1
Geloof en leven verweven (augustus - september 2014) Welk onderwijs vandaag? Al enkele jaren is er sprake van een onderwijshervorming in het secundair onderwijs. De vorige serieuze hervorming dateert van 1989. Toen werden type I en type II in een compromisvorm gegeven. En dat gebeurde niet zonder slag of stoot. Er waren scholen die van geen wijken wilden weten, er waren ‘verontruste’ ouders, die vreesden voor de kwaliteit van het onderwijs. Gaan we dat in de komende jaren opnieuw meemaken? Onderwijshervorming Natuurlijk is het zo dat ongeveer 25 jaar na de vorige hervorming er toch wel bijsturingen gebeurd zijn. Het kan niet dat er in het onderwijs helemaal niets verandert in een periode van 25 jaar. De hele maatschappij is geëvolueerd. Leerlingen leren vandaag misschien evenveel buiten als binnen de school. En de leermiddelen zijn er toch wel drastisch op vooruitgegaan. Toen ik als leraar begon, zaten wij nog met het zwarte bord en het witte krijt. Ondertussen hebben wij vandaag een ‘smartboard’ dat in feite als een computer bestuurd kan worden. Heel wat leerlingen hebben ook een tablet, die ze zichzelf moeten aanschaffen, zoals je vroeger een Bijbel of een atlas of een woordenboek moest kopen, die je dan toch wel een aantal jaren kon gebruiken. Vandaag is de computer niet meer weg te denken uit het onderwijsleven. Sommige scholen kopen zelfs een tablet voor hun leerlingen. Het is natuurlijk belangrijk om ervoor te zorgen dat elke leerling zoveel mogelijk gelijke kansen krijgt om zijn loopbaan in het onderwijs vol te maken. Er is nog heel wat schoolse achterstand en sommige leerlingen halen het einde van hun schoolse tijd niet en zitten dan zonder diploma op de arbeidsmarkt. Misschien is dat wel een bron van ongenoegen en opent dit voor sommige avonturiers de weg naar Syrië of Irak. Vandaar dat de Vlaamse regering die onderwijshervorming dringend moet aanpakken. Als men spreekt over de hervorming van het secundair onderwijs mag men niet uit het oog verliezen dat die moet aansluiten op wat er onderaan gebeurt. Ook het basisonderwijs heeft al jaren geleden nieuwe leerplannen gekregen, waar men dan hogerop soms weinig weet van heeft. En dan krijg je onvermijdelijk overgangsproblemen. Hetzelfde geldt voor het hoger onderwijs. Ook daar beweert men soms dat het secundair onderwijs nauwelijks voorbereid op wat er bovenaan verwacht wordt. En ook de lerarenopleiding moet stevig aangepakt worden, want die nieuwe leraren moeten precies de onderwijshervorming op het terrein concreet gestalte geven. In feite is de onderwijswereld vaak een vrij conservatief bastion. Het is moeilijk om daar iets in beweging te krijgen. ‘Wat goed is, moet men zo houden,’ hoor je soms zeggen. Maar die visie geldt dan vaak voor ‘de top’ van leerlingen die de wind in de zeilen hebben. En ze houdt weinig of geen rekening met leerlingen die van thuis uit niet de taal of de mogelijkheden gekregen hebben om op een begrijpelijk manier hun onderwijsloopbaan uit te bouwen. En ook leraren zijn niet altijd geneigd om nieuwe dingen uit te proberen. Zij raken soms wel eens vastgeroest in hun gemakkelijke routine. Natuurlijk zijn er ook anderen, die wel creatief met de wensen en uitdagende vragen van leerlingen proberen om te gaan en die hun onderwijs up-to-date willen houden. Ook zij moeten de structurele mogelijkheid krijgen om hun leerlingen het beste van zichzelf aan te bieden. En toch kom je in kranten en tijdschriften vaak nieuwe vormen van onderwijs tegen, zoals The New Teaching, of lesgeven met het hart, leren vanuit liefde voor het leven. Die methode wil de creatieve intelligentie stimuleren. Of de methode van Visible Learning of ‘Leren zichtbaar maken’. Daarin worden leerlingen aangezet tot leren, ongeacht hoe goed ze presteren. Ze worden ook gestimuleerd om open te staan voor nieuwe ervaringen. Elke leerling kan vooruitgaan en wordt door de leraar beïnvloed en ook leraren leren van hun fouten en vragen daarom feedback aan de leerlingen. De brede school in Brussel
