 22%
256
8%
142
16%
398
10%
396
12%
120
13%
516
13%
3.236
100% 889 25% 7.463
13.178
100% 4.125 12% 20.641
100% 20%
1
Selectie gebaseerd op: Leveque A, Humblet PC, Lagasse R: Atlas de la mortalité évitable en Belgique, 19851989. Arch. Public Health, 1999: 57; 1-87 bron: Alle sterftecertificaten (niet doodgeborenen), Vlaams Gewest, 2003
Bij mannen kan 1 op 4 overlijdens voor de leeftijd van 74 jaar beschouwd worden als vermijdbaar door primaire preventie. Bij vrouwen is 1 op 8 overlijdens zo vermijdbaar. Volgende doodsoorzaken worden daarbij beschouwd als te voorkomen door primaire preventie: • longkanker door niet te roken; • ischemische hartziekten bij mensen jonger dan 65 jaar door betere voeding en voldoende beweging; • huidkanker bij mensen jonger dan 65 jaar door aangepaste bescherming en matig zonnen; • levercirrose door matiging van alcoholgebruik; • verkeersongevallen door aangepast rijgedrag en een goede controle op de verkeersveiligheid. Eén op vier overlijdens bij mannen tussen 0 en 74 jaar is te wijten aan één van deze preventief vermijdbare oorzaken. Eén van de belangrijkste onderliggende oorzaken is nog steeds tabaksgebruik (longkanker en een deel van de ischemische hartziekten), zowel bij mannen als bij vrouwen. Longkanker veroorzaakt respectievelijk 58% en 48% van alle preventief vermijdbare sterfte bij mannen en vrouwen.
*
V01.1, V02.1, V03.1, V04.1, V05.1, V06.1, V09.2-3, V10.3-5, V11.3-5, V12.3-5, V14.3-5, V15.3-5, V16.3-5, V17.3-5, V18.3-5, V10.9, V11.9, V12.9, V13.9, V14.9, V15.9, V16.9, V17.9, V18.9, V19.4-6, V19.9, V20.3-5, V21.3-5, V22.3-5, V23.3-5, V24.3-5, V25.3-5, V26.3-5, V27.3-5, V28.3-5, V20.9, V21.9, V22.9, V23.9, V24.9, V25.9, V26.9, V27.9, V28.9, V29.4-6, V29.9, V30.4-7, V30.9, V31.4-7, V31.9, V32.4-7, V32.9, V33.4-7, V33.9, V34.4-7, V34.9, V35.4-7, V35.9, V36.4-7, V36.9, V37.4-7, V37.9, V38.4-7, V38.9, V39.4-7, V39.9, V40.4-7, V40.9, V41.4-7, V41.9, V42.4-7, V42.9, V43.4-7, V43.9, V44.4-7, V44.9, V45.4-7, V45.9, V46.4-7, V46.9, V47.4-7, V47.9, V48.4-7, V48.9, V49.4-7, V49.9, V50.4-7, V50.9, V51.4-7, V51.9, V52.4-7, V52.9, V53.4-7, V53.9, V54.4-7, V54.9, V55.4-7, V55.9, V56.4-7, V56.9, V57.4-7, V57.9, V58.4-7, V58.9, V59.4-7, V59.9, V60.4-7, V60.9, V61.4-7, V61.9, V62.4-7, V62.9, V63.4-7, V63.9, V64.4-7, V64.9, V65.4-7, V65.9, V66.4-7, V66.9, V67.4-7, V67.9, V68.4-7, V68.9, V69.4-7, V69.9, V70.4-7, V70.9, V71.4-7, V71.9, V72.4-7, V72.9, V73.4-7, V73.9, V74.4-7, V74.9, V75.4-7, V75.9, V76.4-7, V76.9, V77.4-7, V77.9, V78.4-7, V78.9, V79.4-7, V79.9, V80.2-7, V80.9, V81.1, V81.9, V82.1, V82.4, V82.9, V83.0-3, V84.0-3, V85.0-3, V86.0-3, V87, V89.2-3
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 19 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
5.1.1 Evolutie Primair Vermijdbare Sterfte, 1998-2003 figuur 12: Evolutie absolute sterfte door doodsoorzaken vermijdbaar door primaire preventie, mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 1993-2003, leeftijdsgroep 0-74 jaar.
bron: Alle sterftecertificaten (niet doodgeborenen), Vlaams Gewest, 1998-2003
De trend bij mannen gaat de laatste jaren in dalende lijn, omwille van de daling van de longkankersterfte en de daling van de sterfte door verkeersongevallen. Bij vrouwen is er geen duidelijke trend vast te stellen. Daar werken twee onderliggende trends elkaar tegen: de longkankersterfte stijgt terwijl de ongevallensterfte daalt. Het grootste deel van deze sterfte is te wijten aan longkanker, dat voor het overgrote deel veroorzaakt wordt door tabaksgebruik. Maar tabak veroorzaakt ook nog andere ziektes en gezondheidsproblemen. Het aandeel van tabak hierin is niet altijd even duidelijk en daarom kan de tabaksgerelateerde sterfte enkel bij benadering berekend worden.
