ZITTING VAN 25 februari 2014 Tegenwoordig: R. De Caluwé, burgemeester-voorzitter; P. De Bock – M. Fruytier – T. Walbrecht - S. Poppe, schepenen; E. Coppens – F. Dierinck – C. Francis - K. Mertens – I. Mertens – J. Vandamme – M. Cooreman – G. Van Hoecke – K. Van Poucke, raadsleden; R. Van Megroot, OCMW-voorzitter; B. Put, secretaris. Verontschuldigd: L. Dieleman-van De Vijver - C. Clerc – S. Aper, raadsleden. De notulen van de zitting van 28 januari worden unaniem goedgekeurd. DAGORDE. OPENBARE ZITTING. 1. Belasting op de ontgravingen: aanpassing. 2. Belasting op de tijdelijke privatisering van het openbaar domein: aanpassing. 3. Gemeentelijke reglement op leegstand van gebouwen en woningen: aanpassing. 4. Belasting op huisvuil: aanpassing. 5. Principiële vraag tot toetreding van de gemeente tot de intercommunale Interwaas. 6. Gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (Gecoro): goedkeuring huishoudelijk reglement. GEHEIME ZITTING. 1. Gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (GECORO): aanduiding ondervoorzitter. OPENBARE ZITTING 1. BELASTING OP DE ONTGRAVINGEN: AANPASSING. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2013 houdende vestiging van een belasting op ontgravingen;
Gelet op de brief van 3 februari 2014 van het agentschap Binnenlands bestuur inzake bestuurlijk toezicht waarbij diverse opmerkingen worden geformuleerd; Overwegende dat het reglement derhalve moet worden aangepast, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2013 houdende vestiging van een belasting op ontgravingen aan te passen. Art. 2. Voor de aanslagjaren 2014-2019 een gemeentebelasting te vestigen op de ontgravingen van stoffelijke overblijfselen. Art. 3. De belasting is verschuldigd door degene die de machtiging tot ontgraven vraagt. Art. 4. De belasting wordt vastgesteld op 250 euro per ontgraving. Art. 5. Geven geen aanleiding tot de toepassing van de belasting, de ontgravingen: verricht in uitvoering van rechterlijke beslissingen; ambtshalve door de gemeente verricht. Art. 6. Ingevolge artikel 4, § 7 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen, wordt een contantbelasting een kohierbelasting als de contante inning niet kan worden uitgevoerd. Art. 7. De belastingschuldige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend, en worden gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van de contante inning, of wanneer de belasting een kohierbelasting wordt, binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Art. 8. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 6 tot en met 9 bis van titel VII van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Art. 9. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 2. BELASTING OP DE TIJDELIJKE PRIVATISERING VAN HET OPENBAAR DOMEIN: AANPASSING. De Gemeenteraad,
Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 23 december 2008 houdende vaststelling van een gemeentebelasting op de tijdelijke privatisering van het openbaar domein voor de jaren 2009-2013; Gelet op de brief van 3 februari 2014 van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur inzake bestuurlijk toezicht waarbij de opmerking wordt geformuleerd dat het bezwaar tegen een kohierbelasting schriftelijk moet worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval moet worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag; Overwegende dat derhalve artikel 10 van voornoemd gemeenteraadsbesluit van 17 december 2013 in die zin moet worden aangepast, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2013 houdende vestiging van een belasting op de tijdelijke privatisering van het openbaar domein aan te passen voor wat betreft artikel 10 als volgt: Diegenen die menen onrechtmatig te zijn belast, kunnen een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen, Lindenplaats 7 te 9180 Moerbeke binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Het bezwaar moet schriftelijk gebeuren, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden overhandigd of per post verzonden worden. Art. 2. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 3. GEMEENTELIJK REGLEMENT OP LEEGSTAND VAN GEBOUWEN EN WONINGEN:AANPASSING. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
