GEO-INFO 7 Vakblad van Geo-Informatie Nederland
2013 - jaargang 10
Spelen met plannen De burger als planoloog Het Gebiedsmodel Een hulpmiddel voor doelmatige gebiedsontwikkeling Epidemische vormen Mazelen op de kaart 2003
2013
BGT een goed idee! De opzet van de Basisregistratie Grootschalige Topografie betekent voor gemeenten en alle overige bronhouders een fikse uitdaging. Crotec biedt met C-SAM beheer een complete en gebruiksvriendelijke oplossing om de BGT conform de landelijke IMGeo 2.1 standaard op te bouwen. Daarmee wordt de BGT een goed idee!
C-SAM
De C-SAM beheer-applicatie maakt onderdeel uit van het C-SAM ópen geo-fundament. Kenmerken C-SAM beheer: • Geschikt voor het volledige transitieproces • Transparante integratie van bestaande data • Automatische objectvorming • Controle op kwaliteit en volledigheid • Aansluiting met beheersystemen openbare ruimte
Kooikersweg 2, 5223 KA ‘s-Hertogenbosch T: E: W:
073 30 30 900
[email protected] www.crotec.nl
BGT goed idee?
Geozomer Klaas van der Hoek Terwijl ik dit schrijf, beginnen de mussen om zich heen te kijken: toch zomer in Nederland? Als u dit leest dan zijn de meesten van ons mogelijk weer wat gebruind aan het werk. Kortom, in deze komkommertijd wordt van mij een bijdrage verwacht. Wat kunt u in dit nummer verwachten? Ik denk weer een dwarsdoorsnee van ons werkveld. Laat ik het rondje doen om u te verleiden om verder te bladeren en lezen. Hein Corstens neemt ons mee in de wereld van de modellen. Hoe krijg je een deel van de werkelijkheid bij anderen gepresenteerd. Is meten niet veel anders? Een deel van de wereld vertalen in een beeld dat anderen verder kunnen gebruiken. Gé Lobé neemt ons mee in de veranderingen van de Rijksdriehoeksmeting. De vanzelfsprekendheid van de aanwezige infrastructuur maakt dat het onderhouden en bijhouden ervan al bijna onzichtbaar is. Om maar te zwijgen van het Europees verband dat daarbij om de hoek komt kijken. Tot slot een oproep om ook de bijdragen van Adri, onze vliegende reporter, tot u te nemen. Hij blikt terug in de tijd, maar attendeert ook bezoeken aan actualiteit. Alles met Geo als meer of minder zichtbare spin. Deze zomer is daarmee dan ongetwijfeld de opmaat tot het traditionele najaar met themabijeenkomsten te kust en te keur. Vergeet daarbij niet ons 10-jarig jubileum te bezoeken! Zo’n bijeenkomst is het middel om samen even terug te blikken, maar vooral om naar de toekomst te kijken. Waar kunnen wij dienstbaar zijn in een nog beter functioneren van overheid en particulier. Kortom wie zet ons de komende tijd op de kaart. U hebt als lezer en lid daarvoor een uitnodigende kans. Laat van u horen zou ik willen zeggen! Klaas van der Hoek
GEO-INFO Vakbl ad van
Geo-In forma
7
tie Neder land
2013 - jaarga ng
Spelen met plan nen Serious Gaming in de scho enen van een plan oloog Het Gebiedsmod el Een hulpmiddel voor
doelmatige gebi edsontwikkeling Epidemische vorm en Mazelen op de kaart 2003
2013
Lezerspanel Doet u ook mee met het lezerspanel? Vanaf nummer 5 vragen we 200 lezers mee te denken over de wijzigingen die wij door gaan voeren in Geo-Info. Meld u aan! Stuur een mail naar:
[email protected] o.v.v. Aanmelding Lezerspanel. MIJNGIN Meer informatie over MIJNGIN en hoe daar gegevens aan te vullen en te verbeteren vindt u door in te loggen op www.geo-info.nl. Geo-Info 2013-7 1
10
Partners Geo-Informatie Nederland
Agenda GIN Subcoast Symposium
Kennisdag: Surfen door het stelsel
Themabijeenkomst GIN Oost
‘Low Lands and High Seas’
van basisregistraties
Thema: Duurzaam GIS
Datum: 25 september 2013
Datum: dinsdag 1 oktober 2013
Datum: 7 november 2013
Locatie:
Locatie: Gemeente Rotterdam
Locatie: Gemeentehuis Hardenberg
Hoogheemraadschap Delfland, Delft
Tijd: 09.30 - 16.45 uur
Aanmelden:
Thema’s: Beter benutten,
Lustrumfeest GIN 10 jaar
www.aanmelder.nl/subcoastsymposium
gebruik van het stelsel in toepassingen
Datum: 28 november 2013
Meer informatie: www.geonovum.nl/nieuws
Locatie: Amersfoort
INTERGEO
Tijd: 13.00 - 22.30 uur
Datum: 08-10 oktober
De pabo-netwerkdag - Thema Geo-ICT
Meer informatie en inschrijven vanaf 1 september
Locatie: Essen, Duitsland
Datum: 9 oktober 2013
a.s. via www.geo-info.nl
Meerinformatie: www.intergeo.de
Locatie: KNAG, Utrecht E-mail:
[email protected]
www.geo-info.nl
Meer informatie: http://www.knag.nl/1128.0.html
[email protected]
Foto omslag: Spelen met plannen / De burger als planoloog
Colofon Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Redactie Geo-Info Hoofdredacteur: Roelof Keppel Redacteuren Adri den Boer Klaas van der Hoek Bart Huijbers Milo van der Linden Edward Mac Gillavry Ad van der Meer Ferjan Ormeling Frans Rip Bladmanagement Motivation Office Support bv, Nijkerk
2 Geo-Info 2013-7
Inzenden kopij Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’. Advertentie-exploitatie Motivation Office Support Jan van de Vis Telefoon: 033 – 247 34 00 E-mail:
[email protected] Algemen e-mail:
[email protected] Advertentietarieven op aanvraag Vormgeving en druk VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl Abonnementen / inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap
wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal drie maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd. Abonnementsprijzen per jaar voor 2013 Persoonlijk lidmaatschap: € 59 incl. 6% btw Abonnement op Geo-Info: € 107 incl. 6% btw Organisatielidmaatschap: € 240 incl. 6% btw Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 33 (excl. 21% btw) en buiten Europa € 57 per jaar (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2 per jaar. © 2013. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur. ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)
2003
2013
In dit nummer ... ...en verder
4 Het Gebiedsmodel: productmodel voor een gebied
10 Van Kernnet naar Footprint
1 Redactioneel Geozomer 2 Agenda - Colofon 9 Column
Polder tools 18 Verslag Computers! Save as://erfgoed 20 Open Kaart Epidemische vormen Mazelen op de kaart 26 Verslag Opening Kadasterbalie bij Groninger archieven 28 Verslag Basismeting Stroe 1913: model bij eeuwfeest 33 Lezerspanel
15 Spelen met plannen De burger als planoloog
23 De ramp van Heikamp Historische kritiek op het Nederlandse kadasterstelsel
30 De Reünie ... ... van de jaren ‘91-’95 Geo-Info 2013-7 3
Hein Corstens
Het Gebiedsmodel: productmodel voor een gebied
Met BIM als voorbeeld de samenhang van een gebied opslaan Het concept van een BouwwerkInformatiemodel (een BIM) is toepasbaar op een gebied. Het resultaat daarvan noem ik een Gebiedsmodel. Onder een gebied versta ik in dit verband een campus, een wijk, een oefenterrein, een gebouw in zijn omgeving enz. Een Gebiedsmodel is dan een elektronisch model, waarin de relevante informatie van en voor de betrokken partijen en disciplines over een gebied eenduidig, eenmalig, objectgericht en integraal is opgeslagen. In een Gebiedsmodel wordt het gebied als een product gezien. Een Gebiedsmodel is dan ook een productmodel, toegepast op een gebied, net zo als een BIM (zie kader) een productmodel is voor een gebouw of een civieltechnisch object. Een Gebiedsmodel is een hulpmiddel voor doelmatige gebiedsontwikkeling en doelmatig gebiedsbeheer, informatiemanagement, communicatie, samenwerking en optimalisatie van kosten en kwaliteit. In dit artikel wordt een nadere toelichting gegeven op het concept van een Gebiedsmodel en worden enkele details nader uitgewerkt. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan de toe te passen gegevensstandaarden.
Gebiedsontwikkeling en gebiedsbeheer Samenhang in gebiedsontwikkeling en –beheer is een nobel streven. Daarmee wordt immers bereikt, dat als er ergens in de werkelijkheid of in een
Ik gebruik de term ‘Gebiedsmodel’. Immers, een gebied wordt gezien als een specialisatie van de term ‘product’ in ‘productmodel’. De term ‘bouwwerkinformatiemodel’ (‘BIM’) is in deze verwarrend, omdat een BIM een productmodel is van een gebouw. Bovendien wil ik de term ‘GebiedsInformatieModel’ (‘GIM’) bewaren voor het informatiemodel voor gebieden (naar analogie van IMGeo enz.).
4 Geo-Info 2013-7
ontwerp iets veranderd wordt, direct de consequenties van die verandering duidelijk worden. In dit verband zijn er vele voorbeelden te noemen: • Wijziging in vegetatie leidt tot een andere waterhuishouding. • Wijziging in bouwhoogten leidt tot meer of minder windhinder. • Wijziging in de bevolkingssamenstelling leidt tot verandering in verkeersgedrag en dat leidt weer tot verandering in de geluidsbelasting. • Toename van verkeer kan leiden tot geluidsoverlast. • Afstemming van de ontwikkeling en het beheer van ‘groen’, ‘grijs’ en ‘blauw’ leidt tot aanzienlijke kostenbesparing en kwaliteitsverbetering. • Voor bepaalde functies is een eenduidige en eenmalige opslag van groot belang, zoals voor safety en security. Voor gebiedsontwikkeling en gebiedsbeheer zijn er vele instrumenten, veelal gericht op één functie, zoals: • CAD-programma’s voor het tekenen van bestemmingsplannen. • GIS-programma’s voor de registratie en analyse van milieubelasting. • Programma’s voor de berekening van de grondexploitatie. Iedere oplossing brengt eigen gegevensverzamelingen met zich mee, waardoor de gegevenshuishouding gekenmerkt wordt door diversiteit, redundantie en inconsistenties. Dit ondanks de vele inspanningen die er de afgelopen jaren gepleegd zijn op
het gebied van integratie van de gegevensvoorziening op basis van standaarden. In de administratieve wereld is het al heel lang gemeengoed bepaalde kerngegevens eenmalig en eenduidig op te slaan in één (al dan niet gedistribueerde) database, zoals bijvoorbeeld een personeelsdatabase. Ik stel voor om deze methodiek toe te passen op gebieden teneinde tot de gewenste samenhang te komen. Dit als een vervolg op ontwikkelingen in de industrie en de bouw.
BIM Een BIM is een elektronisch model, waarin de relevante informatie van en voor de betrokken partijen en disciplines over een te ontwerpen, te bouwen en/of te beheren bouwwerk eenduidig, eenmalig, objectgericht en integraal is opgeslagen. BIM betekent Building Information Model, maar wordt ook wel gezien als ‘Building Information Modelling’, zijnde een op samenwerking gerichte activiteit. BIM is sterk in opkomst in de bouwwereld en wordt als bevorderlijk gezien voor een doelmatige ontwikkeling, informatiemanagement, communicatie, samenwerking en optimalisatie van kosten en kwaliteit. In het algemeen wordt uitgegaan van 3D als basis voor het BIM, hoewel in de praktijk nog veel details alleen in 2D uitgewerkt worden. Figuur 1 geeft een idee van een BIM: aan ieder detail is relevante informatie gekoppeld.
Productmodellen in de industrie Hoewel in de bouwwereld niet altijd de link gelegd wordt, is BIM in feite een
Figuur 1 - Een BIM (bron: Atelier PRO architecten).
toepassing van het werken met productmodellen ofwel Product Lifecycle Management (PLM), wat in de industrie al enkele decennia gebeurt. Belangrijk is daarbij de systematische decompositie van een product in deelproducten en elementen. Een productmodel bevat niet alleen 3D-modellen van het product en zijn samenstellende onderdelen, maar ook alle bijbehorende informatie (statusinformatie, documenten, enz.). Belangrijk doel is configuratiemanagement.
gerelateerde informatie in hun samenhang, goed bij te houden, zoals hiervoor werd toegelicht. Bij gebiedsontwikkeling is het van belang de status van alle onderdelen bij te houden inclusief die van de bijbehorende documenten. Naar analogie van de definitie van BIM definiëren we een Gebiedsmodel als
BIM is een toepassing van Product Lifecycle Management
Gebiedsmodel Waarom niet het concept productmodel toepassen op een gebied? Immers ook van een gebied is het belangrijk alle componenten en veranderingen daarin, alsmede de daaraan
Figuur 2 - Gebiedsmodel.
een elektronisch model, waarin de relevante informatie van en voor de betrokken partijen en disciplines over een te ontwerpen, te bouwen en/of te beheren gebied eendui-
dig, eenmalig, objectgericht en integraal is opgeslagen. Een gebied is in dit verband de ruimte die als projectie een aardoppervlak heeft met - om de gedachten te bepalen een oppervlakte van 1 à 1.000 ha. Toepassing van het concept Productmodel op gebieden leidt tot ‘virtueel ontwikkelen en beheren’. Daarbij ontwikkelen gebieden en Gebiedsmodellen zich parallel, zodat er een besturingsproces ingericht kan worden; men spreekt dan van ‘virtueel ontwikkelen en beheren’.
Praktijktoepassing In de periode eind 2012 – begin 2013 is door mij een verkennend onderzoek uitgevoerd in de gemeente Eindhoven naar de consequenties van BIM voor gemeenten. Eén aspect van dat onderzoek, dat deel uitmaakte van het programma van het Platform Virtueel Brabant van de provincie Noord-Brabant en de gemeenten Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch en Tilburg, betrof een nadere uitwerking van het concept Gebiedsmodel als oplossing voor geïntegreerde omgevingsinformatieuitwisseling bij BIM-projecten. Voor de volledige rapportage verwijzen we u naar de website van de Bouw Informatie Raad (http://www.bouwinformatieraad.nl/785). De toepassing betrof de bouw en verbouw van een school voor 350 leerlingen in 8100 m2 bvo op een kavel van 11.000 m2. In de praktijktoepassing is het BIM (zie ook figuur 1) gekoppeld aan diverse gemeentelijke bestanden betreffende de omgeving. Geo-Info 2013-7 5
aan de vigerende standaarden (Inspire, NEN 3610, GEMMA, BIM-standaarden). • Ondersteuning van Systems Engineering, de aangewezen ontwerpmethodiek voor bouwwerken en gebieden. De essentie is dat er permanent een relatie onderhouden wordt tussen functies, eisen en oplossingen. • Configuratiebeheer: workflow, vrijgave procedure, wijzigingsprocedures en versiebeheer. • Informatiefuncties: ondersteuning van visualisatie, import/export, zoeken, raadplegen, presenteren, rapporteren, koppeling met objecten in GIS- en CAD systemen. Figuur 3 - BIM Vakcollege in LOD2 3D-Stadsmodel Eindhoven.
