Gezondheidsindicatoren 2008 Vlaams Gewest Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Gepubliceerd op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Sterftecijfers/Cijfers-over-doodsoorzaken/ september 2010 Door: Cloots Heidi, De Kind Herwin, Hendrickx Erik, Kongs Anne Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging Afdeling Informatie & Ondersteuning
Hoe refereren naar dit document? Team gegevensverwerking en resultaatsopvolging. Oorzaakspecifieke sterftecijfers- 2008 [Online publicatie]. Brussel: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afd. Informatie en Ondersteuning, 2010 [geraadpleegd op ../../..], Beschikbaar op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Over-dezecijfers/Vorige-Cijfers/ GI2008_Oorzaakspecifieke_sterftecijfers.pdf
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Inhoudsopgave ............................................................................................. 1 ................................................................ 2 .............................................. 3 .................................................... 4 ................................................................... 5 .................................................................... 5 ......................................................................... 6 ! ""# .................... 7 $
% && % '...................................................................................... 8
(
..................................10
% ( (
....10
%
% ! ""#..............................................................................................................11 ...............................................................................14
) )
...................................................14
)
.............................15
)
! ""# ............................16
*
& *
%
...16
& ..............................................................................16
% *
&
! ""#...........................17
* ! ""# .............................................................................18
%
........................................................................19
+ +
............................................19
+
......................19
+
..........................................20
#
,
-
&
............21
#
, & ..............................................................................................................21
#
, & ! ""# .............................................................................................22 .
/
......................................................24
.
&
........................................................24
.
&
.......................................................25
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
.......................25
0 " 0
.........................................................27
1
"
.............................27
"
........................................................................29
"
......................................................................29
&
2
.........................................................................32
% 3
(
,% %
..............................34
%
)
% %
...........................................35
!
)
4
............................................................................................................35
)
0
..........................................................................................................37
)
%
..............................37
!
)
........................................................................37
)
..............................................................................38
)
5
% ! .........................................................................................................38
)(
%
)(
$ %
!
1 % &&
%
))
2
........................................................42
% %
%
............................................................42
% %
.................................................................................42
)) ))
%
)*
6 0 7..............................45
&
)*
...............................................45
8&
0 .....................................................................46
)* )+
%
)+
9,
)+ %
9
)+ ,
)#
0
.................................................46
!
.............................................................................................46 3 % .................................................................................................48 3 % 3
!
%
3
!
)+(
)#
..................................42
% %
..................................................................42
))(
)#
! ""# .............39
% '..........................................................................40
!
))
*
................34
!
....................51
/3 1 %
%
%
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
!
..........53 ....................................54
!
%
! % % ..........................................50
% %
.................................................54
%
............................................57
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
......................................................................58
+
+
-
+
:%
+
-
+
#
.............................................................................................................58
........................................................................58
%
.................................................................................60
-
! ""#..................................................................64
+
(
.
&
-
+
)
0
1 -
+
*
5
..........................................................65
.............................................................67
&
-
..............................70
.........................................................................................71
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Hart-en vaatziekten waren tot 2004 de meest voorkomende doodsoorzaak bij zowel mannen als vrouwen, gevolgd door nieuwvormingen en ziekten van het ademhalingsstelsel. Sinds 2005 veroorzaakten nieuwvormingen bij mannen juist iets meer overlijdens dan harten vaatziekten. Van de 28.801 mannen die overleden in 2008 stierf 32% aan een nieuwvorming (waarvan kwaadaardige nieuwvormingen of kankers het grootste deel uitmaken), 30% stierf ten gevolge van een cardiovasculaire aandoening, en 12% ten gevolge van ziekten van het ademhalingsstelsel. Van de 28.364 vrouwen die overleden in 2008 stierf 35% aan een cardiovasculaire aandoening, 25% ten gevolge van nieuwvormingen, en 10% ten gevolge van ziekten van het ademhalingsstelsel. !"
Doodsoorzaak Totaal - Alle doodsoorzaken Algemene infectieziekten Kanker en andere nieuwvormingen Endocriene, voedings- en stofwisselingsstoornissen Psychische en neurologische aandoeningen Ziekten van het hart- en vaatstelsel Ziekten van het ademhalingsstelsel Uitwendige doodsoorzaken Andere doodsoorzaken
!# ICD-10 code A00-B99 C00-D48 E00-E99
" $
!%
Mannen Vrouwen Totaal absoluut ASR absoluut ASR absoluut 28.801 1.033,06 28.364 649,29 57.165 504 9.312
17,91 317,74
639 6.955
14,28 176,85
1.143 16.267
497
17,87
730
16,00
1.227
1.837
67,50
2.750
59,67
4.587
I00-I99 8.749 322,35 10.064 217,64 J00-J99 3.478 131,67 2.846 62,26 V00-Y89 1.950 66,69 1.216 31,85 Overige 2.474 91,32 3.164 70,74 codes Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
18.813 6.324 3.166
F00-G99
5.638
Welke overlijdens worden meegeteld en welke niet? De sterftecertificaten opgemaakt in Vlaamse (en Brusselse) gemeenten vormen de basis van al onze analyses over sterfte en doodsoorzaken. Bij elk overlijden moet een arts de dood vaststellen, en op een overlijdenscertificaat invullen wat de oorzaak was van het overlijden. Daarbij kunnen tot 7 verschillende aandoeningen of trauma's worden ingevuld. Alle doodsoorzaken worden dan volgens internationale regels omgezet in codes. In de figuren en tabellen op deze site wordt enkel de onderliggende (eigenlijke, oorspronkelijke) doodsoorzaak geanalyseerd, tenzij anders vermeld. Die onderliggende doodsoorzaken worden opgedeeld in 2 grote groepen: natuurlijke doodsoorzaken (ziekten) en uitwendige doodsoorzaken (ongevallen, suïcide, homicide).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-1-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
" !"
Doodsoorzaak Totaal - Alle doodsoorzaken Algemene infectieziekten Intestinale infecties Tuberculose (laattijdige gevolgen inbegrepen) Meningokokken infectie Sepsis: streptokokken en overige waarvan: sepsis door streptokokken waarvan: sepsis door stafylokokken waarvan: sepsis door bepaalde andere gespecificeerde bacteriën waarvan: sepsis, niet gespecificeerd Virale hepatitis AIDS (HIV-ziekte) Andere algemene infectieziekten
!# ICD-10 code
" $
!%
Mannen absoluut ASR
Vrouwen absoluut ASR
28.801 1.033,06
28.364 649,29
Totaal absoluut 57.165
A00-B99
504
17,91
639
14,28
1.143
A00-A09
49
1,83
87
1,83
136
A15-A19, B90
21
0,79
14
0,35
35
1 285
--
--
9,87
3 329
7,43
4 614
4
--
7
--
11
16
0,52
17
0,37
33
15
0,51
21
0,51
36
250
8,69
284
6,38
534
B15-B19
16
0,54
35
19
0,62
4
0,84 --
51
B20-B24
A39 A40-A41 A40 A41.0-2 A41.3-8 A41.9
Overige 113 4,23 167 3,58 A-B Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
23 280
-2-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
%
"
In 2008 stierven in totaal 15.719 inwoners van het Vlaamse Gewest aan kanker (kwaadaardige nieuwvorming - C00-C97). Kankers zijn hiermee de tweede belangrijkste groep doodsoorzaken. Sinds 2006 stierven er jaarlijks meer mannen aan kankers dan aan hart- en vaataandoeningen. Toch blijven, na standaardisatie om rekening te houden met de leeftijdsverdeling van de overleden mannen, hart- en vaataandoeningen de belangrijkste doodsoorzaken. Kankers zijn verantwoordelijk voor 96,6% van alle sterfgevallen door nieuwvormingen (C00D48). Zowel uit de absolute als uit de naar leeftijd gestandaardiseerde cijfers blijkt dat er meer mannen dan vrouwen sterven ten gevolge van kanker. Dit verschil wordt vooral veroorzaakt door longkanker. Welke kankers veroorzaken de meeste sterfgevallen? Bij mannen is het grootste aantal sterfgevallen door kanker te wijten aan longkanker met 2.995 dodelijke slachtoffers (33% van alle kankerdoden). Bij vrouwen is borstkanker de belangrijkste kanker met 1.361 sterfgevallen (20% van alle kankerdoden). Zowel bij mannen als bij vrouwen wordt de tweede groep dodelijke kankers - met een duidelijke kloof in aantal t.o.v. de eerste groep kankers - gevormd door colorectale kanker met respectievelijk 917 en 813 sterfgevallen. Het risico op bepaalde dodelijke kankers verschilt echter met de leeftijd. "
!"
Doodsoorzaak Totaal - Alle doodsoorzaken Nieuwvormingen Nieuwvormingen in situ Goedaardige Nieuwvormingen Nieuwvormingen met onzeker of onbekend gedrag Kwaadaardige Nieuwvormingen (kankers) Colorectale kanker Kanker van lever, galblaas of pancreas Kanker van trachea, long of bronchus Borstkanker Baarmoeder(hals)kanker Prostaatkanker Kanker van lymfoïd, bloedvormend en verwant weefsel Andere kankers
!# ICD-10 code C00-D48 D00-D09 D10-D36
" $
!%
Mannen Absoluut ASR 28.801 1.033,06 9.312 317,74 0 -17 0,60
Vrouwen Totaal Absoluut ASR Absoluut 28.364 649,29 6.955 176,85 0 -30 0,72 245
57.165 16.267 0 47
D37-D48
256
9,50
5,20
501
C00-C97
9.039
307,65
6.680 170,92
15.719
C18-C21
917
32,19
813
19,59
1.730
C22-C25
718
24,21
637
15,80
1.355
C33-C34
2.995
99,71
821
22,43
3.816
C50 C53-C55 C61
19 -831
0,70 -30,96
1.361 331 --
36,48 8,68 --
1.380 331 831
C81-C96
710
24,31
607
14,79
1.317
Overige 2.849 95,57 2.110 53,15 C Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
4.959
-3-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
&
" !#
" $
!"
!%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
%
"
Op het sterftecertificaat wordt buiten de onderliggende doodsoorzaak ook zes andere condities gerapporteerd die een rol spelen in of die bijdragen tot het overlijden. Gewoonlijk rapporteren we enkel de onderliggende doodsoorzaak, omdat ze de meest beleidsrelevante informatie geeft. Wanneer we dan kijken naar alle vermeldingen van kanker (kwaadaardige nieuwvormingen) op de certificaten, waren er in 2008 nog eens 1.097 overlijdens waar kanker een rol speelde, zonder de echt onderliggende doodsoorzaak te zijn. In 2007 waren er zo nog 1.176 extra overlijdens waarbij kanker een rol speelde.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-4-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 '
"
"
Oorzaakspecifieke sterftecijfers "
"
!"
!#
" $
!%
!
()%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2007-2008
%% 2.2.1
Kankers per leeftijdsgroep
Op jonge leeftijd komt zowel bij jongens als bij meisjes de sterfte door kanker van het lymfoïd en bloedvormend weefsel naar voor. Onder deze groep vallen zowel Hodgkin als non-Hodgkin lymfomen en leukemie. Ook kankers van het centrale zenuwstelsel vormen een belangrijke groep bij mensen jonger dan 40 jaar. Vanaf 30 jaar wordt bij vrouwen borstkanker de belangrijkste dodelijke kanker, gevolgd door colorectale kanker vanaf 85 jaar. Bij mannen tussen 45 en 89 jaar is longkanker de belangrijkste dodelijke kanker. Vanaf 90 jaar wordt prostaatkanker belangrijker. *
Leeftijd 0-9 jaar 10-19 jaar 20-29 jaar 30-34 jaar
!"
!#
" $
!%
Mannen Lymfoïd, bloedvormend en verwant weefsel (5) Lymfoïd, bloedvormend en verwant weefsel (5) Lymfoïd, bloedvormend en verwant weefsel (6) (en andere*)
Lymfoïd, bloedvormend en verwant weefsel (8) Lymfoïd, bloedvormend en verwant weefsel (6)
Centraal zenuwstelsel (7)
Borstkanker (9)
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
Vrouwen Centraal zenuwstelsel (4)
-5-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 Leeftijd 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar 65-69 jaar 70-74 jaar 75-79 jaar 80-84 jaar 85-89 jaar 90-94 jaar 95 jaar +
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Mannen
Vrouwen
Centraal zenuwstelsel (10)
Borstkanker (18)
Andere kankers* (16)
Borstkanker (39)
Kanker aan trachea, bronchus of long (60)
Borstkanker (70)
Kanker aan trachea, bronchus of long (133)
Borstkanker (103)
Kanker aan trachea, bronchus of long (240)
Borstkanker (113)
Kanker aan trachea, bronchus of long (359)
Borstkanker (153)
Kanker aan trachea, bronchus of long (424)
Borstkanker (125)
Kanker aan trachea, bronchus of long (487)
Borstkanker (167)
Kanker aan trachea, bronchus of long (593)
Borstkanker (186)
Kanker aan trachea, bronchus of long (441)
Borstkanker (169)
Kanker aan trachea, bronchus of long (187)
Colorectale kanker (145)
Prostaatkanker (66)
Colorectale kanker (65)
Prostaatkanker (21)
Andere kankers* (32)
Bron: , Vlaams Gewest, 2008 Voetnoot *: andere kankers: ICD-10-code C, uitgezonderd colorectale kanker (C18-C21); kanker lever galblaas of pancreas (C22-C25); kanker van trachea, long of bronchus (C33-C34); borstkanker (C50); prostaatkanker (C61); kanker centraal zenuwstelsel (C69-C72); en kanker van lymfoïd, bloedvormend of verwant weefsel (C81-C96).
