GEMEENTE LOCHEM Bijlagen behorend bij de toelichting van het
BESTEMMINGSPLAN Almen Zuid I
mRO b.v., maatschap voor Ruimtelijke Ordening
Inhoudsopgave bijlagen
behorend bij de toelichting van het bestemmingsplan Almen-Zuid I
1. Verkennend bodemonderzoek Almen-zuid fase 1, Geofox-Lexmond bv, projectnummer: 20090261/RSTR; 2. Waterhuishoudkundig onderzoek Almen-zuid fase 1 en 2, Geofox-Lexmond bv, projectnummer: 20100050/MVOP 3. Inventarisatie flora en fauna Almen, Eindrapportage 2009, Ekoza Ecologisch onderzoek en advies, projectnummer: 90012; 4. Compensatieplan Uilen Almen, Ekoza Ecologisch onderzoek en advies, projectnummer: 90129; 5. Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, Karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen, gemeente Lochem, Synthegra bv, Rapportnummer: S090267 6. Akoestisch onderzoek woninglocatie Almen zuid fase 1 en 2, Geluidsuitstraling tennisbaan “ATC” en zwembad “De Berkel”, Alcedo bv, Rapportnummer: 20092582.01, 1 mei 2009.
Bijlage 1
Bijlage 2
Bijlage 3
Inventarisatie flora en fauna Almen Eindrapportage 2009
Ecologisch onderzoek en advies Arnhem, 22 oktober 2009
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Colofon
Titel Subtitel
: Inventarisatie flora en fauna : Almen
Projectnummer Datum
: 90012 : 22 oktober 2009
Veldonderzoek Auteur(s)
: T. Kooij, B. Houben, C. van den Tempel : C. van den Tempel
Goedgekeurd door
: T. Kooij
Opdrachtgever
: Dienst landelijk Gebied
Ekoza Ecologisch onderzoek en advies
Tivolilaan 205 Postbus 2 6800 AA Arnhem T: 026-8454583
[email protected] www.ekoza.nl
Arnhem, 22 oktober 2009
2
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Inhoud 1. Inleiding
5
2. Wettelijk kader 2.1 Flora- en Faunawet 2.2 Natuurbeschermingswet 1998 2.3 Ecologische Hoofdstructuur
6 6 8 9
3. Inventarisatieopzet en gebiedsbeschrijving 3.1 Onderzoeksmethode 3.2 Gebiedsbeschrijving 3.3 Planvoornemen
10 10 12 13
4. Ecologische waarden 4.1 Natura 2000 4.2 EHS 4.3 Soortenbeleidsplannen
14 14 15 16
5. Resultaten 5.1 Literatuuronderzoek 5.2 Veldwerk
17 17 18
6. Conclusie en aanbevelingen 6.1 Conclusies 6.1.1 Natura 2000 6.1.2 Flora en Faunawet 6.2 Vrijstellingen en ontheffingen 6.3 Aanbevelingen
25 25 25 25 27 27
Literatuurlijst
29
Bijlage 1 Soortenlijst
30
Arnhem, 22 oktober 2009
3
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Arnhem, 22 oktober 2009
4
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
1. Inleiding Achtergrond De Dienst Landelijk Gebied (DLG) heeft inrichtingplannen voor het gebied rondom Almen (gemeente Lochem). Dit gebied zal heringericht worden en deels een meer natuurlijk karakter krijgen. Het plan is om nieuwe woningbouw ten zuiden van de dorpskern te realiseren. Daarnaast zal de rivier de Berkel een meer natuurlijk karakter krijgen door deze weer te laten meanderen en ecologische aspecten als steilranden en oeverwallen te herstellen. In het kader van de Flora- en faunawet is inzicht noodzakelijk in het voorkomen van beschermde plant- en diersoorten in het gebied. De vraagstelling spits zich toe op de mogelijke aanwezige beschermde en bedreigde (Rode Lijst) soorten in het plangebied. Hierbij dient gefocust te worden op de natuurontwikkeling en de restauratie en sanering van het aanwezige rood. Probleemstelling De noodzakelijke werkzaamheden voor de herinrichting kunnen invloed hebben op gebieden die beschermd zijn vanwege de natuurwaarden en op beschermde plant- en diersoorten. De bescherming van deze gebieden en soorten is vastgelegd in wet- en regelgeving. De bescherming van gebieden gebeurt op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en streekplannen. Een groot aantal inheemse soorten worden beschermd op grond van de Flora- en faunawet. Het is gewenst inzicht te verkrijgen in de mogelijke gevolgen op eventueel aanwezige beschermde planten- en diersoorten en in de mogelijke effecten op beschermde natuurgebieden in de omgeving. DLG heeft Ekoza verzocht om de flora en fauna onderzoekswerkzaamheden en de rapportage daarvan uit te voeren. De inventarisatie heeft zich gericht op de volgende soortgroepen: • • • • • • •
Flora Zoogdieren Broedvogels Reptielen Amfibieën Vissen Ongewervelde
Arnhem, 22 oktober 2009
5
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
2. Wettelijk kader Natuurwetgeving speelt een belangrijke rol bij het veranderen de bestemming van een terrein. In dit hoofdstuk wordt in het kort het wettelijk kader en de toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen beschreven. Bij de bescherming van natuur in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet. 2.1
Flora- en Faunawet
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Deze wet vormt het wettelijke kader voor bepalingen die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen, zoals de Vogelwet, de Jachtwet, de Wet bedreigde uitheemse diersoorten en een deel van de Natuurbeschermingswet (soortbescherming). Tevens is de Flora- en faunawet het nationale wettelijke kader waarin de bepalingen van EU-richtlijnen op het gebied van natuurbescherming (soorten) is omgezet naar nationaal recht. Doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de planten- en diersoorten die in het wild voorkomen. Hiertoe is een groot aantal plant- en diersoorten beschermd. In principe mogen er geen handelingen worden uitgevoerd die schadelijk zijn voor de soort. Van de verbodsbepalingen is onder bepaalde voorwaarden een ontheffing mogelijk. Voor alle soorten geldt er een ‘zorgplicht’: een ieder dient voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Verbodsbepalingen volgens de Flora- en faunawet Artikel 8:
Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.
Artikel 9:
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
Artikel 10:
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.
Artikel 11:
Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Daarnaast is artikel 13 eventueel nog van belang in verband met verplaatsen van soorten. Het vervoeren en onder zich hebben van beschermde inheemse soorten is verboden.
Arnhem, 22 oktober 2009
6
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Zorgplicht volgens de Flora- en faunawet: Artikel 2:
1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Algemene Maatregel van Bestuur Om de werking van de Flora- en faunawet minder star te maken is middels een Algemene Maatregel van Bestuur de regelgeving rond de Flora- en faunawet aangepast. Het belangrijkste gevolg is dat de procedures bij ruimtelijke ingrepen en bij bestendig gebruik en beheer aanzienlijk eenvoudiger worden, aangezien voor de meest algemene soorten er een vrijstelling van de verbodsbepalingen komt (voor onder meer ruimtelijke ingrepen en bestendig gebruik en beheer). Bij het toepassen van de Flora- en faunawet wordt voortaan een onderscheid gemaakt in drie categorieën van beschermde soorten: 1.
De algemene beschermde soorten waarvoor ten aanzien van activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en bestendig gebruik en beheer een vrijstelling zonder nadere voorwaarden geldt.
2.
De bedreigde beschermde soorten: voor een aantal soorten planten en dieren geldt een strikter beschermingsregime. Omdat ze in Nederland als bedreigd worden beschouwd. Vrijstelling geldt als op basis van een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Ontheffing kan worden verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
3.
De strikt beschermde soorten: alle vogelsoorten alsmede plant- en diersoorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn of bij Algemene Maatregel van Bestuur zijn aangewezen als bedreigde soorten (genoemd in Bijlage 1 van het betreffende besluit). Voor verstoring (met wezenlijke invloed) van deze soorten kan geen vrijstelling of ontheffing worden verkregen. Voor bestendig gebruik en beheer geldt ook voor deze soorten een vrijstelling ten aanzien van de verbodsbepalingen in artikelen 8, 9, 11 en 12, mits men werkt op basis van een door de minister goed gekeurde gedragscode. Voor het overtreden van verbodsbepalingen bij ruimtelijke ingrepen is voor aangewezen bedreigde soorten altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Ontheffing kan alleen worden verleend als er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is, er sprake is van een in de wet genoemde reden van openbaar belang en er geen afbreuk worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn kan alleen nog ontheffing verkregen worden voor een belang dat is opgenomen in de Habitatrichtlijn. Hierdoor kan geen ontheffing meer aangevraagd worden op basis van ‘werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling’. Voor vogels kan alleen nog ontheffing verkregen worden op grond van een belang dat staat in de Vogelrichtlijn. Dit houd in dat naast belang j, ook geen ontheffing meer aangevraagd kan worden op basis van belang e ‘dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten’ meer aanvragen.
Arnhem, 22 oktober 2009
7
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
2.2
Natuurbeschermingswet 1998
De gebiedsbescherming in Nederland is geregeld in de Natuurbeschermingswet. De Natuuurbeschermingswet kent drie typen gebieden: • Natura-2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijn) • Beschermde natuurmonumenten • Gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn), zoals Wetlands. Om schade aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt de wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorende effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning. Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000 gebieden. Zowel projecten en andere handelingen in als buiten een Natura 2000-gebied kunnen vergunningsplichtig zijn; de wet kent namelijk de zogenaamde externe werking. Als een activiteit die buiten een beschermd gebied plaats zal vinden, negatieve gevolgen kan hebben voor dat gebied, moet deze beoordeeld worden. Hierbij moeten ook cumulatieve effecten worden betrokken. Dit kan betekenen dat een plan of handeling op zich geen significant effect veroorzaakt maar in combinatie met andere handelingen of plannen wel. Ook dan is een vergunning noodzakelijk. Het bevoegd gezag voor de verlening van de Natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarin het Natura 2000-gebied ligt. Er zijn een drietal situaties mogelijk: • Zeker geen negatief effect Geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig
Mogelijk negatief effect maar zeker geen significant negatief effect Verslechterings- en verstoringstoets, afhankelijk van de uitkomst wordt al dan niet een vergunning verleend. •
Kans op een significant negatief effect. Passende beoordeling (zwaardere procedure), Afhankelijk van de uitkomst wordt al dan niet een vergunning verleend. Aan deze vergunning (met eventuele voorschriften en beperkingen, bv. compensatie) •
Bij een kans op negatieve effecten is het aan te raden om in een vroeg stadium met het bevoegd gezag te overleggen over de te volgen procedure.
Arnhem, 22 oktober 2009
8
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
2.3
Ecologische Hoofdstructuur
Het doel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is om op landelijke schaal een samenhangend netwerk te creëren van gebieden welke veel natuurwaarden bevatten. In het Streekplan Gelderland 2005 dat is vastgesteld op 25 juni 2005 zijn de gebieden van de EHS vastgelegd. In Gelderland is de EHS voor een groot deel nog in aanleg. Er wordt een samenhangend netwerk gecreëerd van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Het netwerk bestaat reeds uit het merendeel van de Natura 2000-gebieden en de beschermde natuurmonumenten en andere bestaande natuurgebieden. Daarnaast worden natuurgebieden uitgebreid, nieuwe natuurgebieden ontwikkeld en ecologische verbindingszones aangelegd. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de “nee, tenzij”-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging en de uitvoering van bepaalde plannen niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht.
Arnhem, 22 oktober 2009
9
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
3. Inventarisatieopzet en gebiedsbeschrijving 3.1 Onderzoeksmethode Iedere dier- en plantengroep behoeft zijn eigen methode van inventarisatie om een zo goed mogelijk beeld te verkrijgen van de betekenis van het gebied voor de betreffende soorten of groepen. Er is gebruik gemaakt van bestaande bronnen en eerdere inventarisaties om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen. Daarnaast is gericht veldwerk uitgevoerd. Het veldwerk is uitgevoerd in de voorjaar, zomer en najaar van 2009. Methode van waarnemen: Flora: Er hebben twee inventarisatieronden plaats gevonden. De eerste vroeg in het voorjaar om de vroege bloeiers te kunnen vinden (april-mei). De tweede ronde later in het seizoen plaatsvinden om de latere soorten (juni/juli) mee te nemen. Zoogdieren Vleermuizen: De aanwezige kelders in het plangebied zijn in februari onderzocht op de aanwezigheid van overwinterende vleermuizen. Hierbij zijn ook andere mogelijke winterverblijfplaatsen meegenomen (zolders, eventuele boomholten). Met een batdetector is in de zomerperiode zowel in de avonduren als in de ochtenduren gericht naar vleermuizen gezocht. Uitgangspunt voor het batdetectoronderzoek is het protocol zoals is opgesteld door het Netwerk Groene Bureaus. Met de batdetector is gedurende twee avonden in de periode half mei- juli geluisterd naar mogelijk uitvliegende dieren. In de ochtenduren is ook een inspectie uitgevoerd om terugkerende dieren op te kunnen sporen. In de ochtenduren hebben vleermuizen de neiging om gedurende een half uur (afhankelijk van de soort) te gaan zwermen rondom de invliegopening. Hierdoor zijn kolonieplaatsen tijdens de ochtenduren beter te vinden. Tussen de inventarisaties in de avond is minimaal 10 dagen aangehouden zodat er voldoende spreiding is over het seizoen. Voor de inventarisatie is gebruik gemaakt van een detector met time-expension (Petterson D240x). Hiermee kunnen vertraagde opnames worden gemaakt zodat deze geanalyseerd kunnen worden in het programma Batsound. Met name voor de soorten van het geslacht Myotis is dit noodzakelijk om tot een zekere determinatie te komen. In de nazomer ( september/oktober) is met de batdetector gedurende twee avonden gezocht naar paarverblijven van vleermuizen.
Arnhem, 22 oktober 2009
10
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Broedvogels: Voor broedvogels is gekeken naar soorten met een min of meer vaste verblijfplaats. Er is hierbij gekeken naar het voorkomen van beschermde soorten en of Rode Lijst soorten. Hiervoor is 2 maal in het seizoen gekeken naar vogels en geluisterd naar zang. Ook is in de avonduren geluisterd naar roep (met name van uilen). Reptielen: Gedurende het veldwerk voor planten en voor zoogdieren is ook gelet op de aanwezigheid van reptielen. Dit veldwerk is uitgevoerd op dagen dat het weer voor deze soorten gunstig is. Reptielen zijn waargenomen door het gebied in een rustig tempo af te lopen, waarbij alle geschikte plekjes zijn afgezocht. Amfibieën: De inventarisatie van amfibieën bestond uit verschillende methodes. Vanaf vroeg in het seizoen (maart voor de vroege soorten) tot en met mei (late soorten) zijn er avondbezoeken (drie) afgelegd om op basis van de roepende mannetjes dieren aan te tonen. Dit geldt voor kikkers en padden. Overdag zijn de wateren visueel onderzocht waarbij vooral kikkers en padden meestal goed te vinden zijn. In de avond/nacht zijn de wateren met de zaklamp visueel onderzocht voor met name salamanders. Daarnaast is de poel met een schepnet bemonsterd om adulten, maar met name ook de larven, aan te tonen. Kamsalamander is hierbij een lastig te vangen soorten en daarom wordt er tevens met amfibiefuiken gevangen (juli voor larven). Vissen: Alle wateren zijn met het schepnet onderzocht. Tevens zijn in de amfibiefuiken ook vissen gevangen. Ongewervelde: Libellen en vlinders zijn op zicht waargenomen. Hierbij is gebruik gemaakt van een verrekijker die op een halve meter kan scherpstellen. Eventuele lastige soorten zijn gevangen om te determineren.
Arnhem, 22 oktober 2009
11
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
3.2
Gebiedsbeschrijving
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Almen, gemeente Lochem, te Gelderland. Almen is gelegen op een hoger gelegen dekzandrug. Het plangebied ligt ten zuiden van het dorp Almen, tussen de bebouwing en de Berkel in. Het gebied bestaat voornamelijk uit weilanden. In het gebied bevind zich 1 diepe poel en 1 ondiepe poel. In de ondiepe poel staan voornamelijk wilgen. Dit is waarschijnlijk een oude meander van de Berkel. In het plangebied is staat een boerderij met schuren. De tennisbaan en zwembad ten zuiden van deze boerderij valt buiten het plangebied.
Figuur 1. De diepe poel met op de achtergrond het woonhuis (het witte huis rechts).
Figuur 2. De verschillende elementen in het plangebied.
Arnhem, 22 oktober 2009
12
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
3.3
Planvoornemen
In het buitengebied van Almen wordt ingezet op het herstellen en versterken van de identiteit van de rivier de Berkel (zie figuur 3). Vroeger overstroomde de Berkel in het voorjaar regelmatig en zette grote delen van de Achterhoek blank. Om dit beeld (gedeeltelijk) terug te krijgen zal de Berkel weer gaan meanderen. Tevens zullen historische elementen als oude oeverwallen, meanders en steilranden worden hersteld. Hiervoor zullen grote delen van het weiland vergraven gaan worden. De graslanden zullen in de toekomst beheerd worden door middel van extensieve landbouw en zullen met name bestaan uit stroomdalgraslanden en natte schraallanden. Daarnaast is ten zuiden van Almen de bouw van een nieuwe woonwijk beoogd. Deze zal bestaan uit losstaande woningen. Hiervoor zullen de schuren van de boerderij aan de Berkelweg gesloopt worden. Het woonhuis en de schuur die aan het woonhuis vastzit zullen behouden blijven. De bomenrij langs de Berkel zal behouden blijven. Alleen op een enkele plaats zal de onderbegroeiing verwijderd worden om de aanrijroute naar de parkeerplaats van de nieuw te bouwen woning te realiseren.
Figuur 3. Toekomstige situatie (bron DLG).
Arnhem, 22 oktober 2009
13
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
4. Ecologische waarden 4.1
Natura 2000
Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Deze vormen samen een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden. Het netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te herstellen en behouden. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en/of habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden (habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het dichtsbijzijnde Natura 2000 gebied is het gebied Uiterwaarden IJssel, dat is gelegen op 7,5 km van het plangebied (zie figuur 4). De Uiterwaarden IJssel omvatten het merendeel van de buitendijkse delen van het rivierengebieden van de IJssel. De Uiterwaarden IJssel is een belangrijk broedgebied voor soorten van natte, ruige graslanden (porseleinhoen, kwartelkoning) en drijvende waterplantenvegetaties (zwarte stern). En is daarnaast van enig belang voor soorten van bosrijke watergebieden met voldoende vis (aalscholver, ijsvogel). Ook is het gebied belangrijk als rust- en foerageergebied voor vele vogelsoorten. Voor de wilde zwaan, kolgans, kievit en de grutto is het één van de belangrijkste gebieden in Nederland. Vanwege de grote afstand tot dit gebied, worden er geen negatieve effecten verwacht op het Natura 200 gebied Uiterwaarden IJssel.
Figuur 4. Ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000 gebieden (donkergroen = uiterwaarden IJssel)
Arnhem, 22 oktober 2009
14
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
4.2 EHS In het Streekplan Gelderland wordt aangegeven hoe men dient om te gaan met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Belangrijke kenmerken en waarden van de EHS zijn: • de verwevenheid • de samenhang en • uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren tussen de verschillende gebieden van de EHS. De EHS bestaat in Gelderland uit natuurgebieden, verwevingsgebieden (met onder andere landbouw en recreatie) en ecologische verbindingszones om deze gebieden met elkaar te verbinden. Binnen of nabij de EHS geldt in principe de ‘nee, tenzij’ –benadering. Dit houdt in, dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Het plangebied is deels gelegen in een ecologische verbindingszone van de EHS (zie figuur 5).
Figuur 5. Plangebied binnen de EHS
De herstelmaatregelen aan de Berkel zullen plaatsvinden in een ecologische verbindingszone van de EHS. Hierdoor kan er tijdelijk, tijdens de werkzaamheden, vermindering van de kwaliteit van het gebied optreden. Door de Berkel zijn natuurlijke verloop terug te geven, wordt een meer natuurlijke omgeving gecreëerd. De kwaliteit van de aangegeven verbindingszone zal hierdoor op lange termijn toenemen.
Arnhem, 22 oktober 2009
15
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
De kwaliteit van het leefgebied van beschermde plant en diersoorten zal niet achteruitgaan. Hier wordt in de paragraaf “Soortbescherming” uitgebreid op ingegaan. Er kan worden geconcludeerd dat de kenmerken en kwaliteiten tijdelijk zullen worden aangetast. Tijdens de werkzaamheden zal de samenhang van het gebied en de uitwisselingsmogelijkheden voor dieren en planten tijdelijk niet, of in mindere mate mogelijk zijn. Op de lange termijn is te verwachten dat de natuurwaarden zullen herstellen en een hoger niveau dan het huidige niveau zullen bereiken. 4.3
Soortenbeleidsplannen
Soortenbeleid das Het hele plangebied en de omgeving van Almen is aangewezen als soortenbeleidsgebied voor de das. Eén van de bijzondere diersoorten waaraan de provincie Gelderland in haar natuur- en landschapsbeleid extra aandacht besteedt is de das. Verstedelijking, aanleg van infrastructuur en industrieterreinen, intensivering van de landbouw en verstoring van burchten door recreatie maken de soort kwetsbaar. Versterking van de populatie kan in de eerste plaats door kwaliteitsverbetering van actuele en potentiële leefgebieden. Herstel en aanleg van kruidenrijke percelen, overhoekjes en kleine landschapselementen, zoals bosjes, houtwallen en vochtige weilanden, is hiervoor essentieel. In de tweede plaats moeten verbindingszones worden gerealiseerd tussen leefgebieden. Als derde, en zeker niet het minst belangrijk, moeten verkeersslachtoffers worden voorkomen. Er wordt aangenomen dat er voor het beekherstel niet tot nauwelijks bomen worden gekapt. De agrarische percelen welke aan de beek gelegen zijn zullen niet in kwaliteit verminderen en er zelfs op vooruit gaan. Er wordt daarom aangenomen dat het gebied voor de das niet in kwaliteit achteruit zal gaan. Soortenbeleid amfibieën Omdat amfibieën bedreigd en beschermd zijn, besteedt de provincie Gelderland in haar natuur- en landschapsbeleid extra aandacht aan deze diersoorten. Ook het hele plangebied en de omgeving van Almen is aangewezen als soortenbeleidsgebied voor amfibieën. Het soortenbeleid amfibieën heeft als doel de populaties te herstellen en te verbinden. Dit wordt gedaan door een dooradering van delen van het landelijk gebied te creëren door middel van kleinschalige groene elementen (natuur, bos, landschap) en blauwe elementen (beken, oevers, poelen, wateropvang gebieden). Na de werkzaamheden zal de beek een natuurlijker uiterlijk krijgen, waardoor het habitat van amfibieën gelijk zal blijven of beter zal worden dan in de huidige situatie. Er kan geconcludeerd worden dat er geen negatieve effecten zullen zijn op de soorten waarvoor de soortbeschermingsplannen zijn opgesteld.
Arnhem, 22 oktober 2009
16
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
5. Resultaten 5.1 Literatuuronderzoek Het onderzoeksterrein ligt in de kilometerhok X/Y 217/463. Natuurloket Een eerste indruk van mogelijk aanwezige beschermde soorten per kilometerhok geeft het Natuurloket (www.natuurloket.nl). Deze gegevens moeten op de juiste manier geïnterpreteerd worden. Het plangebied omvat slechts een deel van het kilometerhok, de gegevens geven niet meer aan dan de soorten die in de directe omgeving aangetroffen zijn. Over het algemeen geldt dat deze gegevens niet volledig zijn.
Figuur 6. Gegevens van het natuurloket.
Het Natuurloket geeft een beeld van het aantal beschermde soorten per soort groep die aanwezig zijn in het gebied. Het Natuurloket geeft aan dat de meeste soortgroepen niet, slecht, matig of redelijk zijn onderzocht. Alleen voor de vaatplanten, mossen en broedvogels wordt aangegeven dat deze soortgroepen in het betreffende kilometerhok goed zijn onderzocht. Hierbij zijn voor de vaatplanten 3 soorten aangetroffen die onder tabel 1 van de flora en faunawet vallen en 1 soort van de Rode Lijst. Van de broedvogels zijn er 2 soorten aangetroffen die op de Rode Lijst staan. Atlas Groen Gelderland De Atlas Groen Gelderland verstrekt informatie over verschillende soorten en soortgroepen binnen provincie Gelderland. Van enkele soorten (onder andere das, knoflookpad, grutto) wordt specifiek aangegeven of deze in het gebied voorkomt. Van sommige soortgroepen (reptielen, vlinders, vleermuizen) wordt aangeven met hoeveel soorten deze in een gebied voorkomen. Welke soorten dat dan zijn wordt vaak niet aangegeven. Van flora wordt
Arnhem, 22 oktober 2009
17
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
aangegeven of er Rode Lijst soorten aangetroffen zijn. Voor broedvogels wordt voor een beperkt aantal van de Rode Lijst aangegeven of deze aangetroffen zijn. Volgens de Atlas Groen Gelderland zijn er in het gebied geen grutto’s, geen (van de door de provincie geselecteerde) broedvogels van de Rode Lijst, geen reptielen, geen dassen en geen knoflookpadden in het gebied aanwezig. Wel zijn er 3 soorten vleermuizen in het gebied aanwezig. Tevens is er 1 plantensoort aangetroffen welke op de Rode Lijst staat. Flora In het gebied is een vegetatieopname gemaakt bij de poel, deze is op genomen in bijlage1. Hieruit blijkt grond nabij de poel voedselrijk is. Soorten als fioringras, wolfspoot, rietgras en heen, zijn onder andere soorten die dit aangeven. De enige beschermde soort die tijdens deze inventarisatie is aangetroffen is zwanenbloem. Deze soort is opgenomen in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Amfibieën In de omgeving van het plangebied worden volgens de Atlas reptielen en amfibieën Gelderland verschillende soorten amfibieën in (de omgeving van) het plangebied aangetroffen. Hieronder vallen de algemene soorten als bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Ook de kamsalamander komt voor in de omgeving. De kamsalamander staart op de Rode Lijst en is strikt beschermt. De kamsalamander zou in de poel kunnen voorkomen. Vleermuizen Volgens de Atlas van de Nederlandse vleermuizen komen in het plangebied en de directe omgeving van het plangebied 4 soorten vleermuizen voor. De watervleermuis, gewone dwergvleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis. 5.2 Veldwerk In dit hoofdstuk zijn kort de belangrijkste bevindingen van de inventarisatie van opgesomd. Flora In het plangebied zijn diverse plantensoorten waargenomen. Het betreft soorten die vrij algemeen voorkomen. Rondom de poel zijn soorten waargenomen als scherpe boterbloem, egelboterbloem, moerasvergeet-mij-nietje en wolfspoot. De zwanenbloem is niet waargenomen tijdens de inventarisaties. In het weiland ten oosten van de boerderij, wat voornamelijk uit engels raaigras bestaat, staan ook algemene soorten als akkerdistel, speerdistel, vogelmuur, akkerviooltje en reukloze kamille.
