Wijk bij Duurstede,
woensdag 28 januari 2015
Betreft: Insprekers raad bestemmingsplan Buitengebied Memo
Van: College van B. & W. Aan: De gemeenteraad behandeld door toestelnummer
Pieter Zwaan 95657
Voorbespreking bestemmingsplan Buitengebied 2015 Op 27 januari 2015 is het bestemmingsplan Buitengebied 2015 in de voorbespreking van de raad behandeld. Tijdens de avond hebben 14 personen ingesproken over het bestemmingsplan. Gezien de veelheid van onderwerpen die de insprekers inbrachten en de soms technische materie heb ik toegezegd schriftelijk te reageren. Per inspreker zal aangegeven worden wat de kern van de reactie was. Voor zover de mondelinge inspraak geen nieuwe feiten, omstandigheden of argumenten heeft gegeven ten opzichte van de eerder ingebrachte zienswijze verwijs ik naar de beantwoording van de zienswijze. Tevens geef ik aan wat de mogelijke consequenties kunnen zijn in het geval uw raad wil afwijken van het door ons college ingenomen standpunt in de beantwoording van de zienswijze. Naast de mondelinge inspraak zijn een aantal reacties uitsluitend schriftelijk naar uw raad gezonden. Ook op deze reacties zal ik kort ingaan. Het bestemmingsplan kunt u hier vinden: http://www.planviewer.nl/my_plans.php?id=713 en de Zienswijzennota hier: http://www.planviewer.nl/files/plannen/users/4524/NL.IMRO.0352.bgbbuitengebiedbva1/b_NL.IMRO.0352.bgbbuitengebied-bva1_tb13.pdf
Insprekers De heer Biersma van UPC pallethandel, spreekt in namens de heer Bos Betreft zienswijze 23 (punt 3), Graaf van Lynden van Sandenburgweg 12, Cothen. Inspreker betoogt dat de Co-vergistingsinstallatie opgenomen had moeten worden in de planmer van het bestemmingsplan Buitengebied. Reactie De planmer beschrijft de effecten van het bestemmingsplan Buitengebied op het milieu. Alleen de milieueffecten van bestemmingen en ontwikkelingen ten gevolge van het plan worden beschreven. Voor de Covergistingsinstallatie is een apart bestemmingsplan vastgesteld. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan Buitengebied en een beschrijving van de gevolgen van de Covergistingsinstallatie binnen de planmer van het bestemmingsplan Buitengebied is daarom niet nodig. In Gemeentehuis: Karel de Grotestraat 30 postadres 83, 3960 BB Wijk bij Duurstede t: 0343-595595 f: 0343-595599 e:
[email protected] w: www.wijkbijduurstede.nl
het bestemmingsplan voor de Co-vergistingsinstallatie wordt ingegaan op de milieugevolgen van deze installatie. De heer Koen van Rijn Betreft zienswijze 64, Ossenwaard 19, Cothen 1. Er is niet gereageerd op het onderwerp archeologie. 2. Inspreker betoogt dat de uitspraak van de Raad van State van 24 januari 2007 is genegeerd. 3. Inspreker betoogt dat de verkleining van het bouwvlak ten opzichte van het ontwerpplan van 2,2 ha naar 1,5 ha onacceptabel is. Reactie 1. De vaststelling van de ‘Beleidsnota Archeologie en Archeologische beleidskaart voor het grondgebied van de gemeente Wijk bij Duurstede’ heeft plaatsgevonden in de raadsvergadering van 29 januari 2013. In het bestemmingsplan is de archeologische beleidskaart integraal en ongewijzigd overgenomen. In de zienswijze met betrekking tot de Ossenwaard 19 wordt archeologie overigens niet genoemd. Voor zover aangetoond kan worden dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn hoeft bij een vergunningaanvraag geen nader archeologisch onderzoek te worden gedaan. 2. De uitspraak van de Raad van State had betrekking op het bestemmingsplan Buitengebied 2003 en met name de bestemming Agrarisch gebied met natuur en landschapswaarden en de specifieke aanduidingen ‘open landschap’ en ‘waterrijke natuur/kwelvegetatie’. Bij de beantwoording van de zienswijze is de betreffende uitspraak betrokken, maar niet zonder meer overgenomen omdat nu een nieuw plan aan de orde is met nieuwe zelfstandige beleidsafwegingen. In de uitspraak wordt geconstateerd dat ter plaatse van de dubbelbestemming Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden geen specifieke natuurwaarden aanwezig zijn en geen kwelvegetatie is aangetroffen. Op grond van de uitspraak is daarom de dubbelbestemming in het ontwerpplan Buitengebied 2014 ‘Waarde - Natuur en landschap’ nu aangepast naar de dubbelbestemming ‘Waarde – landschap’. In de zienswijzenota is beargumenteerd waarom langs de