Gemeente Roosendaal Gemeente Halderberge nummer
X.127x00036.2550
datum
28 nov 2003
concept
april 2003
voorontwerp ontwerp
november 2003
Rapport I Bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Borchwerf II’
vaststelling
Toelichting en voorschriften
Documentatiepagina
Opdrachtgever(s):
Gemeente Roosendaal, gemeente Halderberge
Titel rapport:
Rapport I Bestemmingsplan bedrijventerrein Borchwerf II
Rapporttype:
Ontwerp-bestemmingsplan
Rapportnummer:
X.127x00036.2550
Datum:
november 2003
Contactpersoon opdrachtgever(s):
gemeente Roosendaal, dhr. P. Willemse gemeente Halderberge, dhr. T. Veraart
Projectteam BRO:
dhr. ir. P. Zuidhof dhr. ir. S. Hommersom dhr. ir. M . Oosting dhr. dr. J. de Kievit mw. mr. H. Dijkman
Beknopte inhoud:
Directe aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de grote vraag naar bedrijventerreinen zowel in de gemeente Roosendaal als in de gemeente Halderberge, maar ook in de regio West-Brabant.
Trefwoorden:
Bestemmingsplan
Voorschriften
Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDENDE VOORSCHRIFTEN Artikel 1 - Begripsomschrijvingen Artikel 2 - Wijze van meten
3 3 8
2. BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN Artikel 3 - Beschrijving in hoofdlijnen Artikel 4 - Bedrijfsdoeleinden I, II en III -BI, BII en BIIIArtikel 5 - Bedrijfsdoeleinden/groothandel in bouwmaterialen -BgbArtikel 6 - Niet-agrarische bedrijven -Bvt/BhmArtikel 7 - Horecadoeleinden -HArtikel 8 - Burgerwoningen Artikel 9 - Landelijk Gebied Artikel 10 - Groenvoorzieningen Artikel 11 - Natuurgebied Artikel 12 - Water Artikel 13 - Verkeersdoeleinden Artikel 14 - Belemmeringen leidingen (medebestemming) Artikel 15 - Belemmeringen hoogspanningslijn (medebestemming) Artikel 16 - Leidingenzone (medebestemming) Artikel 17 - Waterstaatkundige doeleinden, waterkering (medebestemming)
9 9 16 26 28 30 33 35 37 39 42 44 46 49 51
3. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN Artikel 18 - Algemene bepaling omtrent ondergronds bouwen Artikel 19 - Overgangsbepalingen Artikel 20 - Algemene bepalingen met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken, anders dan bouwen Artikel 21 - Algemene vrijstellingsbevoegdheid Artikel 22 - Algemene wijzigingsbevoegdheid 1 Artikel 23 - Algemene wijzigingsbevoegdheid 2 Artikel 24 - Procedurevoorschriften Artikel 25 - Strafbepaling Artikel 26 - Dubbeltelbepaling Artikel 27 - Slotbepaling
55 55 56
53
56 56 56 56 56 56 56 56
Plankaart nrs. 4178.041B-01, 4178.041B-02 en 4178.041B-03 Bijlage: Lijst van bedrijfsactiviteiten
Inhoudsopgave
1
2
1.
INLEIDENDE VOORSCHRIFTEN
Artikel 1 -
Begripsomschrijvingen1
In deze voorschriften wordt verstaan onder: 1. ambachtelijk een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door bedrijf: middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen; 2. arbeidsintensi- het aantal werknemers per oppervlakte-eenheid; daarbij teit: wordt het navolgende onderscheid gemaakt: - laag (extensief): > 100 m² / werknemer; - matig intensief: 40-100 m² / werknemer; - hoog (intensief): < 40 m² / werknemer; 3. autode zakelijke afhankelijkheid van de auto bij de uitoefening afhankelijkvan de werkzaamheden, waarbij het volgende onderscheid is heid: gemaakt: - minder dan 20% van het aantal werkzame personen is auto-afhankelijk (lage auto-afhankelijkheid); - 20-30% van het aantal werkzame personen is autoafhankelijk (matige auto-afhankelijkheid); - meer dan 30% van het aantal werkzame personen is autoafhankelijk (hoge auto-afhankelijkheid); 4. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 5. bebouwingseen in de voorschriften aangegeven percentage, dat de percentage: grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; 6. bestaand een bouwwerk, dat: bouwwerk: - op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is; - na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of melding, waarbij de bouwaanvraag/melding voor dat tijdstip is ingediend; 7. bestemmings- een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van grens: een bestemmingsvlak; 8. bestemmings- een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemvlak: ming;
1
In alfabetisch-lexicografische volgorde.
Hoofdstuk 1
3
9.
bezoekersintensiteit:
10.
bijgebouw:
11.
bouwen:
12.
bouwgrens:
13.
bouwperceel:
14.
bouwvlak:
15.
bouwwerk:
16.
17.
bruto-/ bedrijfsvloeroppervlak: C-locatie:
18.
detailhandel:
4
het aantal bezoekers van een bedrijf en/of voorziening per oppervlakte-eenheid; daarbij kan het volgende onderscheid worden gemaakt: - laag (extensief): vrijwel nooit of incidenteel bezoekers in het kader van de bedrijfsvoering (> 300 m² / bezoeker); - regelmatig: regelmatig contact met klanten of relaties (100-300 m² / bezoeker); - hoog (intensief): dagelijkse stroom bezoekers substantieel onderdeel van de bedrijfsvoering, bedrijfsactiviteit gericht op klanten/ bezoekers, baliefuncties e.d. (< 100 m² / bezoeker); een met een hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouwd dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; een op de plankaart aangegeven lijn die niet door gebouwen mag overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen; de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond, behorende bij een bestaand of op te richten bouwwerk of complex van bouwwerken; een op de plankaart aangegeven vlak dat door bouwgrenzen omsloten is en waarop gebouwen zijn toegelaten; elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; de totale oppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten; locatie, die bedoeld is voor bedrijven en voorzieningen met een lage arbeids- en/of bezoekersintensiteit en een hoge autoafhankelijkheid van het goederenvervoer over de weg; er is sprake van een C-locatie wanneer de volgende kenmerken aanwezig zijn: - ligging in de nabijheid van een autosnelweg; - ruime parkeermogelijkheden; - niet of minder goed ontsloten door het openbaar vervoer; het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
Hoofdstuk 1
19. 20.
dienstverlening: differentiatielijn:
21.
distributie:
22.
gebouw:
23.
geluidszoneringsplichtige inrichting: groothandel:
24.
25. 26.
beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse; het bedrijfsmatig verlenen van diensten; een op de plankaart aangegeven lijn, die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende hoogten, bebouwingspercentages en/of een verschillende omvang van bouwpercelen zijn toegestaan; het georganiseerd vervoeren van (bijvoorbeeld) goederen van producent naar consument; elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; inrichting zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, nr. 50);
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen die deze goederen in een door hen gedreven ondernemingen aanwenden; handelsbedrijf: een bedrijf dat bedrijfsmatig goederen ten verkoop uitstalt, te koop aanbiedt, verkoopt of levert; horecabedrijf/- het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter voorziening: plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden in de volgende bedrijfsvormen: a. restaurant, bistro, pizzeria: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van drank (daaraan) ondergeschikt is; b. snackbar, grillroom, shoarmazaak, fastfoodrestaurant: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik elders en het verstrekken van snacks (hapjes) voor gebruik ter plaatse; het verstrekken van drank is hieraan ondergeschikt; c. lunchroom, croissanterie, broodjeszaak, vlaaierij: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstekken van etenswaren als brood- en deegwaren voor gebruik elders en voor gebruik ter plaatse; het verstrekken van drank is hieraan ondergeschikt;
Hoofdstuk 1
5
27.
industrieel bedrijf:
28.
kantoor:
29.
kantoorhoudend bedrijf:
6
d. ijssalon: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van ijs voor gebruik elders en voor gebruik ter plaatse; e. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is; f. hotel: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodaties en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is; g. bar/café/grand-café/eetcafé of taverne/coffeeshop/tearoom: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is; h. bar-discotheek of discotheek (dancing): een zelfstandig, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en tevens gelegenheid biedt tot dansen, met een in algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de consumpties behalve zittend ook staan kunnen worden genuttigd. een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verwerken van grondstoffen en/of vervaardigen van producten (nijverheids- en productie-technische bedrijven); een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek; een bedrijf waarvan een kantoor deel uit maakt;
Hoofdstuk 1
30.
31.
32.
33. 34.
35.
36.
37.
38. 39.
40.
41.
42.
Lijst van bedrijfsactiviteiten: logistieke dienstverlening:
de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals die lijst is opgenomen in de bijlage behorende bij deze voorschriften; dienstverlening waarbij de gehele fysieke distributie (transport, voorraadbeheer, ontvangst, opslag en orderverzameling) en de daaraan verbonden informatiefunctie wordt verzorgd door een producent; ondergeschikt een buiten de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van dakopbouw: een gebouw, zoals een dakvenster, een balkon, een luifel en een bloemenvenster, met uitzondering van een uitgebouwd deel van een gebouw (ter uitbreiding van het oppervlak); parkeervoorelke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve zieningen: van gemotoriseerd verkeer; peil: a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. in andere gevallen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein; plan: het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Borchwerf II’ (nr. X.127x00036.2550) van de gemeente Roosendaal en de gemeente Halderberge; plankaart: de tekeningen (nrs. 4178.041B-01, 4178.041B-02 en 4178.041B-03) van het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Borchwerf II’; stedenbouwde aan een gebied toegekende waarde in verband met stekundige kwali- denbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur teit: alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied; transport: vervoer, het overbrengen van goederen of personen; transport- en economische sector bestaande uit: transport, logistieke distributiesec- dienstverlening, distributie en value added logistics; tor: value added logistiek, waarbij een waardetoevoegende activiteit (produclogistics (VAL): tie) naast de standaardactiviteiten zoals opslag en distributie plaatsvindt; weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen; windturbine: een bouwwerk, dat dient voor het omzetten van de energie van bewegende lucht in andere vormen van energie, zoals elektriciteit en warmte.
