NT00163_6
Nadere Toegang op inv. nr 6 uit het archief van het Gerechtsbestuur Doorn, 1649-1810 (163)
H.J. Postema November 2010
Inleiding Dit document bevat een complete transcriptie van de ingekomen stukken van de gemeente Doorn over de periode 1803-1811.
2
Transcriptie
1803 Den Ontvanger van den xx en xl penn: s’Lands van Utrecht Aan den Gerechte van Doorn Medeburgers Uwl: gelieve ten behoeven van de collateraale erfgenaamen van wijlen de Heer Zwellengrebel te Estimeren de volgen perceele door zijn Ed naagelaat als de Buijteplaats Schoonoort met zijne Heeren huijzinge, twee stallingen, koetshuijs koetzierskamers, mangelkamer, melkhuijs, bakhuijs, wagenhuijs, koestalling & Dorschvloet, trek of bloemkast, persikkekast & anamassekast?, zomerhuijs, op den Berg, tuinen laan & verdere plantadjen, Jtem Hofstede Boomgaarden, bouw & weilanden, boomen hakhout & heijvelden, te zamen contigue onderdevoorschr: Gerechten van Doorn & Nederlangbroek aan mlkanderen gelegen & groot 336 mergen 115¾ roeden, daar bij een Erfpacht Canon van f 5- nt Jaar gaande uijt zekere Hofstede van Pieter van Rezant een dito van f 3- jaarlijks gaande uijt zekere hof van Jan van Cooten, een dito van f 4 Jaarlijks gaande uijt een Hof van de wed: van Gerrit van Dijk, Een ito van f 3- Jaarlijks gaande uijt een hof van Corns van Os een dito van eene gulden Jaarlijks gaande uijt een roede lands van Gerrit van Rhee en Een dito mede van eene gulden jaarlijks gaande uijt 54 roeden van Jan Reijertze van Woudenberh, waar onder twee mergen 200 roeden lands gelegen onder Nedeangbroek, leenroerig zijn aan den Huijzen Sterkenburgh, ende grood drie mergen 147 roeden lands in Erfpacht gehouden worden van ’t Capittul ten Dom op een jaarlijkse Erfpacht Canon van 20- Jtem eenige percelen in Erfpacht gehouden worden van het Barbara & Laurentia Gasthuijs op eene Jaarlijkse Canon van 15:3alsmede 3½ mergen in Erfpacht gehouden worden van de kerk van Nederlangbroek op een jaarlijkse Canon van 16:- voorts eenige percelen thinsgoed geweest is van de Domeinen s’Lands van Utrecht op een Jaarlijkse Thins van 6:- dog welke thins is afgekogt wijder 15 mergen belast zijn met een Jaarlijkse uijtgang van 4:4- aan voornoemde Domeinen, En een perceel lands met een Jaarlijks uijtgang van 10:- en behoeven van de kerk te Doorn wordende van de voorschr: alzoo contigne van malkanderen gelegene landen de voende Hofsteeden en landen onder Doorn in huure gebruijkt bij devolgende personen alze de Hofsteden genaamd de groote wijngaard met 2 mergen boomaard & Hof mitsgaeders vier mergen bouwland bij Pieter Niesen om 100:- int Jaar de Hofstede genaamd de Klijne Wijngaard met twee mergen boomgaard & weiland bij Gijsbert Janse van Doorn om 52:- int Jaar De Hofstede de Hozeband met 19 mergen boomgaard bouw & weijland bij Gijsbert Dekker om 173:- int Jaar de Hofstede de Stoppelenburg met 2½ mergen boomgaard bouw & weijland bij Gijsbert van Gulpen om 66:- int Jaar de Hofstede de Laar met 2½ mergenbouwland bij Arie Koetzier om 58:- in t Jaar de Hofstede Vredenhoeve met boomgaard Hof 32 mergen bouwlan & elf mergen weijland bij Cornelis Janse van Vulpen om 450:- int Jaar eens geld
3
de Hofstede de Schaffelaar met 4 mergen bouw & weiland & 2 mergen bouwland bevorens onder den Grooten Wijngaard behoord hebbende in huure gebruijkt wordende bij Corn van Lunteren te zaam voor 96:- int Jaar de Hofstede het Dubbelland met 40 mergen bouw & weijland mitsgaaders boomgaard in huure gebruijkt wordende bij Aris van Woudenberg om 450:- Jaarlijks Een perceel bouw & weiland groot 22 mergen 503 roeden gebruijkt wordende bij Jan Janse van Vulpen & gnaamd het Hoogwaar van de huur na aftrek van 5:- wegen t Land dat de overledene aan zich behouden heeft bedraagt 215:Het wagthuijs bestaande in vier kamere alze N1 de kamer met een thuijn gebruijkt wordende bij Jan Teunisze van Doorn om 21:10 N2 de Kamer met een tuijn bij Wm Appeldoornom 22:- N3 de Kamer met een Thuijn bij Dirk an Erkel om 26:- & N 4 de Kamer met een tuijn bij Hendk Ruben om 20:Nog een huijzinge aan de Achterweg met een hof bij Gijsbert van Lunteren om 20:En een huijzinge genaamd het Hondehuijs bij Jan Koudijs om 32:Ende volgende onder Nederlangbroek &o dienende deze om uwl: te berichten dat ik de voorgemelde Estimatie in persoon gaarne bij wilde woonen & ten dien einde van jntentie ben om aanstaande maandag agt daagen zijnde den 16 dezer smorgens vroeg vanhier te vertreekken om negen uure smorgens van gemelde dag 16 dezer in trechthuijs te Doorn te kunnen zijn om meten anderen de Estimatie van een & ander te kunne doen gelievende uwl hier van de Executeus of diegeene die op de plaats schoonoordwonende het opzicht heeft, kennisse van gelieve te geven & mij te willenelde of dit staat maaken kan uwl op de voorgem: dag & tijd daar te zullen vinden Jnwelkens afwagting ik blijve nae groeenisse met agting Uwl: heil wensende medeburger P: Marret
Aan Schout en Gerechte van Doorn Wij zenden UL. hiernevens een Exemplaar van een, bij Besluit van het Staats Bewind van den 7 Julij 1803, gearresteerd Tarif der Ration, Vivres, Fourage en Brand, na welks inhoud en bepalingen men zich bij het Bataafsche Armée zal hebben te gedragen, om te strekken tot UL. informatie en naricht. Hiermede, blijft Gode bevolen. Geschreven, binnen Utrech, den 15. July, 1803. (was geparapheerd:) C.J. Vos, V. Ter Ordonnantie van de Gedeputeerden van het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht (was geteekend:) J. Hinlópen.
Schout en Gerechte van Doorn Ingevolge eene Missive van den Secretaris van Staat, Departement van Oorlog, aan Ons geschreven den 13. Augustus, 1803, geven Wij Ul. bij deze kennisse, dat de leverancie van het benoodigde Vuur en Licht aan de Militaire Wachten binnen deze 4
Republiek, wederom, voor den tijd van één Jaar, ingaande Primo September aanstaande, en eindigende Ultimo Augustus 1804, is aanbesteed aan Jan Kosterman, woonende in den Hage. Wij zenden Ul. hiernevens een Exemplaar, zoo van de Conditien, volgends welke de voorschreven Aanbestedinge geschied is, als van een Reglement omtrent de distributie van Vuur en Licht aan de Militaire Wachten, met aanschrijving, om, voor zoo veel Ul. aangaat, voor de stipte observantie der Contracten de noodige zorg te dragen. Hiermede, blijft Gode bevolen! Geschreven, binnen Utrecht, den 19. Augustus, 1803. (was geparapheerd:) A.C. de Normandie van Schalkwijk, V. (onderstond:) Ter Ordonnantie van de Gedeputeerden van het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht. (was geteekend:) J. Hinlópen.
Schout en Gerechte van Doorn Alle de Commissiën van Toezicht op den richtigen opbrengst, zoo van de buitengewoone Belasting van Twee ten Honderd op de Bezittingen, bij wijze van Don Gratuït, als over de8 en 25 jarige Heffingen, bij Besluit des Staatswinds dezer Republiek van den 18. October 1803, aangeschreven en gelast zijnde, om, zodra het vertrek van eenige Contribuabel Ingezeten naar buiten ’s Lands ter hunner kenis zal zijn gekomen, daarvan aan het Gerecht van deszelfs woonplaats de vereischte kennis te geven, hebben Wij, ingevolge de Autrisatie, gister door de Vergadering van het Departementaal Bestuur op Ons verleend, en ter voldoeninge aan de Aanschrijvinge, bij het gedacht Besluit van het Staatsbewind vervat, goedgevonden, UL. te gelasten, gelijk zulks geschied bij deze, om, op den ontvangen van zulkeene kennisgeing, als voorschreven is, zoodanig Ingezeten, des noods bij arrest, tot het presteeren der Borgtochte constringeeren, met verdere qualificatie, om, ingevalle de Republiek reeds werklijk door hem mogt zijn verlaten, deszelfs achtergelaten goederen in beslag te mogen nemen, tot tijde, dat het Furnissement, of wel de Borgtocht, zal zijn gepresteerd. Hiermede blijft Gode bevolen! Geschreven, te Utrecht, den 25. October, 1803. (onderstond:) De Gedepueerden van het Departementaal Bestuur ’s Landvan Utrecht. (was geparapheerd:) S. Camp, vt. Ter Ordonnantie van Dezelve. (was geteekend:) J. Hinlópen.
5
Schout en Gerechte van Doorn Ter Vergadering van het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht zijnde ingekomen een Extract uit het Register der Resolutiën van Thesaurier Generaal en Raden van Finantiën van den 28. September ll., waarbij eene gedetailleerde opgave wordt verzocht: 1. Of onder de Dominiale Goedren en Eigendommen, in derzelver Departementen, ook inculte en sterile Gronden en Hei-velden gevonden worden, welke voor eene aanmerkelyke Culture en Verbetering vatbaar zijn; of beoorens ook Ordres en Reglementen, ter bevordering en aanmoediging dier Culture, zijn vastgesteld, en, zoo ja, welke; en eindelijk, of het, naar hun inzien, ter ondersteuning en verbetering van ’s Lands Finantiën, nuttig en doenlijk zoude zijn, de Culture dier woeste of sterile Gronden, door het verleenen van vrijdommen, remissiën, premiën of andere encouragementen, te bevorderen, en, zoo ja, welke middelen men daartoe meest gepasten voegzaam zoude oordeelen, en 2. Of, in hun Departement, ook zoodanige sterile en inculte Gronden gevonden worden, welke in een onverdeeld of verdeeld bezit zijn, of in eigendom behooren aan Markten, Dorpen, Corporatiën of bijzondere Ingezetenen, en, zoo ja, daaromtrend gelijke opgaven en advis te suppediteeren: Schrijven wij UL, bij deze, aan, om ons, binnen den tijd van zes weeken, dezenaangaande te dienen van UL. bericht, midsgaders consideratiën en advis. Hiermede blijft Gode bevolen! Geschreven, binnen Utrecht, den 16. November, 1803. (onderstond:) Ter Ordonnantie van de leden van het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht, Gecommitteerden tot de Heivelden. (was geteekend:) J. Hinlópen.