2 Dan hebben we het nog niet gehad over de vele leerlingen die in de grote steden een taalachterstand hebben, omdat zij thuis geen Nederlands spreken of horen. Zij vallen als eersten uit. In die context hoor je vaak spreken van ‘witte’ of ‘zwarte’ scholen. Er ontstaan vaak hele bewegingen van leerlingen, weg van het centrum van de stad naar de buitenrand. En zo blijven dan in het centrum nog enkel ‘concentratiescholen’ over, die hun uiterste best doen om in een heel moeilijke context alle kinderen op te vangen. Vandaar ook dat leraren en directeurs in het Brusselse het soms niet zo lang uithouden, omdat zij in ondankbare omstandigheden moeten werken en dan nog weinig resultaat blijken te behalen. Zelfs de tweede generatie van migranten vindt zichzelf ten overstaan van de nieuwkomers ruim beter en kiest liever voor een ‘witte’ school. Dat is blijkbaar een normaal sociologisch en cultureel verschijnsel. Toch zijn er nog katholieke scholen in Brussel die zich het lot van de bevolking in Brussel aantrekken. Zo was ik een half jaar geleden getuige van de officiële opening van De Haven. Waar ik 30 jaar geleden nog schoolbezoeken verrichtte bij de Ursulinen in Laken, is dat gebouw met klooster nu helemaal verbouwd ten voordele van de kinderen uit het kleuter- en lager onderwijs. De Haven noemt zichzelf de brede school, die de wind in de zeilen heeft: ‘haven, natuurlijke of kunstmatige aanlegplaats voor schepen, die beschutting biedt tegen de storm, buiten alle gevaar.’ Het is een initiatief van het schoolbestuur Sint-Goedele van Brussel, dat met de steun van de Vlaamse Gemeenschapscommissie deze school omgebouwd heeft. En dat Brussel dan wat meer middelen krijgt, is wel begrijpelijk. Het gebouw was nog niet volledig klaar, maar werd toch al geopend – wellicht vóór de verkiezingen – door minister Guy Van Hengel en minister Brigitte Grouwels. Het vernieuwde gebouw biedt nu onderdak aan de gesubsidieerde vrije basisschool De Zenne, het initiatief voor buitenschoolse opvang Stroomopwaarts en het kinderdagverblijf De Zinnekes. Want het is ook even belangrijk om de ouders hierbij te betrekken. Kinderen kunnen haast van de wieg tot aan het einde van hun schoolloopbaan bij dezelfde onderwijsinstelling terecht. Dat schept een band van vertrouwen. De ouders worden ondersteund bij de opvang van de kinderen. Voor sommigen opent dit ook perspectieven om zelf Nederlands te leren en in groep te werken aan inburgering en ‘sociale inculturatie’. Bij die gelegenheid waren ook de kinderen zelf aanwezig, zij werden opgevangen door de leerlingen ‘Kinderzorg’ van het Sint-Guido-Instituut. Dit zijn mooie voorbeelden van een gedurfde en gezonde hervorming en ontwikkeling van het katholiek onderwijs in Brussel, waar de weg uiteraard nog heel lang is. Levenslang leren In onze tijd kom je er niet meer met je diploma alleen. In feite heb je dan de basiscompetenties verworven. Je hebt laten zien dat je min of meer zelfstandig kunt leren en werken. En dan begint het pas. In onze tijd haalde je een diploma, je zocht een baan en dat was dan voor de rest van je onderwijsloopbaan. Er waren weinig of geen mogelijkheden om die vlakke loopbaan te doorbreken of iets anders te gaan doen of hogerop te klimmen. Voor sommigen was dit misschien wel weggelegd, maar