Kromme Rijn en de Oude Kromme Rijn wel degelijk landschapswaarden aanwezig zijn die deze dubbelbestemming rechtvaardigen. Langs de Caspargouwse Wetering die het Amsterdam Rijnkanaal met de Oude Kromme Rijn verbindt ligt overigens geen dubbelbestemming Waarde – Landschap. De dubbelbestemming is tevens gebaseerd op de gemeentelijke structuurvisie uit 2010 en loopt langs de hele Kromme Rijn en Oude Kromme Rijn, van Wijk bij Duurstede tot aan de gemeentegrens met Bunnik. Het laten vervallen van enkele percelen waar de zienswijze zich op richt is niet logisch en het laten vervallen van de dubbelbestemming voor de hele zone langs de Kromme Rijn is in strijd met de structuurvisie. 3. Ten aanzien van het bouwvlak waren wij voornemens een bouwvlak van 2,2 hectare toe te kennen. Dit bouwvlak is ook opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied. Naar aanleiding van diverse zienswijze is de grondgebondenheid van de bedrijven die een groter bouwvlak kregen intensief getoetst. Hierbij heeft het bedrijf niet aannemelijk kunnen maken over voldoende grond te kunnen beschikken om in relatie tot de uitbreidingsplannen grondgebonden te kunnen blijven. Daarom is besloten het bouwvlak terug te brengen tot 1,5 ha. Dat is altijd nog een groei van 0,5 ha ten opzichte van het huidige bouwvlak. Gebleken is dat het bedrijf zich de komende jaren voldoende kan ontwikkelen binnen dit bouwvlak. Een belangrijke overweging bij ons besluit een bouwvlak van 1,5 ha op te nemen was dat de provincie niet akkoord zou gaan met een bouwvlak van 2,2 hectare. Een reactieve aanwijzing van de provincie betekent dat het bedrijf terugvalt naar het bestaande bouwvlak van 1 hectare. Mocht uw raad een groter bouwvlak dan 1,5 ha willen toekennen dan verwachten wij dat dit besluit geen stand houdt bij de provincie. Overigens biedt dit bestemmingsplan via de wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid in de toekomst alsnog een groter bouwvlak aan te vragen als het bedrijf meer gronden heeft kunnen verwerven.
2
De heer Perry Bosman Betreft zienswijze 22, Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11, Wijk bij Duurstede Inspreker betoogt dat de regeling voor de plattelandswoning voor het adres van toepassing is. Tevens benadrukt hij dat een oplossing voor zijn woning nodig is. Tenslotte pleit hij voor een kleinere spuitzone. Reactie In de beantwoording van de zienswijze is voldoende ingegaan op ingebrachte punten. In juni 2014 is een raadsvraag gesteld of de Wet plattelandswoning de impasse rond de Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11 kan doorbreken. In de beantwoording is gemotiveerd dat de plattelandswoning geen oplossing biedt (raadsvragen reg. nr: 2014-37). Ik wil benadrukken dat de gemeente zich actief inzet voor een oplossing en in beginsel wil meewerken aan de passende woonbestemming voor de woning. Deze bestemming vraagt maatwerk en is binnen het kader van dit bestemmingsplan helaas niet haalbaar. De spuitzoneregeling zoals nu opgenomen in het bestemmingsplan is juridisch haalbaar. Een algemene kleinere zone dan 50 meter zal bij de rechter sneuvelen. De heer G.C.M.Verkleij, adviseur Verkleij, Dienstverlening in Ruimtelijke Plannen Betreft zienswijze 53, Lekdijk West 14, Wijk bij Duurstede De heer Verkleij pleit voor legalisering van het bestaande gebruik ter plaatse van de Lekdijk West 14 door het opnemen van een aanduiding ‘opslag en hobbymatige activiteiten’ Reactie Voor de technische aspecten van deze zaak met betrekking tot onder meer het overgangsrecht verwijs ik naar de beantwoording van de zienswijze. De Lekdijk West 14 betreft een agrarisch bouwvlak, maar de agrarische activiteiten zijn hier marginaal. De volledige bedrijfsbebouwing (2300 m2) wordt benut voor niet agrarische opslag en andere hobby- en bedrijfsmatige activiteiten. Met het bedrijf is uitvoerig gesproken over functiewijziging naar een bedrijfsbestemming. Op grond van gemeentelijk en provinciaal beleid kan een bestemming Bedrijf worden toegekend mits een deel van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing. Het bedrijf kiest niet voor deze oplossing en vraagt in de ingebrachte zienswijze (nr. 53) alle bedrijfsmatige activiteiten te legaliseren, omdat deze onder het overgangsrecht zouden vallen. Dit