Schout en Gerechte van Doorn Vanwege het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht in Onze handen gesteld zijnde een Extract uit de Registers der Besluiten van het Staatsbewind der Betaafsche Republiek, van den 9. dezer, aan het Bestuur, bij Missive van die dagteekening, ingezonden, geteekend No. 24, La.B., teneinde hetzelve, ten spoedigsten, ter executie te stellen, haasten Wij Ons, Ul. daarvan kennis te doen toekomen, met ernstige aanschrijving aan Ul., respectivelijk, om aan den inhoud van hetzelve Besluit, op de zorgvuldigste en efficacieuste wijze, voor zoo veel in Ul. is, te voldoen: luidende hetzelve Besluit als volgt: ”Is gehoord het gerapporteerde door de Commissie van Finantiën enz. Waarop gedelibereerd zijnde, is besloten, de respective Departementale Bestuuren, en, voor zoo verre dezelve niet mogten vergaderd wezen, de Gedeputeerde Bestuuren, aan te schrijven, zoo als geschiedt bij deze, om de respective Commissiën van Toezicht over den Opbrengst der Heffing van 2 pCt., uitgeschreven bij Publicatie van den 8 Augustus ll., te gelasten, om een nauwkeurig toezicht te houden, op de wijze, waarop die Ingezetenen zich, bij furnissement van den Tweeden Termijn, gedragen, welke bij den Eersten Termijn zijn absent gebleeven, met specialen last, om bij de Generale Oproeping, dezlve, zoo veel doenlijk, het eerste op te roepen, en om, voor zoo verre zij wederom niet mogten compareeren, of 6
op eenige andere wijze mogten weigeren aan het voorschrift der Wet te voldoen, gelijk mede, vor zoo verre eenige anderen bij den Tweeden Termijn absent mogten blijven, in dat geval de Tien Notabelste Personen derzelven, bijaldien er zo vele of meer dan Tien gevonden worden, en zoo minder, alle dezelv, te doen gijzelen, en derzelver Goederen onder sequestratie te stellen, voords om, nadat zulks zal wezen verrigt, eene Nominative Lijst van zodanige gegijzelde Persoonen aan het Staatsbewind in te zenden, daarop ook voor al uitdrukkende de qualiteit, welke zodanige Persoonen bekleeden, het bedrijf, hetwel zij uitoefenen, en, zoo na mooglijk, de omstandigheden, in welke zij zich bevinden, als mede de redenen hunner absentie, voor zoo verre die aan de Commissie bekend mogten zijn, en eindelijk, om, gelijker wijze en in alle gevallen, aan het Staatsbewind op te geven, dezulken, die in eenigerhande manieren in de Maatschappij zijn gebeneficeerd, teneinde dezelve, bij verdere non-voldoening aan de Wet, dadelijk konnen ontzet werden van voordeelen, bij hun zoo onverdiend genoten wordende; blijvende dien onverminderd de overige bepalingen, vervat in de Publicatie van den 10 November ll., speciaal ten aanzien der overige onwilligen, in derzelver geheel. Wordende voords de respective Departementale of Gedeputeerde Bestuuren aangeschreven, om de Drossaarden en Bailliuwen, Schouten en andere Officieren, midsgaders Justicieren, Wethouden en Gerechten, respectivelijk, in derzelver Departement, te gelasten, om aan de Comissiën van Toezicht ten dezen de behulpzame hand te bieden, en dezelve des noods alle adsistentie, onder derzelver bereik, te verleenen.” enz. Waarop Ons verlatende, blijft Gode bevolen. Geschreven, binnen Utrecht, den 12 December, 1803. De gedeputeeden van het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht. (was geparapheerd:) C.J. Vos, vt. (onderstond :) Ter Ordonnantie van Dezelve. (was geteekend:) J. Hinlópen. P.S. De notabelste worden begrepen die genen te zijn, uit welker goederen de onkosten der gijzeling zullen konnen worden gevonden.
Extract uit deResolutiën van Gedeputeerden van het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht. Mercurii, den 14. December, 1803. Op het geproponeerde dezenaangaande, is goedgevonden en verstaan aan de Gemeente Bestuuren der Steden, midsgaders aan de Schouten en Gerechten ten platten Lande, binnen dit Departement, ten spoedigsten, aan te schrijven, gelijk geschiedt bij deze, om te zorgen, dat behoorlijke Lijsten, waaruit blijken kan, welke veranderingen, door de laatste verhuizingen der Ingezetenen, binnen hunne Steden, of in hunne Gerechten, zijn voorgevallen, aan de respective Commissiën van Toezicht op den richtigen opbrengt der Buitengewoone Belasting van 2 pCt. op de Bezittingen, waartoe dezelve behooren, zoodra doenlijk, werden toegezonden, 7
teneinde alle belemmering in deze voorgekomen en aan den zin der Wet promptelijk voldaan werde. (onderstond:) Accordeert met voorsz. Resolutiën. (was geteekend:) J. Hinlópen.
1805 President en Leden van de Departemenatale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en toevoorzicht in het Departement Utrecht, Aan Het Gemeente-Bestuur van Doorn Geachtte Medeburgers! Met herhaalde dankzegging voor uwe bereidwilligheid in het nauwkeurig beantwoorden der Circulaire Missive, door voormalige Commissie van Geneeskundig Bestuur alhier, in de maand Augustus van het jaar 1802 aan Ul. afgezonden, berichten wij Ul., dat wij, ingevolge Besluit van het Staatsbewind van den 23sten April 1804 ter introductie der Verordeningen omtrent het Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzicht binnen de Bataafsche Republiek, gearresteerd bij Publicatie van den 20sten Maart 1804 – en Resolutie van het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht van den 16den Maij daaraanvolgende, de plaats dier Commissie wettiglijk vervangen hebben. Wij verzoeken Ul. ons, zoo spoedig mogelijk, te willen opgeven, of er na den tijd van Ul. antwoord op voornoemde Circulaire Missive, zich bij Ul. ook eenige Personen hebben nedergezet, welke eenige gedeelte der Genees- Heel- Vroed- of ApotheekKunde uitoeffenen; zoo jaa, dezelve voor Ul. te ontbieden, hunne Getuigschriften aftevorderen en die aan ons in originali ter visie overtezenden, ten einde wij volkomen nauwkeurig met den tegenwoordigen staat der Geneeskunde in dit Departement mogen bekend raken. Wij verzoeken ook, dat Gijl. ons telkens, wanneer zich Personen, welke een der voorgemelde deelen der Kunst uitoeffenen, onder uwe Jurisdictie nederzetten, daar van in tijds kennis wilt geven. Bij deeze gelegenheid moeten wij Ul. ook te kennen geven, dat het ons is voorgekomen, dat veele Chirurgijns ten Platten Lande welke in het geheel niet als Apotheekers geëxamineert zijn, en dus geen recht verkreegen hebben, tot het houden van eenen volledigen Apotheekers Winkel, echter voor hunne Winkels het woord Apotheek plaatzen, en zich dus een Recht aanmatigen, ’t geen hun volstrekt niet toekoomt: ten einde dit misbruik te weeren, hebben wij besloten Ul. te verzoeken, om aan alle Mediciane Doctoren of Heel-Meesters onder UL. Jurisdictie, welke geen volledig examen als Apotheeker gedaan hebben, en daar van bewijzen kunnen produceeren, te gelasten, het woord Apotheek van voor hunne Winkels weg te neemen, en zich te vergenoegen met het gereedmaken van die Medicamenten, welke zij in hunne eigene practijk nodig hebben, of welke van hun, in dringende gevallen, op voorschrift van eenen wettigen Doctor of geadmitteerden Chirurgijn, worden verlangd. Voor het overige zij wij met alle consideratie. De Commissie voornoemd. M. van Geeuw, prest. 8
van wegens dezelve. N.C. de Flemery secretaris Utrecht 17 Maij 1805
Utrecht den 21ste Meij 1805 Lefebure Agent van het Commissariaat Aan Het Gemeente Bestuur van Dooren Burgers! Jngevolge bij mij op hede van den Ordonnanteur en Chef ontvange Missive, heb ik de Eer Ul., te preveneeren, dat het 2de Battn van het 84ste Regiment op morgen den 22ste Meij (of 2de Prerial 13de Jaar) van Arnhem vertrekt, dien zelfden dag te Wageningen en den 23 ter Ul: plaatze arriveerd en als dan den 24ste de naar tCamp vertekt; Als meede dat het 2e Battn van het 92ste Regiment den 23ste Meij (of 3e Prereal) van Nijmegen vertrekt, den zelfden dag te Wageningen en en 24 ste de ter Ulieder plaatze arriveerd, en den 25ste naar tCamp zal vertrekken; Weshalven Ul. verzoekende te willen zorgen dat gemelde Battns van de nodige Levensmiddelen en Logement worden voorzien. Jk heb de Eer u te groeten met achting [handtekening]
Schout en die van den Gerechte van Doorn Ingevolge het verzoek, en de autorisatie van den Secretaris van Staat voor de Finantiën der Bataafsche Republiek, den 16. dezer, bij deszelfs Missie, No. 35a., ons toegekomen, zenden wij Ul. hiernevens een genoegzaam aantal exemplaren, eener Waarschouwing, betrekkelijk tot de betaling van den vierden Termijn der Buitengewone belasting, bij het voormalig Staats-Bewind dezer Republiek, in derzelver Publicatie van den 25. Maart jongstleden vastgesteld, met ernstige aanschrijving aan Ul., om behoorlijk te zorgen, dat dezelve Waarschouwing aan de respective Ingezetenen, onder Ul. ressort behoorende, tijdiglijk, en wel uiterlijk, doch ook niet vroeger, dan acht dagen, voor den tijd, wegens den opbrengst van den vierden Termin bepaald, en dus, deze reize, acht dagen voor den 15. Augustus aanstaanden, werde gedaan, en aan derzelver Huizen rondgebracht, door uwe plaatselijke Suppoosten, en op de bij Ul. gebruikelijke wijze, teneinde de schade en ongelegenheden, waaraan uwe Ingezetenen zich, in gevallen van nalatigheid, zouden blootstellen, voor te komen. In de kosten op het drukken der voorschreven Waarschouwing, zal, van wege den Lande, worden voorzien; terwijl daarentegen de kosten, op het rondbrengen, of distribueeren dezer Waarschouwinge, vallende, door de respective Gemeenten zelve, als strekkende, om derzelver Ingezetenen, binnen elk Deparement, voor nadeel te bewaren, ieder in den hare, respectivelijk, moeten worden gedragen en betaald. En hiermede blijft Gode bevolen! 9
Geschreven te Utrecht, den 22 July, 1805. (was geparapheerd:) A.C. de Normandie van Schalkwijk, v. (onderstond:) Ter Ordonnantie van de Gedeputeerden van het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht. (was geteekend:) J. Hinlópen. Extract uit de Resolutien van het Hof Departementaal ’s Lands van Utrecht. Het Hof Provinciaal van Utrecht, by de successive aangevingen van Drenkelingen ten platte Lande, bevonden hebbende, dat dezelven veelzins zeer gebrekkig geschieden, en in aanmerking nemende, dat hier door zomwylen aanleiding zoude kunnen worden gegeven tot het maken van nodelooze kosten ter Schouwing van verongelukte doode Lichaamen; is b denzelve Hove, ter voorkoming van het geen voorschreven is, geresolveerd, zo als geresolveerd word by deze, dat wanneer by vervolg eenige aangeving van Drenkelingen aan den Hove gedaan word, de informatie dienaangaande (zo veel naar omstandigheden mogelyk is) zal moeten worden overgezonden door de Persoon of Persoonen, welken by het verongelukken present geweest zyn, en niemand daar by tegenwoordig geweest zynde, als dan door de Persoon of Persoonen, die de in het water verongelukte Lichaamen gevonden hebben; en dat daarenboven, wanneer door een Chirurgyn de proeve genomen word tot herstelling van een uit het Water opgetogen Lichaam, en dat na alle aangewende moeite daarin geen leven meer bespeurd word, de Gerechten als dan gehouden zullen weezen, om daar by tevens overtezenden het Certificaat van zodanig Chirurgyn, het welk specialyk meede zal moeten inhouden, of en welke uitwendige kneuzing letzel of wonde door hem aan zulk een veröngelukt persoon ontdekt zy. En zal Extract dezer door den Griffier van den Hove geauthentiseerd, gedrukt en aan de Gerechten van de Ambagts Heerlykheden ten platte Lande een Exemplaar van het zelve worden toegezonden, ten einde zig hier naar te reguleeren. Actum den 24. July 1788. Geëxtraheerd uit het Register der Resolutien van den voorsz. Hove, en accordeert daar mede by my Griffier, Cornelis de Wys.