Gelet op het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteitsnormen en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers, hierna Kamerdecreet genoemd; Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, hierna Decreet grond- en pandenbeleid genoemd, waarin de leegstandinventaris een verplichte gemeentelijke bevoegdheid wordt en tevens de mogelijkheid biedt een leegstandbelasting te innen; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2009 houdende nadere regels betreffende het leegstandregister en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen; Gelet op het programmadecreet 2010, decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010, zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 30 december 2009; Overwegende dat een efficiënte bestrijding van leegstand en verkrotting wenselijk is teneinde de kwaliteit van de beschikbare woongelegenheden te bewaken; dat het Decreet grond- en pandenbeleid de gemeente terzake de nodige bevoegdheden geeft; Gelet op de brief van 3 februari 2014 van het agentschap Binnenlands bestuur inzake bestuurlijk toezicht waarbij diverse opmerkingen worden geformuleerd; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Het reglement op leegstand van gebouwen en woningen zoals goedgekeurd door de gemeenteraad van 17 december 2013 aan te passen als volgt. Art. 2. Onderhavig reglement in werking te laten treden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010. Art. 3. Dit besluit toe te zenden aan de Gouverneur van de Provincie OostVlaanderen in het kader van het administratief toezicht zoals bedoeld in het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaams gewest, van het administratief toezicht op de gemeenten en aan Wonen Vlaanderen, Gebr. Van Eyckstraat 4-6, 9000 Gent. REGLEMENT OP LEEGSTAND VAN GEBOUWEN EN WONINGEN. Artikel 1 – definities. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: 1° Aanslagjaar: het jaar waarin de belasting verschuldigd is. 2° Administratie: de administratieve eenheid binnen de gemeente en/of de intergemeentelijke samenwerking die door het gemeentebestuur wordt belast met het beheer van de gemeentelijke inventaris en het leegstandregister.
3° Besluit houdende nadere regelen betreffende het leegstandregister: besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2009 houdende nadere regels betreffende het leegstandregister en houdende wijzingen van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en woningen en/of kamers en latere wijzigingen. 4° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen: a) Een aangetekend schrijven; b) Een afgifte tegen ontvangstbewijs; c) Elke andere door de Vlaamse regering toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgelegd. 5° College: college van burgemeester en schepenen van de gemeente Moerbeke. 6° Decreet grond- en pandenbeleid: het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en latere wijzigingen. 7° Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, dat niet beantwoordt aan de definitie van woning zoals bedoeld onder punt 25° en niet beantwoordt aan de definitie van kamer zoals bedoeld onder punt 9° en met uitsluiting van de bedrijfsruimten, vermeld ion artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten. 8° Intergemeentelijke samenwerking: deze samenwerking kadert in het besluit van de Vlaamse regering van 21 september 2007 houdende de subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid. De Vlaamse regering stelt doelstellingen voorop die de werking van de intergemeentelijke vereniging omvatten. 9° Inventarisatiedatum: de datum waarop het gebouw en/of woning voor de eerste maal in de inventaris of het leegstandregister wordt opgenomen of, zolang het gebouw en/of woning niet uit de inventaris of van het leegstandregister is geschrapt, het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de datum van eerste inschrijving. 10° Kamer: woning waarin één of meer van de volgende voorzieningen ontbreken: - WC - bad of douche - kookgelegenheid en waarvan de bewoners voor deze voorzieningen afhankelijk zijn van de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt. 11° Kamerdecreet: decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers. 12° Leegstaand gebouw: een gebouw dat voor meer dan 50% van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de woningen die deel uitmaken van het gebouw. De
functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane stedenbouwkundige vergunning, melding in de zin van artikel 94 van het decreet Ruimtelijke Ordening en latere wijzigingen, milieuvergunning of melding in de zin van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en latere wijzigingen. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is, of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden. Een gebouw dat in hoofdzak gediend heeft voor en economische activiteit, zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont, en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. De bebouwde onroerende goederen die vallen onder de toepassing van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten zijn niet onderworpen aan deze gemeentelijke belasting. 13° Leegstaande woning: een woning die gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met hetzij de woonfunctie hetzij elke andere door de Vlaamse regering omschreven functie die effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich mee brengt. 14° Leegstandregister: register van leegstaande gebouwen en woningen, zoals bedoeld in boek 2 titel 2 hoofdstuk 3 afdeling 2 van het decreet grond- en pandenbeleid. 15° Een nieuw gebouw of een nieuwe woning wordt als leegstaand beschouwd als dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig § 2, eerste lid, respectievelijk § 3 van artikel 2.2.6 van het decreet grond- en pandenbeleid van 27 maart 2009. 16° Overige woongelegenheden: elke woongelegenheid welke niet te definiëren valt onder woning en/of gebouw, en/of kamer. 17° Ramp: een gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de houder van het zakelijk recht en waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is, bv. Brand, gasontploffing, blikseminslag, … 18° Sociale woonorganisatie: een organisatie vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 26° van de Vlaamse Wooncode, een sociale huisvestingsmaatschappij, het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, een sociaal verhuurkantoor of een huurdersorganisatie. 19° Tweede verblijfplaats: een woning die voor diegene die er kan verblijven voor deze woning niet ingeschreven s in de bevolkingsregisters, ongeacht of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of
buitengoederen, optrekjes, chalets, met chalets gelijkgestelde caravans, en alle andere vaste woningen, maar die op elk ogenblik door hem voor bewoning kan worden gebruikt en warvoor een aangifte is gebeurd overeenkomstig de bepalingen van de belastingverordening op tweede verblijven zoals goedgekeurd door de gemeenteraad. Als tweede verblijfplaats wordt niet beschouwd een woning die de voorbije twaalf maanden niet effectief werd gebruikt overeenkomstig de functie tweede verblijf. 20° Vlaamse wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode. 21° Woning: een goed, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 31° van de Vlaamse Wooncode; elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande. 22° Woning: elk bebouwd onroerend goed waarin zich één of meerdere woningen bevinden. 23° Zakelijke gerechtigde: de houder van één van de volgende zakelijke rechten: a) de volle eigendom b) het recht van opstal of van erfpacht c) het vruchtgebruik De Vlaamse regering kan een niet-limitatieve lijst opstellen van de Vlaamse semipublieke rechtspersonen, vermeld in het eerste lid, 21°. Artikel 2 – algemene bepalingen. §1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woonhuizen, kamers, gebouwen en overige woongelegenheden die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandregister te rekenen vanaf datum eerste registratie. Het leegstandregister wordt opgemaakt en bijgehouden overeenkomstig artikel 2.2.6 van het Decreet grond- en pandenbeleid. §2. De belasting voor een leegstaand gebouw, woning, kamer en/of overige woongelegenheid is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat het woning, kamer, gebouw en/of overige woongelegenheid gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandregister. Zolang het leegstaand gebouw, woning, kamer en/of overige woongelegenheid niet uit het leegstandregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt. Artikel 3 – belastingplichtige. §1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde betreffende een leegstaand gebouw, woning, kamer en/of overige woongelegenheid op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