2.2.2
Sterfterisico per leeftijd
Kanker is de belangrijkste doodsoorzaak tussen de 45 en 79 jaar bij mannen. Bij vrouwen zijn kankers de belangrijkste doodsoorzaak van 35 tot 74 jaar. De kankersterfte stijgt exponentieel vanaf de leeftijd van 20 jaar. Vooral in de leeftijdsgroep 45 tot 79 jaar sterven veel mannen en vrouwen aan kanker. Tot 54 jaar hebben mannen en vrouwen hetzelfde risico om van kanker te sterven. Vanaf 55 jaar is dat risico voor mannen hoger dan voor vrouwen van dezelfde leeftijd. De leeftijdsspecifieke sterftecijfers voor alle nieuwvormingen en voor kwaadaardige nieuwvormingen lopen bijna parallel. De sterfte door goedaardige tumoren (D00-D36) en tumoren met onbekend gedrag (D37-D48) wordt hier niet verder besproken.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-6-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 + $
Oorzaakspecifieke sterftecijfers "
!
!"
!#
"
!%
Let op: logaritmische schaal! Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
%, ...)% De kankersterfte daalde in de periode 1999-2008. In 2008 stierven 3,1 per 1.000 mannen aan kanker. Dat cijfer is bijna het dubbele van dat voor vrouwen (1,7 per 1.000 vrouwen) als we rekening houden met de verschillende leeftijdsverdeling van de mannelijke en vrouwelijke populatie (directe standaardisatie). Daarbij daalde de kankersterfte bij mannen in de laatste 10 jaar wel bijna 4 keer sterker dan bij vrouwen. Bij vrouwen is er sinds 2004 zelfs eerder een stagnatie te zien. Bij mannen was het sterftecijfer in 2008 met 17% gedaald ten opzichte van 1999 en met 25% ten opzichte van 1994. Gemiddeld stierven er in de laatste 10 jaar elk jaar 7,1 mannen per 100.000 minder aan kanker dan het jaar voordien. Dat is vooral te danken aan een sterke daling van de longkankersterfte. Bij vrouwen was het sterftecijfers in 2008 met 10% gedaald ten opzichte van 1999, en met 16% ten opzichte van 1994. Gemiddeld stierven er in de laatste 10 jaar elk jaar 1,9 vrouwen per 100.000 minder aan kanker dan het jaar voordien. De daling vond echter vooral plaats in de periode voor 2004 en is vooral te danken aan de daling van de sterfte door borstkanker.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-7-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 /
" !"
!#
Oorzaakspecifieke sterftecijfers 0 " $
!
...)%
Let op: verschillende schalen! Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
2.3.1 2.3.1.1
Welke kankers hebben het grootste aandeel in deze daling van de algemene kankersterfte? Bij mannen
Longkankersterfte levert bij mannen de grootste bijdrage aan de daling van de totale kankersterfte. De sterkste daling doet zich voor bij prostaatkanker, kanker aan colon, rectum en anus en longkanker. Prostaatkankersterfte daalde sterk, vooral in de periodes 2002 - 2005 en 2005 - 2008. Sterfte door kanker aan lever, gal of pancreas varieerde over de jaren maar lag in 2008 toch 3% lager dan in 1999. Sterfte door kanker van lymfoïde en bloedvormende weefsels vertoont eveneens een variabel verloop met als resultaat een toename van 1% in 2008 tegenover 1999.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-8-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 * ...! %
1 %! %
Oorzaakspecifieke sterftecijfers !"
!#
" $
!
2! %
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999, 2002, 2005, 2008
2.3.1.2
Bij vrouwen
Bij vrouwen leverde de daling in de sterfte door borstkanker de grootste bijdrage aan de daling van de totale kankersterfte, kort gevolgd door colorectale kanker (kanker aan colon, rectum en anus). De sterfte door kanker aan slokdarm, maag en dunne darm vertoont de sterkste daling, kort gevolgd door de daling in sterfte door colorectale kanker. De sterfte door longkanker bij vrouwen evolueert echter ongunstig: deze nam toe met 39% in de periode 1999-2008. De sterkste stijging trad op tijdens de jaren 2002-2005.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-9-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 * $
!
1 ...! %
Oorzaakspecifieke sterftecijfers !
%! %
!#
"
2! %
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999, 2002, 2005, 2008
%3
1
Over welke kankers gaat het? Onder kankers van het spijsverteringsstelsel of de spijsverteringsorganen (C15-C26) groepeert de ICD-10-classificatie kwaadaardige nieuwvormingen of kankers van o.a. slokdarm (C15), maag (C16), dunne darm (C17), dikke darm (colon), rectum en aars (C18-C21), lever, galblaas en alvleesklier (pancreas) (C22-C25). Een eigenaardigheid is dat ook kankers van de milt, met uitzondering van Hodgkin en nonHodgkin lymfomen, hieronder vallen (C26.1). Dat zijn echter zeldzame kankers (6 sterfgevallen in de jaren 2004-2008).
2.4.1
Sterfte door kankers van het spijsverteringsstelsel per leeftijd
De sterfte door kankers van het spijsverteringsstelsel vertoont hetzelfde leeftijdspatroon als de globale sterfte door kwaadaardige nieuwvormingen (kankers): de sterftekansen zijn zeer laag bij jongeren en jonge volwassenen; ze beginnen exponentieel te stijgen vanaf de leeftijd van 20 jaar bij mannen en vanaf 30 jaar bij vrouwen; De sterftekans neemt vervolgens wat minder snel toe vanaf de leeftijd van 85 jaar.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 10 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 /
0 !#
" $
Oorzaakspecifieke sterftecijfers !"
!%
Let op: logaritmische schaal! Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
2.4.2
Evolutie van sterfte door kankers van het spijsverteringsstelsel 1999-2008
De sterfte door kanker van het spijsverteringsstelsel is in de periode 1999-2008 gedaald, zowel bij mannen als bij vrouwen. De grootste winst werd behaald in de daling van de sterfte door colorectale kankers. Mannen kampen evenwel steeds met hogere sterftecijfers dan vrouwen voor alle kankers van het spijsverteringsstelsel. 2.4.2.1
Colorectale kanker
In de periode 1999-2008 daalde de sterfte door kanker aan colon, rectum en aars zowel bij mannen als bij vrouwen met bijna een kwart (23% bij mannen, 24% bij vrouwen). De sterfte door colorectale kanker bij mannen daalde gemiddeld met 1 per 100.000 per jaar. De sterfte door colorectale kanker bij vrouwen daalde gemiddeld met 0,5 per 100.000 per jaar. Er stierven gedurende deze periode elk jaar meer mannen dan vrouwen aan colorectale kanker. Dat verschil was steeds statistisch significant. Voor elke 2 vrouwen die stierven aan colorectale kanker, stierven er 3 mannen aan deze aandoening.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 11 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 !#
" $
) % 0 ! ...)%
Oorzaakspecifieke sterftecijfers !"
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
2.4.2.2
Kanker aan de lever, galblaas en pancreas
Mannen stierven ook significant meer dan vrouwen aan leverkanker, pancreaskanker en kanker van de galblaas. Maar er is geen duidelijke trend vast te stellen in de periode 19992008.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 12 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 /
! !"
%%) %2 0 !# " $
Oorzaakspecifieke sterftecijfers !
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
2.4.2.3
Kanker aan de slokdarm, maag, dunne darm en slecht omschreven delen van het spijsverteringsstelsel
Ook sterfte door kanker aan slokdarm (C15), maag (C16), dunne darm (C17) en slecht omschreven delen van het spijsverteringsstelsel (C26) kwam bij mannen 2,4 keer meer voor dan bij vrouwen. In de periode 1999-2008 was er een statistisch significante daling van deze sterfte zowel bij mannen als bij vrouwen: Gemiddeld stierven er jaarlijks 6 per 1.000.000 mannen minder aan kankers van deze delen van het spijsverteringsstelsel. Gemiddeld stierven er jaarlijks 3 per 1.000.000 vrouwen minder aan kankers van deze delen van het spijsverteringsstelsel.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 13 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 / 2)
"! " (4 %5 0 !# " $ !
!
"
Oorzaakspecifieke sterftecijfers 1
"
1
1 !"
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
%2 In de periode 1999-2008 daalde de longkankersterfte bij mannen terwijl ze bij vrouwen steeg. Toch blijven de sterftecijfers voor mannen in 2008 ongeveer 4 keer hoger dan die voor vrouwen. Dit verschil tussen mannen en vrouwen is statistisch significant.
2.5.1
Sterfte door longkanker per leeftijd
In vergelijking met andere kankers, sterven mannen en vrouwen op jongere leeftijd aan longkanker, nl. al vanaf 35 jaar. Uit de leeftijdsspecifieke cijfers blijkt dat de longkankersterfte bij mannen veel hoger ligt dan bij vrouwen, op bijna elke leeftijd. Het verschil is zelfs significant vanaf 45 jaar. De sterftecijfers van vrouwen komen wel steeds dichter bij die van mannen te liggen. In 1998 was het verschil tussen mannen en vrouwen al significant vanaf 40 jaar.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 14 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 + #
" $
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
,,) ,3 0 !%
!"
!
Let op: logaritmische schaal! Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
2.5.2
Evolutie van sterfte door longkanker per leeftijd
Dat de mannelijke sterfte daalt, en de vrouwelijke stijgt valt op in bijna elke leeftijdscategorie (vanaf 45 jaar): Enkel bij vrouwen van 85 jaar en ouder is er geen stijgende trend in longkankersterfte vast te stellen. Enkel bij mannen van 90 jaar en ouder is er geen dalende trend in longkankersterfte vast te stellen. Het verschil tussen mannen en vrouwen verkleinde in 10 jaar (1999-2008) significant bij alle leeftijdsgroepen tussen 55 en 79 jaar. Deze vaststelling vertaalt zich dan ook in gestandaardiseerde sterftecijfers van mannen en vrouwen die steeds dichter naar elkaar komen. ,2
! !#
" $
!
!
!"
!
...)%
Mannen
Vrouwen
Let op: verschillende schalen mannen en vrouwen ! bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999, 2002, 2005, 2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 15 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
2.5.3
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Evolutie van sterfte door longkanker 1999-2008
De gestandaardiseerde sterftecijfers voor mannen en vrouwen geven een globaal beeld dat rekening houdt met de veranderende leeftijdsverdeling van de bevolking. De sterfte door longkanker (trachea, bronchi en longen) in de periode 1999-2008 kende voor mannen en vrouwen niet hetzelfde verloop: De longkankersterfte bij mannen daalde jaarlijks gemiddeld met 2,5 per 100.000 inwoners. Bij vrouwen steeg de longkankersterfte gemiddeld met 0,7 per 100.000 inwoners per jaar. Toch blijven de sterftecijfers voor mannen ongeveer 5 keer hoger dan die voor vrouwen. Dit verschil tussen mannen en vrouwen is statistisch significant. + #
" $
,,) ,3 0! ...)%
!"
!
Let op: verschillende schalen! Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
%5 1 2.6.1
Sterfte door borstkanker en kanker aan de vrouwelijke geslachtsorganen per leeftijd
Borstkanker blijft de belangrijkste dodelijke kanker bij vrouwen, hoewel de gestandaardiseerde sterfte in de laatste 10 jaar gedaald is met ongeveer 15%. De ziekte komt echter weinig voor bij zeer jonge vrouwen. De sterftecijfers stijgen vanaf de leeftijd van 35 jaar. Vanaf de leeftijd van 70 jaar sterft minstens 1 op de 1.000 vrouwen aan borstkanker.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 16 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Kanker aan vrouwelijke geslachtsorganen komt minder voor dan borstkanker. Baarmoeder(hals)kanker treft in verhouding wel meer vrouwen jonger dan 50 dan kanker aan de andere vrouwelijke geslachtsorganen (vooral eierstokken). *
2 !
1 !