Arnhem, 22 oktober 2009
18
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Figuur 7. Links scherpe boterbloem en moerasvergeet-mij-nietje bij de grote poel. Rechts reukloze kamille en akkerviooltje.
Zoogdieren Vleermuizen Het plangebied is in de winter onderzocht op het voorkomen van overwinterende vleermuizen in de kelder. De kelder bleek hierbij ontoegankelijk te zijn voor vleermuizen. Er zijn dan ook geen (sporen van) overwinterende vleermuizen aangetroffen in de kelder. Tijdens het zomer en paarseizoen is het plangebied 3 maal in de avonduren bezocht en 1 maal is er gedurende een hele nacht gericht naar vleermuizen gezocht. Twee veldbezoeken (avond en hele nacht) hebben tijdens de kraamperiode van vleermuizen plaatsgevonden (mei-juli). Twee avondbezoeken hebben plaatsgevonden in het paarseizoen (augustus-september). Tijdens de avondbezoeken zijn veel gewone dwergvleermuizen en laatvliegers aangetroffen in het plangebied. Tevens zijn er rosse vleermuizen overvliegend boven het plangebied en bij de Berkel waargenomen. Boven de Berkel is eenmaal een langs vliegende watervleermuis aangetroffen. Meervleermuis is een soort die mogelijk boven de Berkel zou kunnen jagen. Om dit verwachtingspatroon te checken is eenmaal langs het Twentekanaal geluisterd. Hier zijn inderdaad meervleermuizen aangetroffen. Ook zijn hier watervleermuis en gewone dwergvleermuis waargenomen. Ondanks dat meervleermuizen dus wel in de omgeving rondvliegen, zijn ze niet boven de Berkel aangetroffen. In het plangebied zijn geen bomen met gaten aangetroffen die mogelijk verblijfplaats zouden kunnen bieden aan boombewonende soorten. Er is daarom bij het zoeken naar kolonies vooral aandacht besteed aan de boerderij. De boerderij biedt wel mogelijke verblijfplaatsen voor vleermuizen,onder andere in de spouwmuur. Tijdens de avondbezoeken zijn geen uitvliegende vleermuizen bij de boerderij in het plangebied aangetroffen. Ook zijn er in de ochtenduren geen zwermende vleermuizen waargenomen. Er is dus geen kraamkolonie aanwezig in de boerderij in het plangebied. Wel foerageren er enkele gewone dwergvleermuizen rondom de boerderijen bijbehorende schuren. Tijdens de veldbezoeken werd duidelijk dat vele laatvliegers en gewone dwergvleermuizen van de bomenrij langs de Berkelweg gebruik maken als vliegroute om vanuit de bebouwde Arnhem, 22 oktober 2009
19
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
kom van Almen richting de bomenrij aan de overzijde van de Berkel te trekken. Op de luchtfoto (zie figuur 8) is duidelijk te zien dat er via deze weg zo min mogelijk open terrein over gestoken hoeft te worden. In de bebouwde kom van Almen, buiten het plangebied, zijn tijdens het ochtend bezoek 4 kolonies van gewone dwergvleermuizen aangetroffen en 2 kolonies van laatvliegers. Ook tijdens het paarseizoen zijn er geen uitvliegende dieren waargenomen bij de boerderij in het plangebied. Wel zijn er sociale roepen van gewone dwergvleermuizen waargenomen op verschillende plaatsen. Rondom het woonhuis en de boerderijen zijn foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen in het paarseizoen. Deze brachten echter geen sociale roepen te gehore. In de bomenlaan langs de Berkelweg zijn wel sociale roepen van gewone dwergvleermuizen waargenomen. Ook in de bebouwde kom van Almen zijn sociale roepen van gewone dwergvleermuizen gehoord.
Figuur 8. Vleermuizen in Almen. Kolonies, waarnemingen en vliegroutes van verschillende soorten.
Arnhem, 22 oktober 2009
20
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Steenmarter De zolder van de bebouwing wordt een steenmarter gebruikt als verblijfplaats. Hiervan zijn sporen aangetroffen tijdens het eerste veldbezoek waarbij de zolder is onderzocht. Overige zoogdieren Overige zoogdieren die in het plangebied zijn waargenomen zijn de egel en haas. Tevens zijn er vele braakballen van de kerkuil gepluisd, waar uit naar voren kwam dat vele soorten ware muizen, woelmuizen en spitsmuizen van het plangebied en directe omgeving gebruik maken. Er is ook een schedel van een bruine rat in een braakbal aangetroffen. Het is waarschijnlijk dat ook kleine marterachtigen, als hermelijn en wezel, in het plangebied aanwezig zijn. Vogels In het plangebied broeden verschillende vogels. Bij het woonhuis in een nestkast broedt een koolmees. In de kleine schuur van de boerderij broedde vorig jaar een steenuil. Hoewel dit jaar exacte nestlocatie niet vast gesteld kon worden, broedde de steenuil ook zeker weer op het terrein van de boerderij. In de eik ten noorden van de boerderij broedt een groene specht. In het weiland broeden verschillende weidevogels, te weten kieviet en wulp. De scholekster is buiten het plangebied waargenomen. Ook is eenmaal net buiten het broedseizoen de graspieper in het weiland aangetroffen. Waarschijnlijk broedt deze in het plangebied. In de grote schuur van de boerderij roest de kerkuil. Deze kerkuil broedt in de kerk van Almen, maar heeft zijn vaste roestplaats in de schuur van de boerderij. Bij de grote en kleine poel is de ijsvogel waargenomen. IJsvogels broeden in steile, vaak afkalvende oevers, wanden van afgravingen of aardkluiten van omgewaaide bomen. Het foerageergebied kan zich uitstrekken tot op enkele kilometers van het nest. Omdat er geen broedmogelijkheden voor de ijsvogel in het plangebied aanwezig zijn, wordt aangenomen dat de soort buiten het plangebied broedt.
Arnhem, 22 oktober 2009
21
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Figuur 9. Kerkuil in de schuur in Almen. Links zit de kerkuil in de rode cirkel. Onder de kerkuil liggen vele braakballen.
Figuur 10. Rode Lijst broedvogels in Almen
Arnhem, 22 oktober 2009
22
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Reptielen Tijdens de inventarisaties zijn geen waarnemingen van reptielen gedaan. Reptielen worden niet in het plangebied verwacht. Het plangebied bestaat voornamelijk uit bebouwing met het bijbehorend verharde terrein en weiland. Hierin voelen reptielen zich niet thuis. Reptielen prefereren zonnige terreinen met voldoende structuurvariatie in de vorm van randen en geleidelijke overgangen van open naar gesloten vegetaties. Amfibieën In het gebied bevinden zich 2 poelen (zie figuur 2). Een ondiepe poel en een diepe poel. De ondiepe poel valt bijna geheel droog in de zomerperiode. Ook is deze poel erg beschaduwd, door de wilgen die er staan. In deze poel is de bruine kikker aangetroffen en eveneens zijn er eieren van deze soort aangetroffen. De andere poel is dieper en vangt meer zonlicht dan de kleine poel. In deze poel zijn de bastaardkikker en de gewone pad aangetroffen. In het voorjaar zijn parende dieren zijn in deze poel aangetroffen. Deze poel bevat veel vis, waarschijnlijk dat er hierom geen salamanders in de poel zijn aangetroffen.
Figuur 11. Links de grote poel. Rechts eieren van bruine kikker in kleine poel.
Vissen In de diepe poel is rietvoorn aangetroffen. Het leefgebied van de rietvoorn bestaat uit traagstromende tot stilstaande wateren met een goed ontwikkelde plantengroei. In 1 nacht zijn ongeveer 15 stuks een fuik ingezwommen. Aangenomen kan dus worden dat de soort in hoge aantallen in de poel bevindt.
Arnhem, 22 oktober 2009
23
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Ongewervelden Het terrein wordt door verschillende soorten vlinders en libellen gebruikt. Het gaat hierbij om algemeen voorkomende soorten. In het plangebied zijn soorten als citroenvlinder, dagpauwoog en klein geaderd witje aangetroffen. Ook van libellen zijn alleen algemeen voorkomende soorten aangetroffen. Soorten als gewone oeverlibel, houtpanserjuffer, azuurwaterjuffer en grote roodoogjuffer zijn bij de diepe poel aangetroffen. Ook zijn er enkele weidebeekjuffers aangetroffen. Een grote populatie weidebeekjuffers is gevestigd aan de noordoever van de Berkel, bij het zwembad. Tevens zijn vele glassnijders aangetroffen bij de diepe poel en de Berkel. Deze soort staat op de Rode Lijst als kwetsbaar.
Figuur 12. Links (parend) klein geaderd witje. Rechts weidebeekjuffer
Arnhem, 22 oktober 2009
24
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
6. Conclusie en aanbevelingen 6.1
Conclusies
6.1.1 Natura 2000 Het plangebied is niet gelegen in een Natura 2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied, Uiterwaarden IJssel is gelegen op dermate grote afstand (7,5 km) dat het planvoornemen geen invloed zal hebben op het gebied. 6.1.2 Flora en Faunawet In tabel 1 zijn alle aangetroffen soorten opgenomen die beschermd zijn volgens de Flora en faunawet. Er zijn verschillende soorten waargenomen, welke zijn beschermd volgens tabel 1 van de Flora- en faunawet. Het betreft verschillende soorten kleine zoogdieren en algemeen voorkomende soorten amfibieën. Hoewel er geen kleine marterachtigen zijn aangetroffen is het aannemelijk dat ook deze (wezel, hermelijn) in het gebied kunnen voorkomen. Voor de tabel 1-soorten, geldt een algehele vrijstelling voor het overtreden van enkele verbodsbepalingen wanneer sprake is van bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik of van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Er hoeft voor deze soorten geen ontheffing te worden aangevraagd, omdat het planvoornemen valt onder een ruimtelijk ontwikkeling. De steenmarter staat op tabel 2 van de Flora- en Faunawet en is aangetroffen in de schuur die aan de boerderij zit. Het betreft een vaste verblijfplaats. Omdat de schuur en het woonhuis niet gesloopt zullen worden, hoeft er voor de steenmarter geen ontheffing te worden aangevraagd. Indien de schuur wel gesloopt gaat worden, dient er wel ontheffing te worden aangevraagd. Ook zijn er verschillende soorten waargenomen, die zijn opgenomen in tabel 3 van de Floraen faunawet. Het betreft verschillende soorten vleermuizen, te weten gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger en watervleermuis. In het gebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Zowel in het kraam- als in het paarseizoen is hier onderzoek naar gedaan. Wel is de bomenlaan langs de Berkelweg een belangrijke vliegroute voor vleermuizen. Laatvliegers en gewone dwergvleermuizen die in de bebouwde kom van Almen hun verblijfplaats hebben, vliegen via de bomenlaan langs de Berkelweg naar de bomenlaan ten zuiden van de Berkel. Voor vleermuizen is deze route het meest optimaal, omdat hierbij de minste open ruimte over gestoken hoeft te worden. Belangrijke vliegroutes van vleermuizen vallen ook onder strikte bescherming van de Flora en faunawet. In het planvoornemen zal de bomenlaan behouden blijven. Slechts op enkele plaatsen wordt een deel van de onderbegroeiing verwijderd. Bij deze uitvoering van het plan en zonder toevoeging van licht in de laan, is er geen ontheffing nodig van de Flora- en faunawet. Indien er veel ondergroei verwijderd zal worden, of er bomen gekapt gaan worden, kan dit de functionaliteit van de vliegroute aantasten en dient er een ontheffing te worden aangevraagd. Ook toevoeging van licht kan de vliegroute aantasten. Veel vleermuizen zijn met name op
Arnhem, 22 oktober 2009
25
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
hun vliegroute gevoelig voor licht. Uit onderzoeken is gebleken dat vleermuizen licht op hun vliegroute vermijden. Daarom dient bij de toevoeging van licht goed gekeken te worden of deze ingreep de dieren zal verstoren. Lage overkapte verlichting zal de functionaliteit van de vliegroute niet aantasten, grote lantarenpalen wel.
Tabel 1. Beschermde soorten aangetroffen in het plangebied.( FFW 1 ,2,3 geven de tabel aan van de Flora- en faunawet, waarin de soort is opgenomen. Rode lijst KW= kwetsbaar, ge= gevoelig) Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Manier van waarnemen
Zoogdieren Aardmuis
Microtus agrestis
Braakbal
1
Apodemus sylvaticus
Braakbal
1
Sorex araneus
Braakbal
1
Erinaceus europaeus
zicht
1
Bosmuis Bosspitsmuis Egel Gewone dwergvleermuis Haas Huisspitsmuis Laatvlieger Rosse vleermuis
Rode Lijst FFW
Zicht, batdetector Pipistrellus pipistrellus
3
Lepus europaeus
zicht, sporen
1
Crocidura russula
Braakbal
1
Eptesicus serotinus
Zicht, batdetector
3
kw
3
kw
Nyctalus noctula
Zicht, Batdetector
Rosse woelmuis
Myodes glareolus
Braakbal
1
Steenmarter
Martes foina
Sporen
2
Veldmuis
Microtus arvalis
Braakbal
1
Myotis daubentoni
Batdetector
3
Vanellus Vanellus
zicht, geluid
*
Watervleermuis
Vogels Broedvogels Kieviet Graspieper
Anthus pratensis
zicht, geluid
*
ge
Steenuil
Athene noctua
zicht, geluid
*
kw
Wulp
Numenius phaeopus
zicht, geluid
*
Koolmees
Parus major
zicht, geluid
*
Groene specht
Picus viridis
zicht, MM bewoners
*
kw
Tyto alba
zicht
*
kw
Bruine kikker
Rana temporaria
scheppen, zicht
1
Bastaardkikker
Pelophylax kl. Esculentus
scheppen, zicht
1
Gewone pad
Bufo bufo
scheppen, zicht
1
Niet broedvogels Kerkuil Amfibieën
Arnhem, 22 oktober 2009
26
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Op grond van de Flora- en faunawet mogen broedende vogels niet worden verstoord. Normaal gesproken wordt er geen ontheffing verleend van de Flora- en faunawet voor het verstoren van broedende vogels. Verstorende werkzaamheden dienen daarom buiten het broedseizoen plaats te vinden. Als dit niet mogelijk is, mag er alleen worden gewerkt als een ter zake kundige vlak voor de uitvoering heeft vastgesteld dat er geen broedende vogels aanwezig zijn. Indien er buiten het broedseizoen gesloopt of gekapt wordt, zullen geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden worden. Een ontheffing is dan niet noodzakelijk. Enkele vogelsoorten, welke hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. In het plangebied komen steenuil en kerkuil van deze lijst voor. Voor uilen geldt dat naast de nestplaats ook de roestplaats jaarrond beschermd is. Voor steenuilen geldt dat ook het foerageergebied beschermd is, dit is namelijk essentieel voor de dieren en heeft daarom dezelfde status als een vaste verblijfplaats. Het foerageergebied ligt vaak binnen de 200 meter rond het nestgebied. Voor de kerkuil en steenuil dient ontheffing te worden aangevraagd. 6.2 Vrijstellingen en ontheffingen In het plangebied komen een aantal soorten voor die onder lijst 2 of 3 vallen van de Flora- en faunawet. Indien de aan het woonhuis vastzittende schuur behouden blijft hoeft er geen ontheffing te worden aangevraagd bij de Flora- en faunawet voor de steenmarter. Indien de functionaliteit van de vliegroute gewaarborgd blijft hoeft er geen ontheffing te worden aangevraagd voor de laatvlieger en gewone dwergvleermuis die van deze vliegroute gebruik maken. Voor de steenuil en de kerkuil zullen er vaste verblijfplaatsen verdwijnen. Hier moet een ontheffing voor worden aangevraagd. 6.3
Aanbevelingen
Voor de kerkuil en steenuil is een omgevingscheck nodig. Hieruit zal moeten blijken of er voldoende gelegenheid is om zelfstandig een nieuwe plek te vinden. Voor de steenuil is dit een uitgebreider onderzoek dan voor de kerkuil, omdat het hier een broedplaats betreft. Er moet voor de steenuil dus zowel nieuw broed- als foerageergebied gevonden en/of gecreëerd worden. Het onderzoek voor de steenuil zal uitwijzen of er leefgebied in de omgeving aanwezig is. Dit is afhankelijk van de aanwezigheid van geschikt foerageergebied en de beschikbaarheid hiervan. Het is aan te raden de lokale steenuilwerkgroep hier bij te betrekken. Zij kunnen informatie verstrekken over de aanwezigheid van steenuilen in de omgeving. Dit geeft aan welk geschikt foerageergebied al in beslag is genomen en waar nog geschikte vrije plekken zijn. Indien geschikt leefgebied gecreëerd gaat worden zijn voldoende voedsel, goede bereikbaarheid van prooien en geschikte nestholtes van belang. Deze aspecten komen vaak vanzelf samen in kleinschalig landschap. Landschap met rommelhoekjes of hogere vegetatie biedt leefgebied aan prooidieren, net als watertjes en mest van vee. Lager gras dient als
Arnhem, 22 oktober 2009
27
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
jachthabitat voor de steenuil. Dit kan door begrazing of maaien gecreëerd worden. Hier kan hij lopend jagen. Ook zijn zitposten van belang om op de rusten eten en prooidieren te zoeken. Zitposten kunnen paaltjes langs het weiland zijn, een solitaire boom of de bomen van een boomgaard. Zitposten mogen niet langs de kant van de weg geplaatst worden, om verkeerslachtoffers te voorkomen. Nestholtes kunnen beschikbaar gemaakt worden door het plaatsen van nestkasten of in natuurlijke holtes in bomen te stimuleren (knotten, holen uitkrabben). Voor de kerkuil dient een onderzoek te worden ingesteld naar de aanwezigheid van alternatieve roestplaatsen. Indien deze niet aanwezig zijn zullen er alternatieve plaatsen (bijvoorbeeld in de vorm van nestkasten) moeten worden aangeboden. Indien men wil proberen de kamsalamander terug te krijgen in het gebied is het van belang dat de visstand in (een deel van) de geïsoleerde meanders of poel laag te houden. Hierdoor krijgen de jongen kans te overleven. Ook is van belang dat de wateren een ondiepe zone bevatten, waar de eieren zich goed kunnen ontwikkelen. Tevens is de aanwezigheid van landhabitat in de directe omgeving van belang. Dit kan bestaan uit houtwallen, takkenhopen, of ander plaatsen waar de kamsalamander zich kan opwarmen of verschuilen. Het beheer van de meander voor de kamsalamander (en andere amfibieën) bestaat uit het gefaseerd maaien en gefaseerd baggeren van de meander of poel. Het is goed om in de nieuwbouwplannen rekening te houden met het voorkomen van vleermuizen. Almen blijkt een goede omgeving te zijn voor vleermuizen, aangezien er al meerder verblijfplaatsen in Almen zijn aangetroffen. Indien de spouwmuren van de nieuwe bebouwing toegankelijk worden voor vleermuizen, kunnen ze in de nieuwe bebouwing nieuwe verblijfplaatsen vinden. Vleermuizen leven in kolonies. Een kolonie maakt gebruik van meerdere verblijfplaatsen. Een toevoeging van verblijfplaatsen (keuzemogelijkheden) is daarom positief voor de instandhouding kolonie.
Arnhem, 22 oktober 2009
28
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Literatuurlijst • ANWB, Topografische dienst, 2004. Topografische Atlas Gelderland. • Beersma, P., Beersma, W. en A. van den Burg, 2007. Steenuilen. Tirion Uitgevers BV, Baarn • Bergmans, W. & A. Zuiderwijk, 1986. Atlas van Nederlandse amfibieën en reptielen en hun bedreiging. Vijfde herpetogeografische verslag. KNNV Uitgeverij, Utrecht • Broekhuizen, S., Hoekstra, B., V. van Laar, C. Smeenk, & J.B.M. Thissen, 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren. KNNV Uitgeverij, Utrecht. • Broekmeyer, M.E.A., F.G.W.A. Ottburg en F.H. Kistenkas, 2003. Flora- en faunawet, Toepassing van artikel 75 in de praktijk. Alterra, Wageningen. • Diepenbeek, A. van 1999 Veldgids diersporen. KNNV Uitgeverij, Utrecht • Dijkstra, K.D.B. 2008. Libellen van Europa, Veldgids met alle libellen tussen Noordpool en Sahara. Tirion Uitgevers BV, Baarn • Dijkstra, V. 1999. Vleermuizen in Gelderland. Provincie Gelderland • Janssen, J.A.M. & J.H.J. Schaminée, 2004. Europese Natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij Utrecht. • Kapteyn, K. 1995. Vleermuizen in het landschap. Over hun ecologie, gedrag en verspreiding. Schuyt & Co, Haarlem. • Kuijpers, D.P.J. et al. 2008. Experimental evidence of light disturbance along the commuting routes of pond bats (Myotis dasycneme). Lutra 51 (1): 37-49 • Lange, R. et al. 1994 Zoogdieren van West-Europa; KNNV Uitgeverij, Utrecht • Limpens, H. K. Mostert en W. Bongers, 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen; KNNV Uitgeverij • Mebs, T. & Scherzinger, W. 2004. Uilen van Europa. Tirion Uitgevers BV, Baarn • Meijden, R. van der, 2005. Heukels Flora van Nederland. Wolters-Noordhoff. • Mullarney, K., Svensson, L., Zetterstrom, D. & P.J. Grant 2005. ANWB Vogelgids van Europa. Tirion Uitgevers BV, Baarn • Spitzen-van der Sluijs, A.M., et al. 2007. Atlas reptielen en amfibieën in Gelderland. 1985 – 2005. Stichting RAVON, Nijmegen. • Vlinderstichting. 2006. De nieuwe Rode Lijst dagvlinders • Vogelbescherming Nederland 2004. Rode Lijst Nederlandse broedvogels. • Wasscher, M. 1999. Bedreigde en kwetsbare libellen in Nederland (Odonata). • Wynhoff, W., Swaay, C. van & Made, J. van der, 2001. Veldgids dagvlinders. KNNV Uitgerij, Utrecht • www.gelderland.nl • www.minlnv.nl • www.natuurloket.nl
Arnhem, 22 oktober 2009
29
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Bijlage 1 Soortenlijst FFW 1 ,2,3 geven de tabel aan van de Flora- en faunawet, waarin de soort is opgenomen. Rode lijst KW= kwetsbaar, ge= gevoelig Manier van Rode Nederlandse naam Wetenschappelijke naam waarnemen FFW Lijst Zoogdieren Aardmuis
Microtus agrestis
Braakbal
Bosmuis
Apodemus sylvaticus
Braakbal
Bosspitsmuis
Sorex araneus
Braakbal
Bruine rat
Rattus norvegicus
Braakbal
Egel
Erinaceus europaeus
zicht
1
Gewone dwergvleermuis
Pipistrellus pipistrellus
Zicht, batdetector
3
Haas
Lepus europaeus
zicht, sporen
1
Huisspitsmuis
Crocidura russula
Braakbal
1
Eptesicus serotinus
Zicht, batdetector
3
kw
Nyctalus noctula
Zicht, Batdetector
3
kw
Myodes glareolus
Braakbal
1
Martes foina
Sporen
2
Microtus arvalis
Braakbal
1
Myotis daubentoni
Batdetector
3
Graspieper
Anthus pratensis
zicht, geluid
*
Groene specht
Picus viridis
zicht, MM bewoners
Kieviet
Vanellus Vanellus
zicht, geluid
*
Koolmees
Parus major
zicht, geluid
*
Steenuil
Athene noctua
zicht, geluid
*
Wulp
Numenius phaeopus
zicht, geluid
*
Appelvink
Coccothraustes coccothraustes
MM bewoners
Goudvink
Pyrrhula pyrrhula
MM bewoners
IJsvogel
Alcedo atthis
Zicht, MM bewoners
Kerkuil
Tyto alba
zicht
Ooievaar
Ciconia ciconia
zicht, geluid
Scholekster
Haematopus ostralegus
zicht, geluid
Bastaardkikker
Pelophylax kl. Esculentus
scheppen, zicht
1
Bruine kikker
Rana temporaria
scheppen, zicht
1
Gewone pad
Bufo bufo
scheppen, zicht
1
Laatvlieger Rosse vleermuis Rosse woelmuis Steenmarter Veldmuis Watervleermuis
1 1
Vogels Broedvogels ge kw
kw
Niet broedvogels
kw
Amfibieën
Arnhem, 22 oktober 2009
30
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies Vissen Rietvoorn
Scardinius erythrophthalmus
fuiken
Bont zandoogje Citroenvlinder
Pararge aegeria
zicht
Gonepteryx rhamni
zicht
Dagpauwoog
Inachis io
zicht
Distelvlinder
Vanessa cardui
zicht
Gehakkelde aurelia
Polygonia c-album
zicht
Klein geaderd witje
Pieris napi
zicht
Klein koolwitje
Pieris rapae
zicht
Azuurwaterjuffer
Coenagrion puella
zicht
Blauwe breedscheenjuffer
Platycnemis pennipes
zicht
Bruine glazenmaker
Aeshna grandis
zicht
Bruinrode heidelibel
Sympetrum striolatum
zicht
Gewone oeverlibel
Orthetrum cancellatum
zicht
Glassnijder
Brachytron pratense
zicht
Grote roodoogjuffer
Erythromma najas
zicht
Houtpansterjuffer
Lestes viridis
zicht
Lantaartje
Ischnura elegans
zicht
Weidebeekjuffer
Calopteryx splendens
zicht
Planten (vegetatieopname poel) Fioringras
Agrostis stolonifera
literatuur
Geknikte vossenstaart
Alopecurus geniculatus
literatuur
Gewone waterbies
Eleocharis palustris
literatuur
Heen
Bolboschoenus maritimus
literatuur
Kweek
Elytrigia repens
literatuur
Mannagras
Glyceria fluitans
literatuur
Moerasvergeet-mij-nietje
Myosotis scorpioides
literatuur
Pinksterbloem
Cardamine pratensis
literatuur
Rietgras
Phalaris arundinacea
literatuur
Rietzwenkgras
Festuca arundinacea
literatuur
Ruige zegge
Carex hirta
literatuur
Ruw beemdgras
Poa trivialis
literatuur
Wolfspoot
Lycopus europaeus
literatuur
Zachte duizendknoop
Persicaria mitis
literatuur
Zwanenbloem
Butomus umbellatus
literatuur
Vlinders
Libellen
Arnhem, 22 oktober 2009
kw
1
31
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA ALMEN 2009 Ecologisch onderzoek en advies
Arnhem, 22 oktober 2009
32
Bijlage 4
Compensatieplan uilen Almen
Ecologisch onderzoek en advies Arnhem, 10 december 2009
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
Colofon
Titel Subtitel Projectnummer
: Compensatieplan uilen : Almen : 90129
Datum
: 10 december 2009
Veldonderzoek Auteur(s)
: C. van den Tempel, T. Kooij, G. Nijenhuis : C. van den Tempel
Goedgekeurd door
: T. Kooij
Opdrachtgever Contactpersoon
: Dienst Landelijk Gebied : H. Smeenge
Ekoza Ecologisch onderzoek en advies
Tivolilaan 205 Postbus 2 6800 AA Arnhem T: 026-8454583
[email protected] www.ekoza.nl
Arnhem, 10 december 2009
2
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
Inhoud 1. Inleiding................................................................................................................................. 4 1.1 Aanleiding .................................................................................................................. 4 1.2 Steenuil ....................................................................................................................... 5 1.3 Kerkuil ........................................................................................................................ 5 2. Wetgeving .............................................................................................................................. 7 2.1 Flora en faunawet ....................................................................................................... 7 2.2 Jaarrond beschermde vogels....................................................................................... 9 3. Methode ............................................................................................................................... 10 4. Resultaten onderzoek ......................................................................................................... 11 4.1 Steenuil ..................................................................................................................... 11 4.1.1 Steenuilen in de omgeving ................................................................................... 11 4.1.2 Vrij en mogelijk leefgebied .................................................................................. 12 4.1.3 Keuze alternatieve locaties voor de steenuilen .................................................... 13 4.2 Kerkuil ...................................................................................................................... 15 4.2.1 Kerkuilen in de omgeving .................................................................................... 16 4.2.2 Mogelijk nieuwe roestplaats................................................................................. 17 5. Plan van aanpak ................................................................................................................. 19 5.1 Steenuil ........................................................................................................................... 19 5.1.1 Kasten ophangen .................................................................................................. 19 5.1.2 Ongeschikt maken van de broedplaats ................................................................. 20 5.2 Kerkuil ............................................................................................................................ 22 5.2.1 Kast ophangen .......................................................................................................... 22 5.2.2 Ongeschikt maken van de broedplaats ................................................................. 22 5.3 Samenvatting te nemen maatregelen ........................................................................ 23 6. Aanbevolen aanvullende compensatiemaatregelen ......................................................... 24 6.1 Verbeteren van het voedselaanbod voor steen- en kerkuil ....................................... 24 6.2 Aanbieden rust-, schuil- en broedplaatsen ............................................................... 25 Literatuurlijst ......................................................................................................................... 27
Arnhem, 10 december 2009
3
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Ten behoeve van de geplande natuurontwikkeling en woningbouw langs de Berkel zal het gebied tussen de bebouwde kom van Almen en de Berkel (deels) opnieuw ingericht worden. Hiertoe zullen de voormalige bedrijfsgebouwen (schuren en stallen) van de boerderij aan de Berkelweg 1 gesloopt worden. Om te kijken of er beschermde soorten voorkomen in het plagebied is er door Ekoza in 2008 en 2009 een inventarisatie uitgevoerd naar verschillende soortgroepen: Het onderzoeksgebied is aangegeven in kaart 1. Uit dit onderzoek is gebleken dat er een broedpaar van steenuilen aanwezig op de boerderij en een van de schuren worden door kerkuilen gebruikt om te roesten. Voor de bouw van Almen Zuid (zie kaart 1) zullen de schuren van de boerderij gesloopt worden. Het is geen optie om de schuren voor de uilen te behouden. De schuren zouden dan in de nieuwe woonwijk van Almen Zuid komen te liggen. Hier vind veel verstoring plaats, waardoor de uilen hier zeker niet zullen blijven. Tevens zijn de schuren dan zeer gevoelig voor vandalisme. De schuren zullen gesloopt worden en omdat uilen bij wet beschermd zijn zal er een compensatieplan moeten komen. DLG heeft Ekoza, ecologisch onderzoek en advies, verzocht om het compensatieplan op te stellen.
