LES 4
GEVAARLIJKE OPDRACHTEN
Wat ga je leren? - werkwoord: 3e persoon enkelvoud en meervoud - niet uitgedrukt onderwerp (subject) - bijvoeglijk naamwoord (adjectivum): nominativus en accusativus enkelvoud en meervoud - aanpassing van bijvoeglijk naamwoord aan zelfstandig naamwoord - a/h/o-groep van het bijvoeglijk naamwoord - samengestelde bijvoeglijke naamwoorden
- drie werken van Herakles - status van de held
WOORDEN TEKST 4A
oJ fivlo~ ejntau``qa mevga~, megavlh, mevga deinov~, deinhv, deinovn foberov~, foberav, foberovn mevn
vriend daar groot verschrikkelijk, geducht angstaanjagend
hoofd, kop sterfelijk onsterfelijk (hij) zoekt (hij) vindt, ontdekt, treft aan lang
hJ kefalhv qnhtov~ ajqavnato~ zhtei`` euJrivskei makrov~, makrav, makrovn e[peita miva oujdevn
geeft aan dat er nóg een zin komt; die tweede zin begint met dev; mevn blijft onvertaald
Advies: leer eerst de woorden t/m qnhtov~. Pas als je de hele tekst hebt vertaald leer je alle woorden. Houd bij het
daarna één (vrouwelijk) niets
woorden-leren dezelfde methode aan die je is geadviseerd bij het leren van de woorden van Les 3.
Grieks in het Nederlands - Geef de betekenis van de volgende Nederlandse woorden 1. bibliofiel (biblivon = boek) = 2. megafoon (fwnhv = stem)
=
3. eureka
=
4. filantroop
=
5. homofiel (oJmoi`o` ~ = gelijk) =
Bijvoeglijk naamwoord: nominativus en accusativus enkelvoud en meervoud (-o~, -h/a, -on-groep) deinov~ geducht makrov~ lang
Mannelijk
Vrouwelijk
nom. ev. acc. ev.
deinov~ deinovn
nom. mv. acc. mv.
deinoiv makroiv deinouv~ makrouv~
makrov~ makrovn
Onzijdig
deinhv deinhvn
makrav makravn
deinovn deinovn
makrovn makrovn
deinaiv deinav~
makraiv makrav~
deinav deinav
makrav makrav
30
TEKST 4A Herakles en de slang Inhoud Tekst 4A 1. Vertaal regel 1 t/m 9. 2. Bekijk nu ill. 1. Vergelijk de inhoud van regel 8 met de vaasafbeelding op de illustratie. Wat valt je hierbij op? 3. Bedenk zelf een taktiek hoe Herakles dit monster te lijf moet gaan. 4. Waarom is de hydra een qhrivon deinovn (regel 4)? Geef de Griekse woorden uit het vervolg die dit aangeven. 5. e[cei ga;r kefala;~ ejnneva (regel 8): wat wordt door deze woorden verklaard? 6. hJ mevsh (regel 9): welk Grieks woord moet je aanvullen? 7. Vertaal de tekst uit. 8. Herakles gebruikt bij zijn aanval op de hydra dezelfde taktiek als bij zijn aanval op de leeuw. Welke? 9. Vergelijk de hydra uit Tekst 4A met de leeuw van Les 3. Noem twee overeenkomsten. 10. Je ziet dat zowel het schieten van pijlen als het afhakken van koppen niet helpt. Hoe zou jij, als je Herakles was, de klus klaren? 11. Kijk nog eens naar ill. 1. Hoe kun je ook verklaren dat op de vaasschildering de hydra meer dan negen koppen heeft? Vertaling Tekst 4A
31
Grammatica Tekst 4A Bestudeer eerst de grammatica op pag. 31 en 33. 1. Geef uit regel 1 t/m 8 twee voorbeelden waar het onderwerp (subject) van het werkwoord is weggelaten. 2. In welke naamval staat: r. 4 qhrivon
r. 11 u{dran
r. 9 kefalaiv
r. 12 ÔHraklh`~
3. fivloi (r. 1): welke functie heeft dit woord? 4. megavlh (r. 7): waarom staat er niet megavlhn? (lees de grammatica op pag. 35) 5. foberav (r. 7): waarom staat er niet foberhv? 6. hJ mevsh (kefalhv) (9): waarom staat er ajqavnato~ en niet ajqanavth? (lees de grammatica op pag. 35) TAALOEFENINGEN TEKST 4A A. - Vertaal de volgende zinnetjes - Onderstreep het (Griekse) bijvoeglijk naamwoord. 1. ÔO ÔHraklh`~ th;n deinh;n u{dran zhtei`, ajll∆ oujc euJrivskei 2. ÔH fobera; u{dra deino;n qhrivon ejstivn 3. OiJ a[nqrwpoi oujk ejnneva kefalav~, ajlla; mivan kefalh;n e[cousin B. 1. Bedenk zelf de regel wanneer het Grieks ajll∆ in plaats van ajllav gebruikt. Kijk hiervoor naar regel 15 van Tekst 4A. 2. Bedenk zelf de regel wanneer in het Grieks oujc in plaats van oujk wordt gebruikt. Kijk hiervoor naar zin 1 van oefening A.