!#
" $
2 ) 2
0
!%
Let op: logaritmische schaal! Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
2.6.2
Evolutie van sterfte door borstkanker 1999-2008
De borstkankersterfte daalde in de afgelopen 10 jaar waarbij deze daling meer uitgesproken was tijdens de jaren 1999-2002 dan daarna. Gemiddeld daalde de sterfte jaarlijks met 7 per 1.000.000 vrouwen. De totale borstkankersterfte was daardoor in 2008 gedaald met 15% ten opzichte van 1999. Deze daling situeert zich in alle leeftijdsgroepen.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 17 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 * #
" $
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
2 0 ! ...)%
!
!
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
2.6.3
Evolutie van sterfte door kanker aan de vrouwelijke geslachtsorganen 1999-2008
Kanker aan de geslachtsorganen is bij vrouwen de vierde belangrijkste groep van dodelijke kankers. Binnen deze groep is kanker van de ovaria (eierstokken) de belangrijkste doodsoorzaak, en niet baarmoederhalskanker. De sterfte door kanker van vrouwelijke geslachtsorganen is de laatste 10 jaar gedaald met ongeveer 12%. De sterfte door kanker van baarmoeder en baarmoederhals daalde met 7% tussen 1999 en 2008. De sterfte door kanker van andere vrouwelijke geslachtsorganen was in 2008 16% lager dan in 1999. Dit vertaalt zich in een jaarlijkse gemiddelde daling van 2 per 1.000.000 vrouwen. Het gaat hier vooral over ovariumkanker (C56).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 18 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 *
" 2 ) 2%!
1 25) 2
)
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
2,) 22 ) 0
1 !
!#
" $
!
...)
%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
%( 2.7.1
Sterfte door prostaatkanker per leeftijd
Net als in andere Europese regio's is prostaatkanker in het Vlaams Gewest een doodsoorzaak van oudere mannen. Bij 9 op de 10 (93%) van de overlijdens door prostaatkanker in 2008 gaat het om mannen ouder dan 64 jaar. 29% van de sterfgevallen door prostaatkanker betreft mannen van 85 jaar of ouder. Ter vergelijking, 75% van de sterfte door alle kwaadaardige nieuwvormingen betreft mannen ouder dan 64 jaar, en slechts 13% betreft mannen ouder dan 84 jaar.
2.7.2
Evolutie van sterfte door prostaatkanker per leeftijd
Bij mannen tot 89 jaar daalde de sterfte toegeschreven aan prostaatkanker tussen 1999 en 2008 over de hele periode. Maar in de hoogste leeftijdsgroepen, bij mannen van 90 jaar en ouder, steeg de sterfte toegeschreven aan prostaatkanker tot en met 2002. Van 2003 tot 2008 daalde de prostaatkankersterfte ook op zeer hoge leeftijd. De cijfers voor het jaar 2005 liggen voor alle leeftijdsgroepen wel steeds wat hoger dan verwacht.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 19 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 &
5 !"
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
0 !
52
!#
" $
!
! ...)%
!
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
2.7.3
Evolutie van sterfte door prostaatkanker
De prostaatkankersterfte daalde in de periode 1999-2008 met gemiddeld 14 per 1.000.000 mannen per jaar, maar deze daling was niet rechtlijnig. In de periode 1999-2002 bleef de gestandaardiseerde sterfte stabiel. In 2003 daalde de direct gestandaardiseerde sterfte sterk. Het is niet duidelijk waarom. Er was alleszins geen verschuiving van de onderliggende naar bijkomende doodsoorzaken. Het aantal sterfgevallen waarbij prostaatkanker vermeld werd als onderliggende of als bijkomende doodsoorzaak daalde immers even sterk. De sterfte rechtstreeks toegeschreven aan prostaatkanker in de hoogste leeftijdsgroepen (90 jaar en meer) steeg tot in 2002, maar daalde daarna (zie hoger). Een mogelijke verklaring kan misschien gezocht worden in een evolutie in het oordeel van de certificerende artsen. Meer en meer is de medische wereld er immers van overtuigd dat oudere mannen bijna allemaal sterven met prostaatkanker, maar dat deze kanker daarom geen doodsoorzaak hoeft te zijn. De sterfte door prostaatkanker schommelde tussen 2003 en 2005, maar bleef duidelijk lager dan in de periode voor 2003. Vanaf 2006 is er weer een duidelijke jaarlijkse daling te zien, zowel bij onderliggende als bijkomende doodsoorzaken.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 20 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 &
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
0 "
! !"
!#
" $
!
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
%
6"
7
" 2.8.1
Sterfte door kanker van lymfoïde en bloedvormende weefsels per leeftijd
Kanker van lymfoïde, bloedvormende en verwante weefsels omvat onder meer leukemie, Hodgkin en non-Hodgkin lymfomen. In vergelijking met andere kankers treffen kankers van lymfoïde en bloedvormende weefsels relatief veel jonge mensen. 3% van de sterfte door kankers van lymfoïde en bloedvormende weefsels betreft mannen en vrouwen jonger dan 35 jaar. In de totale kankersterfte maakt deze leeftijdsgroep maar 1% uit. Toch blijven 65-plussers vier vijfde van de sterfgevallen door kankers van lymfoïde en bloedvormende weefsels uitmaken, iets hoger dus dan bij de meeste andere kankers (75%).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 21 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 /
6" !
7 !
" !"
Oorzaakspecifieke sterftecijfers !#
" $
) .5 0 !%
Let op: logaritmische schaal! Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
2.8.2
Evolutie van sterfte door kanker van lymfoïde en bloedvormende weefsels 1999-2008
In de periode 1999-2008 is geen trend te bespeuren in de sterfte door kanker van lymfoïde en bloedvormende weefsels. Wanneer we kijken naar de sterftecijfers van de verschillende leeftijdsgroepen afzonderlijk, zijn er wel trends te onderscheiden, die dezelfde zijn bij mannen en vrouwen. Tot 40 jaar is er geen eenvormige trend bij mannen, bij vrouwen is dit tot 45 jaar. Tussen 40-45 en 79 jaar dalen de leeftijdspecifieke sterftecijfers. Bij 80+’ers stijgt de sterfte door deze kankers.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 22 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 /
6"
7 !
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
" 8
) .5 0 !#
!"
" $
!
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008 /
6" !
Leeftijdsgroep
7 !
" !"
!#
Mannen
" $
) .5 0 ! ...)%
Vrouwen
0-54 jaar
55 jaar en ouder
bron:
, Vlaams Gewest, 1999-2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 23 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
%. &
9
Kankerpatiënten overlijden meestal in het ziekenhuis. In 2008 vond bij mannen 58% van de kankersterfte plaats in het ziekenhuis, bij vrouwen was dit 56%. Mannen sterven vaker thuis dan vrouwen (31% van alle kankeroverlijdens bij mannen tegenover 25% bij vrouwen). Vrouwen met kanker sterven vaker in een bejaardentehuis dan mannen met kanker (15% bij vrouwen tegenover 7% bij mannen).
2.9.1
Plaats van overlijden bij mannen
Thuis Van de mannen die sterven aan kanker, sterven die met een kanker van het spijsverteringsstelsel, van het centrale zenuwstelsel, van de bovenste luchtwegen en van nier, urinewegen en blaas het vaakst thuis (33% tot 37%). In het ziekenhuis Wanneer mannen echter sterven door een kanker van lymfoïde of bloedvormende weefsels, sterven zij relatief weinig thuis (21%) en heel vaak in het ziekenhuis (71%). In het bejaardentehuis Mannen die sterven aan kanker overlijden eerder zelden in een bejaardentehuis (7% van totale kankersterfte). Als dit toch gebeurt, is de doodsoorzaak in 1 op 6 gevallen prostaatkanker: 17% van de mannen die stierven door prostaatkanker, stierven in een bejaardentehuis. &
Kanker van … colon, rectum, anus lever, galblaas en pancreas andere spijsverteringsorganen trachea, bronchus en long
!" ICD-10 code C18C21 C22C25 C15C17; C26 C33C34 C30-
andere luchtwegen en C32; intra-thoracale organen C35prostaatkanker nier, urinewegen en blaas centraal zenuwstelsel lymfoïd, bloedvormend en verwant weefsel overige localisaties slecht omschreven of secundaire localisaties Totaal
C39 C61
C64C68 C69C72 C81C96 overige C C76C80
Totaal
!#
" $
Thuis
!%
Andere plaats % Aantal % 7% 26 3%
Ziekenhuis Bejaardentehuis
Aantal % Aantal % Aantal % 917 100% 303 33% 522 57%
Aantal 66
718 100%
258 36%
408 57%
30
4%
22 3%
763 100%
280 37%
416 55%
47
6%
20 3%
886 30% 1.858 62%
153
5%
98 3%
2.995 100% 97 100%
33 34%
53 55%
7
7%
4 4%
831 100% 593 100%
267 32% 199 34%
398 48% 323 54%
144 49
17% 8%
22 3% 22 4%
247 100%
87 35%
131 53%
11
4%
18 7%
709 100%
150 21%
502 71%
42
6%
15 2%
690 100%
258 37%
378 55%
33
5%
21 3%
477 100%
136 29%
289 61%
38
8%
14 3%
9.309 100% 2.906 31% 5.440 58%
673
7%
290 3%
Bron: sterftecertificaten personen ouder dan 1 jaar, Vlaams Gewest, 2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 24 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
2.9.2
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Plaats van overlijden bij vrouwen
Thuis In tegenstelling tot mannen sterven vrouwen met kanker minder vaak thuis: 25% bij vrouwen versus 31% bij mannen. Vrouwen met een kanker van het centrale zenuwstel sterven het vaakst thuis (32%). Vrouwen sterven het minst thuis in het geval van kankers van lymfoïde en bloedvormende weefsels (16%). In het ziekenhuis Vrouwen sterven ook iets minder vaak in het ziekenhuis dan mannen: 56% bij vrouwen versus 58% bij mannen. In 2 op de 3 gevallen van kankers van lymfoïde en bloedvormende weefsels vindt het overlijden plaats in het ziekenhuis (66%). Ook vrouwen die sterven door longkanker overlijden meestal in het ziekenhuis (63%). In het bejaardentehuis Vrouwen overlijden relatief vaker in een bejaardentehuis: 15% bij vrouwen versus 7% bij mannen. &
!
!#
Totaal Kanker van ... colon, rectum, anus
ICD-10 code C18C21 C22C25 C15C17; C26 C33C34
lever, galblaas en pancreas andere spijsverteringsorganen trachea, bronchus en long C50 borstkanker baarmoeder(hals)C53C55 kanker andere genitale organen nier, urinewegen en blaas centraal zenuwstelsel lymfoïd, bloedvormend en verwant weefsel overige localisaties slecht omschreven of secundaire localisaties Totaal
2.9.3
C51C52; C56C58 C64C68 C69C72 C81C96 Overige C C76C80
" $
!%
Thuis
Ziekenhuis Bejaardentehuis
Aantal % Aantal % Aantal % 813 100% 214 26% 422 52%
Aantal 144
Andere plaats % Aantal % 18% 33 4%
637 100%
184 29%
342 54%
85
13%
26 4%
414 100%
113 27%
181 44%
102
25%
18 4%
821 100%
211 26%
520 63%
57
7%
33 4%
1.361 100% 331 100%
379 28% 88 27%
725 53% 184 56%
202 46
15% 14%
55 4% 13 4%
449 100%
112 25%
273 61%
42
9%
22 5%
292 100%
65 22%
165 57%
51
17%
11 4%
165 100%
52 32%
85 52%
16
10%
12 7%
606 100%
94 16%
400 66%
98
16%
14 2%
385 100%
95 25%
225 58%
47
12%
18 5%
404 100%
72 18%
229 57%
85
21%
18 4%
6.952 100% 1.717 25% 3.893 56%
1.065
15%
277 4%
Bron: sterftecertificaten personen ouder dan 1 jaar, Vlaams Gewest, 2008
Vergelijking met andere natuurlijke doodsoorzaken
Uit een multivariate log-lineaire analyse van de natuurlijke overlijdens bij 45-84 jarigen in de periode 1998-2006 blijkt dat overlijden door een aantal kankers vaker thuis gebeurt dan overlijden door andere natuurlijke oorzaken, en dit voor iedere leeftijd, geslacht en burgerlijke staat.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 25 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Enkel overlijden door kanker van lymfoïde en bloedvormende weefsels vormt daar een uitzondering op: 45-84-jarigen die overlijden door deze kanker sterven dubbel zo vaak in het ziekenhuis (in plaats van thuis) ten opzichte van andere natuurlijke oorzaken (OR: 1,98; BI: 1,87-2,11). Voor longkanker en borstkanker is deze kansverhouding niet significant verschillend van 1. / #
1 " $
!
: .. )%
1
Doodsoorzaak Colorectale kanker Lever, galblaas en pancreas Trachea, bronchus en long Borstkanker Prostaat-/Baarmoeder(hals)kanker Urinewegen en blaas Centraal zenuwstelsel Lymfoïd, bloedvormend en verwant weefsel Overige kankers/nieuwvormingen Overige natuurlijke doodsoorzaken
/ #
1 " $
!
