Gezondheidsindicatoren 2004-2005 Vlaams Gewest Kanker en andere nieuwvormingen
Gepubliceerd op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Ziekten/Cijfers-over-kanker/ - december 2008 Door: Cloots Heidi, De Kind Herwin, Kongs Anne, Smets Hilde Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging Afdeling Informatie & Ondersteuning Hoe refereren naar dit document? Team gegevensverwerking en resultaatsopvolging. Kanker en andere nieuwvormingen- 2004-2005 [Online publicatie]. Brussel: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afd. Informatie en Ondersteuning, 2011 [geraadpleegd op ../../..], Beschikbaar op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Over-dezecijfers/Vorige-Cijfers/ GI2005_kankerincidentie.pdf
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
Kanker en andere nieuwvormingen
Inhoudsopgave
Kanker en andere nieuwvormingen: Mortaliteit versus incidentie ........................... 1
1
Blaaskanker: mortaliteit versus incidentie ........................................................ 2
2
Borstkanker: mortaliteit versus incidentie......................................................... 3
3
Colorectale kanker: mortaliteit versus incidentie ............................................. 4
4
Huidkanker: mortaliteit versus incidentie .......................................................... 5
5
Leukemie en verwante kankers: mortaliteit versus incidentie ....................... 6
5.1
Hodgkin- en non-Hodgkinlymfonen............................................................. 6
5.2
Multipel myeloom en meest voorkomende vormen van leukemie......... 6
6
Kanker mannelijke geslachtsorganen: mortaliteit versus incidentie............. 8
7
Kanker vrouwelijke geslachtsorganen: mortaliteit versus incidentie ............ 9
8
Longkanker: mortaliteit versus incidentie ........................................................10
9
Nierkanker: mortaliteit versus incidentie ..........................................................11
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
Kanker en andere nieuwvormingen
Kanker en andere nieuwvormingen: Mortaliteit versus incidentie Voor enkele belangrijke kankers (kwaadaardige nieuwvormingen) geven we hier een overzichtje van veel gebruikte indicatoren. Ze geven een idee van het belang van de kanker voor de volksgezondheid. We gebruikten hiervoor de sterftecijfers van 2005 en de incidentiecijfers van 2004. Volgende parameters worden weergegeven: Absoluut aantal overlijdens en absoluut aantal nieuwe kankergevallen. ASR(E): Europees gestandaardiseerde sterfte en Europees gestandaardiseerde incidentie per 100.000 inwoners. Die cijfers kunnen gebruikt worden om de Vlaamse cijfers te vergelijken met die van andere landen en om de evolutie in de tijd te beoordelen. Meer informatie over (directe) standaardisatie en Europese standaardbevolking vindt u in onze verklarende woordenlijst1. Gemiddelde leeftijd bij overlijden en bij het stellen van de diagnose. Cumulatief risico van 0 tot 74 jaar in %. Die cumulatieve incidentie geeft weer bij hoeveel personen op 100 de kanker in kwestie gediagnosticeerd wordt voor ze de leeftijd van 75 jaar bereikt hebben. Mortaliteit-incidentieratio in %. Die ratio geeft een beeld van de globale overleving, en werd hier berekend als de verhouding van het aantal overlijdens in 2005 tot het aantal nieuwe kankergevallen in 2004. Het gaat hier (meestal) niet om dezelfde personen, eerder om mensen met gelijke diagnose. Hierbij wordt verondersteld dat zowel de sterfte als de incidentie stabiel blijven. Relatieve 5-jaarsoverleving in % (Vlaanderen 1997 - 2001). Dat is een schatting van de verwachte overlevingskansen. Het wordt berekend door het geobserveerde aantal overlevenden te delen door het verwachte aantal overlevenden in een groep personen met dezelfde leeftijdsstructuur uit de totale bevolking. Dat cijfer werd berekend door het kankerregister en gepubliceerd in 'Cancer incidence en survival in Flanders, 2000-2001'. U kunt dat document raadplegen op de website van het kankerregsiter2. Meer uitleg over de methode kan u daar ook vinden.