32
WOORDEN TEKST 4B
1. wat? 2. waarom? prw``ton me;n..., e[peita dev eerst…, daarna tiv...…
ajpokteivnei kalei``
(hij) doodt (hij) roept
Grieks in het Nederlands Geef de betekenis van de volgende Nederlandse woorden. Als je ze niet kent, zoek je de betekenis op. Schrijf de bete1. prototype
=
2. protohistorie =
TEKST 4B De slang krijgt hulp Inhoud Tekst 4B 1. Vertaal de tekst. 2. Kijk nu naar ill.1. De man rechts is Herakles’ vriend Iolaos. In iedere hand heeft hij een brandende fakkel. Wat zal hij daarmee doen? 3. a. Welk beest ontbreekt op ill.1? b. Welk figuur ontbreekt op ill. 1 die je wel op andere vaasafbeeldingen hebt gezien met Herakles? 4. Wie is de aujtov~ van regel 6? 5. Kijk naar ill. 2. De schilder heeft veel weggelaten. Noem enkele dingen. Vertaling Tekst 4B
33
kenis erachter. Noteer het Griekse woord waarvan het Nederlandse woord is afgeleid.
Grammatica Tekst 4B Bestudeer nog eens de grammatica op pag. 33. 1. Schrijf uit Tekst 4A alle (Griekse) combinaties van zelfstandig naamwoord + bijvoeglijk naamwoord op die in de nominativus staan. Bij gelijke combinaties is één voorbeeld voldoende. 2. Schrijf uit Tekst 4B de (Griekse) combinatie van zelfstandig naamwoord + bijvoeglijk naamwoord op die in de accusativus staat. 3. th;n fobera;n u{dran (r. 8): waarom staat deze woordgroep in de accusativus? 4. Geef uit Tekst 4B twee voorbeelden waar het onderwerp (subject) van het werkwoord is weggelaten.
TAALOEFENINGEN TEKST 4B A. Geef van de volgende bijvoeglijke naamwoorden aan in welke naamval, geslacht en getal ze staan: 1. foberavn 2. makrav (3x) 3. deinovn (3x) 4. qnhtouv~ B. qnhtaiv deinovn megavlhn foberav - Zet de bovenstaande bijvoeglijke naamwoorden bij het juiste zelfstandig naamwoord - Zet de vertaling, geslacht en de naamval ernaast. 1. th;n u{dran 2. ta; qhriva 3. aiJ kefalaiv 4. to;n fivlon
34
WOORDEN TEKST 4C
nevo~, neva, nevon a[llo~, a[llh, a[llo e{kasto~, eJkavsth, e{kaston
1. nieuw 2. jong ander ieder
aujtivka hJ pevtra kruvptei
meteen, onmiddellijk rots, rotsblok (hij) verbergt
Grieks in het Nederlands Geef de betekenis van de volgende Nederlandse woorden. Als je ze niet kent, zoek je de betekenis op. Schrijf de bete-
kenis erachter. Noteer één of meer Griekse woorden waarvan het Nederlandse woord is afgeleid.
1. allochtoon (cqwvn = land) = 2. cryptogram
=
3. neo-nazisme
=
4. a. Van welk Grieks woord is de eigennaam Peter/Pieter afgeleid? b. Wat betekent deze naam dus? c. Bedenk nog andere namen die van dit woord zijn afgeleid. Opdracht woorden Les 4 Haal uit de woorden van 4A, 4B, 4C alle bijvoeglijke naamwoorden. Onderstreep welke je moeilijk vindt om te leren.
TEKST 4C Een onsterfelijke kop Ontleedopdracht Hieronder zie je de Griekse Tekst 4C. Onderstreep de volgende zinsdelen in kleur. Persoonsvorm Onderwerp Lijdend voorwerp Naamwoordelijk deel van het gezegde
35
paars rood blauw groen
Naast de tekst kun je de vertaling opschrijven of aantekeningen maken
1 ÔO me;n ÔHraklh`~ ta;~ duvo neva~ kefala;~ ajpokovptei, oJ d∆ ∆Iovlao~ th;n ajpotomh;n ejkkaivei. Tiv tou`to poiei` oJ ∆Iovlao~… Ou{tw~ a[llh kefalh; ouj blastavnei.