De Raad van Financien in het Departement ’s Lands van Utrecht. Aan Schout en Gerechte van Doorn Ingevolge eene Aanschrijving van den Secretaris van Staat voor de Financien dezer Republiek, dienaangaande bij ons op heden ontvangen, hebben Wij goedgevonden, met alteratie in zoo verre van de aan Ul. gedane Aanschrijving van het gewezen Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht, bij Missive in dato den 24. April 1805., Ul. aanteschrijven, om de Uitzetting der Consumtive Middelen in Ulieder District, in dit jaar, te doen voor den tijd van agt Maanden, ingegaan met den eersten Maij jongst led, en te expireeren met den laatsten December dezes jaars, en alzulks voor 10
twee derde der Sommen, waar op de Middelen in voorschreeve des Bestuurs Missive staan uitgedrukt, met de Tiende Vehoging pro rato op dezelve: Terwijl Wij Ul. al verder gelasten, om, ingevalle de Uitzetting der Consumtive Middelen bij Ul. reeds, ingevolge de meergemelde Aanschrijving van het gewezen Departementaal Bestuur, mogte zijn gedaan, dezelve op de best mogelijke wijze te redresseeren, en te zorgen, dat aan dezen Onzen last tijdig werde voldaan. En hiermede blijft Gode bevolen! Geschreeven binnen Utrecht, den 14 Augustus 1805. (was geparapheerd:) R.H. Nahuys, vt (onderstond:) Ter Ordonnantie van den Raad voorn. (was geteekend:) J. de Kock
Den Haag diat September 1805 de Eerste Commisaris voor de Fransche Troepen in het Bataafsch Gemeenbest Aan Het Gemeente Bestuur van Doorn & Driebergen Hebbe de Eer Ulieden bij deze te informeeren er op den 7 e September bij Ulieden zal arriveeren Een Divisie Fransch of Bataafsche Troepen, oneveer 6 a 7000 man sterk en 1000 Paarden om voor Eene nagt te vertoeven Mag ik Ulieden verzoeken voor de nodige middelen van Transport te zorgen. Met achting teekene mij. De Eerste Commiss. voornt (was getekend) Zelgers
Extract uit de Resolutien van den Raad van Finaniën in het Departement ’s Lands van Utrecht. Veneris den 27. September 1805. Gehoord het gerapporteerde van de Heeren Gecommitteerden tot het examineren van het Extract Verbaal van het verhandelde bij den Secretaris van Staat voor de Financiën der Bataafsche Republiek, van den 12 September 1805, No. 32. waarbij des Raads onsideratien worden gevraagd, omtrent onderscheidene poincten, rakende de Introductie der Algemene Belastingen, is, na gehoudene deliberatie, dien overëenkomstig besloten, de Commissarissn der Gemeene Middelen te Utrecht en te Amersfoort, midsgaders de respective Schouten en Gerechten, bij Extract dezes aan te schrijven, omme den Raad, zoo spoedig immer doenlijk, te berichten: 1. Of onder derzelver Ressort Koornmolens zijn, en of op dezelve voor meer dan eene Gemeente, en voor welke Gemeentens, daarop gemalen wordt. 2. Of dezelve zijn Schep- dan Geld-Molens. 11
3. De quantiteit die zij scheppen, of hoe veel geld voor Maal-loon van een zak Tarwe of Rogge (met bepaling van de hoegrootheid der zak) betaald wordt. 4. Zoo mogelijk optegeven nauwkeurig of anderszins na genoeg, de quantiteit van zakken Tarwe, Rogge en Boekweit, welke in de laatste twee of drie Jaaen, of wel in het laatste afgelopen Jaar, op ieder Molen is gemalen geworden. 5. Of op deze Molens tevens Boekweit wordt gemalen, en zoo ja, het Maalloon per zak. 6. Of onder het Maalloon voor de Molenaars ook de verplichting begrepen is, om de Graanen van de Bakkers of Particulieren aftehalen en het Meel wederom te huis te brengen. 7. Of de Molenaars van wegen het Gemeene Lnd ook eenig Jaarlijksch douceur genieten, en zoo ja, hoe veel. Welke Regels daarbij worden geobserveerd, en tot welk einde hetzelve gegeven wordt. 8. De laatste prijs, waa voor de tegenwoordige Eigenaars der Koorn-Molens hunne Molens hebben gekogt of gehuurd, en of de Eigenaars zelven die Molens bemalen, dan wel door Meester-Knegts of zogenaamde Zet-Bazen laten bemalen. 9. Of onder deze Koop of Huur ook eenige Huizing, Stalling, Gereedschappen, Wagens, Paarden of ook Boomgaarden of Landerijen begrepen zijn. Accordeert met voorschr. Resolutien. [handtekening]
Watergraaf en Deputaten tot het schouwen van de Vecht, vaartschen en Crommen Rhyn Aan Schout en Gerechte van Doorn By het voeren der schouwe in den Crommen Rhyn, bevonden zynde, dat Ul. slag No 1 niet naar behooren was gediept,hebben wy goedgevonden, u daar van by deze Aanschryving te doen, en tevens te bevelen, dat Gy zorge zult hebben te dragen, dat zulks ingevolge het XX. Artikel der Ordonnantie op de schouwe van gemelde Rivieren, van den 27 Maart 1720. binnen agt dagen wordt gemaakt, op verbeurte der boete by het gemelde Artikel bepaald, en verdere dispositie daaromtrent te neemen, als waar toe wy ingevolge voorsz Ordonnantie zyn gequalificeerd. Aldus gedaan by Watergraaf en Deputaten tot het schouwen van de Vecht, Vaartschen en Crommen Rhyn, op den 3e October 1805. Ter Ordonnantie van Dezelve. [handtekening]
De Raad van Finantië in het Departement ’s Lands van Utrecht Aan Schout en Gerechte van Doorn
12
Ingevolge het verzoek, en de autorisatie van den Secretaris van Staat voor de Finantiën der Bataafsche Republiek, vervat bij deszelfs resolutie van den 14. October 1805. No. 33., zenden wij Ul. hier een genoegzaam aantal exemplaren eener Waarschouwing, betrekkelijk tot de betaling van den vijfden Termijn der Buitengewone belasting, bij het voormalig Staats-Bewind dezer Republiek, in derzelver Publicatie van den 25. Maart jongstleden vastgesteld, met ernstige aanschrijving aan Ul., om behoorlijk te zorgen, dat dezelve Waarschouwing aan de respective Ingezetenen, onder Ul. ressort behoorende, tijdiglijk, en wel uiterlijk, doch ook niet vroeger, dan acht dagen, voor den tijd, wegens den opbrengst van den vijfden Termijn bepaald, en dus, deze reize, acht dagen voor den 15. November aanstaanden, werde gedaan, en aan derzelver Huizen rondgebracht, door uwe plaatselijke Suppoosten, en op de bij Ul. gebruikelijke wijze, teneinde de schade en ongelegenheden, waaraan uwe Ingezetenen zich, in gevallen van nalatigheid, zouden blootstellen, voor te komen. In de kosten op het drukken der voorschreven Waarschouwing, zal, van wege den Lande, worden voorzien; terwijl daarentegen de kosten, op het rondbrengen, of distribueeren dezer Waarschouwinge, vallende, door de respective Gemeenten zelve, als strekkende, om derzelver Ingezetenen, binnen elk Deparement, voor nadeel te bewaren, ieder in den hare, respectivelijk, moeten worden gedragen en betaald. En hiermede blijft Gode bevolen! Geschreven te Utrecht, den 24. October, 1805. (was geparapheerd:) P.M. van Bijlevelt, vt. (onderstond:) Ter Ordonnantie van den Raad voorn> (was geteekend:) J. de Cock
Het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht. Aan Schout en Gerechte van Doorn Door den Secretaris van Staat voor de Zaken van Oorlog der Bataafsche Republiek, bij dezelds Missive van den 18. October 1805, ter Onzer kennisse gebracht zijnde, dat de rededer vertraging van de afdoening der zaken, tot de Administratie der Fransche Armée betrekking hebbende, aan het verkeerd inzenden dier Stukken bij de Vergadering van Hun Hoog Mog., in plaatze van aan het Commissariaat van dezelve Troupen, toe te schrijven is, hebben Wij, ter voldoeninge aan het verzoek van den gemelden Minister van Staat, bij delve Missive geda, en ter bevordering van UL. belang, goedgevonden, UL. aan te schrijven, en te adverteeren, gelijk geschiedt bij deze, dat Gijl., in zoodanige zaken, welke enkel adminstratif zijn, en de Fransche Troupen, in Soldij dezer Republiek, betreffen, ter eerster instantie, aan het Commissariaat voor dezelve Troupen zelve U zult behooren te addresseeren. Hier mede blijft Gode bevolen! Geschreven, binnen Utrecht, den 29. October, 1805. (was geparapheerd:) A.C. de Normandie van Schalkwijk, vt. 13
(onderstond:) Ter Ordonnantie van het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht. (was geteekend:) J. Hinlópen.
Het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht. Aan Schout en Gerechte van Doorn In onze Vergaderinge van heden ontvangen zijnde eene missive van den Secretaris van Staat voor de Financien der Bataafsche Republiek, geschreven in ’s Hage, den 21. December 1805, ten geleide van een Extract uit het Verbaal van deszelfs verhandelde, in dato 20. December bevorens, relalif de executie van het Staatsbesluit van den 2. daar tevoren, arresteerende eene Ordonnantie op de invordering van het recht van het Patent op alle bedrijven en neringen het vertier van zommige waaren, en eenige voorwerpen van weelde of vermaak, binnen deze Republiek, hebben Wij, teneinde aan den inhoud van het gemeld besluit te voldoen, noodig geoordeeld UL. aan te schrijven, en, ten ernstigsten, te adhorteeren, gelijk geschiedt bij deze, om, overeenkomstig het 3. Artikel van dezelve Ordonnantie, te zorgen, dat de bepalingen daar in vervat, dadelijk, na den 1. Januarij aanstaanden, konnen effect sorteeren, terwijl Wij UL. verder kennis geven, dat Gijl. zich, ter bekoming van de voor de patenten vereischte Zegels, zult konnen vervoegen aan zoodanig Ontvanger of Gaarder, als in, of voor UL. Gemeente, met de Collecte van het recht van het Klein Zegel is, of zal worden gechargeerd; Zullende zoodanige Acten van Patent, als Gijl. mogt noodig achten te doen drukken, aan denzelven Ontvanger of Gaarder konnen worden bezorgd, teneinde daarop, zoodra doenlijk, op het Nationaal Zegel-Kantoor in ’s Hage, de vereischte Zegels te doen slaan. Hierop Ons verlatende blijft Gode bevolen! Geschreven te Utrecht, den 23. December 1805. (was geparapheerd:) W. Craeijvanger, vt. (onderstond:) Ter Ordonnantie van het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht. (was geteekend:) J.A. van Cleef, abs. Secret.
Het Departementaal Bestuur ‘sLands van Utrecht. Aan Schout en Gerechte van Doorn Bij ons ontvangen, en vervolgends overwogen zijnde eene missive van den Secretaris van Staat voor de Financiën der Bataafsche Republiek, in dato 25. December 1805, ten geleide van een extract uit het Verbaal van deszelfs verhandelde, in dato 20. December bevorens, relatif de executie der Ordonnantie, volgends welke, binnen de Bataafsche Republiek, zal worden geheven het Middel op 14
het Beestiaal, hebben Wij, in voldoening aan het opgemeld extract Verbaal, en ter bevordering van het heilzaam oogmerk van het Gouvernement in deze, noodig geoordeeld UL. aanteschrijven, gelijk geschiedt bij deze, om de Eeden, bij Art. 7 en 16 der voorsz. Ordonnantie voor den Impost op het Beestiaal voorgeschreven, door daarbij vermelde personen te doen afleggen, en, bij het verleenen van het patent, van deze beëdiging op het zelve aanteekening te doen, midsgaders aan de zoodanige gepatenteerden te kennen te geven, dat zij gehouden en verplicht zijn, om hun patent, overeenkomstig de Wet, behalven aan den Ontvanger of Gaarder van dezen Impost over de plaats hunner woningen, ook te vertoonen aan den Maarshalk van UL. Kwartier, teneinde het gemeld patent door denzelven Maarschalk te doen viseeren, welken Wij daartoe, bij Onze resolutie van heden, hebben geautoriseerd. Terwijl Wij UL alverder gelasten, om, nadat de voorsz. Eeden zullen zijn gepresteerd, daarvan kennisse te geven aan den Raad van Financiën binnen dit Departement. Hierop Ons verlatende blijft Gode bevolen! Geschreven t’Utrecht, den 26. December, 1805. (was geparapheerd:) W. Craeijvanger, vt. (onderstond:) Ter Ordonnantie van het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht. (was geteekend:) J.A. van Cleeff, abs. Secret.