1 2
http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Over-deze-cijfers/ http://www.kankerregister.org
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-1-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
1
Kanker en andere nieuwvormingen
Blaaskanker: mortaliteit versus incidentie
Overzicht: Blaaskanker in het Vlaamse gewest invasieve kankers (zonder carcinomata in situ) ICD-10 code C67 Sterfte 2005
Mannen
absoluut aantal
Vrouwen 357
129
9,1
2,1
gemiddelde leeftijd
74,6
78,2
absoluut aantal
952
245
ASR(E)
25,0
4,7
gemiddelde leeftijd
71,9
74,5
1,7
0,3
Mortaliteit-incidentie ratio in %
37,5
52,7
Relatieve 5-jaarsoverleving (Vlaanderen 1997-2001) (in %)
59,7
53,9
ASR(E)
Incidentie 2004
Cumulatief risico 0-74 jaar in %
bron: Overlijdenscertificaten Vlaams Gewest/ Kankerregister ASR(E): Direct gestandaardiseerd aantal per 100.000 inwoners, op basis van de Europese standaardbevolking
De mortaliteit-incidentieratio geeft een beeld van de globale overleving. Het gaat hier voor mortaliteit om de cijfers van 2005 en voor incidentie om cijfers van 2004. Mortaliteit-incidentieratio's van 38 en 53 betekenen dat ruim 1 op de 3 mannen en 1 op de 2 vrouwen bij wie blaaskanker gediagnosticeerd werd, eraan sterven. Het cumulatieve risico geeft het risico weer (in %) om voor de leeftijd van 75 jaar met de diagnose van een bepaalde kanker geconfronteerd te worden. Voor blaaskanker is dat het geval voor 17 op 1.000 mannen en 3 op de 1.000 vrouwen.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-2-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
2
Kanker en andere nieuwvormingen
Borstkanker: mortaliteit versus incidentie
Overzicht: Borstkanker in het Vlaamse gewest invasieve kankers (zonder carcinomata in situ) ICD-10 code C50 Sterfte 2005
Mannen
Vrouwen
absoluut aantal
12
1.321
ASR(E)
0,3
30,1
70,3
68,6
absoluut aantal
57
5.374
ASR(E)
1,5
144,2
67,7
61,0
0,1
11,3
Mortaliteit-incidentie ratio in %
21,1
24,6
Relatieve 5-jaarsoverleving (Vlaanderen 1997-2001) (in %)
73,7
81,6
gemiddelde leeftijd Incidentie 2004
gemiddelde leeftijd Cumulatief risico 0-74 jaar in %
bron: Overlijdenscertificaten Vlaams Gewest / Kankerregister ASR(E): Direct gestandaardiseerd aantal per 100.000 inwoners, op basis van de Europese standaardbevolking
Een mortaliteit-incidentieratio van 25% betekent dat globaal gesproken een kwart van de vrouwen met borstkanker eraan sterft. Een cumulatief risico van 11% betekent dat 1 vrouw op de 10 voor de leeftijd van 75 jaar met de diagnose borstkanker geconfronteerd wordt. Het absolute aantal sterfgevallen door borstkanker bleef de laatste 10 jaar rond de 1.300 schommelen, terwijl de gestandaardiseerde sterfte daalde met bijna 1 per 100.000 vrouwen per jaar.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-3-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
3
Kanker en andere nieuwvormingen
Colorectale kanker: mortaliteit versus incidentie
Overzicht: Colorectale kanker in het Vlaamse gewest invasieve kankers (zonder carcinomata in situ) ICD-10 code C18-C21 Sterfte 2005
Mannen
Vrouwen
absoluut aantal
945
807
ASR(E)
24,3
14,9
gemiddelde leeftijd
73,5
76,6
2.622
2.069
ASR(E)
69,0
42,6
gemiddelde leeftijd
69,8
71,7
5,3
3,2
Mortaliteits-incidentie ratio in %
36,0
39,0
Relatieve 5-jaarsoverleving (Vlaanderen 19972001) (in %)
56,6
57,3
Incidentie 2004
absoluut aantal
Cumulatief risico 0-74 jaar in %
bron: Overlijdenscertificaten Vlaams Gewest/ Kankerregister ASR(E): Direct gestandaardiseerd aantal per 100.000 inwoners, op basis van de Europese standaardbevolking