5 “Epeita oJ ÔHraklh`~ ta;~ loipa;~ qnhta;~ kefala;~ ajpokovptei, oJ d∆ ∆Iovlao~ eJkavsthn ajpotomh;n ejkkaivei. Tevlo~ de; miva kefalhv ejsti loiphv: ajqavnato~ gavr ejstin. ÔO d∆ ÔHraklh`~ th;n loiph;n kefalh;n ajpokovptei
10 kai; aujtivka katoruvttei: uJpo; ga;r pevtran megavlhn kruvptei th;n kefalh;n th;n deinhvn. Th;n d∆ u{dran aujth;n ajnatevmnei kai; eij~ th;n colh;n tou;~ oijstou;~ bavptei!
Inhoud Tekst 4C 1. Welke fase van de strijd geeft de vaasafbeelding van ill. 1 weer? 2. Welke kop van het monster op ill. 1 is onsterfelijk? Verklaar je antwoord. 3. ta;~ loipa;~ qnhta;~ kefalav~ (r. 5): hoeveel nog? Grammatica Tekst 4C Bestudeer eerst de grammatica op pag. 35. 1. neva~ (r. 1): hoe wordt nevo~ verbogen: volgens deinov~ of volgens makrov~? Licht je antwoord toe. 2. a. Wat is het onderwerp van ejstin (r. 8)? b. Wat valt op aan de vorm ajqavnato~? 3. In regel 11 staan 2 woordgroepen in de accusativus. Leg uit dat deze een verschillende functie hebben. 4. Schrijft uit Tekst 4C de (Griekse) combinaties van zelfstandig naamwoord + bijvoeglijk naamwoord op die in de nominativus staan.
36
TAALOEFENINGEN TEKST 4C A. Geef van de volgende bijvoeglijke naamwoorden aan in welke naamval, geslacht en getal ze staan: 1. a[llhn
6. neva (3x)
2. e{kaston (3x)
7. makravn
3. mevga (2x)
8. nevoi
4. megavla~
9. deinouv~
5. a[llo (2x)
10. foberaiv
B. e{kasto~ - makrav - a[llou~ - mevga - nevan - deinoiv - Zet bovenstaande bijvoeglijke naamwoorden bij het juiste zelfstandig naamwoord 1. to; qhrivon 2. tou;~ fivlou~ 3. th;n kefalhvn 4. hJ mavch 5. oJ dou`lo~ C. megavlhn - deinav - qhnhtoiv - ajqanavtou~ - foberovn Doe hetzelfde als bij opdracht B. 1. tou;~ qeouv~ 2. oiJ a[nqrwpoi 3. to;n fovbon 4. th;n kefalhvn 5. ta; qhriva D. - Vertaal de volgende zinnetjes - Onderstreep het (Griekse) lijdend voorwerp (object). 1. ÔH deinh; u{dra fivlon fobero;n e[cei 2. ÔO mevga~ ÔHraklh`~` ta;~ mavca~ ta;~ neva~ zhtei`` 3. ÔO fivlo~ ∆Iovlao~ kai; eij~ th;n Levrnan baivnei 4. OiJ fivloi to; qhrivon pro;~ to;n despovthn fevrousin 5. Aujtivka a[llo fobero;n qhrivon euJrivskousin
37
- Zet de vertaling, geslacht en de naamval ernaast. - Let op: één bijvoeglijk naamwoord hoort nergens bij!
6. OiJ fivloi th;n fobera;n u{dran ajpokteivnousin 7. AiJ pevtrai th;n kefalh;n th;n ajqavnaton kruvptousin 8. Tiv oJ JHraklh``~ to;n fivlon kalei`; E. - Onderstreep het woord dat niet in het rijtje thuishoort. - Noteer ook waarom het er niet thuishoort. a. foberavn makravn nevan pevtran
c. e[peita aujtivka miva ou{tw~
b. fivlou~ makrouv~ qeouv~ ajnqrwvpou~
d. qhrivon fivlon a[nqrwpon qeovn
ILLUSTRATIES 1. De slang van Lerna werd in de Oudheid ook wel ‘waterslang’ genoemd. Lerna was in de Oudheid door zijn vele moerassen een onvruchtbaar gebied. Sommige geleerden hebben het verhaal van het onschadelijk maken van de slang van Lerna een symbolisch verhaal genoemd, d.w.z. dat je het niet letterlijk moet opvatten, maar dat het verhaal een verklaring van iets geeft. Bedenk zelf wat door de dood van de hydra wordt verklaard. 2. De uitdrukking ‘Augiasstal’ wordt in het Nederlands ook nog gebruikt. In de Volkskrant stond eens boven een artikel de volgende kop: ‘Russische Augiasstal snakt naar democratie’. Leg deze krantenkop uit. 3. Bekijk ill. 3. In welk opzicht klopt de tekst op pag. 32 over de Stymfalische vogels niet met de illustratie?
Geen god, geen mens 1. Wat maakt bij de Grieken iemand tot een held? Noem tenminste 2 dingen. 2. De grootsheid van Herakles komt voor een deel door de manier waarop de Grieken verhalen vertellen. Leg dat uit.