Onder andere het 3D-stadsmodel van Eindhoven, dat gebaseerd is op het AHN2 en de BAG-pandenkaart (zie figuur 3). Het 3D-stadsmodel is een LOD2 model in CityGML en andere geo-formaten (ESRI file geodatabase, DGN). Het heeft een hoge precisie (<10 cm), maar bevat weinig semantiek. De rode elementen zijn gecompleteerde objecten van BAG-panden, de blauwe zijn overstekken.
Daarop kan ingezoomd worden en omgekeerd kan men vanuit het BIM uitzoomen om de omgeving te verkennen.
Een Gebiedsmodel bevat informatie over gebiedscomponenten in hun samenhang
Wat zijn nu de belangrijkste functies van In de praktijktoepassing werd geconclueen Gebiedsmodel? Welnu: deerd dat er enkele relevante bestanden aanwezig zijn, waarmee in 3D-ontwerpen • Vastlegging en bewaking van de structuur met bijbehorende problemen en oplossinvan het gebied door identificatie en definigen gevisualiseerd kunnen worden. Het is tie van de objecten en de relaties daartusechter nog maar een eerste stap tot een sen, met name decomposities (‘A is een omgeving, waarin alle relevante achterdeel van B’) en taxonomieën (‘A is een C’). grondinformatie met bijbehorende docuTopologische relaties kunnen deel uitmamenten opgevraagd kan worden, waarop ken van de structuur (bijvoorbeeld: ‘P is in analyses uitgevoerd kunnen worden, die Q’). De gegevensstructuur dient te voldoen vervolgens ingezet kunnen worden om alle participanten op het juiste moment van de juiste informatie te voorzien.
In figuur 4 is de gebiedsstructuur indicatief uitgewerkt als een samenstelling van de erin voorkomende elementen. Het is nadrukkelijk geen compleet model. Zo kan het bijvoorbeeld in voorkomende gevallen wenselijk zijn om tussen Gebouwen en Ruimten Verdiepingen op te nemen. Indicatief is de technologie aangegeven: op gebiedsniveau zal er voornamelijk met GIS gewerkt worden, op bouwwerkniveau met BIM. Daarnaast wordt er uiteraard op alle niveaus met CAD gewerkt. Er is een overlap te zien. De toekomst zal uitwijzen of die zal groeien of wellicht afnemen óf zal oplossen in een nieuwe technologie die zowel GIS als BIM omvat. Het Gebiedsmodel staat los hiervan: in de structuur worden referenties opgenomen aan alle relevante modellen. Zo ook bijvoorbeeld aan specifieke modellen voor de installaties. In de implementatie zal het mogelijk moeten zijn vanuit een gebied in GIS in te zoomen op een BIM en vice versa.
Functionaliteit Gebiedsmodel In mijn visie wordt in een Gebiedsmodel niet ieder detail bijgehouden, maar wordt eigenlijk alleen een STRUCTUUR vastgelegd, bestaande uit alle relevante objecten in het gebied en de relaties daartussen, waaraan vervolgens alle relevante informatie – details, ruimtelijke ontwerpen, documenten, e.a. – gekoppeld wordt. De elementen kunnen bestaan uit toegesneden modellen. Voor de gebouwde objecten zoals gebouwen, infrastructurele objecten en leidingen zijn dat BIM’s. Figuur 4 - Gebiedsstructuur met technologie-aanduiding. 6 Geo-Info 2013-7
In de verkenning is geëxperimenteerd met Projectwise van Bentley, dat echter slechts over een beperkt deel van de benodigde functionaliteit beschikt. Wel is het al mogelijk in een webomgeving relevante bestanden en documenten te delen op zodanige wijze dat externe partijen als waren het afdelingen van de gemeente kunnen deelnemen aan een ontwikkelproces. Om echter een Gebiedsmodel volledig te ondersteunen is verdere uitbreiding van de functionaliteit of inzet van andere tools, zoals een PLM-systeem, nodig. Ook zijn er uiteraard al bestaande oplossingen, waarvan gebruik gemaakt kan worden, zoals de Beheersystemen voor openbare ruimte, BORIS (gemeente Den Haag), Strategis Gebiedsontwikkelaar, Urban Strategy van TNO, ROgeo, e.a. Deze oplossingen zijn in het algemeen echter op een deel van de problematiek gericht en implementeren niet consequent een productstructuur met het bijbehorende configuratiemanagement.
Figuur 5 - Globaal Gebiedsinformatiemodel.
heeft CB-NL sowieso ook betrekking op de IMKL, IMLG, IMNAB, IMOOV, DBK, IMRO, omgeving van gebouwen en infrastructuur; UM Aequo en IMBOR i.o. zeker in de (zie www.bouwinformatieraad.nl/11). CB-NL uitwerking betrokken zullen worden. zal bij het Forum Standaardisatie worden In dit kader past vermelding van een project van Geonovum, semantische afstemGebiedsmodel en Standaarden ming van informatiemodellen en Inspire, In een Gebiedsmodel dienen gegevens volEr moet nog gericht op de totstandkoming van een gens een bepaalde structuur opgeslagen heel wat gebeuren publicatieomgeving met alle geo-semanen uitgewisseld te worden. In productmotiek van de objecten in alle standaarden. dellen wordt uitgegaan van een verzameaangeboden ter adoptie, zodat het voor Deze omgeving kan worden gebruikt ling objecten, die samenhangen door: publieke opdrachtgevers ook mogelijk (en voor harmonisatie, integratie en samen1. Compositie: object A is onderdeel verplicht) wordt om het gebruik van deze werking op semantiek tussen standaardvan object B, bijvoorbeeld een BOOM taal in de keten af te dwingen. beheerders, bronhouders en datagebruibehoort tot een LAAN. 2. Taxonomie: object C is een specialisatie Het uitgewerkte CB-NL zal gebaseerd zijn kers. Voorafgaande aan dit initiatief is in april 2013 een verkenning naar de semanvan object A, bijvoorbeeld een LINDE is op standaarden en wel: • bsDD: BuildingSmart Data Dictionary tische afstemming van IMGEO met sectoreen BOOM. (voorheen IFD: International Framemodellen verschenen met een analyse van work for Dictionaries), de standaard de verschillen tussen objectdefinities in de In het BIM-domein is op initiatief van de voor objectenbibliotheken; verschillende domeinen. Het is van groot Bouw Informatie Raad een zogenaamde • IFC (Industry Foundation Classes), de belang deze verschillen op te lossen dan Conceptenbibliotheek in ontwikkeling: open standaard voor de (3D-)geografie wel expliciet te modelleren en dus is dit CB-NL. CB-NL is in feite een gegevensen topologie in BIM; project ook van groot belang als conditie woordenboek, waarin alle voor de bouw voor adequate Gebiedsmodellering. relevante objecten gedefinieerd en in • COINS (op Systems Engineering geba• NEN 2767. Deze norm geeft een decomonderlinge samenhang geplaatst worden seerde systematiek voor de toepassing positie van infrastructurele werken, met volgens de bovenbeschreven relaties. van BIM in bouwprojecten en om bouwinname ten behoeve van inspecties. Daarnaast worden relaties gelegd met formatie uit te wisselen en te beheren); • CityGML (OGC standaard voor 3D-geodocumenten, worden (definiërende) eigen- • INSPIRE (Europese Richtlijn ruimtelijke grafische informatie). schappen van de objecten gespecificeerd informatie en milieu-informatie): voor en worden ook relaties tussen termen wat betreft netwerken en voor de Neder- Belangrijk is dat er internationaal initiatiebeschreven (zoals synoniemen en homolandse uitwerking in het Basismodel Geo- ven zijn tot afstemming van standaarden zoals de MoU OGC-BuidingSmart over BIMniemen). CB-NL is een referentiemodel voor informatie (NEN 3610) en de relevante GIS en de Roadmap BS-OGC voor Infra. objectenbibliotheken en productencasectormodellen. Met name worden talogi. Voorgesteld wordt om voor de genoemd: IMGeo en RioNed, maar aanHet Gebiedsmodel kan gezien worden als gestructureerde opslag van het Gebiedsgenomen mag worden dat de relevante model hierop aan te sluiten (overigens delen van IMBAG, IMKAD, IM101, IMKICH, een instantiatie van een GebiedsInformaGeo-Info 2013-7 7
tieModel. De kern daarvan kan wellicht als een nadere specificatie van CB-NL gezien worden (eventueel aangevuld met elementen die niet in CB-NL zijn opgenomen), welke kern de relevante sectormodellen integreert. In het GebiedsInformatieModel dienen echter ook functies, activiteiten en documenten (c.q. content) gemodelleerd te worden. De uitwerking van dat model bewaar ik voor een volgend artikel. Als men het Gebiedsmodel wil inbedden in de gemeentelijke informatie-infrastructuur dient rekening gehouden te worden met: • RSGB: Referentiemodel Stelsel van Gemeentelijke Basisgegevens, een basis voor de gemeentelijke basisgegevens, gebaseerd op de gemeentelijke referentie-architectuur (GEMMA) en op de landelijke basisregistraties voor personen, gebouwen en adressen, bedrijven, topografie, enz. • RGBZ: Referentiemodel Gemeentelijke Basisgegevens Zaken. Ook de relatie van zaken met documenten wordt in het RGBZ gemodelleerd.
In figuur 5 is een globaal objectmodel weergegeven als basis voor een uitgewerkt gegevensmodel voor het Gebiedsmodel.
Product Life Cycle Management als begrip is - net zoals dat voor de bouw is gebeurd met als resultaat BIM - toe te passen op gebieden, met als resultaat GebiedsmoGebiedsInformatieModel dellen. Er moeten nog heel wat inspanDe gebiedsstructuur is in dit model vastningen verricht worden voordat het eerste gelegd als een structuur van objecten, in integrale Gebiedsmodel dat echt een Systems Breakdown Structure (SBS). die naam mag dragen, gerealiseerd is: Deze moet voldoen aan relevante standaarden, zoals NEN 3610 en CB-NL. Aan objecten inspanningen op de gebieden standaardiworden eisen gesteld, die vastgelegd worden satie, gegevensmodellering, ontwikkeling van applicaties en services, mobilisatie in een Requirements Breakdown Structure van data, procesinrichting en toepassing (RBS). Om het ontwikkelen en beheren van objecten mogelijk te maken, zijn er activitei- in de praktijk. Op basis van wat er is, kunten, geordend in een Work Breakdown Struc- nen niettemin behoorlijke oplossingen ontwikkeld worden. ture (WBS). Gebiedsobjecten kunnen in de gemeentelijke context gerelateerd worden aan het RSGB (Referentie Stelsel Gemeentelijke Basisgegevens) via de klasse Benoemd Object. Op analoge wijze worden activiteiten via de klasse Zaak gerelateerd aan het RGBZ (Referentiemodel Gemeentelijke Basisgegevens Zaken). Documenten moeten passen Hein Corstens, in de toepasselijke standaarden zoals IDM CORSTENS informatie-architectuur, is te bereiken via (Information Delivery Manual).
[email protected]
end
rlegg Grensve
n
re vergade
Bij GeoFort is heel veel mogelijk. Of u nu met 5 of 150 personen bent, GeoFort heeft voor alles een pakket op maat. Elk arrangement is aan te vullen, uit te breiden of te voorzien van uw wensen en eisen! Laat u betoveren door de wereld van X,Y,Z op ons mooie fort.
Kijk voor het zakelijke aanbod op www.geofort.nl/zakelijk GeoFort | Nieuwe Steeg 74 | 4147KG Herwijnen | 0345- 630480 |
[email protected] | www.geofort.nl
8 Geo-Info 2013-7
Conclusie
Poldertools ’S-HERTOGENBOSCH “Hier plaatsen we een windmolenpark!” Enthousiast trekt de ontwerper een gele lijn op de Maptable ongeveer tien kilometer uit de kust. “Je moet het vlak wel sluiten”, wordt er geroepen. De ontwerper kijkt enigszins hulpeloos om zich heen. De moderator schiet snel te hulp en sluit vakkundig het vlak. Met licht triomfantelijke lach stapt hij achteruit. Bovenop het strak gespannen snoer. De stekker schiet uit het stopcontact en het beeld op de Maptable dooft. WAGENINGEN “Volgens mij moet dat vlak ook groen”, roept de student betrokken. Glimlachend voert de moderator de aanwijzing uit. Met een paar klikken worden de verschillen en overeenkomsten over de opvatting wat natuur in Europa is op een kaart getoond. “Ik kan het ook in een histogram laten zien”, biedt de moderator bereidwillig aan. De studenten luisteren niet meer, er ontspint zich een intensieve discussie over de getoonde verschillen op de kaart. Plotseling loeit de sirene. Brandalarm. Het debat verstomt en de studenten lopen al grappend naar de uitgang van Atlas. De hierboven geschetste situaties zijn twee sfeerimpressies van “polder tools” in ontwikkeling waar ik bij aanwezig was. In het eerste voorbeeld wordt een Maptable gebruikt in het kader van DENVIS. DENVIS staat voor “Delta ENVisioning Support” en is een systeem met bijbehorende aanpak in ontwikkeling binnen het NWO onderzoeksproject Integrale Planning en Ontwerp in de Delta. Binnen dit project werken een groot aantal partijen samen om tot een vernieuwende aanpak en instrumenten te komen voor planning in de delta. Belangrijke kenmerken van deltagebieden zijn hun hoge dynamiek, veelheid van actoren, onderlinge afhankelijkheid tussen actoren en hun open karakter. We kunnen delta’s op grond van deze kenmerken als een complex adaptief systeem typeren. Planning binnen zo’n complex adaptief systeem kan alleen goed plaatsvinden door intensieve interactie tussen alle actoren. Het op basis van geo-informatietechnologie ontwikkelde DENVIS is hierbij een handig hulpmiddel. In het tweede voorbeeld wordt een experimentele toepassing van QUICKSCAN beschreven. QUICKSCAN is een door Alterra ontwikkelde tool voor het ondersteunen van het debat over ruimtelijke vraagstukken. Het systeem bevat een grote diversiteit aan ruimtelijke informatie en eenvoudige hulpmiddelen om de deelnemers te ondersteunen bij het voeren van hun discussies. De gevolgen van de door de groep gemaakte keuzes worden door het systeem transparant zichtbaar gemaakt. QUICKSAN is ontwikkeld in nauwe samenwerking met het Europees Milieuagentschap (EEA) in Kopenhagen. Het EEA wilde een gereedschap dat interactie tussen wetenschap en beleid ondersteunt en het debat tussen beleidsmakers faciliteert.