laatste is niet het geval en wij adviseren de activiteiten niet te legaliseren. Wij vinden dat de ongecontroleerde verhuur van ruimten voor zeer uiteenlopende activiteiten een veiligheidsrisico met zich meebrengt. En richting andere voormalige agrarische bedrijven, die wel gebruik maken van de regeling voor functiewijziging, zou legalisering een verkeerd signaal afgeven. De situatie aan de Nachtdijk 5 is bijvoorbeeld redelijk vergelijkbaar. Ook daar waren alle voormalige agrarische opstallen in gebruik voor allerlei niet agrarische opslag en bedrijfsactiviteiten. Hier heeft de gemeente met succes handhavend opgetreden. Dit heeft ertoe geleid dat de betreffende ondernemer heeft gekozen voor functiewijziging. Op dit moment wordt voor het bedrijf een bestemmingsplan voorbereid. Het bedrijf zal de helft van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing slopen en het terrein landschappelijk inpassen. Daarvoor wordt een bestemming Bedrijf toegekend en kunnen in de resterende gebouwen zonder beperkingen bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2 worden uitgeoefend. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied verbeterd en kan de ondernemer, weliswaar met de nodige investeringen, zijn bedrijf voortzetten. Het toevoegen van de gevraagde aanduiding ‘statische opslag en hobbymatige activiteiten’ ontraden wij. In feite betekent de aanduiding een algehele bestemmingswijziging. Nog afgezien dat een aanduiding geen geschikt middel is om een gehele bestemming te wijzigen is de kans reëel dat de provincie een aanwijzing zal geven met betrekking tot de aanduiding. Bij bestemmingswijziging van een voormalig agrarisch bedrijf is provinciale ruimtelijke verordening van toepassing en die stelt gedeeltelijke sloop van voormalige bedrijfsbebouwing verplicht. 3
De heer G.C.M.Verkleij, adviseur Verkleij, Dienstverlening in Ruimtelijke Plannen Betreft zienswijze 58, Molenspoor ong. , Werkhoven De heer Verkleij vraagt de mestzak te legaliseren met de aanduiding ‘mestopslag’. Reactie In aanvulling op de beantwoording van de zienswijze wil ik benadrukken dat het uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat alle agrarische voorziening inclusief mestopslag binnen het agrarisch bouwvlak plaatsvindt. Mestopslag buiten het agrarisch bouwvlak is in het huidige en het voorliggende bestemmingsplan aangemerkt als strijdig gebruik. Mocht uw raad de mestzak willen legaliseren dan staat dit op gespannen voet met dit algemene uitgangspunt maar heeft verder geen consequenties. Het raakt geen provinciaal belang en er zijn geen andere belanghebbenden bekend die hier bezwaar tegen zullen maken. Mevrouw Ada Knol, namens de heer Van der Spoel Betreft zienswijze 48 en 49, Langbroekseweg 4a Wijk bij Duurstede Mevrouw Knol pleit voor een agrarische bestemming in plaats van de bestemming Sport – hondensportterrein. Reactie In een laat stadium, toen de zienswijzen over het bestemmingsplan al verwerkt waren, hebben wij van de eigenaar en gebruiker van het perceel aan de Langbroekseweg het verzoek gekregen de bestemming Recreatie ten behoeve van een publieksgerichte imkerij aan te passen en de oorspronkelijke bestemming van hondensportterrein terug te brengen. Eigenaar heeft aangegeven concrete plannen te hebben het terrein weer in gebruik te nemen als hondensportterrein. Omdat het hier om bestaande rechten ging konden wij niet anders dan aan het verzoek voldoen. Wij erkennen dat een hondensportterrein op deze locatie niet de meest passende bestemming is maar bestaande rechten moeten wij respecteren. Indien de eigenaar met plannen komt voor een andere meer passende bestemming, bijvoorbeeld de agrarische bestemming willen wij hier graag aan meewerken. Wij zijn voornemens hierover met de eigenaar in overleg te treden zodat in een toekomstig verzamelplan een andere bestemming opgenomen kan worden. Het nu aanpassen van de bestemming is aanvechtbaar en kan tevens tot een planschadeclaim leiden. De heer Antoine van der Meer Betreft zienswijze 48, Langbroekseweg 4a (I), Wijk bij Duurstede Inspreker geeft aan dat een aantal zaken ten aanzien van de bestemming bij de Langbroekseweg 4a niet correct zijn opgenomen. Reactie In de beantwoording van de zienswijze is aangegeven hoe de bestemming tot stand is