38
3. Welke gebeurtenis maakte de held Herakles tot een god? 4. Wat is een dodenoffer? 5. Waarom vereerden de Grieken graag een held? 6. Geef een voorbeeld uit de vaderlandse geschiedenis van een held over wie de meest spectaculaire verhalen de ronde doen of deden. 7. Bekijk ill.5. Dit beeld is in de zestiende eeuw in Rome teruggevonden. Sindsdien is het één van de meest bewonderde beelden uit de Oudheid. a. Welke eigenschap(pen) van Herakles heeft de beeldhouwer met dit beeld willen benadrukken? b. Vind je dit beeld mooi of lelijk? Zeg ook waarom je het mooi of lelijk vindt.
WOORDEN- EN GRAMMATICATEST - Vul de juiste woorden in. Let op: drie woorden kun je niet gebruiken! - Vertaal het zinnetje. 1. OiJ qeoi; ........... eijs in
- Woorden: th;n kefalh;n - eijs in - nevan - foberav qnhtav~ - kalei`` - ejstin - ajqavnatoiv - nevou~ - zhtou`s ` in
2. ÔH u{dra ........... ejstin 3. OiJ fivloi th;n u{dran ........... 4. Pevtrai ........... kruvptousin. 5. AiJ kefalai; foberai ........... 6. ÔHraklh``~ a[llon filo;n ........... 7. Mavchn ........... euJrivskei Herhaling woorden Deze woorden in Les 4 vind ik moeilijk: Grieks
Nederlands
39
Grieks
Nederlands
LES 10 PATROKLOS Wat ga je leren? - aoristusstam - sigmatische aoristus type luvw en poievw - sigmatische aoristus van werkwoorden waarvan de stam eindigt op een p-, k- of t- klank - pseudo-sigmatische aoristus - het gebruik van de aoristus
- Hektor en Andromache - Achilles en Patroklos
Het afscheid van Hektor en Andromache 1. Het afscheid van Hektor en Andromache geldt als een zeer ontroerend moment. Schrijf de zinnen op die jou het meest raken. 2. Vat de argumentatie van Hektor kort samen. 3. Wat vind je van de argumentatie van Hektor? 4. In Les 9 heb je gelezen wat er van een Homerische held werd verwacht. Schrijf twee zinnen op uit dit verhaal die Hektor als typische held karakteriseren. 5. Vat de argumentatie van Andromache om Hektor te overreden in de stad te blijven, kort samen. Wat vind je van haar argumentatie? 6. Op welk punt verschilt de argumentatie van Andromache van die van Hektor?
O36
106
O37 O38 7. Vergelijk ill. 1, en O36. Geef van iedere illustratie aan welk moment van de ontmoeting tussen Hektor en Andromache is afgebeeld. 8. Vergelijk op de twee afbeeldingen de figuur Hektor en geef met één woord de emotie aan die de schilder of tekenaar heeft willen uitdrukken. Hektor 1 (ill. 1) Hektor 2 (ill. O36) 9. Doe hetzelfde als in vraag 8 bij de figuur van Andromache. Andromache 1 (ill. 1) Andromache 2 (ill. O36) 10. Het Hektor-Andromache-Astyanax-motief is van alle tijden, getuige de advertentie van ill. O37. Bekijk deze cartoon goed en geef je commentaar over de volgende twee punten: a. Wat is de overeenkomst tussen deze cartoon en het Hektor-Andromache-thema? b. Wat vind je van deze cartoon? 11. Bekijk ill. O38. Voordat Hektor afscheid neemt van zijn vrouw en kind, heeft hij nog een ontmoeting met zijn moeder Hekabè. a. Bedenk zelf een kort gesprekje tussen moeder en zoon dat aansluit bij de situatie. b. Wat zullen de gedachten zijn van zijn vader Priamos, die links erbij staat?
107
WOORDEN TEKST 10A
ajllav (bij gebiedende wijs) maar (kom) tivktw baren, ter wereld brengen i[sw~ misschien, waarschijnlijk
ejlpivzw (+ inf.) ojlivgo~ mevga
hopen, verwachten (te) weinig, gering erg, zeer (bijwoord)
Grieks in het Nederlands 1. a. Wat zal ‘oligochronisch’ betekenen? b. Uit welke 2 Griekse woorden is dit samengesteld?