Waarom haal ik in deze column deze twee voorbeelden aan? Deze illustreren fraai een verandering in het gebruik en rol van geo-informatie binnen onze samenleving. Deze verandering is al een tijdje gaande en zou ik kort willen omschrijven als een verschuiving van informatievoorziening naar discussieondersteuning. Om deze verandering te duiden is het goed om even met zevenmijlslaarzen door onze geo-historie heen te gaan. Twee hoofdtrends zijn daarbij zichtbaar. De eerst trend is die van data via informatie naar kennis. Van oudsher zijn we als vakgebied vooral op het inwinnen van data gericht. We leveren grondstoffen waar anderen hun voordeel mee konden doen. Door de opkomst van Geografische Informatie Systemen (GIS) in de jaren 80 van de vorige eeuw hebben we analysemogelijkheden aan ons vakgebied toegevoegd en zijn we een bijdrage gaan leveren aan de informatievoorziening. In ons enthousiasme om door te breken in de data-informatie-kennis piramide gingen we ons in de jaren 90 van de vorige eeuw ook richten op de ontwikkeling van ruimtelijke kennissystemen voor beleidsmakers. De zogenaamde “Spatial Decision Support Systems”. Dat bleek te hoog gegrepen. Er zijn er veel ontwikkeld, weinig worden er echt gebruikt. Onze positivistische en rationalistische kijk op de rol van kennis bleek niet overeen te komen met de praktijk van (ruimtelijke) besluitvorming waarin ook draagvlak, macht en emotie een belangrijke rol spelen. De tweede trend die ik zie, is die van projectgericht GIS naar infrastructuurontwikkeling. Zeg maar de opkomst van geo-informatie infrastructuren sinds het begin van deze eeuw. Met INSPIRE als Europees kader. Bij deze ontwikkeling gaat het in de huidige fase er vooral om, om ruimtelijke data te harmoniseren en als een infrastructuur aan de samenleving ter beschikking te stellen.
Arnold Bregt
Column
Bij de ontwikkeling van de poldertools komen deze twee trends bij elkaar. Beide tools maken gebruik van de data die op dit moment via de geo-informatie infrastructuur wordt aangeboden. De ervaringen uit beide projecten laten zien dat de data niet door de eindgebruikers kan worden klaargezet, maar dat een geo-specialist snel een rijk informatie-aanbod kan klaarzetten. Daarnaast hebben we geleerd van onze fouten uit het verleden, waarbij we dachten dat we de besluitvorming konden moduleren. De poldertools laten de discussies over aan de actoren die betrokken zijn en faciliteren deze intensief. Dat is een mooie rol voor ons vakgebied: De samenleving ondersteunen met data, informatie en tools om tot een betere inrichting van onze ruimte te komen. Die rol hadden we al in het verleden en kunnen we nu met onze poldertools met veel elan voorzetten......en ik zie mogelijkheden voor een nieuw polder-exportproduct.
Arnold Bregt, Hoogleraar Geo-informatiekunde, Wageningen Universiteit (
[email protected])
Geo-Info 2013-7 9
Gé Lobé
Van Kernnet naar Footprint Het in stand houden van de geometrische infrastructuur (de Rijksdriehoeksmeting) in Nederland is een wettelijke taak van het Kadaster. Eind jaren 80 van de vorige eeuw is, in verband met het opkomende gebruik van GPS voor plaatsbepaling, een begin gemaakt met de realisatie van het GPS-kernnet. Deze kernnetpunten liggen ter hoogte van het maaiveld met de horizon rondom vrij van obstakels en zijn daardoor bij uitstek geschikt voor het meten met GNSS. Dit in tegenstelling tot de klassieke RD-punten, zoals torens en RD-stenen in het bos. Het kernnet wordt hoofdzakelijk gebruikt als referentie voor landmeters en als referentie voor kwaliteitsmeting van Real-time GNSS-netwerken. Het volledige GPS-kernnet van ruim 400 punten is gerealiseerd in 1997, maar de weg naar minder punten is ingezet: op weg naar Footprint. korte meettijden, ook real-time, naar omligMet de huidige permanente referentienetgende kernnetpunten kon meten. werken, waar GNSS-apparatuur continu waarnemingen verzamelt, is het bepalen van een punt in coördinaten met een nauwkeurigheid van 1 à 2 cm in ligging en 3 cm in hoogte vrij eenvoudig binnen enkele minuten te realiseren. Deze nauwkeurigheid kan zelfs oplopen tot enkele millimeters als er langer, enkele dagen, op het punt wordt gemeten. Het gevolg hiervan is dat bijna overal (wereldwijd) de noodzaak van het gebruik van vaste punten sterk afneemt. Het blijft echter belangrijk dat er een net bestaat van duurzame en goed gefundeerde vaste punten die met hoge nauwkeurigheid zijn bepaald. Dat kunnen er aanzienlijk minder zijn dan het huidige aantal kernnetpunten, mede omdat de huidige techniek het mogelijk maakt om eenvoudig en met hoge nauwkeurigheid punten te bepalen over grote afstanden.
Figuur 1 - Oorspronkelijke bepaling kernnetpunt.
Aansluiting van de GPSkernnetpunten aan RD
De RD-coördinaten van de kernnetpunten werden door de RD bepaald door basislijnen te meten met twee GPS-ontvangers tussen het kernnetpunt en minimaal 3 rondom liggende RD-aansluitpunten Totstandkoming GNSS-kernnet (figuur 1). Deze RD-punten, zoals torens Omdat het gebruik van GPS in de landmeet- en RD-stenen in het bos, waren niet direct kunde een veelbelovende ontwikkeling was, geschikt voor GPS-metingen en er werd in de nabijheid van het RD-punt een heeft de Rijksdriehoeksmeting (RD) eind geschikte plek gezocht om met GPS te jaren 80 besloten om geheel Nederland te kunnen meten. Het meten beperkte zich voorzien van punten waar de landmeter niet alleen tot GPS-metingen, maar er zijn GPS-ontvanger gemakkelijk boven kon waren vaak ook grote centreringen (lokale opstellen. De RD heeft in 1987 een begin gemaakt met de aanleg van het GPS-kernnet. driehoeksmetingen) noodzakelijk om de De onderlinge afstand van de kernnetpunten GPS-opstelling te kunnen koppelen aan was gepland op 10 tot 15 km. Deze afstanden het RD-punt. Daarnaast waren er ook nog waterpassingen nodig om van minimaal waren zo gekozen dat een gebruiker met 10 Geo-Info 2013-7
3 GPS-opstellingen de NAP-hoogtes te bepalen.
Koppeling ETRS89 met RD,NAP (Neref/Mareo campagnes) Tijdens de opbouw van het GPS-kernnet zijn in 1990, 1991 en 1994 enkele grote GPSmeetcampagnes [1] uitgevoerd, met als doel ETRS-89 (het Europese coördinatensysteem,
RD-punten nu gratis beschikbaar U kunt nu gratis de coördinaten van de RD-punten raadplegen via https://rdinfo.kadaster.nl. Informatie over de RD-punten is sinds 1 januari 2013 ook als geodataset gratis beschikbaar. Deze informatie kunt u vinden via http://www.pdok.nl. U kunt hier gebruik maken van de datasets ‘RDinfo_punten’ en ‘RDinfo_stations’. RDinfo-punten Deze dataset bevat uitsluitend informatie over het object en/of het adres van het RD-punt. RDinfo-stations Deze dataset bevat informatie van alle meetpunten en de bijbehorende coördinaten die behoren tot de verzameling van een RD-punt (binnen een straal van ongeveer 200 meter).
naar ondergrondse merken van het NAP. Uit de voorlopige resultaten van deze NEREF-berekeningen zijn transformatieparameters tussen RD/NAP en ETRS-89 berekend voor Nederland. Deze transformatieparameters staan vermeld in de Handleiding Technische werkzaamheden 1996 van het Kadaster (HTW1996).
Aansluiting GPS-kernnetpunten aan ETRS-89 (RDNAPTRANSTM)
Figuur 2.
breedte, lengte en ellipsoïdische hoogte) te kunnen verbinden met RD (X,Y) en NAP (H). In deze campagnes werden ook peilmeetstations (MAREO-punten, van mareograph: peilschaal) langs de Nederlandse kust betrokken. Dit laatste om te kunnen onderzoeken in hoeverre GPS-metingen een bijdrage kunnen leveren aan de meting van de zeespiegelvariatie in combinatie met bodemdaling. Voornoemde activiteiten vonden plaats in het kader van NEREF (NEtherlands REference Frame) en werden uitgevoerd onder auspiciën van de Subcommissie Geometrische Infrastructuur van de Nederlandse Commissie voor Geodesie (NCG). Deze meetcampagnes maakten gebruik van vier zogenaamd EUREF-punten (European Reference Frame) in Nederland, onze huidige AGRS-stations (Actief GNSS Referentie Systeem) en daarnaast nog negen zogenaamde NEREF-punten (Netherlands Reference Frame) (figuur 2). Voor een goede aansluiting aan RD werden de NEREF-punten verbonden met omlig-
gende 1e-orde RD-punten, de toenmalige basis voor het coördinatenstelsel van de RD. Voor een goede verbinding met het NAP werden waterpassingen uitgevoerd
In 1997 zijn alle kernnetpunten in een landsdekkend netwerk (figuur 3) met behulp van GPS-basislijnen gekoppeld aan de eerder noemde NEREF-punten en de AGRS-stations. Hierdoor kregen we van alle kernnetpunten goede ETRS-89 coördinaten. Na transformatie van deze ETRS-89 coördinaten van de GPS-kernnetpunten naar RD en NAP, werden de verschillen bepaald tussen de oorspronkelijke RD-coördinaten van de kernnetpunten met die van na de transformatie. De verschilvectoren (figuur 3) tussen beide sets coördinaten geven goed de vervorming weer van het bestaande RDpuntennet. Deze werd voorheen niet opgemerkt, omdat ze kleiner waren dan de ruis in de metingen. Op basis van deze verschilvectoren is het RD-correctiegrid berekend. Samen met de transformatieparameters en dit RD-correctiegrid is nu de omrekening van ETRS-89 naar RD met centimeternauwkeurigheid mogelijk. Aangevuld met een geoïdemodel ten behoeve van de NAPhoogte, staat deze transformatieprocedure bekend als RDNAPTRANSTM.
Figuur 3 - Kernnet 1997 en verschilvectoren.
Geo-Info 2013-7 11
Verzekering kernnetpunten De meeste kernnetpunten zijn verzekerd met een speciale kernnetbout (figuur 4). Deze kernnetbout heeft een bolle bovenzijde voor de waterpasbaak, dus de hoogte en een gaatje in het midden ten behoeve van de markering van de X,Y.
Figuur 4 - Kernnetbout.
Figuur 6 - Voorbeelden kernnetpunt.
De verschillende verzekeringswijze van de kernnetpunten (figuur 6) zijn als volgt: • RD-steen (kernnetbout in ingegraven betonnen zuil van 1 meter hoog en 20 cm in het vierkant. • R.V.S. grondanker (roestvast stalen stang (figuur 5) van ongeveer 1,2 m; in de grond gedraaid met daarboven een putje met deksel en rondom het putje een vierkante tegel). • kernnetbout in het betonnen gedeelte van landhoofden van viaducten en bruggen, betonplaten, stuwen, putten en duikers.
Figuur 5 - Grondanker.
12 Geo-Info 2013-7
zoveel (426) punten moet blijven bestaan (1 kernnetpunt per 10 km) en we de jaarlijkse bijhoudingscyclus van de kernnetpunten moeten handhaven. Deze jaarlijkse bijhouding is een arbeidsintensief proces. Als we met minder punten toekunnen, zullen de kosten voor de bijhouding ook minder worden. Dat er nog vaste punten moeten blijven bestaan en onderhouden moeten worden, blijft noodzakelijk. Er zal altijd iets moeten overblijven waar we op terug kunnen vallen. GNSS blijft kwetsbaar en is gemakkelijk te verstoren.
Hoeveel punten moeten er dan nog overblijven? Om dit goed te kunnen onderzoeken, is er ook gekeken naar de puntdichtheid in Afname van het gebruik de ons omringende landen. Uit rapporten van vaste punten van die landen konden de volgende eensluiDe afname van het gebruik van vaste punten is al ingezet. In 2002 is al gestopt met het dende conclusies worden getrokken. onderhoud van de “klassieke” RD-punten, de torens. Nu is het moment aangebroken om • Onderhoud van de klassieke vaste het huidige kernnet eens kritisch te bekijken. punten is nihil. Een klantenenquête uit 2003 laat zien dat de • Passieve GNSS-punten worden incidenhelft van de abonnees op de RD-publicatie teel onderhouden. gebruik maakt van GNSS-referentienetwer• Wel behoefte aan een netwerk van ken en de verwachting werd al uitgesproken duurzame en goed gefundeerde vaste dat dit binnen vijf jaar zou stijgen naar 90%. punten die met hoge nauwkeurigheid Een klantenenquête uit 2007 laat al zien dat zijn bepaald. het gebruik van GNSS-referentienetwerken is toegenomen tot 100%. Omdat ook de De verdichtingafstand van de passieve noodzaak van het gebruik van kernnetpun- GNSS-punten in de ons omringende lanten daardoor afneemt, is de voor de hand den en Nederland (kernnet en footprint) liggende vraag of het kernnet nog steeds uit zijn in tabel 1 weergegeven.
Land
Aantal punten
[2] Totale land oppervlak in km2
Km2/punt
Verdichtingafstand
Nederland huidige Kernnet
426
37354
87,7
9,4
Nederland nieuwe Footprint
105
37354
355,8
18,9
United Kingdom
900
242900
269,9
16,4
Duitsland
250
357114
1428,5
37,8
4200
30528
7,3
2,7
620
43094
69,5
8,3
België Denemarken
• Het kernnetpunt moet minimaal drie keer gemeten zijn. • Minimaal twee punten overhouden op een Waddeneiland (op Schiermonnikoog komt nog een punt). • Deze selectie van nauwkeurig bepaalde, stabiele punten noemen we in het vervolg de footprint.
De stabiliteit van de kernnetpunten Stabiele punten vormen een belangrijk onderdeel van voornoemde aandachtspunten. De kenmerkende kwaliteit, namelijk standaardafwijking één centimeter voor de afzonderlijke horizontale componenten en drie centimeter voor de hoogte [3], is het minimale niveau dat een gebruiker mag verwachten van GNSS-kernnetpunten. In de bestaande bijhoudingscyclus zijn regelmatig de coördinaten opnieuw bepaald om de kenmerkende kwaliteit te borgen. De coördinatenverschillen tussen de coördinatensets uit de bijhoudingsmetingen zijn in veel gevallen kleiner dan op
Tabel 1.
Onderzoek bijhouding kernnet
• De berekende standaardafwijking van elke set coördinaten van het te kiezen footprintpunt moet in ieder geval voldoen aan de kenmerkende kwaliteit van het kernnet en minimaal gelijk of kleiner zijn dan de gemiddelde Variant 1: Een lagere bijhoudingsfrequenberekende standaardafwijking van alle tie van het kernnet. kernnetpunten samen. De kenmerAantrekkelijk voor de korte termijn en kende kwaliteit is het minimale niveau vereist de minste voorbereiding. dat een gebruiker mag verwachten. Variant 2: Minder kernnetpunten. De actuele kwaliteit moet tenminste Aantrekkelijk voor de lange termijn. Vergelijk of beter zijn. eist echter een goede voorbereiding bij de keuze van de punten. Hoe gaan we nu verder met de bijhouding van het kernnet? Allereerst zijn er twee varianten nader onderzocht.