Een mortaliteit-incidentieratio van 36% betekent dat globaal gesproken ruim een derde van de mannen met colorectale kanker eraan sterven. Bij vrouwen ligt die verhouding nog iets hoger. Het cumulatieve risico voor colorectale kanker is 5% voor mannen en 3% voor vrouwen, wat betekent dat 1 op de 20 mannen en 1 op de 33 vrouwen voor de leeftijd van 75 jaar geconfronteerd wordt met de diagnose colorectale kanker. Het absolute aantal sterfgevallen door colorectale kanker bleef vrijwel stabiel, terwijl de gestandaardiseerde sterfte eerder daalde.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-4-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
4
Kanker en andere nieuwvormingen
Huidkanker: mortaliteit versus incidentie
Overzicht: huidkanker in het Vlaamse gewest invasieve kankers (zonder carcinomata in situ) ICD-10 code
C43: Maligne melanomen Mannen
Sterfte 2005
absoluut aantal
Vrouwen
C44: Non-melanome huidkankers Mannen
Vrouwen
100
77
31
17
2,8
1,8
0,8
0,2
64,3
67,9
73,4
87,5
362
488
945
667
10,6
13,6
24,8
12,5
gemiddelde leeftijd
57,3
54,1
74,0
75,7
Cumulatief risico 074 jaar in %
0,9
1,1
1,5
0,8
Mortaliteit-incidentie ratio in %
27,6
15,8
3,3
2,5
Relatieve 5-jaarsoverleving (Vlaanderen 1997-2001) (in %)
68,8
79,5
--
--
ASR(E) gemiddelde leeftijd
Incidentie absoluut aantal 2004 ASR(E)
bron: Overlijdenscertificaten Vlaams Gewest/ Kankerregister ASR(E): Direct gestandaardiseerd aantal per 100.000 inwoners, op basis van de Europese standaardbevolking
De mortaliteit-incidentie ratio geeft een beeld van de globale overleving. Het gaat hier voor mortaliteit om de cijfers van 2005 en voor incidentie om cijfers van 2004. Uiteraard gaat het niet om dezelfde personen en niet om een persoonlijk risico. Een ratio van 28 en 16 betekent dat bijna een derde van de mannen en 16% van de vrouwen met maligne melanomen eraan sterven. Een ratio van 3 betekent dat 3% van de mannen en 3% van de vrouwen met nonmelanome huidkanker eraan sterven. Het cumulatieve risico geeft het risico (in %) weer om voor de leeftijd van 75 jaar gediagnosticeerd te worden met de kanker in kwestie. Voor maligne melanomen is dit 9 op de 1.000 mannen en 1 op de 100 vrouwen. Voor non-melanome huidkanker is dit 15 op de 1.000 mannen en 8 op de 1.000 vrouwen. Hoewel het absolute aantal overlijdens de laatste 10 jaar licht steeg, was er in de gestandaardiseerde cijfers geen trend vast te stellen.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-5-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
5
Kanker en andere nieuwvormingen
Leukemie en verwante kankers: mortaliteit versus incidentie
5.1 Hodgkin- en non-Hodgkinlymfonen Overzicht: Hodgkin- en non-Hodgkinlymfomen in het Vlaamse gewest invasieve kankers (zonder in carcinomata situ) ICD-10 code
C81: Hodgkinlymfoom Mannen
Sterfte 2005 absoluut aantal
C82-C85: Non-Hodgkinlymfomen
Vrouwen
Mannen
Vrouwen
24
14
189
183
0,6
0,3
4,8
3,3
64,4
67,7
70,8
75,2
absoluut aantal
84
77
597
505
ASR(E)
2,7
2,5
16,8
11,7
gemiddelde leeftijd
43,7
40,3
62,8
66,1
Cumulatief risico 074 jaar in %
0,2
0,2
1,3
0,9
Mortaliteit-incidentie ratio in %
28,6
18,2
31,7
36,2
Relatieve 5-jaarsoverleving (Vlaanderen 1997-2001) (in %)
86,2
86,7
59,0
59,0
ASR(E) gemiddelde leeftijd Incidentie 2004
bron: Overlijdenscertificaten Vlaams Gewest/ Kankerregister ASR(E): Direct gestandaardiseerd aantal per 100.000 inwoners, op basis van de Europese standaardbevolking