Het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht. Aan Schout en Gerechte van Doorn Ingevolge van, en ter voldoeninge aa, het verzoek van den Secretaris van Staat voor de Finantië der Bataafsche Republiek, vervat bij deszelfs extract besluit, in dato 26. December 1805, No 1, hebben wij noodig geooreeld, Ul. aan te schrijven, en, des noods, te gelasten, gelijk geschiedt bij deze, om, ten gevolge van het bepaalde bij het 32e artikel der Ordonnantie, volgends welke het binnenlandsche Last, Water, Plaisir en Passagegeld zal worden geheven, zoo spoedig doenlijk, en wel, uiterlijk, binnen de eerste zes maanden van den jare 1806, met elkander overeentekomen, en vasttestellen de Vrachtlonen, welke de Schippers of Veerlieden voor het vervoeren van Passagiers zullen vermogen te vorderen, de Passagegelden daaronder niet begrepen; met verdere aanschrijving, om daarvan, met een gelegaliseerd afschrift der Orde, of Reglement, kennis te geven aan den Raad van Finantiën binnen dit Departement: Zullende echter van deze aanschrijving worden geëimeerd zoodanige Ponten, of Schuitenveeren, welke, hetzij op grond van Octroijen, of anderszins, op eenen vasten voet zijn geregeld, of ook van bijzondere eigenaren afhangen, en dus vallen in de termen van het 33e artikel der Ordonnantie; terwijl wij Ul. eindelijk nog aanschrijven, om, voor zoo verre de dispositie over de gemelde vaste Beurt of Veerschepen, welke, hetzij alleen, hetzij de, dienen tot overvoering van Passagiers, aan Ul. competeert, de Schippers of Veerlieden, ten spoedigsten, immers binnen den tijd van drie maanden, ingevolge artikel 44 der gemelde Ordonnantie van eene Acte van Admissie, tot bevaring van zoodanig Veer, te voorzien, teneinde daardoor aan het verder bepaalde bij dat artikel zoude konnen worden voldaan. 15
Hierop Ons verlatende blijft Gode bevolen! Geschreven, te Utrecht, den 31. December, 1805. was geparapheerd:) W. Craeijvanger, vt. (onderstond:) Ter Ordonnantie van het Departementaal Bestuur ’s Lands van Utrecht. (was geteekend:) J. Hinlópen.
1807 De Procureur Generaal des Konings in het Departement Utrecht. Aan Schout en Gerechte van Schout en Schepenen. Bij missive van den Heer Land-Drost wordt mij, wegens de klagten nopens het verwaarlozen van de bestaande orders tot het opsporen van Fransche Conscrits in dit Koningrijk, aangeschreven, alle gepaste maatregulen te nemen en ter uitvoer te brengen ter opsporing der meergemelde Fransche Conscrits; waarom ik nodig geoordeeld heb Ul. op het ernstigste aanteschrijven, in dezelfs bedrijve van tijd tot tijd, en minsten alle 14 dagen, onderzoek bij alle Ingezetenen te laten doen, of zich aldaar Fransche Jongelieden ophouden, en mij daarvan alsdan kennisse te geven; Ik ben met achting, en dienstwilligheid De Procureur Generaal voornoemd [handtekening] Utrecht, 6 Juny 1807.
Utrecht, den 14. Augustus 1807. De Land-Drost van het Departement Lande van Utrecht. Aan Schout en Gerechte van Doorn Bij mij zijnde ingekomen, de navolgende Besluiten van Zijne Excellentie den Minister van Finantiën, als: 1. Een in dato 23. Julij 1807, No. 22, betrekkelijk het nummeren der Huizen. 2. In dato 24. Julij 1807, No. 15, omtrent het patent voor zoo genaamde Marssen of Pakkendragers. 3. In dato 27. Julij No. 36, opzichtelijk het Patent voor vreemde dagloners. 4. In dato Uts. No. 42, houdende elucidatie, omtrent de uitgifte der Patenten aan Voerlieden en Verhuurders van Paarden. 5. In dato Uts. No. 35 wegens eene drukfout in de Ordonnantie op het recht van het klein Zegel, op eenige voorwerpen van handel en weelde. Doe ik Ul. daarvan bij deze, een Exemplaar toekomen, om te strekken, tot Ul. informatie en narigt. Ik blijve, met achting. 16
De Land-Drost voornoemd J.H. van Lynden.
Utrecht, den 5. September 1807. De Land-Drost van het Departement, Lande van Utrecht, Aan Schout en Gerechte van Doorn Bij mij in overweging zijnde gekomen, dat, door het bouwen van Huizen of anderen opstal, op opene Wegen en Dijken, hindernissen in velerlei opzichten, zouden konnen worden veroorzaakt, heb ik, ter wegneminge van dezelve, vermeend, Ul. te moeten aanschrijven, gelijk geschiedt bij deze: dat door Ul., zonder speciale Approbatie van het Departementaal Gezag, op Uwe particuliere, doch opene Wegen en Dijken, aan niemand permissie mag worden verleend, om dezelve met eenig Gebouw of anderen opstal te bezetten, terwijl de aanvrage tot dat einde zal moeten geschieden aan Ul., en de gegevene permissie, voor dat zij werde ter uitvoer gebracht, geapprobeerd worden door den Heere Drost van het Kwartier, waar onder gemelde Wegen en Dijken ressorteeren. Ik blijve, met achting. De Land-Drost voornoemd. J.H. van Lynden.
Utrecht, den 7. September 1807. De Land-Drost van het Departement, Lande van Utrecht, aan Schout en Gerechte van Doorn Daar mij, uit de by mij ingekomen informatien, is gebleken, dat, niettegenstaande de ordonnantie op het middel van de Turf het gebruik van de Leijdsche Ton tot het Tonnen vade Turf voorschrijft, echter, op zommige plaatsen binnen dit Departement, als nog van de Stichtsche, of andere aldaar in Usantie geweest zijnde Turf-Ton wordt gebruik gemaakt, heb ik noodig geoordeeld, Ul. bij deze aanteschrijven, om behoorlijke zorge te dragen, dat binnen Ulieder Gemeente, tot de Turf geene andere dan de Leijdsche Ton werde gebruikt. Ik blijve, met achting De Land-Drost voornoemd, J.H. van Lynden.
Extrac uit het Register der Besluiten van den Minister van Financien van Zijne Majesteit den Koning van Holland. Maandag, den 14den September, 1807. 17
Is gehoord het gerapporteerde, ingevolge appoinctement van den 13den April laatstleden No. 50, en van den 14den Julij daaraanvolgenden No. 28, Voor eerst, op eene Missive van het gewezen Departementaal Bestuur van Brabandgeschreven den 9den bevorens, daarbij ter kennisse van dit Ministerie brengende een aan hetzelve Bestuur gedaan Verzoek van zekeren Joh. van Laar, te Veghel, om Octroij tot oprichting eener Bierbrouwerij aldaar, en voorts elucidatie vragende of zoodanige Octroijen al nog, na dat de Ordonnantie op het Regt der Patenten was geintroduceerd, konden en mogten worden verleend, - en Ten tweeden, op eene Missive van den Heer Land-Drost in het gedachte Departement, de dato 10 bevorens, houdende Verzoek om dispositie op de voorschrevene Missive van het Departementaal Bestuur. En wijders bij resumtie de opgemelde Stukken overwogen zijnde. IS besloten: aan den Heere Land-Drost in het Departement Braband te kennen te geven, zoo als geschiedt bij dezen, dat, ingevolge de Ordonnantie wegens het Regt der Patenten, aan elk en iegelijk, die mogt verlangen eenigen Handel, Beroep, Bedrijf of Nering, niet vallende in de termen van het 8ste Artikel derzelve Ordonnantie, uitteoefenen, eene Acte van Patent behoort te worden uitgereikt, en niet kan worden geweigerd, ten zij hij mogt begrepen zijn onder de Personen, die bij het 6 de Artikel der gedachte Ordonnantie van het bekomen eener zoodanige Acte zijn uitgesloten. Dat, uit krachte van het 5de Artikel der gezegde Ordonnantie, diergelijk een Acte van Patent den Verkrijger de bevoegdheid geeft, om, gedurende den loop van één jaar, na dato der uitgifte, den daarin vermelden Handel, Bedrijf, Beroep of Nering, binnen den geheelen omtrent van dit Rijk, uitteoefenen, aantevangen en voorttezetten, zonder daartoe enig ander Verlof, Consent, Acte, of wat het ook anders moge zijn, van ’s Lands wegen niet gevorderd wordende, te behoeven. En dat dierhalven zoodanige Bierbrouwers en alle andere Trafijkanten en Fabrijkanten, welke niet behoren tot de Personen bij he 6de Artikel bedoeld, en aan welke dan ook gene Acte van Patent tot uitoefening van de Trafijk of Fabrijk, die zij verkiezen, geweigerd kan worden, ten dien einde geen nader Departementaal of Stedelijk Octroij behoeven; maar voor zoo verre alleenlijk, ingevolge het meergenoemde 5de Artikel, gehouden zijn zich te blijven submitteren aan zoodanige bepalingen van Algemeene en Plaatselijke Politie, als betrekking hebben tot de zekerheid en veiligheid van Personen en Eigendommen, of strekken om vermeerdering van bezwaar voor de Armen-Fondsen te voorkomen. En zal Extract dezes aan den Heere Land-Drost in het Departement Braband, mitsgaders aan de Heeren Land-Drosten in de overige Departementen, bij Missive, en gelijk Extract aan de Heeren Advocaat Fiscaal-Generaal en Inspecteurs-Generaal der Middelen te Lande, worden gezonden, tot narigt en informatie respectivelijk. Accordeert met voorsz. Register. De Secretaris-Generaal, Canneman.
Utrecht, den 26. October, 1807. De Land-Drost van het Departemnt, Lande van Utrecht, Aan Schout en Gerechte van Doorn.
18
Deze geleidt een Exemplaar van het Decreet van Zijne Majesteit den Koning, in dato 1 October 1807, No. 31, betrekkelijk de Verdeeling van het Koningrijk in JachtDistricten, teneinde te strekken tot Ul. informatie en naricht. Ik blijve, met achting. De Land-Drost voornoemd. J.H. van Lynden.
1808 Utrecht, den 26. February, 1808. De Land-Drost van het Departement, Lande van Utrecht. Aan Schout en Gerechte van Doorn Bij mij ontvangen zijnde eene Missive van Zijne Excellentie, den Minister van Financiën, in dat 22. February 1808., No. 57, houdende informatie, dat, naar den duidelijken Letter der Wet, de vrijstelling, bij het 8ste Artikel der Ordonnantie op het regt der Patenten, aan Jongens of Meisjes, in of voor Fabrieken of Trafieken werkende, geene twintig Jaren oud zijnde, verleend, niet verder kan, of mag worden applicabel gemaakt, dan op zoodanige geen twintig Jaren oud zijnde Jongens of Meisjes, als alleen in eigentlijk gezegde Fabrieken of Trafijken werkzaam zijn, en alzoo geenzins op dezulken, die in dienst zijn van eenige Baazen of Vrouwen, door welke andere bedrijven of handwerken worden uitgeoefend, heb ik noodig geordeeld, zulks, bij deze, ter uwer kennisse te brengen, ten einde te streken tot Ulieder informatie en narigt. Ik blijve, met achting. De Land-Drost voornoemd J.H. van Lynden
Utrecht, den 23. April, 1808. De Land-Drost van het Departement Utrecht Aan Schout en Gerechte van Doorn Van wege Zijne Majesteit ter mijner kennisse gebragt zijnde, dat Hoogstdeszelfs Gemalinne, op dn 20. dezer, des morgens ten één uur, zeer voorspoedig, te Parijs, is verlost van eenen Prins, vinde ik mij in de aangename gelegenheid deze heuchelijke tijding, volgens Zijner Majesteits begeerte, ter Uwer kennisse te brengen. – Daar elk Ingezeten zoo wel een hartelijk deel zal nemen in de blijdschap, welke deze gebeurnis aan onzen geliefden Koning geeft, als gevoel hebben van het gewichtige en belangrijke, het welk daar in voor dit Land gelegen is, zoo twijfel ik niet, of de mededeeling van dit heuchelijk evenement zal bij Ul. en Ulieder In- en Opgezetenen, met de meeste belangneming, vernomen worde, weshalven ik dan ook niet heb konnen afzijn, Ul. daar van, ten spoedigsten, communicatie te geven, terwijl ik voorts met achting blijve. 19
De Land-drost voornoemd. J.H. van Lynden.