Er is uiteindelijk gekozen voor variant 2, minder kernnetpunten en met een lagere bijhoudingsfrequentie (gedeeltelijk uit variant 1). Het Kadaster is van mening dat vanuit de wettelijke taak tot het beheer van RD-punten en onderhoud van een stelsel van kernnetpunten en haar verantwoordelijkheid van de bijhouding van een geometrische infrastructuur, voor een oplossing gekozen moet worden die toekomstbestendig is, gebruikers de vereiste betrouwbaarheid en zekerheid geeft en leidt tot een efficiënte situatie die past bij het huidige gebruik. De volgende aandachtspunten zijn opgesteld voor de verdere uitwerking van deze keuze:
Gemiddelde standaardafwijking
Soort/Aantal kernnetpunten
σXrd
σYrd
Σh (ell.)
Gehele kernnet (426)
0,006 m
0,006 m
0,018 m
“Onstabiele” kernnetpunten (87)
0,011 m
0,010 m
0,024 m
“Stabiele” kernnetpunten (339)
0,005 m
0,005 m
0,017 m
Footprintpunten (105)
0,005 m
0,005 m
0,016 m
Tabel 2 - Standaardafwijking van de verschillende coördinatensets, respectievelijk voor X,Y in RD en h in ETRS89.
Aantal malen gemeten
Aantal punten totale kernnet
1
2
2
2
3
6
4
5
5
11
6
22
4
41
14
60
14
180
47
80
23
17
2
8,5
8,7
• Het aantal nog te onderhouden kernnet 7 punten terugbrengen naar ongeveer 8 100 stuks (verdichtingafstand ong. 20 km) 9 gelijkmatig verdeeld over Nederland. 10 • Duurzame en goed gefundeerde vaste punten hebben de voorkeur. 11 • Van de stabiele punten hebben bouten Gemiddeld aantal malen in landhoofden van viaducten en gemeten bruggen en andere goed gefundeerde objecten de voorkeur. Tabel 3 - Aantal malen gemeten.
Aantal punten footprint
1
Geo-Info 2013-7 13
basis van de kenmerkende kwaliteit zou mogen. GNSS-kernnetpunten waarvan de standaardafwijkingen van de coördinatensets uit de bijhoudingsmetingen kleiner of gelijk zijn aan de kenmerkende kwaliteit worden als stabiel geclassificeerd. Van de 426 kernnetpunten zijn de standaardafwijkingen berekend van elke coördinatenset per kernnetpunt. Tabel 2 geeft in de bovenste rij de standaardafwijking van het gehele GNSS-kernnet. Elke kernnetpunt is gemiddeld 8,5 keer gemeten (tabel 3). Van de 426 GNSS-kernnetpunten zijn 87 punten niet als stabiel geclassificeerd. In de overzichtskaart (figuur 7) zijn deze weergegeven met een rode driehoek.
Footprint 2013 Uit de stabiele kernnetpunten zijn volgens de eerder beschreven criteria 105 footprintpunten geselecteerd. Van de 105 gekozen footprintpunten is bijna 70% negen tot elf maal gecontroleerd (tabel 3 laatste kolom en figuur 8). De standaardafwijking van deze geselecteerde punten is bijna twee keer zo goed als de gespecificeerde kenmerkende kwaliteit (laatste rij tabel 2). De footprintpunten liggen verspreid over Nederland
Figuur 7 - Kernnet 2012.
met een onderlinge ligging van ongeveer 20 km (figuur 8). Bij de selectie is ook rekening gehouden met het aantal malen dat een kernnetpunt is gemeten. Door de hoge sta-
biliteit van de footprintpunten is besloten de bijhoudingsfrequentie te verlagen naar minimaal een keer per vijf jaar. Alle overige kernnetpunten zullen na 2013 niet meer als kernnetpunt worden gepubliceerd, maar als gewoon RD-punt. Ze zullen ook niet meer worden opgenomen in de bijhoudingscyclus van de RD en het NAP. Reacties op dit onderwerp kunt u sturen naar
[email protected]
Links 1. “De NEREF-campagnes 1990, 1991 en 1994” door G.B.M. Brand, J. van Buren, H. van der Marel en R.E. Molendijk. 2. Bron: World Statistic Pocketbook 2011 United Nations, New York, 2012. 3. De geodetische referentiestelsels van Nederland, van Arnoud de Bruijne, Joop van Buren, Anton Kösters, Hans van der Marel.
Gé Lobé Gé Lobé is Senior Adviseur bij de Rijksdriehoeksmeting. Eén van zijn taken is het beheer en onderhoud van het AGRS, NETPOS en het GNSS-kernnet, het beheer van de database en de publicatie van de RD-punten en het Figuur 8 - Overzicht footprint en aantal malen gemeten.
14 Geo-Info 2013-7
beheer van het RD-archief.
Artikel
Michiel Prak
Spelen met plannen De burger als planoloog In ruimtelijke ordeningsprocessen hebben overheden soms moeite belanghebbende burgers op tijd te betrekken. Vertraging, planschadeclaims of rechtszaken zijn dan het gevolg. In samenwerking met de Provincie Gelderland ontwikkelde Michiel Prak de serious game FabrieksPlanner, te spelen op het GeoFort te Asperen. In dit artikel doet hij verslag van de ontwikkeling en zijn onderzoek. De volledige versie van zijn verslag is te vinden op de website van Geo-Info. Op een kille dag trokken zo’n 500 bezoekers eerder dit jaar naar het GeoFort om spelenderwijs kennis te maken met oude en nieuwe technieken in de geografie, kartografie en navigatie. Eén van de activiteiten waar bezoekers aan
konden deelnemen, was de serious game FabrieksPlanner. In dit spel worden spelers in de schoenen geplaatst van een planoloog. Aan de hand van verschillende kaarten moeten zij een geschikte locatie zoeken voor het
bouwen van een fabriek. De problemen waar ruimtelijk vraagstukken in de realiteit vaak mee worden geconfronteerd, worden mooi geïllustreerd wanneer een jongen en zijn vader samen het spel spelen. De jongen suggereert om de fabriek zo dicht
Kinderen en hun vader spelen FabrieksPlanner op de touchtable op het GeoFort.
Geo-Info 2013-7 15
frustratie bij beide partijen en kan negatieve gevolgen hebben voor het verloop van het planningsproces. Het kan het proces bijvoorbeeld vertraging oplopen, of het kan leiden tot planschadeclaims, rechtszaken, etc. Het is dus van belang dat de interactie tussen overheid en burgers binnen de ruimtelijke ordening zo goed mogelijk verloopt. Om deze interactie te bevorderen, zijn in het spel FabrieksPlanner elementen samengevoegd uit de domeinen Public Participation GIS en serious games.
geschikte locaties gevonden moeten worden voor de ontwikkeling van industrie in de uiterwaarden van de Waal. Om spelers bewust te maken van wat er zoal komt kijken bij een dergelijke ruimtelijke opgave krijgen zij de opdracht om de meest geschikte locatie te zoeken voor het plaatsen van een nieuwe fabriek op basis van bestaand beleid. De vijf beleidsthema’s waarmee spelers worden Net zoals de jongen en zijn vader op het geconfronteerd zijn: natuur, landschap, GeoFort, hebben alle partijen die betrokcultuurhistorie, bereikbaarheid en recreken zijn bij ruimtelijke ordeningsprocesatie. sen elk hun eigen ideeën en opvattingen De vijf beleidsthema’s worden aan de over de gewenste oplossing voor een speler beschikbaar gesteld in de vorm van ruimtelijk vraagstuk. Eén van de belangCasus kaarten. Zo bevat het thema recreatie een hebbende partijen in het proces zijn Omdat het spel vooralsnog alleen op het kaart waarop de fietsknooppuntroutes burgers die wonen in of rond het betrefGeoFort gespeeld wordt, is een casus fende gebied. Overheden hebben soms gebruikt die zich in die omgeving afspeelt, en stiltegebieden in de regio zijn weergegeven (afbeelding 2A). Bij de kaarten moeite om deze burgers te betrekken bij het programma WaalWeelde West. Deze ruimtelijke planvorming. Dit kan leiden tot opgave houdt in dat in het projectgebied is een korte toelichting beschikbaar met mogelijk bij de oprit van een snelweg te bouwen. Hierdoor staat de fabriek echter ook in een beschermd natuurgebied. De vader geeft aan dat hij dat geen goed idee vindt, waarop de jongen antwoordt: “Maar het is maar een klein stukje natuur, pap. En anders leggen we die natuur toch gewoon wat verderop?”
Spelverloop 2A: De vijf beleidsthema’s en een stuk van de kaart van Recreatie met bijbehorende legenda. 2B: Een korte toelichting over het beleid en de inhoud van de kaarten. 2C: De speler kiest een locatie (de rode stip) op basis van de beschikbare informatie. 2D: De scores voor de vijf thema’s voor de gekozen locatie en de feedback voor de score van recreatie.
16 Geo-Info 2013-7
tarium dat vanuit deze participatiewens is ontstaan wordt Public Participation GIS genoemd. Public Participation GIS (PPGIS) geeft Op basis van de beschikbare kaarten kiest mensen met weinig kennis van GIS de mogelijkheid om eenvoudig ruimtelijke de speler een locatie die volgens hem of informatie te delen en inzichtelijk te haar geschikt is vanuit het oogpunt van maken. Hoewel Public Participation GIS de verschillende beleidsthema’s (afbeelvele vormen kent, wordt de basis gevormd ding 2C). door software met een aantal basisfuncties van een GIS. Gebruiksgemak en Wanneer de speler de locatie heeft toegankelijkheid zijn de uitgangspunten bepaald, wordt de geschiktheid van de locatiekeuze voor de beleidsthema’s uitge- bij de ontwikkeling van een PPGIS (Sieber, 2006). PPGIS biedt zo een platform voor drukt in een score. De score loopt van 0 het voeren van discussies tussen deskuntot 10 (waarbij 10 staat voor een optimale digen van verschillende disciplines binnen locatie) en wordt weergegeven door een het planvormingsproces. Dezelfde karakbalkje dat volloopt naargelang de score teristieken maken PPGIS ook geschikt om hoger is. De scores corresponderen met burgers te betrekken bij dat ruimtelijke de beschikbare toelichting bij de kaarplanvormingsproces. ten. Bij elk thema kan feedback worden opgevraagd die inzicht geeft in de achtergrond van de score. Op basis daarvan Serious Games kan de speler de locatiekeuze wijzigen en Burgers vormen een bijzondere partij binzodoende optimaliseren (afbeelding 2D). nen de ruimtelijke ordening. Zij hebben meestal een emotionele band met het Spelers moeten de informatie van de gebied en vaak minder inhoudelijke kenkaarten combineren met de toelichting nis over bijvoorbeeld de geldende wet- en over het bijbehorende beleid om de regelgeving. Om burgers beter te betrekopdracht van het spel goed uit te kunnen ken bij ruimtelijke ordeningsprocessen is voeren. Zo krijgen zij spelenderwijs inzicht het belangrijk dat die inhoudelijk kennis in dilemma’s en keuzemogelijkheden die laagdrempelig wordt aangevuld. Dit betespelen bij het ruimtelijke vraagstuk en kent dat burgers tijd en moeite moeten worden ze meer betrokken bij het planinvesteren om deskundig inzicht te krijgen ningsproces. Dat is van belang aangezien in de huidige situatie en de gevolgen van burgers een belangrijke rol spelen in de ruimtelijke ingrepen. ruimtelijke planning. Alle stappen in het spel, van gebiedskeuze Juist die investering van tijd en moeite tot scores, zijn ontwikkeld in nauwe samen- blijkt het grootste obstakel dat burgers werking met de provincie Gelderland. weerhoudt van actieve deelname in het ruimtelijke planningsproces. De ‘baten’ die kunnen worden gehaald door het opdoen Public Participation van die kennis – namelijk een stem in De FabrieksPlanner sluit aan bij recente veranderingen in de Nederlandse praktijk het ruimtelijke ordeningsproces – wegen van ruimtelijke ordening en de rol van ver- veelal niet op tegen de ‘lasten’ (Krek, 2005). schillende belanghebbenden daarin. Waar Het is dus van belang om een manier te vroeger hoofdzakelijk planologen verant- vinden om deze balans positiever uit te laten slaan zodat meer burgers particiwoordelijk waren voor het opstellen van peren in het ruimtelijke planningsproces. ruimtelijk beleid, zijn in de loop der jaren steeds meer belangengroepen betrokken De inzet van zogenaamde serious games geraakt bij het planningsproces. Sinds het kan hieraan bijdragen. eind van de vorige eeuw is deze ontwikkeling doorgezet onder invloed van de Onderzoek wens om ruimtelijke planning te laten Het verstrekken van informatie over ruimbijdragen aan een sociaal, economisch en telijke plannen door het combineren van ecologisch duurzame omgeving. People, elementen van serious games en PPGIS Planet, Profit is een veelgebruikte term om is nog nauwelijks toegepast in het proces deze wens aan te duiden. Het instrumenvan ruimtelijke ordening. Er is dan ook informatie over de verschillende soorten beleid en hoe spelers de kaarten kunnen interpreteren (afbeelding 2B).
weinig bekend over de effectiviteit van een dergelijke aanpak. Om meer inzicht te krijgen in de potentie van deze benadering is door de auteur een onderzoek uitgevoerd naar de beleving van spelers van FabrieksPlanner. Over het algemeen is de ervaring van de respondenten zeer positief. Zo heeft 85% van de spelers aangegeven dat FabrieksPlanner tot spelen uitnodigt en geeft 90% aan dat ze het spel leuk vonden om te spelen. Verder geeft 84% van de respondenten aan dat de informatie over de kaartlagen duidelijk is. Wat minder mensen (72%) geven aan dat ze de verschillende kaarten goed konden interpreteren. Bijna tweederde van de gebruikers zegt inzicht te hebben gekregen in het ruimtelijke vraagstuk dat hen is voorgelegd. Enkele kritische kanttekeningen waren er bij de uitleg van het spel. De uitkomsten van het onderzoek zijn bemoedigend. De inzet van het spel neemt de noodzaak van informatiebijeenkomsten voor burgers over ruimtelijke plannen in hun omgeving niet weg. Wel kan het eraan bijdragen dat burgers beter geïnformeerd zijn over actuele plannen, de mogelijke oplossingen en het geldende beleid daarbij. De drempel tot actieve deelname aan het planningsproces wordt daarmee lager. Lees het volledige artikel op www.geo-info.nl/spelen-met-plannen
Literatuur • Krek, A. (2005), Rational Ignorance of the Citizens in Public Participatory Planning. In: 10th Symposium on information- and communication-technologies (ICT) in urban planning and spatial development and impacts of ICT on physical space, CORP 05. Vienna University of Technology: Vienna. • Poplin, A. (2012), Playful Public Participation in Urban Planning,: A Case Study for Online Serious Games. Computers, Environment and Urban Systems, 36, pp. 195-206. • Sieber, R. (2006), Public Participation Geographic Information Systems: A Literature Review and Framework. Annals of the Association of American Geographers, 96(3), pp. 491-507. URL: http://www.waalweelde.nl/
Geo-Info 2013-7 17
Verslag
Computers! Save as://erfgoed “Computers! Save as://erfgoed” is tot eind september een bescheiden expositie op de eerste verdieping van Gebouw 904 van het Science Park van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Zeven bachelorstudenten zijn voor het vak Tentoonstellingspracticum het afgelopen semester bezig geweest met het organiseren hiervan op de ‘Science Square’. De in de landmeetkunde vroeg benutte Nederlandse ontwerpen ZEBRA en X1 komen ook aan de orde. Onderwerp zijn de canon en de buitenbeentjes van de Nederlandse computergeschiedenis. De computers die in de collectie van het Computermuseum van de UvA zijn opgenomen vormen de basis, maar er wordt voor forse hardware naar de TU Delft verwezen.... In de tentoonstelling wordt de computergeschiedenis getoond aan de hand van ‘levensbeschrijvingen’ van de eerste pionierscomputers uit de jaren 50. Deze computers zijn in 2005 door Stichting Computer Erfgoed Nederland (SCEN) opgenomen in de computercanon: een tijdlijn van topstukken. De biografieën maken duidelijk hoe lang de computers werden gebruikt, wanneer deze machines vernietigd zijn en waarom sommige exemplaren zijn bewaard. Van de allereerste Nederlandse computer ZERO van Willem van der Poel uit 1953 bleef evenmin iets over als van de ARMAC van een paar jaar later. De ZERO-opvolger ’Zeer Eenvoudige Binaire Reken Automaat’ (ZEBRA) was, zoals de naam aanduidt, ook zijn Nederlandse ontwerp, maar moest worden gebouwd bij Stantec in Engeland. Het was ook de eerste computer van de TH. Twee exemplaren zijn slechts in Delft bewaard: in de expositie prijken filmbeelden en een buizenmodule van
‘Tulpenveld’ van X1-modules.