gekomen. Er is daarbij zoveel mogelijk uitgegaan van het vigerende bestemmingsplan. Het terrein dat de bestemming Recreatie voorzieningen en aanduiding hondensportterrein had is nu bestemd als Sport met aanduiding hondensport. De bebouwing mocht 10 m2 bedragen. Nu is aangesloten bij de feitelijk aanwezige bebouwing en is een maximum bebouwd oppervlakte van 150 m2 mogelijk. We kunnen concluderen dat er enige verschillen zijn tussen het huidige en nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. Deze verschillen zijn verklaarbaar en correct. Mevrouw Hilde Quaadgras, namens Jachthaven Lunenburg Betreft zienswijze 4, Aalswaard 10, Wijk bij Duurstede
4
Mevrouw Quaadgras verzoekt om in het bestemmingsplan de mogelijkheid op te nemen zelfstandige horeca te exploiteren. Nu is alleen horeca ten dienste van de jachthaven als nevenactiviteit mogelijk. Tevens voert mevrouw Quaadgras aan dat te weinig rekening is gehouden met de visie rivierfront. Reactie Het verzoek voor zelfstandige horeca wordt in het kader van het principeverzoek behandeld. Het vezoek hangt nauw samen met de wens het aantal ligplaatsen uit te breiden, riverlodges te ontwikkelen en meer in het algemeen de Visie rivierfront. De ontwikkeling van de jachthaven is dermate complex dat dit niet in het bestemmingsplan Buitengebied te integreren is. Afhankelijk van de besluitvorming over het principeverzoek van de jachthaven kan een aparte planologische procedure voor de integrale ontwikkeling van de jachthaven in gang gezet worden. De heer Huibrecht van Os Betreft zienswijze 15, Gooyerdijk 13, Langbroek 1. De heer van Os verzoekt om een verbreding van het bouwvlak. 2. Tevens wordt verzocht voor uitbreidingsmogelijkheden voor niet grondgebonden nevenactiviteiten. Reactie 1. Het bouwvlak wordt vergroot van 1,48 naar 2,34 hectare. De omvang van het bouwvlak staat niet ter discussie maar wel de vorm van het bouwvlak. Het individueel bedrijfsbelang en landschappelijk belang staan hier op gespannen voet. Het college heeft de afweging gemaakt dat met betrekking tot de gevraagde verbreding van het bouwvlak het landschappelijk belang prevaleert boven het individueel bedrijfsbelang. Het landschapsbelang is onderbouwd in het rapport ‘Landschappelijke analyse en kwaliteit Gooyerdijk 13 Langbroek’. Uw raad kan in beginsel een andere afweging maken en de vorm van het bouwvlak aanpassen. Het is wel zo dat ook andere bedrijven waarvan het bouwvlak wordt uitgebreid consessies hebben moeten doen aan de vorm van het bouwvlak ten behoeve van landschappelijke kwaliteit en inpassing. Ten behoeve van een gelijke behandeling van bedrijven in combinatie met bescherming van de landschappelijke waarden ter plaatse ontraden wij daarom een vormverandering. 2. Dit bestemmingsplan maakt een duidelijke keuze voor ontwikkeling van grondgebonden landbouw. De ontwikkelruimte voor grondgebonden landbouw is groot. Daartegenover staat dat voor de niet grondgebonden landbouw, voor zover deze als neventak wordt uitgeoefend geen groeimogelijkheden zijn opgenomen. Alleen volledig intensieve bedrijven hebben binnen het huidige bouwvlak nog ontwikkelingsruimte. De keuze voor grondgebonden landbouw ligt aan de basis van het bestemmingsplan. Een wijziging van dit uitgangspunt van het plan is strijdig met de gemeentelijke en de provinciale structuurvisie. Bij een wijziging zijn ernstige bezwaren van natuur- en milieuorganisaties te verwachten evenals een aanwijzing van de provincie. Bij een aanwijzing van de provincie treedt de regeling waarop de aanwijzing betrekking heeft niet in werking.
De heer Niels Roelofse Betreft zienswijze 37, Langbroekerdijk A 91, Langbroek De heer Roelofse vraagt voor de bijgebouwen bij de woning een maximale goot- en bouwhoogte van 6 respectievelijk 11 meter toe te staan. Hij refereert daarbij aan de hoogte die voor bedrijfsgebouwen op het nabijgelegen agrarisch bouwvlak Langbroekerdijk A 89 zijn toegestaan. Reactie Technisch gezien kan met een aanduiding ‘maximum goothoogte: 6; maximum bouwhoogte: 11’ de gevraagde afwijking worden toegestaan. Voor alle bijgebouwen bij woningen geldt echter de maximale
5
goot- en bouwhoogte van 3 respectievelijk 5,5 meter. Wij zien geen reden om voor de Langbroekerdijk A 91 af te wijken van de algemene regeling.