Utrecht, den 29. April, 1808. De Land-Drost van het Departement Utrecht Aan Schout en Gerechte van Doorn Daar de tijd tot het inzenden der gezegelde Declaratoiren, welken door de respective Ambtenaren zulks concerneerende, ingevolge het Decreet van Zijne Majesteit Den Konin, van den 28. Januarij 1808, No 43, moeten worden ingediend, reeds lange is geëlabeerd, hebbe ik noodig geoordeeld Ul., bij deze, aan te schrijven, om, voor zoo verre aan den inhoud van het voorschreve Decreet door Ul. nog niet mogte zijn voldaan, binnen den tijd van acht dagen de bij Ul. overgelegde gezegelde Declaratoiren aan mij intezenden, en mij tevens opgave te doen, of er onder Uwe Gemeente, al dan niet, personen gevonden worden welke aan hunne verpligting in deze zijn nalatig gebleven. Ik blijve, met achting. De Land-drost voornoemd. J.H. van Lynden.
Utrecht den 1 Juny 1808 De Advocaat-Fiscaal des Konings over de Middelen te Lande in het Departement Utrecht Aan Het Gemeente Bestuur van Doorn Mijne Heeren! Vermits bij gelegenheid van het gedaan onderzoek, of- en inhoe ver in het jaar 1807. in het Departement Utrecht aan de Ordonnantien op het recht van Patent op allen handel, neringen, beroepen, en bedrijven, en enige andere objekten van weelde of vermaak van den 2den December 1805, door personein de termen vallende zich van een Patent te moeten voorzien, is voldaan; enige aanmerkingen zijn gemaakt op de wijze, op welke sommigen van UE. Ingezetenen daarontrent gehandeld hebben; oordeelde ik mij verplicht UE. deze aanmerkingen te doen toekomen, met verzoek, daarop eene bijzondere oplettenheid te vestigen, zoo in de uitgift van Patenten over dit Jaar, voor zoo ver dit nog niet mogt geschied zijn, als ten aanzien van het redres, ’t welk met betrekking tot de reeds uitgegeve Patenten nodig mogt bevonden worden. Waarmede Ik blijf met consideratie, De Advocaat Fiscaal voornoemd. [handtekening]
20
Utrecht den 18 Junij 1808 De Land-Drost van het Departement Utrecht Aan Schout en Gerechte van Doorn Bij mij tot heden toe niet ontfangen zijnde de Lijsten der door Ul. uitgegevene Patenten over den Jare 1807; zo is deze dienende UL: aanteschrijven, om dezelve Lijsten als nog ten spoedigste en wel uiterlijk binnen den tijd van acht dagen aan mij intezenden Jk blijve met achting De land-drost voornd J.H. van Lijnden
Utrecht, den 12. October, 1808. De Land-Drost van het Departement Utrecht Aan Schout en Geregte van Doorn Bij mij ontvangen zijnde een Extract uit het Verbaal van Zijne Excellentie den Minister van Finantien, van den 15 September 1808, No. 40, doe ik Ul. daar van, bij deze, een Exemplaar toekomen, ten einde te strekken tot Ul. informatie en narigt. Ik blijve, met achting. De Land-Drost voornoemd. J.H. van Lynden. Extract uit het Verbaal van den Minister van Financien. Donderdag, den 15den September, 1808. De Minister gehoord hebbende het gerapporteerde op eene Missive van het Gemeente-Bestuur van Moordrecht, geschreven den 6den Augustus ll., daarbij te kennen gevende, dat bij de Gemeente-Besturen niet eenparig wordt gehandeld in het nemen van een Patent voor eene Gruterij met een Ros- of Paarden-Molen werkende; alzoo bij sommigen aan alle Grutters zonder onderscheid een Patent op een Zegel van f 20:-:- wierd afgegeven; terwijl anderen en ook het gezegde Gemeente-Bestuur hier in vermeenden eenige uitzondering te moeten maken, zoodanig, dat voor eene Grutterij, enkel voorzien van een werk tot het breken van Boekweit, een Zegel van f 10:-:-, edoch, wanneer daarbij tevens eene Gorterij of Pelderij wierd gebezigd, een Zegel van f 20:-:- wordt uitgereikt. Verzoekende het voorschreven Gemeente-Bestuur mitsdien daaromtrent des Ministers welmeenen te mogen verstaan. Heeft aan het bovengenoemde Gemeente-Bestuur te kennen gegeven, dat het woord ieder, achter Grut-, Gort- en Pel-Molens, in Artikel 7 der Ordonnantie op het Regt der Patenten, onder de Rubriek Ros- of Paarden-Molens, voorkomende, bij 21
eene gezonde lezing genoegzaam de bedoeling van den Wetgever te kennen geeft, dat ieder der Trafieken, en dus ook eene Grutterij, hoezeer van geene Gorterij of Pelderij voorzien, een Patent, geschreven op een Zegel van f 20:-:-, benodigd heeft, en dat alzoo de distinctie, welke het Gemeente-Bestuur van Moordrecht ten deze verlangde te worden geobserveerd, tusschen Grutmolens op zichzelven, en de zoodanigen, welke van Gort- en Pelmolens tevens voorzien zijn, niet kan worden geadmitteerd, en waartoe te minder termen zijn, aangezien de Wetgever zelve, in het 2de Lid, onder de Rubriek der Ros- of Paarden-Molens vervat, op diergelijke Fabrieken het faveu, aan de verwandschapte Neringen toegestaan, van applicatie maakt, en mitsdien bij de optelling van Gort-, Grut- en Pel-Molens niet beöogd heeft gecombineerde maar afzonderlijke bedrijven. Hebbende de Minister een Afschrift dezer Dispositie, bij Missive, aan de respective Heeren Land-Drosten, tot informatie, toegezonden. Accordeert met voorsz. Verbaal. De Secretaris-Generaal Canneman.
Utrecht, den 5. November, 1808. De Land-Drost van het Departement Utrecht Aan Schout en Geregte van Doorn Ontvangen hebbende twee Dispositien van Zijne Excellentie, den Minister tot de Binnenlandsche Zaken – de eerste, in dato 4 October 1808, No.3, houdende kennisgevinge, dat, bij een Koninklijk Besluit, gegeven t’Utrecht, den 29 September 1808, No. 16, de executie van Zijner Majesteits Decreet van 30 Maij 1808, No. 25, betreklijk de vrijlating tot amotie van Gebouwen, welke bereids over enkele Plaatsen gesurcheerd was, provisioneel, over het geheele Rijk, wordt gesurcheerd, voor de twee eerstkomende Jaren. – De tweede, in dato 27 October 1808, No.16, strekkende ten geleide eener Koninklijke Decisie van den 20 October bevoorens, No. 35, waarbijordt verklaard, dat de bovengemelde Surcheance niet behoort te worden toegepast op die gevallen, waar in reeds, voor het nemen van het eerstgemeld Besluit, geheel, en in alle deelen, aan de bepalingen, vervat bij het Decreet van den 30 Maij, is voldaan. – Haaste ik mij den inhoud der voornoemde beide Dispositien te brengen ter kennisse van Ul., ten einde te strekke tot Ul. informatie en naricht. Ik blijve, met achting. De Land-Drost voornoemd. J.H. van Lynden.
Wijk bij Duurstede 25 November 1808 De Gecommitteerde tot het werk der Verponding Arrondissement Wijk bij Duurstede, Aan Schout en Gerechte van Doorn.
22
Myne Heeren! Het zal mij aangenaam zijn, Ulieden de nevensgaande Advertentien gelieven te doen publiceeren en affigeeren; Hebbe de Eer te zijn Myne Heeren! Ulieder Dienaar, [handtekening]
Utrecht, den 30. December, 1808. De Land-Drost van het Departement Utrecht Aan Schout en Gerechte van Doorn Bij eene dispositie van Zijne Excellentie, den Minister tot de Binnenlandlandsche Zaken, in dato 23 December 1808. No.1. aan mij zijnde toegezonden eenige gedrukte exemplen van een Decreet van Zijne Majesteit, gegeven te Amsterdam, den 25. November bevoorens No.21, houdende algemeene verordeningen en meerdere verspreiding der Vaccine, heb ik noodig geoordeeld een exemplaar van het voorsz. Koninklijk Decreet aan Ul. te doen toekomen, zoo tot informatie, als om U daar naar te gedragen. Ik blijve, met achting. De Land-Drost voornoemd. J.H. van Lynden.
1810 Utrecht den 10 van Lauwmaand 1810 De Land-Drost van het Departement Utrecht Aan het gemeente Bestuur te Doorn Zijne Excellentie de Minister van Marine & Colonien, heeft mij bij deszelfs Missive van den 9e deezer No 1, geinformeerd; dat dezelve ingevolgen eener bij hem bekomen Autorizatie was overgegaan, om een aantal manschappen uit den zeedienst te ontslaan; en dat aangezien de teegenwoordige omstandigheeden derzelver remplacement minder noodzaaklijk maaken zyne Excellentie had vermeend, dat de tot dus verre plaats gehad hebbende voet van werving eenige verandering behoorde te ondergaan; dat de Minister diesvolgens had bepaald dat voortaan geene premie aan de zich in ’s Konings Zeedienst ëngageerende persoonen zal worden uitgereikt, dat men aan de beide kantooren van aanneeming voort zal gaan, de door de gemeente bestuuren in mindering van derzelver contingenten voor de twaalf Bataillons vrijwilligers aantebrenge manschappen, aantenemen; doch dat ook voor deeze, geene premie zal worden goed gedaan; en eindelijk dat geene manschappen hoegenaamd zullen worden aangenomen, ten zij alle de daar toe vereischten bezittende, en in alle delen, voor den zeedienst geschikt zynde.
23
Ik heb nodig geoordeed UL: van den inhoud der bovengem: missive te informeeren, ten einde daar van de noodige kennisse te dragen. Jk blijve met achting de Land Drost voornoemd J.H van Lijnden
Utrecht, den 10. van Bloeimaand, 1810. De Land-Drost van het Departement Utrecht Aan Schout en Geregte van Doorn Ik heb ontvangen eene Missive van Zijne Excellentie, den Minister van Binnenlandsche Zaken, van den 8. dezer N.2, houdende, dat door Zijne Majesteit, den Koning, bij Besluit van den 29. van Grasmaand dezes jaars No.8. aan de Booys en Asschenbergh, wonende te Amsterdam, mitsgaders de Weduwe Cazius en Zoonen, woonachtig te Utrecht, en zulks op de firma van de Booys en Asschenbergh en de Weduwe Cazius en Zoonen, of Regtverkrijgenden, voor den tijd van dertig eerstkomende en achter een volgende jaren, te rekenen van de dagteekening van hetzelve Besluit, is verleend geworden uitsluitend Octroij, om te mogen fabriceeren, of doen fabriceeren, malen, of doen malen, verkopen, of doen verkopen Kunstcement, mits dezelve alleen worde vervaardigd uit beklonke zuivere Molenklei uit het IJ, terwijl Hoogstdezelve gelijktijdig heeft begeert, dat de hogere en lagere, zoo Departementale, Plaatselijke, als andere Autoriteiten binnen dit Rijk, van de daarstelling derzelve Fabriek behoorlijk kennis dragen, en dezelve tevens zouden worden geinformeerd, dat gemelde Cement, door de Oprichters dier Fabriek, wordt afgeleverd, tegen den prijs van acht en vijftig stuivers de Dordsche Traston, of zoodanige andere maat, als, bij de invoering van het algemeen stelsel van maten en gewigten, dezelve ton zal vervangen; met last wijders aan elk derzelve Autoriteiten, om zich van de, in dezelve Fabriek, vervaardigd wordende Kunstcement, zoo veel mogelijk, en bij voorkeur, te bedienen, en dat door hun allen eindelijk aan gedachte eigenaren dezer geoctroijeerde Kunstcement Fabriek, in of voor dezelve, alle noodige hulp en adsistentie zoude worden verleend en bewezen. Ik haaste mij Ul. met den inhoud van voorsz Koninklijk besluit bekend te maken, ten einde te strekken tot uwe informatie, en om Ul. daarna te gedragen. Ik blijve, met achting, De Land-Drost voornoemd. J.H. van Lynden.
Utrecht, den 6. van Zomermaan, 1810. De Land-Drost van het Departement Utrecht Aan Schout en Geregte van Doorn
24
Bij eene Missive van Zijne Excellentie, den Minister van Binnenlandsche Zaken, de dato 2. van Zomermaand 1810, No.2. bekend geworden zijnde met een Extract van het Koninklijk Besluit van den 30. van Bloeimaand 1810, No.10, waarbij de Bedienaren van den Godsdienst, van welke Gezindheid ook, zoo veel mogelijk van de Militaire Inkwartiering worden bevrijd, en hiermede niet dan in den uitersten nood, bezwaard worden, heb ik gemeend den inhoud van dat Besluit te moeten brengen ter uwer kennisse, ten einde te strekken tot informatie, en om U daarnaar te gedragen. Ik blijve, met achting, De Land-Drost voornoemd. J.H. van Lynden.