18 Geo-Info 2013-7
‘Science Square’ met expositie.
deze ‘legendarische Nederlandse commerciële computer’ uit de eigen UvA-collectie. Een overgebleven exemplaar van de door
‘Geo’ voorop in computergebruik Loopstra en Scholten van de UvA ontworpen X1 (gebouwd door Nillmij-dochter Electrologica, 1958) zit nu ook in een Delftse
studiecollectie, na jaren de CBS-hal te hebben gesierd. Van de opvolgende X8 uit 1965 bleef niets bewaard. In de vitrines prijken X1-programmaboekjes (met aanwijzingen voor programmeren) en een backplane met gekleurde modules, typisch Nederlands aangeduid met ‘tulpenveld’. Niet alleen aan de revolutionaire pioniersmachines wordt aandacht besteed, maar ook aan minder bekende verzamelgebieden en doodlopende wegen, die de canon niet hebben
Reünie met X1 en ZEBRA Van Gent schreef in het Tijdschrift voor Kadaster & Landmeetkunde van 1958 al over ‘De rekenautomaat en de landmeetkundige praktijk’ en noemde daarin ook de Stantec Zebra. In die jaren waren computers duur en huurden in ieder geval ITC, Kadaster en de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat
(MD) voor triangulaties alsmede rekenen en tekenen van Decca-hyperbolen, ZEBRA-capaciteit buiten de deur. In 1961 kocht het ITC zelf een ZEBRA en werd die ook benut voor Kadaster, MD en de Topografische Dienst. Toen de Rijksuniversiteit Leiden overging op IBM werd de X1 daarvan door het ITC overgenomen.
Doordat het ITC in 1971 naar Enschede vertrok, nam de MD zijn computers over. Deze werden in 1973 buiten gebruik gesteld en verhuisd naar het Technisch Tentoonstellingscentrum (nu TU Science Centre). Werd op de Expo in Amsterdam ook naar dat bezit verwezen? Een medebezoeker vertrouwde mij trots toe dat zijn váder nog met dit type computers had gewerkt. Het geeft de vrijheid om te bekennen dat het voor mij als oud MD-rekenaar een reünie leek. Dit kader bevat passend de foto ‘A3 achter X1’, ook benut in mijn column ‘Herinneringen aan ITC-computers’ in het tijdschrift De Hollandse Cirkel 2009-1. Eén in Amsterdam ontbrekend aspect moet tot slot worden genoemd. Voor gedecentraliseerd landmeetkundig rekenwerk werden ponsbanden niet alleen benut als interne informatiedrager, maar kon, met behulp van rijen telexen met deze bandjes ook voor 1970 al ‘remote’ worden gewerkt. Adri den Boer
gehaald. Hoewel computers misschien niet direct worden gezien als erfgoed, zijn de eerste gebouwde rekenautomaten historische objecten, die het verdienen om overgeleverd te worden aan volgende generaties. Het is daarom van belang om nu al stil te staan bij hun erfgoedwaarde, opdat het verleden voor de toekomst bewaard blijft, zo vinden de samenstellers. Onderkend wordt dat het bewaren van softwareerfgoed een wereldwijd probleem is. In het computermuseum van de UvA wordt zelfs enige software op verouderde computers werkzaam gehouden! De expositie kon niet meer doen dan dat vermelden, maar bijvoorbeeld oude opslagmedia van magneettot ponsband zijn present in de vitrinewand. Hetzelfde geldt voor een programmeerpapier voor ALGOL60 en een IBM-template uit 1960 voor schema’s tekenende programmeurs. Dat het erfgoed als studiemateriaal wordt gezien, blijkt tot in een tekst bij een hard gekaft analoog Handboek Programmeren X1, waarover op 10 april 1965 bij Electrologica examen werd afgenomen: ‘Door deze bron kunnen onderzoekers vaststellen wat belangrijk werd geacht in de jaren 60 met betrekking tot programmeren.’
Slot Ter ondersteuning is de Facebookpagina save as://erfgoed gemaakt. Op de pagina kunnen bezoekers een eigen foto plaatsen van oude computers ‘die nog op talloze zolders bewaard worden’. De tentoonstelling
loopt tot 27 september en is geopend van maandag tot en met vrijdag van 7-22 uur en op zaterdag van 10-18 uur. De toegang is gratis en de expositie is vóór de pinpoortjes! Adri den Boer, redacteur
Selectie ponsbanden in plastic erfgoed....
Geo-Info 2013-7 19
Open Kaart
Epidemische vormen Mazelen op de kaart
Mazelen 1 mei 2013 tot 27 juni 2013 per gemeente, N = 161* Aantal 38 11 1
Periode 20 juni 2013 tot 27 juni 2013 1 mei 2013 tot 20 juni 2013 BMR vaccinatiegraad < 80 80 - 90 90 - 95 ≥ 95
Maarten Boddaert (kartograaf en ontwikkelaar geografische, educatieve producten): De Zorgatlas is een bijzonder rijke, digitale atlas van Nederland en ook nog eens up-to-date, zo ook deze mazelenkaart. De kaart is netjes samengesteld met een duidelijke hiërarchie. Wel zie ik een bezwaar: het aantal gevallen in de twee periodes overlapt ernstig met de MBR-vaccinatiegraad. Er is dan ook een sterke correlatie tussen deze twee gegevens. Wellicht was het een betere optie geweest om gewoon twee kaarten te maken, maar dat kost natuurlijk weer meer ruimte. Metro heeft het opgelost door van de cirkels ringen te maken. Dit wel wat beter leesbaar, maar nog steeds is er veel overlap. De provincies zijn erg zwaar aangezet, de provinciale indeling in het IJsselmeer lijkt me niet relevant. Het kleurgebruik is minder goed gekozen, want lila en middelblauw hebben een gelijke kleurintensiteit, waardoor je de kaart slecht kunt lezen of middelblauw of lila nu een hogere waarde vertegenwoordigt. Opmerkelijk is ook dat er in de Metrokaart met de waarden is gerommeld: Ameland en Urk zijn lichtblauw geworden. Vooral in Urk is dit niet erg aannemelijk.
nog eens door middel van animatie inzicht verschaft in het verloop (tijd) en verspreiding (ruimte), zoals bij de rodehondepidemie in 2004-2005 (http://bit.ly/12cw56s). De vergelijking van het aantal gevallen tussen de twee tijdstippen wordt niet alleen bemoeilijkt door de overlap, maar ook doordat het moeilijk is om een cirkel uit de ene periode te vergelijken met meerdere cirkels uit de andere periode. Was het u tenslotte al opgevallen, dat Metro nog niet de nieuwe gemeentelijke indeling van 2013 gebruikt?
Edward Mac Gillavry (adviseur kartografie en geo-ICT): Meestal lijkt de Zorgatlas zich weinig aan te trekken van de ontwikkelingen om zich heen – zo zijn er slechts vier geplande verschijningsdata per jaar en zijn de meeste kaarten statisch – tot het moment dat er een epidemie uitbreekt. Dan verschijnt er ineens met grotere regelmaat (wekelijks) een proportionele symbolenkaart, die ook
Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geo-visualisatie’): De Zorgatlas doet zijn naam zeer vaak eer aan. Met zorg gemaakt en actueel. Hier is gekozen voor twee aspecten in één kaart: tijd én oorzaak. De dimensie tijd past makkelijker en leest intuïtief op een horizontale as. Hoe anders is dat met kaarten. Tijd en kaarten lijken elkaars vijanden. Staafgrafieken per
20 Geo-Info 2013-7
provincies
* In dit aantal zijn 3 importgevallen niet opgenomen. In de kaart zijn daarnaast 4 gevallen niet opgenomen ivm ontbreken van gegevens Bron: RIVM
www.zorgatlas.nl
Met het uitbreken van een epidemie brengt het RIVM wekelijks een kaart uit, waarin het verloop van de epidemie in ruimte en tijd te volgen is. Het ANP nam onlangs één van deze kaarten als uitgangspunt om de huidige mazelenepidemie te illustreren. Zowel de Metro als het NRC Handelsblad namen deze infographic over. Naast het origineel en de bewerking van het ANP leest u bovendien het verhaal achter de kaart van het RIVM zelf. De meest recente kaart is beschikbaar op http://bit.ly/1bzD7qb.
gemeente zou een drama zijn. Net als proportionele taartdiagrammen waarbij de laatste periode als een donker taartstuk wordt aangegeven van een lichter totaal. Bij de Zorgatlas (en dus ook bij de kopiërende Metro) is helaas gekozen voor een oplossing met overlap, waardoor afname wel, maar toename niet te zien is. Een ontwerpfout, want dát is toch wat je zou willen zien? Die overlap had voorkomen kunnen worden door het totaal per gemeente van twee periodes tezamen (bijvoorbeeld roze) proportioneel weer te geven, met er overheen apart (in bijvoorbeeld donkerrood) de tweede periode. De visuele overlap stemt dan overeen met overlap in data. Zo mist de kaartlezer niets, en ziet zij door de concentrische ringen héél goed de toename of de stagnatie, per gemeente. Het tweede aspect dat op dezelfde kaart in beeld wordt gebracht is de waarschijnlijke ‘oorzaak’ van de (lokale) uitbraak; de (lage) vaccinatiegraad. Als je hiervoor het percen-
tage gereformeerden had genomen, was er een choropleet met dezelfde spreiding te zien geweest. Echter de kartograaf was statistisch gezien onethisch in de fout gegaan… Metro gaat mijns inziens te ver met de zwarte kleur, omdat die geassocieerd kan worden met dood en schuld. De visualisatie van de Metro bevat daarmee (bedoeld of onbedoeld) eerder mening en sensatie dan dat het een illustratie is voor de zelfdenkende lezer.
Van melding tot kaart
Henriëtte Giesbers, projectleider Zorgatlas, RIVM: Artsen en laboratoria zijn wettelijk verplicht bepaalde infectieziekten te melden bij de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) wanneer zij die ziekten bij patiënten aantreffen of vermoeden. Dit staat in de Wet publieke gezondheid (Wpg) en heet de meldingsplicht infectieziekten. Het melden van sommige infectieziekten aan de GGD is Frédérik Ruys (information designer al verplicht sinds 1865. In Nederland zijn 42 en organisator jaarlijks Infographics infectieziekten meldingsplichtig. Mazelen is Congres): Doorgaans verschillen kaarten één van de meldingsplichtige infectieziekten. uit een atlas op meerdere punten met een Voor elke ziekte zijn er richtlijnen waarin staat kaart in een nieuwsmedium. De kaart uit de welke maatregelen de GGD kan nemen om atlas blijft zakelijk: de titel is droog en straalt de bevolking te beschermen. geen urgentie uit, de legenda is een feitelijke De GGD moet meldingsplichtige infecopsomming van attributen en onderin is tieziekten rapporteren in een online ruimte voor een obligate verantwoording. database, Osiris genaamd. Het Centrum Lezers mogen zelf hun conclusies trekken. Infectieziektebestrijding (CIb), onderdeel Een kaart in de krant heeft een hoge actualivan het RIVM, kan deze meldingen bekijken. teitswaarde. Dat vind je terug in de pakkende De meldingen worden anoniem gerapportitel en het intro. Ook wordt informatie op teerd. Persoonlijke gegevens van patiënten de kaart geduid en worden bijzonderheden worden dus niet vermeld. Het CIb gebruikt met signaalkleuren opgelicht. Terwijl de meldingen onder andere om te beoordelen atlasredactie volledigheid nastreeft, durft de of er landelijke bestrijdingsmaatregelen nieuwsredactie te kiezen voor het verhaal. zouden moeten worden genomen. Als er Dankzij de combinatie met een goedgekozen sprake is van een grote infectieziekte illustratie, spreekt de infographic meer tot de uitbraak wordt er vaak een zogeheten verbeelding. Helaas heeft het ANP op veel response team ingesteld. Een response van deze punten gefaald. Maar dankzij één team bestaat uit specialisten van het RIVM leuk detail, ontstijgt het kaartje toch ‘t gevoel en soms daarbuiten. Als er mogelijk nieuwe van ‘lezer, zoek het maar lekker uit’: de bestrijdingsmaatregelen nodig zijn, komt verklaring - met bijbehorende pijl - waarom in het Outbreak Management Team (OMT) bij Vaals een relatief lage vaccinatiegraad wordt elkaar. Het OMT adviseert de minister van gehaald. VWS welke maatregelen nodig zijn.
Sinds eind mei 2013 is er sprake van een uitbraak van mazelen in gebieden met een lage vaccinatiegraad. In deze regio’s wonen veel mensen die behoren tot de reformatorische gezindte en waarvan zo’n 60% hun kinderen om religieuze redenen niet laten inenten. Omdat in deze gebieden relatief veel kinderen niet beschermd zijn tegen mazelen, is het waarschijnlijk dat de ziekte hier zich de komende tijd verder verspreidt. Voor het in kaart brengen van de mazelen uitbraak wordt door het CIb gebruik gemaakt van de expertise van de Nationale Atlas Volksgezondheid (www.zorgatlas.nl). Deze site wordt gemaakt door het Centrum Gezondheid en Maatschappij van het RIVM. Wekelijks wordt het aantal gemelde gevallen aangeleverd door het CIb. Het bestand bestaat uit records met een viercijferige postcode. Het aantal meldingen per postcode wordt geaggregeerd naar gemeente. Met proportionele puntsymbolen wordt het aantal gevallen in kaart gebracht. Om inzicht te krijgen in het aantal nieuwe gevallen ten opzichte van het totaal aantal wordt de hele periode in tweeën gedeeld. De ene periode is alles met uitzondering van de laatste week. De andere periode betreft de laatste week van de uitbraak. Met deze weergave wordt ook de ontwikkeling in de tijd in kaart gebracht. Als onderlaag is de vaccinatiegraad voor bof, mazelen en rodehond (BMR) gebruikt. Zo is in één oogopslag te zien dat de mazelen vooral voorkomt in gemeente met een lage vaccinatiegraad. De mazelenkaart wordt elke week geactualiseerd zolang de epidemie voortduurt en wordt gebruikt bij het wekelijkse response team overleg. Het response team kan met behulp van de kaart meteen zien waar de nieuwe gevallen zijn ontstaan. De kaart wordt zowel in de Zorgatlas als op de RIVM-website gepubliceerd. In de Zorgatlas kan de gebruiker kaarten met elkaar vergelijken. Naast het publiceren van kaarten, bestaat de Zorgatlas ook uit een beschrijvende tekst waar duiding wordt gegeven aan de kaart. In deze tekst staan links naar relevante achtergrondkaarten, bijvoorbeeld naar locaties van reformatorisch onderwijs en van de vorige mazelenepidemie in 1999/2000. Ook de kaarten van het aantal SGP-stemmers zijn relevant, omdat dit goed overeen komt met de vaccinatiegraad.