De heer Ben van Woudenberg Betreft zienswijze 79, Trekweg 5, Wijk bij Duurstede De heer Van Woudenberg geeft aan niet persoonlijk te zijn ingelicht over het verschijnen van de Nota van zienswijzen. De heer van Woudenberg is niet akkoord met de Milieuzone – waterwingebied. Reactie Aan iedereen die een zienswijze heeft ingebracht is de Zienswijzennota toegezonden met een begeleidende brief over de raadsbehandeling. In een aantal gevallen is de zienswijze ingediend door een adviseur namens belanghebbende. Dat is ook bij de zienswijze van de heer Van Woudenberg het geval geweest. De adviseur is schriftelijk ingelicht. Helaas blijken niet alle adviseurs hun cliënten tijdig geïnformeerd te hebben over de gemeentelijke informatie. De ‘Milieuzone – waterwingebied’ in het bestemmingsplan komt volledig overeen met de ‘Beschermingszone drinkwaterwinning’ zoals aangeduid in de Provinciale ruimtelijke verordening. De gemeente dient deze zone in het bestemmingsplan op te nemen. Wat mogelijk enige verwarring geeft is dat de term ‘drinkwaterwinning’ uit de prv in het bestemmingsplan is gewijzigd naar ‘waterwingebied’. De Beschermingszone drinkwaterwinning is in de Provinciale Milieuverordening opgedeeld in twee deelgebieden: het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied. In schema: PMV: waterwingebied + grondwaterbeschermingsgebied = PRV: beschermingszone drinkwaterwinning = Bestemmingsplan: Milieuzone – waterwingebied Wordt gewijzigd naar: Milieuzone - drinkwaterwinning Om de terminologie van het bestemmingsplan beter aan te laten sluiten bij de prv zal ambtshalve de naam van de milieuzone worden aangepast van ‘Milieuzone – waterwingebied’ naar ‘Milieuzone – drinkwaterwinning’. Eventuele waardedaling van gronden vloeit rechtstreeks voort uit de PMV en niet uit het bestemmingsplan. Het wijzigen van de naam van de milieuzone zal geen gevolgen hebben maar het niet of gewijzigd opnemen van de Beschermingszone drinkwaterwinning leidt zonder meer tot een aanwijzing van de provincie. De heer Bert van Os Betreft zienswijze 71, Strijp 2, Langbroek De heer Van Os betoogt dat de heer Propitius niet uit zijn woning gezet kan en mag worden. Reactie In het bestemmingsplan is opgenomen dat de bewoning door de heer Propitius voortgezet mag worden. Het gaat hier om persoonsgebonden overgangsrecht. Indien de bewoning wordt beëindigd dient het oorspronkelijke gebruik, dat wil zeggen het gebruik als agrarische schuur hersteld te worden. In de 6
beantwoording van de zienswijze wordt aangegeven waarom een algemene woonbestemming of bestemming als recreatiewoning niet wenselijk is. Dit zou tevens in strijd zijn met het provinciaal beleid.
Mevrouw Linda Horst namens het Groenberaad, VNMW Betreft zienswijze 86, Groenberaad 1. Het Groenberaad vraagt de eis van grondgebondenheid als voorwaarde te stellen. 2. Groenberaad stelt dat de voorwaarden uit de Provinciale ruimtelijke verordening aangaande uitbreiding van agrarische bedrijven worden opgerekt. 3. De Nee, tenzij toets ten aanzien van ontwikkelingen die de EHS raken kan en moet beter. 4. Groenberaad pleit ervoor dat percelen van agrarische bedrijven in de EHS en de milieuzone, wanneer en zodra dat mogelijk is, een andere dan agrarische bestemming gaan krijgen. 5. Een integrale visie op het buitengebied ontbreekt. Het plan zou een duidelijke tweedeling moeten maken tussen het gebied ten zuiden van de Kromme Rijn, waar landbouw primair is en het gebied ten noorden waar natuur en landschap leidend zijn.
Reactie 1. De eis van grondgebondenheid is op drie plaatsen geborgd in het bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding of vormverandering van het bouwvlak van veehouderijen is alleen mogelijk voor grondgebonden bedrijven. Bij een verzoek tot wijziging van het bouwvlak wordt dit getoetst. Daarnaast is in artikel 3.4.4 het uitoefenen van een niet grondgebonden veehouderij (met uitzondering van een dergelijk gebruik ter plaatse van de aanduidingen 'niet grondgebonden' en 'intensieve veehouderij') als strijdig gebruik aangemerkt. Tenslotte is in het plan opgenomen dat een omgevingsvergunning voor de bouw van een veestal alleen verleend wordt als minimaal aannemelijk wordt gemaakt dat het bedrijf binnen een redelijke termijn over de voor grondgebondenheid benodigde gronden kan beschikken. Deze laatste bepaling zou aangescherpt kunnen worden door de zinsnede ‘binnen een redelijke termijn’ te schrappen. Dat betekent dat op het moment van een aanvraag voor de bouw van een veestal het bedrijf over alle gronden dient te beschikken die nodig zijn als de veestal volledig is bezet. De praktijk is dat na de bouw van een veestal de veestapel geleidelijk wordt vergroot waarbij tegelijkertijd extra gronden worden aangekocht. Extra opbrengsten