5.1.2 Tabaksgerelateerde sterfte Eén van de belangrijkste doodsoorzaken is longkanker, vooral bij mannen. Langdurig roken is de belangrijkste oorzaak van longkanker, vandaar ook dat longkanker door primaire preventie vermeden kan worden. Roken vormt een ernstige bedreiging voor de individuele gezondheid én voor de volksgezondheid. Hoe groot is de sterfte die in verband gebracht kan worden met roken? Niet alleen longkanker, maar ook andere doodsoorzaken kunnen gedeeltelijk worden toegeschreven aan tabaksgebruik. Peto en collega's hebben in de jaren 1990 een methode ontwikkeld om de sterfte door tabaksgebruik te schatten aan de hand van overlijdensstatistieken, waarbij de longkankersterfte bij personen van 35 jaar of ouder als basis van de berekening wordt genomen. Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 20 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
Tabel 8 is een gecondenseerde weergave van de resultaten van deze oefening op de sterfte bij residenten van het Vlaamse Gewest in 2003. Hieruit blijkt dat bij mannen 7.773 sterfgevallen of 29% van de sterfte door ziekten bij 35-plussers (exclusief levercirrose) kan worden toegeschreven aan het roken. Bij vrouwen zijn deze cijfers veel lager: zij bedragen respectievelijk 1.437 en 5%. Tabel 8: Tabaksgerelateerde mortaliteit, 35 jaar +, mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 2003.
Doodsoorzaken Longkanker Aëro-digestieve kankers Andere kankers
Mannen ICD-10Aan tabak code Sterfgevallen toegeschreven1 C34 C00-15, C32 C16-31, C33, C35D48 J40-47 I00-99
COPD Hart- en vaataandoeningen Alle andere medische oorzaken 2 Totaal medische oorzaken
%
Vrouwen Aan tabak Sterfgevallen 1 toegeschreven
%
3.019
2.811 93,1%
649
395 60,9%
621
424 68,3%
164
39 23,5%
5.347
749 14,0%
5.713
1.854
1.344 72,5%
979
9.611
1.541 16,0%
11.477
250
2,2%
6.287
903 14,4%
8.750
293
3,3%
26.739
7.773 29,1%
27.732
1.437
5,2%
65
1,1%
395 40,4%
bron: sterftecertficaten ouder dan 1 jaar, Vlaams Gewest, 2003 1 Berekeningen en selectie doodsoorzaken gebaseerd op Peto R, Lopez AD et al.: Mortality form tobacco in developed countries: indirect estimation from national vital statistics. The Lancet, 1992; 339; 1268-78. 2 medische of natuurlijke doodsoorzaken: alle overlijdens zonder levercirrose (K70, K73 en K74) en zonder uitwendige doodsoorzaken (V00-Z99)
De longen hebben het zwaarst te lijden onder het roken van tabak, vandaar het groot percentage longkanker en chronische longaandoeningen (COPD) dat aan tabak wordt toegeschreven. Daarna volgen nieuwvormingen aan andere luchtwegen, mond en slokdarm. De tabaksgerelateerde sterfte bij mannen ( ) vertoont een duidelijk dalende trend: in 7 jaar daalde het percentage jaarlijks met gemiddeld 0,8 procentpunten voor de gerelateerde natuurlijke sterfte, en met 0,2 procentpunten bij longkankersterfte (figuur 13). Bij vrouwen ( ) is de sterfte door tabak daarentegen in stijgende lijn: gemiddeld vergrootte het aandeel tabaksgerelateerde sterfte jaarlijks met 0,9 procentpunten voor longkankersterfte, in de periode 1997-2003. De licht stijgende trend voor de gerelateerde medische oorzaken is niet significant.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 21 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
figuur 13: Evolutie tabaksgerelateerde mortaliteit, mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 19972003.