: .. )%
1
! 32) 3)
!
5 ICD-10 code C18-C21 C22-C25 C33-C34 C50 C61/ C53-C54 C64-C68 C69-C72 C81-C96
OG
OR
BG
0,843 0,724 0,966 0,917
0,88 0,76 0,99 0,96
0,914 0,795 1,021 1,010
0,773
0,81
0,855
0,891 0,768
0,94 0,84
0,998 0,908
1,868
1,98
2,106
Overige C; D000,93 0,908 0,961 D48 A00-B99; 1 D50-R99 Bron: sterftecertificaten personen ouder dan 1 jaar, Vlaams Gewest, 1998-2006 1
1
! 32) 3)
!
5
Doodsoorzaak Colorectale kanker Lever, galblaas en pancreas Trachea, bronchus en long Borstkanker Prostaat-/Baarmoeder(hals)kanker Urinewegen en blaas Centraal zenuwstelsel Lymfoïd, bloedvormend en verwant weefsel Overige kankers/nieuwvormingen Overige natuurlijke doodsoorzaken
ICD-10 code C18-C21 C22-C25 C33-C34 C50 C61/ C53-C54 C64-C68 C69-C72 C81-C96
OG
OR
BG
0,408 0,258 0,379 0,570 0,599
0,44 0,29 0,41 0,62 0,65
0,480 0,320 0,433 0,681 0,714
0,453 0,640
0,51 0,76
0,569 0,906
0,639
0,72
0,799
Overige C; D000,50 0,476 0,532 D48 A00-B99; 1 D50-R99 Bron: sterftecertificaten personen ouder dan 1 jaar, Vlaams Gewest, 1998-2006
Uit deze analyse kwamen nog andere conclusies: Onafhankelijk van de doodsoorzaak, leeftijd of burgerlijke staat, hebben mannen meer kans dan vrouwen om thuis te sterven dan in het ziekenhuis (OR: 1,13; BI: 1,11-1,15) of het bejaardentehuis (OR: 1,52; BI: 1,47-1,56). De sterfte in het ziekenhuis, maar vooral in het bejaardentehuis nam toe met de leeftijd. In de periode 1998-2006 nam de ziekenhuissterfte af, maar de sterfte in het bejaardentehuis nam toe, onafhankelijk van geslacht, leeftijd, doodsoorzaak en burgerlijke staat. Gehuwde vrouwen sterven vaker thuis dan ongehuwde of ooit gehuwde vrouwen (weduwen of gescheiden vrouwen). Een partner hebben lijkt hier dus een rol te spelen.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 26 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
%
#
-
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
0
De sterfte in het Vlaams Gewest ten gevolge van kwaadaardige nieuwvormingen is iets lager dan het Europese gemiddelde. In een vergelijking met 25 EU-lidstaten situeert Vlaanderen zich in de buurt van Bulgarije, Duitsland en Frankrijk. Hoe vergelijken? De sterfte in verschillende landen vergelijken, moet met enige voorzichtigheid gebeuren. U moet altijd in het achterhoofd houden dat in elk land andere praktijken gelden inzake het certificeren van doodsoorzaken, de registratie van sterfgevallen, autopsie … Ook zijn er jaarlijkse schommelingen die de positie van een land ten opzichte van de andere landen kunnen beïnvloeden. Om alvast dat laatste probleem uit te sluiten, vergelijken we niet het cijfer van het laatste beschikbare jaar, maar het gemiddelde van de periode 2005-2007 voor zover beschikbaar. De cijfers voor België en Portugal waren nog niet beschikbaar voor deze periode.
Opmerking In deze Vlaamse cijfers ontbreken overlijdens in Wallonië en in het buitenland. Daardoor is er een lichte onderschatting van de sterfte met ongeveer 1%. Ook in de cijfers van andere landen ontbreken vaak de overlijdens in het buitenland, maar niet bij Nederland. Afkortingen EU-lidstaten
AT :Oostenrijk BG :Bulgarije BE :België CY :Cyprus CZ :Tsjechië DE :Duitsland DK:Denemarken EE :Estland ES :Spanje FI :Finland FR :Frankrijk GR:Griekenland HU:Hongarije IT :Italië
IE :Ierland LT :Litouwen LU :Luxemburg LV :Letland MT:Malta NL :Nederland PL :Polen PT :Portugal RO :Roemenië SE :Zweden SI :Slovenië SK :Slovakije UK :Verenigd Koninkrijk VL :Vlaanderen (Vlaams Gewest)
2.10.1 Sterfte door alle kwaadaardige nieuwvormingen De Vlaamse sterftecijfers voor kanker situeren zich iets lager dan het Europese gemiddelde: 10 lidstaten doen beter, 15 doen het slechter. Cyprus, Finland en Malta hebben de laagste kankersterfte. Polen, Tsjechië en Hongarije hebben de hoogste sterftecijfers door kwaadaardige nieuwvormingen. Het gemiddelde kankersterftecijfer in de EU voor mannen en voor vrouwen is slechts 5% respectievelijk 4% hoger dan het Vlaamse cijfer.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 27 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 1
"
1
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
) .( )
#
" $
!
"
%
2)%
(
-
Bron: WHO-HFA-mortalitydatabase, versie mei 2010 & alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2005-2007
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 28 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
2.10.2 Sterfte door longkanker In een vergelijking met 25 EU-lidstaten situeert Vlaanderen zich bij de 6 lidstaten met de hoogste longkankersterfte. De sterfte van Vlaamse mannen door longkanker is hoger dan het Europese gemiddelde. De sterfte door longkanker bij Vlaamse vrouwen is lager dan het Europese gemiddelde. In 19 lidstaten sterven (relatief) minder mannen dan in Vlaanderen, in 6 sterven er (relatief) meer. In 13 lidstaten sterven (relatief) minder vrouwen dan in Vlaanderen, in 12 sterven er (relatief) meer. Het gemiddelde sterftecijfer in de EU voor mannen is 15% lager en voor vrouwen 7% hoger dan het Vlaamse cijfer. Ook in Europa is er een groot verschil tussen mannen en vrouwen voor sterfte door longkanker. Enkel in Zweden, Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk zijn de sterftecijfers voor mannen niet minstens dubbel zo hoog als die voor vrouwen. In al deze landen vertonen mannen relatief lage sterfte door longkanker (onder EU-gemiddelde) en vrouwen relatief hoge sterfte (boven EU-gemiddelde). Zweedse mannen hebben het laagste sterftecijfer voor longkanker (gevolgd door Cypriotische en Finse mannen). Hongaarse, Poolse en Estse mannen vertonen de hoogste longkankersterfte in de EU. Deense vrouwen hebben het hoogste sterftecijfer voor longkanker (gevolgd door Hongaarse, Britse en Nederlandse vrouwen). Maltese, Spaanse en Litouwse vrouwen vertonen de laagste longkankersterfte in de EU.
2.10.3 Sterfte door borstkanker De Vlaamse sterftecijfers voor borstkanker zijn bij de hoogste in Europa: slechts 1 lidstaat doet slechter (nl. Denemarken). Ierland en Nederland vervolledigen de top 3. Spanje, Cyprus en Zweden hebben de laagste borstkankersterfte. Het Vlaamse sterftecijfer voor vrouwen is 24% hoger dan het gemiddelde sterftecijfer in de EU.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 29 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 1 ,3 -
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
-
,,) #
" $
!
"
%
2)%
(
1
)
Bron: WHO-HFA-mortalitydatabase, versie mei 2010 & Alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2005-2007
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 30 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 1 #
" $
Oorzaakspecifieke sterftecijfers 2
!
"
%
2)%
(
1
)
-
Bron: WHO-HFA-mortalitydatabase, versie mei 2010 & alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2005-2007
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 31 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
%
;
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
1
Hieronder vindt u een tabel met een gedetailleerd overzicht van alle kwaadaardige nieuwvormingen (kankers). !"
Doodsoorzaak Detail Totaal - Alle doodsoorzaken Kwaadaardige Nieuwvormingen (Kankers) Kanker van lip, mond- en keelholte Lip
Tong Mondholte Speekselklieren Tonsil en orofarynx Nasofarynx Hypofarynx Farynx e.a.
Kanker van spijsverteringsorganen Slokdarm Maag Dunne darm
Colon-rectosigmoïd-rectum Anus en anaal kanaal Lever en intrahepatische galwegen Andere galwegen en galblaas Pancreas Overige delen spijsverteringsstelsel en milt
Kanker van ademhalings- en intrathoracale organen
!#
" $
< ;)
!%
Mannen Absoluut ASR*
Vrouwen Absoluut ASR*
Totaal Absoluut
28.801
1.033,06
28.364 649,29
57.165
C00C97
9.039
307,65
6.680 170,92
15.719
C00C14
220
6,94
72
1,92
292
C00 C01C02 C03C06 C07C08 C09C10 C11 C12C13 C14
0
--
1
--
1
24
0,75
13
0,34
37
51
1,61
18
0,48
69
9
--
5
--
14
44
1,37
14
0,40
58
9
--
4
--
13
29
0,87
4
--
33
54
1,71
13
0,34
67
C15C26
2.398
81,65
1.864
45,32
4.262
C15 C16 C17 C18C20 C21 C22 C23C24 C25
322
10,45 10,40 0,27
188 16
86
2,21
408
913
32,05
804
19,37
1.717
4 229
-7,67
9 161
-3,96
13 390
43
1,54
44
1,08
87
446
15,00
432
10,76
878
C26
122
4,13
124
2,80
246
C30C39
3.114
103,62
862
23,54
3.976
14
--
0
--
14
311 8
4,58 0,34
499 24
C30C31 C32 C33C34 C37 C38 C39
83
2,71
15
0,38
98
2.995
99,71
821
22,43
3.816
Kanker van bot of gewrichtskraakbeen Melanoma en andere huidkankers
6 12 4
-0,41 --
7 17 2
-0,48 --
13 29 6
C40C41
31
1,04
28
0,76
59
C43C44
153
5,17
119
3,03
272
C43 C44
Kanker van mesotheel en weke delen
112 41
3,75 1,70
95 24
2,49 0,53
207 65
C45C49
181
6,05
83
2,24
264
C45 C46 C47
126 2 2
4,21 ---
29 0 0
0,78 ---
155 2 2
C48
4
--
8
--
12
Neusholte-sinus-middenoor Larynx Trachea-bronchus-long Thymus Hart, mediastinum en pleura Overige delen ademhalingsstelsel
Maligne melanoma Non-melanoma huidkanker
Mesothelioom Kaposi-sarcoom Perifere en autonome zenuwen Retroperitoneale ruimte en peritoneum
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 32 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 < ;)
Doodsoorzaak Detail Ander bindweefsel en weke delen
Borstkanker Kanker van vrouwelijke geslachtsorganen
Vulva Vagina Cervix uteri Corpus uteri Uterus niet-gespecificeerd Ovarium Andere vrouwelijke geslachtsorganen en placenta
Penis Prostaat Testis Andere mannelijke geslachtsorganen
Kanker van nier en urinewegen Nier Urinewegen Blaas
Kanker van ogen, hersenen en andere delen van het centraal zenuwstelsel Oog en adnexen Hersenvliezen en centraal zenuwstelsel
Kanker van endocriene klieren
Kanker op slecht omschreven, secundaire en ongespecificeerde plaatsen Kanker van lymphoïd, bloedvormend en verwant weefsel Ziekte van Hodgkin
Non-Hodgkin lymfomen Immunoproliferatieve aandoeningen Multipel myeloom en kanker van plasmacellen Leukemie Andere kankers van lymfoïd, bloedvormend en verwant weefsel
Kanker op meerdere onafhankelijke (primaire) plaatsen
Mannen Absoluut ASR* 47
Vrouwen Absoluut ASR*
1,57
46
Totaal Absoluut
1,25
93
C49 C50
19
0,70
1.361
36,48
1.380
C51C58
--
--
780
20,12
780
24 9 129 154 48 397
0,53 -3,58 3,81 1,28 10,22
24 9 129 154 48 397
19
--
19
--
--
854
C51 C52 C53 C54 C55 C56 C57C58
Kanker van mannelijke geslachtsorganen
Schildklier Bijnier Andere endocriene klieren
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
C60C63
854
31,76
C60 C61 C62 C63 C64C68 C64 C65C66; C68 C67
14 831 9 0
-30,96 ---
593
20,49
293
7,16
886
217
7,35
135
3,42
352
46
1,56
26
0,66
72
330
11,58
132
3,09
462
C69C72
247
7,97
165
4,65
412
C69 C70C72 C73C75 C73 C74 C75
2
--
2
--
4
245
7,90
163
4,61
408
41
1,33
42
1,05
83
20 5 16
0,65 -0,53
34 4 4
0,83 ---
54 9 20
C76C80
313
10,73
330
7,96
643
C81C96
710
24,31
607
14,79
1.317
C81 C82C85 C88
17
0,59
12
0,34
29
211
7,18
191
4,72
402
7
--
2
--
9
14 831 9 0
C90
152
5,18
137
3,41
289
C91C95
320
11,01
258
6,12
578
C96
3
--
7
--
10
C97
165
5,88
74
1,90
239
Voetnoot * de ASR wordt enkel berekend als het totale aantal sterfgevallen 20 of meer is en als het aantal voor mannen of vrouwen meer dan 5 is. Bron: , Vlaams Gewest, 2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 33 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
,
!