Kaart 1. Inventarisatiegebied en ligging van het toekomstige Almen Zuid
Arnhem, 10 december 2009
4
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
1.2 Steenuil De steenuil is de kleinste in ons land voorkomende uil. Door de bolle kop en het relatief dikke verenpak lijkt hij groter dan hij is. Met een lichaamsgrootte van 21 – 23 cm en een vleugelspanwijdte van 54 – 58 cm is hij echter nauwelijks groter dan een zanglijster. Steenuilen hebben een gevlekt verenkleed. De bovenzijde is bruin met witte spikkels en de onderzijde witachtig en dicht bruingestreept. Binnen Nederland ligt het zwaartepunt van de verspreiding in het midden en oostelijk rivierengebied, de Liemers, de Achterhoek en Figuur 1. Steenuil het IJsseldal. De steenuil leeft bij voorkeur in groene weidelandschappen met oude knotwilgen, extensief gebruikte hoogstamboomgaarden en kleinschalige dorpsranden. Hier is een juiste combinatie van geschikte jachtgebieden in open terrein met het hele jaar door korte vegetatie, geschikte zit- en schuilplaatsen en een breed aanbod aan potentiële nestholten in oude bomen, muren en gebouwen, tegenwoordig ook in speciale nestkasten. De steenuil is namelijk een strikte holenbroeder. De steenuil heeft een brede voedselkeuze. Hij jaagt vanaf uitkijkposten of op de grond en pakt wat hij te pakken kan krijgen. Op het menu staan vogels, zoogdieren, insecten, regenwormen en amfibieën. De steenuil staat op de Rode Lijst van de Nederlandse broedvogels als kwetsbaar. De soort is sinds begin jaren ’60 met 50-75 % afgenomen. De voornaamste oorzaken hiervan zijn de afname van het agrarisch gebied, het verdwijnen van geschikte broedgelegenheden, afname van voedsel door pesticiden en toename van verkeerslachtoffers.
1.3 Kerkuil De kerkuil is ongeveer 35 cm groot en heeft een vleugelspanwijdte van 95 cm. De bovenzijde (rugzijde) heeft een goudbruine tot leigrijze grondkleur en is gespikkeld. De onderzijde varieert van roestbruin tot wit en kan al naargelang de verschillende ondersoorten helemaal wit tot gespikkeld zijn. Hij is zeer goed herkenbaar aan zijn hartvormig wit gezicht, met de donkere ogen pal naar voor gericht. Het leefgebied van de kerkuil bestaat in Figuur 2. Kerkuil (bron; kerkuil.com) Nederland en in de omringende landen grotendeels uit half open cultuurlandschappen met allerlei kleinschalige elementen. De kerkuil is een specifieke jager van het open veld en hij komt het meest voor in die kleinschalige gebieden, waar gras- en bouwland worden begrensd door kruidenrijke Arnhem, 10 december 2009
5
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
akkerranden, houtwallen, heggen of bosjes, maar ook ruig begroeide, slecht onderhouden graslandgebieden, ruige grasstroken en wegbermen worden als jachtterrein benut. Vermeden worden grootschalige open en gesloten landschappen. De grootte van het jaaggebied wordt hoofdzakelijk bepaald door het voedselaanbod. Bij een rijk aanbod aan voedsel hebben kerkuilen voldoende aan een oppervlakte van 0,4 – 0,6 km2 of aan een gebied van 800 – 1500 meter rond de broedplaats. Uit de braakballen, die de onverteerbare prooiresten van de kerkuil bevatten, kan het menu worden vastgesteld. Het voedsel van de kerkuil bestaat grotendeels uit woelmuizen, spitsmuizen en ware muizen (98%). Vogels, amfibieën en ongewervelde vullen het menu aan (2%). De belangrijkste prooisoorten zijn de veldmuis, de bosspitsmuis en de huisspitsmuis. Tijdens de jacht vliegt hij vooral laag over de grond. Boomholten, ruïnes, schuren en bijgebouwen worden als nestruimte gebruikt door de kerkuil. De kerkuil staat op de Rode Lijst als kwetsbaar, vanwege de duidelijke afname van het aantal broedparen. De afname van de kerkuil werd ander andere veroorzaakt door het verdwijnen van nestgelegenheid in kerken en boerenschuren en de afname van het voedselaanbod.
Arnhem, 10 december 2009
6
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
2. Wetgeving Alle vogels zijn beschermd volgens de Flora en faunawet. Daarom staat hieronder een korte uitleg van deze wet. 2.1
Flora en faunawet
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Deze wet vormt het wettelijke kader voor bepalingen die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen, zoals de Vogelwet, de Jachtwet, de Wet bedreigde uitheemse diersoorten en een deel van de Natuurbeschermingswet (soortbescherming). Tevens is de Flora- en faunawet het nationale wettelijke kader waarin de bepalingen van EU-richtlijnen op het gebied van natuurbescherming (soorten) is omgezet naar nationaal recht. Doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de planten- en diersoorten die in het wild voorkomen. Hiertoe is een groot aantal plant- en diersoorten beschermd. In principe mogen er geen handelingen worden uitgevoerd die schadelijk zijn voor de soort. Van de verbodsbepalingen is onder bepaalde voorwaarden een ontheffing mogelijk. Voor alle soorten geldt er een ‘zorgplicht’: een ieder dient voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Verbodsbepalingen volgens de Flora- en faunawet Artikel 8:
Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.
Artikel 9:
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
Artikel 10:
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.
Artikel 11:
Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Daarnaast is artikel 13 eventueel nog van belang in verband met verplaatsen van soorten. Het vervoeren en onder zich hebben van beschermde inheemse soorten is verboden.
Arnhem, 10 december 2009
7
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
Zorgplicht volgens de Flora- en faunawet: Artikel 2:
1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Algemene Maatregel van Bestuur Om de werking van de Flora- en faunawet minder star te maken is middels een Algemene Maatregel van Bestuur de regelgeving rond de Flora- en faunawet aangepast. Het belangrijkste gevolg is dat de procedures bij ruimtelijke ingrepen en bij bestendig gebruik en beheer aanzienlijk eenvoudiger worden, aangezien voor de meest algemene soorten er een vrijstelling van de verbodsbepalingen komt (voor onder meer ruimtelijke ingrepen en bestendig gebruik en beheer). Bij het toepassen van de Flora- en faunawet wordt voortaan een onderscheid gemaakt in drie categorieën van beschermde soorten: 1.
De algemene beschermde soorten waarvoor ten aanzien van activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en bestendig gebruik en beheer een vrijstelling zonder nadere voorwaarden geldt.
2.
De bedreigde beschermde soorten: voor een aantal soorten planten en dieren geldt een strikter beschermingsregime. Omdat ze in Nederland als bedreigd worden beschouwd. Vrijstelling geldt als op basis van een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Ontheffing kan worden verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
3.
De strikt beschermde soorten: alle vogelsoorten alsmede plant- en diersoorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn of bij Algemene Maatregel van Bestuur zijn aangewezen als bedreigde soorten (genoemd in Bijlage 1 van het betreffende besluit). Voor verstoring (met wezenlijke invloed) van deze soorten kan geen vrijstelling of ontheffing worden verkregen. Voor bestendig gebruik en beheer geldt ook voor deze soorten een vrijstelling ten aanzien van de verbodsbepalingen in artikelen 8, 9, 11 en 12, mits men werkt op basis van een door de minister goed gekeurde gedragscode. Voor het overtreden van verbodsbepalingen bij ruimtelijke ingrepen is voor aangewezen bedreigde soorten altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Ontheffing kan alleen worden verleend als er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is, er sprake is van een in de wet genoemde reden van openbaar belang en er geen afbreuk worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn kan alleen nog ontheffing verkregen worden voor een belang dat is opgenomen in de Habitatrichtlijn. Hierdoor kan geen ontheffing meer aangevraagd worden op basis van ‘werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling’. Voor vogels kan alleen nog ontheffing verkregen worden op grond van een belang dat staat in de Vogelrichtlijn. Dit houd in dat naast ‘werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling’, ook geen ontheffing meer aangevraagd kan worden op basis van ‘dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten’ meer aanvragen. Arnhem, 10 december 2009
8
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
2.2
Jaarrond beschermde vogels
Vogels zijn beschermd als tabel 3 soorten van de Flora- en faunawet. Op grond van de Floraen faunawet mogen broedende vogels niet worden verstoord. Normaal gesproken wordt er geen ontheffing verleend van de Flora- en faunawet voor het verstoren van broedende vogels. Buiten het broedseizoen wordt voor de meeste vogelsoorten wel ontheffing verleend. Hierop zijn enkele uitzonderingen In Nederland zijn verschillende vogels aangewezen met jaarrond beschermde nesten. Dit zijn met name vogels die afhankelijk zijn van menselijke bebouwing en om plaatstrouwe broedvogels die vaak jarenlang en jaarrond van een bepaald terrein gebruik maken. Deze soorten zijn dus jaarrond kwetsbaar voor verstoring. Nesten van verschillende soorten roofvogels zijn beschermd, te weten boomvalk, buizerd, havik, slechtvalk, sperwer, wespendief en zwarte wouw. De meeste van deze soorten kunnen zelf een nest bouwen maar gebruiken bij voorkeur het nest van een van de voorgaande jaren. Boomvalken daarentegen kunnen zelf geen nest bouwen. Zij zijn afhankelijk van oude nesten van andere vogels, meestal nesten van kraaien. Slechtvalken zijn van nature rotsbroeders. Aangezien wij in Nederland dat habitat niet hebben zijn ze hier afhankelijk van menselijke vervangers daarvan als flatgebouwen, koeltorens, zendmasten en hoogspanningsmasten. Ook de nesten en roestplaatsen (vaste rustplekken) van verschillende uilensoorten zijn jaarrond beschermd. Het gaat hierbij om steenuil, kerkuil, ransuil en oehoe. Al deze soorten zijn zeer plaatsgetrouw. Steenuilen zijn holenbroeders die meestal in holle bomen broeden of hoekjes in schuurtjes broeden. De kerkuil broedt in gebouwen als schuren, (kerk)torens en fabrieken. Ransuilen broeden in bomen, in oude nesten van zwarte kraai, ekster of eekhoorn. De oehoe nestelt in rotswanden of steile hellingen, vaak bij steengroeven. Voor de steenuil geldt daarnaast dat het nabijgelegen foerageergebied tot de vaste verblijfplaats behoort en daarmee dus ook beschermd is. De steenuil is namelijk afhankelijk van de nabijgelegen foerageergebieden die vaak in een straal van 200-300 meter om het nest liggen. Naast uilen en roofvogels zijn er nog enkele andere vogelsoorten welke jaarrond beschermd zijn. Het gaat hierbij om de gierzwaluw, de grote gele kwikstaart, ooievaar, huismus en roek. Behalve de roek zijn al deze soorten afhankelijk van menselijke bebouwing voor een geschikte nestlocatie. De gierzwaluw maakt zijn nest in holtes en spleten van gebouwen. Grote gele kwikstaarten nestelen in allerlei nissen en holen in de buurt van water, bijvoorbeeld onder bruggen, in sluisdeuren, nestkasten of op schuifbalken van stuwen. De ooievaar bouwt het grote nest van takken meestal op daken van gebouwen, hoogspanningsmasten en speciaal daarvoor geplaatste platforms. Huismussen broeden in kolonies onder de dakpannen of andere nissen in en om gebouwen. Roeken zijn ook kolonievogels. De nesten worden vaak dicht bij elkaar in boomtoppen gebouwd.
Arnhem, 10 december 2009
9
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
3. Methode 3.1
Alternatieve locatie zoeken
Er zal een alternatieve plek gevonden moeten worden waar de steenuilen en kerkuilen zich kunnen vestigen. Hiervoor zijn een aantal stappen uitgevoerd: Steenuil: • Opvragen van gegevens van bestaande territoria van uilen via de plaatselijke uilenwerkgroep • Vaststellen van lege gebieden in de directe omgeving van de locatie • Vaststellen of de lege gebieden geschikt zijn voor uilen • Aanbevelingen voor de ontwerpers om het ontwerp aan te passen op de ecologische eisen die steenuilen aan de omgeving stellen Kerkuil: • Opvragen van gegevens van bestaande territoria van uilen via de plaatselijke uilenwerkgroep • Kijken bij welk broedpaar de kerkuilen van de Berkelweg horen • Nieuwe roestplaats binnen het territorium van de kerkuilen vinden
3.2
Rapportage
Deze rapportage bevat een gefundeerde onderbouwing voor enkele mogelijke alternatieve locaties voor het broedpaar steenuilen en de mogelijkheden voor alternatieve roestplaatsen voor de kerkuilen. In een plan van aanpak wordt weergegeven welke stappen er genomen dienen te worden voor een goede de verhuizing van steenuilen en kerkuilen. Van belang bij het ongeschikt maken van de bebouwing is dat dit gebeurd met zo min mogelijk verstoring, met als doel dat de uilen uit zichzelf een nieuwe broedplaats gaan zoeken. Er wordt aangegeven hoe het ongeschikt maken dient te gebeuren en in welke periode. Het bovenstaande is wat minimaal uitgevoerd dient te worden voor een goede verhuizing van de uilen. Daarnaast worden enkele maatregelen aanbevolen ter verbetering van het habitat voor mogelijk nieuwe verblijfplaatsen. De plannen zullen beoordeelt moeten worden door het bevoegd gezag. Hiertoe zal een ontheffingsaanvraag moeten worden ingediend. Deze rapportage zal zo worden opgesteld dat de ontheffingsaanvraag naar waarschijnlijkheid zal worden afgewezen en een positieve afwijzing wordt gegeven, waarbij het plan van aanpak goedgekeurd wordt. De kans op een positieve afwijzing wordt groter naarmate er meer compenserende maatregelen uit de aanbevelingen zullen worden uitgevoerd.
Arnhem, 10 december 2009
10
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
4. Resultaten onderzoek 4.1
Steenuil
In het flora en fauna onderzoek dat is uitgevoerd door Ekoza, is naar voren gekomen dat het plangebied, gelegen aan de Berkelweg in Almen leefgebied is van de steenuil. In 2008 heeft hier in de oude varkensschuur een paartje gebroed. In 2009 zijn wederom steenuilen op het erf waargenomen. Later in het seizoen ook juveniele dieren waargenomen. Hoewel broedplaats in de oude varkensschuur niet is aangetroffen in 2009, broedt het paartje nog steeds op het erf van de boerderij. Het is goed mogelijk dat de soort weer in de schuur heeft gebroed, dan wel op een onopvallendere plek, of dat de uilen in een van de andere schuren hebben gebroed. Het terrein van de boerderij heeft in beide jaren gediend als jachtgebied. Door de plannen voor de bouw van Almen Zuid en de natuurontwikkeling kunnen de uilen op korte termijn lichte verstoring ondervinden door de bouwwerkzaamheden. Echter, deze werkzaamheden vinden alleen overdag plaats. Uilen zijn voornamelijk nachtdieren en zullen daarom weinig last ondervinden van de werkzaamheden. Op de lange termijn zal het gebied rondom Almen zuid beter worden voor de uilen. Het gebied krijgt een natuurlijker karakter. De Berkel gaat weer meanderen en er komt nat schaalland, moeras en stroomdalgrasland op locaties waar in de huidige situatie weiland aanwezig is. Er zullen minder bestrijdingsmiddelen gebruikt worden in het natuurgebied dan in het huidige weilang. Door al deze aspecten zal het prooiaanbod voor de uilen verhogen. De verkeersintensiteit en de verlichting zullen na de ingreep amper toenemen. De Berkelweg is een doodlopende weg, er vind nu en ook na de ingreep geen doorgaand verkeer plaats. Ook zal er geen verlichting langs de weg komen. Er zullen voldoende weidepaaltjes voor de steenuil in het gebied zullen blijven staan of geplaatst worden.
4.1.1 Steenuilen in de omgeving Om een goed beeld van de steenuilen in de omgeving te krijgen is contact opgenomen met een medewerker van de lokale steenuilwerkgroep. Op 13 augustus 2009 heeft een veldbezoek plaatsgevonden waarbij met deze lokale kenner langs alle bekende steenuil waarnemingen in de directe omgeving van Almen is gegaan. Daarnaast zijn door omwonenden nog enkele extra gegevens naar voren gekomen. De resultaten hiervan zijn te vinden in figuur 4. Uit het veldwerk is gebleken dat de omgeving van Almen zeer goed
Figuur 3. Steenuil in de omgeving van Almen
Arnhem, 10 december 2009
11
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
leefgebied vormt voor steenuilen. Steenuilen komen voor bij vele boerderijen. In de omgeving zijn 13 broedpaar vastgesteld. Daarnaast hangen er nog enkele onbezette nestkasten in het gebied. Bij sommige boerderijen hangt een nestkast en broedt de steenuil in een door hem uitgekozen locatie op de boerderij. Mogelijk wordt de nestkast in deze gevallen wel als roestplaats gebruikt. De meeste broedparen zitten op enkele honderden meters van elkaar vandaan. Alleen dicht bij Almen zitten 2 broedparen zeer dicht op elkaar. Bijna alle steenuilen zitten bij boerderijen. Het erf van de boerderij vormt over het algemeen goed leefgebied voor de steenuil. Vee trekt veel insecten aan en in rommelhoekjes zijn vaak muizen te vinden. Tevens zijn er op de meeste boerderijen meerdere schuilplaatsen te vinden. Naast de broedplaats zijn er vaak een of meerder vaste roestplaatsen waar de steenuil de dag doorbrengt, in schuren of bomen.
Figuur 4. Broedparen en nestkasten in de omgeving van Almen
4.1.2 Vrij en mogelijk leefgebied In figuur 5 zijn dezelfde broedparen steenuilen weergegeven met een cirkel van 200 en 300 om de broedplaats. Deze cirkel geeft het belangrijkste foerageergebied aan van het broedpaar weer. Uit deze gegevens blijkt dat de meeste steenuilen op minimaal 200 meter van elkaar zitten. Door deze cirkels wordt ook duidelijk waar er nog mogelijk vrije territoria aanwezig zijn in de omgeving van Almen. Ook is nu duidelijk te zien waar nog onbezette kasten hangen. In de gebieden waar nog geen territoria aanwezig zijn, staan enkele boerderijen.
Arnhem, 10 december 2009
12
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
Figuur 5. Broedparen met het verwachtte territorium van 200 en 300 meter om de broedplaats (paarse stippen zonder leefgebied zijn onbezette kasten).
4.1.3 Keuze alternatieve locaties voor de steenuilen Uit de verzamelde gegevens blijkt dat er op verschillende plaatsen in de omgeving van Almen beschikbare plaatsen voor steenuil aanwezig zijn. Op de kaart in figuur 6 zijn alleen de mogelijke plaatsen in de directe omgeving van de te verhuizen steenuil aangegeven. Het is te verwachten dat de steenuil niet heel ver van zijn huidige verblijfplaats zal gaan zitten. Steenuilen zijn zeer plaatsgetrouwe dieren, die niet snel hun broedplaats verlaten. Uit onderzoek is gebleken dat 76% van de volwassen dieren binnen 1 km van de broedplaats blijft in opeenvolgende jaren (Legouar et al, 2009). Het verdient de voorkeur een nestkast op te hangen binnen het huidige territorium. De steenuil is verschillende malen in de omgeving van de poel gehoord. Deze poel en het gebied ten westen en zuiden hiervan zullen in de toekomt geschikt blijven en zelfs verbeteren voor de steenuil. Het is mogelijk om de steenuil deels in zijn eigen territorium te houden door in deze omgeving een nestkast te plaatsen. Deze zou in een boom geplaatst kunnen worden. Hiervoor zou er een nestkast in de bomenrij van de Berkelweg geplaatst kunnen worden. Bij voorkeur wordt een kast hier meer richting het zwembad geplaatst, omdat dit minder dicht bij de toekomstige bebouwing zal zijn. Ook zou er een nestkast in een van de bomen in de tuinen van de mensen van de straat De Hof geplaatst kunnen worden. Dit verdient de voorkeur, omdat hier voor de uit te voeren plannen geen vergraafwerkzaamheden zullen plaatsvinden. Daarnaast kan er ook een nestkast worden opgehangen bij een (voormalige) boerderij, binnen de 1 km zone van het huidige leefgebied. Hiervoor zijn mogelijkheden aan de Dorpsstraat en aan Vordenseweg, zie figuur 6. Boerderijen bieden over het algemeen goed jachthabitat aan steenuilen en zouden dus goede mogelijkheden als nieuw habitat kunnen gaan dienen. Bij de boerderij aan de Dorpsstraat leven ook veel huiszwaluwen, Huiszwaluwen leven Arnhem, 10 december 2009
13
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
voornamelijk van kleine insecten. De aanwezigheid van de huiszwaluwen duidt dus op de aanwezigheid van voldoende voedsel in de vorm van insecten. De voormalige boerderij aan de Vordenseweg wordt omringt door bomen. Ook in de omgeving staan enkele hagen en bomenlanen en in de tuin ligt een poel. Al deze elementen bieden een hoog aanbod aan insecten en muizen, zodat er voldoende voedsel voor de steenuil aanwezig zal zijn. In de toekomst zullen de bomen bij deze voormalige boerderij behouden blijven en komt de Berkel vlak langs de woning te liggen, evenals moeras, nat schaalgrasland en stroomdalgrasland. Deze meer natuurlijke elementen zullen het voedselaanbod voor de steenuil op deze plek verhogen. Indien rondom de boerderijen waar nog geen nestkast hangt of steenuilterritorium aanwezig is een cirkel van 200 en 300 meter om de boerderij wordt getrokken, zie figuur 6, blijkt dat er voldoende ruimte is bij deze boerderijen.
Figuur 6. Mogelijk nieuwe broedplaatsen binnen 1 km van de huidige broedplaats
Arnhem, 10 december 2009
14
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
Figuur 7. Mogelijke plaatsen voor nestkast. Links; bomen langs De Hof. Rechts; Bomenrij langs de Berkelweg
4.2
Kerkuil
Tijdens het onderzoek dat is uitgevoerd door Ekoza is naar voren gekomen dat er 2 kerkuilen roesten in de grote schuur van de boerderij. In de broedperiode van kerkuil was telkens maar 1 dier in de schuur aanwezig. Na de broedperiode zijn vaker 2 kerkuilen in de schuur gezien. Hieruit is de conclusie getrokken dat het om een broedpaar gaat (in de broedtijd zit het vrouwtje op de eieren) en dat het paar elders broedt. Het paar broedt zeker niet in de schuur. Dat het een vaste roestplaats betreft is te zien aan de grote hoeveelheid braakballen die op de vloer van de schuur te vinden is (figuur 8). Door de bouw van Almen- Zuid zal een deel van het jachtgebied van de kerkuil verdwijnen. Op korte termijn zal het voedselaanbod minder zijn. Almen zuid beslaat echter maar een klein deel van zijn territorium. In de toekomst, na de beoogde natuurontwikkeling, zal het voedselaanbod verhogen. De schraalgraslanden Figuur 8. De roestplaats van de kerkuil (in rode cirkel) met vele braakballen op de vloer. en herstelde meanders zullen voor een hoger aantal prooidieren zorgen. Tijdens de sloop werkzaamheden kunnen de uilen lichte verstoring ondervinden. Echter, deze werkzaamheden vinden alleen overdag plaats. Uilen zijn voornamelijk nachtdieren en zullen daarom weinig last ondervinden van de werkzaamheden.