vanwege groei van de veestapel gaan dan gelijk op met uitgaven voor extra grond. Bij aanscherping van de voorwaarde dient een agrariër voorafgaand aan de uitbreiding van de veestapel een aanzienlijke investering in grond te doen, terwijl extra inkomsten pas later, na bouw van de veestal en uitbreiding van de veestapel, worden gerealiseerd. Dat staat de ontwikkeling van de sector in de weg. Groenberaad uit twijfels over handhaving met betrekking tot grondgebondenheid. In het geval dat een grondgebonden melkveehouder zich ontwikkeld tot een intensieve melkveehouderij en de gemeente laat handhaving achterwege kan altijd met succes een verzoek tot handhaving worden gedaan. De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaven en is gehouden de in artikel 3.4.4 van het bestemmingsplan gegeven norm van grondgebondenheid te handhaven. 2. De milieuzone Natura 2000 is vergroot ten opzichte van het ontwerpplan. Lagen eerste 9 bedrijven in de zone, nu zijn dat er 14. Dat is winst voor de Natura 2000 gebieden. De voorwaarden uit de provinciale ruimtelijke verordening zijn weliswaar niet letterlijk overgenomen ten aanzien van uitbreiding van agrarische bouwvlakken, maar de intentie van de regeling is gelijk gebleven. Dat blijkt uit het feit dat de provincie kan instemmen met de aangepaste formuleringen. 3. Bij alle bepalingen die een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken is de voorwaarde gesteld dat, voor zover de ontwikkeling binnen de EHS plaatsvindt, deze niet mag leiden tot significante aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de bij het gebied behorende natuurdoelen en natuurkwaliteit. Deze voorwaarde impliceert dat bij een aanvraag altijd een toetsing moet
7
plaatsvinden. De provincie heeft een ‘Nee, tenzij toets’ met betrekking tot de EHS ontwikkeld. Deze methodiek van toetsing wordt door gemeente gebruikt voor ontwikkelingen binnen de EHS. 4. Het bestemmingsplan kent de mogelijkheid de agrarische bestemming te wijzigen naar een natuurbestemming bijvoorbeeld ten behoeve van realisatie van de EHS. De gemeente kan niet op eigen initiatief bestemmingen wijzigen. Daarvoor zal de grondeigenaar altijd een verzoek moeten doen. 5. De integrale visie is verwoord in de gemeentelijke structuurvisie en de Nota van uitgangspunten voor het bestemmingsplan Buitengebied. De genoemde tweedeling is in de Structuurvisie opgenomen en vertaald naar het bestemmingsplan door onder meer de dubbelbestemmingen Waarde – Landschap en Waarde – Natuur en landschap.
Willem van der Horst namens LTO Kromme Rijn Betreft zienswijze 87 LTO De LTO geeft aan dat tijdens het proces van het bestemmingsplan diverse aanscherpingen zijn opgenomen ten gunste van natuur, milieu en duurzaamheid die voor agrariërs een extra kostenpost met zich meebrengen. Met name het gedeeltelijk terugdraaien van twee bouwvlakuitbreidingen vindt de LTO te betreuren. Reactie Zoals gesteld in de beantwoording van zienswijzen is gezocht naar een evenwicht tussen milieubelangen en een gezonde ontwikkeling van de agrarische sector. Daarbij zijn de grenzen van het haalbare gezocht en bereikt. Ondanks de last die de LTO ervaart biedt dit plan ruime ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, al worden daarbij wel de nodige investeringen in milieu, dierenwelzijn, duurzaamheid en landschap van agrariërs gevraagd. Als dit bestemmingsplan in werking treedt zijn de ontwikkelingsmogelijkheden vergroot ten opzichte van het huidige plan en zeker ook ten opzichte van mogelijkheden in de ons omringende gemeenten. Het verder verruimen van bouwvlakken of het geven van uitbreidingsmogelijkheden voor niet grondgebonden veehouderij zal ongetwijfeld tot een aanwijzing van de provincie leiden. Bij bouwvlakken treft dat individuele bedrijven die terugvallen naar het bouwvlak zoals dat in het huidige bestemmingsplan is opgenomen. Voor algemene regelingen, zoals ten aanzien van de niet grondgebonden veehouderij treft dat de hele sector. Johan van Dijk namens Cumela Betreft zienswijzen: 12. Gooyerdijk 1a, Langbroek 21. Graaf van Lynden van Sandenburgweg 9, Wijk bij Duurstede 38. Langbroekerdijk A 92, Langbroek 40. Langbroekerdijk B 3, Langbroek 56. Middelweg West 30, Wijk bij Duurstede 65. Rijndijk 1 - 1a, Wijk bij Duurstede 72. Trechtweg 1, Cothen 1. De heer Van Dijk pleit ervoor om aan te sluiten bij de provinciale handreiking “Nieuwe functies op vrijkomende agrarische bedrijfspercelen”. 2. Voor de Graaf van Lynden van Sandenburgweg 9 te Wijk bij Duurstede worden een groter bebouwingsoppervlakte en mogelijkheden voor buitenopslag gevraagd met verwijzing naar bovengenoemde handreiking. 3. Gevraagd wordt een uitspraak te doen over vormverandering en/of uitbreiding van bestemmingsvlakken van bedrijven.