§2. Ingeval van mede-eigendom zijn alle zakelijk gerechtigden hoofdelijk en solidair aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht, zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. §3. Ingeval van overdracht van het zakelijk recht stelt de instrumenterende ambtenaar de nieuwe zakelijk gerechtigde er voorafgaandelijk van in kennis dat het goed is opgenomen in het leegstandregister. De instrumenterende ambtenaar stelt de gemeentelijke administratie binnen de twee maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte in kennis van de overdracht, de datum ervan, en de identiteitsgegevens van de nieuwe eigenaar. Artikel 4 – Inventarisatie van woningen en gebouwen die beschouwd worden als leegstaand. 4.1. De inventaris. De administratie maakt een leegstandregister op bestaande uit twee inventarissen, één voor leegstaande gebouwen en één voor leegstaande woningen overeenkomstig de bepalingen in afdeling 2, hoofdstuk 3, titel 2, van het Decreet grond- en pandenbeleid en in het besluit houdende nadere regels betreffende het leegstandregister. Een woning die is geïnventariseerd op de inventaris ‘ongeschikt-onbewoonbaar’ door Wonen Vlaanderen, wordt niet opgenomen in het leegstandregister. 4.2. De inventarisatiedatum. De opname in het leegstandregister gebeurt vanaf de datum van de administratieve akte van de leegstand. 4.3. Wijze van opname in het leegstandregister. §1. De ambtenaren van de administratie zijn bevoegd om leegstand overeenkomstig de bepalingen in afdeling 2, hoofdstuk 3, titel 2, van het Decreet grond- en pandenbeleid en in het besluit houdende nadere regels betreffende het leegstandregister, op te sporen en in een gemotiveerde administratieve akte vast te stellen. §2. Het vaststellen van leegstand gebeurt op basis van een gemotiveerde administratieve akte waarin één of meerdere van onderstaande indicaties wordt opgenomen: -
ontbreken van een inschrijving in het bevolkingregister
-
ontbreken van een aangifte als tweede verblijf
-
aanvraag tot vermindering van het kadastraal inkomen op grond van artikel 15 van het Wetboek van inkomstenbelasting
-
aanvraag om vermindering van onroerende voorheffing naar aanleiding van leegstand of improductiviteit
-
vermoeden van het gebruik van de woonentiteit als domiciliewoning
-
vermoeden dat de woning niet wordt bewoond ondanks inschrijving in het bevolkingsregister
-
vermoeden dat de woning niet wordt gebruikt in overeenstemming met de woonfunctie
-
vermoeden dat het gebouw niet wordt gebruikt overeenkomstig de bestemming
-
vermoeden van een dermate laag verbruik van de nutsvoorzieningen dat een gebruik overeenkomstig de woonfunctie of het normale gebruik van het gebouw kan worden uitgesloten
-
vermoeden dat het gebouw voor meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend
-
onmogelijkheid om het gebouw of de woning te betreden
-
verzegelde toegang(en) tot de woning of het gebouw
-
dichtgemaakte geschilderd)
-
winddichtheid van de woning is niet gewaarborgd (belangrijke glasbreuk, buitenschrijnwerk kan niet meer gesloten worden,…)
-
onafgewerkte ruwbouw
-
ernstige inpandige vernielingen: woning deels vernield of gesloopt
-
langdurig aanbieden van het gebouw of de woning als ‘te huur’ of ‘te koop’
-
langdurig neergelaten rolluiken
-
ernstig vervuild glas- en of buitenschrijnwerk
-
uitpuilende of dichtgeplakte brievenbus
-
storende omgevingsaanleg: omgeving/tuin
-
woning is helemaal/gedeeltelijk niet gemeubeld
-
getuigenverklaringen: omwonende(n), postbode, wijkagent, …
of
gesupprimeerde
ramopeningen
langdurig
niet
of
(dichtgeplakt,
slecht
dicht
onderhouden
§3. De door het college van burgemeester en schepenen met de opsporing van leegstand belaste ambtenaren bezitten onderzoek, controleen vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen. 4.4. Beroep inzake opname leegstandregister. §1. De gemeente stelt de zakelijk gerechtigden per beveiligde zending in kennis van de beslissing tot opname in het leegstandregister overeenkomstig de bepalingen in afdeling 2 van hoofdstuk 3 artikel 2.2.7 van het Decreet grond- en pandenbeleid en in het besluit houdende nadere regels betreffende het leegstandregister. Het schrijven geeft desgevallend aan welke vrijstellingen van de belasting worden vermeld.