TEKST 10A Het verdriet van Patroklos Inhoud Tekst 10A 1. Vertaal regel 1 t/m 4. 2. Wat zit Patroklos dwars, denk je? 3. Controleer je antwoord door regel 5 en 6 te vertalen. 4. Vertaal regel 7 t/m 12. 5. Vergelijk r. 3 met r. 11. In beide regels komt een soortgelijke uitdrukking voor: a. Welke uitdrukkingen worden bedoeld? b. Hoe zijn de paqhvmata van r. 3 in het voorafgaande duidelijk gemaakt? c. Hoe wordt het tuvch van r. 11 in het vervolg nader omschreven? 6. Welke woordgroepen in regel 1-6 vormen een tegenstelling? 7. Vertaal regel 13-15. 8. a. Wat bedoelt Patroklos met deze woorden? b. Waarom verdient Achilles deze omschrijving? 9. Patroklos doet Achilles in het vervolg een verzoek. Wat zal dit verzoek inhouden? Kijk ook naar regel 10. 10. Vertaal de tekst uit. 11. Welke taktiek stelt Patroklos dus voor? Geef in eigen woorden weer. 12. Is Patroklos er zeker van dat zijn taktiek zal slagen? Licht je antwoord toe. 13. a. Wat bedoelt Patroklos met regel 20? b. Waarom denkt hij dat?
108
14. Waarom wordt Patroklos mevga nhvpio~ (r. 21) genoemd? 15. De laatste woorden (r. 21-22) geven de lezer al een suggestie over wat er gaat gebeuren. Wat wordt er gesuggereerd? Vertaling Tekst 10A
Grammatica Tekst 10A Bestudeer eerst de grammaticale uitleg op pag. 79. 1. – Noteer uit regel 1–8 alle sigmatische aoristusvormen (6x) – Zet de 1e persoon praesens erbij. 2. hjqevlhsen (r. 10): van welk werkwoord komt deze vorm?
109
3. Noteer uit regel 10 t/m 20 de twee infinitief-vormen van de sigmatische aoristus. 4. – Noteer de naamval van de onderstaande woorden – Verklaar het gebruik van de naamval. r. 1 crovnon
r. 15 se
r. 3 tw`n paqhmavtwn
r. 17 ta; o{pla
r. 8 Pavtrokle
r. 19 tw`n ploivwn
r. 14 soiv TAALOEFENINGEN TEKST 10A A. - Vertaal de volgende aoristusvormen: 1. e[lusa~
6. e[lusan
2. lu`son
7. e[lusen
3. ejluvsate
8. ejkavlesa
4. luvsate
9. hjqevlhsan
5. lu`sai
10. ejkravthsa~
B. Vertaal de volgende zinnen: 1. OiJ ∆Acaioi; ajmfi; to; “Ilion ejpolevmhsan 2. ÔO ∆Acilleu;~ pavlin th`~` mavch~ metevcein oujk hjqevlhsen 3. ÔHma`~` oujk e[peisen oJ kako;~ ajnh;r tou;~ i{ppou~ aujtw`n` ajpokteivnein 4. ÔH biva hJ tou` a[frono~ patro;~ ejpoivhse tou;~ pai`d` a~ dakru`s ` ai WOORDEN TEKST 10B
hJ teleuthv provtero~ provteron a[rcw + gen. ejlauvnw
einde eerder, vroeger eerder (bijwoord) 1. voorgaan, leiden 2. heersen over 1. (voort)drijven 2. optrekken, marcheren
eu\ pistov~ cwrevw lamprov~ hJ povli~ (acc. povlin)
Grieks in het Nederlands 1. Welk Nederlands woord is afgeleid van lamprov~? 2. Wat betekent het woord ‘euthanasie’ letterlijk?
110
goed (bijwoord) trouw, betrouwbaar gaan schitterend stad
3. In welke betekenis wordt het woord euthanasie in het Nederlands gebruikt? 4. Het woord ‘evangelie’ is afgeleid van eu\ en ajggeliva (= boodschap, vergelijk het woord a[ggelo~). Wat betekent het dus letterlijk? 5. Hoe wordt tegenwoordig de term evangelie gebruikt? Zoek op als je het niet weet. 6. Noem twee woorden die van povli~ zijn afgeleid. 7. a. Wat zal een ‘oligarchie’ zijn? b. Uit welke 2 Griekse woorden is dit samengesteld?