Hoofdstuk 1
7
Artikel 2 -
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 1. afstand tot de perceelsde kortste afstand van enig punt van een gebouw grens: tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel; 2. afstand tussen geboude kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelwen: vlakken van de gebouwen; 3. goothoogte van gebouverticaal vanaf de horizontale snijlijn van het dakwen: vlak met het daaronder gelegen buitenwerks gevelvlak tot aan het peil; 4. dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 5. grondoppervlak van een tussen (de buitenste verticale projecties van) de bouwwerk: buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidsmuren); 6. inhoud van een gebouw: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen, en boven peil; gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs 7. bruto/bedrijfsvloeroppervlak de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende van een gebouw: scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw; 8. (bouw)hoogte/ vanaf peil tot het hoogste punt van een bouwwerk; nokhoogte van een wat gebouwen betreft worden antennes, schoorbouwwerk: stenen en andere ondergeschikte dakopbouwen niet meegerekend; 9. lengte, breedte en diepte tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde bouwwerk: van de gevels (en/of hart van scheidsmuren); 10. masthoogte van een vanaf het peil tot een het hoogste punt van de windturbine: mast van de windturbine; 11. toepassing van maten: de in deze voorschriften gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, afvoerpijpen van hemelwater, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwwerken.
8
Hoofdstuk 1
2.
BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN
Artikel 3 -
Beschrijving in hoofdlijnen
Algemeen
Lid 1. Het bedrijventerrein Borchwerf II is een gemeenschappelijke ontwikkeling van de gemeenten Roosendaal en Halderberge. Voor het plangebied wordt gestreefd naar de aanleg van een bedrijventerrein met bijbehorende voorzieningen: a. ter grootte van circa 260 ha bruto en circa 140 ha netto (uitgeefbaar terrein); b. waarbij gelet op de ligging aan de A17 en de toekomstige Noordoost Tangent en belangrijke verbindingswegen en een geprojecteerde verbindingsweg met het bedrijventerrein Majoppeveld, beeldkwaliteit nadrukkelijk de aandacht krijgt; c. waarbij duurzaamheid op alle schaalniveaus een voorname rol speelt in het totale ontwikkelingsproces.
Functie van de beschrijving in hoofdlijnen
Lid 2. De beleidsdoelen van het plan zullen niet alleen met het plan worden nagestreefd maar met alle middelen die de gemeenten Roosendaal en Halderberge ten dienste staan. De beschrijving in hoofdlijnen heeft geen directe toetsingsfunctie, maar wel een indirecte toetsingsfunctie bij: - het beoordelen van activiteiten die slechts toelaatbaar zijn op grond van een vrijstelling; - het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid; - het kunnen stellen van nadere eisen.
Profiel
Lid 3. Het bedrijventerrein Borchwerf II wordt ontwikkeld voor: a. bedrijven in de milieucategorieën 3 tot en met 5 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage) in logistieke dienstverlening, transport en distributie met aandacht voor value added logistics (VAL) en kennisintensieve bedrijvigheid;
Hoofdstuk 2
9
kaart
10
Hoofdstuk 2
b. lokale en regionale bedrijvigheid vanuit de kernen of het buitengebied van de gemeenten Roosendaal en Halderberge die verplaatsing behoeft in verband met milieuhinder, overlast en/of functioneel-ruimtelijke ongewenstheid dan wel in verband met gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden; c. opvang van enkele grote bedrijven die naar aard en omvang eigenlijk gehuisvest zouden moeten worden op het bedrijventerrein Moerdijk, maar door tijdelijk ruimtegebrek aldaar geen geschikte locatie kunnen vinden. Ruimtelijke hoofdstructuur
Hoofdstuk 2
Lid 4. De ruimtelijke hoofdstructuur van het bedrijventerrein Borchwerf II kent de navolgende uitgangspunten: a. Het bedrijventerrein is opgebouwd uit vijf velden met een eigen ruimtelijke karakteristiek: - De velden A wordt primair ontwikkeld ten behoeve van kantoorhoudende bedrijvigheid waarbij de kantoren met eventueel bijbehorende showrooms naar de openbare ontsluitingswegen zijn gericht. In veld A heeft een bouwperceel een omvang van 10.000 m² tot 50.000 m², met uitzondering van de noordrand waar de omvang van een perceel tussen de 30.000 m² en 80.000 m² bedraagt en van de oostrand waar een omvang van een bouwperceel maximaal 10.000 m² bedraagt; - Veld B is gereserveerd voor bouwpercelen tot 10.000 m²; - Veld C wordt ontwikkeld ten behoeve van grootschalige geïntegreerde bebouwingscomplexen met omvang van een bouwperceel van 10.000-50.000 m², waarbij kantoren en/of showrooms ruimtelijk volledig worden geïntegreerd in de bebouwingscomplexen, die als architectonische objecten centraal op het kavel zijn gesitueerd; - Veld D wordt ontwikkeld ten behoeve van bedrijven met een maximale omvang van een bouwperceel van 5.000 m², met uitzondering van de zone parallel aan de A17 waar een maximale omvang van een bouwperceel 3.500 m² bedraagt en waar bedrijven zowel geschakeld als (half)vrijstaand mogen worden gebouwd in drie bebouwingsstroken
11
waarbij de kantoren met eventueel bijbehorende showrooms naar de openbare ontsluitingswegen zijn gericht; - Veld F wordt ontwikkeld ten behoeve van kleinschalige bedrijven met een maximale omvang van een bouwperceel van 15.000 m², met uitzondering van de zone parallel aan de A17 waar uitsluitend zelfstandige kantoren zijn toegestaan met een maximale omvang van een bouwperceel van 5.000 m². b. Ruimtelijk structurerende en herkenbare landschappelijke elementen vormen de structuurdragers voor de ontwikkeling, te weten: - infrastructurele elementen (A17, geprojecteerde Noordoost Tangent, nationale buisleidingenstraat en spoorbaan Roosendaal-Rotterdam); - waterwegen en waterlopen (Vliet, Bakkersberg / Turfvaart en de Riet); - ecologische verbindingszones (parallel aan Bakkersberg). c. Het bedrijventerrein Borchwerf II wordt in ruimtelijk opzicht nadrukkelijk aangesloten op het bestaande bedrijventerrein Borchwerf I. Gestreefd wordt naar de ontwikkeling van één geïntegreerd bedrijventerrein, waarbij met name de ontwikkeling van een tweetal centrale assen (in velden A en B en in veld D) voor ruimtelijke vervlechting en versterking van de functionele structuur moeten zorgen. d. Naast de ontwikkeling van een bedrijventerrein, wordt geïnvesteerd in de landschappelijke structuur door de ecologische zone feitelijk te realiseren. Functionele hoofdstructuur
12
Lid 5. De functionele hoofdstructuur van het bedrijventerrein Borchwerf II kent de navolgende uitgangspunten: a. Borchwerf II wordt ontwikkeld als integraal onderdeel van een multi-modaal bedrijventerrein, waarbij gestreefd wordt naar een optimale aansluiting van het bedrijventerrein op aanwezige infrastructurele voorzieningen als het Rijkswegennet, de spoorbanen richting Antwerpen, Zeeland, Rotterdam en Eindhoven, de nationale buisleidingenstraat en de Roosendaalse Vliet, al of niet via het bedrijventerrein Borchwerf I.