8
4. Gevraagd wordt de afwijkingsmogelijkheid voor een loonbedrijf als nevenactiviteit bij een regulier agrarisch bedrijf te verruimen. De maximale oppervlakte voor loonwerkactiviteiten zou van 300 naar 500 m2 moeten worden opgerekt. Reactie 1. De handreiking is bedoeld voor bestemmingswijziging bij algehele agrarische bedrijfsbeëindiging. De gemeente regelt deze wijzigingen in afzonderlijke bestemmingsplannen. Voor het bestemmingsplan Buitengebied is de handreiking daarom niet relevant. Uitzondering hierop vormt de ontwikkeling aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg 9 te Wijk bij Duurstede. Zie hiervoor onder 2. 2. Volgens de provinciale ruimtelijke verordening (prv) geldt de sloopeis niet voor bedrijven die vanwege hun werkzaamheden met zwaar rijdend materieel zich voornamelijk richten op het landelijk gebied. Ook in de provinciale handreiking gaat het om loonwerkbedrijven en soortgelijke functies. Het bedrijf aan de Graaf van Lynden van Sandenburgweg 9 is een kleinschalig hoveniersbedrijf, waarbij geen sprake is van zwaar rijdend materiaal. De uitzondering in de prv richt zich niet op hoveniersbedrijven. Daarbij maakt de gemeente haar eigen afweging bij functiewijziging binnen het kader van de prv. In de beantwoording van de zienswijze wordt beargumenteerd dat het uit milieukundig, ruimtelijk en beleidsmatig oogpunt niet wenselijk is meer bebouwing toe te staan. Met name het milieuaspect vormt een knelpunt. Hoe groter de bedrijfsomvang hoe moeilijker het te verdedigen is dat het een bedrijf in milieucategorie 2 is. De afstand tot nabijgelegen woningen is zo klein dat een bedrijf in milieucategorie 3.1 een probleem vormt. Op zich is de gevraagde extra bebouwing beperkt (450 ipv 400 m2). Het honoreren van de uitbreiding van de bebouwing zal naar verwachting niet tot een provinciale aanwijzing leiden. Wel zouden eigenaren van omliggende woningen, met name de Graaf van Lynden van Sandenburgweg 11 beroep kunnen aantekenen. De locatie is een zichtlocatie bij de entree van de bebouwde kom van Wijk bij Duurstede. Wij vinden het landschappelijk niet gewenst dat hier buitenopslag ten behoeve van een hoveniersbedrijf plaatsvindt. 3. Uitbreiding van bestemmingsvlakken van bedrijven is strijdig met het gemeentelijk en provinciaal beleid dat aangeeft dat bedrijven in het buitengebied die onvoldoende ontwikkelingsruimte hebben dienen te verplaatsen naar een regulier bedrijventerrein. Ook vormverandering van bestemmingsvlakken staat op gespannen voet met dit uitgangspunt. Een vormverandering van een bestemmingsvlak Bedrijf heeft tot gevolg dat ook de naastgelegen bestemmingen wijzigen. Dat maakt een vormverandering voor een bedrijf complex. Daarbij is in tegenstelling tot de landbouw niet agrarische bedrijvigheid geen primaire functie in het buitengebied. De ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven zijn dan ook beperkter, zoals in het gemeentelijk en provinciaal beleid is vastgelegd. De vorm van de bestemmingsvlakken is in dit plan goed afgestemd op de feitelijke bedrijfssituatie zodat de noodzaak van vormverandering beperkt is. De mogelijkheid van vormverandering is dan ook niet opgenomen in het bestemmingsplan. Een wijzigingsbevoegdheid voor het vormverandering en/of vergroting van bedrijfsbestemmingen zal hoogstwaarschijnlijk tot een aanwijzing van de provincie leiden. 4. De prv geeft voor nevenactiviteiten een algemene grens aan van 300 m2. Een groter oppervlakte is niet geheel uitgesloten maar vraagt maatwerk in de vorm van een ruimtelijke onderbouwing en landschappelijke inpassing. Dat is in het bestemmingsplan moeilijk generiek te regelen. Agrarische bedrijven die behoefte hebben aan meer ruimte voor loonwerkactiviteiten kunnen hiervoor een planologische procedure los van het bestemmingsplan volgen. Het opnemen van een afwijkingsbevoegdheid voor loonwerk als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf tot 500 m2 kan tot een aanwijzing van de provincie leiden. Als hieraan expliciet de voorwaarde wordt gekoppeld van een goede ruimtelijke onderbouwing en landschappelijke inpassing is de aanpassing mogelijk haalbaar.