de grote meerderheid was tevreden met die vertrouwde job, waarin je vooral mocht profiteren van de lange vakanties. Tegenwoordig is het anders. Jonge mensen studeren als zij of hun ouders dat zinvol vinden, ze halen misschien wel een diploma en dan gaan ze op zoek naar werk. Hoe lang ze een job zullen houden, hangt van veel omstandigheden af. Zolang ze nog geld hebben om te reizen, gaat alles goed. Als de centen op zijn, moeten ze natuurlijk weer wat gaan werken. Er is haast geen rechtlijnige loopbaan meer te vinden. ‘Om de tien jaar moet je van job veranderen,’ hoor je ook wel eens zeggen. Voor sommigen duurt het echt niet zo lang. Jonge mensen gaan op zoek naar iets dat ze echt interessant vinden. Hun diploma hebben ze wel nodig om ergens binnen te geraken – als een bewijs van bekwaamheid of vaardigheid – maar daarna zoeken ze wel binnen het nieuwe bedrijf hun eigen weg. Of ze kiezen voor een of andere transfer, zoals dat vandaag zo vaak gebeurt bij voetballers en wielrenners. Blijkbaar zijn jongeren vandaag veel flexibeler geworden en ook daar moet het onderwijs op inspelen. Volwassenen houden ook nooit op om verder te studeren en te leren. Het hoeft dan niet
3 speciaal voor een of ander diploma te zijn, alhoewel je het ook nog ziet gebeuren, dat hier of daar iemand op latere leeftijd wenst te doctoreren. Maar neem nu computerkunde. Wij hebben dat nooit als een vak gekregen. Maar je kunt door vallen en opstaan – by trial and error – toch wel heel wat onder de knie krijgen. Als je iets echt nodig hebt, zul je er wel voor zorgen dat het voor elkaar komt, ofwel door het aan een of andere specialist of aan een vriend te vragen. Of misschien zelfs aan je kinderen of kleinkinderen, want die weten daar natuurlijk veel meer van. In Brussel is er ook zo een school voor volwassenenonderwijs, waar onze dochter Lieve lesgeeft. Het is niet altijd avondonderwijs, de cursussen verlopen in modules en dat kan ook overdag zijn. Zij heeft kunstwetenschappen gestudeerd, maar is na haar wereldreis volgend op haar studies altijd geboeid gebleven door de verre en vreemde wereld, die zij samen met een vriendin gedurende haast een jaar bezocht had. Vooral Azië en Afrika wisten haar bijzonder te boeien. Nu geeft zij al ongeveer tien jaar les aan anderstalige nieuwkomers. Zij heeft zowel de beginnerscursus als de cursus voor gevorderden gegeven. Elk jaar brengt weer nieuwe verrassingen. Momenteel heeft zij ook een coördinerende functie om collega’s te ondersteunen. Maar ook de culturele component verzorgt zij op school door middel van poëzie, toneel, bezoeken aan musea, enzovoort. Dat sluit heel goed aan bij de toneelcursussen die zij zelf nog volgt bij Wisper. Zij is maar wat blij met de mogelijkheden die een dergelijk onderwijs biedt. Meestal zijn het gemotiveerde en oudere leerlingen, die min of meer verplicht zijn om Nederlands te leren, als zij in ons land willen blijven. Die mensen hebben gelukkig geen problemen met hun papieren, want om naar school te mogen gaan, moet dat allemaal in orde zijn. En toch is zij zo gelukkig als die leerlingen op het einde van een module slagen en naar de volgende mogen overgaan. En ze ligt er wel eens wakker van als iemand niet geslaagd is en dan vraagt zij zich af of ze wel voldoende haar best gedaan heeft om die leerling op de best mogelijke manier te begeleiden. Jeugdbeweging Voor jongere leerlingen is het behoren tot een groep heel belangrijk. Het mag dan al een sport-, turn- of dansgroep zijn, het sociale leven moet ook opgebouwd worden. En dan is de jeugdbeweging toch een uitstekende gelegenheid om die sociale vaardigheden verder te ontwikkelen. Wij