Geo-Info 2013-7 21
Artikel
Adri den Boer
De ramp van Heikamp Historische kritiek op het Nederlandse kadasterstelsel In het Kadastermuseum vertelt conservator Zacharias Klaasse met verve over superlandmeter I. Boer Hzn (1853-1933). Hij wijst daarbij terloops en té kort ook op diens boek ‘De ramp van Heikamp’ uit 1929. Boer leverde daarin forse kritiek op het Nederlandse negatieve stelsel, één van de vele kadastrale publiciteitsstelsels in de wereld. Zelf was hij weg van het positieve anglofiele Torrensstelsel. In het Kadastermuseum ligt het boek dicht en achter vitrineglas en dat lijkt tekenend. Het werd herdrukt noch vertaald. De oplage ervan is niet zomaar te achterhalen, maar (internet-)antiquariaten hebben het in meervoud in de aanbieding. Waar ging het om? “I. Boer schreef onder den titel van “De ramp van Heikamp” een populaire schets van de noodlottige economische en juridische gevolgen van onze verouderde rechtsinstelling op de verkrijging en bezwaring van onroerend goed en den weg tot ontkoming. Prof.mr. M.W.F. Treub bezorgde een woord vooraf, N.V. H.D. Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem de uitgave.” Dat was de boekaankondiging in de Leeuwarder Courant van 25 september 1929. Het Haarlem’s Dagblad publiceerde dat pas op 8 november 1929 en voegde er aan toe “De heer Boer, oud-ingenieur-verificateur van het kadaster, strijdt voor de vestiging van een goeden grondslag voor ’t grondcrediet en heeft daarvoor den vorm gekozen van een populair verhaal.” H.D. Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem, dat in 1968 zou fuseren met Kluwer, brak in 1913 door als dé juridische uitgever met de Nederlandsche Jurisprudentie. Geen van de aankondigingen zoekt naar de herkomst van de fictieve boerderijnaam Heikamp. Is het toch niet stug dat ene W.E.J. Tjeenk Willink toen woonde op Huize De Heikamp in Wezep? Boer had dus een prestigieuze uitgever voor zijn populair geschreven verhaal. Hetzelfde geldt voor het woord vooraf. Treub (1858-1931) was veel, ook minister van Financiën van 1913 tot 1918. Jaren had hij het Weekblad voor notarisambt en registratie geredigeerd. Curieus is het voorkomen van het boek in het Nieuws-
blad voor den Boekhandel van 14 mei 1930 als een voorbeeld van kritiek die men had op Brinkmans beroemde boekcatalogus: ‘Boer: De ramp van Heikamp, niet op het onderwerp: Grondbelasting, maar op Ramp’.
Aandacht in één tijdschrift Advertenties met het boek konden ondanks de zegeningen van internet niet worden gevonden. H. (Harkink?) besprak het boek (82 p.) al wel in 1929 in het
Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (verder: het tijdschrift) in anderhalve pagina en redelijk. Hij memoreerde dat de eerste reorganisatieverhandeling van Boer al in 1881 in De Economist verscheen. Hij vond wel dat de auteur erg zeker van zijn zaak was, terwijl een lezer zou kunnen denken: ‘Il exagère ses qualités’, oftewel dat hij overdreef. Het stond voor de criticus echter vast dat Boer de macht van bestaande systemen om zich te handhaven
Boekomslag 1929
Geo-Info 2013-7 23
niet onderschatte. Het werk mocht van H. in de bibliotheek van geen enkele kadasterambtenaar ontbreken! Op 13 juni 1933 overleed Boer en hij werd 16 juni begraven op Moscowa in zijn woonplaats Arnhem. Hij kreeg in die jaargang van het tijdschrift een gigantisch In Memoriam van T. Polée (p. 93-102). Daarin staat kortweg: “Terloops zij hier nog herinnerd aan zijn geschrift ‘de Ramp van Heikamp’.” In 1936 schreef ene V.d.W. in het tijdschrift over ‘Vijftig jaar geleden’ en constateerde dat in de eerste jaargang al het tweede artikel over het Duitse kadaster verscheen. Dat leek hem niet vreemd gezien de kritische publicatie van Boer van 1881. Hij schreef echter ook: ‘Indien elke fout die bij het transport van onroerend goed gemaakt wordt uitgroeide tot een ‘ramp van Heikamp’, dan zouden we zeker ook nu nog binnen enkele jaren een positief stelsel hebben.’ Middels een voetnoot werd naar het boek verwezen en de term, of zo men wil: het gezegde, werd dus uitgelegd.
Na de oorlog In 1947 stond in het tijdschrift een rapport van een studiecommissie van de vereniging zelf, natuurlijk weer over reorganisatie. In het onderdeel over cultuurpercelen werd verwezen naar ‘De ramp van Heikamp’. In 1955 publiceerde ir. W.A. van der Werff (Kadaster Middelburg) in het tijdschrift over ‘Ruilverkaveling en cultuurtechnische werken in grote blokken’. De manier waarop hij een zin formuleert, bevestigt het toen nog royale bezit van de tot spreekwoord geworden ‘ramp van Heikamp’: ‘De koper gaat een geldlening aan onder hypothecair verband op het perceel in A. Executie volgt, enz., enz.; een kleine ramp van Heikamp heeft plaats.’ Zonder enige nadere uitleg of verwijzing! Anno 1959 werd door ir. F. Schuurman (Kadaster Groningen) bij het 75-jarig jubileum in het
Coördinatograaf bedacht De eerste coördinatograaf is in 1887 door de Zwitserse firma G. Coradi te Zürich gebouwd voor het Nederlandse Kadaster, op aanwijzing van de toenmalige landmeter van het Kadaster I. Boer Hzn. W. Schermerhorn en H.J. van Steenis, Leerboek der Landmeetkunde (4e druk), ’s-Gravenhage 1964
24 Geo-Info 2013-7
tijdschrift gememoreerd dat de laatste strijdkreet van de grote I. Boer Hzn in 1929 in ‘De Ramp’ verstierf als de stem van de (!) roepende in de woestijn.
Kleinzoon Eppo Muller In oktober 1963 wijdde zijn kleinzoon ir. Eppo Muller in het tijdschrift een artikel van 55 pagina’s aan opa I. Boer Hzn. Een citaat daaruit: ‘Boer kon het Torrensstelsel niet vergeten. De aanvraag tot hermeting van Amsterdam was de aanleiding tot publikatie in 1929 van De Ramp van Heikamp. Op originele wijze schetste hij de gevaren van het negatieve stelsel en stelde daartegenover het Torrensstelsel, zijn stokpaardje, zoals Treub het noemde. Tevens greep hij de gelegenheid aan al datgene wat hem in het
Declivometer uitgevonden Boer schrééf niet alleen na zijn pensioen (zoals velen), maar vond toen ook de declivometer uit om de helling van luchtfoto’s te bepalen. Als pionier leverde hij hiermee volgens professor Willem Schermerhorn ‘de eerste der ook verder tot heden (1934) zeer zeldzaam gebleven Nederlandsche oorspronkelijke bijdragen tot de ontwikkeling der fotogrammetrie’. Boer investeerde daar fors in. Hij deed dat in de ijdele hoop en verwachting het geld door octrooien minstens terug te krijgen. Wie maakt over die uitvinding eens een verhaal?
eventuele kritiek op zulke stelsels niet te hebben meegenomen en noemt dan in een voetnoot: ‘Bijvoorbeeld de ramp van Heikamp’. Lijkt dit een weinig glorieus einde: het boek moet met zo’n simpele aanduiding in vakkringen nóg overbekend zijn geweest.
Na aanschaf Dankzij internet en de Rutte-prikkel dat geld moet rollen, kocht ik recent zelf een exemplaar bij een antiquariaat in Alkmaar. (Blijkens een stempel was het ooit van Mr. J. Blankers ’t Hooft, Teddy-House, I. Boer Hzn Oosterbeek en die man was rechter in verleden gehinderd had, aan de kaak te stel- Tiel.) Het boek was goed geschreven en len. Boer was een krasse oude heer, maar de dus snel uitgelezen. Boer Barend van de laatste jaren van zijn leven leed hij aan ader- hoeve Heikamp was weduwnaar en had verkalking. Op 13 juni 1933 overleed hij op slechts één (verloren) zoon. Deze vernam 80-jarige leeftijd na een kort ziekbed.’ In zijn toch van het overlijden van zijn vader, keerde terug en overleed onderweg aan Auteur aderverkalking een messteek. Neven en nichten verkochten de grond alsof ze eigenaren waren verweten? en er ontstond een vroege Vinexwijk. De zoon was in Zuid-Afrika getrouwd voorwoord schreef Boer zelf in juni 1929 geweest en zijn al verlaten echtgenote dat het verhaal ‘reeds enige jaren geleden’ was in het kraambed overleden, maar uit zijn pen vloeide en toen zal het met die zijn dochter kwam er toch achter dat zij aderverkalking nog wel zijn meegevallen! dé erfgenaam was. De door neven en Colijn was, zoals hij schreef, toen minister nichten gedane verkopen van andermans van Financiën en dat concept was er dus goed waren en bleven in ons stelsel niet in 1925 of 1926 al. gehandhaafd. Jan en alleman in Heikamp In Geodesia (1959-2003) kwam het ging dus failliet. ‘Als men den omvang van befaamde boek maar één keer voor. de ramp overziet blijkt, als gewoonlijk, dat Dat was in november 1975 toen ing. de kapitaalkrachtigste vennootschappen G.J. Vonk zijn scriptie ‘Publiciteitsstelsels’ en particulieren zich bijtijds in veiligheid liet opnemen. Hij memoreerde daarin hebben gesteld of hunne verliezen door
speculatie hebben gedekt, nadat zij zich, zij het door zware geldelijke offers, omtrent de juistheid der loopende geruchten hadden op de hoogte gesteld’, zo verzon Boer in de twintiger jaren! Dat spoliatie een mooier woord voor beroving is, leerde ik pas dankzij hem, maar dat zal voor meer lezers hebben gegolden. Beter dan weleer de stencils van PBNA-Hoger Landmeetkundige beschreef het boek onder meer het beginsel van de ‘lijdelijkheid’. Boer wilde naar een grondboekstelsel, maar was ook zo aardig om een fictieve professor in een dito onderzoekscomité te laten zeggen dat die het uit Australië afkomstige Torrensstelsel ‘alleen geschikt achtte in landen, waar de menschen met een revolver in den zak lopen’. Wist hij zelf ook dat het
niks was voor de Nederlandse cultuur? Aan het slot van het boek smeekte het fictieve bestuur van de belangenvereniging Heikamp om recht, een pracht van een opbouw dus. Boer geloofde duidelijk in zijn betoog en overschatte minstens de veranderingsmogelijkheid.... Hele-
Hebben Kadaster ambtenaren boek nog? maal theorie was zijn ramp niet. In 1991 besprak prof.mr. E.H. Hondius (UU) het NBW van 1992 in Juridisch Up To Date. ‘Ook onder het nieuwe recht blijft een Ramp van Heikamp oftewel Bunde/Meerssen mogelijk’, aldus deze expert.
Slot Het volk lijkt, onder meer in de Rijdende Rechter, nog steeds een positief Kadaster te willen en de vraag is wat ooit een eventuele Europese harmonisatie zal brengen. (De kans op zo’n gelijktrekken lijkt klein trouwens.) Het boek zelf bevindt zich nog minstens in de Wageningen UR Library, de bibliotheek van het IISG, in het Kadastermuseum (2 ex.) en in antiquariaten met een link naar www.boekwinkeltjes.nl. En heet in Wezep nu niet een hele stráát naar huize Heikamp van Tjeenk Willink? Wel 372 treffers over Boer waren, al voor de opname van Geo-Info daarin, in de DHC-tijdschriftendatabank te vinden. Adri den Boer, redacteur
Graag en niet graag... Van een mevrouw uit Vught – haar man werkte bij het Kadaster – kregen we een compleet Tektronix-werkstation, dat gebruikt is bij het systeem Detailmeting 1976. Het aanbod van onze collegae in Italië om 3 stereo-karteerapparaten, wegend in totaal 2200 kg, over te nemen, moesten we helaas afslaan. Dit merk instrumenten is nooit bij het Kadaster of de TDN in gebruik geweest. Uit: e-nieuwsbrief Kadastermuseum, juni 2013
RUIMTE VOOR KENNIS !
uk r d 3e
€
49,-
BGT en IMGeo • Compleet, scherp en up-to-date naslagwerk • Borging van de BGT en IMGeo binnen de organisatie van de bronhouder • Speciaal samengesteld door een team van 20 ervaren professionals uit het werkveld Bestel het enige complete en productonafhankelijke naslagwerk via www.ruimteschepper.nl. Een must voor iedereen die bij de BGT betrokken is!
Geo-Info 2013-7 25
Verslag
Adri den Boer
Opening Kadasterbalie bij Groninger Archieven Op woensdag 17 april werd bij het Regionaal Historisch Centrum (RHC) Groninger Archieven de eerste Kadasterbalie in een archiefstudiezaal in gebruik genomen. Het was een feestelijke bijeenkomst met sprekers, Kadasterbestuurder Godfried Barnasconi en de directeur van het Nationaal Archief Martin Berendse: allen van verre. Eddy de Jonge, directeur van de Groninger Archieven, was er uiteraard ook en sprak een welkomstwoord. Het initiatief tot de gecombineerde publieksbalie was volgens hem een een-tweetje van Barnasconi en Berendse. Na te hebben verondersteld dat er niets boven Groningen ging, omdat daar alles goed is geregeld, wees hij erop dat alleen daar ook het Kadaster pal naast het RHC is gevestigd. Toch kende hij daarvan eerst alleen de naar buiten verbannen rokers, maar dat werd anders. (‘Volgens de Archiefwet moeten ook kadastrale archieven al na 20 jaar naar ons komen, maar ik weet dat dat anders is. De historie van het Kadaster zou door ons dus sowieso gefaciliteerd worden.’) De balie mocht dan werken en klaar zijn, de serene rust werd soms wreed verstoord door recht- en bewijszoekende burgers, die ‘ruzie met de buren’ ook nog tot het privédomein vinden behoren. Er zou verder geëxperimenteerd worden met wandjes. De bij de opening nog te tekenen overeenkomst zou voor vier jaar zijn en daarin voorzag De Jonge de Kadasterbalie net als de hele studiezaal wat minder bezoekers trekken vanwege stijgend internetgebruik. (De Kadasterviewer staat nu nog op wat heet een stand-alonecomputer, maar die heeft wel een kabel naar de buren.) Overigens stéég de laatste tijd in Groningen zowel studiezaal- als internetgebruik! Samenwerken was voor deze RHC-directeur echter meer dan de fysieke balie. Dank was er voor de kadastrale projectleider Rob Kamer.