9
Schriftelijke reacties G.T.M. en E.T.M. Kok-Hendriks 16-1-2015 (WBD1500592) Betreft zienswijze 59, Nachtdijk 1, Cothen Mevrouw Kok vraagt voor een ruimte voor ruimte woning alsnog een bestemmingsvlak in het bestemmingsplan op te nemen. Reactie Ten behoeve van een ruimte voor ruimte woning kan een bestemmingsvlak worden opgenomen, mits aan de sloopeis is voldaan. Indien met foto’s onomstotelijk wordt aangetoond dat de voormalige agrarische bebouwing te weten de zogenaamde schapenstal volledig is gesloopt bestaat geen bezwaar om via een amendement een bestemmingsvlak in te voegen. De Vor, Brandes en co, 22-1-2015 (WBD1500588) Betreft zienswijze 1, Landbouwmechanisatiebedrijf De reactie richt zich op de milieucategorie van landbouwmechanisatiebedrijven. Reactie In de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn landbouwmechanisatiebedrijven niet specifiek benoemd. De bedrijven vallen onder de categorie ‘Dienstverlening t.b.v. de landbouw: algemeen’ voor zover de bruto oppervlakte van het bedrijf groter dan 500 m2 is vallen deze bedrijven in milieucategorie 3.1. Bij een kleiner bruto oppervlakte geldt milieucategorie 2. Vereniging Natuur en milieu Wijk bij Duurstede: werkgroep Groenberaad, 24-10215 (WBD1500593) Betreft zienswijze 86, Groenberaad Zie onder insprekers Natuur en milieufederatie Utrecht 26 januari 2015 (WBD1500594) Betreft zienswijze 88. Natuur- en milieufederatie Utrecht De NMU geeft aan dat een goed evenwicht is gevonden tussen de verschillende waarden en belangen in het gebied. Het plan voorkomt een verdere stikstofbelasting op Natura 2000 gebied Kolland en Overlangbroek. NMU vindt het positief dat het college kiest voor grondgebonden melkveehouderij en pas op de plaats maakt met de ontwikkeling van neventakken van intensieve veehouderij. Reactie Deze reactie bevestigd dat onze inspanningen om naast de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw ook natuur- en milieubelangen een plek in het bestemmingsplan te geven, naar de mening van de NMU geslaagd zijn. Rombou 23-1-2014 (WBD1500472) Betreft zienswijze 7. Amerongerwetering 21, Langbroek 1. De oppervlakte van bijgebouwen binnen het bestemmingsvlak Wonen is circa 230 m2. Inspreker vraagt hiervoor een aanduiding op te nemen omdat het oppervlakte groter is dan de in het bestemmingsplan opgenomen oppervlakte van 50 m2. 2. Twee gebouwtjes binnen de bestemming Agrarisch zouden de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – schuur’ moeten krijgen.
10
Reactie 1. Op het perceel staan twee voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, waarvoor vergunning1 is verleend. De totale oppervlakte van deze gebouwen is 175 m2. Ten tijde van de vergunningverlening was sprake van een agrarisch bouwvlak. In het bestemmingsplan Buitengebied 2003 is voor de locatie een woonbestemming opgenomen, omdat geen sprake meer was van een agrarisch bedrijf. Daar waar zich binnen een woonbestemming voormalige agrarisch bedrijfsbebouwing bevindt is de oppervlakte van deze bebouwing nergens specifiek opgenomen in het bestemmingsplan. De bebouwing mag zonder meer blijven staan maar bij herbouw, ingrijpende vernieuwing of verbouwing zijn de afwijkingsbepalingen uit artikel 23.3.4 (sloop bonus regeling) en 23.3.5 (bijzondere situatie) van kracht en is een specifieke afweging nodig. Overigens mag op grond van het Besluit omgevingsrecht vanaf 1 november 2014 veelal tot 150 m2 bebouwing vergunningvrij worden gerealiseerd. Gelet op de regeling voor vergunningsvrij bouwen en de afwijkingsbepalingen in het bestemmingsplan zien wij geen reden voor het perceel een aparte aanduiding voor de oppervlakte bijgebouwen op te nemen. 2. Wij herhalen voor dit punt de beantwoording van de zienswijze. Voor de (bij)gebouwen binnen de bestemming Agrarisch is in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2003; herziening 2009’ geen aanduiding ‘ vrijstaande schuur of stal’ opgenomen. Aangezien voor de betreffende gebouwen binnen de bestemming Agrarisch geen bouwvergunning is aangetroffen bestaat geen grond een specifieke aanduiding ‘schuur’ op te nemen. Schep registergoed 16-1-2015 (WBD1500342) Betreft zienswijze 82. Wijkersloot 16 en 28, Cothen Verzocht wordt een oppervlakte aan gebouwen op te nemen van 1865 m2. Reactie In de zienswijze wordt gevraagd om een oppervlakte van 1850 m2, nu wordt 1865 m2 gevraagd. Op grond van de Nota van uitgangspunten wordt de bestaande en/of vergunde bebouwing van bedrijven in het bestemmingsplan vastgelegd. De gemeente hanteert hierbij de oppervlaktes zoals die in de basisadministratie gebouwen (BAG) is opgenomen. De totale oppervlak binnen het bestemmingsvlak is 1798,1 m2 wat is afgerond naar 1800 m2. Wij zien geen reden om een groter bebouwingsoppervlakte op te nemen. Uitgangspunt van het plan is dat de bestaande bebouwing wordt opgenomen in het bestemmingsplan, met de mogelijkheid om bij afwijking onder voorwaarden 20% extra bebouwing te realiseren. Er is dus een rechtstreekse bouwmogelijk voor 1800 m2 en een potentiële mogelijkheid van nog eens 360 m2 (20% van 1800). Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan, dat weliswaar rechtstreeks 1865 m2 aan bouwoppervlakte toestond maar geen enkele uitbreidingsmogelijkheid kende, gaat het bedrijf vooruit: in plaats van maximaal 1865 m2 kan het bedrijf in beginsel 1800 + 360 = 2160 m2 aan bebouwing realiseren.
Met vriendelijke groet,
Hans Marchal wethouder
1
Bouwvergunning 28 juli 1971 bedrijfsgebouw 48 m2 en bouwvergunning 14 juni 19994 loods 120 m2.
11