)
) !#
" $
Mannen Vrouwen Totaal Absoluut ASR Absoluut ASR Absoluut 28.801 1.033,00 28.364 649,29 57.165 1.227 E00-E99 497 17,87 730 16,0
< ;)
Doodsoorzaak Totaal - Alle doodsoorzaken Endocriene, voedings- en stofwisselingsstoornissen Diabetes mellitus
3
E10-E14 Bron:
61
61 $
!"
!%
1
392
14,03
530
11,40
922
, Vlaams Gewest, 2008
1
1
1
!"
!#
"
!%
Doodsoorzaak
< ;)
Mannen Vrouwen Totaal Absoluut ASR Absoluut ASR Absoluut 28.801 1.033,06 28.364 649,29 57.165 886 33,92 1.584 33,07 2.470 720 28,45 1.475 30,45 2.195 125 3,92 32 0,90 157
Totaal - Alle doodsoorzaken F00-F99 Psychische stoornissen F00-F03 Dementie F10-F16, F18-F19 Middelengebruik Andere psychische overige F 41 aandoeningen G00-G99 Neurologische aandoeningen 951 G20 Ziekte van Parkinson 267 G30 Ziekte van Alzheimer 308 G35 Multipele sclerose 34 Andere neurologische overige G 342 aandoeningen Andere oorzaken gerelateerd aan psychische problemen X60-X84 Suïcide 728 K70 Alcoholische leverziekte 216 X45 of Y15 Alcoholvergiftiging 9 Vergiftiging met roesmiddelen Vergiftiging met geneesmiddelen
1,54 33,59 9,21 11,56 1,10
77
1,72
118
1.166 26,60 221 4,80 590 12,39 55 1,54
2.117 488 898 89
11,72
296
7,87
638
23,96 6,69 --
299 95 3
9,26 2,82 --
1.027 311 12
+ T51.0-1, T51.9* X42 of Y12 45 1,56 7 -+ T40* X41 of Y11 2 -3 -+ T42.3-4, T42.6-7, T43.6-9* Bron: , Vlaams Gewest, 2008 Voetnoot *: te selecteren codes in onderliggende letselcodes
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
52 5
- 34 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
2
1
1
)
In 2008 stierven in totaal 18.813 inwoners van het Vlaamse Gewest door hart- en vaataandoeningen. Mannen stierven vooral door ischemische hartziekten (IHZ). Vrouwen stierven door minder goed omschreven hartaandoeningen (hartdecompensatie, complicaties en onduidelijk omschreven hartaandoeningen), cerebrovasculaire accidenten en ischemische hartziekten. 1
)
Doodsoorzaak
!"
!# ICD-10 code
Totaal - Alle doodsoorzaken I00-I99 Ziekten van het hart- en vaatstelsel I10-I15 Hypertensieve ziekten I20-I25 Ischemische hartziekten (IHZ) Carditis, niet-reumatisch kleplijden, I30-I45, niet-ischemische cardiomyopathie, I47-I49 ritme-en geleidingsstoornissenen Hartdecompensatie, complicaties en I46, I50onduidelijk omschreven I51 hartaandoeningen Cerebrovasculaire aandoeningen (CVA) I60-I69 Andere ziekten van arteriën, arteriolen I70-I79 en capillairen (o.a. aneurysmata) Overige I Andere hart- en vaataandoeningen
" $
!%
Mannen Vrouwen Totaal absoluut ASR absoluut ASR absoluut 28.801 1.033,06 28.364 649,29 57.165 8.749 322,35 10.064 217,64 18.813 107 4,07 193 4,08 300 3.158 112,37 2.386 53,15 5.544 856
32,04
1.123
24,01
1.979
2.081
80,39
2.999
63,00
5.080
1.830
67,61
2.639
57,51
4.469
494
17,86
342
7,22
836
223
8,02
382
8,67
605
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
2
=
36% van alle mannen die stierven door hart-en vaatziekten in 2008 stierf door een ischemische hartziekte (IHZ). Die overlijdens vertegenwoordigen 11% van alle overlijdens bij mannen. Meer bepaald stierf 22% door een acuut myocardinfarct, 1,4% door andere (sub) acute IHZ, 13% na een chronische ischemische hartziekte. Daarnaast stierven mannen aan: hartdecompensatie, complicaties en onduidelijk omschreven hartaandoeningen (23% van alle hart- en vaatdoden, 7% van totale sterfte); en cerebrovasculaire aandoeningen (21% van alle hart- en vaatdoden, 6% van totale sterfte).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 35 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 & %
1
Oorzaakspecifieke sterftecijfers 1
)
!"
!#
" $
!
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008 * kleplijden=niet-reumatisch kleplijden – cardiomyopathie=niet-ischemische cardiomyopathie – ritmestoornissen= ritme- en geleidingsstoornissen & %
1
1
)
!
!#
" $
!
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008 * kleplijden=niet-reumatisch kleplijden – cardiomyopathie=niet-ischemische cardiomyopathie – ritmestoornissen= ritme- en geleidingsstoornissen
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 36 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
2% # Bij vrouwen is het aandeel van ischemische hartziekten (IHZ) in het totale aantal overlijdens door hart- en vaataandoeningen (24% of 8% van de totale sterfte) beduidend kleiner dan bij mannen. Bij vrouwen zijn ischemische hartziekten ook niet de grootste groep van de hart- en vaatziekten. 14% stierf door een acuut myocardinfarct, 1,2% stierf door andere (sub) acute IHZ, 8% stierf na een chronische ischemische hartziekte. Het grootste aantal vrouwen overleed echter door hartdecompensatie, complicaties en onduidelijk omschreven hartaandoeningen (31% van alle hart- en vaat overlijdens, 11% van de totale sterfte). Bijna evenveel vrouwen stierven na een cerebrovasculaire aandoening (CVA) (26% van alle hart- en vaatdoden, 9% van alle sterfgevallen).
2,
1
)
Hart- en vaataandoeningen zijn de belangrijkste doodsoorzaak bij mannen vanaf 70 en bij vrouwen vanaf 80 jaar. In tegenstelling tot het sterfterisico door kankers en andere nieuwvormingen blijft het sterfterisico door hart- en vaatziekten ook op hoge leeftijd nog exponentieel stijgen. De gemiddelde leeftijd van overlijden door hart- en vaataandoeningen is 80,6 jaar (77,3 voor mannen en 83,6 voor vrouwen). Dat is een hoger gemiddelde dan voor de totale sterfte (77,0 jaar). Onder de 30 jaar sterven mensen zelden door een hart- of vaataandoening. Jaarlijks zijn er gemiddeld minder dan 40 overlijdens van jonge mannen of vrouwen met als onderliggende doodsoorzaak een hart- of vaataandoening. Meestal gaat het dan om cardiomyopathie, ritme- en geleidingsstoornissen of CVA.
5.3.1
Sterfterisico per leeftijd
Vanaf de leeftijdsgroep 35-39 jaar stijgt het risico voor sterfte door hart- en vaatziekten bij mannen en vrouwen exponentieel. Mannen hebben op elke leeftijd een hoger sterfterisico dan vrouwen. 1 op 12.200 mannen (8,2 op 100.000 mannelijke inwoners) en 1 op 19.500 vrouwen (5,1 op 100.000 vrouwelijke inwoners) tussen 35 en 39 jaar stierf in 2008 door hart- of vaatlijden. Ook in deze leeftijdsgroep sterven dus minder vrouwen dan mannen aan hartof vaatlijden. In de leeftijdscategorie 50-54 jaar stierf al 1 op 1.100 mannen (89 op 100.000 inwoners) aan een hart-of vaataandoening. Een sterfterisico van 1 op 1.000 is bij vrouwen pas waar te nemen in de leeftijdscategorie 60-64 jaar (100 op 100.000 inwoners). Van alle 70- tot 74-jarige mannelijke inwoners stierf bijna 1% in 2008 door hart- en vaataandoeningen (769 op 100.000 inwoners). Bij vrouwen stierf in 2008 bijna 1% van alle 75- tot 79-jarigen door een hart- of vaataandoening (868 op 100.000 inwoners). Bij personen van 90 jaar of ouder stierf in 2008 1 op 11 door hart- of vaatlijden (9.558 mannen en 8.466 vrouwen op 100.000 van 90-94 jaar).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 37 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 +
1 !#
" $
)
Oorzaakspecifieke sterftecijfers !
!"
!%
Let op: logaritmische schaal! Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
5.3.2
Evolutie sterfterisico
Ten opzichte van 1999 daalde de leeftijdsspecifieke sterfte in alle leeftijdsgroepen vanaf 40 jaar. Voor mannen daalde het sterfterisico in de leeftijdsgroepen 45-89 jaar jaarlijks significant met 2 tot 4,8%. Ook voor vrouwen daalde het sterfterisico in de leeftijdsgroepen 55-94 jaar jaarlijks significant met 2 tot 5%. Deze daling was het sterkst bij mannelijke veertigers en vrouwelijke zeventigers.
5.3.3
Belangrijkste dodelijke hart- en vaataandoening per leeftijdsgroep
Jonge mannen en vrouwen (jonger dan 30 jaar) die sterven aan een hart- en vaataandoening sterven het vaakst door een cerebrovasculair incident. Ook 80-89-jarigen sterven het vaakst door een cerebrovasculair incident. Bij 90-plussers die sterven door een hart- en vaataandoening wordt de dood het vaakst toegeschreven aan hartdecompensatie. In de groep 30-79-jarigen is er een verschil tussen mannen en vrouwen wat betreft de harten vaatsterfte. Mannen sterven het vaakst door een acuut myocardinfarct. Vrouwen sterven het vaakst door een cerebrovasculair incident. Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 38 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
* $
1
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
)
!"
!#
"
!% 8
Leeftijdsgroep 0-29 jaar 30-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar 65-69 jaar 70-74 jaar 75-79 jaar 80-84 jaar 85-89 jaar 90-94 jaar 95 jaar +
Mannen Vrouwen Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) (7 / 1%) (5 / 2%) Acuut myocardinfarct (I21-I22) Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) (8 / 2%) (8 / 4%) Acuut myocardinfarct (I21-I22) Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) (23 / 7%) (11 / 5%) Acuut myocardinfarct (I21-I22) Acuut myocardinfarct (I21-I22) (44 / 7%) (13 / 3%) Acuut myocardinfarct (I21-I22) Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) (64 / 7%) (23 / 4%) Acuut myocardinfarct (I21-I22) Acuut myocardinfarct (I21-I22) (105 / 8%) (36 / 4%) Acuut myocardinfarct (I21-I22) Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) (197 / 10%) (50 / 5%) Acuut myocardinfarct (I21-I22) Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) (163 / 7%) (78 / 6%) Acuut myocardinfarct (I21-I22) Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) (240 / 7%) (155 / 7%) Acuut myocardinfarct (I21-I22) Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) (348 / 7%) (348 / 10%) Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) (448 / 8%) (616 / 11%) Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) Cerebrovasculaire aandoeningen (I60-I69) (386 / 9%) (745 / 12%) Hartdecompensatie (I50) Hartdecompensatie (I50) (137 / 8%) (401 / 11%) Hartdecompensatie (I50) Hartdecompensatie (I50) (72 / 13%) (292 / 13%)
bron:Alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
23
1
)
0
...)% Zoals de totale sterfte, daalt de sterfte door hart- en vaataandoeningen jaar na jaar. Rekening houdend met de verschillende leeftijdssamenstelling van onze mannelijke en vrouwelijke bevolking, blijkt dat er significant minder vrouwen sterven door hart- en vaatziekten dan mannen. De sterftecijfers van de mannen dalen wel sneller dan die van de vrouwen. De hart- en vaatsterfte bij mannen daalde jaarlijks gemiddeld met 15 per 100.000 inwoners in de periode 1999-2008. De hart- en vaatsterfte bij vrouwen daalde jaarlijks gemiddeld met 10 per 100.000 inwoners in de periode 1999-2008.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 39 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 < )<.. ! "
!#
" $
Oorzaakspecifieke sterftecijfers ! !
!1
)
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
5.4.1
Welke ziektes hebben het grootste aandeel in deze daling van de algemene hart- en vaatsterfte?