Hoofdstuk 2
b. De verkeerskundige ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer vindt als volgt plaats: - Veld A wordt rechtstreeks ontsloten via de afgeleide Roosendaalsebaan op de toekomstige Noordoost Tangent. Dwars op deze hoofdas zijn een tweede hoofdas en twee parallelle ontsluitingswegen (die onderling zijn verbonden door reguliere ontsluitingswegen) geprojecteerd. De hoofdas splitst in veld B in westelijke richting naar Borchwerf I en in oostelijke richting naar Majoppeveld; - Veld C wordt rechtstreeks aangesloten op het bestaande viaduct van Borchwerf I met de A17. Vanaf deze aansluiting leidt een hoofdas via veld D naar de Roosendaalsebaan. Ontsluitingswegen takken aan op deze hoofdas; - Bedrijven mogen niet rechtstreeks worden ontsloten op de als hoofdassen aangemerkte wegen, maar moeten worden ontsloten via de reguliere ontsluitingswegen. c. Deels parallel aan de ontsluitingsstructuur voor gemotoriseerd verkeer en deels autonoom en ruimtelijk geïntegreerd met de ecologische hoofdstructuur is een fijnmazig langzaamverkeersnetwerk voorzien, waaronder ook recreatieve langzaamverkeersroutes, waarbij zo veel mogelijk gebruik zal worden gemaakt van vrijliggende fiets- en voetpaden. Gestreefd wordt naar een optimale aansluiting op en integratie met het regionale langszaamverkeersnetwerk; d. De mogelijkheid wordt aan bedrijven geboden om desgewenst gebruik te maken van een railverbinding, waartoe in de velden A en B een reservering is opgenomen voor aanleg van een stamlijn voor goederenvervoer die rechtstreeks zal worden aangesloten op de spoorbaan Roosendaal-Rotterdam en van waaraf de mogelijkheid bestaat om alle kavels in deze velden te ontsluiten. Tot aanleg van de stamlijn met kavelontsluitingen zal evenwel pas worden overgegaan bij gebleken behoefte; e. Gekoppeld aan de aansluiting van veld C op het viaduct met de A17 is een servicepunt voorzien waarin uitsluitend de vestiging van activiteiten ten dienste van het bedrijventerrein en/of de op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven is toegelaten. Bij dit servicepunt is on-
Hoofdstuk 2
13
der meer een carpoolplaats voorzien; f. Voor alle bedrijven geldt dat moet worden voorzien in voldoende voorzieningen voor laden- en lossen en parkeren, waarbij de normen als opgenomen in de bestemmingsvoorschriften als minimumnorm in acht moeten worden genomen. g. In en om het bedrijventerrein bevinden zich verschillende infrastructurele voorzieningen als hoogspanningsleidingen en ondergrondse leidingen, waarbij uit oogpunt van veiligheid rekening moet worden gehouden met veiligheidszones waarbinnen slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden zijn. h. Er dient bij aanleg, ontwikkeling en beheer van het bedrijventerrein expliciet aandacht te worden besteed aan sociale veiligheid, fysieke veiligheid en verkeersveiligheid. Milieukundige aspecten
14
Lid 6. Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein Borchwerf II gelden navolgende milieukundige uitgangspunten: a. Er wordt ingezet op een duurzame en kwalitatief hoogwaardige ontwikkeling, waarbij gestreefd wordt naar: - zorgvuldige landschappelijke inpassing, rekeninghoudend met kwaliteiten van de plek; - duurzaam beheer van de waterhuishouding; - efficiënt en compact ruimtegebruik; - benutting van multimodale potenties; - minimale milieubelasting op de omgeving (geur en geluid); - vasthouden van kwaliteiten voor de toekomst; zoals uitgewerkt in het Stedenbouwkundig Plan en Duurzaamheidsplan Bedrijventerrein Borchwerf II. b. Specifieke maatregelen als: - de aanleg van een verbeterd gescheiden rioolstelsel in combinatie met de aanleg van infiltratie-, retentie- en/of buffervoorzieningen en kwantitatief afgestemd op te verwachten piekbelastingen; - de wering van gebiedsvreemd water en de lozing van schoonwater op het oppervlaktewater overeenkomstig de huidige gebiedshoeveelheden; - bevordering van het gebruik van aanvullende voorzieningen (door het instellen van parkmanagement).
Hoofdstuk 2
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden
Hoofdstuk 2
Lid 7. Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein Borchwerf II gelden navolgende landschappelijke en cultuurhistorische uitgangspunten: a. Parallel aan de Bakkersberg en centraal gelegen in het bedrijventerrein Borchwerf (I en II) bevindt zich een ecologische verbindingszone die onderdeel uitmaakt van de Groene Hoofdstructuur. Voorzien is de ontwikkeling van deze zone tot een half-natte verbindingszone waarbij de oevers van de Bakkersberg zullen worden ingericht als natuurlijke oevers die het karakter krijgen van (kleinschalige) uiterwaarden; b. De ecologische verbindingszone doorsnijdt het bedrijventerrein Borchwerf. Deze zone volgt tussen de velden C en D het oude dijklichaam dat herinnert aan de oorspronkelijke loop van de Vliet en sluit aldaar aan op een bosperceel dat is aangemerkt als natuurreservaat. Ten zuiden van veld F en tussen de velden A en B loopt deze zone parallel aan de Bakkersberg/Turfvaart; c. In veld A bevindt zich het cultuurhistorisch waardevolle complex van de Stormhoeve. De combinatie van oude en karakteristieke bebouwing omgeven door hoog opgaande boombeplantingen maken dit complex tot een waardevol ensemble dat als cultuurhistorisch waardevol element binnen de totale ontwikkeling wordt opgenomen. Er wordt gestreefd naar het vinden van een passende functie, waarbij te denken valt aan verblijfsgerichte horecafaciliteiten, die mede ten dienste staan van het bedrijventerrein.
15
Artikel 4 Doeleinden
Bedrijfsdoeleinden I, II en III -BI, BII en BIIILid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Bedrijfsdoeleinden I -BI-’ zijn bestemd voor: a. de uitoefening van industriële, ambachtelijke, groothandelsbedrijven en bedrijven in de transport- en distributiesector, voor zover deze bedrijven voorkomen in milieucategorie 3.1 en 3.2 zoals vermeld in de bij deze voorschriften behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage); b. kantoren, met dien verstande dat deze deel moeten uitmaken van een bedrijf als bedoeld in sub a en het kantooroppervlak niet meer bedraagt dan 40% van het totale bedrijfsoppervlak met een maximum van 2000 m²; c. ter plaatse van de aanduiding ‘dh’ op de plankaart: (1) de uitoefening van dienstverlening op administratief, financieel-zakelijk, bedrijfskundig, juridisch en arbeidsbemiddelend gebied, alsmede kinderopvang en bedrijfsgebonden sportfaciliteiten ter ondersteuning van bedrijven met een maximale oppervlakte van 2000 m²; (2) de uitoefening van maximaal één horecabedrijf, met dien verstande dat slechts de bedrijfsvormen als genoemd in artikel 1, lid 25 sub a, b, c en e zijn toegestaan, waarbij tevens aanvullende ondergeschikte voorzieningen zijn toegestaan, zoals was- en douchegelegenheden en voorzieningen voor onderhoud van motorvoertuigen in beperkte zin (zoals wassen en olie verversen), een en ander onder de voorwaarde dat: - de activiteiten gericht dienen te zijn op de passerende weggebruiker; - het bruto-vloeroppervlak van het gebouw maximaal 200 m2 mag bedragen, waarbij de aanvullende ondergeschikte voorzieningen maximaal 40% van het totale bruto-vloeroppervlak in beslag mogen nemen. Lid 2. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Bedrijfsdoeleinden II -BII-’ zijn bestemd voor: a. de uitoefening van industriële, ambachtelijke, groothandelsbedrijven en bedrijven in de transport- en distributiesector, voor zover deze bedrijven voorkomen in
16
Hoofdstuk 2
milieucategorie 4 en 5 zoals vermeld in de bij deze voorschriften behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage); b. kantoren, met dien verstande dat deze deel moeten uitmaken van een bedrijf als bedoeld in sub a en het kantooroppervlak niet meer bedraagt dan 40% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 2000 m². Lid 3. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Bedrijfsdoeleinden III -BIII-’ zijn bestemd voor zelfstandige kantoren zonder baliefunctie en zonder publieksaantrekkende werking en met een matige of hoge autoafhankelijkheid. Lid 4. De op de plankaart aangewezen gronden voor ‘Bedrijfsdoeleinden I, II en III -BI, BII en BIII-‘ zijn tevens bestemd voor: a. de aanleg en instandhouding van interne ontsluitingswegen, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding op de plankaart terzake, met dien verstande dat deze aanduiding indicatief is, wat betekent dat een verschuiving van 15 m¹ aan weerszijden mogelijk is; b. de aanleg en instandhouding van interne toegangswegen en in- en uitritten; c. de aanleg en instandhouding van een stamlijn ter plaatse van de aanduiding ter zake op de plankaart, met dien verstande dat deze aanduiding indicatief is, wat betekent dat een verschuiving van 10 m¹ aan weerszijden mogelijk is; d. de aanleg en instandhouding van verkeersvoorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, straatmeubilair en abri’s; e. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen; f. de aanleg en instandhouding van voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; g. de aanleg en instandhouding van voorzieningen van openbaar nut; h. de aanleg, instandhouding en bescherming van de leidingen alsmede de bescherming van mensen en gebouwen als bedoeld in artikel 14; i. de aanleg, instandhouding en bescherming van de hoogspanningslijn als bedoeld in artikel 15;
Hoofdstuk 2
17
j. de aanleg, instandhouding en bescherming van de leidingen alsmede de bescherming van mensen en gebouwen als bedoeld in artikel 16. Lid 5. Van het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 zijn uitgezonderd: a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen, behoudens op de gronden als bedoeld in lid 2, d.w.z. gronden die zijn gelegen binnen de aanduiding ‘zonegrens geluidhinderlijke bestemmingen tevens differentiatielijn’ op de plankaart; b. detailhandelsbedrijven; c. bedrijfswoningen; d. zelfstandige kantoren, behoudens op de gronden als bedoeld in lid 3 en niet zijnde kantoren als bedoeld in lid 1 sub b en lid 2 sub b; e. voorzover gelegen binnen de ‘stankcirkel’: - voedingsmiddelenindustrie en voedingsmiddelenopslag; - bedrijven die bestemd zijn voor het langdurig, met wonen gelijk te stellen, verblijf van mensen, waaronder in ieder geval begrepen bedrijven met een hoge arbeids- en/of bezoekersintensiteit. Inrichting
Lid 6. Voor de inrichting van de gronden gelden de volgende bepalingen: a. voorzien moet worden in voldoende laad- en losmogelijkheden op eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het ladend en lossend verkeer kan manoeuvreren en zich kan opstellen op het bouwperceel zelf, zodat het openbaar gebied daarmee niet wordt belast; b. voorzien moet worden in voldoende parkeermogelijkheden op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd overeenkomstig de volgende minimale normen: - voor industriële, ambachtelijke en groothandelsbedrijven: 1,35 parkeerplaatsen per 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak; - voor kantoren met baliefunctie: 2 parkeerplaatsen per 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak; - voor kantoren zonder baliefunctie: 1,5 parkeerplaatsen per 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak;
18
Hoofdstuk 2
-