Utrecht, den 31. van Oogstmaand, 1810. De Land-Drost van het Departement Utrecht Aan Schout en Gerechte van Doorn Daar volgens informatien mij, door Zijn Excellentie, den Minister van Financiën, ten dezen gegeven, in de Lijst, gevoegd bij dezelfs Dispositie van den 22. dezer No.14. wegens de opgave der Patenten, eene aanmerkelijke drukfout is ingeslopen, en wel in de 7. Classe 2. Colom, 4. Regel, alwaar, in plaats van het aldaar gevonden wordende woord Renteniers, had behoren gesteld te zijn, Steenhouwers, heb ik gemeend Ul. daarvan, bij deze, ten spoedigsten, te moeten kennis geven. Ik blijve, met achting, De Land-Drost voornoemd. W.E. de Perponcher, Assessor, als vervangende den Land-Drost, bij Deszelfs absentie.
1811 Amersfoort den 10 Januarij 1811. De OnderPrefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuiderzee Aan Schout en Gerechte van Doorn van den Heere OnderPrefect van het Arrondissement Utrecht ontvangen hebbende een Aantal Exemplaren van eene disositie van den Heere Prefect van dit Epartement doe ik UL. een Exemplaar daar van bij deze toekomen, om te strekken tot Ul. informatie. Ik blijve met achting. De OnderPrefect oornd S:Camp Haarlem den 12den Januarij 1811. De Prefekt van het Departement van de Zuiderzee,
25
Gehoord hebbende het Rapport, ingevolge Appoinctement Marginaal van den 10den dezer, No.2, op eene Missive van Zijne Excellentie den Baron van het Rijk, een der Commandanten van het Legioen van Eer, Requestmeester, Intendant van Binnenlandsche Zaken in Holland, van den 7den te voren, Litt.I; zijnde van den navolgenden inhoud: Amsterdam den 7den Januarij 1811. De Baron van het Rijk, een der Commandanten van het Legioen van Eer, Requestmeester, Intendant van het Binnenlandsche Bestuur in Holland. Aan Den Heer Prefekt van het Departement van de Zuiderzee. Mijn Heer de Prefekt! Al het gene betrekking heeft tot het Administratief-Bestuur in Holland, voor het jaar 1811, is aan de Wetten, Voorschriften en Formaliteiten, welke er destijds in werking waren, onderworpen geweest, en moet ook volgens diezelfde Wetten, Voorschriften en Formaliteiten van dien tijd beoordeeld worden. Eveneens moeten behandeld worden de Rekeningen, welke de Steden en Gemeenten van Uw Departement, wegens de jaren welke het jaar 1811 zijn voorafgegaan, nog zouden mogen te doen hebben, als welke volgens de gebruikelijke Wetten, Voorschriften en Formaliteiten moeten geverifiëerd, gesloten en gezuiverd worden. Het is van aanbelang, dat deze comptabiliteit zoo spoedig mogelijk aflopen, op dat dezelve zich niet met die van 1811 verzamele, en geene verwarring en verlegenehdi veröorzake, welke noodwenig zoude geboren worden uit het verschil der voorschriften en gronden, aan welken ieder dezer comptabiliteiten zal moeten onderworpen worden. Ik invitere U, dehalve, Mijn Heer, om wel te willen gebruik maken van alle de middelen die in Uwe magt zijn, om te bewerken, dat alle de Rekeningen der Steden en Gemeenten, van welke zulks nog geen plaats heeft gehad, zonder eenig verwijl, worden gedaan; en dat de verificatie en zuivering van dezelve zo spoedig geschieden als de order zulks vereischt, en zelfs, door de noodzakelijkheid van uw Bestuur niet meerder dan noodi is omslagtig te maken, gevorderd wordt. Volgens de berigten welke ik reeds heb ingewonnen, alsmede volgens het gene Zijne Hoogheid de Prins Aarts-Thesaurier, Gouverneur-Generaal in Holland, mij wel heeft willen mededeelen, blijkt het, dat er in de comptabiliteit, zoo al geen strafbare misbruiken, ten minsten zeer veel zwakehdi en verwaarloozing heeft plaats gehad; waar door het belang der Gemeenten niet minder geleden heeft. Dienvolgende is een gestreng onderzoek der Rekeningen onvermijdelijk, zoo zulks al niet kan strekken om het kwaad geheel te herstellen, het zal ten minsten overvloedige gelegenheid geven om hetzelve te kennen, en om vooral de voortduring daarvan te beletten. De overdadigheid verwoest; de spaarzaamheid verrijkt. Men vergunde te ligtvaardig misschien aan de Gemeenten om hare Kapitalen en onroerende Goederen te verkoopen, en alzoo maakten zij gemaklijk schulden. Maar vogens de Wetten van het Fransche Keizerrijk, welke thans ook die van Holland zijn, kunnen de Gemeenten noch verkoopen, noch verruilen, noch verkrijgen, noch Gelden opnemen, zonder daartoe te zijn geauthoriseerd door eene Wet, of door een bijzonder Besluit, welke autorisatie nimmer wordt verleend dan ingevalle van behoefte, op de voorgeschrevene wijze geconstateerd, en door de Opperste Magt zelve erkend. Deze gronden moeten voortaan onveranderlijk gevolgd worden, Mijn Heer! in de zuivering der Rekeningen welke gij zult te verifiëeren hebben. Gij zult wel de Schulden der Steden en Gemeenten kunnen vaststellen; maar gij zult geenerlei Vervreemding, Geldleening, noch buiten gewoone Belasting om dezelve te bestrijden, kunnen toestaan. Gij zult er U wel toe willen bepalen om mij uwen 26
denkbeelden medetedelen; op dat ik die, met de aanmerkingen waarvoor dezelven mij zullen voorkomen vatbaar te zijn, kan onderwerpen aan het oordeel van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken; die van Zijne Majesteit de Besluiten, welke Hoogstezelve dienstig oordeelen zal, zal verzoeken. Ik twijfel niet, Mijn Heer! of gij zult het met mij noodzakelijk beschouwen, om de Gemeente te onderrigten, dat zij geene magt hebben om hare Kapitalen of onroerende Goederen te verkoopen, noch om te Leenen of buitengewoone Belastingen opteleggen, zonder daartoe wettig geauthoriseerd te zijn; en ik noodige U dus uit om zulks wel te willen doen. Ik heb de eer met bijzondere hoogachting te zijn. Mijn Heer de Prefekt! Uwe zeer ootmoedige en zeer gehoorzame Dienaar, (Geteekend) D’Alphonse. Brengt dezelve, bij deze, ter kennisse van de respective Onder-Prefekten, mitsgaders van de Maires der Steden en verdere Gemeente-Besturen in dit Departement, ieder voor zoo veel hen aangaat, tot derzelver informatie, en ten einde zich daar naar te gedragen. De Prefekt voornoemd, Jan van Styrum, Als waarnemende de voors. Prefecture.
Haarlem den 15den Januarij 1811 De Prefekt van het Departement van de Zuiderzee, Aan De Maires der Steden, en de respective Gemeente-Besturen van het voormelde Departement. Mijne Heeren! Ik doe U hier nevens toekomen het noodig aantal Exemplaren van eene op heden bij mij gearresteerde Notificatie, relatif het erkennen van den Directeur-Generaal van Policie in Holland, en van de Commissarissen-Generaal der Policie op de daarbij gemelde Plaatsen; met aanschrijving om dezelve te doen publiceren en affigeren, ter plaatse alwaar zulks gewoon en te geschieden gebruikelijk is. Ik blijve met achting, De prefekt voornoemd, [handtekening] Als waarnemende de voors. Prefekture.
Amersfoort den 22e Januarij 1811. De OnderPrefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuiderzee Aan Schout en Gerechte van Doorn 27
Deze geleidt eene despositie van den Heere Prefect van dit Departement, van dato 15e Januaij 1811 sub No.12 litt A. ten fine daarbij vermeld. Jk blijve met achting. De OnderPrefect voornd S:Camp
Amersfoort den 24e Januarij 1811. De OnderPrefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuiderzee Aan Schout en Gerechte van Doorn Deze geleidt eene despositie van den Heere Prefect van dit Departement, van dato 19e Januarij 1811 sub. No. 7. en eene Missive en Notificatie, ten fine daarbij vermeld. Jk blijve met achting. De OnderPrefect voornd S:Camp
Amersfoort den 25e Januarij 1811. De OnderPrefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuiderzee Aan Schout en Gerechte van Doorn Deze geleidt eene dispositie van den Heere Prefect, van dato 10 Januarij 1811 sub No 4. eene de dato 18 Januarij 1811 sub No 3. en eene de dato 22 Januarij 1811 sub Litt B. ten fine daarbij vermeld. Jk blijve met achting. De OnderPrefect voornd S:Camp
Amersfot den 28e Januarij 1811. De OnderPrefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuiderzee Aan Schout en Gerechte van Doorn Dese geleidt eene dispositie van den Heere Prefect, van dato 23 Januarij 1811 Litt:B. ten fine daarbij vermeld. Jk heb gemeend Ul. te moeten doen observeren, dat Gl. met ter zijde stelling van alle betrekking in deze behoord te werk te gaan, Ul. welvaart heeft mij altijd ter harte gegaan en het zoude mij hoogst onaangenaam zijn, dat er in mijn arrondissement 28
ontdekt wierden, die aan de Bevelen van hun keizer ontrouw waren en daarom gestraft worden moesten. Jk blijve met achting. De onderPrefect voornd S:Camp P:S. verzoek Ul. bij deze in ’t vervolg brieven of andere stukken franco aan mij toetezenden.
Amersfoot den 1 februarij 1811. De OnderPrefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuiderzee Aan Schout en Gerechte van Doorn Deze geleidt des Prefects dispositien van dato 25e en 26 Januarij 1811 sub No 1, 4 en 14. ten fine daarbij vermeld. Jk blijve met achting. De onderPrefect voornd S:Camp P.S. voor de niet op zijn tijd beantwoording van de aan Ul. toegezonden stukken, stel ik Ul verantwoordelijk voor de schade die de Jngezetenen daar door lijden zullen.
Amersfoort den 3e februarij 1811. De OnderPrefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuiderzee Aan Schout en Gerechte van Doorn Deze geleidt des Prefects dispositien van dato den 30 Januarij 1811 heb No 1&1b ten fine daar bij vermeld. Jk blijve met achting. De Onder-Prefect voornd S:Camp
Amersfoort den 6e februarij 1811. De OnderPrefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuiderzee Aan Schout en Gerechte van Doorn
29
Deze geleidt des Prefects dispositie van den 2e februarij 1811 sub Litt D. ten fine daar vermeld Jk blijve met achting De onder Prefect voornd S:Camp
Amersfoort den 8 van Sprokkelm. 1811 De OnderPrefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuiderzee Aan Schout en Gerechte van Doorn Deeze geleidt des Prefects dispositie van den 4e dezer sub num: 3 ten fine daarbij vermeld. Blijve me achting de Onderprefect voorn: S:Camp Mijn Heer de secretaris Jk had gedagt dat UE mij gepasseerde vrijdag de bewuste Papieren zoud bezorgd hebben, daar daar van niets ontfangen hebbende, verzoek ik UE hoe eer zo beter mij die over te maken om dat de tijd kort is, hier bij wederom iets dat voor den 15 moet beantwoord worden Jk blijf met achting U Vriend Koning Utr den 9 Feb 1811
Amersfoort, den 15 februarij 1811 De OnderPrefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuiderzee Aan Schout en Gerechte van Doorn Deze geleidt des Prefects dispositien van den 8e en 9e dezer, sub No 4 en 15. ten fine daarbij vermeld. Jk blijve met achting. De Onder-Prefect voornd S:Camp P.S. den Prefect heeft mij gelast ter Uwer kennisse te brengen, dat alle stukken aan Zijn Zdedg:? intezenden moeten voorzien zijn van een kruijswijze band, door Ul. gecontresigneerd zonder welke geene stukken zullen aangenomen worden.