§2. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het schrijven, vermeld in §1, kan een zakelijk gerechtigde(n) bij het college van burgemeester en schepenen beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandregister. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend. Elk inkomend beroepsschrift wordt geregistreerd in het leegstandregister en een ontvangstmelding naar de indiener(s) van het beroepsschrift verstuurd. §3. De houder van het zakelijk recht die de inventarisatie wenst te betwisten, dient hiervoor zelf alle nodige bewijsstukken voor te leggen aan het college. Deze bewijsstukken dienen minimaal volgende gegevens te bevatten: -
de identiteit en adres van de indiener
-
de aanwijzing van de administratieve akte van leegstand en van het gebouw of de woning waarop het beroepsschrift betrekking heeft
-
één of meer bewijsstukken die aantonen dat niet voldaan is aan de vereisten van dit reglement en van de afdeling 2 van hoofdstuk 3 van het decreet gronden pandenbeleid.
§4. Het beroepsschrift is alleen onontvankelijk in één van de volgende gevallen: - het beroepsschrift is niet binnen de termijn ingediend - niet conform overeenkomstig de bepalingen van §3 - niet ondertekend - bij niet-beveiligde zending. §5. De al dan niet aanvaarding van een beroep kan worden voorafgegaan door een controle van de administratie ter plaatse met het oog op een feitenonderzoek. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek. §6. Het college doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van negentig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het beroepsschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending betekend. Als het college het beroep gegrond acht, of nalaat om binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, kennis te geven van zijn beslissing, kunnen de eerder gedane vaststellingen geen aanleiding geven tot een beslissing tot opname in het leegstandregister. §7. Indien de beslissing tot opname in het leegstandregister niet tijdig wordt betwist, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond is, wordt het gebouw of de woning in het leegstandregister opgenomen vanaf de datum van de administratieve akte van de leegstand. 4.5. Schrapping uit het leegstandregister. §1. Een gebouw wordt uit het leegstandregister geschrapt, eens een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte
overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 2.2.6 §2, eerste lid, van het Decreet grond- en pandenbeleid, aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden. Desgevallend zal de beheerder van het leegstandregister het gebouw schrappen, na het verstrijken van het effectieve gebruik van het gebouw gedurende een periode van zes opeenvolgende maanden, met als ingangsdatum van de schrapping, de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie vermeld in artikel 2.2.6 §2, eerste lid, van het Decreet grond- en pandenbeleid. §2. Een woning wordt uit het leegstandregister geschrapt, eens een zakelijk gerechtigde bewijst dat deze woning gedurende een temrijn van zes opeenvolgende maanden aangewend wordt in overeenstemming met de functie vermeld in artikel 2.2.6 §3, eerste lid, van het Decreet grond- en pandenbeleid vermeld in artikel 2.2.6 §3, eerste lid, van het Decreet grond- en pandenbeleid. Desgevallend zal de beheerder van het leegstandregister de woning, de kamer en/of overige woongelegenheid schrappen de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie vermeld in artikel 2.2.6 §3, eerste lid, van het Decreet grond- en pandenbeleid. §3. Het schrappen van de woning en/of gebouw kan enkel op uitdrukkelijk en schriftelijk verzoek via beveiligde zending van één of meer zakelijk gerechtigden. §4. De al dan niet inwilliging van een verzoek tot schrapping kan worden voorafgegaan door een controle van de administratie ter plaatse met het oogo p een feitenonderzoek. Het verzoek tot schrapping wordt niet ingewilligd als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek. §5. De beheerder van het leegstandregister onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping binnen een termijn van orde van twee maanden na de ontvangst van het verzoek. De beheerder van het leegstandregister brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending. Artikel 5 – Berekening van de belasting. §1. De belasting bedraagt: € 990 voor een volledig gebouw of woning € 300 voor elke andere woongelegenheid §2. Het bedrag van de volgende belasting is gelijk aan het resultaat van de volgende formule: het bedrag basisbelasting vermeld onder §1 vermenigvuldigd met x, waarbij x gelijk is aan het aantal periodes van twaalf maanden dat het gebouw, het woning, de kamer en/of andere woongelegenheid zonder onderbreking opgenomen is in de gemeentelijke inventaris of het leegstandregister. X kan nooit hoger zijn dan 5. Artikel 6 – Vrijstelling van belasting. 6.1. Aanvraag vrijstelling.