voor garages: 3,2 parkeerplaatsen per 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak; - voor showrooms (auto’s): 2 parkeerplaatsen per 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak; - voor bedrijfsverzamelgebouwen: 1,4 parkeerplaatsen per 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak; - voor opslag (storage): 0,5 parkeerplaatsen per 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak; - voor cafés/snackbars: 5 parkeerplaatsen per 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak; - voor restaurants: 13,5 parkeerplaatsen per 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak . Eventueel niet vermelde functies en/of bedrijfsvormen zullen moeten voldoen aan parkeernormen genoemd in ‘ASVV 1996, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW, Ede, Publicatie 110’ of de normen als genoemd in daaropvolgende uitgaven; c. voorzien moet worden in voldoende inpandige fietsvoorzieningen, waarbij de volgende minimale normen gelden: - voor industriële, ambachtelijke en groothandelsbedrijven: 1 fietsvoorziening per 500 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak; - voor kantoren: 1 fietsvoorziening per 200 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak; d. voor bouwpercelen met een omvang van 2,5 hectare of meer geldt dat voorzien moet worden in voldoende infiltratievoorzieningen op eigen terrein; e. ten aanzien van de minimale en maximale omvang van bouwpercelen gelden de aanduidingen op de plankaart. Bouwvoorschriften
Hoofdstuk 2
Lid 7. Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de plankaart alsmede de volgende bepalingen: a. behoudens het bepaalde in sub b en sub h, gelden ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen de aanduidingen op de plankaart; b. ter plaatse van de aanduiding ‘verplichte bouwgrens’: - dienen de gebouwen te worden gebouwd in de naar de rijksweg toegekeerde bouwgrens; - bedraagt de breedte van een bouwperceel minimaal 25 m¹ en maximaal 50 m¹; - geldt over een diepte van 5 m¹ vanaf de bouwgrens een bouwhoogte van 8 m¹;
19
c. binnen een zone van 12 m¹ vanaf de weg waarop het perceel wordt ontsloten, mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de kantoorfunctie worden gebouwd; het bepaalde in sub e blijft van toepassing; d. binnen een zone van 22 m1 vanaf de weg waarop het perceel wordt ontsloten mogen in of aan de bedrijfsgebouwen geen laad- en losvoorzieningen worden gerealiseerd; e. de afstand van een gebouw tot aan de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m¹, behoudens ter plaatse van de aanduiding ‘afwijkende bouwgrens’ waar in de perceelsgrens mag worden gebouwd; f. ten aanzien van het minimale en maximale bebouwingspercentage gerekend over het bouwperceel gelden de aanduidingen op de plankaart; g. de gebouwen mogen worden voorzien van een kap met een maximale dakhelling van 15°; h. de oppervlakte van een gebouw van openbaar nut bedraagt maximaal 15 m² met een maximale bouwhoogte van 3 m¹. Lid 8. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte maximaal 8 m¹ mag bedragen, met uitzondering van: - terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 1 m¹ voor de voorgevel en maximaal 2 m¹ achter de voorgevel mag bedragen; - bewegwijzering waarvan de hoogte maximaal 10 m¹ mag bedragen; - silo’s op de gronden gelegen op een afstand van minimaal 100 m¹ vanaf de openbare weg en/of het openbare groen waarvan de hoogte maximaal 20 m¹ mag bedragen. Vrijstelling bouwvoorschriften
Lid 9. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 7 sub e en f voor de bouw van gebouwen in de perceelsgrenzen op een afstand van minimaal 12 m¹ vanaf de weg waarop het perceel wordt ontsloten en/of voor de verhoging van het bebouwingspercentage, onder de voorwaarden dat:
20
Hoofdstuk 2
a. de afwijking van de bouwvoorschriften in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is; b. er geen strijdigheid ontstaat met het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen als bedoeld in artikel 3; c. het bepaalde in lid 6 sub e en de aanduidingen ter zake op de plankaart ten aanzien van de maximale omvang van het bouwperceel van toepassing blijven; d. de ruimtelijke en functionele structuur niet onevenredig wordt aangetast; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; f. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampbestrijding gewaarborgd is; g. aangetoond wordt dat op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig blijft. Lid 10. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 7 sub a en b tot: (1) verhoging van de aangegeven maximale bouwhoogten volgens het volgende schema: - van 12 m¹ naar 16 m¹; - van 16 m¹ naar 25 m¹; (2) verlaging dan wel verhoging van de aangeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘verplichte bouwgrens’ van 8 m¹ naar een hoogte gelegen tussen 7,5 en 8,5 m¹; onder de voorwaarden dat: (1) de afwijking van de bouwvoorschriften in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is; (2) er geen strijdigheid ontstaat met het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen als bedoeld in artikel 3; (3) de ruimtelijke en functionele structuur niet onevenredig wordt aangetast; (4) de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; (5) de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampbestrijding gewaarborgd is; (6) op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is.
Hoofdstuk 2
21
Nadere eisen
Lid 11. Burgemeester en wethouders zijn ter uitvoering van de beschrijving in hoofdlijnen als bedoeld in artikel 3 bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de: (1) situering van bedrijven en bedrijfsactiviteiten; (2) situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; (3) situering en afmetingen van de percelen; (4) de hoogte van gebouwen; (5) inrichting van de gronden waaronder de aanleg en omvang van parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van toegangs- en ontsluitingswegen, indien dit noodzakelijk is: a. ter voorkoming van een strijdig met de beschrijving in hoofdlijnen als bedoeld in artikel 3; b. ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse; c. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing; d. ter waarborging van de milieuzonering; e. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken; f. ter waarborging van de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding; g. in verband met de gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein.
Ander gebruik dan bouwen
22
Lid 12. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, lid 1 wordt in elk geval gerekend: a. het gebruik voor woondoeleinden; b. de uitoefening van een andere tak van handel (inclusief detailhandel), bedrijf of dienstverlening dan ingevolge het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 is toegestaan; c. voor open opslag tenzij deze zodanig plaatsvindt dat de opslag niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en aldus achter bebouwing plaatsvindt dan wel is afgeschermd door middel van groenvoorzieningen.
Hoofdstuk 2
Vrijstelling m.b.t. ander gebruik
Lid 13. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 20, lid 1 juncto lid 12 sub b juncto lid 1 van dit artikel, met inachtneming van de volgende bepalingen: a. vrijstelling kan worden verleend ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat is opgenomen in categorie 4 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten indien deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie 3.1 of 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten; b. vrijstelling kan worden verleend ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat hoewel gelijkwaardig is aan categorie 3.1 of 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd; c. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking. Lid 14. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 20, lid 1 juncto lid 12 sub b juncto leden 2 en 3 van dit artikel voor de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat is opgenomen in categorie 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, onder de volgende voorwaarden: a. de vrijstelling mag uitsluitend worden verleend indien binnen de bestemming Bedrijfsdoeleinden I -BI-‘ geen plaats is voor de vestiging c.q. uitoefening van het bedrijf, met inachtneming van het bepaalde in lid 6 sub e met betrekking tot de omvang van het bouwperceel; b. de maatvoeringseisen zoals bedoeld in dit artikel blijven van toepassing. Lid 15. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 20, lid 1 juncto lid 12 sub b juncto leden 2 en 3 van dit artikel voor de vestiging c.q. uitoefening van detailhandel in auto’s, boten en caravans, onder de volgende voorwaarden:
Hoofdstuk 2
23
a. vrijstelling kan alleen worden verleend voor de gronden met de aanduiding ‘vrijstellingsmogelijkheid A’ op de plankaart; b. de vrijstelling kan pas worden verleend indien door de aanvrager kan worden aangetoond dat vestiging van de detailhandel in auto’s, boten en caravans niet mogelijk is aan de rand van de kern dan wel in het winkelconcentratiegebied, hetgeen dient te blijken uit een door de aanvrager in te dienen bedrijfsplan en hetgeen onder mee kan worden aangetoond door een locatieonderzoek. Lid 16. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 20, lid 1 juncto lid 12 sub b juncto leden 2 en 3 van dit artikel voor de vestiging c.q. uitoefening van detailhandel in bouwmaterialen: a. vrijstelling kan alleen worden verleend voor de gronden met de aanduiding ‘vrijstellingsmogelijkheid B’ op de plankaart; b. de vrijstelling kan pas worden verleend indien door de aanvrager kan worden aangetoond dat vestiging van de detailhandel in bouwmaterialen niet mogelijk is aan de rand van de kern dan wel in het winkelconcentratiegebied, hetgeen dient te blijken uit een door de aanvrager in te dienen bedrijfsplan en hetgeen onder mee kan worden aangetoond door een locatieonderzoek. Wijzigingsbevoegdheid
Lid 17. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van windturbines met een maximale masthoogte van 90 m¹ en een maximale rotordiameter van 70 m¹, onder de voorwaarden dat aangetoond wordt dat: (1) het minimaal drie windturbines in een lijnopstelling betreft; (2) er geen strijdigheid ontstaat met de beschrijving in hoofdlijnen als bedoeld in artikel 3; (3) de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; (4) geen onevenredige geluidhinder ontstaat blijkend uit akoestisch onderzoek;
24
Hoofdstuk 2
(5) (6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(11)
(12)
geen gevaar ontstaat voor mensen; de afstand van de windturbine minimaal 300 m1 bedraagt tot een woning; de afstand van de windturbine tot de hoogspanningslijn als bedoeld in artikel 15 bedraagt minimaal de totale maximale hoogte van de windturbine (inclusief rotor) plus 25 m¹; de onderlinge afstand tussen windturbines minimaal 5 maal de rotordiameter bedraagt; geen windturbines zijn toegestaan binnen de op de plankaart aangeduide ‘laagvliegroute’ en ‘tolerantiezone’; de afstand van de windturbine minimaal 100 m¹ bedraagt tot het hart van een straalverbinding, behoudens wanneer de beheerder van de straalverbinding toestemming geeft voor een kleinere afstand; de afstand van de mastvoet van de windturbine minimaal 50 m¹ bedraagt tot de rijksweg A17; de rotor van de windturbine niet boven een autoweg, spoorweg en/of een vaarweg mag draaien.