bron: sterftecertficaten ouder dan 1 jaar, Vlaams Gewest, 1997-2003
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 22 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
5.2 Sterfte vermijdbaar door medische interventies Tabel 9: Sterfte vermijdbaar door medische interventies², secundaire preventie inbegrepen, Vlaams Gewest, 2003, leeftijdsgroep 0-74 jaar. Doodsoorzaak
Leeftijdsgroep
ICD-10 -code
Intestinale infecties Tuberculose Difterie/tetanus/poliomyelitis Kinkhoest Septicaemia Mazelen Colorectale kanker Huidkanker Borstkanker Baarmoederhalskanker Baarmoederkanker Testiskanker Ziekte van Hodgkin Leukemie Schildklieraandoeningen Diabetes mellitus
0-14 0-74 0-74 0-14 0-74 1-14 0-74 0-4/65-74 0-74 0-44 0-74 0-74 0-74 0-44 0-74 0-49
A00-9 A15-9,B90 A36,A35,A80 A37 A40-1 B05 C18-21 C44 C50 C53 C54-5 C62 C81 C91-5 E00-7 E10-4
Epilepsie
0-74
G40-1
Chron. reumatische hartziekten Hypertensie Cerebrovasculaire ziekte Luchtwegenziekten (niet influenza,pneumonie) Influenza Pneumonie Maagzweer Appendicitis Abdominale hernia Cholelithiase en cholecystitis
0-74 0-74 0-74
I05-9 I10-3, I15 I60-9
1-14
J00-9,J20-99
0-74 0-74 0-74 0-74 0-74 0-74
Nephritis en nephrose
0-74
Goedaardige prostaathyperplasia Maternale sterfte
0-74 -
J10-1 J12-8 K25-7 K35-8 K40-6 K80-1 N00-7,N179,N25-7 N40 O00-99
Congen. cardiov. aand.
0-74
Bepaalde aandoeningen ontstaan in perinatale periode Medische fouten (chirurgie/verzorging) Ischemische hartziekten (50%)
man vrouw Totaal aantal % aantal % aantal % 2 0% 2 0% 4 0% 8 0% 4 0% 12 0% 0 0 0 0 0 0 148 6% 119 5% 267 6% 0 0 0 475 20% 310 13% 785 16% 4 0% 1 0% 5 0% 10 0% 792 33% 802 17% 65 3% 65 1% 2 0% 2 0% 4 0% 4 0% 18 1% 4 0% 22 0% 24 1% 15 1% 39 1% 1 0% 6 0% 7 0% 16 1% 9 0% 25 0% 39
2%
14 1% 36 1% 571 24% 2
25
1%
64
1%
16 1% 30 1% 35 1% 71 1% 491 20% 1.062 22%
0%
2
0%
4
0%
5 0% 286 12% 20 1% 5 0% 6 0% 11 0%
8 132 13 3 4 6
0% 5% 1% 0% 0% 0%
13 418 33 8 10 17
0% 9% 1% 0% 0% 0%
71
3%
48
2%
119
3%
1 -
0% -
5
0%
1 5
0% 0%
Q20-8
32
1%
13
1%
45
1%
-
P00-96,A33
72
3%
51
2%
123
3%
0-74
Y60-9,Y83-4
1
0%
6
0%
7
0%
0-4/65-74
I20-5
491 21%
229
9%
Subtotaal percentage t.o.v. totale sterfte Totale sterfte
720 15%
2.373 100% 2.416 100% 4.789 100% 18% 32% 23% 13.178 7.463 20.641
² Selectie gebaseerd op: Nolte E, McKee M: Measuring the health of nations: Analysis of mortality amenable to health care. BMJ.com; 327; 13/11/2003 bron: Alle sterftecertificaten (niet doodgeborenen), Vlaams Gewest, 2003
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 23 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
Als we het hebben over sterfte die te voorkomen is door medische interventie, is bij mannen 18% van de sterfgevallen tussen 0 en 74 jaar te vermijden, bij vrouwen is dit aandeel groter, nl. 1 op 3 overlijdens (32%). Bij mannen doen we volgende vaststellingen: • De belangrijkste oorzaak van deze voortijdige sterfte is cerebrovasculaire aandoeningen: 1 op 4 van de medisch vermijdbare sterfgevallen. • Op de tweede plaats komen ischemische hartziekten: 1 op 5 van de medisch vermijdbare sterfgevallen.* • Op de derde plaats volgt colorectale kanker: 1 op 5 van de medisch vermijdbare sterfgevallen. • Op de vierde plaats komt pneumonie: 1 op 8 van de medisch vermijdbare sterfgevallen. Bij vrouwen doen we volgende vaststellingen: • Borstkanker is de belangrijkste oorzaak van voortijdige sterfte met 1 op 3 van de medisch vermijdbare sterfte. • Op de tweede plaats komen cerebrovasculaire aandoeningen: 1 op 5 medisch vermijdbare sterfgevallen. • Colorectale kanker staat op de derde plaats: 1 op 8 medisch vermijdbare sterfgevallen.