TEKST 10B Patroklos tegen de Trojanen Inhoud Tekst 10B 1. Uit de titel kun je min of meer afleiden wat Achilles’ reactie is op de vraag van Patroklos. Hoe is zijn reactie? 2. Vertaal regel 1 t/m 9. 3. tou` covlou (r. 3): waar is Achilles boos over? 4. ajpevlaune (r. 6): waarvandaan? 5. Wat verklaart gavr in regel 7? 6. Vertaal regel 10 t/m 14. 7. fovbon (r. 12): waarom waren de Trojanen bang, denk je? 8. Vertaal de tekst uit. 9. Wat verklaart gavr in regel 17? 10. Hoe denkt Patroklos onsterfelijke roem te verwerven? 11. Achilles geeft Patroklos de waarschuwing van r. 8 en 9 enerzijds omdat hij zeer bezorgd is om zijn vriend, maar ook vanuit een tamelijk egoïstisch motief. Welk motief wordt bedoeld? Betrek bij je antwoord de laatste vier woorden van de tekst. Vertaling Tekst 10B
111
Grammatica Tekst 10B Bestudeer eerst de grammaticale uitleg op pag. 81. 1. a. Noteer uit regel 1 t/m 9 vijf voorbeelden van een sigmatische aoristus. b. Zet de 1e persoon praesens erbij. 2. In r. 7 staat mhv. Welke werkwoordsvorm moet er dus volgen? 3. movno~ (r. 14): hoe is movno~ hier gebruikt? 4. Leg uit waarom in r. 17 ajqanavtou staat en niet ajqanavth~. TAALOEFENINGEN TEKST 10B A. - Vertaal de volgende aoristusvormen - Zet bij medium-vormen een (m). 1. e[bleyen
6. e[rriya~
2. nomivsai
7. h\rxen
3. ejlpivsate
8. e[peisan
4. levxon
9. ejkruvyate
5. ejpevmyamen
10. kalevsate
112
B. - Vertaal de volgende imperfectum-vormen - Zet daarna de imperfectum-vormen in de aoristus. 1. ejkeleuvomen 2. ejqauvmazen 3. ajpevpempe~ 4. h[lpizon (2x) 5. ejnovmizen 6. e[peiqe~ 7. ejkwluvete 8. h[rcomen 9. ejcwvrei 10. ejkovmizen C. Vertaal de volgende zinnen: 1. Oujk ajpepevmyamen tou;~ uiJou;~ eij~ to;n povlemon: ouj ga;r ajqanavtou dovxh~ ejpequvmhsan 2. ÔO pathvr te kai; mhvthr ejdavkrusan peri; tw``n swmavtwn tw`n` paivdwn 3. Oujdei;~ oujk ejpoivhse w{sper oJ pisto;~ fivlo~ aujto;n ejkevleusen 4. ∆En de; toi`~` lamproi`~` o{ploi~ toi`~` tou`` ∆Acillevw~ h\rce tw`n` stratiwtw`n` eij~ th;n mavchn 5. Pavtroklo~ oujk hjqevlhse provteron ajpo; th`~` mavch~ ajpocwrh`s ` ai 6. ÔH qavlattav te kai; aiJ pevtrai e[tikton to;n a[frona a[ndra WOORDEN TEKST 10C
to; davkruon qermov~ kaluvptw ajmfovteroi hJ ceivr (ceirov~, dat. mv. cersiv) katav + gen.
traan warm bedekken beide(n) hand, arm
to; provswpon hJ douvlh kla(iv)w manqavnw a[diko~
vanaf…naar beneden
113
gezicht slavin huilen, wenen (om) leren kennen, begrijpen, vernemen onrechtvaardig
Grieks in het Nederlands 1. Wat betekent het woord ‘thermometer’ letterlijk? 2. Bedenk zelf nog twee andere Nederlandse woorden die samengesteld zijn met thermo(s). 3. Het woord ‘chirurg’ komt van ceivr en e[rgon. Wat betekent het dus letterlijk?
TEKST 10C Het verdriet van Achilles Ontleedopdracht Hieronder zie je de Griekse Tekst 10C. Onderstreep de volgende zinsdelen in kleur. Naast de tekst kun je de vertaling opschrijven of aantekeningen maken
Persoonsvorm Onderwerp Lijdend voorwerp Meewerkend voorwerp Overige zinsdelen (bijv. genitivus v. bezit)
1 ∆Antivloco~ pro;~ to;n ∆Acilleva h|ke kai; davkrua qerma; e[leiben: ‘«W ∆Acilleu`, oJ fivltato~ Pavtroklo~ oujkevti e[stin! A ∆ pevkteinen d∆ aujto;n oJ ”Ektwr, aujto;~ d∆ ejkravthse tw`n sw`n o{plwn.’ To;n d∆ ∆Acilleva luvph~ nefevlh mevlaina ejkavluyen. 5
∆Amfotevrai~ de; cersi; spodo;n pollh;n kata; th;~ kefalh`~ e[ceen, lampro;n de; provswpon h/s [ cunen. AiJ de; dou`lai aiJ tou` Patrovklou e[qeon ejk tw`n skhnw`n kai; mevga e[klaion: provteron ga;r aujtai`~ oJ Pavtroklo~ ajei; eu[nou~ h\n. Kai; oJ ∆Acilleu;~ aijnw`~ w/[mwxen.