De doodsoorzaken die de grootste bijdrage leveren aan de daling van de totale hart- en vaatsterfte zijn ischemische hartziekten (IHZ) en cerebrovasculaire aandoeningen (CVA). Bij mannen is 52% van de daling tussen 1999 en 2008 toe te schrijven aan de daling van de sterfte door IHZ en 27% aan de daling van de sterfte door CVA. Bij vrouwen is 37% van de daling tussen 1999 en 2008 toe te schrijven aan de daling van de sterfte door IHZ en 28% aan de daling van de sterfte door CVA. Wat betreft de bijdrage van de overige hart- en vaatziekten, was er geen groot verschil tussen mannen en vrouwen.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 40 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 *
1
1 ) !"
Oorzaakspecifieke sterftecijfers ! !#
" $
!
...)%
Mannen
Vrouwen
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999, 2002, 2005, 2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 41 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
22 5.5.1
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
1 "
1 1
Detail ischemische hartziekten
Van alle hart- en vaataandoeningen zijn ischemische hartziekten (IHZ) de belangrijkste doodsoorzaak: 10 mannen en 8 vrouwen op 10.000 stierven in 2008 aan een ischemische hartaandoening. Na het acute myocardinfarct heeft zowel bij mannen als bij vrouwen de chronische cardiale ischemie een belangrijk aandeel in de totale hart- en vaatsterfte (resp. 13% en 8%). 1 "
1
ICD10-code
Ischemische hartziekten: totaal Acuut myocardinfarct Overige (sub)acute IHZ Chronische IHZ
5.5.2
I20-I25 I21-I22 I20; I24 I25 Bron:
1
!#
Mannen 3.158 1.932 120 1.106
" $
Vrouwen 2.386 1.442 120 824
!%
Totaal 5.544 3.374 240 1.930
, Vlaams Gewest, 2008
Sterfte per leeftijd
Uit een vergelijking van de leeftijdsspecifieke sterftecijfers door ischemische hartziekten (IHZ) bij mannen en vrouwen blijkt zeer duidelijk dat mannen niet alleen vaker sterven aan IHZ, maar vooral op jongere leeftijd dan vrouwen. In totaal stierven 5.544 personen door IHZ, waarvan 3.158 mannen (57%) en 2.386 vrouwen (43%). De gemiddelde leeftijd van mannen die overleden aan IHZ was 75,4 jaar tegenover 81,9 jaar bij vrouwen.
5.5.3
Evolutie sterfte door ischemische hartziekten*
Mannen stierven significant meer dan vrouwen aan IHZ: de direct gestandaardiseerde cijfers tonen voor mannen een duidelijk overwicht: 112 op 100.000 mannen tegenover 53 op 100.000 vrouwen. De laatste 10 jaar stierven jaarlijks gemiddeld steeds minder personen door IHZ. Toch blijven IHZ de belangrijkste doodsoorzaak. Bij mannen daalde het sterftecijfer gemiddeld met 8 per 100.000 inwoners per jaar. Bij vrouwen daalde het sterftecijfer gemiddeld met 4 per 100.000 inwoners per jaar.
5.5.4
Evolutie sterfte per leeftijd
Deze algemene dalende trend stellen we in elke leeftijdsgroep vast: Ten opzichte van 1999 daalden de leeftijdsspecifieke sterftecijfers bij mannen in elke leeftijdsgroep, behalve bij mannen jonger dan 30 en 95-plussers. Ten opzichte van 1999 daalden de leeftijdsspecifieke sterftecijfers bij vrouwen in elke leeftijdsgroep. Deze dalingen waren evenwel niet steeds consequent over de hele periode voor alle leeftijdsgroepen: o In 2002 viel bij vrouwen een tijdelijke toename te noteren voor de 40-59 jarigen en de 85 plussers. o Bij mannen is er een zelfde vaststelling voor de 35-39 jarigen en de 95 plussers in 2002 en voor de 40-44 jarigen en de 90-94 jarigen in 2005.
*
In 2006 was er een kleinere wijziging in codeerregels waardoor een aantal overlijdens niet meer als onderliggende doodsoorzaak ischemische hartziekte (I25.1) kregen, maar hartdecompensatie (I50).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 42 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 +
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
! !#
" $
!
1 "
1 1
!"
!%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008 "
Let op: logaritmische schaal! !
!#
" $
!
!
1 "
1 1
!
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 43 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
$
! !"
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
!
1 "
1
1
!#
"
!
1 "
1
1
!#
"
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999, 2002, 2005, 2008 $
! !"
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999, 2002, 2005, 2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 44 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
25 # CVA is de tweede belangrijkste doodsoorzaak binnen de sterfte door hart- en vaataandoeningen: in 2008 stierven 60 mannen en 85 vrouwen op 100.000 door een cerebrovasculaire aandoeningen (CVA) (brutocijfers).
5.6.1
Sterfterisico's bij mannen en vrouwen
Er sterven 1,4 keer meer vrouwen dan mannen door CVA, maar de leeftijdsspecifieke sterftecijfers in 2008 tonen voor mannen een hoger sterfterisico voor de leeftijdsgroep van 40-84 jaar. Op jongere leeftijd (0 tot 44 jaar) sterven mannen en vrouwen zelden door CVA. In de leeftijdsgroep 45-84-jaar sterven relatief meer mannen dan vrouwen door CVA (mannen: 118/100 000; vrouwen: 115/100 000). Bij 85+’ers lopen de sterfterisico’s weer ongeveer gelijk (mannen: 1560/100 000; vrouwen: 1579/100 000). In absolute aantallen sterven vanaf de leeftijd van 75 jaar meer vrouwen dan mannen door CVA. Zo komt het dat: Van de 2.639 vrouwen die overleden door CVA 73% 80 jaar of ouder was. Van de 1.830 mannen die overleden door CVA 55% 80 jaar of ouder was. Vanaf de leeftijd van 85 jaar stierf in 2008 minstens 1% van de bevolking door een CVA (sterfterisco hoger dan 1.000 per 100.000 inwoners). +
! !#
" $
!
!"
!%
Let op: logaritmische schaal! Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 45 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
5.6.2
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Evolutie sterfte door CVA
Als we rekening houden met de verschillende leeftijdsverdeling van mannen en vrouwen, verkrijgen we jaarlijks significant hogere sterftecijfers voor mannen (behalve in 2004: borderline). In de periode 1999-2008 daalde de sterfte door CVA bij mannen wel sneller dan bij vrouwen. Tussen 1999 en 2008 daalden de mannelijke sterftecijfers voor CVA gemiddeld met 3,8 per 100.000 per jaar: van 101 naar 68 per 100.000 mannen. In dezelfde periode daalden de vrouwelijke sterftecijfers voor CVA gemiddeld met 2,7 per 100.000 per jaar: van 83 naar 58 per 100.000 vrouwen. -
! !"
!#
" $
! !
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
2( 5.7.1
1
)
Hypertensie
Hoewel hypertensie een belangrijke ziekte is, is het geen belangrijke onderliggende doodsoorzaak: slechts 3,5 mannen en 6,2 vrouwen op de 100.000 stierven in de eerste plaats aan hun hypertensie. Vrouwen en mannen stierven in 2008 even vaak door hypertensie (als onderliggende doodsoorzaak) wanneer er voor leeftijd wordt gestandaardiseerd, nl. 4,1 op de 100.000 inwoners. In de periode 1999-2008 is er geen statistisch significante trend vast te stellen. Meer details vindt u in onderstaande figuren.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 46 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 16 !# " $
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
< )< 2 0 !%
!
!"
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008 16 !"
< )< 2 0 !# " $
! !
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 47 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
5.7.2
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Hartdecompensatie, complicaties en onduidelijk omschreven hartaandoeningen
Onder deze noemer zijn syndromen, symptomen en onduidelijke hart- en vaataandoeningen gegroepeerd. 1 $
)
!"
!#
"
!% ICD-10 code
I46; I50-I51 Totaal I46 Hartstilstand I50 Hartdecompensatie I51 Complicaties en slecht omschreven hartziekte
Mannen 2.081 766 1.089 226
Vrouwen 2.999 863 1.856 280
Totaal 5.080 1.629 2.945 506
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
"Hartdecompensatie" en "hartstilstand" zijn de belangrijkste categorieën. Zij worden vooral vermeld als onderliggende doodsoorzaak bij oudere personen. In absolute aantallen overlijden er meer vrouwen dan mannen door hartdecompensatie, complicaties en onduidelijk omschreven hartaandoeningen. Als we met behulp van directe standaardisatie echter rekening houden met de verschillen in leeftijdsverdeling tussen mannen en vrouwen, sterven relatief meer mannen dan vrouwen aan deze aandoeningen. 72% van deze overlijdens betrof iemand van 80 jaar of ouder. Vooral hartdecompensatie is een doodsoorzaak van 80-plussers (81%). Van alle doodsoorzaken heeft deze categorie 1 van de hoogste gemiddelde leeftijden bij overlijden, nl. 79,0 jaar bij mannen en 85,6 jaar bij vrouwen. Ze volgt daarmee kort op dementie, influenza, pneumonie en hypertensie. In de periode 1999-2008 is er geen statistisch significante trend vast te stellen. Meer details vindt u in onderstaande figuren.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 48 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 1
"
!
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
"
<2 )<2 0 $ !%
" !
1 !"
1
1
1
!#
<354 "
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008 1 <2 )<2
0 !#
"
!
"
" !
" $
!
<354 !"
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 49 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
5.7.3
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Carditis, niet-reumatisch kleplijden, niet-ischemische cardiomyopathie, ritme- en geleidingsstoornissen 1
$
)
!"
!#
"
!% ICD-10 code
I30-I45; I47-I49 Totaal I30-I38 Peri- en endocarditis, niet-reumatisch kleplijden I40 Myocarditis I42 Cardiomyopathie (niet-ischemisch) I44-I45 Geleidingstoornis I47-I79 Ritmestoornis
Mannen 856 230 1 165 37 423
Vrouwen 1.123 411 1 151 31 529
Totaal 1.979 641 2 316 68 952
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
In absolute aantallen sterven er meer vrouwen dan mannen (28 per 100.000 mannen tegenover 36 per 100.000 vrouwen) door deze groep van hartaandoeningen. Dat komt omdat er meer oude vrouwen in Vlaanderen leven dan oude mannen. Als we rekening houden met de leeftijdsverdeling van vrouwen en mannen, tonen de gestandaardiseerde cijfers lagere waarden voor vrouwen dan voor mannen. In de periode 1999-2008 daalde de sterfte door deze groep hartaandoeningen zowel bij mannen als bij vrouwen: De sterfte bij mannen daalde jaarlijks gemiddeld met 1,1 per 100.000 inwoners. De sterfte bij vrouwen daalde jaarlijks gemiddeld met 0,8 per 100.000 inwoners. Meer details vindt u in onderstaande figuren. ! "
) " 1 <, )<324<3()<3. 0 !# " $ !%
!
)
1 "
1
"6 !
1
!
" ) !
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 50 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
!
) " 1 ! ) <, )<324<3()<3. 0!" !# " $
1 " !
1
"6
1
!
" ) !
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
5.7.4
Andere ziekten van arteriën, arteriolen en capillairen 9!
!#
" $
!"
!% ICD10 code I70-I79
Mannen
Totaal Atherosclerose andere dan cerebraal, I70 coronair, mesenteriaal of pulmonair I71 Aneurysmata van aorta I72 Andere aneurysmata * Andere embolieën of I74 tromboses ** Andere aandoeningen I73; van arteriën, arteriolen I75-I79 en capillairen
Vrouwen
Totaal
494
342
836
141
164
305
251 23
83 9
334 32
53
57
110
26
29
55
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008 Voetnoot* andere dan arterioveneuze, verworven, cerebrale, coronaire, pulmonaire, retinale of variceuze aneurysmata of aneurysmata van de aorta of het hart. Voetnoot** andere arteriële emboliën en trombosen dan van arteria basilaris, a.carotis, a.renalis, a. vertebralis, of van cerebrale, coronaire, mesenteriale, precerebrale, pulmonaire of retinale arterie of als complicatie van abortus, zwangerschap, bevalling of kraambed.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 51 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Er sterven significant meer mannen dan vrouwen door deze vaatziekten. In de periode 1999-2008 daalde de sterfte door deze groep hartaandoeningen, maar de daling was enkel bij mannen statistisch significant: De sterfte bij mannen daalde jaarlijks gemiddeld met 0,9 per 100.000 inwoners. Meer details vindt u in onderstaande figuren.
!
9! !"
!#
<( )<(. 0 " $ !%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 52 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
9!
<( )<(. 0
!
!"
!#
" $
!
...)%
Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 1999-2008
2
#
-
0
1
)
De sterfte in het Vlaamse Gewest ten gevolge van hart- en vaataandoeningen is bij de laagste in Europa. In een vergelijking met 25 EU-lidstaten moet Vlaanderen enkel Frankrijk, Spanje, Italië en Nederland laten voorgaan. Hoe vergelijken? De sterfte in verschillende landen vergelijken, moet met enige voorzichtigheid gebeuren. U moet altijd in het achterhoofd houden dat in elk land andere praktijken gelden inzake het certificeren van doodsoorzaken, de registratie van sterfgevallen, autopsie … Ook zijn er jaarlijkse schommelingen die de positie van een land ten opzichte van de andere landen kunnen beïnvloeden. Om alvast dat laatste probleem uit te sluiten, vergelijken we niet het cijfer van het laatste beschikbare jaar, maar het gemiddelde van de periode 2005-2007 voor zover beschikbaar. De cijfers voor België en Portugal waren nog niet beschikbaar voor deze periode.