Lid 18. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de op de plankaart opgenomen aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid 3’ ten behoeve van de vestiging van bedrijven zonder de beperkingen als genoemd in lid 5, sub e, onder de voorwaarden dat: a. de op de plankaart aangegeven ‘stankcirkel’ wordt verkleind dan wel van de plankaart kan worden verwijderd, naargelang de stankcirkel van het agrarische bedrijf wordt verminderd dan wel opgeheven, krachtens wijziging of intrekking van de milieuvergunning; b. de wijziging niet leidt tot een onevenredige belemmering van de (agrarische bedrijfsactiviteiten) in en buiten het plangebied. Procedure
Hoofdstuk 2
Lid 19. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in de leden 9, 10, 13, 14, 15 en 16 alsmede de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in de leden 17 en 18 geldt de procedure zoals vervat in artikel 24.
25
Artikel 5 -
Bedrijfsdoeleinden/groothandel in bouwmaterialen Bgb-
Doeleinden
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Bedrijfsdoeleinden/groothandel in bouwmaterialen -Bgb-’ zijn bestemd voor een groothandelsbedrijf in bouwmaterialen.
Inrichting
Lid 2. Op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten: bedrijfsgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, groenvoorzieningen, verhardingen en bijbehorende voorzieningen. Op de gronden zijn overeenkomstig de aanduidingen op de plankaart de volgende activiteiten toegestaan: - zone 1: geen andere bedrijfsactiviteiten dan parkeren en laden/lossen; - zone 2: categorie 2 bedrijven; - zone 3: categorie 2 en 3 bedrijven.
Bouwvoorschriften
Lid 3. Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de plankaart alsmede de volgende bepalingen: a. het maximale bebouwingsoppervlak bedraagt 15.500 m²; b. de goothoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 5 m¹; c. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 7 m¹; d. de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 2 m¹; e. de afstand van de gebouwen tot aan de as van een interlokale weg waaraan wordt gebouwd bedraagt minimaal 25 m¹, de afstand tot aan de as van overige wegen bedraagt minimaal 15 m¹, tenzij het een bestaand gebouw betreft; f. de bouw van kassen is uitgesloten. Lid 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2,5 m¹ bedraagt, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m¹ mag bedragen.
26
Hoofdstuk 2
Ander gebruik dan bouwen
Hoofdstuk 2
Lid 5. Tot een strijdig gebruik van gronden als bedoeld in artikel 20, lid 1 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. transportbedrijven, op- en overslagbedrijven en andere verkeersaantrekkende bedrijven; b. buitenopslag; c. buitenreclame in de richting van de autoweg met een letterhoogte van meer dan 20 cm.
27
Artikel 6 -
Niet-agrarische bedrijven -Bvt/Bhm-
Doeleinden
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Nietagrarische bedrijven Bvt/Bhm‘ zijn bestemd voor nietagrarische bedrijven met bijbehorende voorzieningen overeenkomstig de aanduidingen op de plankaart: a. (Bvt): een veehandels- en transportbedrijf; b. (Bhm): een handelsbedrijf in metalen.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de plankaart alsmede de volgende bepalingen: a. per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan; b. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 m¹; c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 m¹; d. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³, met dien verstande dat voorzover de inhoud ten tijde van de tervisielegging van het plan meer bedraagt de bestaande inhoud als maximum geldt; e. de afstand van de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 5 m¹; f. het totale bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning bedraagt maximaal: - 4.000 m² voor het veehandels- en transportbedrijf; - 1.500 m² voor het handelsbedrijf in materialen. Lid 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 m¹ bedraagt, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel maximaal 1 m¹ mag bedragen en waarvan de hoogte achter de voorgevel maximaal 2 m¹ mag bedragen.
Ander gebruik dan bouwen
28
Lid 4. Tot een strijdig gebruik van gronden als bedoeld in artikel 20, lid 1 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten anders dan ten behoeve van het specifiek aangeduide niet-agrarische bedrijf;
Hoofdstuk 2
b. detailhandel, tenzij het desbetreffende bedrijf is aangeduid als detailhandelsbedrijf.
Hoofdstuk 2
29
Artikel 7 Doeleinden
Horecadoeleinden -HLid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Horecadoeleinden -H-’ zijn bestemd voor de uitoefening van maximaal één horecabedrijf, met dien verstande uitsluitend de bedrijfsvormen als genoemd in artikel 1, lid 25 sub a, e en g zijn toegestaan. Lid 2. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Horecadoeleinden -H-’ zijn tevens bestemd voor: a. de instandhouding en bescherming van cultuurhistorische waardevolle bebouwing en bomen; b. de aanleg en instandhouding van interne toegangswegen en in- en uitritten; c. de aanleg en instandhouding van parkeervoorzieningen; d. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen; e. de aanleg en instandhouding van voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; f. de aanleg en instandhouding van voorzieningen van openbaar nut.
Inrichting
Lid 3. Voor de inrichting van de gronden geldt dat voorzien moet worden in voldoende parkeermogelijkheden op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd voor 0,34 parkeerplaatsen per arbeidsplaats, vermeerderd met 0,20 parkeerplaats per zitplaats (norm horecabedrijven).
Bouwvoorschriften
Lid 4. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de ten tijde van het de tervisielegging van het ontwerp-plan aanwezige bouwhoogte, goothoogte, dakhelling, breedte, diepte, oppervlak, inhoud, afstand tot de perceelsgrens van de gebouwen dient te worden gehandhaafd. Lid 5. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd, welke krachtens de Woningwet als bouwvergunningvrij zijn aangemerkt.
30
Hoofdstuk 2
Vrijstelling bouwvoorschriften
Lid 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4, onder de voorwaarden dat: a. zodanig gebouwd wordt dat de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-plan aanwezige architectonische vormgeving en cultuurhistorische waarden, zoals deze beschreven zijn in de beschrijving in hoofdlijnen, als bedoeld in artikel 3, niet wezenlijk worden aangetast, tenzij het betreft herstel van de oorspronkelijke waarden; b. de bouwhoogte maximaal 12 m¹ bedraagt; c. het bebouwingspercentage maximaal 80% bedraagt. Lid 7.a. Alvorens te beslissen omtrent een vrijstelling als bedoeld in lid 6 wordt het advies van een onafhankelijke deskundige, zoals de gemeentelijke monumentencommissie gevraagd; b. het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in lid 6 in afwijking van het advies van de onafhankelijke deskundige vindt uitsluitend plaats indien vooraf Gedeputeerde Staten een verklaring is ontvangen, dat zij geen bezwaar tegen het verlenen van de vergunning.
Ander gebruik dan bouwen
Lid 8. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, lid 1 wordt in elk geval gerekend: a. het gebruik voor woondoeleinden; b. de uitoefening van een andere tak van handel (inclusief detailhandel), bedrijf of dienstverlening dan ingevolge het bepaalde in lid 1 is toegestaan; c. voor open opslag.
Aanlegvergunning
Lid 9. Het is verboden om op de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het geheel of gedeeltelijk slopen van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing; b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
Hoofdstuk 2
31
d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het anderszins indringen van voorwerpen; e. het vellen of rooien van houtgewas; f. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren; g. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte. Uitzonderingen
Lid 10. Het in lid 9 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer; b. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn. Lid 11. De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 9 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden, zoals deze beschreven zijn in de beschrijving in hoofdlijnen als bedoeld in artikel 3. Lid 12.a. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 9 wordt het advies van een onafhankelijke deskundige, zoals de gemeentelijke monumentencommissie gevraagd; b. het verlenen van een vergunning als bedoeld in lid 9 in afwijking van het advies van de onafhankelijke deskundige vindt uitsluitend plaats indien vooraf Gedeputeerde Staten een verklaring is ontvangen, dat zij geen bezwaar tegen het verlenen van de vergunning.