Kadastrale onderzoeker Over een ruimtelijk-historisch onderzoek sprak de gepensioneerde stedenbouw26 Geo-Info 2013-7
Eddy de Jonge en Godfried Barnasconi tekenen voor vier jaar.
Martin Berendse pakt ‘bouwoffer’ uit.
Samenwerking Kadaster, RHC’s en Nationaal Archief In het kader van de integratie van informatievoorziening door het Kadaster en de publieksfunctie van het Nationaal Archief en de 11 RHC’s is de intentie uitgesproken om ook op andere plaatsen initiatieven, zoals vanaf nu in Groningen, te ontwikkelen. Die samenwerking en de wijze waarop die vorm zou moeten krijgen, wordt in de komende periode verder uitgewerkt door de
kundige Ad van Liempt uit Den Bosch. (Die anti-feodale naamsvariant was zijn keus.) Zijn boek ‘Wonen in Dammen
Geïntegreerd aanbod bereikt en Mijnen’ over arbeiderswoningbouw in Waalwijk vóór de Woningwet van 1901 verscheen intussen in mei (zie
betrokken partijen. (www.gahetna.nl) Het verplaatsen van de publieksbalie heeft geen gevolgen voor het indienen van papieren stukken ter inschrijving in de openbare registers, zoals vonnissen, beschikkingen en beslagen. Deze stukken moeten nog steeds aangeboden worden bij het Kadasterkantoor aan het Emmaplein 4 in Groningen. (www.kadaster.nl)
www.pisatel.nl). Vóór 1900 werden er in Waalwijk ruim 600 arbeidershuisjes gebouwd. Op een enkele na waren ze voor 1970 verdwenen. Ze stonden achter de grote huizen aan de straat en waren te bereiken via smalle stegen, die dammen of mijnen werden genoemd. ‘Niet de fabrikanten, maar middenstanders bouwden de huisjes; ze bebouwden hun tuinen met huisjes in plaats van met
sla’, zo ontdekte Van Liempt, die daar als oud-Waalwijker toch van opkeek. Waar ze precies stonden, wanneer en door wie ze werden gebouwd, was een onderzoek waar kadastrale informatie onmisbaar voor was. Deze onderzoeker vroeg en kreeg daarvoor alle hulp, mocht zelfs het INKA-programma gebruiken. De Schattingskaart 1886 was naast het minuutplan een topper. Enorme potenties zag hij ook voor andere onderzoeken nu het dankzij de viewer voor een ieder goed per perceel schakelbaar wordt tussen digilegger, hulpkaart en veldwerken. Een applaus was in een volle hal zijn deel.
door notarissen werd vereist en het gaf de stoot tot vernieuwing van hypotheekregisters. In 1970 werden de Zeeuwse van voor 1948 naar het rijksarchief in die provincie (nu RHC) gedaan, waar de archivaris ze verbrandde en twee exemplaren aan Klaasse gaf
Gecombineerde Kadasteren studiezaalbalie met een A4 met ‘die twee nooit weggooien’. Opruimwoede van door Klaasse verfoeide Kadasterlandmeters zorgde er verder voor dat na hermeten van Den Bosch alle minuutplans werden vernietigd. Die gemeente liet
de toestemming ervoor. (Deze invalshoek is een aanvulling op het interview met Keverling Buisman in Geo-Info 2013-3.) De laatste vijf minuten had Klaasse ook nog veel ‘wel’. De samenwerking met rijksarchivaris Maarten van Boven, waardoor onderzoekers op verzoek ook kadastrale archieven gratis mochten gebruiken, het rond 1980 overbrengen van de minuutplans, het digitaliseren van alles, en natuurlijk de start van het Kadastermuseum en de Kadasterbalie. Klaasse bleek aan in het museum te gast zijnde RHC-directeuren ook een persoonlijk antwoord te hebben gegeven op de vraag of de hulpkaarten kunnen worden vernietigd na het digitaliseren: hij zou het aardig vinden als ze op een nette manier naar de RHC’s gingen. (‘Mag ik dat zeggen, Godfried?’, voegde hij er bij de herhaling in Groningen netjes, maar retorisch aan toe richting Barnasconi.) Het zal toch intussen niet zo worden dat processen tegen vernietiging dat onderbrengen ophouden?
Bouwoffer? De openingshandeling was dat Barnasconi aan Berendse een zakje met een loden penning als ‘bouwoffer’ gaf en dat deze die na uitpakken doorgaf aan De Jonge om hem bij de balie te begraven. Er hoorde ook een ingelijste toelichting bij, maar op www.bouwoffer.nl is meer te vinden: zelfs de aanschafprijs en de naam van de kunstenares. De Jonge en Barnasconi liepen bij 1e Kadasterbalie bijna tegen de lamp... Raak waren de woorden van Berendse in zijn toen op grond van de hulpkaarten deze later dankwoord: ‘Bij het Kadaster dachten ze dat 200 jaar Kadasterarchieven reconstrueren en Klaasse snapte niet dat de wat je zelf op papier zet van jou blijft, maar dat Conservator Zacharias Klaasse van het is natuurlijk niet zo!’ Hij refereerde daarmee Kadastermuseum zou volgens de convocatie rekening daarvoor niet naar het Kadaster spreken over ‘De geschiedenis van het Kadas- werd gestuurd. Opruimwoede was er ook bij aan Klaasse, die had gememoreerd dat tot de rijksarchieven in de provincies: obligaties 1878 landmeters, die alles zelfs uit hun wedde ter’. Hij veranderde dat in ‘Wel en wee van moesten betalen, dachten dat hun werk hun 200 jaar Kadasterarchieven’ en dat maatwerk (hypotheken) van voor 1838 gingen de container in. Klaasse liet onlangs de op bezoek eigendom was, waardoor er van voor die tijd paste beter. Hij startte met het wee en dat zijnde RHC-directeuren zien wat hij ervan haast geen veldwerk meer over is. bleef ook het meeste. Stukken van 1811-1838 werden (behalve in Zwolle en Amsterdam) Vóór het hapje en het drankje werd nog Grensruzies ooit overgebracht naar de Rijksarchieven. even een kijkje bij de balie en de stand Historisch gezien leuk, maar volgens Klaasse alonecomputer genomen. In die studiezaal privédomein? was dat te vroeg, omdat ze rechtens nog was uit een rek ook al een pracht van een steeds relevant konden zijn. De ‘tweede wee’ redde. Het laatste wee was de ruzie tussen flyer mee te nemen: twaalf pagina’s, van RHC Rijksarchief en Kadaster. Die brak los toen leek hem dat sinds de invoering van het Groninger Archieven, en getiteld ‘Onderna de Archiefwet 1968 eerst alles ouder dan Kadaster volmaakt overbodige registers van zoek in kadastrale archieven’. Afgezien van 50 jaar moest worden overgedragen. Met een plaatjes als een minuutbladfragment van 1838-1928 daar werden gekoesterd. Pas een pet van toen op zei Klaasse ‘dan maar met de ‘De Oude Ebbingestraat’ is het niet typisch bezuinigingsinspecteur anno 1928 schrapte 4000 mensen erbij’, omdat bij het Kadaster dat overbodige werk en ze werden recent Gronings en kunnen andere RHC’s dat zó elk stuk actueel bleef, maar dat ging niet aan de RHC’s afgestaan. Een wee met toch overnemen. De literatuuropgaaf achteraan door. Wel tekende minister Hans Gruijters van bevat als eerste de Kadastergids van Keverpositieve gevolgen was de verbranding van VROM een concept van Klaasse en die brief de Kadastervestigingen in Middelburg in ling Buisman en Muller uit 1979, die al aan de ging naar de minister van CRM, de baas van 1940 en Nijmegen in 1944. Er werd daardoor orde kwam in Geo-Info 2013-3. het Rijksarchief: het Kadaster had uitstel van een eind gemaakt aan het ‘overschrijven’, overbrenging nodig. Twee jaar later kwam voortaan inleveren van tweede exemplaren Adri den Boer, redacteur Geo-Info 2013-7 27
Verslag
Adri den Boer
Basismeting Stroe 1913: model bij eeuwfeest ‘Dit jaar is het 100 jaar geleden dat nabij Stroe een zijde van een driehoek voor het RD-stelsel voor het eerst is gemeten, op een afstand van 4 km. Om dit te markeren heeft Willem van Mullem voor het Kadastermuseum een maquette gemaakt van dit gebeuren.’ Met die zin startte de uitnodiging voor het aanbiedingsfeestje daarvan in het Kadastermuseum op dinsdag 14 mei te Arnhem.
Pr met negeren van Stamkart... In Geo-Info 2013-4 is onder de kop ‘Goede pr bij basismeting van Stamkart in 1868?’ aangehaald dat Stamkarts triangulatie slechter was dan de driehoeksmeting van Krayenhoff uit het begin van de 19de eeuw en onbenut bleef. De onvolkomenheden zaten vooral in zijn hoekmetingen. Dat toch ook zijn basismeting onbenut bleef, kwam doordat de omliggende primaire punten niet zichtbaar bleken te zijn vanuit de twee basis-eindpunten. Bomen en huizen belemmerden het gezicht. De slappe ondergrond zou het te duur hebben gemaakt om de daardoor noodzakelijke twaalf meter hoge torens te bouwen op die basis-eindpunten. Daarom werd er, ondanks dat de basis nauwkeurig genoeg was gemeten, besloten om uit te kijken naar een gebied met een stabielere ondergrond, de Veluwe dus. Voor in de media werd in 1913 de basismeting van Stamkart van 1868 maar genegeerd. Bijvoorbeeld in De Tijd van 25 september 1913 kwam het dankzij de sturing van de voorlichters in de bijdrage ‘Een nauwgezet werkje’ zó te staan: ‘(...) Naar men ons mededeelde was het bijna 100 jaar geleden dat voor het laatst een dergelijke meting in ons land heeft plaats gehad. De kosten dezer meting worden op ongeveer f 16.000 begroot.’
Conservator Zacharias Klaasse meldde bericht van verhindering van de top van de Rijksdriehoeksmeting (RD) daar. Hij verzweeg het gelijktijdige Apeldoornse afscheidsfeest van informatiemanager Berry van Osch, vroeg zich af of de absentie door het trauma was dat de hele meting van 1913 achteraf gezien niet nodig was geweest en respecteerde dat wegblijven uit piëteitsoverwegingen. Twee wel aanwezige voormalige RD-ers waren de modelbouwer Willem van Mullem en Koos Smit, die hem ooit bij de RD aannam. (Bij het ruime dozijn aan belangstellenden was ook secretaris Chris van den Berg van de Raad van Bestuur van het Kadaster.) Herman de Koning gaf een presentatie over de basismeting op basis van onderzoekswerk van Gé Lobé. De uiteraard ‘stomme’ zwart-witfilm van 1913 was 28 Geo-Info 2013-7
Willem van Mullem en zijn model.
daarbij een prachtig achtergrondbeeld. ‘Als je drie hoeken van een driehoek weet, moet je nog één zijde hebben, anders zijn drie gegevens altijd genoeg’, zo legde hij het publiek uit. En hoekmeten kon men eeuwenlang beter dan grote afstanden meten.... De Leidse hoogleraar H.G. van de Sande Bakhuyzen had in 1911 een basismeting bijgewoond van de Franse Service Geographique de l’Armee bij Lyon, en die werd uitgevoerd met een 4 meter lange invarmeetstaaf. Besloten werd om die te lenen. De totale lengte van de basis bij Stroe werd 4320 meter, verdeeld in acht secties. In totaal werd de staaf van vier meter 1080 maal verplaatst! De metingen werden uitgevoerd door prof.ir. Hk.J. Heuvelink met de Franse luitenant-generaal
Model basismeting.
komen met de nieuwe basismeting in Stroe. Gezien het geringe verschil besloot de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing in 1918 om de correctie niet aan te brengen. ‘De basismeting bij Stroe moet dus gezien worden als een goede controle van de in het hoofddriehoeksnet gebruikte basismeting bij Bonn’, aldus de laatste zin van het papier van Lobé. Van Mullem: arbeider moest op zijn buik werken.
Maquette
er in die maat beschilderbare poppetjes te koop waren. Het bouwen kostte 95 uur exclusief het opsnorren van de materialen. Van Mullem maakte eerder voor het Kadastermuseum al een houten model van het RD-signaal Hettenheuvel (zonder poppetjes). Tijdens de bijeenkomst was er ook aandacht voor de ontsluiting van de 10.000 oude RD-foto’s: ze komen op internet en zijn dan via topografische kaarten te benaderen.
De maquette met als primaire bron het filmbeeld kwam op schaal 1:14,5, omdat
Adri den Boer, redacteur
Gezocht: senior landmeetkundig medewerker m/v 36 uur per week Ook aandacht voor RD-kaarten.
A. Lallemand. Hun Franse instrumenten waren microscopen met diverse kijkers, men noemde ze geen landmeetkundige instrumenten. ‘Tot die tijd ging men voor de (voorlopige) berekening van de coördinaten uit van de berekende lengte Ubagsberg-Klifsberg, die was afgeleid van de in 1892 door de Duitsers gedane basismeting bij Bonn’, aldus De Koning. Uit de vergelijking van het resultaat met dat van Bonn uit 1892 bleek dat de in het driehoeksnet
Resultaat slechts goede controle voorkomende afstanden met één miljoenste zouden moeten worden vergroot (1 mm/km) om in overeenstemming te
Werk jij graag in een ambitieuze gemeente die de wens heeft blijvend te ontwikkelen en te vernieuwen en de stad zo vitaal te houden? Heb jij een afgeronde opleiding Geodesie/Geoinformatie en 3 tot 5 jaar relevante werkervaring? Ben jij die veelzijdige klantgerichte vakman/vrouw die initiatief toont en beschikt over uitstekende contactvaardigheden? Kijk dan snel op www.capelleaandenijssel.nl en solliciteer direct op de functie senior landmeetkundig medewerker. Als senior landmeetkundig medewerker maak je deel uit van de afdeling Stadsontwikkeling, waar de kernwaarden kwaliteit, differentiatie en duurzaamheid centraal staan. Je houdt je onder meer bezig met het coördineren van werkzaamheden voor het Geografisch Informatiesysteem (GIS) en de CAD/GIS systemen. Ook bied je begeleiding en ondersteuning van collega’s bij (complexe) werkzaamheden, zoals de invoering van de BGT. Bekijk de volledige vacature op onze website www.capelleaandenijssel.nl.
Geo-Info 2013-7 29
... van de jaren ‘91-’95
De Reünie ...