30
Amersfoort 17e februarij 1811 De OnderPrefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuiderzee Aan Schout en Gerechte van Doorn Deze geleidt des Prefects dispositie van den 13e dezer de spoedigste bekendmking en stipte naar koming van alles wat Ul. daarin word aanbevolen, raad ik Ul. om Ul. zelfs wile, ten sterkste aan, den ontvangst van nevensgaande stukken moet Gl. mij dadelijke Jk blijve met achting De Onder Prefect voornd S:Camp
Amersfoort den 3 April 1811 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuider-zee aan De Maire van Doorn Hiernevens de Lijst der consents, die uit uwe commune moeten trekken, Ik gelast U, op uwe verantwoordelijkheid, te zorgen, dat dezelve zich in de hoofdplaats van Uw canton bevinden, op saturdag den 8 April 1811, des morgens ten 8 uuren, ten einde alsdan gezamentlijk naar Amersfoort te trekken, onder geleide van den onderofficier der Recruteering van Uw canton. De Remplacenten moeten den 6de ’s morgens te Amsterdam gepresenteerd worden Ik blyve met achting De Onderprefect voornoemd S.Camp.1
Amersfoort den 6 April 1811 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuider-zee aan De Maire van Doorn Ik verzoek u nevensgaande Certificaten aan de Conscrits Berend Berendsen, Johannes Doornenbal, Gijsbert Sikking, Dirk Vos, en Teunis Wittenberg, te doen toekomen, met last om dezelvn door den ontvanger behoorlijk ingevuld, binnen den tijd van drie dagen aan mij terugtezenden. Ik blyve met achting De Onderprefect voornoemd 1
Hier zit een briefje aangeplakt met de mededeling ‘Doorn getrokken No 9 Hannis Gerritzen 20 Johannes Oostveen’.
31
S. Camp
Amersfoort den 9 April 1811 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuider-zee aan De Maire van Doorn Mijn Heer de Maire! Ik doe UE bij deze toekomen een Model Tableau relatif de Routes en Chaussees van uwe Gemeente met last om hetzelve behoorlijk ingevuld binnen den tijd van vier dagen aan mij terug te zenden Ik blyve met achting De Onderprefect voornoemd S. Camp
Amersfoort den 12 April 1811 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuider-zee aan De Maire van Doorn Mevrouw van Goddin heeft ruijm 52 Morgen Heijveld agter haar plaats gelegen zoals het reds eenige tijd uit gebakend gebracht is gevraagd, aan eenige rechtsleden gevraagd hebbende of deze gronden Domein of Dorpsgronden waren, hebben deze mij geantwoord Domeingronden heb de goedheid om aan mij zo spoedig doenlijk, of wel als UwEd. mij bijgaand lijstje terug zend, optegeven, of de door mij bedoelde Heijgronden Domein of Dorpsgronden zijn Ik blyve met achting De Onderprefect voornoemd S. Camp
Amersfoort den 15 April 1811 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuider-zee aan De Maire van Doorn Deeze geleidt des Prefects Besluit van den 10 dezer ten fine van Publicatie en afficie. door den Heere Prefect bij eene Missive van den 12 dezer geinformeerd zijnde, dat door geheel Frankrijk over de geboorte van den Koning van Rome eerstdaags eene 32
algemeene Vreugdedag zal plaats hebben, en tevens daarbij aan gemaand zijnde, om de Jngezetenen van mijn arrondissement tijdig daarmede bekend te maken, haaste ik mij u daarvan te informeeren. Het zal overbodig zijn, u op te wekken om deezen voor geheel Franktijk zoo belangrijken dag op eene deelnemende wijze te vieren: alleenlijk herrinner ik u, om, zoo er in uwe gemeente oude volks-spelen plegen plaats te hebben, dezelve op dien dag te vernieuwen, terwijl op den avond van denzelven dag eene algemeene Illuminatie zal plaats vinden. Ik ben door den Heere Prefect bij eene Mssive van den 7e dezer geauthoriseerd, u te informeeren, dat de kosten, gevallen bij de vorige Illuminatie, in uw Budget zullen geleden worden. Ik blyve met achting. De Onderprefect voornoemd S. Camp
Amersfoort den 22 April 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuider-zee aan De Maire van Doorn Mijnheer de Maire! Den Heere Prefet als daar mede belast door Z.E. den Minister van binnenlandsche Zaken, heeft mij ten ernstigste aangeschreven om den teeld der geele beetwortel op alle mogelijke wijze te bevorderen, ik verzoek u ten dien einde de onderstaande vragen te beantwoorden en vleije mij, daar dit product aanmerkelijke voordeelen beloofd, dat de ingezetene van mijn arrondissement op uitnodiging van onze keizer en koning deeze teeld bevorderen zullen. 1 hoeveel moren land zijn er in Uwe gemeente bestemd tot den bouw der geele beetwortel? 2 dagtekening van den bouw en hoeveelheid der geele beetwordel 3 de naam van hem die dezelve bouwd? 4 aanwijzing der zuiker Fabrieken van de beetwortel? 5 de hoeveelheid Zuiker en Siroop in dezelve gemaakt? 6 Naam den van den Fabrikeur? Ik blijve met achting De onder prefect voornd S:Camp
Amersfoort den 22 April 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuider-zee aan De Maire van Doorn
33
Den Heere Prefect heeft mij de beantwoording van de onderstaande vragn aanbevolen, ik breng dezelve ter Uwer kennissemet verzoek eene spoedige beantwoording. 1 hoe worden de inkomsten in uwe gemeente ontvangen? 2 door welke persoon worden de penningen ontvangen? 3 hebben de gen die met den ontvangst belast zijn borg gesteld? 4 welke zijn de voorzorgen die genomen zijn om het aan den ontvanger toevertouwde te verzekeren? 5 hoe veel Tractement genieten dezelven? 6 door wie zijn de ontvangers aangesteld? 7 aan welke wetten van verantwoording en onderzoek zijn dezelven onderworpen? Jk blijve met achting De onderPrefect voornd S:Camp
Amersfoort den 28 April 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuider-zee aan De Maire van Doorn Deze geleidt een Besluit van Zijne Majesteit den Keizer, van dato den 29 Maart 1811, ten fine van Publicatie en afficie bevorens eene Missive van ZE. den Heere Prefect van dit Departement Jk blijve met achting De onderprefect voornoemd S:Camp
Amersfoort den16 Junij 1811 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuider-zee aan De Maire van Doorn Mijn Heer de Maire! Jk inviteer U om mij voor den 22e deeze maand intezenden eene opgave van de vorderingen, welke het Heilzaam Middel der Jnënting vande koepokstoffe gemaakt heeft geduurende het jaar 1810 Daarom verzoek ik U mij optegeeven. 1 de Naam der geneesheeren of meesters Uwer gemeente welke de vaccine gedaan hebben. 2 de naam der gemeente alwaar de gevaccieerde wonen 3 Het getal der gevaccineerden door Ue geneesheer of meester, met bijvoeging, of daar voor betaald is, dan of zulks gratis gedaan is. 4 de uitwerkselen deeze vaccinatie
34
Jk verwagte zonder verzuijm een Antwoord binnen den bepaalde tijd, opdat ik in staat gerake een volledig Rapport ter Prefecture van dit Departement in te zenden Ik blijve met agting De Onderprefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 16 Juny 1811 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuider-zee aan De Maire van Doorn Mijn Heer de Maire! Deeze geleid een Exemplaar van het besluit van den Heere Prefect van 9 Junij ll. om te strekken tot uwe informatie en naricht. de bedoele wapentuigen moeten naar het Arzenaal bij den Heere Collonel Commandant der Artillerie te Vavaseur gezonden worden Jk blijve met achting P.S. op hoger order invitere ik u mij onverwyld te antwoorden op alle de aanschrijvingen welken aan u gedan zijn en waarop gij nog niet geantwoord hebt De Onderprefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 18 Junij 181 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort van het Departement van de Zuider-zee aan De Maire van Doorn Mijn Heer de Maire! Ontvangen hebbende een arreté van den Heere Prefect van den 11 dezer, per missive van den 11 Junij 1811 No 882 3 Divisie houdende dat ieder ambachtsman, werkende in hoedanigheid van gezel of maat, van een zakboekje moet voorzien zijn, kortsheidshalve renvoyeer ik U naar den Courier van Amsterdam No 166 van vrijdag den 14 Junij 1811 en Utrechtse Courant van Maandag den 17 Junij 1811 en inviteer ik U aan den inhoud van dezelven betrekkelijk het bovengenoemde arrêté, de nodige executie te geven. Jk blijve met achting. De Onderprefect voornoemd [handtekening]
35
Amersfoort den 22e Junij 1813. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Hier nevens zende ik U de Reekening van den Jaare 1810 de geweeze gemeente van Maarn & Maarsbergen dezelve is door de Prefect goedgekeurd, en verzeld met een Besluit, ik verzoeke Copij van dit besluitaan de Heer Abbema te zenden. Jk twijfele niet of de Prefect zal zelfs het defect van 131 franken 6 u centimen? op het Budget van Ul 12 gesteld hebben. Jk noeme mij met agting P:S: gedenkt het Procesverbaal der verificatie vanden gemeentecap? De Onder-Prefect voornoemd. [handtekening]
Amersfoort den 13 Julij 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Boven en behalven mijne aanschrijving van den 7e dezer No 128. inviteer ik U namens de Prefect, om aan den Heere Kapitijn Ingenieur Walther aan den Helder, met toezending van een Lijstje, te verzoeken, een Recepis weegens de Manschapen, welke Uwe gemeente voor contingent naar den Helder opgezonden heeft. Ik blijve met achting. De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 2 Augustus 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Onverminderd alle mijne Aanschrijvingen moet ik Umelden ingevolge eene Aanschrijving van Mijn Heer de Prefect dato 1 Augustus, dat indien het Contingent werkers uwer gemeente voor den 10 Augustusiet voltallig is aan de helder, als dan dezelve zal gestrafd worden met Militaire garnizoen, op koste van de gemeente voorz. Dus maakt gebruikt valacte? uwe magt om zulks voor te komen Jk blijve met achting. De Onder-Prefect voornoemd 36
[handtekening]
Amersfoort den 14 Augustus 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Een nieuw besluit van Mijn Heer den Jntendart van Binnenlandsche Zaken, dato 9 deezer, bepaald om ten aller spoedigsten, hen Contingent der? ren? Klieven aan den Helder te vermeerderen Daar om heb ik volgens order van MijHeer de Prefect Uw Contingent moeten bepalen op vier Mannen waarop mag afgetrokken worden het geal dat Uwe Gemeente reeds aanwezig heeft op de Helder Daar om oet UE ogenblikkelijk met schop en spade kunnen werken en uit deeze Lijst de nodige manschappen afzenden, dezelve zullen alle veertien dagen afgelost worden dor andere om hierdoor den Last egaal te doen dragen. Elk Dorps Contingent moet gezamentlijk na den Helder vertrekken als wanneer den Kapitein Walther generaale recepis geeven zal Ik blijve met achting De Onder-Prefect voornoemd [handtekening] P.S. Daar de Heere Maires en ik verantwoordelijk zijn gesteld, zo kan ik niet genoeg een spoedige uitvoering aanbevelen
Amersfoort den 18 Augustus 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Wilt mij dadelijk opgeeven hoeveel morgen ongecultiveerde Heijgronden er onder uwe gemeente gelegen zijn, met bij voeging of dezelve als domeijn, dan wel als gemeente grond besc????? worden Wijders moeten deeze 2 Articulen beantwoord worden 1: op welke wijze men dezelve best zoude kunnen bebouwen of beplanten? 2 wat best zoude zijn, dezelve in prceelen te verhuuren of tot profijt der gemeente te verkoopen? Jk blijve met achting De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
37
Amersfoort den 8 September 1811 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Jk hebbe eindelijk eene duidelijke Jnstructie bekomen welke alle twijffeling over de Budgetten van 1812 weg neemd, zij moeten zijn als volgd 3 Exemplaren van het Gedrukte Budget 1 Exemplaar van alle de Bijleggende Bewijsstukken 1 Exemplaar van het oservatie cahier of Memorie Justificatief 1 Exemplaar van het Advies van de Maire 1 Exemplaar der Rekening van 1810 1 Exemplaar der Rekening van Administratie over 1811 verzeld van de Deliberatie van de Municipalen Raad 1 Exemplaar van de Ontvangers Reekening over 1811 met de bewijsstukken, en de Deliberatie van den Municipalen Raad. 1 Exemplaat van de Deliberatie van den Municipalen Raad over de agterstallige schulden, de Pensioenen etc: NB: de ontvangers Reekening moet op zegel zijn, en getekend door den Municipalen Raad Jk verzoek ernstig deeze Brief met aandagd te leezen en alle de voorsz stukken, bij het opmaken van het Budget te voegen De Heeren Maires welke reeds hunne Budgette ingezonden hebben, en waar bij alle deeze voornoemde stukken niet gevoegd waren, worden ernstig verzogd, dezelve ten allen spoedigse te doen geworden Jk blijve met agting De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 20 September 1811 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Zijne Majesteit heeft den Heere Cereans benoemd tot Jnspecteur Generaal en belast met het daarstellen der nieuwe lasten welken met 1812 zullen ingevoerd worden. Jk inviteere U om hem en Zijne onderhebbende geemploijeerden te erkennen en alle hulp bijtebrengen en in het daarstellen der vereenigde Regten of imposten, het uitsluitend regtop de Tabak hier onder begrepen. Ued moet ogenblikkelij het budget voor 1812 bewerken want de Prefect moet hetzelve ten laatste op den 30 dezer hebben Met omloopende post moet Ued mij melden hoe groot de zetting over 1810 geweest is. Hunne Majesteiten komen tegens het einde der maand. Zijt indagtig om UW contingent aan den Helder voltallig te houden. Jk blijve met achting 38
De Onder Prefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 22 September 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Jk heb nodig geoordeeld Ued: aanteschrijven en te gelasten van geene certificaten aftegeven aan Remplacanten, dan alleen aan Personen van wier goed gedrag gij overtuigd zijt. volgens eene bij mij ingekomene lijst is mij gebleeken dat UW Contingent aan den Helder niet voltallig is, er ontbreeken aan hetzelve 2 Man, ik gelaste Ued: derhalven dadelijken zonder eenige verzuim 2 Man uit Uwe gemeente naar den Helder op te zenden ten einde Uw contingent aldaar te completeeren. Jk blijve met achting De Onder Prefect voornoemd [handtekening] P:S: Jndien UE: zorgd dat de manschap hunne passen aan Captijn Volter afgeeven, dan zullen zij in ’t vervolg niet meer konne wegloopen
Amersfoort den 30 October 1811 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Jk inviteere U mij ten spoedigste en Wel met omgaande post optegeven het montant van het Budget Uwer gemeente voor den jare 1811 Jk blijve met achting De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 15 October 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire!