Arnhem, 10 december 2009
15
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
4.2.1 Kerkuilen in de omgeving Tijdens het veldonderzoek voor de steenuil is ook informatie gewonnen over de kerkuilen in de omgeving. In figuur 9 is te zien waar er kerkuilen aanwezig zijn in de omgeving van Almen. Hieruit blijkt dat er in 6 paar in de omgeving van Almen broedt. Deze gegevens zijn van 2008 en 2009. In 2009 broedden er minder paar dan in 2008. Waarschijnlijk omdat het muizen aanbod in 2009 veel minder was dan in 2008. In de kerk van Almen broedt een paartje kerkuil. Het koppel wat rust in de te slopen schuur, is het koppel dat broedt in de kerk van Almen. Dit is namelijk de dichtstbijzijnde broedplaats van kerkuilen. De grootte van het jachtgebied van de kerkuil wordt hoofdzakelijk bepaald door het voedselaanbod. Bij een rijk aanbod aan voedsel hebben kerkuilen voldoende aan een gebied van 800 – 1500 meter rond de broedplaats. Rondom Almen wordt, gezien de grote hoeveelheid aan steenuilen, aangenomen dat er in een goed voedselaanbod aanwezig is. Als rondom de broedplaatsen van de kerkuilen een cirkel wordt getrokken van 800 meter, blijkt dat er veel overlap in deze gebieden zit. Vooral het broedpaar in de kerk van Almen, aan de Whemerweg, aan de Dorpsstraat en aan de zuidkant van de Berkel, op de camping Groot Besselink vertonen veel overlap in jachtgebied. Uit literatuur blijkt dat jachtgebieden van kerkuilen elkaar kunnen overlappen. Maar waarschijnlijk foerageren het paar aan de Whemerweg en Groot Besselink minder richting de oostkant van het broedgebied (richting Almen) en meer in de andere richtingen.
Figuur 9. Kerkuilen en kerkuilkasten rondom Almen
Arnhem, 10 december 2009
16
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
4.2.2 Mogelijk nieuwe roestplaats Als nieuwe roestplaats wordt een kerkuilenkast voor de kerkuilen aangeboden. Kerkuilen maken ook gebruik van kasten als vaste roestplaats. Een roestplaats moet rustig, droog en veilig zijn. Deze aspecten kan een kast, mits op de juiste locatie opgehangen, bieden. Gezien het feit dat de territoria van de kerkuilen rondom Almen zo dicht bij elkaar liggen, is het de beste mogelijkheid de nieuwe roestplaats aan te bieden in het gebied waar geen overlap is tussen de territoria, zie figuur 10. Hierdoor kan met grote mate van zekerheid gezegd worden dat dit gebied tot het territorium van de kerkuil in de schuur behoord. Uit figuur 10 blijkt dat de oostkant van de bebouwing van Almen goede mogelijkheden biedt als roestplaats. In de nieuwe plannen zal “Almen-zuid” hier grotendeels op aan sluiten, alleen de laatste paar huizen langs de Dorpsstraat niet. Enkele van deze mensen hebben schuurtje / bijgebouwtjes in hun tuin zie figuur 11. Ook deze zouden na toegankelijk gemaakt te worden als roestplaats voor de kerkuil kunnen dienen. Eventueel kan het gebouw ten zuidoosten van de kerk bied mogelijkheden als roestplaats. Dit gebouw behoorde vroeger waarschijnlijk tot de kerk, tegenwoordig is het een basisschool. Ook een schuurtje wat hiernaast staat zou misschien geschikt gemaakt kunnen worden voor de kerkuil, zie figuur 11. Daarnaast kan ook de boerderij direct ten oosten van de te slopen boerderij gebruikt worden als roestplaats. Dit valt volgens de 800 meter cirkels in het jachtgebied van zowel de kerkuil uit de kerk als de kerkuil van Ehzerallee. Jachtgebieden van kerkuilen kunnen overlappen. Hier hangt echter al een ongebruikte kerkuilenkast. Hier nog een kast plaatsen is dus niet nodig.
Figuur 10. Mogelijkheden voor nieuwe roestplaats kerkuil. Arnhem, 10 december 2009
17
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
Figuur 11. Links boven; huidige roestschuur uilen. Rechts boven; school als mogelijk nieuwe roestplaats. Links onder; schuurtje bij school als mogelijk nieuwe roestplaats, Rechts onder; laatste woningen van de Dorpsstraat als mogelijk nieuwe roestplaats.
Arnhem, 10 december 2009
18
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
5. Plan van aanpak 5.1 Steenuil 5.1.1 Kasten ophangen Er dienen nieuwe broedmogelijkheden te worden aangeboden voor het paartje steenuil. Ter compensatie van de verloren broedplaats zullen 2 kasten in zijn huidige jachtgebied worden opgehangen. Dit gebied is nu geschikt voor de steenuil en zal in de toekomst, na de natuurontwikkeling een hoger voedselaanbod krijgen (zie §4.1.3) Er zal één kast in een boom langs de Berkelweg worden geplaatst en in één boom langs de Hof. Daarnaast heeft de steenuil nog goede uitwijkmogelijkheden naar de nog onbezette nestkasten aan de Bakkersteeg, welke binnen de 1 km zone ligt, en aan de Whemerweg, welke net buiten de 1 km zone ligt. Deze kunnen dus ook door de steenuil gebruikt worden. Er zijn zo zeker 4 uitwijkmogelijkheden voor de steenuil. Twee hiervan vallen dus binnen het huidige territorium en 2 mogelijkheden zijn nog onbezette kasten met vrij territorium er omheen. Het voedselaanbod zal bij de onbezette kasten voldoende zijn. Beide kasten hengen bij boerderijen. De boerderijen bevatten veel overhoekjes waar veel prooidieren in leven en voldoende uitkijkposten om deze te kunnen vangen. Van belang bij het ophangen van de kast, is dat deze op de juiste manier geplaatst wordt onder begeleiding van een deskundige op het gebied van steenuilen. Hieronder vallen de medewerkers en vrijwilligers van Stone. Door de nestkasten op de juiste manier te plaatsen is er een grote kans dat het paartje steenuilen zich in één van de nestkasten zal vestigen. De medewerkster van Stone die aan dit onderzoek heeft meegewerkt heeft toegezegd de kast te willen beheren. Tevens is het van belang dat deze kasten maximaal 2 weken voor de daadwerkelijke sloop worden opgehangen. Dit mag niet langer van te voren, omdat er dan een kans bestaat dat net uitgevlogen jongen van een ander paar de kast bezetten. Bij voorkeur worden de kasten 1 à 2 dagen voor de start van de sloop worden opgehangen. Steenuilkast De natuurlijke nestplaatsen laten zien dat steenuilen Figuur 12. Voorbeeld van een steenuilkast niet erg kieskeurig zijn. De nesten op natuurlijke plaatsen zijn te vinden in vochtige, nauwe boomholten, maar ook in ruime en schone ruimten onder daken. Het perfectie type nestkast bestaat daarom niet. Wel behoren nestkasten te voldoen aan een aantal basisvoorwaarden. Ze moeten voldoende nestruimte bieden, donker zijn van binnen en een waterdichte constructie hebben. Voldoende binnenruimte bestaat uit plaats voor een nest en voedselvoorraad. Aan te Arnhem, 10 december 2009
19
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
bevelen afmetingen (binnenmaten) zijn: tenminste 40 cm lengte voor het broedgedeelte (vanaf het tussenschotje, zie figuur 12), maar groter verdient de voorkeur. Een donkere ruimte in de kast wordt gecreëerd door het plaatsen van een tussenschot. Het gat voor de broedholte zit hierbij hoger dan de invliegopening. Door dit gat hoger te plaatsen kunnen jonge uilen er niet gemakkelijk uit kruipen. Ook kunnen marterachtigen er niet makkelijk in kruipen. Tevens is de kans verstopt raken door ophoping van braakballen hierdoor kleiner. De donkere broedruimte weerhoud kauwen en holenduiven er meestal van in deze holte te gaan broeden. Daarnaast is het van belang dat de invliegopneming de juiste afmeting heeft; 6,5 tot 7 cm. Ventilatie is belangrijk en hiervoor kan boven de tussenschotjes en langs de dekselrand een ventilatieruimte komen. Steenuilennestkasten kunnen geplaatst worden in een boom of tegen de gevel van een gebouw. Ook kun je een nestkast in een gebouw achter een opening in de gevel plaatsen of in een schuur waar de uilen vrij in en uit kunnen vliegen. Enkele punten zijn van belang bij het plaatsen van een steenuilenkast: • Hang de nestkast bij voorkeur in een rustige hoek van een erf. De steenuil is gebaat bij voldoende dekking in de vorm van beplanting of toegankelijke gebouwen. • Vermijd locaties nabij drukke wegen. • Laat een kast indien mogelijk in een boom steunen op een tak; de jonge uilen kunnen dan vanuit de kast de boom in lopen. • Voorkom dat de kast (tijdelijk) in de volle zon komt te hangen. De temperatuur in de kast kan anders hoog oplopen waardoor de embryo’s of jongen overlijden. • Voorkom inregenen. Zorg ervoor dat de invliegopening niet op de overheersende windrichting (zuidwesten / westen) hangt om eventueel inregenen te beperken.
5.1.2 Ongeschikt maken van de broedplaats Zodra er een ontheffing van de Flora- en faunawet is verkregen, zullen de vervolgstappen uit het stappenplan genomen worden. Alle onderstaande stappen dienen buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. Het broedseizoen van de steenuil loopt van 15 februari tot 15 augustus. In maart begint de paarvorming. In april begint te eileg en in augustus vliegen de jongen uit. Om de steenuil uit zijn leefgebied te verjagen, dient als eerste het leefgebied ongeschikt gemaakt te worden. Dit kan door te beginnen met het verwijderen van de asbest platen op de daken van de gebouwen. Er dient gestart te worden met de 3 schuren waar de uilen geen vaste verblijfplaats in hebben, te weten de ligboxenstal nabij het woonhuis, de grote open schuur en de (kleine) varkensschuur (zie figuur 13). Hiervoor geldt een minimale werkperiode van 5 dagen. Het is aan te raden hierbij de werkers te voorzien van muziek en enkele bouwlampen te plaatsen die ’s nacht blijven branden. Deze lampen dienen van de Berkelweg af te schijnen in verband met de vliegroute van vleermuizen. Door deze verstoring (geluid en licht) zullen de steenuilen waarschijnlijk een ander onderkomen gaan zoeken. Aan deze 3 schuren dient minimaal 5 dagen gewerkt te worden. Dit is dus 5 dagen verstoring voor de uilen en 5 dagen de kans de geplaatste nestkasten of een ander alternatief onderkomen te vinden. Hierna kan (indien de kerkuilen niet aanwezig zijn) de asbest van de grote schuur verwijderd worden en als laatste, indien de steenuil vertrokken is, ook van de varkensschuur. Voor de start van de Arnhem, 10 december 2009
20
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
werkzaamheden van elke schuur dient er door een deskundig ecoloog gekeken te worden of de steenuilen (en kerkuilen) niet in de schuur aanwezig zijn. Indien dit het geval kunnen de werkzaamheden gestart worden. Verwacht wordt dat na het verwijderen van het asbest, zowel de steenuil als de kerkuil een alternatief onderkomen hebben gevonden. Er zullen in dat geval geen verdere belemmeringen zijn voor de sloop van de bebouwing.
3 6
4
5
2
1
Figuur 13. Zowel boven als onder de bebouwing van de boerderij in Almen. 1= woonhuis (blijft behouden)2= ligboxenstal 3=open schuur 4= kleine varkensschuur 5= dichte schuur (roestplaats kerkuilen) 6= grote varkensschuur (broedplaats steenuil). Arnhem, 10 december 2009
21
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
5.2 Kerkuil 5.2.1 Kast ophangen Hoewel er voor de kerkuil geen broedplaats verloren gaat, dient er ook voor de kerkuilen een nestkast opgehangen te worden. Nesten worden door kerkuilen namelijk ook gebruikt als roestplaats. Deze kast dient te worden opgehangen in het jachtgebied van de kerkuil. De kerkuilen die roesten in de schuur bij de Berkelweg, broedden in de kerk van Almen. De nestkast dient daarom te worden opgehangen in een straat van 800 meter rond de kerk. Er is besloten deze kast op te hangen op de zolder van de school die tussen de kerk en de huidige roestplaats is gelegen. 5.2.2 Ongeschikt maken van de broedplaats Zodra er een ontheffing van de Flora- en faunawet is verkregen zullen de vervolgstappen uit het stappenplan genomen worden. Alle onderstaande stappen dienen buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. Door de werkzaamheden plaats te laten vinden buiten het broedseizoen (15 februari tot 15 augustus), wordt voorkomen dat de uilen in de kritische periode verstoord worden. Vóór de asbest werkzaamheden aan de schuur met roestplaats dient ervoor gezorgd te worden dat de kerkuilen uit schuur vertrekken. Door de werkzaamheden aan de overige gebouwen eerst te laten plaatsvinden, zullen, door de veroorzaakte verstoring, de uilen waarschijnlijk uit de schuur vertrekken. Met de werkzaamheden dient er rekening gehouden te worden met de steenuilen. Omdat het voor de steenuilen een broedplaats betreft, dient hiermee met iets meer voorzichtigheid te worden om gegaan. Daarom wordt aangeraden de kerkuilschuur als voorlaatste te ontdoen van asbest en als laatste de schuur waar de steenuil in broedt. Het verwijderen van de asbest en daarbij rekening houdend met de uilen, dient gedaan te worden als beschreven in 5.2.1. Er dient gestart te worden met de 3 schuren waar de uilen geen vaste verblijfplaats in hebben; de ligboxenstal nabij het woonhuis, de grote open schuur en de (kleine) varkensschuur (zie figuur 13). Tijdens de werkzaamheden is het aan te bevelen muziek aan te hebben en enkele bouwlampen te plaatsen die ’s nachts branden (hierbij wel rekening houden met de vliegroute van vleermuizen langs de Berkelweg). Na deze 5 (of meer) werkdagen kan, indien de kerkuilen niet meer aanwezig zijn, gestart worden met het verwijderen van asbest aan de grote schuur met de roestplaats van de kerkuilen. Als laatste (indien de steenuilen vertrokken zijn) kan de kleine varkensschuur gedaan worden. Voor de start van de werkzaamheden aan elke schuur dient er door een deskundig ecoloog gekeken te worden of de kerkuilen (en steenuilen) niet in de schuur aanwezig zijn. Indien dit het geval kan de schuur gesloopt worden. Verwacht wordt dat na het verwijderen van het asbest, zowel de steenuil als de kerkuil een alternatief onderkomen hebben gevonden. Er zullen in dat geval geen verdere belemmeringen zijn voor de sloop van de bebouwing.
Arnhem, 10 december 2009
22
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
5.3
Samenvatting te nemen maatregelen
In de onderstaande tabel zijn de werkzaamheden op volgorde aangegeven zoals in de bovenstaande paragraven beschreven. Hierbij zijn de werkzaamheden voor de steenuil en kerkuil samen gevoegd. Tabel 1. Te nemen mitigerende en compenserende stappen voor steenuil en kerkuil
Te nemen stap 1 Ontheffing aanvragen 2 3 4 5
Kasten ophangen voor steenuil en kerkuil Start verwijderen asbest van gebouwen zonder verblijfplaats van uilen (ligboxenstal, open schuur en kleine varkensstal) Start verwijderen asbest van schuren met verblijfplaatsen uilen Start sloop van gebouwen
Arnhem, 10 december 2009
Richtdatum Zo spoedig mogelijk Maximaal 2 weken voor start sloop Tussen 15 augustus en 1 februari Ten minste 5 dagen na start asbest verwijderen
23
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
6. Aanbevolen aanvullende compensatiemaatregelen Omdat niet alleen de broedplaats van de steenuil verloren gaat, maar ook het totale leefgebied, is het van belang het leefgebied in de omgeving van de nieuwe plaatsen te verbeteren. Om het leefgebied van de steenuil(en) en de kerkuil(en) in de omgeving van Almen te verbeteren kunnen verschillende maatregelen worden genomen. Van belang voor beide soorten is een voldoende goed voedselaanbod, voldoende schuil-, rust- en uitkijkplaatsen en veilige plaatsen, voor verkeer en roofdieren. 6.1 Verbeteren van het voedselaanbod voor steen- en kerkuil Het verbeteren van het voedselaanbod kan onder ander door het stimuleren van de aanwezigheid van kleine zoogdieren, met name muizen. Dit is voor zowel de steenuil als de kerkuil positief. Het creëren van plekken met muizen kan op verschillende manieren • Zorg voor ruigte; Probeer waar mogelijk enige ruigte te creëren en in stand te houden. Bijvoorbeeld in een overhoek op het erf, in een perceelsrand of in een hoek van een boomgaard. Zulke ruigten bieden een goede leefplek voor muizen. • Laat wat resten graan liggen; Ruim in de schuur niet alles op, maar laat wat graan liggen in een hoek. • Maak een muizenhaard; Spreid in strenge winters in de hoek van de schuur wat stro uit over de grond en strooi er wat graan tussen. Zulke maatregelen lokken muizen. Er kan ook een ouderwetse ruiter van palen met stro opgezet worden. • Leg takkenrillen en of hagen aan; Hier vinden muizen goed leefgebied. Zij vinden beschutting onder de haag. • Extensief beheer; Het extensief beheren van perceelranden, slootranden, bermen, onverharde paden en weilanden is gunstig voor muizen (en insecten). Door sommige stukken over te slaan met maaien blijven er beschutte plekken voor prooidieren over. Sommige van deze maatregelen zijn niet alleen gunstig voor muizen, maar ook voor andere mogelijke prooidieren. En de aanleg van hagen en takkenrillen stimuleert ook de komst van (kleine) zangvogels en insecten. Hagen van meidoorn en sleedoorn zijn geschikte schuilplekken voor kleine zangvogels en besdragende struiken bieden voedsel voor vele vogels. Voor de steenuil kunnen naast muizen ook insecten aangetrokken worden ter verhoging van het voedselaanbod. Beukenhagen zijn aantrekkelijk voor meikevers, wat een belangrijke prooisoort van de steenuil is. Door extensieve begrazing in weilanden met (klein)vee of paarden komt er dagelijks mest in de wei terecht. Hierdoor zullen mestkevers, andere torren en wormen toenemen. Tevens het is voor steenuilen van belang dat er kort gras in de omgeving aanwezig is. Hier kunnen ze lopend jagen op kevers en wormen. Uitkijkpaaltje (rasterpaaltjes) kunnen dienen als uitvalsbasis voor de jacht. Ook korte vegetaties kunnen bereikt worden door (extensieve) begrazing. Dit kan ook door maaibeheer te voeren. Bij maaibeheer is het dan wel van belang Arnhem, 10 december 2009
24
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
dat sommige hoekjes overgeslagen worden, zodat prooidieren kunnen overleven na de maaibeurt. 6.2 Aanbieden rust-, schuil- en broedplaatsen Naast het bieden van een nieuwe broedplaats, worden door uilen meerdere plaatsen gebruikt om te rusten (roestplaats) en schuilen. Ook kunnen natuurlijke broedplaatsen gestimuleerd worden. Steenuilen vinden dit soort natuurlijke broedplaatsen vaak in knotbomen en (hoogstam) fruitbomen. Het knotten van bomen is een eenvoudige manier om holtes in bomen te creëren. Holtes die op deze manier ontstaan zijn het gevolg van inrotten van ingezaagde takken. Oude hoogstamfruit- en notenbomen bevatten vaak van nature holtes. Vooral oude appel-, peren- en notenbomen bevatten vaak geschikte broedholtes. Niet alleen in de stam, maar ook in dikke zijtakken. Wanneer de fruitbomen ten gunste van de steenuil worden onderhouden, is het voldoende om eens in de twee tot drie jaar te snoeien. Komt de fruitproductie op de eerste plaats, dan zal er jaarlijks gesnoeid moeten worden. Hoogstamfruitbomen zijn voor de steenuil pas interessant als ze een zekere leeftijd en omvang hebben bereikt en er holen in zitten die voldoende groot zijn. Op een oude kaart van Almen (figuur 14) is te zien hoe er vroeger langs de Berkel, wegen en als erfafscheiding vele solitaire bomen en bomenlanen aanwezig waren. Wellicht kan dit beeld opnieuw gecreëerd worden. Door de aanplant van (solitaire) bomen kan het historische beeld van Almen hersteld worden en komen er meer broed- en roestplaatsen voor steenuilen. Als deze bomen onderhouden worden als knotbomen, kan positief zijn voor de steenuilen (en andere holenbroeders). In het natte schraalland wat in de huidige planvorming langs de Berkel is gelege, zullen knotbomen niet misstaan. Hiervoor kunnen wilgen gebruikt worden. De wilg is de meest bekende knotboom in Nederland. Deze is vaak in natte landschappen te vinden. Ook essen, elzen en eiken kunnen als knotboom gebruikt worden. Elzen staan vaak op armere gronden en zijn met name kenmerkend voor akkerranden in landschappen met kampontginningen en esdorp- Figuur 14. Kaart van Almen uit 1885 landschappen. Arnhem, 10 december 2009
25
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
Roestplaatsen van kerkuilen bevinden zich meestal op zolders en in schuren en stallen. Ze zijn dus voornamelijk afhankelijk van menselijke bebouwing. Daarom zou een nieuwe schuur gebouwd kunnen worden welke als roestplaats voor de kerkuil zou kunnen dienen. Dit idee is hieronder nader uitgewerkt. Nieuwe vogelhut Het idee is ontstaan nadat DLG, ter compensatie van het verlies van verschillende verblijven van vleermuizen, een vleermuishotel zal laten bouwen. Iets dergelijks kan ook voor de uilen in Almen. Het idee is om een hut te bouwen die zowel geschikt is voor de kerkuil, de steenuil, als voor mensen. Het gaat hierbij om een schuurtje, bestaande uit 2 verdiepingen. De bovenste verdieping heeft een grote invliegopening en onder het dak hangen verschillende balken. Hier kunnen de kerkuilen uitstekend een nieuwe roestplaats vinden. De onderste verdieping bestaat uit 2 delen, welke gescheiden zijn met een geluidsdicht wand. Eén van de delen wordt ingericht ten behoeve van de steenuil. Er worden minimaal twee kleine invliegopening gemaakt, waar de kerkuil in ieder geval niet door kan. In dit deel worden holtes gecreëerd waar de steenuil in zou kunnen broeden. Dit kan door de spouwmuur op enkel plaatsen toegankelijk te maken of schotten tegen de muur te plaatsen met broedplaatsen erin. Ook kunnen steenhopen en hooibalen in de schuur worden aangelegd. Hier kunnen steenuilen ook in broeden. Tevens kan er een nestkast worden opgehangen. Dakpannen (met toegankelijke ruime eronder) op het dak en nokpannen op de top creëren nog meer broedmogelijkheden. De onderkant van het huisje wordt van glad materiaal gemaakt, waardoor de steenmarter geen kans krijg binnen te komen. Het andere deel wordt ingericht als vogelhut ten behoeve van de recreanten in het gebied. Indien de hut wordt geplaatst in het natte schraalgrasland of het stroomdalgrasland, in de omgeving van de Berkel en de herstelde meanders, zullende beide uilen hier voldoende voedsel kunnen vinden. Tevens kunnen vogellaars genieten van aanwezige weide- en watervogels. Van belang bij de plaatsing van de hut is dat de kant voor de steenuil zo min mogelijk verstoord wordt. Dus dat de kant die geschikt is voor de steenuil niet aan het wandelpad ligt. Goede informatie bij de hut zal de natuur en vogelliefhebbers enthousiast maken, wat zal voorkomen dat verstoring optreed. Natuurlijk hebben deze mensen ook nog een verhoogde kans een uil te zien tijdens hun bezoek aan de hut. Eventueel kan er in tussen de eerste en 2 verdieping een stuk van doorzichtig plastic of glas waarvan komen waar je maar van één kant doorheen kan kijken, waardoor de recreanten mogelijk een glimp van de kerkuil kunnen opvangen. (Van belang hierbij is dat dit doorkijkje niet direct onder een balk komt, waardoor de kans dat het met braakballen bedekt wordt klein is.).