Opmerking In deze Vlaamse cijfers ontbreken overlijdens in Wallonië en in het buitenland. Daardoor is er een lichte onderschatting van de sterfte met ongeveer 1%. Ook in de cijfers van andere landen ontbreken vaak de overlijdens in het buitenland, maar niet bij Nederland.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 53 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 Afkortingen EU-lidstaten
AT :Oostenrijk BG :Bulgarije BE :België CY :Cyprus CZ :Tsjechië DE :Duitsland DK:Denemarken EE :Estland ES :Spanje FI :Finland FR :Frankrijk GR:Griekenland HU:Hongarije IT :Italië
5.8.1
Oorzaakspecifieke sterftecijfers IE :Ierland LT :Litouwen LU :Luxemburg LV :Letland MT:Malta NL :Nederland PL :Polen PT :Portugal RO :Roemenië SE :Zweden SI :Slovenië SK :Slovakije UK :Verenigd Koninkrijk VL :Vlaanderen (Vlaams Gewest)
Sterfte door alle hart- en vaataandoeningen
De Vlaamse sterftecijfers voor hart- en vaataandoeningen zijn bij de laagste in Europa: Frankrijk, Spanje, Nederland en Italië doen het iets beter. Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zweden doen het iets slechter. De 5 lidstaten met de hoogste sterftecijfers voor hart- en vaataandoeningen situeren zich allemaal in het voormalige Oostblok, nl. Bulgarije, Roemenië, Letland, Litouwen en Slovakije. Het gemiddelde sterftecijfer in de EU voor mannen en voor vrouwen is 1,4 keer groter dan het sterftecijfer voor Vlaamse mannen en vrouwen.
5.8.2
Sterfte door ischemische hartziekten
De ischemische hartsterfte in het Vlaamse Gewest is de vierde laagste in vergelijking met 25 EU-lidstaten, zowel bij mannen als bij vrouwen. Ook in Europa sterven dubbel zo veel mannen als vrouwen aan ischemische hartziekten. Frankrijk heeft de laagste sterftecijfers voor ischemische hartziekten (IHZ). Nederland en Spanje volgen, Vlaanderen situeert zich bij de top 5, en doet het iets beter dan Italië en Slovenië. De 3 Baltische staten (Litouwen, Letland en Estland) hebben een hoge ischemische hartsterfte, voor zowel mannen als vrouwen. Maar ook Slovaken en Hongaren sterven vaker dan andere Europeanen door IHZ. Het gemiddelde sterftecijfer voor IHZ voor mannen en vrouwen samen is in de EU 1,6 keer (mannen: 1,6; vrouwen: 1.8 keer) hoger dan het Vlaamse cijfer.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 54 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 1
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
-
1 #
" $
!
"
%
2)%
)
(
1
)
-
Bron: WHO-HFA mortality database, versie juni 2010 & alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2005-2007
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 55 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 1 1
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
#
" $
!
"
%
2)%
(
1 " 1
1 )
-
Bron: WHO-HFA mortality database, versie juni 2010 & alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2005-2007
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 56 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
5
1 1
"1
Doodsoorzaak Totaal - Alle doodsoorzaken Ziekten van het ademhalingsstelsel Acute infecties ademhalingsstelsel Influenza Pneumonie Andere ziekten van het ademhalingsstelsel (excl. nieuwvormingen) Chronische aandoeningen van de onderste luchtwegen waarvan Chronische obstructieve longziekten (COPD) waarvan astma
"1
!" ICD-10 code J00-J99 J00-J39 J10-J11 J12-J18
!#
" $
!%
Mannen Vrouwen Totaal absoluut ASR absoluut ASR absoluut 28.801 1.033,06 28.364 649,29 57.165 3.478 131,67 2.846 62,26 6.324 1.154 46,56 1.339 28,13 2.493 12 0,43 13 0,26 25 1.097 44,06 1.242 26,19 2.339 2.324 85,11 1.507 34,14 3.831
J40-J99
1.665
60,44
870
20,44
2.535
1.642
59,74
817
19,16
2.459
J45-J46 19 0,58 48 1,17 Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2008
67
J40-J47 J40-J44
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 57 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
( Slechts 5,5% van alle sterfte is veroorzaakt door uitwendige doodsoorzaken. Uitwendige doodsoorzaken als suïcide en vervoersongevallen zijn echter de belangrijkste oorzaken van sterfte op jonge leeftijd. Uitwendige doodsoorzaken veroorzaken 21% van alle verloren jaren (VPJ-cijfer) bij mannen, en 13% van alle VPJ bij vrouwen. Bij mannen en vrouwen zijn tot respectievelijk 49 en 39 jaar uitwendige doodoorzaken het belangrijkst, en dus belangrijker dan natuurlijke oorzaken als nieuwvormingen en hartziekten. Bij tieners en twintigers zijn vervoersongevallen en suïcide de belangijkste doodsoorzaken. Mannen tussen 30 en 49 jaar sterven het vaakst door zelfdoding. Vrouwen tussen 20 en 39 jaar sterven het vaakst door zelfdoding. !"
Doodsoorzaak Totaal - Alle doodsoorzaken Uitwendige doodsoorzaken Vervoersongevallen waarvan: vervoersongevallen te land Overige uitwendige oorzaken van letsel door ongeval (Niet-vervoersongevallen) waarvan: Niet-intentioneel vallen Suïcide Geweldpleging Onbepaalde intenties Complicaties medische en chirurgische zorg Sterfte door late gevolgen van uitwendige oorzaken
(
!#
ICD-10 code V00-Y89 V00-V99 V00-V89 W00-X59
" $
!%
Mannen Vrouwen Totaal absoluut ASR absoluut ASR absoluut 28.801 1.033,06 28.364 649,29 57.165 1.950 66,69 1.216 31,85 3.166 375 12,50 120 3,77 495 373 12,43 119 3,74 492 699 25,39 681 15,61 1.380
W00W19 X60-X84 X85-Y09 Y10-Y34
279
9,97
260
5,98
539
728 28 78
23,96 0,89 2,55
299 23 33
9,26 0,75 0,98
1.027 51 111
Y40-Y84
31
1,01
52
1,26
83
Y85-Y89
11
--
8
--
19
Bron: sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2008
7
In 2008 stierven er opnieuw meer dan 1.000 Vlamingen door zelfdoding. Ruim 2 op 3 van hen waren mannen: 728 mannen tegenover 299 vrouwen. Suïcide is een van de meest voorkomende doodsoorzaken bij jonge volwassenen tussen 20 en 49 jaar. De gemiddelde leeftijd van mannen die zelfmoord plegen is 49 jaar, bij vrouwen is dit 52 jaar. De gemiddelde leeftijd bij overlijden voor alle doodsoorzaken is 74 jaar bij mannen en 80 jaar bij vrouwen. De belangrijkste methode is ophanging (verhanging, wurging en verstikking).
7.1.1
Gehanteerde methoden
Mannen Verhanging, vuurwapens en vergiftiging zijn de meest gebruikte methoden waarmee mannen zichzelf doden. In 2008 stierven 424 mannen door zichzelf op te hangen, te wurgen of te verstikken (58% van alle zelfdodingen). Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 58 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
61 mannen stierven door zichzelf te vergiftigen (8% van alle zelfdodingen), vooral met behulp van geneesmiddelen (3% van alle zelfdodingen). 59 mannen stierven door een kogel (8% van alle zelfdodingen). 48 mannen lieten zich verongelukken in het verkeer (7% van alle zelfdodingen). 136 mannen gebruikten een andere methode: verdrinken, van een hoogte springen, met een scherp voorwerp (bv. pols oversnijden), zich vergassen ... De gebruikte methode hangt, net als bij vrouwen, enigszins samen met de leeftijd: Jongere mannen springen vaker voor treinen of andere bewegende obstakels. Oudere mannen verdrinken zich meer. Maar verhanging is op alle leeftijden de meest gebruikte methode. $ 1
"
1
7
!"
!#
" $
!%
Bron: sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2008
Vrouwen Bij vrouwen zijn de 3 meest gebruikte suïcidemethoden: verhanging, vergiftiging en verdrinking. In 2008 verhingen, wurgden of verstikten 103 vrouwen zich (34% van alle zelfdodingen). 74 vrouwen vergiftigden zichzelf (25% van alle zelfdodingen), vooral met geneesmiddelen (14% van alle zelfdodingen). 42 vrouwen verdronken zichzelf (14% van alle zelfdodingen). 18 vrouwen lieten zich verongelukken in het verkeer (6% van alle zelfdodingen). 62 vrouwen gebruikten een andere methode (21% van alle zelfdodingen) zoals van een hoogte springen, met een vuurwapen of een scherp voorwerp (bv. pols oversnijden), ... De gebruikte methode hangt, net als bij mannen, enigszins samen met de leeftijd: Jongere vrouwen springen vaker voor treinen of andere bewegende obstakels. Oudere vrouwen verdrinken zichzelf meer. Verhangen is op alle leeftijden een vaak gebruikte methode.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 59 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 $ 1
"
1
7
!
Oorzaakspecifieke sterftecijfers !#
" $
!%
Bron: sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2008
7.1.2
Suïcide per leeftijd
Suïcide komt zowel bij vrouwen als bij mannen op relatief jonge leeftijd voor. De helft van de zelfdodingen gebeurt bij mannen en vrouwen jonger dan 50, terwijl in het Vlaamse Gewest slechts 5% van de overlijdens personen van jonger dan 50 betreft. Het aantal verloren potentiële jaren door suïcide is daarom hoog. Het grote aantal overlijdens op relatief jonge leeftijd zorgt ervoor dat suïcide voor bijna evenveel verloren jaren verantwoordelijk is als longkanker of ischemische hartziekten. Het aantal doden door longkanker en IHZ ligt nochtans respectievelijk 4 en 5 keer hoger dan het aantal suïcides. Per 100.000 mannen in de leeftijdscategorieën tussen 20 en 80 jaar pleegden er 23 tot 36 zelfmoord in 2008. Zoals in vorige jaren, doodden hoogbejaarde mannen (85 jaar of ouder) zichzelf het vaakst. Algemeen liggen de cijfers bij oudere mannen (vanaf 70 jaar) beduidend lager dan in 2005 of vroeger. Het is de daling van het suïcidecijfer in deze groep die verantwoordelijk was voor de daling van het algemene sterftecijfer door suïcide in 2006 en 2007. In 2008 hebben vooral 90-plussers zich opnieuw vaker gedood dan in de voorgaande jaren. Het vrouwelijke suïcidecijfer ligt veel lager: bij vrouwen ouder dan 20 jaar varieert het suïcidecijfer tussen 6 en 18 op de 100.000 vrouwen. Het suïcidecijfer daalt niet voor vrouwen.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 60 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 + $
7
Oorzaakspecifieke sterftecijfers !"
!#
"
!%
Bron: sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2008
7.1.2.1
Evolutie van sterfte door suïcide per leeftijd
Een lichte daling van de suïcidecijfers is bij mannen terug te vinden in de jongste leeftijdsgroep (10-29 jaar), maar is het opmerkelijkst in de groep mannen van 60 jaar en ouder. Bij vrouwen nemen de cijfers toe tot 50-59 jaar om dan bij oudere leeftijdsgroepen weer iets af te nemen. Binnen de leeftijdsgroepen onderscheiden we geen duidelijke trends in de tijd.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 61 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 "
Bron:
Oorzaakspecifieke sterftecijfers 7
!#
" $
!
!
...)%
, Vlaams Gewest, 1999-2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 62 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 7.1.2.2
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Suïcidemethode per leeftijd
Bij mannen Er zijn verschillen in gebruikte methode naargelang de leeftijd bij mannen. Ophanging, wurging en verstikking zijn bij mannen in elke leeftijdsgroep de meest gehanteerde methoden. Mannen tussen 20 en 39 jaar verhangen zich relatief het vaakst. Mannen tussen 40 en 59 jaar nemen vaker dan andere mannen hun toevlucht tot zelfvergiftiging. Verdrinking neemt toe met de leeftijd: slechts 2% tot 5% van de suïcides bij jongere mannen (tot 49 jaar) was een verdrinking. Bij mannen ouder dan 50 gebeurde 12% tot 17% van de suïcides door verdrinking. Zelfdoding in het verkeer komt meer voor bij jonge mannen (jonger dan 30 jaar). 50-plussers hanteren vaker vuurwapens als middel bij zelfdoding. Een sprong van een hooggelegen plaats komt vooral voor bij jongeren onder de 20 jaar. $ 1
"
1
7
!"