∆En de; th/` ajbuvssw/ qalavtth/ hJ Qevti~ h[kouse th;n oijmwghvn. 10 Aujtivka de; th;n aijtivan th`~ oijmwgh`~ manqavnein hjqevlhsen. ∆Anevbainen ou\n ejk th`~ qalavtth~ kai; tw/` uiJw/` e[lege tavde: ‘Tevknon ejmovn, tiv klaivei~… Tiv de; pevnqo~ se katevcei…’ ÔO d∆ ∆Acilleu;~ meta; dakruvwn pollw`n th/` mhtri; e[lexen: ‘Mh`ter ejmhv, oJ fivltato~ eJtai`ro~ Pavtroklo~ oujkevti e[stin: 15 ta; d∆ ejma; o{pla kala; aujto;n ajpevdusen oJ ”Ektwr kai; nu`n e[cei! ÔH tuvch hJ tou` Patrovklou a[dikov~ ejsti kai; timwriva~ ajxiva!’
ÔH de; Qevti~ to;n uiJo;n w/[ktire kai; aujtw/` e[lexen: ‘Mei`non, tevknon ejmovn: ouj ga;r nu`n o{pla soi e[stin! ∆All∆ ”Hfaisto~ oi|o~v tev ejstin o{pla neva poih`sai ejn hJmevra/ mia/`. 20 Eij d∆ ejpoivhse ta; o{pla, tovte zhvthson to;n ”Ektora!’
114
paars rood blauw oranje geel
Inhoud Tekst 10C 1. Antilochos deelt Achilles drie dingen mee. a. Welke drie? b. Welke van deze drie lijkt ons, gezien het moment, onbelangrijk, maar is voor de Homerische held kennelijk wel belangrijk? 2. Regel 4 is een citaat uit de Ilias. Wat bedoelt Homeros met deze woorden? 3. Wat zal de betekenis zijn van de handeling van Achilles in r. 5? Wat doen wij wanneer we plotseling het bericht krijgen dat iemand die ons heel dierbaar is, is overleden? 4. Wat zal Thetis tegen haar zoon zeggen? Controleer je antwoord door alvast r. 19 te vertalen en ill. 7 en O39 te bekijken. 5. Welke twee gevoelens brengt de dood van Patroklos bij Achilles teweeg? 6. Thetis adviseert Achilles Hektor te gaan zoeken (r. 20). a. Wat betekent dit advies voor de keus die Achilles in tekst 9B heeft gemaakt? b. Welke verwachting wordt hiermee aan de lezer gegeven voor het vervolg van het verhaal?
O39
115
7. Bekijk ill. O39. a. Wie zijn de vrouwen die links en rechts staan toe te kijken? b. Welke onderdelen van de wapenrusting zijn al klaar? c. Aan welk onderdeel wordt nog gewerkt? d. Wie is Hefaistos (let op zijn plaats op het reliëf)? 8. Bekijk ill. 3 en 4. Uit welke onderdelen bestaat een wapenrusting? Grammatica Tekst 10C Bestudeer eerst de grammaticale uitleg op pag. 83. 1. – Noteer uit regel 1 t/m 8 alle aoristus-vormen – Zet de 1e persoon praesens erbij. 2. Er zitten in deze tekst 4 werkwoordsvormen die van een pseudo-sigmatische aoristus (kunnen) zijn. Speur ze op. 3. Verklaar waarom er in r. 16 hJ tuvch . . . a[dikov~ ejstin en niet hJ tuvch ajdivkh ejstivn staat. 4. Waarom staat er in r. 9 ajbuvssw/ en niet ajbuvssh/? 5. Hoe is in r. 18 de dativus soi gebruikt?
TAALOEFENINGEN TEKST 10C A. - Vertaal de volgende vormen van de pseudo-sigmatische aoristus 1. h[ggeilan
6. a[ggeilon
2. ajggeivlate
7. ajpevkteinen (2x!)
3. ajggei`lai
8. ajpoktei`n` ai
4. e[meinen
9. h\ra~
5. ejmeivnamen
10. h\ran
B. Vertaal de volgende zinnen: 1. ÔO tw``n Trwvwn hJgemw;n ajpevkteinen to;n fivltaton eJtai`r ` on aujtou``
2. AiJ pai``de~ ajei; ejn th``/ aujth``/ oijkiva/ e[meinan
116
3. ∆Amfotevrai~ cersi; to; tou`` filtavtou fivlou sw``ma h/r \ en 4. ”Hfaisto~ e{toimo~ h\n aujtw`/` o{pla neva poih`s ` ai ejn hJmevra/ mia/`
5. AiJ dou`l` ai to; provswpon tai`~` cersi;n ejkavluyan, o{ti megavlh luvph aujta;~ katei``cen
WOORDEN- EN GRAMMATICATEST - Vul de juiste woorden in. Let op: drie woorden kun je niet gebruiken! - Vertaal het zinnetje.