De zakelijk gerechtigde die gebruik wenst te maken van een vrijstelling van de belasting dient zelf hiervoor schriftelijk de nodige bewijsstukken in te dienen aan de beheerder van het leegstandregister. 6.2. Vrijstellingen. §1. Van de leegstandsbelasting zijn vrijgesteld, de belastingplichtige -
die volle eigenaar is van één enkele woning, bij uitsluiting van enige nadere woning
-
die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling
-
waarvan de handelingsbekwaamheid gerechtelijke beslissing
-
die sinds minder dan één jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het heffingsjaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht
beperkt
werd
ingevolge
een
§2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning -
gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan
-
geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld
-
krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument
-
deel uitmaakt van een krachtens decreet beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, of van een stads- of dorpsgezicht of landschap dat opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als stads- of dorpsgezicht of landschap
-
vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging
-
onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van twee jaar volgend op de aanvang van de onmogelijkheid tot daadwerkelijk gebruik
-
gerenoveerd werd blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning voor stabiliteitswerken of sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning
-
het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18 §2 van de Vlaamse Wooncode
-
het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode.
Indien de heffingsplichtige de leegstand laat aanhouden omwille van een vreemde oorzaak die de heffingsplichtige niet kan worden toegerekend, wordt eveneens een vrijstelling verleend. Artikel 7 – Inkohiering. 7.1. Inkohiering §1. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. §2. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. 7.2. Beroepsprocedure §1. De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen de ze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. Deze indiening moet op straffe van verval gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven binnen vijftien dagen na de indiening ervan. §2. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (vestiging en invordering van de belastingen), de hoofdstukken 1, 6 tot en met 9bis van titel VII van het Wetboek Inkomstenbelastingen. 4. BELASTING OP HUISVUIL: AANPASSING. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42 en 43§2, 15°; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen;
Gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, het Materialendecreet genoemd; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, het VLAREMA genoemd; Gelet op de brief van 9 juli 2008 van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Afdeling Lokale en Provinciale Besturen – Financiën en Personeel houdende mededeling dat de Vlaamse regering verwacht dat onze gemeente – wegens toetreding tot het lokaal pact – de forfaitaire huisvuilbelasting afbouwt tot maximaal € 55; Gelet op de invoering van diftar (gedifferentieerd tariferingsysteem) bestaande uit een gedeelte vaste forfaitaire belasting per ophaalpunt en een gedeelte belasting via gewichtsregistratie; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2013 houdende vaststelling van de belasting op huisvuil; Gelet op artikel 5 van dit besluit waarin bepaald wordt dat bepaalde categorieën een verminderd tarief betalen; dat die toelage automatisch werd verrekend via ophaling van de gegevens uit de Kruispuntbank; Overwegende dat de Kruispunt meedeelt dat door de hervorming van de verhoogde tegemoetkoming per 1 januari 2014, de situaties die aanleiding geven tot een verhoogde tegemoetkoming niet langer gespecifieerd zijn; dat dit betekent dat de verschillende categorieën verdwijnen; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen om de tegemoetkoming uit te breiden tot alle personen opgenomen in de kruispunt, op voorwaarde dat het om een referentiepersoon gaat; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Artikel 5 van het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2013 houdende invoering van de belasting op huisvuil aan te passen als volgt: Art. 5. Aanslagvoeten. De belasting bestaat uit volgende componenten: -
Een vast recht
-
Een forfaitair deel per lediging (enkel voor restcontainer)
-
Een deel per aangeboden gewicht
Het vast recht bedraagt € 55 en wordt verminderd tot € 40 voor de volgende personen die als referentiepersoon op het aanslagbiljet vermeld staan:
De personen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming (=RVVstatuut);
De door Kind en Gezin erkende onthaalmoeders.