Arnhem, 10 december 2009
26
COMPENSATIEPLAN UILEN ALMEN
Ecologisch onderzoek en advies
Literatuurlijst • ANWB, Topografische dienst, 2004. Topografische Atlas Gelderland. • Beersma, P., Beersma, W. en A. van den Burg, 2007. Steenuilen. Tirion Uitgevers BV, Baarn • Broekmeyer, M.E.A., F.G.W.A. Ottburg en F.H. Kistenkas, 2003. Flora- en faunawet, Toepassing van artikel 75 in de praktijk. Alterra, Wageningen. • Dijksterhuis, K., 2006. Variatie op het erf; Steenuil onder de pannen. Sovon • Ekoza, 2009. Inventarisatie Almen. Rapportnummer 90012. Arnhem • Hoogenstein, L. en Meesters, G. 2009. Handboek vogels van Nederland. KNNV Uitgeverij, Zeist • Diepenbeek, A. van 1999 Veldgids diersporen. KNNV Uitgeverij, Utrecht • LeGouar P., H. Schekkerman, H. van der Jeugd, A. van Noordwijk, P. Stroeken, R. van Harxen & P. Fuchs, 2009. Overleving en dispersie van Nederlandse Steenuilen op grond van 35 jaar ringgegevens. Athene 14 p7-26, Stone • Mebs, T. & Scherzinger, W. 2004. Uilen van Europa. Tirion Uitgevers BV, Baarn • Mullarney, K., Svensson, L., Zetterstrom, D. & P.J. Grant 2005. ANWB Vogelgids van Europa. Tirion Uitgevers BV, Baarn • Vogelbescherming Nederland 2004. Rode Lijst Nederlandse broedvogels. www.minlnv.nl www.steenuil.nl www.kerkuil.com www.watwaswaar.nl
Arnhem, 10 december 2009
27
Bijlage 5
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek Plangebied Zuid 1 te Almen gemeente Lochem
Opdrachtgever Tauw Postbus 133 7400 AC Deventer
Projectleider drs. S.M. Koeman
Projectnummer Synthegra Rapport S090267
Autorisatie drs. J.S. Krist (senior archeoloog)
Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Fax +31 (0)88 81 81 989, Internet: www.synthegra.nl Bankrelatie Friesland Bank, nr. 295191155, BTW nr. NL819631288B01, HR 01115557
Status:
CONCEPT
Paraaf
Datum 31-07-2009
Project: Projectnummer:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Colofon Opdrachtgever:
Tauw Deventer
Project:
Plangebied Zuid 1
Projectnummer:
S090267
Titel:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen
Datum:
31-07-2009
Projectleider:
mevr. S.M. Koeman
Auteurs:
drs. S.M. Koeman (fysisch geograaf), drs. R. Nillesen (historicus), drs. S. Diependaal (archeoloog)
Tekenaar:
dhr. J. Heersink (GIS/CAD-specialist)
Autorisatie:
drs. J.S. Krist (senior archeoloog)
Druk:
Synthegra bv, Doetinchem
ISSN:
1874-9771
Synthegra bv Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Fax +31 (0)88 81 81 989, Internet: www.synthegra.nl Bankrelatie Friesland Bank, nr. 295191155, BTW nr. NL819631288B01, HR 01115557
© Synthegra bv, 2009
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
2 van 25
Project: Projectnummer:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
INHOUD Administratieve gegevens
4
1
Inleiding
5
1.1
Onderzoekskader
5
1.2
Onderzoeksdoel en vraagstellingen
5
1.3
Ligging en huidige situatie plangebied
6
2
Bureauonderzoek
7
2.1
Methode
7
2.2
Landschapsgenese
2.3
Archeologische waarden in en rondom het plangebied
2.4
Historische ontwikkeling
14
2.5
Gespecificeerde archeologische verwachting
18
3
Inventariserend Veldonderzoek
20
3.1
Methode
20
3.2
Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens
20
3.3
Archeologische indicatoren
21
3.4
Archeologische interpretatie
21
4
Conclusies en aanbevelingen
22
4.1
Inleiding
22
4.2
Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen
22
4.3
Aanbevelingen
23
Literatuur en kaarten
7 12
24
Bijlagen: Bijlage 1: Inrichtingsplan Bijlage 2: Overzicht van de relevante geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 3: Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS waarnemingen Bijlage 4: Boorpuntenkaart Bijlage 5: Boorprofielen Afbeelding voorblad: De zuidelijke helft van het plangebied, gezien vanuit het noordoosten.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
3 van 25
Project: Projectnummer:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Administratieve gegevens Toponiem
: Plangebied Zuid 1
Plaats
: Almen
Gemeente
: Lochem
Provincie
: Gelderland
Projectnummer
: S090267
Bevoegd gezag
: Gemeente Lochem
Opdrachtgever
: Tauw Deventer
Uitvoerende instantie
: Synthegra bv
Datum uitvoering veldwerk
: 14-07-2009
Uitvoerders veldwerk
: drs. S.M. Koeman (fysisch geograaf, prospector),
Onderzoeksmelding (ARCHIS)
: 36.099
drs. S. Diependaal (archeoloog) Datum onderzoeksmelding
: 14-07-2009
Onderzoeksnummer (ARCHIS)
: Nog te bepalen
Kaartblad
: 33F
Periode
: Laat-paleolithicum – nieuwe tijd
Oppervlakte
: ca. 1 ha
Grondgebruik
: Grasland met vijver
Geologie
: Dekzand (laagpakket van Wierden, formatie van Boxtel)
Geomorfologie
: Dekzandrug
Bodem
: Enkeerdgrond
Depot
: Documentatie en vondsten zullen worden aangeleverd aan het Provinciaal Depot van Gelderland, te Nijmegen
De onderzoekslocatie wordt omsloten door de volgende vier coördinaten: Noordwest
X: 217469 Y: 463592
Noordoost
X: 217578 Y: 463592
Zuidoost
X: 217578 Y: 463465
Zuidwest
X: 217469 Y: 463465
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
4 van 25
Project: Projectnummer:
1 1.1
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Inleiding Onderzoekskader Synthegra heeft in opdracht van Tauw een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied Zuid 1 in Almen (afbeelding 1.1). Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een karterend booronderzoek. De aanleiding voor het onderzoek betreft de voorgenomen nieuwbouw van woningen, waarvoor een bestemmingsplanwijziging nodig is (bijlage 1). Het aangrensende terrein (Zuid 2) is gelijktijdig onderzocht en meegenomen in een groter plangebied, waarbij ook natuurontwikkeling zal plaatsvinden in het beekdal van de Berkel.1 De diepte van de toekomstige bodemverstoring is op dit moment onbekend, maar uitgaande van de aanleg van bouwputten voor de bebouwing zal de bodem waarschijnlijk tot in het archeologische niveau worden verstoord, dat in dit gebied vanaf 30 cm beneden maaiveld (onder de bouwvoor) verwacht kan worden. Door de graafwerkzaamheden die zullen gaan plaatsvinden, kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden verloren gaan. Daarom is vanwege de regelgeving van de overheid voorafgaand aan de graafwerkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.12 en de Leidraad Veldonderzoek.3 Het veldwerk is uitgevoerd op 14 en 15 juli 2009. Het bevoegd gezag, de gemeente Lochem, zal de resultaten van het onderzoek toetsen en een selectiebesluit nemen.
1.2
Onderzoeksdoel en vraagstellingen Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden. Het doel van het karterend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen en de eventueel aanwezige archeologische resten en/of vindplaatsen te inventariseren. De volgende onderzoeksvragen zullen worden beantwoord:
• • • • •
Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? Zijn in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig? Wat is te zeggen over de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische waarden? Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten? In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?
1
Koeman 2009. Synthegra Rapport S090264.
2
SIKB 2006a.
3
SIKB 2006b.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
5 van 25
Project: Projectnummer:
1.3
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Ligging en huidige situatie plangebied Het plangebied is circa 1 ha groot en ligt aan de Berkelweg in Almen (afbeelding 1.1). Het terrein wordt in het noorden begrensd door de Whemerstraat, in het oosten door de Berkelweg, in het zuiden door weiland en in het westen door Gravenweg. Het plangebied is in gebruik als weiland met in het zuiden een vijver. De hoogte van het maaiveld varieert van circa 8,9 (rond de vijver) tot 10,7 m +NAP (Normaal Amsterdams Peil).4
Afbeelding 1.1: Het plangebied op de Topografische Kaart van Nederland 1:25.000 aangegeven met het rode kader (Bron: ANWB 2007).
4
Gemeten waardes in m NAP ter plaatse van de boorpunten.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
6 van 25
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Projectnummer:
2 2.1
Bureauonderzoek Methode Tijdens het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied opgesteld. Dit is gedaan door het raadplegen van voor de archeologie relevante (schriftelijke) bronnen. Voor het bureauonderzoek zijn met name gegevens over bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied verzameld. Dit is aangevuld met historisch en fysischgeografisch onderzoek, waarbij informatie over vroeger grondgebruik is verkregen door de analyse van historische kaarten en tevens gegevens over de geologie, geomorfologie en bodem zijn bestudeerd.
2.2
Landschapsgenese Voor het bepalen of, waar en uit welke periode archeologische resten kunnen worden verwacht, zijn de volgende bronnen met betrekking tot de landschapsgenese geraadpleegd: •
Geologische Kaart, schaal 1:600.000
•
Geomorfologische Kaart, schaal 1:50.000
•
Bodemkaart, schaal 1:50.000
•
Relevante achtergrondliteratuur
Voor de geologische beschrijving is gebruik gemaakt van de Lithostratigrafische Indeling van de Ondiepe Ondergrond.5 Zie voor een overzicht van de geologische en archeologische perioden bijlage 1. Geologie en geomorfologie Het plangebied ligt in het oostelijk zandgebied. Het landschap heeft zijn huidige vorm vooral tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (circa 115.000 – 11.755 jaar geleden), gekregen. Tijdens het Weichselien werd het zeer koud, maar het landijs bereikte Nederland niet.6 Gedurende een zeer koude periode, het Pleniglaciaal (circa 75.000 – 15.700 jaar geleden), was de ondergrond periodiek permanent bevroren en moest het regen- en sneeuwsmeltwater over het oppervlak afstromen. Hierdoor werden fluvioperiglaciale afzettingen gevormd en dalen uitgesleten. De fluvioperiglaciale afzettingen zijn zeer divers en bestaan uit fijn en grof zand, soms met grind, leemlagen en plantenresten en worden tot de Formatie van Boxtel gerekend.7 Deze afzettingen bevinden zich in de diepere ondergrond van het plangebied. In deze periode is een dal ontstaan, het huidige dal van de Berkel (afbeelding 2.1, code 2R5). De fluvioperiglaciale afzettingen zijn later grotendeels bedekt met dekzand. In de koudste en droogste perioden van het Weichselien, met name tijdens het Laat Pleniglaciaal (circa 26.000 – 15.700 jaar geleden) en in sommige perioden van het Laat Glaciaal (circa 15.700 – 11.755 jaar geleden) was de vegetatie vrijwel verdwenen. Hierdoor kon op grote schaal verstuiving optreden en werd dekzand afgezet.8 Dit, vaak lemige, zand is kalkloos, fijnkorrelig (150 – 210 μm), goed afgerond, goed gesorteerd en arm aan grind en wordt tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel gerekend.9 Het reliëf, dat hierbij in het landschap is ontstaan, wordt gekenmerkt door vlaktes, depressies en dekzandkopjes, afgewisseld met langgerekte ruggen. In de omgeving van het plangebied liggen diverse dekzandruggen (afbeelding 2.1, code 3K14) in een golvende dekzandvlakte (code 3L5). 5
De Mulder e.a. 2003 en via www.nitg.tno.nl: Dinoloket, Standaarden, Lithostratigrafische Nomenclator van de Ondiepe Ondergrond.
6
Berendsen 2004, 183.
7
Berendsen 2004, 189.
8
Berendsen 2004, 113.
9
Berendsen 2004, 190.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
7 van 25
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Projectnummer:
De zuidelijke rand van het plangebied ligt volgens de geomorfologische kaart10 in het beekdal (afbeelding 2.1, code 2R5). Op basis van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN)11 kan worden geconcludeerd dat het grootste deel van het plangebied laag ligt. (afbeelding 2.2). De noordelijke rand ligt hoger op de flank van een dekzandrug. De huidige vijver in het zuiden van het plangebied is duidelijk zichtbaar op het AHN). Deze laagte strekt zich verder uit naar het zuidwesten en was ooit een waterloop dat onderdeel was van het voormalige landgoed Ter Meulen (zie paragraaf 2.4).
LEGENDA 2R5
Beekdalbodem zonder veen, laaggelegen
3K14
Dekzandrug, eventueel met oud bouwlanddek
3L5
Golvende dekzandvlakte
3N5
Laagte zonder randwal incl. uitblazingsbekken, niet moerassig
Afbeelding 2.1: Ligging van het plangebied op de Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: www.archis2.archis.nl). In het Holoceen (circa 11.755 jaar geleden tot heden) werd het klimaat warmer en vochtiger en is een groot deel van het deklandschap door geologische processen weinig veranderd. Het dekzand werd door de toenemende vegetatie vastgelegd en de beken sneden zich in de eerder gevormde pleistocene dalen in. Het zuidelijke deel van het plangebied ligt echter in het beekdal van de Berkel, waar het landschap in het Holoceen nog dynamisch was.
10
www.archis2.archis.nl, het registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
11
www.ahn.nl.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
8 van 25
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Projectnummer:
De Berkel tussen Eibergen en Zutphen trad niet zo snel buiten haar oever, maar wanneer dit wel gebeurde duurde de overstroming enkele dagen tot soms wel weken.12 Rond de Berkel ligt dan ook een grote overstromingsvlakte. In deze overstromingsvlakte is over het dekzand een pakket (zandige) klei en/of leem afgezet. Het plangebied ligt volgens de geomorfologische kaart grotendeels in het beekdal, waar een dik pakket (zandige) klei is afgezet door de Berkel. De beekafzettingen worden tot het Laagpakket van Singraven van de Formatie van Boxtel gerekend. Op basis van de bodemkaart13 is geconcludeerd dat het zandige en sterk siltige kleipakket in het zuidelijke deel van het plangebied vermoedelijk dikker is dan 1,2 m (afbeelding 2.3, code Rn62C). Tegenwoordig kan bij hoge waterstanden het water via de Avinksluis (bij Haarlo) door de Bolksbeek naar het Twentekanaal worden geleid. Dit is mogelijk geworden doordat de bovenloop van deze beek bij het graven van het Twentekanaal (tussen 1930-1938)14 werd ingericht voor deze afvoer.15 Toch stond het gebied in de 20e eeuw nog regelmatig onder water. De kanalisatie van de Berkel rond 1970 heeft ervoor gezorgd dat het gebied tegenwoordig niet meer overstroomt.16
LEGENDA Dblauw : lager dan 7,45 m +NAP Blauw
: 7,45 – 9,38 m + NAP
Groen
: 9,38 – 10,27 m +NAP
Geel
: 10,27 – 10,86 m +NAP
Oranje : 10,86 – 12,09 m +NAP Rood
: hoger dan 12,09 m +NAP
Afbeelding 2.2: Ligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN), aangegeven met het rode kader (Bron: www.ahn.nl). Bodem 12
Stiboka 1979, 53.
13
Geraadpleegd op www.archis2.archis.nl
14
www.wikipedia.nl
15
Stiboka 1979, 53.
16
Stiboka 1979, 159-160.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
9 van 25
Project: Projectnummer:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Volgens de bodemkaart komen in het plangebied, dat grotendeels in het beekdal van de Berkel ligt, met name kalkloze poldervaaggronden voor in zandige en sterk siltige klei (afbeelding 2.3, code Rn62C). De noordelijke rand van het plangebied, dat vermoedelijk op de rand van een dekzandrug ligt, is niet gekarteerd, omdat het binnen de bebouwde kom van Almen ligt. Vermoedelijk komen hier hoge zwarte enkeerdgronden voor, die kenmerkend zijn voor dekzandruggen. De poldervaaggronden worden gekenmerkt door een ‘vage’ bovengrond, omdat er nog weinig bodemvorming heeft plaatsgevonden. Ze hebben een 20-30 cm dikke, donkerbruine tot donker grijsbruine, overwegend matig humeuze, roestige bouwvoor. De C-horizont verschilt nauwelijks in kleur. Het kleidek is tamelijk homogeen met het zand uit de ondergrond gemengd. Plaatselijk is dit dek dikker dan 80 cm.17 Waarschijnlijk is het kleidek in het zuidelijke deel van het plangebied inderdaad dikker dan 80 cm, omdat het in het beekdal van de Berkel ligt. In de omringende overstromingsvlakte van de Berkel ligt een dunnere laag klei op dekzand. De zandondergrond begint daar meestal tussen 40 en 60 cm beneden maaiveld. De enkeerdgronden zijn ontstaan, doordat vanaf de late middeleeuwen op grote schaal het systeem van potstalbemesting werd toegepast.18 Plaggen werden met veemest vermengd en op de akkers uitgespreid om de bodem vruchtbaarder te maken. In de loop van de tijd is een plaggendek op de oorspronkelijke bodem ontstaan. Enkeerdgronden hebben een plaggendek, dat dikker dan 50 cm is.19 De bouwvoor van de enkeerdgronden (Aap-horizont) is zwart van kleur en circa 25-30 cm dik. Hieronder liggen oudere niveaus/lagen van het plaggendek (Aan-horizont), die meestal wat lichter van kleur zijn. Onder het plaggendek ligt de oorspronkelijke bodem. In het plangebied is dat waarschijnlijk een podzolgrond. In dekzanden is podzolering een natuurlijk bodemvormend proces. Bij podzolering worden humus, ijzer en mangaan uit de bovenste bodemlagen uitgespoeld en vindt inspoeling van deze bestanddelen in diepere bodemlagen plaats. Veldpodzolgronden bestaan uit een donkere, humushoudende bovengrond (Ap-horizont), waaronder een lichtgrijze E-horizont (uitspoelingshorizont) aanwezig is. Hieronder ligt de bruine B-horizont (inspoelingshorizont), die geleidelijk overgaat in de C-horizont.20 Afhankelijk van de vroegere bodembewerking is de oorspronkelijke A-, E- en/of Bhorizont al dan niet intact. Op
de
bodemkaart
staan
de
gemiddelde
grondwaterstanden
aangegeven
met
zogenaamde
grondwatertrappen. Het grootste deel van het plangebied wordt gekenmerkt door een hoge grondwaterstand (grondwatertrap III). Dit betekent dat de gemiddeld laagste grondwaterstand wordt aangetroffen tussen de 80 en 120 cm beneden maaiveld en de gemiddeld hoogste grondwaterstand binnen 40 cm beneden maaiveld. In het noorden zal de grondwaterstand lager zijn (grondwatertrap VII). Dit betekent dat de gemiddeld laagste grondwaterstand dieper dan 120 cm beneden maaiveld wordt aangetroffen en de gemiddeld hoogste grondwaterstand dieper dan 80 cm beneden maaiveld.
17
Stiboka 1979, 106.
18
Spek 2004.
19
De Bakker en Schelling 1989, 141.
20
De Bakker en Schelling 1989, 127
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
10 van 25
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Projectnummer:
LEGENDA Rn62c Kalkloze poldervaaggronden, zandige en sterk siltige klei zEZ21 Hoge zwarte enkeerdgronden Hn21
Veldpodzolgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand
pZg23 Beekeerdgronden k…
(zandig) kleidek van 15-40 cm dik
f…
plaatselijk ijzerrijk binnen 50 cm beneden maaiveld en ten minste 10 cm dik
Afbeelding 2.3: Ligging van het plangebied op de Bodemkaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: www.archis2.archis.nl, het registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten).
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
11 van 25
Project: Projectnummer:
2.3
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Archeologische waarden in en rondom het plangebied In deze paragraaf is gekeken of binnen en rond het plangebied archeologische waarden bekend zijn. Hiervoor zijn de volgende bronnen binnen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, de voormalige RACM) geraadpleegd: •
het Centraal Archeologisch Archief (CAA)
•
het Centraal Monumenten Archief (CMA)
•
Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II)
Daarnaast zijn de volgende bronnen geraadpleegd: •
Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Gelderland
Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) van de RCE is het noordelijke en zuidoostelijke deel niet gekarteerd vanwege de ligging in bebouwd gebied. Voor het overige deel van het plangebied geldt een middelhoge verwachting (bijlage 2). Extrapolatie van de kaarteenheden levert een middelhoge verwachting voor het hele plangebied op. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Gelderland heeft het zuidwestelijke deel van het plangebied een lage archeologische waarde en hebben het noordelijke en oostelijke deel om dezelfde reden als op de IKAW een onbekende verwachting. Extrapolatie van de kaarteenheden levert een lage verwachting voor het hele plangebied op. Deze kaarten zijn indicatief en zullen voor het opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel worden genuanceerd en gepreciseerd, aangezien uit deze kaarten niet blijkt wat de aard en ouderdom is van de te verwachten archeologische resten. Uit de archieven en ARCHIS II van de RCE blijkt dat binnen het plangebied geen archeologische monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen aanwezig zijn (bijlage 2). Uit de directe omgeving (binnen een straal van 300 m) zijn vijf waarnemingen en drie onderzoeksmeldingen bekend. Waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 300 m van het plangebied: Onderzoeksmelding 35.679 In juni 2009 heeft Synthegra een bureauonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het landgoed Ter Meulen, dat in het zuiden en oosten aan het huidige plangebied grenst.21 Voor het noordelijke deel van het plangebied dat op de dekzandrug lag, werd vanwege de hoge verwachting voor het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd.een karterend booronderzoek geadviseerd. Voor het zuidelijke deel dat in het dal van de Berkel lag, werd een landschapshistorisch onderzoek aanbevolen om te onderzoeken of in het landschap nog elementen van het voormalige landgoed Ter Meulen aanwezig zijn. Waarnemingsnummer 133.723 en 406.747 Op een afstand van circa 60 tot 170 m ten zuiden van het plangebied zijn twee waarnemingen bekend. In 1997 heeft RAAP een archeologische inventarisatie uitgevoerd voor een verwachtingskaart voor de provincie Gelderland. Ook op Landgoed Ter Meulen is toen een inventarisatie gedaan. De eerste vermelding van Ter Meulen, dat ook wel als hof te Almen wordt aangeduid, dateert uit 1494. Het huis is in 1874 gesloopt. Er wordt melding gemaakt van oud muurwerk. Tegenwoordig is een zwembad aanwezig op het voormalige landgoed (waarnemingsnummer 133.723). Op basis van historisch onderzoek, aangevuld met een boor- en weerstandsonderzoek, uitgevoerd door RAAP in 2002, is vervolgens de nauwkeurige ligging van huis Ter Meulen vastgesteld. Aangetoond is dat de vorm en oriëntatie van het huis vrij nauwkeurig op de kadastrale minuut van 1832 zijn weergegeven (afbeelding 2.5). Het landhuis had een omvang van circa 10 bij 20 meter
21
Nillesen e.a. 2009. Synthegra Rapport S090223.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
12 van 25
Project: Projectnummer:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
en het koetshuis 15 bij 15 meter. Uit het onderzoek bleek dat een groot gedeelte van het grondplan van beide gebouwen nog in de bodem aanwezig was als fundering of uitbraaksleuf. Deze resten lagen al op 35 cm beneden maaiveld en dateerden uit de nieuwe tijd. De aangetroffen waterlopen waren waarschijnlijk iets breder dan op de kadastrale minuut stond aangegeven. In deze waterlopen kunnen goed geconserveerde resten worden verwacht. Aanwijzingen voor de aanwezigheid van resten van een uit de historische gegevens bekende (middeleeuwse) watermolen zijn tijdens het onderzoek niet aangetroffen. Waarschijnlijk lag deze meer noordoostelijk, ter hoogte van het tuinmanshuisje.22 Tijdens het onderzoek zijn verschillende aardewerk fragmenten en steengoed uit de nieuwe tijd aangetroffen (waarnemingsnummer 406.747). Waarnemingsnummer 133.728 In 1997 heeft RAAP ook naar de watermolen van het huis Ter Meulen gezocht. Deze heeft wellicht in de nabijheid van het zwembad gestaan, op circa 90 m ten zuidoosten van het plangebied. De exacte locatie is echter niet bekend. De watermolen kan aan de oprijlaan naar het huis hebben gestaan. Het is aannemelijk dat de oudste molen dateert uit de beginfase van het huis, eind 15e eeuw. Waarnemingsnummer 27.086 Op een afstand van ongeveer 250 m ten noordoosten van het plangebied is in 1994 door een particulier een stenen Fels-Rechteckbijl uit het midden tot laat neolithicum aangetroffen. Onderzoekmeldingen 29.197 en 30.407; waarnemingsnummer 3084 Ongeveer 220 m ten noordwesten van het plangebied loopt het gasleidingtracé Esveld – Angeren waar RAAP in 2008 een bureauonderzoek voor heeft uitgevoerd. Naar aanleiding van dit onderzoek werden boringen op diverse plaatsen geadviseerd. De resultaten van deze booronderzoeken staan nog niet in Archis vermeld (onderzoeksmeldingen 29.197 en 30.407). Binnen dit tracé werden in 1964 aardewerkresten aangetroffen uit de ijzertijd. Het gaat om oppervlaktevondsten op een kunstmatig opgehoogd terrein.
22
Kempen 2002.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
13 van 25
Project: Projectnummer:
2.4
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Historische ontwikkeling Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal en relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd, dat in onderstaande paragraaf is weergegeven. De naam Almen komt voor het eerst voor in een inventaris van goederen van Hendrik, Graaf von Dale(n) in 1188. De naam is afgeleid van olm, een oude benaming voor de iep, en verwijst om die reden naar een nederzetting bij een iepenbos.23 De landschappelijke ligging en de aanwezigheid van grafheuvels ten noorden van de bebouwde kom van Almen zijn belangrijke indicatoren voor een lange bewoningsgeschiedenis van het gebied. De hogere ligging, in combinatie met de aanwezigheid van water, was een ideale locatie voor prehistorische bewoners. De vondsten die in de omgeving van het plangebied zijn gedaan bevestigen dit (zie hoofdstuk 2.3). In de vroege middeleeuwen heette het gebied, dat tegenwoordig als de Graafschap bekend staat, ‘Hamaland’. Het gebied is waarschijnlijk vernoemd naar de Germaanse stam de Chamaven, die het gebied in de Romeinse tijd bewoonde.24 Uit deze periode zijn in de omgeving van het plangebied geen vondsten bekend, wat doet vermoeden dat het huidige Almen in deze perioden geen intensieve bewoning kende. Vanaf de volle of late middeleeuwen veranderde dit. Innovaties in de landbouw leidden tot een grotere voedselproductie waardoor de bevolking kon toenemen. Verbetering van de drainage van landbouwgronden, in combinatie met bemesting, zorgde er tevens voor dat men nieuwe gebieden, die voorheen niet voor dat doel in aanmerking zouden komen, konden ontginnen en als agrarische grond in gebruik kon nemen. De woeste gronden stonden onder toezicht van het Markebestuur, dat uit boeren en grondbezitters bestond.25 In de marke van Almen werden de laatmiddeleeuwse ontginningen individueel uitgevoerd. Deze individuele ontginningen leidden tot het ontstaan van kampen en landgoederen. In de late middeleeuwen was Almen opgedeeld in verschillende landgoederen, behorend bij meerdere hoven. Landgoed Termeulen, als ‘Ter Mollen’ voor het eerst genoemd in de 15e eeuw, verwijst naar een watermolen die op deze locatie aan de Berkel was gebouwd. Het was in de periode daarvoor nog geen zelfstandig landgoed, maar moet tot het Hof te Almen hebben behoord. Dit hof komt al voor op een lijst van bezittingen van de Graaf van Dale uit 1188, echter zonder molen.26 De bezittingen van de Graaf werden in 1311 door zijn nakomelingen verkocht aan de Bisschop van Utrecht. Op dat moment is er volgens de bronnen wel een molen op het grondgebied van het hof aanwezig. Meer dan een eeuw later, in 1455 en 1459, bleek dat de heren van Keppel opnieuw hun invloed in Almen deden gelden. In 1329 hadden ze al invloed in het gebied. In hun archief bevonden zich eveneens akten waarin werd gesproken over de hoven ’Ter Mollen’, ‘Almen’, en het landgoed ‘Vunderink’, waaraan de Vunderingweg ten noorden van Almen haar naam dankt.27 Wegens vermoedelijke geldproblemen van de heren van Keppel werd het landgoed meerdere malen gebruikt als onderpand en uiteindelijk verkocht. Dat er een aanzienlijke hoeveelheid grond bij het landgoed hoorde wordt uit meerdere vermeldingen duidelijk, maar of er toen reeds sprake is geweest van een parkaanleg rond de bebouwing is niet duidelijk. Waarschijnlijk bestond het uit agrarische grond en werd het verpacht.
23
www.deelfmarken.nl ; Van Berkel en Samplonius 2006, 24.
24
Borman en Frederiks 1978, 101.
25
Bijlsma, Smeenge, Siebenga en Segerink 2008, 15.
26
Harenberg 1992, 22.