De mortaliteit-incidentie ratio geeft een beeld van de globale overleving. Het gaat hier voor mortaliteit om de cijfers van 2005 en voor incidentie om cijfers van 2004. Uiteraard gaat het niet om dezelfde personen en niet om een persoonlijk risico. Hodgkin-lymfoom Een ratio van 29 betekent dat meer dan een kwart van de mannen en bijna 1 op de 5 vrouwen met een Hodgkin-lymfoom aan die kanker sterven. Een ratio van 18 betekent bijna 1 op de 5 vrouwen met een Hodgkin-lymfoom aan die kanker sterven Non-Hodgkin-lymfomen Een ratio van 32 en 36 betekent dat ongeveer 1 op de 3 mannen met non-Hodgkinlymfomen aan die kankers sterven. Een ratio van 36 betekent dat bijna 1 op de 3 vrouwen met een non-Hodgkinlymfomen aan die kanker sterven. Het cumulatieve risico geeft het risico (in %) weer om voor de leeftijd van 75 jaar gediagnosticeerd te worden met de kanker in kwestie. Voor Hodgkin-lymfoom is dit 2 op de 1.000 mannen en vrouwen. Voor non-Hodgkin-lymfoomis dit ruim 1 op de 100 mannen en bijna 1 op de 100 vrouwen.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-6-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
Kanker en andere nieuwvormingen
5.2 Multipel myeloom en meest voorkomende vormen van leukemie Overzicht: multipel myeloom en meest voorkomende vormen van leukemie in het Vlaamse gewest - invasieve kankers (zonder carcinomata in situ) ICD-10 code
C90: Multipel myeloom
C91: Lymfatische leukemie
C92: Myeloide leukemie
Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Sterfte 2005
absoluut aantal
98
121
63
51
133
103
ASR(E)
2,5
2,1
1,7
0,9
3,6
2,1
gemiddelde leeftijd
70,3
77,6
68,6
77,8
68,4
71,5
absoluut aantal
223
216
273
213
170
161
5,9
4,7
7,7
5,3
4,6
3,9
67,8
69,8
61,4
62,1
65,7
64,5
0,5
0,4
0,6
0,4
0,4
0,3
Mortaliteit-incidentie ratio in %
43,9
56,0
23,1
23,9
78,2
64,0
Relatieve 5-jaarsoverleving (Vlaanderen 1997-2001) (in %)
41,8
44,8
61,8
65,9
28,2
26,0
Incidentie 2004
ASR(E) gemiddelde leeftijd Cumulatief risico 0-74 jaar in %
bron: Overlijdenscertificaten Vlaams Gewest / Kankerregister ASR(E): Direct gestandaardiseerd aantal per 100.000 inwoners, op basis van de Europese standaardbevolking
De mortaliteit-incidentie ratio geeft een beeld van de globale overleving. Het gaat hier voor mortaliteit om de cijfers van 2005 en voor incidentie om cijfers van 2004. Uiteraard gaat het niet om dezelfde personen en niet om een persoonlijk risico. Multipel myeloom Een ratio van 44 betekent dat ruim 4 op de 10 mannen met multipel myeloom aan die kanker sterven. Een ratio van 56 betekent dat bijna 6 op de 10 vrouwen met multipel myeloom aan die kanker sterven. Lymfatische leukemie Een ratio van 23 betekent dat bijna 1 op 4 mannen en vrouwen met lymfatische leukemie aan die leukemie sterven. Een ratio van 24 betekent dat bijna 1 op de 4 vrouwen met lymfatische leukemie aan die kanker sterven. Myeloïde leukemie Een ratio van 78 betekent dat 3 op de 4 van de mannen met myeloïde leukemie aan die kanker sterven. Een ratio van 64 betekent dat 2 op de 3 van de vrouwen met myeloïde leukemie aan die kanker sterven. Het cumulatieve risico geeft het risico (in %) weer om voor de leeftijd van 75 jaar gediagnosticeerd te worden met de kanker in kwestie. Voor multipel myeloom is dit 5 op 1.000 mannen en 4 op de 1.000 vrouwen. Voor lymfatische leukemie is dit 6 op de 1.000 mannen en 4 op de 1.000 vrouwen. Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-7-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
6
Kanker en andere nieuwvormingen
Voor myeloïde leukemie is dit 4 op de 1.000 mannen en 3 op de 1.000 vrouwen.