Donderdagavond stappen en vrijdagochtend practicum viel niet altijd mee
30 Geo-Info 2013-7
Iedereen kijkt wel eens terug om te ontdekken hoe de toekomst er uit moet komen te zien. Ik ook. Soms alleen, maar de meest effectieve momenten beleef ik samen met anderen. Het gesprek, de reflectie, de feedback en de humor geven mij belangrijke informatie. In deze aflevering van De Reünie spreek ik met Ruben Stekelenburg en Marc Möhle. Wij ontmoeten elkaar op een doordeweekse dag in het kantoor van Geodan te Amsterdam, de huidige werkgever van Ruben. In de periode van 1991 tot 1995 hebben Ruben en Marc aan de Vondellaan in Utrecht respectievelijk Geodesie en – toen nog – Cartografie gestudeerd. Door Katinka Roebert Ruben Stekelenburg is opgegroeid in Amsterdam en in Nieuw Vennep. Na het afronden van de middelbare school is hij – op 18-jarige leeftijd - geëmigreerd naar Israël. ‘Ik koos voor Israël door mijn joodse achtergrond en als verbreding van een door de oorlog wat bedompt joods Nederland’. Op de middelbare school wist Ruben al dat hij Cartografie wilde gaan studeren. Het overbrengen van informatie via ‘plaatjes’ sprak hem erg aan. In Tel Aviv is Ruben begonnen aan de Universiteit van Tel Aviv, richting Geografie en Archeologie. Tijdens de studie bleek dat Cartografie maar een heel klein onderdeel van het studieprogramma was en voldeed hierdoor niet aan de verwachtingen. Na twee jaar besloot Ruben dan ook om terug te gaan naar Nederland. Hij begon direct aan de studie Cartografie aan de Hogeschool van Utrecht. ‘Tijdens de opleiding heb ik keihard gewerkt. Het was fijn te merken dat je kunt studeren,’ vertelt Ruben. In die tijd kregen toekomstige landmeters en cartografen het eerste jaar gezamenlijk les. ‘De vakken waarvan ik dacht ze niet leuk te vinden, waren toch echt interessant. Waarnemingsrekenen en Landmeetkundig rekenen waren verrassingen voor mij.’ Ruben kijkt zeer positief terug op de studie. ‘Wij leerden het hele traject van inwinnen tot presenteren. Over de opbouw en de afstemming was goed nagedacht,’ zegt Ruben. ‘En met maximaal 10, maar vaak maar 4 cartografen in het lokaal, kreeg je bijna privéles.’ Marc heeft na de middelbare school gekozen voor de MBO-opleiding Civiele Techniek in Gouda. Uiteraard kwam daar ook het vak Landmeetkunde voorbij. Dat sprak Marc erg aan! ‘Door mijn interesse in landmeetkunde heb ik in het tweede jaar bewust gekozen voor een stage bij Landmeet-
Ruben Stekelenburg
Marc Möhle
kundig bureau Passe-Partout,’ vertelt Marc. ‘De mogelijkheden die ik daar heb gekregen waren enorm. In de eerste week mocht ik mee naar Londen voor de maatvoering van het plaatsen van gevelelementen van het kantorencomplex rondom Liverpool Station. Gedurende deze stage heb ik de vele leuke kanten van landmeten/maatvoering ontdekt.’ Genoeg aanleiding voor Marc om te besluiten na het MBO door te stromen naar de HBO-opleiding Geodesie in Utrecht. Tijdens de introductieweek bij UTV (Utrechtse Technische Vereniging) leerden Marc en Ruben elkaar kennen. ‘Vanaf die eerste week was het een leuke studieperiode. Donderdagavond stappen en vrijdagochtend starten met practicum of natuurkunde viel niet altijd mee,’ vult Marc aan met een glimlach. Werken In het laatste studiejaar werden de studenten – als een van de laatste groepen – opgeroepen voor dienstplicht. ‘In januari ontving iedereen een brief van defensie,’ vertelt Marc. ‘De meesten hebben de brief niet ingevuld en zijn nooit opgeroepen. Ik heb hem zelf braaf opgestuurd met het gevolg dat ik 9 maanden op ‘t Harde heb gezeten voor opleiding tot wachtmeester Perba: positie en richting bepalende apparatuur, ofwel landmeter zijn bij de krijgsmacht ...tja.’ De instructeurs merkten al vrij snel dat Marc meer wist over theodolieten en GPS dan zij zelf. In de laatste dienstmaand is Marc begonnen met solliciteren. De eerste brief ging naar Fugro Inpark in Breda en daar kon Marc beginnen als operator bij de Gasunie. Veel digitaliseerwerk van alle gasleidingentracés in het zuidelijk deel van Nederland. Ruben heeft een heel leuke stage gehad bij Natuurmonumenten. Zijn werk bestond uit het ontwerpen en vernieuwen van de wandelkaarten van 12 natuurterreinen van Natuur Monumenten. Na de studie kreeg Ruben direct een contract aangeboden om de kaarten te herzien volgens het nieuwe ontwerp. ‘Het werk was heerlijk. Drie dagen buiten wandelen en kaarten controleren en een dag editten op kantoor. Het was de beste zomer ooit,’ laat Ruben weten. Toch gaat hij terug naar Israël. Nu samen met zijn partner, die architect is. Het werk lonkt. ‘Mijn zoektocht naar werk verliep daar heel mooi,’ vertelt Ruben. ‘Ik kreeg een kaart onder ogen en draaide het telefoonnummer wat daarop vermeld stond. Er volgde een heel open gesprek wat eindigde met de afspraak dat ik aan de slag kon bij de handmatige cartografische afdeling van het bedrijf Mapa in Tel Aviv. ‘Wat mij is bij gebleven,’ vertelt Ruben, ‘is de enorme burgerparticipatie bij het maken van de kaarten. In de atlas zaten postkaartjes, die de gebruiker kon invullen en versturen als hij iets zag op de kaart wat niet klopte. Als tegenprestatie was er een prijs te winnen. De afdeling ontving heel veel kaartjes. De inzenders waren een soort gratis medewerkers.’
Marc Möhle, tweede rij links met Noorse trui, en Ruben Stekelenburg erachter met grijze trui in 1991.
Aan DGW&T hebben zowel Marc als Ruben herinneringen. Ruben heeft gewerkt bij DGW&T en Marc voor DGW&T. Al snel vliegen namen van kazernes en de voor- en nadelen van de DSUF2-conversies over tafel. Ook ik heb mijn herinneringen aan deze conversies. Marc is na Fugro Inpark en de Nederlandse Spoorwegen in 1998 gestart als assistent Hoofd Geodesie bij ingenieursbureau van Kleef in Vught. ‘Tijdens de sollicitatiegesprekken kwam naar voren dat Van Kleef op zoek was naar iemand, die het hoofd van de afdeling in de loop van de tijd kon gaan vervangen. Dat zag ik wel zitten,’ zegt Marc. ‘Mijn werk bestond uit het buiten naverkennen van de ‘nietjes-kaart’, het binnen verwerken van de gegevens en het objectgericht maken van
Drie dagen buiten wandelen en kaarten controleren en een dag editten op kantoor. Het was de beste zomer ooit. de grootschalige basiskaart. Steeds meer ging ik projectleiderstaken uitvoeren en kreeg ik te maken met processen, planning en organisatie.’ In 2002 werd Marc hoofd van de afdeling. Kort daarop volgde een overname door Heijmans. ‘De afdeling heeft vele namen gekend,’ vertelt Marc, ‘maar in 2008 ontstond het ingenieursbureau Breijn (onder de vlag van Heijmans).’ Inmiddels is deze naam in januari 2013 weer komen te vervallen. Marc is binnen de afdeling Geodesie verantwoordelijk voor de landmeetkundige werkzaamheden op de grote projecten van Heijmans Infra. Na een stilte blikt Marc terug. ‘Ik heb me zelf wel eens de vraag gesteld of ik een man ben van leidinggeven aan een afdeling of toch graag inhoudelijk betrokken ben in de projecten. Dan kies ik toch voor de rol die ik nu heb in de infraprojecten. ‘Ik kan zeggen
dat ik veel plezier beleef aan grote uitvoerende projecten en dat ik sterk ben in het meedenken met en richting geven aan die projecten.’ Via een korte periode bij AdoGIS (later Tensing) ging Ruben werken bij de afdeling Geo IT van Geodan IT. Veel gemotiveerde mensen, ruimte voor ambitie en een stimulerende directie kenmerken Geodan volgens Ruben. Zijn werk bestond in die periode uit consultancy en projectleiding. Zoals bij elk bedrijf is er ook bij Geodan het nodige veranderd de afgelopen jaren. ‘Hierdoor ontstaan er altijd nieuwe kansen om je verder te ontplooien’, vult Ruben aan. ‘Aan die veranderingen kan je zelf een actieve bijdrage leveren en een invulling aan geven. Pak op wat je ziet dat gedaan moet worden en je wordt hierin gesteund’. Het werk van Ruben bestaat momenteel uit een combinatie manager Operations en het uitvoeren van financiële controle voor de afdeling Finance and Control. De combinatie maakt het voor Ruben erg uitdagend en interessant. Toekomst Hoe de toekomst er uit ziet weet niemand. ‘Maar’, zegt Ruben, ‘mijn partner heeft momenteel in Nederland niet veel werk als architect. Alles zit op slot en wanneer het werk aan trekt, is uiteraard onbekend. Als ik het niet zo naar mijn zin had bij Geodan, waren wij allang weggeweest richting Canada of toch weer Israël.’ Marc ziet de kom ende jaren uitdaging om de kennis van het vakgebied Geodesie zo breed mogelijk toe te passen en te integreren in werkprocessen van de uitvoering van infraprojecten. Ontwikkelingen gaan steeds sneller en komen ook uit branches die niet altijd direct dicht bij ons vakgebied staan. Het leuke is om daar het beste van beiden uit te halen.
Met het televisieprogramma De Reünie onder leiding van Rob Kamphues in mijn achterhoofd ontstond het idee van deze serie. Bij elke terugblik vroeg ik mij af wat mijn studiegenoten zijn gaan doen. Hebben zij hun plek gevonden in het vakgebied? Doen zij heel wat anders? Of staan zij op een kruispunt en is de keuze van de weg nog niet gemaakt? Bent u ook benieuwd naar een oud-studiegenoot en wilt u graag in gesprek komen? Neem contact op met:
[email protected] en ik organiseer een ontmoeting.
Geo-Info 2013-7 31
KAARTEREN HEEFT EEN NIEUW NIVEAU BEREIKT De nieuwe Trimble UX5 Aerial Imaging Solution zet een nieuwe standaard in het snel en veilig verzamelen van beelddata vanuit de lucht door u de hele dag productief te houden – ongeacht de job. Of u nu kiest om te vliegen in regenachtige omstandigheden langs winderige kusten, in hete woestijnen, of in een besneeuwd en bergachtig gebied, de Trimble UX5 is een betrouwbare oplossing ontwikkeld voor mapping-en landmeetprofessionals die de hoogste nauwkeurigheid vereisen. De combinatie van de intuïtieve Trimble Access™ workflows en krachtige Trimble Business Center software voor beeldverwerking, brengt je naar een niveau die reikt ver boven de rest. trimble.com/uas #TrimbleUX5
32 Geo-Info 2013-7
© 2013, Trimble Navigation Limited. All rights reserved. Trimble and the Globe & Triangle logo are trademarks of Trimble Navigation Limited, registered in the United States and in other countries. All other trademarks are the property of their respective owners. SUR-218
Het lezerspanel Geo-Info blijft zich ontwikkelen en, zoals u eerder hebt kunnen lezen, worden we bij die verandering bijgestaan door ons enthousiaste lezerspanel. Deze keer kreeg het panel een aantal vragen over keuzes die zij zouden maken, als ze lid waren van de redactie. Wij legden ons lezerspanel het volgende voor: er zijn evenveel lezers als wensen, als het gaat om de invalshoeken van waaruit de artikelen worden geschreven: een historische, een hedendaagse, een technische, een wetenschappelijke invalshoek, een maatschappelijke of juist bedrijfskundige benadering. De vraag was hoe zij een redactionele keuze zouden maken. Het panel bleek daarin redelijk eensgezind, liever meer invalshoeken per nummer dan minder. Maar goed, meer invalshoeken per nummer betekent de facto ook óf meer
óf langere artikelen per uitgave. Beide is lastig. Een tijdschrift is tenslotte van papier en niet van elastiek. Dus er was een vervolgvraag: leest u liever minder, maar langere artikelen, of leest u liever meer, maar kortere artikelen? Het antwoord van ons panel is overweldigend eensluidend: meer artikelen, maar korter per onderwerp/invalshoek. Een groot deel van het panel kiest dan wel voor de mogelijkheid langere versies van de artikelen op de website te publiceren. Eén van de leden merkt hierbij overigens op dat het ook niet zo moet zijn dat je als lezer bij elk artikel naar je laptop moet lopen om een uitgebreide versie te lezen. Zijn argument, “dan moet ik mijn wijn steeds wegzetten”, klinkt ons positief in de oren, hier spreekt een liefhebber! Maar hij heeft gelijk, een keuze voor welke onderwerpen een korter of langer artikel te rechtvaardigen, moet weldoordacht
zijn - elk artikel met de botte bijl in tweeën knippen is zeker geen optie. Tot slot nog een opmerking over de vormgeving van de inhoudsopgave in Geo-Info, die hebben we vanaf nummer 6 aangepast met de bedoeling er een betere verwijspagina van te maken. En dat blijkt gelukt! Het hele panel vindt deze verandering goed tot zeer goed. Daar zijn wij blij mee en het stimuleert ons om gestaag en volhardend door te gaan op de ingeslagen weg. Heeft u zelf nog op- of aanmerkingen over Geo-Info? Of wilt u ook meedoen met het lezerspanel? Laat het ons weten via
[email protected]. Roelof Keppel, hoofdredacteur Geo-Info
RUIMTE VOOR KENNIS ,5 2 € aand per m
Ruimteschepper Kenniskring Ruimteschepper bundelt de kennis en ervaring van een groot aantal ervaren en onafhankelijke experts uit de geo-informatiesector. En die kennis delen we graag! Daarom is er nu voor partners en geïnteresseerden de mogelijkheid om deel te nemen aan de Kenniskring. Concreet houdt een lidmaatschap in:
• Deelname aan Ruimteschepper kennissessies • Korting op producten (boeken, workshops) • Toegang tot kennisfora Ervaar dat kennis delen kennis vermenigvuldigt! Meer info en aanmelden: www.ruimteschepper.nl.
Esri GIS Conferentie 2013 25 en 26 september | de Doelen, Rotterdam
Reis wereld
OP Esri GIS Conferentie is het grootste jaarlijkse GIS-evenement in Nederland. Jaarlijks nemen meer dan 1500 mensen deel aan deze tweedaagse conferentie. Esri Nederland organiseert dit evenement in 2013 voor de 20e keer.
in uw
• • •
U doet in deze twee dagen inspiratie en ideeën op over hoe u GIS in uw organisatie nog optimaler kunt gebruiken en inzetten. Ook bent u helemaal op de hoogte van alle laatste ontwikkelingen op GIS-gebied. Bovendien kunt u in korte tijd contact leggen met nieuwe mensen uit uw vakgebied en ervaringen met hen delen.