Procedure
Lid 13.a. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 6 geldt de procedure zoals vervat in artikel 24; b. bij het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 9 geldt de procedure zoals vervat in de artikelen 44 e.v. van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
32
Hoofdstuk 2
Artikel 8 -
Burgerwoningen
Doeleinden
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Burgerwoningen‘ zijn bestemd voor burgerwoningen alsmede voor bijbehorende voorzieningen.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) gelden de aanduidingen op de plankaart alsmede de volgende bepalingen: a. per op de plankaart aangeduid bestemmingsvlak mag één hoofdgebouw worden gebouwd; b. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m¹; c. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 6 m¹; d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 10 m¹; e. de inhoud van een woning bedraagt maximaal 500 m³, met uitzondering van woningen die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan een inhoud hebben van 500 m³ of meer, mogen niet worden uitgebreid. Lid 3. Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m¹; b. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 6 m¹; c. het gezamenlijk oppervlak van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 60 m², met dien verstande dat voor zover de inhoud ten tijde van de tervisielegging van dit plan meer bedraagt, de bestaande oppervlakte als maximum geldt. Lid 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 m¹ bedraagt, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel maximaal 1 m¹ mag bedragen en waarvan de hoogte achter de voorgevel maximaal 2 m¹ mag bedragen.
Hoofdstuk 2
33
Herbouw
Lid 5. Herbouw van bestaande woningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover: a. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voorzover aanwezig) bestaande fundamenten; b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn; c. de bouwwijze van de te herbouwen woning niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning.
Ander gebruik dan bouwen
Lid 6. Tot een strijdig gebruik van gronden als bedoeld in artikel 20, lid 1 wordt in elk geval gerekend: a. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen; b. het opslaan, bewerken of verwerken van producten.
34
Hoofdstuk 2
Artikel 9 -
Landelijk Gebied
Doeleinden
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Landelijk gebied‘ zijn bestemd voor: a. agrarisch grondgebruik; b. recreatief medegebruik; c. agrarische bedrijfsuitoefening ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch bouwblok’; d. waterstaatkundige doeleinden ter plaatse van de gronden gelegen binnen een strook van 10 m¹ ter weerszijden op de plankaart aangegeven ‘waterlopen’; e. verkeersdoeleinden op de plankaart als ‘onverharde weg’ aangegeven gronden, alsmede op overige onverharde wegen of fiets- en voetpaden.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen op de gronden zonder nadere aanduiding geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan ten behoeve van het agrarisch grondgebruik zoals afrasteringen met een maximale bouwhoogte van 2 m¹ en ten behoeve van recreatief medegebruik zoals informatieborden, zitbanken, sport- en spelvoorzieningen in de vorm van trimtoestellen en dergelijke. Lid 3. Voor het bouwen binnen het ‘agrarisch bouwblok’ gelden de volgende bepalingen: a. per bouwblok agrarische bedrijfsgebouwen, kassen en één bedrijfswoning zijn toegestaan; b. de goothoogte van agrarische bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen bedraagt maximaal 6 m¹; c. de bouwhoogte van agrarische bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen bedraagt maximaal 10 m¹; d. de afstand van agrarische bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m¹; e. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³, voor zover de inhoud ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan meer bedraagt geldt de bestaande inhoud als maximum; f. de oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 60 m²;
Hoofdstuk 2
35
g. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 m¹; h. de hoogte van silo’s bedraagt maximaal 12 m¹, met uitzondering van mestsilo’s waarvan de hoogte maximaal 6 m¹ bedraagt; i. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 m¹, met uitzondering van erfafscheidingen voor de voorgevel van een bedrijfswoning waarvan de hoogte maximaal 1 m¹ bedraagt. j. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6 m¹. Lid 4. Voor het bouwen binnen een strook van 10 m¹ ter weerszijden op de plankaart aangegeven ‘waterlopen’ geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het waterbeheer, zoals duikers, stuwen en dergelijke mogen worden opgericht.
36
Hoofdstuk 2
Artikel 10 - Groenvoorzieningen Doeleinden
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Groenvoorzieningen’ zijn bestemd voor: a. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen; b. de aanleg en instandhouding van voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding (ten behoeve van het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water); c. de aanleg en instandhouding van ontsluitingswegen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ter zake op de plankaart, met dien verstande dat deze aanduiding indicatief is wat betekent dat een verschuiving van 15 m¹ aan weerszijden mogelijk is; d. de aanleg en instandhouding van langzaamverkeersroutes, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding ter zake op de plankaart; e. de aanleg en instandhouding van een voorzieningen van openbaar nut; f. de aanleg en instandhouding van een reclamemast met een maximale hoogte van 30 m¹ ter plaatse van de aanduiding ‘reclamezuil’ op de plankaart, met dien verstande dat de aanduiding indicatief is, wat betekent dat een verschuiving van 25 m¹ rondom de aanduiding mogelijk is, mits de afstand tot de Rijksweg A17 minimaal 50 m¹ bedraagt; g. de aanleg, instandhouding en bescherming van de leidingen alsmede de bescherming van mensen en gebouwen als bedoeld in artikel 14; h. de aanleg, instandhouding en bescherming van de hoogspanningslijn als bedoeld in artikel 15; i. de aanleg, instandhouding en bescherming van de leidingen alsmede de bescherming van mensen en gebouwen als bedoeld in artikel 16.
Inrichting
Lid 2. Ten aanzien van de inrichting gelden de aanduidingen op de plankaart.
Bouwvoorschriften
Lid 3. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte mag maximaal 3 m¹ bedragen, met uitzondering van bewegwijzering en verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 6 m¹ mag bedragen;
Hoofdstuk 2
37
b. de oppervlakte van gebouw van openbaar nut mag maximaal 15 m² bedragen. Ander gebruik dan bouwen
38
Lid 4. Tot een strijdig gebruik van gronden, zoals bedoeld in artikel 20, lid 1 wordt in elk geval gerekend het gebruik: a. voor parkeren, laden en lossen; b. als opslag – of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en/of stoffen en/of materialen behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; c. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Hoofdstuk 2
Artikel 11 - Natuurgebied Doeleinden
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Natuurgebied’ zijn bestemd voor: a. het behoud en de versterking van de functie als landschappelijk en natuurlijk waardevol gebied; b. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen ten behoeve van het behoud en/of versterking van de in sub a bedoelde functie; c. de aanleg en instandhouding van voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding (ten behoeve van het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water); d. de aanleg en instandhouding van langzaamverkeersroutes, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ter zake op de plankaart, met dien verstande dat deze aanduiding indicatief is wat betekent dat een verschuiving van 10 m¹ aan weerszijden mogelijk is; e. de aanleg en instandhouding van een stamlijn ter plaatse van de aanduiding ter zake op de plankaart, met dien verstande dat deze aanduiding indicatief is, wat betekent dat een verschuiving van 10 m¹ aan weerszijden mogelijk is; f. de aanleg, instandhouding en bescherming van de leidingen alsmede de bescherming van mensen en gebouwen als bedoeld in artikel 14; g. de aanleg, instandhouding en bescherming van de hoogspanningslijn als bedoeld in artikel 15; h. de aanleg, instandhouding en bescherming van de leidingen alsmede de bescherming van mensen en gebouwen als bedoeld in artikel 16; i. waterstaatkundige doeleinden in het algemeen en voor waterkering in het bijzonder als bedoeld in artikel 17.
Inrichting
Lid 2. Ten aanzien van de inrichting gelden de aanduidingen op de plankaart.
Bouwvoorschriften
Lid 3. Op de gronden als bedoeld in lid 1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de gronden, voorzieningen van openbaar nut en voorzieningen van religieuze aard, waarvoor een maximale hoogte van 3 m¹ en een maximale inhoud van 50 m³ geldt.
Hoofdstuk 2
39
Ander gebruik dan bouwen
Lid 4. Tot een strijdig gebruik van gronden, zoals bedoeld in artikel 20, lid 1 wordt in elk geval gerekend het gebruik: a. voor parkeren, laden en lossen; b. als opslag – of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en/of stoffen en/of materialen behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; c. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond. Lid 5. Het bepaalde in lid 3 sub b is niet van toepassing, voor zover het betrekking heeft op: a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangegeven bestemming; b. open opslag in het kader van normale onderhoud van de gronden.
Aanlegvergunning
Lid 6. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, behoudens ter plaatse van de op de plankaart aangeduide langzaamverkeersroutes; b. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem; c. het vellen of rooien van houtgewas; d. het dempen van sloten en greppels, bemalen of aanbrengen van drainagebuizen dan wel het aanbrengen van wijzigingen in het grondwaterpeil; e. het graven, verbreden of uitdiepen van watergangen. Lid 7. Het in lid 6 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden die verband houden met de realisering van de bestemming; b. werken en werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de doeleinden als bedoeld in lid 1;
40
Hoofdstuk 2
c. werken en werkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht krijgt, in uitvoering zijn. Lid 8. De in lid 6 bedoelde werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast dan wel mogelijkheden tot herstel van die waarde niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Lid 9.a. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 6, sub d en e wordt het advies van de waterbeheerder gevraagd; b. Het verlenen van een vergunning als bedoeld in lid 6, sub d en e in afwijking van het advies van de waterbeheerder vindt uitsluitend plaats indien vooraf Gedeputeerde Staten een verklaring is ontvangen, dat zij geen bezwaar tegen het verlenen van de vergunning. Lid 10. Bij de verlening van de aanlegvergunning als bedoeld in lid 6 geldt de procedure zoals vervat in de artikelen 44 e.v. van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Hoofdstuk 2
41
Artikel 12 - Water Doeleinden
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Water’ zijn bestemd voor: a. de aanleg en instandhouding van voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding (ten behoeve van het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water); b. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen; c. de aanleg en instandhouding van voorzieningen van openbaar nut; d. de aanleg, instandhouding en bescherming van leidingen alsmede de bescherming van mensen en gebouwen als bedoeld in artikel 14; e. de aanleg, instandhouding en bescherming van de hoogspanningslijn als bedoeld in artikel 15; f. de aanleg, instandhouding en bescherming van de leidingen alsmede de bescherming van mensen en gebouwen als bedoeld in artikel 16.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van bouwwerken welke ten dienste staan van de bestemming gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte mag maximaal 3 m¹ bedragen, met uitzondering van bewegwijzering en verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 6 m¹ mag bedragen; b. de oppervlakte van gebouw van openbaar nut mag maximaal 15 m² bedragen.