Kanker mannelijke geslachtsorganen: mortaliteit versus incidentie
Overzicht: Kanker van mannelijke geslachtsorganen in het Vlaamse gewest invasieve kankers (zonder carcinomata in situ) ICD-10 code Sterfte 2005
C61: Prostaat
C62: Testis
absoluut aantal
901
5
ASR(E)
23,3
0,2
gemiddelde leeftijd
79,3
56,8
absoluut aantal
5.940
126
ASR(E)
157,9
4,2
gemiddelde leeftijd
69,7
35,1
Cumulatief risico 0-74 jaar in %
13,0
0,3
Mortaliteit-incidentie ratio in %
15,2
4,0
Relatieve 5-jaarsoverleving (Vlaanderen 1997-2001) (in %)
84,9
95,2
Incidentie 2004
bron: Overlijdenscertificaten Vlaams Gewest/ Kankerregister ASR(E): Direct gestandaardiseerd aantal per 100.000 inwoners, op basis van de Europese standaardbevolking
De mortaliteit-incidentie ratio geeft een beeld van de globale overleving. Het gaat hier voor mortaliteit om de cijfers van 2005 en voor incidentie om cijfers van 2004. Uiteraard gaat het niet om dezelfde personen en niet om een persoonlijk risico. In principe gaat het hier altijd om invasieve kankers (zonder carcinomata in situ), maar op de overlijdenscertificaten staat dat meestal niet expliciet vermeld. Daarom wordt de sterfte door prostaatkanker met deze cijfers vermoedelijk overschat, vooral bij hoogbejaarden. Een ratio van 15 betekent dat 1 op de 7 mannen met prostaatkanker aan prostaatkanker zou sterven. Een ratio van 4 betekent dat 1 op de 25 mannen met teelbalkanker aan die kanker sterft. Het cumulatieve risico geeft het risico (in %) weer om voor de leeftijd van 75 jaar gediagnosticeerd te worden met de kanker in kwestie. Voor prostaatkanker is dat 13 op de 100 mannen. Voor teelbalkanker is dat 3 op de 1.000 mannen.
In de periode 1998-2005 daalde het gestandaardiseerde sterftecijfer voor prostaatkanker jaarlijks gemiddeld met 1 per 100.000. Het absolute aantal overlijdens daarentegen schommelde rond de 900 overlijdens per jaar.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-8-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
7
Kanker en andere nieuwvormingen
Kanker vrouwelijke geslachtsorganen: mortaliteit versus incidentie
Overzicht: Kanker van vrouwelijke geslachtsorganen in het Vlaamse gewest invasieve kankers (zonder carcinomata in situ) ICD-10 code
Sterfte 2005
C53: C54: C55: C53-C55: C56: Baarmoeder- Baarmoeder- Baarmoeder, Baarmoeder Ovarium hals lichaam niet nader omschreven
absoluut aantal
116
132
55
303
428
2,7
2,5
1,0
6,3
8,7
65,7
74,2
74,8
71,0
72,1
372
856
23
1.251
560
ASR(E)
10,5
20,5
0,6
20,5
14,0
gemiddelde leeftijd
53,0
67,7
64,6
63,3
65,0
0,8
1,8
0,0
2,7
1,2
31,2
15,4
24,2
76,4
ASR(E) gemiddelde leeftijd Incidentie absoluut 2004 aantal
Cumulatief risico 0-74 jaar in % Mortaliteit-incidentie ratio in % Relatieve 5-jaarsoverleving (Vlaanderen 1997-2001) (in %)
68,4
78,0
60,3
45,8
bron: Overlijdenscertificaten Vlaams Gewest/ Kankerregister ASR(E): Direct gestandaardiseerd aantal per 100.000 inwoners, op basis van de Europese standaardbevolking
De mortaliteit-incidentie ratio geeft een beeld van de globale overleving. Het gaat hier voor mortaliteit om de cijfers van 2005 en voor incidentie om cijfers van 2004. Uiteraard gaat het niet om dezelfde personen en niet om een persoonlijk risico. Omdat in de doodsoorzaken niet altijd een goed onderscheid kan worden gemaakt tussen baarmoederlichaam- en baarmoederhalskanker, komt de code C55 "baarmoeder niet nader bepaald" relatief veel meer voor bij sterfte dan in het incidentieregister. Daarom worden hier de incidentiecijfers en mortaliteitscijfers van de 3 rubrieken zowel apart als samen bekeken. Een globale ratio van 24 betekent dat 1 op de 4 vrouwen met kanker aan de baarmoeder aan die kanker sterven. Een ratio van 31 betekent dat 1 op de 3 vrouwen met baarmoederhalskanker aan die kanker zouden sterven. Dat cijfer moeten we als een onderschatting beschouwen. Een ratio van 15 betekent dat 1 op de 7 vrouwen met kanker aan het baarmoederlichaam eraan sterven. Ook dat cijfer is allicht een onderschatting. Een ratio van 76 betekent dat bijna 3 op de 4 vrouwen met kanker aan de eierstokken aan die kanker sterven. Het cumulatieve risico geeft het risico (in %) weer om voor de leeftijd van 75 jaar gediagnosticeerd te worden met de kanker in kwestie. Voor baarmoederkanker is dit 27 op de 1.000 vrouwen. o Voor baarmoederhalskanker is dit 8 op de 1.000 vrouwen. o Voor baarmoederlichaamkanker is dit 18 op de 1.000 vrouwen. Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
-9-
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
Kanker en andere nieuwvormingen
Voor eierstokkanker is dit 12 op de 1.000 vrouwen.