27
www.deelfmarken.nl
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
14 van 25
Project: Projectnummer:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
In de 18e eeuw lag het plangebied ligt binnen de parkaanleg van het voormalige landgoed Ter Meulen (afbeelding 2.4). Het is niet geheel duidelijk wat het landgebruik verder was, maar mogelijk bestond het uit bebossing. Er was geen bebouwing binnen het plangebied aanwezig, wel liep er een weg door de noordelijke rand van het plangebied. Het huis Ter Meulen, met de Franse tuin met enkele vijvers, lagen ten zuiden van het plangebied. Ten noorden van het plangebied, buiten het park, lag de kerk van Almen die vanaf de 14e of 15e eeuw eveneens bij Ter Meulen hoorde.28
Afbeelding 2.4: Ligging van het plangebied op de kaart uit circa 1773-1794, aangegeven met het rode kader. (Bron: Heveskes Uitgevers 2003, blad 73). Aan het begin van de 19e eeuw heeft het park verschillende veranderingen ondergaan. Van de strakke, Franse parkaanleg is op het minuutplan29 (afbeelding 2.5) weinig meer zichtbaar. De parkaanleg voldeed nu aan de regels van de Engelse tuinarchitectuur. De eerdere waterlopen binnen het park werden verlegd en vormden nu één waterloop, waardoor het huis Ter Meulen en het bijbehorende nieuwe koetshuis als het ware op een kunstmatig eiland kwamen te liggen. Hoewel deze waterloop inmiddels niet meer bestaat, is hij nog wel zichtbaar op het AHN (afbeelding 2.2). De vijvers maakte plaats voor een minder strak vormgegeven waterpartij in hoefijzervorm. Eén waterloop doorsneed het zuidelijke deel van het plangebied. Het noordelijke deel van het plangebied bestond volgens de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (OAT)30 niet langer uit bos maar was in gebruik als weiland. De huidige Berkelweg was in de 19e eeuw al aangelegd.
28 29
Harenberg 1992, 22-25. www.watwaswaar.nl Almen, Gelderland, sectie D, blad 03. Minuutplans zijn de oorspronkelijke kadastrale kaarten die zijn vervaardigd vanaf 1811 en 1812 in navolging van de Fransen o.l.v. Napoleon Bonaparte. Het zijn grondbeschrijvingen (kadasters) van de gemeenten met hierop aangegeven de percelen, perceelnummers en gebouwen.
30
OAT = Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel. Dit is een register uit 1832 waarin diverse gegevens in vermeld staan die betrekking hebben op de betreffende percelen, zoals de eigenaar, beroep en woonplaats, alsmede het grondgebruik en de oppervlakte.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
15 van 25
Project: Projectnummer:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Afbeelding 2.5: Ligging van het plangebied op het minuutplan uit begin 19e eeuw, aangegeven met het rode kader. (Bron: www.watwaswaar.nl). Op de historische kaart uit circa 1830-1855 (afbeelding 2.6) is een nagenoeg gelijke situatie zichtbaar als op het minuutplan.
Afbeelding 2.6: Ligging van het plangebied op de kaart uit circa 1830-1855, aangegeven met het rode kader. (Bron: Wolters Noordhoff Atlasproducties 1990, Oost-Nederland, blad 75).
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
16 van 25
Project: Projectnummer:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Vanaf 1859 trachtten de opeenvolgende eigenaars delen van het zeer grote landgoed, dat in de jaren daarvoor nog sterk was uitgebreid, te verkopen. Opvallend is dat de verschillende gebouwen, percelen en inboedel afzonderlijk van elkaar werden geveild, waaruit blijkt dat de eigenaars geen intentie hadden om het landgoed te gaan bewonen. Uiteindelijk kwam het huis in 1874 in handen van Gerrit Jan Termeulen, waarschijnlijk een afstammeling van pachters die het landgoed bewoonden voordat het een buitenverblijf werd. Hij had evenmin de intentie om het landgoed te gaan bewonen en sloopte het huis 10 dagen nadat hij had verworven.31 Alleen de voormalige tuinmanswoning, ten oosten van het plangebied, bleef bestaan. In het begin van de 20e eeuw bestonden de waterpartijen niet meer (afbeelding 2.7). Een vijver, mogelijk een restant van de waterpartijen, lag nog in het zuidwestelijke deel van het plangebied en bestaat tegenwoordig nog steeds (afbeelding 1.1, afbeelding voorblad). De rest van de parkgrachten en vijvers zijn successievelijk gedempt met huisvuil.32 De huidige Berkelweg heeft op deze kaart een iets westelijker gelegen loop en loopt door het oostelijke deel van het plangebied. Het plangebied bestaat verder geheel uit weiland.
Afbeelding 2.7: Ligging van het plangebied op de kaart uit 1907, aangegeven met het rode kader (Bron: Uitgeverij Nieuwland 2005, Gelderland, blad 343). Tot in ver in de 20e eeuw is weinig aan het plangebied veranderd (afbeelding 1.1) en is het plangebied altijd onbebouwd gebleven.
31
Harenberg 1992, 35-36.
32
Harenberg 1992, 36.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
17 van 25
Project: Projectnummer:
2.5
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in tabel 2.1. Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) van de RCE geldt voor het zuidwestelijke deel van het plangebied een middelhoge archeologische verwachting en voor het noordelijke en oostelijke deel een onbekende verwachting vanwege de ligging binnen de bebouwde kom van Almen (bijlage 2). Extrapolatie van de kaarteenheden levert een middelhoge verwachting voor het hele plangebied op. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Gelderland heeft het zuidwestelijke deel van het plangebied een lage archeologische waarde, en hebben het noordelijke en oostelijke deel om dezelfde reden als op de IKAW een onbekende verwachting. Extrapolatie van de kaarteenheden levert een lage verwachting voor het hele plangebied op. Het landschap heeft met name voor de prehistorische mens een belangrijke rol gespeeld in de keuze voor een bewoningsplaats. Het plangebied ligt naar verwachting op de flank van een dekzandrug. Gezien de ouderdom van het dekzand kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd. Het zuiden van het plangebied ligt volgens de geomorfologische kaart in het beekdal van de Berkel. Dit is mogelijk maar het is waarschijnlijker dat de relatief lage ligging een gevolg is van de aanleg van de waterloop uit de 19e eeuw. Als woon- en verblijfplaats kozen de prehistorische bewoners vaak voor hoger liggende terreingedeelten in het landschap, bij voorkeur in de buurt van water. De dekzandruggen in en langs de beekdalen van de Berkel waren daarom ideale bewoningsplaatsen. De relatief laag gelegen beekdalbodem die regelmatig overstroomde, vormde om dezelfde reden een minder aantrekkelijke bewoningsplaats. De verwachting voor het aantreffen van zowel vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum is daarom hoog voor de noordelijke rand van het plangebied, dat op de flank van een dekzandrug ligt. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van vuursteenfragmenten en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Deze resten worden onder het plaggendek in de bovengrond van de podzolbodem verwacht. Voor het lage deel in het plangebied geldt een lage verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum. Vanaf het neolithicum ontstonden de eerste landbouwculturen die gekenmerkt werden door (semi)sedentaire nederzettingen. Het plangebied bleef een geschikte bewoningsplaats. Daarom is aan dit deel van het plangebied een hoge verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Archeologische resten uit deze periode bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere grondsporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Het sporenniveau wordt onder het plaggendek in de B-horizont van de podzolbodem verwacht. Het lage deel van het plangebied is afgegraven in verband met de aanleg van de watergan in de 19e eeuw of werd in deze periode regelmatig overstroomd door de Berkel en vormde daarom geen geschikte bewoningsplaats. Hier geldt een lage verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. In de late middeleeuwen werden de woeste gronden in de marke van Almen veelal individueel ontgonnen, waardoor kampen en landgoederen ontstonden. De locatie van het laatste huis Ter Meulen van het vroegere landgoed Ter Meulen, is zowel bekend op basis van historisch kaartmateriaal als archeologisch onderzoek door RAAP en bevindt zich ten zuiden van het plangebied. Het huis is meerdere malen verbouwd sinds de eerste vermelding, toen het waarschijnlijk een boerderij betrof. Het plangebied was onderdeel van het landgoed Ter Meulen, maar was onbebouwd. Mogelijk stond in het plangebied bos. Het is waarschijnlijk dat het laatste huis, dat in 1874 werd gesloopt, op de plaats van de vroeg- en laatmiddeleeuwse voorgangers is gebouwd. In het begin van de 19e eeuw was het plangebied in gebruik als weiland en is de watergang gegraven. Nadat het landgoed werd verkocht en opgedeeld is dit grondgebruik niet meer gewijzigd. In de late
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
18 van 25
Project: Projectnummer:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
middeleeuwen en de nieuwe tijd heeft in het plangebied waarschijnlijk geen bebouwing gestaan. De verwachting voor resten uit de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd wordt om die reden op laag gesteld.
Landschap en
Periode
Verwachting
bodem hoog
Verwachte kenmerken
Diepteligging
vindplaats
sporen
Bewoningssporen, tijdelijke
Onder een
Flank van de
laat-
dekzand:
paleolithicum –
kampementen: vuursteen
plaggendek in de
enkeerdgronden
mesolithicum
artefacten, haardkuilen
oorspronkelijke
(noordelijke rand
neolithicum –
Nederzetting: cultuurlaag,
bodem (vanaf circa
van het plangebied
vroege
fragmenten aardewerk,
50 cm beneden
middeleeuwen
natuursteen,
maaiveld)
hoog
gebruiksvoorwerpen late
laag
Onder de bouwvoor
middeleeuwen
en in het
– nieuwe tijd
plaggendek
Beekdal van de
laat-
Berkel of
paleolithicum –
laag
kampementen: vuursteen
Bewoningssporen, tijdelijke
afgegraven i.v.m.
mesolithicum
artefacten, haardkuilen
Onder de bouwvoor
de watergang uit de 19e eeuw: poldervaaggronden (zuidelijke deel van het plangebied) neolithicum –
laag
Nederzetting: cultuurlaag,
vroege
fragmenten aardewerk,
middeleeuwen
natuursteen, gebruiksvoorwerpen
late
laag
middeleeuwen – nieuwe tijd Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode. Bodemverstoring Binnen het plangebied heeft waarschijnlijk in het verleden bos gestaan dat in de 19e eeuw is gerooid waarna er een watergang is gegraven. Hierdoor zijn mogelijk archeologische resten verloren gegaan. Ter plaatse van de vijver en de voormalige waterloop in het zuidelijke deel van het plangebied zijn tijdens de aanleg hiervan eventueel aanwezige archeologische resten al verloren gegaan.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
19 van 25
Project: Projectnummer:
3 3.1
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Inventariserend Veldonderzoek Methode Op basis van het gespecificeerde verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek is aan de hand van de Leidraad Inventariserend Veldonderzoek33 een karterend booronderzoek met een boordichtheid van ten minste 10 boringen per hectare uitgevoerd. Hiermee is het onderzoek verkennend voor vuursteenvindplaatsen uit de steentijd en karterend voor nederzettingsresten uit de latere perioden. Aangezien het plangebied circa 1 ha groot is, zijn in totaal 10 boringen gezet. Voor zover de terreinomstandigheden (bebouwing, verhardingen, begroeiing etc.) het toelieten, is een boorgrid van 30 x 35 m gebruikt, waarbij de afstand tussen de raaien 30 m en de afstand tussen de boringen 35 m bedraagt. Voor een optimale verdeling van de boringen verspringt het beginpunt van een raai 17,5 m ten opzichte van de naastgelegen raai. De exacte boorlocaties zijn uitgezet door een gediplomeerd landmeter. Er is geboord met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm. De boringen zijn uitgevoerd tot minimaal 25 cm in de C-horizont. Het opgeboorde sediment is gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 4 x 4 mm en/of verbrokkeld en versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. De boringen zijn lithologisch beschreven conform de NEN 510434 en bodemkundig35 geïnterpreteerd.
3.2
Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens De locaties van de boringen staan in bijlage 3 en de boorprofielen in bijlage 4. In het terrein zijn hoogteverschillen waargenomen. Het terrein is in het noorden (boring 1 t/m4) circa 10,10 tot 10,70 m + NAP. Het zuiden ligt lager (boring 5 t/m 10) namelijk op circa 8,90 tot 9,90 m + NAP. In het plangebied worden op basis van de bodemkaart (in het zuiden van het plangebied) poldervaaggronden verwacht. Deze poldervaaggronden zijn niet aangetroffen. Op de flank en de dekzandrug worden enkeerdgronden verwacht. Deze gronden hebben een plaggendek, dat dikker dan 50 cm is.36 Dit plaggendek is in boring 1 t/m 3 aangetroffen. Het plaggendek varieert in dikte van circa 60 tot 80 cm en bestaat humeus, bruin matig fijn zand. Onder dit plaggendek is de oorspronkelijke podzolgrond niet meer aanwezig. De oorspronkelijke A-, E- en/of B-horizonten zijn niet meer intact. Dit geldt ook voor de overige boringen. Via een overgangshorizont (AC-horizont) gaat de bouwvoor over in de natuurlijke ondergrond die uit geel matig fijn dekzand bestaat. Boring 4, 6, 8-10 bestaan uit zogenaamde AC-profielen. Van deze boringen is alleen de bouwvoor (30-40 cm dik) die bestaat uit donkergrijs bruin matig fijn zand aangetroffen. Via een overgangshorizont (AC-horizont) gaat de bouwvoor over in de natuurlijke ondergrond die uit geel matig fijn dekzand bestaat. Boringen 5 en 7 zijn tot grote diepte verstoord. Bij boring 5 gaan de verstoringen tot een diepte van circa 1,5 m beneden het maaiveld en bij boring 7 tot 2 m beneden het maaiveld. Onder de verstoringen in boring 5 ligt het gele matig fijne dekzand. Deze verstoringen houden waarschijnlijk verband met de waterloop uit begin 19e eeuw (afbeelding 2.5).
33
SIKB 2006b.
34
NEN 5104 1989.
35
De Bakker en Schelling 1989.
36
De Bakker en Schelling 1989, 141.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
20 van 25
Project: Projectnummer:
3.3
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Archeologische indicatoren In het plaggendek van boring 1 is een fragment roodbakkend aardewerk uit de periode 1700-1800 aangetroffen. Bij de controle van het overige opgeboorde bodemmateriaal zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats.
3.4
Archeologische interpretatie Het plangebied ligt naar verwachting in het beekdal van de Berkel liggen. Waar een dik pakket (zandige) klei kan zijn afgezet door de Berkel. Deze afzettingen van de Berkel zijn niet aangetroffen. Uit de boringen blijkt dat het plangebied niet in het beekdal van de Berkel heeft gelegen. In alle boringen is namelijk geel dekzand aangetroffen. De van nature voorkomende veldpodzolgrond ontbreekt in het plangebied. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien de bodem is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. De hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen kan daarom naar laag worden bijgesteld. De lage ligging van het terrein kan worden verklaard doordat er de waterloop, onderdeel, van het voormalige landgoed Ter Meulen, in dit deel van het plangebied is aangelegd. Hoewel deze waterloop inmiddels niet meer bestaat, is hij nog wel zichtbaar op het AHN en de minuutplan uit begin 19e eeuw (afbeelding 2.2 en 2.5). De aangetroffen verstoringen in boring 5 en 7 houden mogelijk verband met deze waterloop. Bij de aanleg van deze waterloop is vermoedelijk een deel van de dekzandrug afgegraven. Hierdoor is naar alle waarschijnlijkheid het verschil in reliëf binnen het plangebied ontstaan. Het is opmerkelijk dat op het hoger gelegen gedeelte in het plangebied nog een plaggendek (uit 1700-1800) aanwezig is terwijl in het lager gelegen gedeelte (boring 5-10) deze ontbreekt. Vanwege de vergravingen in het zuidelijk deel van het plangebied kan de archeologische verwachting voor de periodes laat-paleolithicum- late middeleeuwen naar beneden worden gehandhaafd. De boringen hebben aangetoond dat de resten (o.a. de vijver) die horen bij de waterloop uit de 19e eeuw nog in het zuiden van het plangebied aanwezig zijn. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de late middeleeuwen kenmerken zich door vondststrooijngen, maar ook door ingravingen en bewoningssporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Ondanks het roodbakkende aardewerk uit de periode 1700-1800 zijn er op het historische kaartmateriaal geen aanwijzingen voor bebouwing in deze periode. Het gaat hier waarschijnlijk om aardewerk dat tijdens de bemesting van het terrein in het plaggendek terecht is gekomen. Daarom kan de verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de nieuwe tijd aan te treffen voor het plangebied naar laag worden bijgesteld.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
21 van 25
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Projectnummer:
4
Conclusies en aanbevelingen
4.1
Inleiding Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied geldt op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum en nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd is de verwachting laag. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de opgestelde verwachting.
4.2
Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen
•
Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? De natuurlijke ondergrond bestaat uit geel fijn dekzand. De oorspronkelijke podzolbodem is niet aangetroffen. Het plaggendek is in boring 1 t/m 3 nog intact. De overige boringen bestaat uit een zogenaamd A/C-profiel.
•
Zijn in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig? In geen van de boringen zijn indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De kans dat binnen het plangebied een archeologische vindplaats aanwezig is, wordt daarom klein geacht. Op grond van de beantwoording van de bovenstaande vraag zijn de twee onderstaande onderzoeksvragen niet meer van toepassing.
•
Wat is te zeggen over de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische waarden?
•
Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten?
•
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied? De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied.
De hoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het laatpaleolithicum en mesolithicum als nederzettingssporen uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek naar laag worden bijgesteld.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
22 van 25
Project: Projectnummer:
4.3
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Aanbevelingen Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen namelijk eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Lochem), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen, dat mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen dan geldt conform artikel 53 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg37 een meldingsplicht bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de door hem vertegenwoordigd bevoegd overheid, de gemeente Lochem.
37
WAMZ 2007.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
23 van 25
Project: Projectnummer:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Literatuur en kaarten Literatuur Bakker de, H en J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, de hogere niveaus. Staring Centrum, Wageningen. Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land. Van Gorcum, Assen. Berkel, G. van, en K. Samplonius, 2006: Nederlandse plaatsnamen. Herkomst en Historie. Prisma, Utrecht. Bijlsma, M., H. Smeenge, P. Siebenga en C. Segerink, 2008: Gebiedsvisie Almen. Dienst Landelijk Gebied, Arnhem. Borman, R. en P. Frederiks, 1978: Oost-Gelderland archeologisch bekeken. Walburg Pers, Zutphen. Harenberg, J., ‘Het huis Ter Meulen te Almen’ in: Beskers, H.B., J. Harenberg, W. van Keulen, G.J.H. Krosenbrink, G.M. Rabeling en M.W.E. Steenbergen (red.), 1992: Jaarboek Achterhoek en Liemers. Deel 15, 1992. Staring Instituut, Doetinchem. Kempen, P.A.M.M. van, 2002: Huis Ter Meulen, Gemeente Gorssel, Een inventariserend archeologisch onderzoek. RAAP. Koeman, S.M., 2009: Inventariserend veldonderzoek, karterend booronderzoek, Landgoed Ter Meulen te Almen. Synthegra Rapport S090264, Doetinchem. Mulder de, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten Nillesen, R., H. Kremer, L.M.F. Valckx, 2009: Bureauonderzoek, Landgoed Ter Meulen te Almen. Synthegra Rapport S090223, Doetinchem. Nederlands
Normalisatie-instituut,
1989:
NEN
5104
Geotechniek
-
Classificatie
van
onverharde
grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. Spek, T., 2004: Het Drentse esdorpenlandschap, een historisch geografische studie, Utrecht. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2006a: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1. SIKB, Gouda. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2006b: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (aanvulling op de KNA 3.1). SIKB, Gouda. Stichting voor Bodemkartering Stiboka, 1979: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000, toelichting bij de kaartbladen 33 West en Oost Apeldoorn. Wageningen.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
24 van 25
Project: Projectnummer:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Plangebied Zuid 1 te Almen S090267
Kaarten Heveskes Uitgevers, 2003: De Hottinger-Atlas van Noord- en Oost-Nederland 1773-1794, Groningen. NITG-TNO, 2006: Geologische overzichtskaart van Nederland 1:600.000 (http://dinoloket.nitg.tno.nl) Uitgeverij Nieuwland, 2005, Grote Historische Atlas van Gelderland, ca. 1905, schaal 1:25.000, Tilburg. Uitgeverij 12 Provinciën, 2006/2007: Atlas van Topografische kaarten. Nederland 1955-1965, schaal 1:50.000, Landsmeer. Wolters Noordhoff Atlasproducties, 1990: Grote Historische Atlas van Nederland; 3 Oost Nederland 1830– 1855, schaal 1:50.000, Groningen.
Internet www.archis2.archis.nl www.ahn.nl www.deelfmarken.nl www.nitg.tno.nl www.watwaswaar.nl
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
25 van 25
Bijlagen:
Bijlage 1:
Inrichtingsplan
Bijlage 2:
Overzicht van relevante geologische en archeologische tijdvakken
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdom in jaren
Chronostratigrafie
MIS
Holoceen 11.755 12.745 13.675 14.025
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
15.700
1 Late Dryas (koud) Allerød (warm) Vroege Dryas (koud) Bølling (warm)
Lithostratigrafie Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel)
2
LaatPleniglaciaal 29.000
50.000
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
MiddenPleniglaciaal VroegPleniglaciaal
3
Formatie van Kreftenheye
Formatie van Boxtel
4
75.000
VroegWeichselien (VroegGlaciaal) 115.000 130.000
370.000 410.000
5a 5c 5d
Eemien (warme periode)
5e
Saalien (ijstijd)
6
Holsteinien (warme periode)
Formatie van Beegden
5b
Eem Formatie Formatie van Drente Formatie van Urk
Elsterien (ijstijd) 475.000
Cromerien (warme periode) 850.000
Pre-Cromerien 2.600.000
Formatie van Sterksel
Formatie van Peelo
Cal. jaren v/n Chr. 1950
14
C jaren
Chronostratigrafie
Pollen zones
0
Vb2
1500
Subatlanticum koeler vochtiger
450 0 12
Vb1 Va
Vegetatie Loofbos eik en hazelaar overheersen haagbeuk veel cultuurplanten rogge, boekweit, korenbloem
Archeologische perioden Nieuwe tijd Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd
800 815
2650
IVb Subboreaal koeler droger
2000
3755
IVa
5000
4900
5300
7020
8240
III
Boreaal warmer
II
Preboreaal warmer
I
8000
9000
8800 11.755
Atlanticum warm vochtig
10.150
12.745
10.800
13.675
11.800
14.025
12.000
15.700
13.000
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
Late Dryas
LW III
Allerød
LW II
Vroege Dryas LW I Bølling
35.000
Loofbos eik en hazelaar overheersen beuk>1% invloed landbouw (granen)
Bronstijd
Neolithicum
Loofbos eik, els en hazelaar overheersen in zuiden speelt linde een grote rol den overheerst hazelaar, eik, iep, linde, es eerst berk en later den overheersend
Mesolithicum
parklandschap dennen- en berkenbossen open parklandschap open vegetatie met kruiden en berkenbomen
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
perioden met een poolwoestijn en perioden met een toendra
VroegWeichselien (VroegGlaciaal)
perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap
Laat-Paleolithicum
75.000
115.000 130.000
Eemien (warme periode)
Midden-Paleolithicum loofbos
Saalien (ijstijd) 300.000
Vroeg-Paleolithicum Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
Bijlage 3:
Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS-waarnemingen
Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS-waarnemingen Termeulen te Almen
Legenda 29197
464000
Vondsten per periode Neolithicum 6762 30407
IJzertijd Late Middeleeuwen Nieuwe tijd onderzoeksmeldingen
Archeologisch monument + monumentnummer
27086
3084
Terrein van archeologische betekenis Terrein van archeologische waarde Terrein van hoge archeologische waarde 406747
133728
Terrein van zeer hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
133723
archeologische verwachting trefkans
16647
hoog (water)
28727
middelhoog (water) laag (water)
463000
water hoog middelhoog laag zeer laag 6818
niet gekarteerd
26608
onbekend
24693
begrenzing plangebied
S090267_IKAW_Combi_11022009_JH_1.0
0
250 217000
Meter 500 218000
Bijlage 4:
Boorpuntenkaart
Boorpuntenkaart Landgoed Termeulen te Almen schaal: 1:1000
Legenda Name
Do
Boorpunt
Plangebied
r ps
str
aa
t
463600
S090264 IVO-K_22072009_JH_1.0
B03
B02 B01 B04
B08
B07
B09
463500
B05
B06
B10
Berkelweg
0
12,5
25
50
Meter
217500
217600
Bijlage 5:
Boorprofielen
Boring:
01
Boring: 0
0
02 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin, s, gevlekt, recent opgebracht
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin-grijs, Aap, s
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin, Aa
-40
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Aa, s
50 -60
-60
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Aa, s, iets gevlekt, VNR 1
-70
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin-geel, A/C, s, vermengd Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, C
-100
100
-100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen roest, geel, C
-130
Boring:
03
Boring: 0
0
04 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin-grijs, Aap, s
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkergrijs-bruin, Ap, s
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, A/C, s, vermengd, fragm. 20e eeuw AW
-40
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, bruin, Aa, s
50
50
-70 -80
-80
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingrijs, Aa/C, s, gevlekt
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, oranje, C Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, C
100
-100
100 -110
Klei, sterk zandig, sporen roest, oranjegeel, C -130
Boring: 0
05
Boring: 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkergrijs-bruin, s
0
06 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkergrijs-bruin, Ap, s
-20 -30
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, donkergrijs-bruinoranje, s, iets vermengd Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin, s, vermengd
50
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, donkerbruin-geel, A/C, s, vermengd 50 -60
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, C -80
Zand, matig fijn, zwak siltig, blauwgrijs-donkerbruin, s, vermengd
-90
100
150
-150
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs, C
-180
Projectnaam: Plangebied Zuid 1 te Almen Projectcode: S090267
Datum: 15-07-2009
Boring:
07
Boring: 0
0
08 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, bruingeel-grijs, s, vermengd
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin-grijs, Ap, s
-30
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, blauwgrijs-grijs, s, vermengd
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin-geel, A/C, s, vermengd
50
-50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, oranjegeel, C
-70
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, PC op 100 cm-mv, verstoord
-80
100
150
-200
200
Boring: 0
09
Boring: 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin-grijs, Ap, s
0
10 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen baksteen, donkerbruin, Ap, s
-40
50 -60
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingrijs, A/C, s, gevlekt, verrommeld
50
-50 -60
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs, C
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin-geel, A/C, s, vermengd Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, oranjegeel, C
-80 -90
Projectnaam: Plangebied Zuid 1 te Almen Projectcode: S090267
Datum: 15-07-2009
Bijlage 6
Akoestisch onderzoek woninglocatie Almen zuid fase 1 en 2 Geluidsuitstraling tennisbaan "ATC" en zwembad "De Berkel"
Akoestisch onderzoek woninglocatie Almen zuid fase 1 en 2 Geluidsuitstraling tennisbaan "ATC" en zwembad "De Berkel"
Rapportnummer: 20092582.01 Status: definitief Datum: 1 mei 2009
In opdracht van: Geofox‐Lexmond bv Postbus 221 7570 AE Oldenzaal contactpersoon: ing. M.H. Voppen telefoon: (0541) 58 55 44 telefax: (0541) 52 29 35 e‐mail: m.voppen@geofox‐lexmond.nl
Uitgevoerd door: Alcedo bv Postbus 140 Keizersweg 26 contactpersoon: telefoon: telefax: internet: e‐mail:
7450 AC Holten 7451 CS Holten ing. P. Colijn (0548) 63 64 20 (0548) 63 64 30 www.alcedo.nl
[email protected]
© Alcedo bv Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale reproductie, of anderszins zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever van deze uitgave of Alcedo bv.