zijn zeer blij dat onze kleinkinderen ook die stap gezet hebben. Of het nu de KSA of de VKSJ of de Roodkapjes, de Chiro, de Scouts, de KAJ is, het maakt in feite allemaal niet zoveel uit. Je merkt dat zij stilaan opgenomen worden in een groter geheel en dat is een goede aanvulling bij de opvoeding die zij thuis en op school meekrijgen. De jongsten gaan uiteraard in de eerste plaats om te spelen. Want samen spelen is nog altijd veel leuker dan alleen, zouden wij zeggen. Een teamspel kun je niet alleen doen. Natuurlijk is er een goede afwisseling nodig tussen thuis, school en jeugdbeweging of sportclub. Het gevaar bestaat dat kinderen vandaag – met al die mogelijkheden op het vlak van tv, computer, iPad, smartPhone, tablet, enzovoort – nogal solitair en ongezond bezig zijn. Daarom is een gezonde dosering zeker geen luxe. Nog altijd vinden wij dat de eerste opvoeding thuis meegegeven wordt. Ook al is dat niet altijd meer zo evident, want waar is de thuis voor gebroken gezinnen, waar de kinderen de ene week hier en de andere week daar verblijven? Er zal dan veel gecommuniceerd en afgesproken moeten worden, zodat de kinderen toch min of meer een vaste structuur kunnen ervaren. Bij de grootouders ligt het dan weer iets anders. Daar mag het al wat losser zijn en dat weten de kleinkinderen maar al te goed. Dus die afwisseling is er al. De school is dan natuurlijk de plek om de leren, samen met andere kinderen. Daar al moeten zij leren omgaan met diversiteit en verschillen, want sommige klassen zullen meer homogeen zijn, andere dan weer meer heterogeen. En in de jeugdbeweging vinden zij dan weer een ruimte buiten het gezin, buiten de school, buiten de sportclub, waar zij zich met leeftijdgenootjes en oudere leiders en leidsters kunnen ontwikkelen. Je ziet ze onwillekeurig groeien. De kleinste van 7 voelde zich nog te klein om voor de eerste keer mee op kamp te gaan, zo ver weg in Sankt-Vith. Alhoewel zijn broer van 10 al een ‘ancien’ is en er graag op uittrekt. Dus mogelijk volgend jaar. Je moet af en toe eens op weg gaan om dan weer gezellig thuis te kunnen komen. En dan worden die
4 kinderen wat groter en groeien ze op tot aspirant en dan nog wat later tot leider. Ook dat is een uitstekende oefening om hun creativiteit en persoonlijkheid te laten open bloeien. De tijd van de jeugdbeweging is een excellente oefenschool om te leren groeien als mens. Voor sommigen is het dan voorbij als ze trouwen met iemand van een andere jeugdbeweging. Voor anderen – ik dank dan vooral aan de scouts - kan deze ingesteldheid een leven lang duren. Dialoogschool We hebben het nog niet gehad over de rol van de katholieke school vandaag. Want over de identiteit en de spiritualiteit en de schoolpastoraal hebben we nog niet gesproken. Mieke Van Hecke was een gedreven ambassadrice van het katholiek onderwijs, die tijdens het laatste jaar van haar loopbaan heel Vlaanderen rondtrok om haar ‘geestelijk testament’ te gaan doorgeven. Als eerste vrouw aan het hoofd van het katholiek onderwijs in de Guimardstraat heeft zij zeker haar pluimen verdiend. Zij heeft een belangrijk spoor getrokken buiten het huis, in de discussie en de onderhandelingen met ministers en andere koepels. Ook op radio en tv en in kranten kon zij altijd wel haar ‘mannetje’ staan, zoals de kop in de Gazet van Antwerpen luidde: ‘Jongeren tot marktproduct opleiden is moord op onderwijs.’ Misschien had zij daarom wel wat minder oog voor wat er in dat grote huis allemaal gegroeid en misschien scheef gegroeid was. Vanaf 1 augustus is de Leuvense theoloog Lieven Boeve de nieuwe directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO) geworden. Hij heeft van de bisschoppen toch wel een duidelijke opdracht meegekregen. Wellicht zal hij niet alleen naar buiten toe het gezicht van het katholiek onderwijs moeten zijn, hij zal ook in het huis zelf een en ander moeten reorganiseren. Want het is een huis met vele kamers en vele verdiepingen. En die zijn niet allemaal even gemakkelijk te bereiken en die werken niet allemaal even goed samen. Daar zal zeker wat meer gestroomlijnd mogen worden, zodat de kracht van het katholiek onderwijs ook van binnenuit meer kan stralen. Lieven Boeve heeft zopas een nieuw boek geschreven, Theologie in dialoog. Op het kruispunt van universiteit, kerk en samenleving, Kalmthout, Pelckmans, 2014. Daarin denkt hij na over de plaats van de theologie aan de universiteit, in de kerk en in de cultuur en samenleving. Die is zeker anders dan pakweg 50 jaar geleden. Er is ook een belangrijke passage over het katholiek onderwijs. In de optiek van Boeve hoeft er geen tegenspraak te zijn tussen katholiek en pluralistisch, wel integendeel! In zijn opinie leidt de ontmoeting met het levensbeschouwelijk andere niet automatisch tot minder identiteit, maar die kan net tot een groter besef van identiteit voeren. Want wie vandaag de katholieke identiteit gestalte wil geven, zal uit moeten gaan van de interlevensbeschouwelijke veelheid en kan met open vizier de dialoog met de andere aangaan. Hij houdt er niet van om het vak godsdienst in het secundair onderwijs te vervangen door een vak ‘education about religion’, zoals sommige politici vragen, met andere woorden een algemeen vak over godsdiensten. De nieuwe leerplannen zijn voldoende open en beantwoorden in hun deeldoelstellingen al aan deze verzuchting. Maar toch willen zij ook inhoudelijk de katholieke godsdienst blijven aanbieden. In de discussie over de identiteit van de katholieke school pleiten sommigen voor een ‘reconfessionalisering’ van de katholieke scholen, anderen dan weer voor een ‘neutralisering’. Lieven Boeve pleit resoluut voor de dialoogschool, die ook mee door professor Didier Pollefeyt ondersteund wordt. De kleurloze school beweert dat geloven iets voor thuis is. De kleurrijke school wil waarden en normen beleven en doorgeven, maar dat zou moeten gelden voor alle scholen. De monoloogschool wil een school zijn van, voor en door katholieken. Maar dat is dan weer geen toekomstperspectief in een pluralistische wereld en ze leidt tot segregatie en elitaire vorming. De dialoogschool lijkt het beste model te zijn. De leerplannen zoals die ongeveer 10 jaar geleden uitgeschreven werden, kunnen zeker nog mee. ‘De zorg voor de identiteit van het vak, enerzijds, en de zorg voor de gepluraliseerde klassensituatie, anderzijds, hoeven dus niet tegen elkaar uitgespeeld te worden, maar bieden ook vandaag kansen voor een informatief en authentiek godsdienstonderwijs. Dit veronderstelt uiteindelijk wel goed opgeleide leraren en een school en een kerk die de geloofwaardigheid van dit ambitieuze
5 programma mee ondersteunen’ (p. 242). De verwachtingen zijn hoog gespannen en de komende 10 jaar zullen uitwijzen waar het met ons katholiek onderwijs naartoe gaat. En of het de jongeren hun talenten zal laten ontwikkelen tot goed opgeleide mensen met een sterke persoonlijkheid. Jos Enkele vragen ter bespreking 1 Hoe kijk je met jullie groep tegen een mogelijke onderwijshervorming aan? 2 Hoe zal het onderwijs in een grootstad moeten evolueren? 3 Wat gedaan met asielzoekers die niet naar school mogen gaan? 4 Welke rol speelt een jeugdbeweging in de opvoeding van vandaag? 5 Waarom zou de dialoogschool een goede oplossing zijn voor het katholiek onderwijs?