Uit de sterftestatistieken blijkt dat in de laatste 10 jaar noch voor absolute aantallen, noch voor gestandaardiseerde cijfers een trend is vast te stellen.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 10 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
8
Kanker en andere nieuwvormingen
Longkanker: mortaliteit versus incidentie
Overzicht: longkanker in het Vlaamse gewest ICD-10 code C33-C34
Mannen
Sterfte 2005 absoluut aantal
Vrouwen 2.999
716
ASR(E)
76,6
16,5
gemiddelde leeftijd
71,1
68,2
3.283
838
ASR(E)
81,0
17,4
gemiddelde leeftijd
68,9
65,2
7,2
1,8
Mortaliteit-incidentie ratio in %
91,3
85,4
Relatieve 5-jaarsoverleving (Vlaanderen 1997-2001) (in %)
14,5
19,8
Incidentie 2004
absoluut aantal
Cumulatief risico 0-74 jaar in %
bron: Overlijdenscertificaten Vlaams Gewest/ Kankerregister ASR(E): Direct gestandaardiseerd aantal per 100.000 inwoners, op basis van de Europese standaardbevolking
De mortaliteit-incidentie ratio geeft een beeld van de globale overleving. Het gaat hier voor mortaliteit om de cijfers van 2005 en voor incidentie om cijfers van 2004. Uiteraard gaat het niet om dezelfde personen en niet om een persoonlijk risico. Een ratio van 91% betekent dat globaal gesproken de meeste mannen met longkanker eraan sterven (9 op de 10). Ook voor vrouwen is de verhouding tussen incidentie en mortaliteit hoog (85 overlijdens per 100 nieuwe longkankerpatiënten). Het cumulatieve risico geeft het risico (in %) weer om voor de leeftijd van 75 jaar gediagnosticeerd te worden met de kanker in kwestie. Voor longkanker is dit dus 7 op 100 mannen, en 2 op 100 vrouwen.
De laatste 10 jaar het absolute aantal sterfgevallen door longkanker bij mannen daalde (van gemiddeld 3.200 naar 3.000). Bij vrouwen steeg absolute aantal sterfgevallen (van 460 naar 700). Ook de gestandaardiseerde sterfte daalde bij de mannen significant (met gemiddeld 3 per 100.000 inwoners per jaar). Bij de vrouwen steeg de gestandaardiseerde sterfte significant (met gemiddeld 3 per 1.000.000 inwoners per jaar).
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 11 -
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Gezondheidsindicatoren 2004-2005
9
Kanker en andere nieuwvormingen
Nierkanker: mortaliteit versus incidentie
Overzicht: nierkanker in het Vlaamse gewest ICD-10 code C64
Mannen
Sterfte 2005 absoluut aantal
Vrouwen 195
130
5,0
2,5
gemiddelde leeftijd
72,2
73,4
absoluut aantal
498
359
ASR(E)
13,9
8,4
gemiddelde leeftijd
64,6
67,0
1,2
0,7
Mortaliteit-incidentie ratio in %
39,2
36,2
Relatieve 5-jaarsoverleving (Vlaanderen 1997-2001) (in %)
60,7
60,4
ASR(E)
Incidentie 2004
Cumulatief risico 0-74 jaar in %
bron: Overlijdenscertificaten Vlaams Gewest/ Kankerregister ASR(E): Direct gestandaardiseerd aantal per 100.000 inwoners, op basis van de Europese standaardbevolking
De mortaliteit-incidentie ratio geeft een beeld van de globale overleving. Het gaat hier voor mortaliteit om de cijfers van 2005 en voor incidentie om cijfers van 2004. Uiteraard gaat het niet om dezelfde personen en niet om een persoonlijk risico. Een ratio van 39 en 36 betekent dat ruim een derde van de mannen en vrouwen met nierkanker aan die kanker sterven. Het cumulatieve risico geeft het risico (in %) weer om voor de leeftijd van 75 jaar gediagnosticeerd te worden met de kanker in kwestie. Voor nierkanker is dit dus 12 op de 1.000 mannen en 7 op de 1.000 vrouwen.
Afd. Informatie & Ondersteuning Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging
- 12 -