INHOUD 1
INLEIDING
3
2 2.1 2.2 2.3 2.4
UITGANGSPUNTEN EN BEDRIJFSGEGEVENS Gehanteerde onderzoeksgegevens Bedrijfsomschrijving tennisbaan ATC Bedrijfsomschrijving openlucht zwembad “De Berkel” Geluidsvoorschriften
4 4 4 5 5
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.4
AKOESTISCHE GEGEVENS Gehanteerde meet‐ en rekenmethoden Geluidsmetingen Overzicht van de geluidsbronnen Uitpandige stationaire installaties en activiteiten Mobiele geluidsbronnen Gehanteerde rekenmethode
7 7 7 7 7 8 8
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.2.2
RESULTATEN EN BEOORDELING Beoordeling plangebied fase 1 Tennisbaan ATC Zwembad “de Berkel” Beoordeling plangebied fase 2 Tennisbaan ATC Zwembad “De Berkel”
9 9 9 9 10 10 10
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Situatie en figuren Berekeningen bronsterktes Invoergegevens Geluidscontouren ATC Geluidscontouren zwembad Mogelijkheden woningbouw
20092582.01 / definitief / 1 mei 2009
2
1
INLEIDING In opdracht van Geofox‐Lexmond is door Alcedo bv een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de Almense Tennis Club (ATC) en het openlucht zwembad “de Berkel”, gevestigd aan respectievelijk de Berkelweg 5 en 7 te Almen. Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidscontouren ten gevolge van de inrichtingen op de woningbouwlocatie Almen zuid fase 1 en woningbouwlocatie Almen zuid fase 2. In bijlage 1 wordt de situering van de woningbouwlocaties gepresenteerd. Het onderzoek is gebaseerd op een inventarisatie van de bedrijfsvoering en geluidsmetingen ter plekke, literatuurgegevens en Alcedo‐expertise. Aan de hand van de verkregen gegevens is een akoestisch rekenmodel vervaardigd waarmee de geluidsniveaus zijn berekend. De geluidscontouren over het plangebied ten gevolge van de inrichtingen zijn bepaald conform de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999”. In hoofdstuk 2 is aangegeven welke uitgangspunten gehanteerd zijn bij het onderzoek en is een bedrijfsomschrijving opgenomen. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de aanwezige geluidsbronnen. Hoofdstuk 4 bevat de berekeningsresultaten en beoordeling.
20092582.01 / definitief / 1 mei 2009
3
2
UITGANGSPUNTEN EN BEDRIJFSGEGEVENS In de volgende paragrafen zijn een opsomming van de gehanteerde onderzoeksgegevens, een bedrijfsomschrijving en de geluidsvoorschriften opgenomen.
2.1
Gehanteerde onderzoeksgegevens Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van de volgende onderzoeksgegevens: • Resultaten van de inventarisatie en geluidsmetingen bij ATC op 31 maart 2009; • Resultaten van de inventarisatie en geluidsmetingen bij het openlucht zwembad op 1 april 2009.
2.2
Bedrijfsomschrijving tennisbaan ATC De nieuwe inrichting is gelegen aan de Berkelweg 5 te Almen. De representatieve bedrijfssituatie betreft de bedrijfssituatie waarbij de inrichting volledig in bedrijf is (behoudens afwijkingen met een beperkte frequentie) en bestaat uit de hierna omschreven akoestisch relevante activiteiten. De Almense Tennis Club (hierna ATC) heeft een clubhuis met een “kleine” kantine en kleedhokken. Er zijn 3 tennisbanen. De openingstijden van de tennisbaan zijn van 9.00 tot 23.00 uur. ATC heeft circa 150 leden. Op een “drukke” dag zijn de banen continu bezet. Voor het clubhuis is een terras aanwezig waarop gemiddeld circa 15 personen aanwezig zijn. De leden komen op de fiets of met een personenwagen naar de inrichting en parkeren hun voertuig op de daartoe bestemde openbare parkeerplaatsen. In de dag‐, avond‐ en nacht periode zijn er respectievelijk circa 24, 20 en 2 bewegingen over de Berkelweg. Binnen de inrichting vinden ook werkzaamheden aan de tennisbaan plaats. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een bladblazer en een tractor voor het egaliseren van de baan. Het bladblazen van de tennisbaan vindt circa 8 keer in een jaar plaats. De bladblazer is hierbij circa een half uur in de dagperiode in bedrijf. Het egaliseren van de tennisbaan gebeurt in de zomerperiode circa 1 x per week. De tractor is hierbij circa 3 uur in de dagperiode in bedrijf. Het bladblazen en egaliseren met de tractor vindt niet gelijktijdig plaats. In het clubhuis en op het terras vinden geen feesten en partijen plaats. De inrichting heeft geen omroepinstallatie. Uitgangspunt voor het stemgeluid (spreken en lachen) op het terras is een bronniveau van gemiddeld 83 dB(A). Het stemgeluid treedt op over een periode van circa 4,8 uur (40%) in de dagperiode en 1,6 uur (40%) in de avondperiode. In de nachtperiode de inrichting gesloten.
20092582.01 / definitief / 1 mei 2009
4
2.3
Bedrijfsomschrijving openlucht zwembad “De Berkel” De nieuwe inrichting is gelegen aan de Berkelweg 7 te Almen. De representatieve bedrijfssituatie betreft de bedrijfssituatie waarbij de inrichting volledig in bedrijf is (behoudens afwijkingen met een beperkte frequentie) en bestaat uit de hierna omschreven akoestisch relevante activiteiten. Het openlucht zwembad heeft twee baden, een pierenbad, een winkel, kleedhokken en 3 trekkershutten. Op een topdag komen er circa 1200 bezoekers naar het zwembad en is het zwembad geopend tot circa 20.00 uur. De bezoekers komen op de fiets of met een personenwagen naar de inrichting en stallen de fiets en parkeren hun voertuig op de daartoe bestemde openbare plaatsen. In de dag‐ en avondperiode komen circa 30 % van de bezoekers met de auto naar de inrichting. Tevens wordt er vanuit gegaan dat er per auto circa 3 à 4 personen aanwezig zijn. Dit geeft in de dag‐ en avondperiode respectievelijk circa 140 en 60 bewegingen over de Berkelweg. Binnen de inrichting is een omroepinstallatie aanwezig. In de dag‐ en avondperiode worden respectievelijk circa 18 en 6 omroepen gedaan (circa 10 seconde per oproep). Het bronvermogen bedraagt 94 dB(A). Uitgangspunt voor het stemgeluid (spelende kinderen) is een bronniveau van gemiddeld 93 dB(A). Het stemgeluid treedt op over een periode van circa 8 uur in de dagperiode en 1 uur in de avondperiode. In de nachtperiode is de inrichting gesloten. Incidentele situatie Twee keer per jaar wordt er tijdens het evenement “het Italiaans voorafje” en het zwemfeest, versterkte muziek door de omroep installatie ten gehore gebracht. Het bronvermogen bedraagt circa 94 dB(A). Deze situatie is buiten beschouwing gelaten.
2.4
Geluidsvoorschriften De inrichtingen vallen onder het “Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen”, ook wel het Activiteitenbesluit genoemd. De geluidsvoorschriften zijn opgenomen in afdeling 2.8 “Geluidhinder”, artikel 2.17 tot en met 2.22 van het Activiteitenbesluit. In artikel 2.17 lid 1 zijn de geluidsvoorschriften opgenomen. Voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het piekniveau (LAmax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad‐ en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat de geluidsniveaus niet meer mogen bedragen dan de in tabel 2 aangegeven waarden.
20092582.01 / definitief / 1 mei 2009
5
Tabel 1
Geluidsvoorschriften gevoelige gebouwen
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen LAr,LT in in‐ of aanpandige gevoelige gebouwen LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen LAmax in in‐ of aanpandige gevoelige gebouwen
07.00‐19.00 uur 50 dB(A) 35 dB(A) 70 dB(A) 55 dB(A)
19.00‐23.00 uur 45 dB(A) 30 dB(A) 65 dB(A) 50 dB(A)
23.00‐07.00 uur 40 dB(A) 25 dB(A) 60 dB(A) 45 dB(A)
Indirecte hinder Voor het inrichtingsgebonden verkeer (het verkeer op de openbare weg), van en naar de inrichting, wordt in het Activiteitenbesluit geen toetsingskader aangegeven. Echter in afdeling 2.1 van het Besluit wordt onder de zorgplicht wel gesteld dat degene die een inrichting bedrijft gesteld wordt om het geluidsniveau tot een aanvaardbaar niveau te verlagen, dit om geluidshinder te beperken. Het inrichtingsgebonden verkeer (het verkeer op de openbare weg), van en naar de inrichting, zal daarom beoordeeld worden volgens de circulaire “Beoordeling geluidshinder wegverkeer”. Conform deze circulaire dienen de akoestisch herkenbare geluidniveaus veroorzaakt door wegverkeersbewegingen van en naar de inrichting separaat van de geluidniveaus vanwege de inrichting zelf te worden berekend. Hierbij wordt uitsluitend een maximum gesteld aan de gemiddelde geluidniveaus in een etmaal. Bij vergunningverlening kan worden uitgegaan van de voorkeursgrenswaarde van LAeq=50 dB(A) etmaalwaarde en een maximale grenswaarde van 65 dB(A) etmaalwaarde. Indien een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde niet kan worden voorkomen kan, mits gemotiveerd, een ontheffing worden overwogen tot de maximale grenswaarde van 65 dB(A) etmaalwaarde.
20092582.01 / definitief / 1 mei 2009
6
3
AKOESTISCHE GEGEVENS In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de immissierelevante geluidsbronnen en de wijze waarop deze gegevens zijn verkregen.
3.1
Gehanteerde meet‐ en rekenmethoden De bronsterktes van de geluidsbronnen zijn bepaald aan de hand van metingen en berekeningen. De metingen en de berekeningen zijn uitgevoerd overeenkomstig de specialistische methoden uit de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999”, te weten methode II.2 de geconcentreerde bronmethode.
3.2
Geluidsmetingen Op 31 maart en 1 april zijn geluidsmetingen uitgevoerd. In tabel 2 is een overzicht gegeven van de gebruikte meetapparatuur. Tabel 2 Gebruikte meetapparatuur Meetapparatuur Real time analyzer Microfoon Voorversterker Akoestische calibrator
Fabrikaat Rion Rion Rion Norsonic
Type NA‐28 UC‐53A NH‐20 1251
In bijlage 2 zijn de resultaten van de geluidsmetingen en de berekeningen van de bronsterktes opgenomen. In de navolgende paragrafen is een overzicht van de geluidsbronnen gegeven.
3.3
Overzicht van de geluidsbronnen
3.3.1
Uitpandige stationaire installaties en activiteiten In tabel 3 zijn de uitpandige stationaire installaties en activiteiten inclusief bedrijfsduren samengevat. Tabel 3 Uitpandige stationaire geluidsbronnen (LAeq). Geluidsbron
Bronsterkte (LAeq) [dB(A)]
Representatieve bedrijfssituatie tennisbaan 001‐006 tennissen 007‐008 stemgeluid Representatieve bedrijfssituatie zwembad 009‐012 stemgeluid (spelende kinderen) 013‐014 omroepinstallatie 015‐016 fluitsignaal
84 83 93 94 119
Bedrijfsduur per etmaalperiode [uren] dagperiode avondperiode nachtperiode (07.00‐19.00) (19.00‐23.00) (23.00‐07.00) 1,2 0,4 ‐‐ 2,4 0,8 ‐‐ 2,0 0,25 ‐‐ 0,050 0,017 ‐‐ 0,001 0,003 ‐‐
20092582.01 / definitief / 1 mei 2009
7
3.3.2
Mobiele geluidsbronnen De mobiele geluidsbronnen betreft de rijdende tractor en het gebruik van de bladblazer op de tennisbaan. In tabel 4 zijn de lijnbronnen samengevat. Tabel 4 Mobiele bronnen zonder vaste rijroute Geluidsbron locatienr.
Bronsterkte (Lw) [dB(A)]
omschrijving
Representatieve bedrijfssituatie tennisbaan 001 tractor(tje) in bedrijf 002 bladblazer
97 100
Bedrijfsduur per etmaalperiode [uren] dagperiode avondperiode nachtperiode (07.00‐19.00) (19.00‐23.00) (23.00‐07.00) 3,0 ‐‐ ‐‐ 1,5 ‐‐ ‐‐
Ten behoeve van het bepalen van de maximale geluidsniveaus wordt rekening gehouden met een bronvermogen: • voor stemgeluid van LAmax = 99 dB; • voor omroepinstallatie van LAmax = 100 dB; • voor de fluit van LAmax = 120 dB (maatgevend voor het zwembad) • voor de tractor van LAmax = 100 dB; • voor de bladblazer van LAmax = 103 dB (maatgevend voor ATC); • Voor het tennissen van LAmax = 98 dB.
3.4
Gehanteerde rekenmethode Door middel van overdrachtsberekeningen zijn de optredende geluidsniveaus ter plaatse van de beoordelingspunten bepaald. De overdrachtsberekeningen zijn uitgevoerd overeenkomstig methode II uit de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai, 1999”. Bij de berekening van de overdracht van geluid is uitgegaan van een afname van het geluidsniveau door geometrische uitbreiding, luchtabsorptie en bodemabsorptie. Tevens is rekening gehouden met reflecties en afscherming op het terrein van de inrichting en in de omgeving. De geluidscontour met betrekking tot het tennissen is gecorrigeerd met een toeslag van 5 dB in verband met het impulsachtige geluid, conform de HMRI 1999.
20092582.01 / definitief / 1 mei 2009
8
4
RESULTATEN EN BEOORDELING Bepaling van de geluidsniveaus gedurende de dag‐ en avondperiode vindt plaats op een (grid)hoogte van 5 meter over het plangebied. De invoergegevens van het rekenmodel zijn in bijlage 3 opgenomen. De geluidscontouren van ATC over woningbouwlocatie fase 1 en 2 worden in bijlage 4 weergegeven en de geluidscontouren van het zwembad over woningbouwlocatie fase 1 en 2 zijn opgenomen in bijlage 5. In bijlage 6 worden de meest maatgevend geluidscontouren over de plangebieden weergegeven. De geluidscontour met betrekking tot het tennissen is gecorrigeerd met een toeslag van 5 dB in verband met het impulsachtige geluid, conform de HMRI 1999.
4.1
Beoordeling plangebied fase 1
4.1.1
Tennisbaan ATC Uit de geluidscontouren behorend bij de tennisbaan zoals weergegeven in bijlage 4 blijkt dat voor de berekende beoordelingshoogte: • het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 50 dB(A) niet wordt overschreden; • het maximaal geluidsniveau van 70 dB(A) niet wordt overschreden; • het equivalent geluidsniveau van 50 dB(A) ten gevolge van de indirecte hinder niet wordt overschreden. Woningbouw op locatie fase 1 ondervindt geen akoestische beperkingen ten gevolge van de tennisbaan ATC.
4.1.2
Zwembad “De Berkel” Uit de geluidscontouren behorend bij het zwembad zoals weergegeven in bijlage 5 blijkt dat voor de berekende beoordelingshoogte: • het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 50 dB(A) niet wordt overschreden; • het maximaal geluidsniveau van 70 dB(A) niet wordt overschreden; • het equivalent geluidsniveau van 50 dB(A) ten gevolge van de indirecte hinder voor een klein gedeelte wordt overschreden. Indien een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde niet kan worden voorkomen kan, mits gemotiveerd, een ontheffing worden overwogen tot de maximale grenswaarde van 65 dB(A) etmaalwaarde. Akoestische voorziening In het gebied met een geluidsbelasting ten gevolge van de indirecte hinder hoger dan 50 dB(A) zal de initiatiefnemer van het plan bij de aanvraag van de bouwvergunning moeten aantonen dat het binnenniveau in de woningen voldoet aan de gestelde wettelijke eisen ten einde het zwembad niet in hun activiteiten te beperken. Hiertoe zal aanvullend een akoestisch onderzoek noodzakelijk zijn waarin per geluidsgevoelige ruimte de geluidswering van de gevel wordt bepaald. Door de gemeente zal middels een maatwerkvoorschrift de hogere geluidsbelasting in de vergunning / melding opgenomen dienen te worden.
20092582.01 / definitief / 1 mei 2009
9
4.2
Beoordeling plangebied fase 2
4.2.1
Tennisbaan ATC Uit de geluidscontouren behorend bij de tennisbaan zoals weergegeven in bijlage 4 blijkt dat voor de berekende beoordelingshoogte: • het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 50 dB(A) wordt voor een klein gedeelte van het plangebied overschreden. • het maximaal geluidsniveau van 70 dB(A) wordt voor een klein gedeelte van het plangebied overschreden; • het equivalent geluidsniveau van 50 dB(A) ten gevolge van de indirecte hinder voor een klein gedeelte van het plangebied wordt overschreden. Akoestische voorziening Indien in het gebied met een geluidsbelasting hoger dan 50 dB(A), ten gevolge van de tennisbaan ATC woningbouw geprojecteerd zal worden zullen akoestische voorzieningen getroffen dienen te worden in de vorm van een geluidsscherm of geluidswal ten einde de tennisbaan ATC niet in hun activiteiten te beperken.
4.2.2
Zwembad “De Berkel” Uit de geluidscontouren behorend bij het zwembad zoals weergegeven in bijlage 5 blijkt dat voor de berekende beoordelingshoogte: • het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 50 dB(A) niet wordt overschreden; • het maximaal geluidsniveau van 70 dB(A) niet wordt overschreden; • het equivalent geluidsniveau van 50 dB(A) ten gevolge van de indirecte hinder voor een klein gedeelte wordt overschreden. Indien een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde niet kan worden voorkomen kan, mits gemotiveerd, een ontheffing worden overwogen tot de maximale grenswaarde van 65 dB(A) etmaalwaarde. Akoestische voorziening In het gebied met een geluidsbelasting ten gevolge van de indirecte hinder hoger dan 50 dB(A) zal de initiatiefnemer van het plan bij de aanvraag van de bouwvergunning moeten aantonen dat het binnenniveau in de woningen voldoet aan de gestelde wettelijke eisen ten einde het zwembad niet in hun activiteiten te beperken. Hiertoe zal aanvullend een akoestisch onderzoek noodzakelijk zijn waarin per geluidsgevoelige ruimte de geluidswering van de gevel wordt bepaald. Door de gemeente zal middels een maatwerkvoorschrift de hogere geluidsbelasting in de vergunning / melding opgenomen dienen te worden.
20092582.01 / definitief / 1 mei 2009
10
BIJLAGE 1
SITUATIE EN FIGUREN
LEGENDA
28
38
42
40
44
46
36
10
8
6
0m
4
2a 2
schaal = 1 : 1500 oorsprong = 217460, 463280
30
463600 2
12
40 m
32
4
6 8 10
22
463550
3
1
1
463500
463450
463400
008 5
2 0 0 2 0 0 01 0 001
007
004 001 002
005
01 2 0006 00
002 003 002 001
001
011 12
016 010
463350
013
014
015
009
012 463300
217500
217550
217600
Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M01 tennisbaan en zwembad, LArlt [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: Computerpplot objecten, grid en bronnen tennisbaan en zwembad
217650
217700
BIJLAGE 2
BEREKENINGEN BRONSTERKTES
Almen zuid fase 1 Tennisbaan
20092582
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
tractor(tje) in bedrijf 31-3-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 0,40 5,00 1,00
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 38,3 51,7 65,3 65,4 67,2 67,6 67,6 65,8 54,2 74,4 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 57,3 70,7 88,3 88,4 90,2 90,6 90,6 88,8 77,2 97,4
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
bladblazer 31-3-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 1,00 4,00 1,50
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 13,2 28,5 62,0 62,3 71,4 73,8 73,5 68,6 61,4 78,6 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 23,0 23,0 23,0 23,0 23,0 23,0 23,0 23,0 23,0 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 30,2 45,5 83,0 83,3 92,4 94,8 94,5 89,6 82,4 99,6
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
tennissen 31-3-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 1,50 5,00 1,80
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 26,4 35,7 39,1 46,2 49,0 59,5 49,5 43,9 34,6 60,6 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 45,4 54,7 62,1 69,2 72,0 82,5 72,5 66,9 57,6 83,5
Source Explorer V2.12
Almen zuid fase 1 Tennisbaan
20092582
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
stemgeluid 31-3-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 1,60 3,00 1,90
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 21,8 33,7 38,3 48,0 60,7 58,3 57,5 51,5 40,2 64,2 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 20,5 20,5 20,5 20,5 20,5 20,5 20,5 20,5 20,5 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 36,3 48,2 56,8 66,5 79,2 76,8 76,0 70,0 58,7 82,7
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
tractor(tje) in bedrijf, Lamax 31-3-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 0,40 5,00 1,00
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 45,0 55,7 67,0 66,9 69,2 71,2 70,7 68,8 56,9 77,1 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 64,0 74,7 90,0 89,9 92,2 94,2 93,7 91,8 79,9 100,1
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
bladblazer, LAmax 31-3-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 1,00 4,00 1,50
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 18,6 31,2 64,5 65,0 74,7 77,2 75,8 71,6 64,8 81,6 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 23,0 23,0 23,0 23,0 23,0 23,0 23,0 23,0 23,0 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 35,6 48,2 85,5 86,0 95,7 98,2 96,8 92,6 85,8 102,6
Source Explorer V2.12
Almen zuid fase 1 Tennisbaan
20092582
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
tennissen, LA,max 31-3-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 1,50 5,00 1,80
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 40,5 49,8 53,2 60,3 63,1 73,6 63,6 58,0 48,7 74,7 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 25,0 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 59,5 68,8 76,2 83,3 86,1 96,6 86,6 81,0 71,7 97,6
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
stemgeluid, LAmax 31-3-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 1,60 3,00 1,90
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 38,0 50,0 54,0 64,0 77,0 74,0 73,0 72,0 57,0 80,6 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 20,5 20,5 20,5 20,5 20,5 20,5 20,5 20,5 20,5 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 52,5 64,5 72,5 82,5 95,5 92,5 91,5 90,5 75,5 99,1
Source Explorer V2.12
Meting zwembad
20092582
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
Omroepinstallatie (voorzijde) 1-4-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 4,00 10,00 2,00
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 22,7 27,7 36,6 52,2 60,9 60,3 56,2 46,6 27,0 64,7 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 47,7 52,7 65,6 81,2 89,9 89,3 85,2 75,6 56,0 93,7
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
fluitsignaal badmeester 1-4-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 1,70 10,00 2,20
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 15,2 27,8 29,8 27,7 36,5 40,0 90,0 69,8 59,2 90,0 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 40,2 52,8 58,8 56,7 65,5 69,0 119,0 98,8 88,2 119,0
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
stemgeluid (spelende kinderen) 31-3-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 1,20 10,00 1,90
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 21,8 33,7 38,3 48,0 60,7 58,3 57,5 51,5 40,2 64,2 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 46,8 58,7 67,3 77,0 89,7 87,3 86,5 80,5 69,2 93,2
Source Explorer V2.12
Meting zwembad
20092582
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
Omroepinstallatie, LAmax 1-4-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 4,00 10,00 2,00
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 32,4 32,6 42,3 61,3 66,3 66,5 64,4 51,7 36,6 71,1 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 57,4 57,6 71,3 90,3 95,3 95,5 93,4 80,7 65,6 100,1
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
stemgeluid (spelende kinderen), LAmax 31-3-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 1,20 10,00 1,90
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 28,0 40,0 44,0 52,0 65,0 62,0 62,0 58,0 46,0 68,6 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 53,0 65,0 73,0 81,0 94,0 91,0 91,0 87,0 75,0 97,6
II2 GECONCENTREERDE BRON ___________________________________________________________________________________________ Onderdeel Bronnaam MeetDatum Meetduur Type geluid Temperatuur [°C] Windsnelheid [m/s] Hoek windricht [°] RV [%] Alu conform Bronhoogte [m] Meetafstand [m] Meethoogte [m]
: : : : : : : : : : : : :