- Woorden: ta;~ douvla~ - ejdakruvsate - th``/ oijkiva/ - qermov~ ejkavluyan - a[diko~ - tou`` Patrovklou - metevcei - h\rxan to;n povlemon
1. ÔO Phleu;~ path;r ........... oujk e[stin 2. ÔO ∆Acilleu;~ pavlin th``~ mavch~ ........... 3. ∆Aei; ejn ........... ejmeivnamen 4. ÔUmei``~ ........... peri; tw``n nekrw``n 5. Tou;~ stratiwvta~ eij~ ........... e[pemyen 6. ÔH tuvch aujtou`` ........... ejstin 7. Tai`~` cersi; to; provswpon ........... Bingo van Griekse werkwoordsvormen De docent leest werkwoordsvormen in het Grieks voor. De werkwoorden zijn afkomstig uit de lessen. Je kunt werkwoordsvormen verwachten van het praesens, imperfectum en aoristus. Hieronder zie je de vertaling van enkele van deze woorden.
Let op: niet elk woord dat de docent voorleest komt voor op onderstaande kaart. De aoristusvorm is steeds vertaald met ‘hebben…’ Als je meent dat je de kaart helemaal hebt volgemaakt, roep je ‘bingo!’
het interesseert me
zij hebben gekeken
jij had
wij hebben opgetild
wij voeren oorlog
jij overreed
wij vielen
zij hebben geroepen
zij zaten
te baren
jij hebt gezegd
jullie stuurden weg
ik huil
jullie brachten weg
zij had deel aan
ik heb gewild
117
DE PAARDEN VAN ACHILLES Dit is een vertaling van een beroemde passage uit de Ilias. Het gaat over de onsterfelijke paarden van Achilles die op hun eigen wijze reageren op de dood van Patroklos.
5
10
15
20
25
30
De vertaler heeft geprobeerd de dichterlijke taal van Homeros en de cadans van de versregels in het Nederlands over te brengen.
Ver van het strijdgewoel stonden de paarden van Aiakos’ kleinzoon* wenend, nadat ze de mare* hadden gehoord dat hun menner* door het geweld van de mannenverdelgende Hektor in ’t stof lag. Hen mocht de strijdbare zoon van Dióres Autómedon nóg zo vaak met zijn klappende zweep aan het lopen proberen te brengen, nóg zo proberen te vleien, of nog zo dreigen met woorden – ’t span wilde niet meer terug in de richting der vloot en de brede Hellespont lopen, noch naar het slagveld temidden der Grieken, maar als een zuil die volkomen bewegingloos staat op de grafterp van een gestorvene, daar waar een man of een vrouw ligt begraven, zo bleef het tweespan bewegingloos staan met de prachtige kar en bogen hun hoofden ter aarde, terwijl uit hun wenende ogen om het verlies van hun wagenbestuurder verdrietige tranen neerstroomden over de grond. Hun weelderig haar werd* bezoedeld, waar het, ter weerszij van ’t juk, van de beide jukkussens neerviel. Toen de Kronide* de wenende paarden zag staan kreeg hij meelij, schudde vol deernis het hoofd en sprak in zichzelf hij de woorden: ‘Ach, arme dieren, waarom heb ik u aan een sterfelijk man als koning Peleus geschonken, terwijl u noch sterft, noch veroudert? Soms om verdriet bij die doodongelukkige mensen te lijden? Want er is nergens iets dieper rampzaligs te vinden dan mensen, niets van al wat er is dat ademt en rondkruipt op aarde. Maar met jullie, zomin als de prachtige wagen, zal Hektor, zoon van Priamos rijden – ik wil niet dat dát zal gebeuren. Heeft hij niet meer dan genoeg aan het tuig* en zijn ijdele grootspraak? Maar ik zal kracht aan uw hart en uw knieën verlenen, opdat je veilig en wel ook Automedon naar de boogvormige schepen uit het gewoel van de strijd brengt. Ik schenk de Trojanen de krijgsroem Grieken te doden, totdat ze de stevige schepen bereiken en tot de zon is gedaald en de heilige nacht is gevallen.’ Zo nu sprak Zeus en hij wist weer de paarden met moed te bezielen.
* bericht
* Achilles * Patroklos
* vuil * Zeus
* wapenrusting
Vertaling H.J. de Roy van Zuydewijn
De paarden van Achilles 1. Op welke twee manieren geven de paarden uiting aan hun verdriet om Patroklos’ dood? 2. In regel 9 t/m 14 worden de paarden met iets vergeleken. a. Waarmee worden de paarden vergeleken? b. Wat is de overeenkomst tussen de paarden en datgene waarmee ze worden vergeleken? 3. Wat vind je van de uitspraak van Zeus in regel 21 en 22?
118
4. Leg uit waarom de vertaler wat plechtstatig Nederlands heeft geschreven. 5. Bekijk ill. 6. a. Welk moment van de oorlog heeft de schilder uitgebeeld? b. Wat heeft de schilder met dit schilderij willen uitdrukken?
Herhaling woorden Deze woorden in Les 10 vind ik moeilijk: Grieks
Nederlands
119
Grieks
Nederlands