39
Mijn Heer de Prefect herrinner mij aan de noodzakelijkheid om bij tijds de Municipaale Raden een octrooij te doen beramen, op dat alles in gereedheid zij tegens 1 Januarij toekomende Dit Octrooij of liever deeze belasting mag gelegd worden op de volgende dingen: als 1 op alle Dranken en azijn 2 op alle Eetwaren 3 op alle Brandstoffen 4 op allerhande Beeste voeder 5 op alle Bouwstoffen Jk hoope U nu voorlopig genoeg met dit werk bekend gemaakt te hebben, en nodige U om tans dadelijk hier aan te beginnen, op dat Uwe gemeente niet verstooke rake van het voorregt om hier door in het vervolg hare benodigde uitgaven te vinden, voor al tegens de invoering van het nieuw stelzel der lasten Jk blijve met achting De Onder-Prefect voornoemd [handtekening] P:S: Ik recommandeere U een zeer nuttig boek getytelt Handboek voor de Beampten van den civielen staat te bekomen bij M:J: Boeff te s’Bosch op de Papenhulst.
Amersfoort den 18 October 1811 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Jk inviteere U dadelijk na den ontvangst dezer de consrits uit Uwe gemeente met namen Teunis Lodder en Aaart Overeem bekend te maaken en te gelasten dat zijl. zig op den 22 dezer te Wijk bij duurstede op den stadhuize aldaar moeten bevinden ten einde van daar op den 23e dezer door den onderofficier naar Amersfot te worden getransporteerd. Alle diegenen die remplacanten willen stellen of nummers ruilen moeten zig zondag of maandag aanstaande bij de onderPrefecture alhier vervoegen. Jk stel U verantwoordelk voor het stiptelijk uitvoeren dezer order en blijve met achting De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 6 November1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire!
40
Jngevolge de wetten en de keizerlijke decreeten heeft mijn Heer de Prefect een besluit genomen, den 5 deezer, volgens het welke UE: dadelijk uwen Municipaalen Raad moet vergaderen, op dat UE: met dezelve benoeme 3 bekwaame perzoonen, tot Repartiteurs of zetter der nieuwe verponding, indeeze benoeming moet men bepaald agt geeven, dat de keuze vald op den bekwaamste en kundigste landbezitters of grondeigenaars uwer gemeente Deeze benoeming moet mij zonder eenig uitstel den 15 deezer toegezonden zijn, dog op welke ik de stukken moet inhande hebbe. Ik blijve met achting P:S: De Prefect inviteer alle de Heere Maires om de contraleurs en ande geemplojeerdens der intvoerene lasten bekend onder de naam van contributions directes en andere behulpzaam te zijn en alle opening van zaken te geeven De Commissaris van oorlog te Utrecht de Heer Raijmond versoekt dadelijk de Bons? wegens de wagens voor het militair geleverd De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 8 November 1811 De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! De algemeene Politie heeft mij wederom een nieuwe taak opgelegd, Ued: moet mij ingevolge van dien ten spoedigsten opgeven de hoeveelheid van onderscheid koorn er zig in Uwe Gemeente bevind, te weeten: van Tarwe Rogge Boekweit Garst Haver2 met bijvoeging hoe veel men van hetzelve in de 8 dagen gebruikt. Daar sommigen Gemeentens aan Koopers en ander Verkoopen zal er telkens groot onderscheid zijn. Daarom moet Ued: mij des wegen alle 8 dagen een nieuw Rapport doen Jk blijve met achting. De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 13e November 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan 2
Achter deze vijf staat met een accolade: ‘met bepaling of het Utrechtsche of Amersfoortsche mudden of schepels zijn.’.
41
Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Volgens een Keizerlij Decreet van den 26 October, mij heden medegedeeld door een Besluit van Mijn Heer de Prefect dato 10 November 1811 zo is Uwe Gemeente verpligtom uiterlijk op den 15e deezer bij den ontfanger Generaal van het Departement te Amsterdam te betaalen de eerste helft van het vijftiende Gedeelte zijner inkomsten, welke bij het Budget bepaald zijn. De overige helft moet voldaan zijn voor den 1e Januarij 1812 Dit geld moet dienen tot voldoening van de Bations Klerck aan het Militair uitgedeeld. Om deeze spoedige betaaling uit te voeren, moet dezelve de Voorkeur boven alle andere hebben. Hoe kort het tijdstip ook is, zo heeft de Prefet Mij, en U Mijnheer de Maire, aanspraakelijk gemaakt voor de uitvoering van het zelve. Dies zal r geene reeden, nog verschooning aangenoomen worden. Ued: zal mij dadelijk melden hoe veel U betaald. Jk blijve met achting. De Onder-Prefect voornoemd [handtekening] P:S: geefd mij tog op ’t montant van Uw Budget over 1811.
Amersfoort den 17 November 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Bij de overzending van het Budget over den Jaare 1811 na dat zulks door mijn Heer de Prefect bepaald was Heb ik er bij gevoegd van dit Budget eene Copy te moeten hebben, binnen 8 dagen Hier in is UE nog gebreekig gebleeven. Ik inviteere mij zulks toetezenden Jk blijve met achting Jk vinde in mijne papieren nog geen antwod op mijne Brieven van 25 October No 637 en 30 October N: 650 wegens de armen en de Beedelaars. Deeze stukken zijn mij absoluut noodzaakelijk De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 20 November 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire!
42
Jn dien UE: eenige onkosten mogt gemaakt hebben wegens Eerepoorten, alhoewel ik zulks niet geautoriseerd hebbe, zoo moet ik er dadelijk kennis van hebben. Te weeten eene specifique reekening door U geteekend en daar en boven nog een advies van U beide stukken in het fransch. Jk herinnere om mij toe te zenden Copij van het Budget over den Jaare 1811 want het montant der som onlangs toegezonden is niet voldoende Jnsgelijks mijn brief van 10e Nov No 682 wegen het octrooij Hier nevens een attestatie, welke Uedele moet overzetten in ’t fransch en alsdan als Maire certificeeren en mij terug zenden; op dat ik het aan de Prefect bezorge. De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 25 November 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Het eendigen der Hollandsche Lasten vereischt dat de uitgift der Patenten aan den dag gelegd werde. Daarom inviteer ik U of die geene welke in Uwe Gemeente met de uitgaaf der Patenten belast geweest is, om zonder eenige nalatigheid hier van de nodige Registers in rder te hebben, en zorge te draagen, dat voor het einde der Maand Januarij toekomende hiervan de nodige Lijsten ingezonden werden aan den Heere Jntendant Generaal der Finantien, en keizerlijke schatkist in Holland te Amsterdam resideerende Jk blijve met achting De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 29 November 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Jngevolge der wetten van den 7 Toimaire van het Jaar 5 moet er in elke Gemeente een Bureau van Weldadigheid opgerigt worden, bestaande uit 5 Leeden in Uwe Gemeente woonende, en bekend staande wegens hunne middelen van bestaan en goeden naam. Het doel van zodanig een Bureau is de onderstand uit te deelen aan zodanige, welke n de onmogelijkheid geraakt zijn om zig zelfs van de eerste behoeften te voorzien. Om deeze behoeftens te genieten behoort Een staat van Armoede Een staat van Ziekte Een staat van volkome verlaating
43
De Leeden van dit Bureau doen alles om niet, en uit menschlievendheid, zij zorgen voor alle zodanige ongelukkigen, welke in de voorn: termen vallen. Een vijfde gedeelte der Leeden treed jaarlijks af. Zij hebben het regt om een ontfanger voor te slaan, welke belast zijn zal om alle de ontfangsten en uitgaven voor dit Bureau te doen. Ten dien einde inviteer ik Mijn Heer de Maire, om mij op te geeven een getal van 15 persoonen, uit de welke de Prefect er 5 kiezen kan. Ued: moet dezelve opgeeven met hunne Naamen en toenaamen, ouderdom en Godsdienst. Jk blijve met achting De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 4e December 1811. De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Reeds meer dan eenmaal heb ik U verzogt gehad dat de Heer Maire my moogt meer dan eene zaak op ’t zelfde blad zouden beantwoorden. Daar ik egter zie dat sommige dier Heeren zulks niet naakomen moet ik zulks nogmaals herinneren, of zoude anders verpligt zijn de Brieven terug te zenden. Want het zijn de antwoorden van de Heere Maires die ik moet te zamen leggen om daar uit wanneer zij alle ingekomen zijn mijn Rapport of antwoord aan de Prefect te doen. Wijders wordt de Heeren verzogt het Nummer van Mijn Brief in’t antwoord te repeteeren, te weeten boven aan alwaar het staat in deeze brief en daar onder te stellen mijn Datum, bijvoorbeeld zoo deeze moest beantwoord worden alsdan in de Regter Hoek stellen No 2540 4 December. Daar Dit een maat regel van order voor Mijn Bureau is, gants niet ongemakkelijk om te volgens zoo hoop ik dat de Heeren zulks zullen naakomen. Mits deeze moet ik aan sommige heeren Maires herinneren dat zij mij nog verscheide verschotten schuldig zijn; Een ieder gelieft bij zig zelve naa te gaan waar in zulks bestat, het zijn alle posten welke uit frair d‘administration moeten betaald worden. De supplementaire Registers van den Civile staat zijn onder het getal, voor elk vel gezegeld papier dat dezelve bevatten heb ik mijn Heer de Prefect moeten betaalen 95 centimes of 9 stuivers 1 Penning ik verzoeke ernstig mij alle deeze verschotten te spoedigst te voldoen. Jk blijve met agting De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
Amersfoort den 25 December 1811. 44
De Onderprefect van het Arrondissement Amersfoort, aan Den Heer Maire van Doorn Myn Heer de Maire! Uedele heefd mij de Brief wegen de Bosschen niet goed beantwoord. Jk versoek deselve te herleezen. En mij in het kort te maken optegeeven 1. Hoeveel morgen opgaande Bosch men reekend, en welke Bosschen grooter als 4 Morgen onder deeze getal morgens gereekend werden met hunne quote na gissing, ende naam van de Eigenaaren ook die der Bosschen zoo dezelve eene aparte naam hebben. 2. Hetzelfde wegens de Bosschen Hakhout Jk blijve met agting De Onder-Prefect voornoemd [handtekening]
45