fluitsignaal badmeester, LAmax 1-4-2009 : : Continu ----HMRI-II.8 1,70 10,00 2,20
Frequentie [Hz] : 31.5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 dB(A) —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lp [dB(A)] : 17,6 30,2 35,1 39,6 44,0 45,5 91,0 70,9 62,6 91,0 Achtergr [dB(A)] : ----------DGeo [dB] : 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 31,0 DAlu*R [dB] : 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 DBodem [dB] : 6,0 6,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————— Lw [dB(A)] : 42,6 55,2 64,1 68,6 73,0 74,5 120,0 99,9 91,6 120,0
Source Explorer V2.12
BIJLAGE 3
INVOERGEGEVENS
Bijlage 3 Invoergegevens
Alcedo
Model:M01 tennisbaan en zwembad, LArlt - V01 - 20092582 Groep:hoofdgroep Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Id Omschrijving Bf --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------001 harde bodem 0,00 002 harde bodem 0,00 003 harde bodem 0,00 004 harde bodem 0,00 005 harde bodem 0,00 006 1 4 1 2
Geonoise V5.43
harde bodem
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
14‐4‐2009 15:30:20
Bijlage 3 Invoergegevens
Alcedo
Model:M01 tennisbaan en zwembad, LArlt - V01 - 20092582 Groep:hoofdgroep Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Id Omschrijving X-1 Y-1 Hoogte Rel.H Maaiveld Cp Refl. 1k Koppel1 --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------3 B22 217793,80 463683,03 8,00 8,00 0,00 0 dB 0,80 -4 B22 217800,33 463627,80 8,00 8,00 0,00 0 dB 0,80 -5 B22 217806,22 463618,51 8,00 8,00 0,00 0 dB 0,80 -6 B22 217852,60 463696,37 8,00 8,00 0,00 0 dB 0,80 -9 B22 217821,65 463628,21 8,00 8,00 0,00 0 dB 0,80 -10 12 13 14 15
B22 B22 B22 B22 B22
217821,65 217720,79 217724,11 217745,71 217599,78
463628,21 463674,88 463632,91 463632,23 463576,25
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
16 18 25 26 27
B22 B22 B22 B22 B22
217591,06 217600,04 217629,63 217560,44 217589,46
463604,90 463594,01 463666,86 463671,00 463695,50
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
28 35 36 44 45
B22 B22 B22 B22 B22
217523,07 217664,09 217500,18 217453,43 217400,38
463648,79 463340,58 463618,24 463550,29 463485,99
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
47 49 50 53 59
B22 B22 B22 B22 B22
217696,72 217756,51 217456,30 217580,62 217435,50
463621,01 463603,41 463634,01 463583,01 463523,08
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
60 64 65 68 72
B22 B22 B22 B22 B22
217415,12 217444,83 217434,36 217443,33 217459,04
463675,39 463614,59 463627,47 463595,65 463547,25
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
73 74 75 79 81
B22 B22 B22 B22 B22
217480,20 217486,56 217481,31 217500,93 217582,73
463533,93 463497,67 463505,59 463604,16 463701,31
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
82 84 86 89 90
B22 B22 B22 B22 B22
217634,21 217659,13 217687,59 217748,72 217776,49
463598,89 463642,43 463642,77 463644,24 463627,79
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
91 92 93 94 95
B22 B22 B22 B22 B22
217672,91 217695,18 217734,49 217730,51 217723,62
463662,90 463664,37 463673,88 463684,85 463681,52
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
96 97 98 99 100
B22 B22 B22 B22 B22
217765,97 217685,31 217620,85 217645,18 217646,53
463620,78 463624,66 463507,04 463478,99 463471,11
8,00 8,00 8,00 8,00 3,00
8,00 8,00 8,00 8,00 3,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
101 102 103 105 106
B22 B22 B22 B22 B22
217648,25 217676,12 217729,91 217554,30 217612,06
463478,71 463495,22 463603,14 463649,25 463649,84
8,00 3,00 8,00 8,00 8,00
8,00 3,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
113 114 115 116 117
B22 B22 B22 B22 B22
217578,98 217582,69 217582,29 217605,75 217578,62
463292,55 463299,69 463308,78 463348,36 463321,34
3,00 3,00 3,00 5,00 8,00
3,00 3,00 3,00 5,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
118 119 120 121 122
B22 B22 B22 B22 B22
217647,29 217593,17 217589,49 217610,66 217453,38
463326,46 463357,69 463358,10 463388,91 463624,21
3,00 3,00 8,00 3,00 8,00
3,00 3,00 8,00 3,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
123 124 125 128 129
B22 B22 B22 B22 B22
217460,68 217514,45 217522,72 217450,50 217433,70
463610,49 463624,05 463625,91 463476,34 463479,11
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
130 131 132 133 134
B22 B22 B22 B22 B22
217446,07 217456,20 217450,00 217455,33 217457,22
463486,37 463486,02 463665,04 463671,77 463645,19
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
135 136 137 138 139
B22 B22 B22 B22 B22
217452,53 217440,70 217543,26 217552,35 217410,01
463664,34 463604,49 463579,87 463577,30 463537,74
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
Geonoise V5.43
14‐4‐2009 15:30:20
Bijlage 3 Invoergegevens
Alcedo
Model:M01 tennisbaan en zwembad, LArlt - V01 - 20092582 Groep:hoofdgroep Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Id Omschrijving X-1 Y-1 Hoogte Rel.H Maaiveld Cp Refl. 1k Koppel1 --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------140 B22 217416,90 463512,88 8,00 8,00 0,00 0 dB 0,80 -145 B22 217397,35 463637,24 8,00 8,00 0,00 0 dB 0,80 -146 B22 217387,09 463685,75 8,00 8,00 0,00 0 dB 0,80 -149 B22 217389,12 463470,68 8,00 8,00 0,00 0 dB 0,80 -150 B22 217421,93 463474,12 8,00 8,00 0,00 0 dB 0,80 -151 B22 217724,10 463674,99 8,00 8,00 0,00 0 dB 0,80 -152 155 157 158 160
B22 B22 B22 B22 B22
217786,22 217590,07 217631,44 217583,73 217540,08
463682,75 463607,79 463624,02 463677,31 463670,73
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
169 176 180 182 184
B22 B22 B22 B22 B22
217665,19 217468,12 217480,61 217486,64 217482,04
463331,87 463666,24 463677,71 463663,46 463667,81
3,00 8,00 8,00 8,00 8,00
3,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
186 188 190 192 196
B22 B22 B22 B22 B22
217415,29 217422,39 217383,15 217405,81 217397,36
463546,21 463553,43 463601,29 463597,67 463648,29
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
197 200 203 204 209
B22 B22 B22 B22 B22
217399,92 217784,36 217396,73 217394,44 217665,48
463639,32 463635,81 463657,19 463664,78 463623,61
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
210 211 216 217 221
B22 B22 B22 B22 B22
217655,27 217465,27 217555,99 217546,32 217696,72
463615,54 463620,03 463558,38 463598,98 463621,01
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
223 224 226 227 228
B22 B22 B22 B22 B22
217663,66 217378,74 217791,38 217768,81 217585,94
463623,59 463642,63 463620,83 463627,60 463584,87
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
229 230 231 232 233
B22 B22 B22 B22 B22
217580,90 217579,15 217636,99 217604,60 217485,98
463342,94 463346,69 463294,42 463407,63 463479,59
3,00 3,00 3,00 2,50 8,00
3,00 3,00 3,00 2,50 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
234 237 238 239 240
B22 B22 B22 B22 B22
217524,23 217682,04 217760,96 217784,42 217472,93
463575,27 463676,37 463631,92 463615,14 463635,27
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
241 242 244 254 256
B22 B22 B22 B22 B22
217457,23 217431,77 217522,13 217556,90 217556,57
463631,27 463667,39 463655,75 463578,39 463600,70
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
258
B22
217552,07 217409,74 217414,15 217378,56 217496,74
463569,92 463553,97 463525,28 463614,75 463605,41
8,00 0,00 0,00 0,00 0,00
8,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
------
217433,04 217654,01
463658,60 463458,83
0,00 3,00
0,00 3,00
0,00 0,00
0 dB 0 dB
0,80 0,80
---
Geonoise V5.43
14‐4‐2009 15:30:20
Bijlage 3 Invoergegevens
Alcedo
Model:M01 tennisbaan en zwembad, LArlt - V01 - 20092582 Groep:hoofdgroep Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Id Gekoppeld item - omschrijving 1 --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------3 -4 -5 -6 -9 -10 12 13 14 15
------
16 18 25 26 27
------
28 35 36 44 45
------
47 49 50 53 59
------
60 64 65 68 72
------
73 74 75 79 81
------
82 84 86 89 90
------
91 92 93 94 95
------
96 97 98 99 100
------
101 102 103 105 106
------
113 114 115 116 117
------
118 119 120 121 122
------
123 124 125 128 129
------
130 131 132 133 134
------
135 136 137 138 139
------
Geonoise V5.43
14‐4‐2009 15:30:20
Bijlage 3 Invoergegevens
Alcedo
Model:M01 tennisbaan en zwembad, LArlt - V01 - 20092582 Groep:hoofdgroep Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Id Gekoppeld item - omschrijving 1 --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------140 -145 -146 -149 -150 -151 -152 155 157 158 160
------
169 176 180 182 184
------
186 188 190 192 196
------
197 200 203 204 209
------
210 211 216 217 221
------
223 224 226 227 228
------
229 230 231 232 233
------
234 237 238 239 240
------
241 242 244 254 256
------
258
--------
Geonoise V5.43
14‐4‐2009 15:30:20
Bijlage 3 Invoergegevens
Alcedo
Model:M01 tennisbaan en zwembad, LArlt - V01 - 20092582 Groep:hoofdgroep Lijst van Grids, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Id Omschrijving Hoogte Maaiveld HDef. DeltaX DeltaY --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------001 plangebied 5,00 0,00 Relatief 3 3
Geonoise V5.43
14‐4‐2009 15:30:20
Bijlage 3 Invoergegevens
Alcedo
Model:M01 tennisbaan en zwembad, LArlt - V01 - 20092582 Groep:hoofdgroep Lijst van Lijnbronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Id Omschrijving X-1 Y-1 ISO maaiveldhoogte ISO H Pb(u)(D) Pb(u)(A) Pb(u)(N) --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------002 bladblazer 217631,90 463410,03 0,00 0,40 1,500 --001 tractor(tje) in bedrijf 217629,38 463412,29 0,00 0,40 3,000 ---
Geonoise V5.43
14‐4‐2009 15:30:20
Bijlage 3 Invoergegevens
Alcedo
Model:M01 tennisbaan en zwembad, LArlt - V01 - 20092582 Groep:hoofdgroep Lijst van Lijnbronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Id Lwr 31 Lwr 63 Lwr 125 Lwr 250 Lwr 500 Lwr 1k Lwr 2k Lwr 4k Lwr 8k Lwr Totaal --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------002 30,23 45,53 83,03 83,33 92,43 94,83 94,53 89,63 82,43 99,61 001 57,27 70,67 88,27 88,37 90,17 90,57 90,57 88,77 77,17 97,40
Geonoise V5.43
14‐4‐2009 15:30:20
Bijlage 3 Invoergegevens
Alcedo
Model:M01 tennisbaan en zwembad, LArlt - V01 - 20092582 Groep:hoofdgroep Lijst van Puntbronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Id Omschrijving X Y Hoogte Maaiveld Brontype Pb(u)(D) Pb(u)(A) --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------001 tennissen 217635,68 463391,39 1,00 0,00 Normaal 1,200 0,400 002 tennissen 217651,04 463393,91 1,00 0,00 Normaal 1,200 0,400 003 tennissen 217665,40 463396,17 1,00 0,00 Normaal 1,200 0,400 004 tennissen 217662,88 463418,59 1,00 0,00 Normaal 1,200 0,400 005 tennissen 217646,26 463416,07 1,00 0,00 Normaal 1,200 0,400 006 007 008 009 010
tennissen stemgeluid stemgeluid stemgeluid (spelende kinderen) stemgeluid (spelende kinderen)
217630,39 217616,28 217618,55 217658,64 217639,27
463413,55 463405,24 463392,65 463315,22 463356,43
1,00 1,00 1,00 1,50 1,50
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Normaal Normaal Normaal Normaal Normaal
1,200 2,400 2,400 2,001 2,001
0,400 0,800 0,800 0,250 0,250
011 012 013 014 015
stemgeluid (spelende kinderen) stemgeluid (spelende kinderen) Omroepinstallatie (voorzijde) Omroepinstallatie (voorzijde) fluitsignaal
217617,85 217601,37 217641,33 217604,25 217647,08
463367,55 463303,28 463331,29 463313,99 463313,83
1,50 1,50 4,00 4,00 1,70
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Normaal Normaal Normaal Normaal Normaal
2,001 2,001 0,050 0,050 0,001
0,250 0,250 0,017 0,017 0,003
016
fluitsignaal
217638,12
463361,18
1,70
0,00
Normaal
0,001
0,003
Geonoise V5.43
14‐4‐2009 15:30:20
Bijlage 3 Invoergegevens
Alcedo
Model:M01 tennisbaan en zwembad, LArlt - V01 - 20092582 Groep:hoofdgroep Lijst van Puntbronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Id Pb(u)(N) Lwr 31 Lwr 63 Lwr 125 Lwr 250 Lwr 500 Lwr 1k Lwr 2k Lwr 4k Lwr 8k Lwr Totaal --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------001 -45,37 54,67 62,07 69,17 71,97 82,47 72,47 66,87 57,57 83,53 002 -45,37 54,67 62,07 69,17 71,97 82,47 72,47 66,87 57,57 83,53 003 -45,37 54,67 62,07 69,17 71,97 82,47 72,47 66,87 57,57 83,53 004 -45,37 54,67 62,07 69,17 71,97 82,47 72,47 66,87 57,57 83,53 005 -45,37 54,67 62,07 69,17 71,97 82,47 72,47 66,87 57,57 83,53 006 007 008 009 010
------
45,37 36,33 36,33 46,79 46,79
54,67 48,23 48,23 58,69 58,69
62,07 56,83 56,83 67,29 67,29
69,17 66,53 66,53 76,99 76,99
71,97 79,23 79,23 89,69 89,69
82,47 76,83 76,83 87,29 87,29
72,47 76,03 76,03 86,49 86,49
66,87 70,03 70,03 80,49 80,49
57,57 58,73 58,73 69,19 69,19
83,53 82,74 82,74 93,20 93,20
011 012 013 014 015
------
46,79 46,79 47,69 47,69 40,19
58,69 58,69 52,69 52,69 52,79
67,29 67,29 65,59 65,59 58,79
76,99 76,99 81,19 81,19 56,69
89,69 89,69 89,89 89,89 65,49
87,29 87,29 89,29 89,29 68,99
86,49 86,49 85,19 85,19 118,99
80,49 80,49 75,59 75,59 98,79
69,19 69,19 55,99 55,99 88,19
93,20 93,20 93,67 93,67 119,03
016
--
40,19
52,79
58,79
56,69
65,49
68,99
118,99
98,79
88,19
119,03
Geonoise V5.43
14‐4‐2009 15:30:20
BIJLAGE 4
GELUIDSCONTOUREN ATC
LEGENDA
4
2a 2
< 30,0 dB(A) 30,0 - 35,0 dB(A) 35,0 - 40,0 dB(A)
30
463600
40,0 - 45,0 dB(A)
2
12
45,0 - 50,0 dB(A) 32
4
30,0
50,0 - 55,0 dB(A) 55,0 - 60,0 dB(A)
6
periode:
Etmaal
Groep:
egaliseren baan
8
M01 tennisbaan en zwembad, LA
10
30,0 22
30,0
463550
0m
30 m
schaal = 1 : 1100 oorsprong = 217460, 463350 35,0
35,0
35,0 3
1
1
463500
35,0 40,0
463450
002 002 00
002
463400
5
12
463350
217500
217550
Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M01 tennisbaan en zwembad, LArlt [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: Geluidscontour ATC Etmaalwaarde werkzaamheden tractor, contourhoogte 5 meter in dB(A)
217600
217650
LEGENDA
4
2a 2
< 30,0 dB(A) 30,0 - 35,0 dB(A) 35,0 - 40,0 dB(A)
30
463600
40,0 - 45,0 dB(A)
2
12
32
4
45,0 - 50,0 dB(A) 50,0 - 55,0 dB(A) 55,0 - 60,0 dB(A)
30,0
30,0 6
30,0
periode:
Etmaal
Groep:
bladblazen
8 10
M01 tennisbaan en zwembad, LA
22
463550
0m 30,0
30 m
schaal = 1 : 1100 oorsprong = 217460, 463350
35,0
3
1
35,0 1
463500
40,0 35,0
463450
002 002 00
002
463400
5
12
463350
217500
217550
Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M01 tennisbaan en zwembad, LArlt [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: Geluidscontour ATC Etmaalwaarde werkzaamheden bladblazer, contourhoogte 5 meter in dB(A)
217600
217650
LEGENDA
4
2a 2
< 30,0 dB(A) 30,0 - 35,0 dB(A) 30,0
40,0 - 45,0 dB(A)
2
12
35,0 - 40,0 dB(A)
30
463600
45,0 - 50,0 dB(A) 32
4
30,0
50,0 - 55,0 dB(A) 55,0 - 60,0 dB(A)
35,0 6
periode:
Etmaal
Groep:
tennissen met terras
8 10
30,0
Inclusief groepsreducties 35,0
M01 tennisbaan en zwembad, LA
22
463550
35,0 0m
30 m
schaal = 1 : 1100 oorsprong = 217460, 463350
40,0 3
1
1
463500
35,0
40,0
463450
005
006 007 463400
008 5
001
002
12
463350
217500
217550
Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M01 tennisbaan en zwembad, LArlt [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: Geluidscontour ATC Etmaalwaarde Tennissen en terras, contourhoogte 5 meter in dB(A), inclusief toeslag 5 dB impulsachtig geluid
217600
217650
4
2a
LEGENDA
2
< 40,0 dB(A) 40,0 - 45,0 dB(A)
45,0
45,0 - 50,0 dB(A)
30
2
12
4
40,0
50,0 - 55,0 dB(A)
40,0
55,0 - 60,0 dB(A)
32
463600
60,0 - 65,0 dB(A) 65,0 - 70,0 dB(A)
50,0
45,0
6
periode:
Etmaal
Groep:
Tennisbaan
8
50,0
10
M02 tennisbaan en zwembad, LA
22
50,0
463550
0m
30 m
schaal = 1 : 1100 oorsprong = 217460, 463350 50,0
55,0
463500
3
1 1
55,0
60,0
463450
463400
5
12
463350
217500
217550
Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M02 tennisbaan en zwembad, LAmax [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: geluidscontour ATC, Etmaalwaarde, contourhoogte 5 meter, in dB(A), LAmax, bladblazer
217600
217650
LEGENDA
2 50,0
45,0
Gebouw
30
Weg < 30,0 dB
2
12
30,0 - 35,0 dB
32
4 40,0
35,0
35,0 - 40,0 dB 40,0 - 45,0 dB 45,0 - 50,0 dB
6
30,0
50,0 - 55,0 dB
8
55,0 - 60,0 dB
10
45,0 50,0
22
periode:
Lden
Groep:
tennisbaan M03, fase 1, indirecte hinder
40,0 35,0 0m schaal = 1 : 1100
45,0
oorsprong = 217460, 463350
0021
50,0
1
40,0 35,0
1
3
45,0 50,0
5
12 Wegverkeerslawaai - RMW-2006, 20092582 - V01 - M03, fase 1, indirecte hinder [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43
Bijlage: geluidscontour ATC Etmaalwaarde indirecte hinder [dB(A)]
30 m
463650
LEGENDA
38
42
40
< 30,0 dB(A)48
44
46
50
30,0 - 35,0 dB(A)
36
35,0 - 40,0 dB(A) 40,0 - 45,0 dB(A) 45,0 - 50,0 dB(A) 50,0 - 55,0 dB(A) 55,0 - 60,0 dB(A) periode:
Etmaal
Groep:
egaliseren baan
30
Inclusief groepsreducties M04 fase 2, tennisbaan en zwem
32
463600
6
35,0
8
0m
10
35,0
35,0
30 m
schaal = 1 : 1100 oorsprong = 217560, 463380
463550
35,0
35,0
40,0
463500
1
40,0 40,0 40,0
45,0 45,0 45,0 463450
50,0 50,0
002
002
002
002
002
463400
5 217600
217650
Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M04 fase 2, tennisbaan en zwembad, LArlt [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: Geluidscontour ATC Etmaalwaarde werkzaamheden tractor, contourhoogte 5 meter in dB(A)
217700
217750
463650
LEGENDA
38
42
40
< 30,0 dB(A)48
44
46
50
30,0 - 35,0 dB(A)
36
35,0 - 40,0 dB(A) 40,0 - 45,0 dB(A) 45,0 - 50,0 dB(A) 50,0 - 55,0 dB(A) 55,0 - 60,0 dB(A) periode:
Etmaal
Groep:
bladblazen
30
Inclusief groepsreducties M04 fase 2, tennisbaan en zwem
32
463600
6 8
35,0
0m
10
35,0
30 m
schaal = 1 : 1100 oorsprong = 217560, 463380
463550
35,0
35,0
3
463500
1
40,0 40,0 40,0 40,0
45,0
45,0 463450
45,0 50,0 50,0
002
002
002
002
002
463400
5 217600
217650
Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M04 fase 2, tennisbaan en zwembad, LArlt [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: Geluidscontour ATC Etmaalwaarde werkzaamheden bladblazer, contourhoogte 5 meter in dB(A)
217700
217750
39a
2
LEGENDA < 30,0 dB(A)
38
42
40
36
44
30,0 48 - 35,0 50 dB(A)
46
35,0 - 40,0 dB(A) 40,0 - 45,0 dB(A) 45,0 - 50,0 dB(A) 50,0 - 55,0 dB(A) 55,0 - 60,0 dB(A)
periode:
Etmaal
Groep:
tennissen met terras
30
Inclusief groepsreducties
32
M04 fase 2, tennisbaan en zwem
6
0m
30 m
8
35,0
10
schaal = 1 : 1100 oorsprong = 217560, 463380
40,0
40,0
40,0
1
40,0
45,0 45,0
45,0
50,0
50,0
50,0 55,0 55,0
002
002
002
002
002
5 Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M04 fase 2, tennisbaan en zwembad, LArlt [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: Geluidscontour ATC Etmaalwaarde Tennissen en terras, contourhoogte 5 meter in dB(A), inclusief toeslag 5 dB impulsachtig geluid
463650
LEGENDA 38
42
40
< 45,0 dB(A)
44
48
46
50
45,0 - 50,0 dB(A)
36
50,0 - 55,0 dB(A) 55,0 - 60,0 dB(A) 60,0 - 65,0 dB(A) 65,0 - 70,0 dB(A) > 70,0 dB(A) periode:
Etmaal
Groep:
Tennisbaan
30
463600
32
M05 fase 2, tennisbaan en zwem
6
0m 50,0
30 m
8
schaal = 1 : 1100 10
oorsprong = 217560, 463380
463550
55,0 55,0
55,0
463500
55,0 1
60,0 60,0
60,0
60,0
65,0
463450
60,0 65,0
65,0 70,0
70,0
463400
5
217600
217650
Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M05 fase 2, tennisbaan en zwembad, LAmax [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: geluidscontour ATC, Etmaalwaarde, contourhoogte 5 meter, in dB(A), LAmax, bladblazer
217700
217750
38
44
42
40
36
LEGENDA
46
48
50
Gebouw Weg < 30,0 dB 30,0 - 35,0 dB 35,0 - 40,0 dB 40,0 - 45,0 dB 45,0 - 50,0 dB 50,0 - 55,0 dB
30
32
55,0 - 60,0 dB periode:
Lden
Groep:
tennisbaan M06, fase 2, indirecte hinder
6 8 10
50,0
45,0
40,0
30,0
35,0
0m
30 m
schaal = 1 : 1100 oorsprong = 217560, 463380
35,0 40,0
1
002
001
45,0
35,0 50,0
45,0 45,0
40,0 40,0
35,0
50,0
45,0
40,0
35,0
5 Wegverkeerslawaai - RMW-2006, 20092582 - V01 - M06, fase 2, indirecte hinder [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43
Bijlage: geluidscontour ATC Etmaalwaarde indirecte hinder [dB(A)]
30,0
BIJLAGE 5
GELUIDSCONTOUREN ZWEMBAD
LEGENDA
4
2a 2
< 30,0 dB(A) 30,0 - 35,0 dB(A) 40,0 - 45,0 dB(A)
2
12
35,0 - 40,0 dB(A)
30
35,0
463600
45,0 - 50,0 dB(A) 32
4
30,0
50,0 - 55,0 dB(A)
30,0
55,0 - 60,0 dB(A)
35,0 6
Etmaal
Groep:
Zwembad
8
35,0
periode:
10
M01 tennisbaan en zwembad, LA 35,0
22
463550
0m
30 m
schaal = 1 : 1100 oorsprong = 217460, 463350
3
1
40,0 1
463500
40,0
463450
463400
5
011 12
016 010
463350
217500
217550
Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M01 tennisbaan en zwembad, LArlt [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: Geluidscontour openlucht zwembad Etmaalwaarde, contourhoogte 5 meter in dB(A)
217600
217650
4
2a
LEGENDA
2
< 35,0 dB(A) 35,0 - 40,0 dB(A) 40,0 - 45,0 dB(A)
30
463600
45,0 - 50,0 dB(A)
2
12
32
4
50,0 - 60,0 dB(A) 60,0 - 65,0 dB(A) 65,0 - 70,0 dB(A)
35,0
6
35,0 35,0
periode:
Etmaal
Groep:
Zwembad
8 10
M02 tennisbaan en zwembad, LA
22 463550
0m
30 m
schaal = 1 : 1100 oorsprong = 217460, 463350
35,0
3
1
35,0
1
463500
40,0
463450
463400
5
12
463350
217500
217550
Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M02 tennisbaan en zwembad, LAmax [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: geluidscontour ATC, Etmaalwaarde, contourhoogte 5 meter, in dB(A), LAmax, fluitsignaal
217600
217650
LEGENDA
2
55,0
Weg
30
45,0
< 30,0 dB
2
12
Gebouw
30,0 - 35,0 dB
32
4
40,0
35,0 - 40,0 dB 30,0
40,0 - 45,0 dB 45,0 - 50,0 dB
6
35,0
50,0 - 55,0 dB
8
55,0 - 60,0 dB
10
55,0
22
45,0
periode:
Lden
Groep:
zwembad
50,0
M03, fase 1, indirecte hinder
40,0 0m schaal = 1 : 1100
55,0
1
40,0
1
3
50,0
oorsprong = 217460, 463350
002
45,0
55,0
45,0
50,0
5
12 Wegverkeerslawaai - RMW-2006, 20092582 - V01 - M03, fase 1, indirecte hinder [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43
Bijlage: geluidscontour zwembad Etmaalwaarde indirecte hinder [dB(A)]
30 m
39a
2
LEGENDA < 30,0 dB(A)
38
42
40
44
36
30,0 48 - 35,0 50 dB(A)
46
35,0 - 40,0 dB(A) 40,0 - 45,0 dB(A) 45,0 - 50,0 dB(A) 50,0 - 55,0 dB(A) 55,0 - 60,0 dB(A)
periode:
Etmaal
Groep:
Zwembad
30
32
M04 fase 2, tennisbaan en zwem
0m
30 m
6 8
schaal = 1 : 1100
10
oorsprong = 217560, 463380
40,0 40,0
1
40,0
45,0 45,0
45,0
5 Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M04 fase 2, tennisbaan en zwembad, LArlt [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: Geluidscontour zwembad Etmaalwaarde zwembad, contourhoogte 5 meter in dB(A)
463650
LEGENDA 38
42
40
< 45,0 dB(A)
44
46
48
50
45,0 - 50,0 dB(A)
36
50,0 - 55,0 dB(A) 55,0 - 60,0 dB(A) 60,0 - 65,0 dB(A) 65,0 - 70,0 dB(A) > 70,0 dB(A) periode:
Etmaal
Groep:
Zwembad
30
463600
32
M05 fase 2, tennisbaan en zwem
6
0m
30 m
8
schaal = 1 : 1100 10
oorsprong = 217560, 463380
463550
1
463500
45,0 463450
45,0 45,0
463400
5
217600
217650
Industrielawaai - IL, 20092582 - V01 - M05 fase 2, tennisbaan en zwembad, LAmax [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43 Bijlage: geluidscontour zwembad Etmaalwaarde, contourhoogte 5 meter, in dB(A), LAmax
217700
217750
38
42
40
36
44
LEGENDA
46
48
50
Gebouw Weg < 30,0 dB 30,0 - 35,0 dB 35,0 - 40,0 dB 40,0 - 45,0 dB 45,0 - 50,0 dB 50,0 - 55,0 dB
30
32
55,0 - 60,0 dB periode:
Lden
Groep:
zwembad M06, fase 2, indirecte hinder
6 8 10
55,0
50,0
45,0
35,0
40,0
0m
30 m
schaal = 1 : 1100 oorsprong = 217560, 463380
40,0 45,0
1
002
50,0
40,0 55,0
50,0 50,0
45,0 45,0
40,0
55,0
50,0
45,0
40,0
5 Wegverkeerslawaai - RMW-2006, 20092582 - V01 - M06, fase 2, indirecte hinder [P:\20092582\20092582\] , Geonoise V5.43
Bijlage: geluidscontour zwembad Etmaalwaarde indirecte hinder [dB(A)]
35,0
30,0
BIJLAGE 6
MOGELIJKHEDEN WONINGBOUW