Ander gebruik dan bouwen
Lid 3. Tot een strijdig gebruik van gronden, zoals bedoeld in artikel 20, lid 1, wordt in elk geval gerekend het gebruik: a. als opslag – of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en/of stoffen en/of materialen behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
42
Hoofdstuk 2
Lid 4. Het bepaalde in lid 3 sub a is niet van toepassing, voor zover het betrekking heeft op: a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangegeven bestemming; b. open opslag in het kader van normale onderhoud van de gronden.
Hoofdstuk 2
43
Artikel 13 - Verkeersdoeleinden Doeleinden
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Verkeersdoeleinden’ zijn bestemd voor: a. de aanleg en instandhouding van aanleg en instandhouding van verkeersvoorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, straatmeubilair en abri’s; b. de aanleg en instandhouding van een stamlijn; c. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen / bermen; d. de aanleg en instandhouding van voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding (ten behoeve van het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water); e. de aanleg en instandhouding van voorzieningen van openbaar nut; de opslag en verkoop van motorbrandstoffen is hiervan uitdrukkelijk uitgesloten; f. de aanleg, instandhouding en bescherming van de leidingen alsmede de bescherming van mensen en gebouwen als bedoeld in artikel 14; g. de aanleg, instandhouding en bescherming van de hoogspanningslijn als bedoeld in artikel 15; h. de aanleg, instandhouding en bescherming van de leidingen alsmede de bescherming van mensen en gebouwen als bedoeld in artikel 16.
Inrichting
Lid 2. Ten aanzien van de inrichting gelden de op de plankaart aangegeven wegprofielen.
Bouwvoorschriften
Lid 3. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte mag maximaal 3,25 m¹ bedragen, met uitzondering van bewegwijzering en verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 10 m¹ mag bedragen; b. de oppervlakte van gebouw van openbaar nut mag maximaal 15 m² bedragen.
Ander gebruik dan bouwen
Lid 4. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 20, lid 1 wordt in elk geval gerekend: a. parkeren, laden en lossen; b. als opslag – of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voor-
44
Hoofdstuk 2
werpen en/of stoffen en/of materialen behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; c. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Hoofdstuk 2
45
Artikel 14 - Belemmeringen leidingen (medebestemming) Doeleinden
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Belemmeringen leidingen’ zijn primair bestemd voor: a. de aanleg, instandhouding en bescherming van een rioolpersleiding, een zuurstofleiding, een DOW Chemicalleiding binnen de op de plankaart aangegeven ‘beschermingszone’; b. de bescherming van mensen en ter voorkoming van schade aan gebouwen ten gevolge van een buisleidingenstrook, een zuurstofleiding en een DOW Chemicalleiding binnen de op de plankaart aangegeven ‘veiligheidszone’.
Bouwvoorschriften
Lid 2. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen mag binnen de op de plankaart aangeduide beschermingszone en veiligheidszone niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan aan de medebestemming.
Vrijstelling bouwvoorschriften
Lid 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de op de plankaart aangeduide beschermingszone welke zijn toegelaten krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming, met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de leidingen. Daartoe wordt vooraf advies ingewonnen bij de leidingbeheerder; b. vooraf een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten is verkregen indien burgemeester en wethouders voornemens zijn te besluiten in afwijking van het advies van de leidingbeheerder. Lid 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de op de plankaart aangeduide veiligheidszone welke zijn toegelaten krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming, met dien verstande dat: a. geen onevenredig risico ontstaat of kan ontstaan voor mensen en/of gebouwen. Daartoe wordt vooraf advies ingewonnen bij de leidingbeheerder;
46
Hoofdstuk 2
b. vooraf een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten is verkregen indien burgemeester en wethouders voornemens zijn te besluiten in afwijking van het advies van de leidingbeheerder. Aanlegvergunning
Lid 5. In aanvulling op het bepaalde in de voorgaande artikelen is het verboden om binnen een beschermingszone zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het anderszins indringen van voorwerpen; d. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting of bomen; e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; f. het vellen of rooien van houtgewas.
Uitzonderingen
Lid 6. Het in lid 5 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden die verband houden met de realisering van de medebestemming; b. werken en werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de leidingen; c. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn. Lid 7. De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 5 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen ontstaat of kan ontstaan. Lid 8.a. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 5 wordt het advies van de leidingbeheerder gevraagd; b. Het verlenen van een vergunning als bedoeld in lid 5 in afwijking van het advies van de leidingbeheerder vindt uitsluitend plaats indien vooraf Gedeputeerde Staten een verklaring is ontvangen, dat zij geen bezwaar tegen het
Hoofdstuk 2
47
verlenen van de vergunning. Procedure
Lid 9. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in de leden 3 en 4 geldt de procedure zoals vervat in artikel 24 en bij het verlenen van de aanlegvergunning als bedoeld in lid 5 geldt de procedure zoals vervat in de artikelen 44 e.v. van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
48
Hoofdstuk 2
Artikel 15 - Belemmeringen hoogspanningslijn (medebestemming) Doeleinden
Lid 1. De gronden met een strook van 25 m¹ ter weerszijden van de op de plankaart aangeduide hoogspanningslijn die op de plankaart zijn aangewezen voor ‘Belemmeringen hoogspanningslijn’ zijn primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningslijn.
Bouwvoorschriften
Lid 2. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen mag binnen de op de plankaart aangeduide belemmeringszone niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die uitsluitend ten dienste staan aan de medebestemming, zoals hoogspanningsmasten waarvan de hoogte maximaal 51,5 m¹ mag bedragen.
Vrijstelling bouwvoorschriften
Lid 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de bouw van bouwwerken met een maximale hoogte van 6 m1 met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de energievoorziening. Daartoe wordt vooraf advies ingewonnen bij de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf; b. vooraf een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten is verkregen indien burgemeester en wethouders voornemens zijn te besluiten in afwijking van het advies van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
Aanlegvergunning
Lid 4. In aanvulling op het bepaalde in de voorgaande artikelen is het verboden om binnen de in lid 1 vermelde belemmeringszone zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen: a. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen of bomen; b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m¹;
Hoofdstuk 2
49
c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren; d. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte. Uitzonderingen
Lid 5. Het in lid 4 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden die verband houden met de realisering van de medebestemming; b. werken en werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de hoogspanningslijn; c. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn. Lid 6. De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoogspanningslijn en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan. Lid 7.a. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 4 wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf; b. Het verlenen van een vergunning als bedoeld in lid 4 in afwijking van het advies van de leidingbeheerder/ directeur van het energiebedrijf vindt uitsluitend plaats indien vooraf Gedeputeerde Staten een verklaring is ontvangen, dat zij geen bezwaar tegen het verlenen van de vergunning.
Procedure
Lid 8. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3 geldt de procedure zoals vervat in artikel 24 en bij het verlenen van de aanlegvergunning als bedoeld in lid 4 geldt de procedure zoals vervat in de artikelen 44 e.v. van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
50
Hoofdstuk 2
Artikel 16 - Leidingenzone (medebestemming) Doeleinden
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Leidingenzone’ zijn primair bestemd voor: a. de aanleg, instandhouding en bescherming van leidingen waarvan de beschermingszone en veiligheidszone niet buiten de op de plankaart aangegeven leidingenzone liggen; b. de bescherming van mensen en ter voorkoming van schade aan gebouwen ten gevolge van leidingen als bedoeld in sub a.
Bouwvoorschriften
Lid 2. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen mag binnen de op de plankaart aangeduide leidingenzone niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan aan de medebestemming.
Vrijstelling bouwvoorschriften
Lid 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de op de plankaart aangeduide leidingenzone welke zijn toegelaten krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming, met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de (toekomstig aan te leggen) leidingen. Indien binnen de leidingenzone leidingen zijn aangelegd, wordt daartoe vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder; b. vooraf een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten is verkregen indien burgemeester en wethouders voornemens zijn te besluiten in afwijking van het advies van de leidingbeheerder als genoemd in sub a.
Aanlegvergunning
Lid 4. In aanvulling op het bepaalde in de voorgaande artikelen is het verboden om binnen de leidingenzone zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
Hoofdstuk 2
51
c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het anderszins indringen van voorwerpen; d. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting of bomen; e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; f. het vellen of rooien van houtgewas. Uitzonderingen
Lid 5. Het in lid 4 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden die verband houden met de realisering van de medebestemming; b. werken en werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de leidingen; c. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn. Lid 6. De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de (toekomstig aan te leggen) leidingen ontstaat of kan ontstaan. Lid 7.a. Indien binnen de leidingenzone leidingen zijn aangelegd, wordt alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 4 het advies van de betreffende leidingbeheerder gevraagd; b. Het verlenen van een vergunning als bedoeld in lid 4 in afwijking van het advies van de leidingbeheerder als bedoeld in sub a vindt uitsluitend plaats indien vooraf Gedeputeerde Staten een verklaring is ontvangen, dat zij geen bezwaar tegen het verlenen van de vergunning.