!#
" $
!%
()%
Bron: sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2005-2006
Bij vrouwen Bij vrouwen zijn er, net als bij mannen, verschillen in gehanteerde suïcidemethode naar leeftijd. In tegenstelling tot bij mannen, is bij vrouwen ophanging, wurging en verstikking niet in elke leeftijdsgroep de meest gebruikte methode. Bij 70- tot 79- jarigen is verdrinking de meest gehanteerde methode. Een dodelijke zelfvergiftiging komt het vaakst voor bij vrouwen tussen 30 en 49 jaar. Verdrinking neemt ook bij vrouwen duidelijk toe met de leeftijd: van maximaal 3% onder de 30 jaar tot 46% bij 70-79-jarigen. Zelfdodingen in het verkeer komen het vaakst voor bij jonge vrouwen, en nemen af met de leeftijd. Voor vuurwapens, sprong van hooggelegen plaatsen en andere methoden zijn er weinig systematische verschillen vast te stellen tussen de verschillende leeftijdsgroepen. Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 63 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 $ 1
"
1
7
Oorzaakspecifieke sterftecijfers !
!#
" $
!%
()%
Bron: sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2005-2006
7.1.3
Evolutie suïcide 1999-2008
In de periode 1999-2008 is er een significante daling in de gestandaardiseerde suïcidesterftecijfers bij mannen: per jaar daalt het aantal zelfdodingen bij hen met gemiddeld 8 per 1.000.000 inwoners. In 2008 was het aantal suïcides bij mannen opnieuw licht gestegen, maar het bleef nog altijd significant lager dan in de periode 1999-2005. Voor vrouwen stellen we geen statistisch significant verschil vast. Tijdens de hele periode zijn de sterftecijfers voor vrouwen beduidend lager dan deze voor mannen. Het aantal suïcides is mogelijk onderschat. Het is immers niet altijd duidelijk of het om een ongeval, een suïcide of een moord gaat. Bijvoorbeeld, indien iemand sterft na een val, is het soms niet duidelijk of de overledene per ongeluk viel, zelf sprong, of door iemand geduwd werd. Die overlijdens worden samengeteld onder de noemer "sterfte waarvan de intentie niet kan bepaald worden". Vermoedelijk betreft het merendeel van deze sterftegevallen suïcides. In de grafiek worden de sterftecijfers door onbepaalde intenties opgeteld bij die van suïcides (niet ingekleurde symbolen). Tot en met 1996 maakte sterfte door onbepaalde intenties 10 tot 15% uit van de totale sterfte door suïcide en onbepaalde intenties samen. Sinds 1997 schommelde het aandeel echter rond 5 à 6 procent, telkens binnen het betrouwbaarheidsinterval van de gestandaardiseerde sterfte door suïcide alleen. Sinds 2006 maakt het aantal overlijdens door onbepaalde intenties echter weer 10% tot 17% uit van de sterfte door suïcide en onbepaalde intenties samen.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 64 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 ; "
Oorzaakspecifieke sterftecijfers 7
!#
" $
!
!
...)%
Bron: sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 1999-2008
7.1.4
Plaats van overlijden bij suïcide
De meeste suïcides gebeuren thuis: 63% van de suïcides gepleegd in 2007 en 2008 gebeurde thuis (1.264 van de 2.011). 12% gebeurde op de openbare weg of op spoorwegen (250 van de 2.011). 10% van de overlijdens werd vastgesteld in het ziekenhuis: het betreft dan vaak suïcideplegers die nog naar het ziekenhuis gebracht werden, maar niet meer konden gereanimeerd worden (192 van de 2.011). De overige suïcides gebeurden in en rond waterlopen of -plassen (5%), op het werk (1%), in het bejaardentehuis (1%) of nog ergens anders (8%). 7.1.4.1
Gebruikte methode bij plaats van overlijden
De gebruikte methode verschilt naar de plaats van overlijden. De meest gebruikte methode (ophanging, wurging en verstikking) wordt ook relatief het meest thuis gebruikt. Verdrinkingen en sprong van hoogte komen er minder voor. Personen die zich vergiftigen of van een hoge plaats springen, worden vaak nog naar het ziekenhuis gevoerd en overlijden daar. Hoewel op het certificaat ook gevraagd wordt naar de plaats van het ongeval, wordt dit slechts zelden genoteerd. Zo is voor slechts 10% van de 192 suïcide-overlijdens in een ziekenhuis de plaats van het ongeval ingevuld. Suïcides door springen of liggen voor bewegende objecten (zoals treinen, metro's, vrachtwagens ...) of door een gewenst auto-ongeval gebeuren vrijwel enkel op de Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 65 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
openbare weg of de spoorweg. Maar ook verdrinkingen en sprongen van hooggelegen plaatsen komen relatief vaak voor op de openbare weg. Zichzelf verdrinken doet men vooral in waterlopen en waterplassen (49% van alle verdrinkingen). $
"
1
7
!#
" $
!%
()%
Bron: sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2007-2008
7.1.4.2
Plaats van overlijden bij verschillende leeftijdsgroepen
Iemand die zichzelf doodt, doet dit meestal op een plaats waar hij of zij vaak is of langs komt. Vandaar het grote aantal overlijdens thuis. Verder valt het volgende nog op: Aangezien jongeren zichzelf vaker ombrengen in het verkeer, overlijden ze ook vaker op de openbare weg of het spoor, dan op andere plaatsen. Personen tussen 30 en 39 jaar kiezen er relatief vaker voor op het werk te sterven. Jongbejaarden (60-79 jaar) verdrinken zich vaker, en sterven dus vaker in waterlopen en -plassen. Ouderen (70 jaar en ouder) sterven relatief vaker in woonzorgcentra (zie grafiek: bejaardentehuis). Voor de andere leeftijdsgroepen en overlijdensplaatsen zijn er geen opmerkelijke verschillen.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 66 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 &
7
Oorzaakspecifieke sterftecijfers !#
" $
!%
()%
Bron: sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2007-2008
7.1.5
Vlaanderen in Europa: suïcide
Het Vlaams Gewest bevindt zich in het gezelschap van Europese lidstaten met hoge suïcidecijfers: zowel voor mannen als voor vrouwen bevindt het zich onderaan. Hoe vergelijken? De sterfte in verschillende landen vergelijken, moet met enige voorzichtigheid gebeuren. U moet altijd in het achterhoofd houden dat in elk land andere praktijken gelden inzake het certificeren van doodsoorzaken, de registratie van sterfgevallen, autopsie … Ook zijn er jaarlijkse schommelingen die de positie van een land ten opzichte van de andere landen kunnen beïnvloeden. Om alvast dat laatste probleem uit te sluiten, vergelijken we niet het cijfer van het laatste beschikbare jaar, maar het gemiddelde van de periode 2005-2007 voor zover beschikbaar. De cijfers voor België en Portugal waren nog niet beschikbaar voor deze periode.
Opmerking In deze Vlaamse cijfers ontbreken overlijdens in Wallonië en in het buitenland. Daardoor is er een lichte onderschatting van de sterfte met ongeveer 1%. Ook in de cijfers van andere landen ontbreken vaak de overlijdens in het buitenland, maar niet bij Nederland.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 67 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Over deze cijfers Het aantal suïcides in Vlaanderen is vermoedelijk licht onderschat (zie "evolutie sterfte door suïcide"). Dat geldt echter ook voor andere Europese landen: elk land heeft zijn eigen wetgeving (suïcide is strafbaar of niet), culturele gevoeligheden (suïcide is een taboe) en registratiemethodes. Deze Europese cijfers moeten dus steeds met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden en eventueel genuanceerd met het aantal overlijdens door uitwendige oorzaken waarvan de intentie niet kan bepaald worden. U kunt die vinden in de onderliggende cijfers in excel. Voor sterfte waarvan de intentie niet kan bepaald worden, heeft Vlaanderen relatief lagere sterftecijfers dan voor suïcide. Afkortingen EU-lidstaten
AT :Oostenrijk BG :Bulgarije BE :België CY :Cyprus CZ :Tsjechië DE :Duitsland DK:Denemarken EE :Estland ES :Spanje FI :Finland FR :Frankrijk GR:Griekenland HU:Hongarije IT :Italië
IE :Ierland LT :Litouwen LU :Luxemburg LV :Letland MT:Malta NL :Nederland PL :Polen PT :Portugal RO :Roemenië SE :Zweden SI :Slovenië SK :Slovakije UK :Verenigd Koninkrijk VL :Vlaanderen (Vlaams Gewest)
Het Vlaamse suïcidecijfer ligt 1,5 keer hoger dan het EU-gemiddelde. Bij de Cypriotische, Griekse en Italiaanse mannen wordt het minst vaak suïcide geregistreerd. Griekse, Maltese en Cypriotischevrouwen lijken het minst vaak te sterven door zelfdoding. Verder valt het op dat de Oost-Europese lidstaten slecht scoren. Ook Frankrijk heeft relatief hoge suïcidecijfers, vergelijkbaar met die in Vlaanderen. Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben lagere cijfers dan het EUgemiddelde.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 68 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008 #
1 " $
!
"
%
2)%
(
Oorzaakspecifieke sterftecijfers 1
)
7 -
Bron: sterftecertficaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2004-2006 & WHO Health for all Mortality database (juni 2010)
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 69 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
7.1.6
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
Bijkomende doodsoorzaken vermeld bij suïcide
In 2008 werd voor ruim een kwart van de suïcideoverlijdens minstens 1 bijkomende doodsoorzaak ingevuld. Dat is niet veel, en dus is onderstaande tabel enkel illustratief. Depressie werd het vaakst vermeld indien er een bijkomende doodsoorzaak werd genoteerd. In totaal werd bij bijna 1 op de 6 suïcides depressie vermeld op het certificaat. *
"
"
7
!#
ICD-10 code
Geen bijkomende doodsoorzaak opgegeven Subtotaal bijkomende doodsoorzaken C00-D48 Nieuwvormingen F01; F03 Dementie F10-F19 Middelengebruik (drugs, alcohol ...) Depressie Andere psychische aandoeningen Ander lichamelijke aandoeningen Slecht gedefinieerde condities Lichamelijke letsels (brandwonden inbegrepen) Poly-intoxicatie Tweede methode Overige uitwendige oorzaken Problemen in socio-economische en psychosociale omgeving Contact met hulpdiensten gekend (hulpvraag) Andere gerelateerde factoren en contacten met hulpdiensten
F31-F33, F41.2, F92.0 Overige F Overige codes A-Q R00-R99
S00-35, T55T59, T66-T99 T36-T54, T60T65 X60-X84 V00-X59; X85Y39 Z55-Z65 Z70-Z76 Z00-Z54, Z80Z99 Bron:
" $
1ste 747 280 14 3 24 137
!%
Bijkomende doodsoorzaak totaal % 2de 3de bijkomende van alle doodsoorzaken suïcides 929 1.003 28 24 27,3% 9 1 24 2,3% 0 0 3 0,3% 12 0 36 3,5% 15 3 155 15,1%
10 28
12 19
0 8
22 55
2,1% 5,4%
1 17
1 3
1 3
3 23
0,3% 2,2%
26
8
4
38
3,7%
1 4
3 1
0 1
4 6
0,3% 0,6%
5
9
1
15
1,4%
4
3
0
7
0,7%
6
3
2
11
1,1%
sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2008
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 70 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2008
Oorzaakspecifieke sterftecijfers
!"
Doodsoorzaak Totaal - Alle doodsoorzaken Bloedziekten (bloed, organen, immuunstelsel) Ziekten van oog en oor Ziekten van het spijsverteringsstelsel waarvan: Levercirrose en chronisch leverlijden Ziekten van de huid en subcutis Ziekten van het bewegingsstelsel en bindweefsel Ziekten van het urogenitaal stelsel Complicaties van zwangerschap, bevalling en kraambed Aandoeningen met oorsprong in de perinatale periode Congenitale afwijkingen Symptomen en slecht omschreven ziektebeelden
ICD-10 code
!#
" $
!%
Mannen Vrouwen Totaal absoluut ASR absoluut ASR absoluut 28.801 1.033,06 28.364 649,29 57.165
D50-D89
68
2,60
102
2,31
170
H00-H99
0
--
1
--
1
K00-K93
1.137
40,49
1.286
29,37
2.423
349
11,15
201
5,66
550
44
1,71
84
1,78
128
M00-M99
77
2,77
150
3,56
227
N00-N99
447
17,46
592
12,40
1.039
O00-O99
--
--
2
--
2
P00-P99
82
2,65
57
1,93
139
Q00-Q99
78
2,49
77
2,53
155
R00-R99
541
21,15
813
16,77
1.354
K70, K72.1, K73-K74, K76.0-1 L00-L99
Bron:
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
, Vlaams Gewest, 2008
- 71 -