5.2.1 Evolutie sterfte door sub-optimale gezondheidszorg, 1998-2003 Bij mannen is de evolutie van het absolute aantal sterfgevallen in de periode 1994-2003 voor de 3 belangrijkste vermijdbare doodsoorzaken dalend (dus voor ischemische hartziekten (IHZ), cerebrovasculaire aandoeningen (CVA), en colorectale kanker). De evolutie van sterfte door pneumonie is onduidelijk (figuur 14). Bij vrouwen daalde het aantal overlijdens omwille van borstkanker, ischemische hartziekten (IHZ) en baarmoederhalskanker (bijna) continu in de periode 1998-2003 (figuur 15). De sterfte door cerebrovasculaire aandoeningen (CVA) en door colorectale kanker daalde ook in deze periode, uitgezonderd de laatste jaren (2002 en 2003). Dit is echter deels een gevolg van de veroudering van de bevolking (zoals ook blijkt uit de gestandaardiseerde sterfte van CVA en van colorectale kanker). Ook bij vrouwen is er bij de sterfte door pneumonie geen trend te ontdekken.
*
Hierbij wordt verondersteld dat slechts de helft van al deze sterfgevallen bij kinderen van 0 tot 4 en bij senioren tussen 65 en 74 jaar te voorkomen was door een medische interventie. De ischemische sterfte bij personen tussen 5 en 64 jaar wordt beschouwd als vermijdbaar door primaire preventie (zie 5.1).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 24 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
figuur 14: Evolutie procentuele en absolute sterfte door doodsoorzaken vermijdbaar door medische interventies, mannen, leeftijdsgroep 0-74 jaar, Vlaams Gewest, 1998-2003.
bron: Alle sterftecertificaten (niet doodgeboorte), Vlaams Gewest, 1998-2003
figuur 15: Evolutie procentuele en absolute sterfte door doodsoorzaken vermijdbaar door medische interventies, vrouwen, leeftijdsgroep 0-74 jaar, Vlaams Gewest, 1998-2003.
bron: Alle sterftecertificaten (niet doodgeboorte), Vlaams Gewest, 1998-2003
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 25 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
5.2.2 Vergelijking sterfte door sub-optimale gezondheidszorg in geïndustrialiseerde landen en Vlaams Gewest, 1998 In deze figuur wordt de gestandaardiseerde sterfte die kan veroorzaakt zijn door een onvolkomen gezondheidszorg in het Vlaamse Gewest* vergeleken met Europese en andere geïndustrialiseerde landen. Vlaanderen behoort daarbij tot de middengroep (plaats 8 op 20) wanneer men rekening houdt met 50% van de sterfgevallen te wijten aan ischemische hartziekten (IHZ) in de leeftijdsgroep 0-74 jaar. Frankrijk heeft het minste aantal overlijdens die met een betere gezondheidszorg zijn te voorkomen, gevolgd door Japan en Spanje. Frankrijk heeft deze positie vooral te danken aan een laag aantal sterfgevallen omwille van ischemische hartziekten, net zoals andere Mediterrane landen en Japan. Indien we enkel rekening houden met de geselecteerde doodsoorzaken zonder de ischemische hartziekten scoort Vlaanderen veel slechter met plaats 12 op 20. Zweden, Australië en Canada stijgen dan naar de plaatsen 1, 2 en 3.
*
Deze berekening is gebaseerd op de selectie van doodsoorzaken beschreven in het artikel van Nolte & McKee (BMJ.com; 327; 13/11/2003) en niet op de selectie aangegeven in de woordenlijst onder vermijdbare sterfte (zie rubriek extra woordenboek). Dit was noodzakelijk om de vergelijking met andere landen mogelijk te maken.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 26 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2003
Algemene sterfte
figuur 16: Direct gestandaardiseerde sterfte in geselecteerde geïndustrialiseerde landen en Vlaams Gewest voor doodsoorzaken toe te schrijven aan niet-volkomen gezondheidszorg, 1998 - ASR op basis van Europese Standaardbevolking.
bron: Alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1998 + Nolte & McKee (BMJ.com; 327; 13/11/2003)
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 27 -