Procedure
Lid 8. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3 geldt de procedure zoals vervat in artikel 24 en bij het verlenen van de aanlegvergunning als bedoeld in lid 4 geldt de procedure zoals vervat in de artikelen 44 e.v. van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
52
Hoofdstuk 2
Artikel 17 - Waterstaatkundige doeleinden, waterkering (medebestemming) Doeleinden
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Waterstaatkundige doeleinden, waterkering’ zijn primair bestemd voor waterstaatkundige doeleinden in het algemeen en voor waterkering in het bijzonder.
Bouwvoorschriften
Lid 2. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen mag binnen de op de gronden niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van water met een hoogte van maximaal 2,5 m¹.
Keur Waterschap
Hoofdstuk 2
Op en nabij de gronden is de Keur van het Waterschap van toepassing.
53
54
Hoofdstuk 2
3.
ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
Artikel 18 - Algemene bepaling omtrent ondergronds bouwen Ondergronds bouwen
Lid 1. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze voorschriften opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen: a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan; b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 1 m1 onder peil.
Vrijstelling ondergronds bouwen
Lid 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m¹ onder peil onder de voorwaarde dat: - de waterhuishouding niet wordt verstoord; - geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Hoofdstuk 3
55
Artikel 19 - Overgangsbepalingen Bouwwerken
Lid 1. Bouwwerken, die bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, dan wel mogen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, en die afwijken van het plan, mogen op voorwaarde dat de bestaande afwijking van het plan naar aard noch omvang wordt vergroot en behoudens onteigening: a. geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. uitgebreid worden met ten hoogste 10% van de oppervlakte, hoogte en/of de inhoud, die bestond op het moment, dat het plan ter inzage werd gelegd; c. uitsluitend na calamiteit worden herbouwd, mits de betreffende bouwvergunning bij burgemeester en wethouders is aangevraagd dan wel de melding als bedoeld in artikel 42 van de Woningwet is gedaan binnen twee jaren na de datum van de calamiteit.
Gebruik
Lid 2. Het gebruik van gronden anders dan voor bebouwing alsmede het gebruik van zich op die gronden bevindende bouwwerken, dat in strijd is met het in artikel 20, lid 1 bepaalde en dat reeds plaatsvond vóór de datum, waarop het plan onherroepelijk rechtskracht heeft verkregen, mag worden voortgezet. Lid 3. Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen, tot die datum geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.
Verbod strijdig gebruik
56
Lid 4. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik van de gronden en opstallen te wijzigen, tenzij door wijziging van het gebruik de afwijking van het plan niet wordt vergroot.
Hoofdstuk 3
Artikel 20 - Algemene bepalingen met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken, anders dan bouwen Verbod ander Gebruik
Lid 1. Het is verboden de in de artikelen 4 tot en met 17 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.
Vrijstelling
Lid 2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Procedure
Lid 3. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 2 geldt de procedure zoals vervat in artikel 24.
Hoofdstuk 3
57
Artikel 21 - Algemene vrijstellingsbevoegdheid Lid 1. Indien niet op grond van een andere bepaling van deze voorschriften vrijstelling kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor: a. het afwijken van het in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%; b. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Lid 2. Bij het toepassen van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 24.
58
Hoofdstuk 3
Artikel 22 - Algemene wijzigingsbevoegdheid 1 Wijzigingsbevoegdheid
Lid 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot wijziging van de gronden met de bestemmingen, ‘Niet-agrarische bedrijven -Bvt/Bhm-’, ‘Burgerwoningen’ en ‘Landelijk Gebied’ die zijn gelegen binnen de op de plankaart opgenomen aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid 1’ in de bestemmingen ‘Bedrijfsdoeleinden I -BI-‘ en ‘Groenvoorzieningen’,
a. b.
c.
d. e.
f.
g.
Hoofdstuk 3
onder de volgende voorwaarden: er mag geen strijdigheid ontstaan met de beschrijving in hoofdlijnen als bedoeld in artikel 3; met betrekking tot de bebouwing en inrichting van de gronden geldt dat deze dienen aan te sluiten bij het aangrenzende deel van het bedrijventerrein; voorzien moet worden in voldoende parkeer-, laad- en losruimte. De ten tijde van de wijziging gebruikelijke parkeernormen zullen uitgangspunt zijn. Deze worden door burgemeester en wethouders vastgesteld; voordat wijziging plaatsvindt, dient (nader) onderzoek te worden verricht naar de bodem; voordat wijziging plaatsvindt, dient de raad van de gemeente Roosendaal besloten te hebben dat een spoorwegemplacement op de betreffende gronden niet langer wordt nagestreefd; de wijziging in de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden I ’-B‘ vindt uitsluitend plaats indien minimaal 75% van de gronden met de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’ is uitgegeven, met uitzondering van de gronden ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een stamlijn waarvoor geldt dat deze dient aan te sluiten bij het aangrenzende deel van de stamlijn zoals gelegen binnen de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden I -BI-‘; bij de wijziging in de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden I -BI-‘ is het bepaalde in artikel 4 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing alsmede de volgende bepalingen: - de omvang van een bouwperceel mag maximaal 1 hectare bedragen;
59
-
de bouwgrenzen dienen aan te sluiten bij de bouwgrenzen van het aangrenzende bedrijventerrein; - het bebouwingspercentage gerekend over de gronden gelegen binnen het bouwperceel bedraagt minimaal 40% en maximaal 60%; - de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 10 m¹; h. bij de wijziging in de bestemming ‘Groenvoorzieningen‘ is het bepaalde in artikel 10 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Procedure
Lid 2. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 24.
60
Hoofdstuk 3
Artikel 23 - Algemene wijzigingsbevoegdheid 2 Wijziging
Lid 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot wijziging van de gronden met de bestemmingen ‘Bedrijfsdoeleinden’, ‘Groenvoorzieningen’ en ‘Verkeersdoeleinden’ voor zover gelegen binnen de op de plankaart opgenomen aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid 2’ in de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden I -BI- ten behoeve van de bouw van maximaal één gebouw,
a. b.
c. d. e.
f.
Procedure
Hoofdstuk 3
onder de voorwaarde dat: er geen strijdigheid ontstaat met de beschrijving in hoofdlijnen als bedoeld in artikel 3; er geen belemmeringen vanwege de leidingen als bedoeld in artikel 14 en/of vanwege de hoogspanningslijn als bedoeld in artikel 15 bestaan; het bebouwingspercentage gerekend over het bouwperceel minimaal 40% en maximaal 50% bedraagt; de hoogte van het gebouw maximaal 15 m¹ bedraagt; voorzien moet worden in voldoende parkeer-, laad- en losruimte. De ten tijde van de wijziging gebruikelijke parkeernormen zullen uitgangspunt zijn. Deze worden door burgemeester en wethouders vastgesteld; de ontsluiting van de gronden gelegen binnen de op de plankaart opgenomen aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid’ aan de noordzijde en aan de oostzijde dient plaats te vinden ter plaatse van de bestemming 'Verkeersdoeleinden’.
Lid 2. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 24.
61
Artikel 24 - Procedurevoorschriften
a. b.
c.
d. e.
f.
g.
62
Bij het verlenen van de vrijstelling als bedoeld in: - artikel 4, leden 9, 10, 13, 14, 15 en 16; - artikel 7, lid 6; - artikel 14, leden 3 en 4; - artikel 15, lid 3; - artikel 16, lid 3; - artikel 18, lid 2; - artikel 20, lid 2; - artikel 21, lid 1; alsmede bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in: - artikel 4, leden 17 en 18; - artikel 22, lid 1; - artikel 23, lid 1; is de volgende procedure van toepassing: Het ontwerp-besluit ligt gedurende 2 weken in het gemeentehuis ter inzage. Burgemeester en wethouders geven tevoren kennis van de nederlegging in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en verder op de gebruikelijke wijze. De kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar keuze schriftelijk of mondeling indienen van bedenkingen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerp-besluit, gedurende de sub a genoemde termijn. Indien tegen het ontwerp-besluit bedenkingen zijn ingebracht, wordt het besluit met redenen omkleed. Burgemeester en wethouders delen aan hen die hun bedenkingen hebben ingebracht, de beslissing daaromtrent mede. Bij het ter goedkeuring aanbieden van een besluit inzake een wijzigingsplan aan Gedeputeerde Staten dienen de bij burgemeester en wethouders ingebrachte bedenkingen te worden overgelegd. Het bepaalde onder f is niet van toepassing indien en voorzover Gedeputeerde Staten in hun besluit tot goedkeuring van het plan hebben omschreven dat voor de wijziging geen goedkeuring is vereist en tegen het wijzigingsplan geen bedenkingen naar voren zijn gebracht.
Hoofdstuk 3
Artikel 25 - Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in: artikel 7, lid 9; - artikel 11, lid 6; - artikel 14, lid 5; - artikel 15, lid 4; - artikel 19, lid 4; - artikel 20, lid 1; wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Hoofdstuk 3
63
Artikel 26 - Dubbeltelbepaling Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.
64
Hoofdstuk 3
Artikel 27 - Slotbepaling Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als: 'Voorschriften bestemmingsplan Bedrijventerrein Borchwerf II’.
Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Roosendaal en van de raad der gemeente Halderberge d.d. ........................................................... tot vaststelling van het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Borchwerf II’. Mij bekend, De griffier.
november 2003 BRO Taalstraat 36 Postbus 68 5260 AB Vught
Hoofdstuk 3
65