De toelage zal automatisch worden toegekend via ophaling van de gegevens uit de Kruispuntbank. De belastingplichtigen die niet automatisch de teruggave bekomen, dienen hiertoe een aanvraag in te dienen bij het gemeentebestuur ten laatste 30 september van het aanslagjaar, samen met een attest dat aantoont dat de belastingplichtige tot één van de bedoelde categorieën behoort. Het attest moet betrekking hebben op een periode tussen 1 januari en 30 september van het aanslagjaar. Voor de belastingplichtigen waarbij de toelage niet automatisch werd verrekend dient eerst het volledig bedrag betaald te worden en zal nadien de toelage uitbetaald worden en dit vóór 31 december van het betreffende jaar. Het forfaitair deel per lediging is enkel van toepassing voor een restcontainer en bedraagt:
0,12 EUR per container 40L
0,25 EUR per container 120L
0,50 EUR per container 240L
2,50 EUR per container van 1100L
Het deel per aangeboden gewicht geldt zowel voor de restcontainer als voor de GFTcontainer en bedraagt:
0,20 EUR per kilogram aangeboden restafval
0,12 EUR per kilogram aangeboden GFT-afval
0,11 EUR per kilogram aangeboden grof vuil
Art. 2. Dat alle andere bepalingen van het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2013 houdende invoering van de belasting op huisvuil onverminderd van kracht blijven. Art. 3. Deze beslissing bekend te maken overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis te brengen aan de financieel beheerder, de intercommunale Durme-Moervaart en aan de Gouverneur van de Provincie OostVlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 5. PRINCIPIELE VRAAG TOT TOETREDING VAN DE GEMEENTE TOT DE INTERCOMMUNALE INTERWAAS. De Gemeenteraad,
Gelet op het gemeentedecreet. Gelet op het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 18 januari 2013; Gelet op het Intergemeentelijk samenwerkingsverband van het Land van Waas, afgekort, Interwaas; Overwegende dat Interwaas als intergemeentelijk samenwerkingsverband voor streekontwikkeling in het Waasland actief is in samenwerking met Beveren, Kruibeke, Lokeren, Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas, Stekene, Temse, Waasmunster en de provincie Oost-Vlaanderen; dat Interwaas vanuit een lokale sturing de ontwikkeling van het Waasland actief wil bevorderen via dienstverlening, projectwerking en belangenbehartiging; Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen van oordeel is dat toetreding tot Interwaas een meerwaarde kan betekenen voor onze gemeente; Gelet op de besprekingen tussen het college van burgemeester en schepenen en Interwaas en het akkoord om m.b.t. de eventuele winst/dividenden/Waas fonds een parcours van 5 jaar af te leggen maar aangaande de reserves een geleidelijke participatie gespreid over 10 jaar; Overwegende dat op basis van de waarde van de aandelen en het inwoneraantal van onze gemeente, de participatie (bij 80% volstorting) neerkomt op € 62.560; Gelet op het akkoord van het Directiecomité van Interwaas van 3 juli 2013; Overwegende dat de Raad van Bestuur op basis van de vraag van Moerbeke om toe te treden, een statutenwijziging zal moeten doorvoeren; dat bovendien aan de Deputatie zal gevraagd worden om een deel van hun aandelen over te dragen aan Moerbeke; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Principieel in te stemmen met de toetreding tot het Intergemeentelijk samenwerkingsverband van het Land van Waas, afgekort, Interwaas, volgens de volgende voorwaarden: -
m.b.t. de eventuele winst/dividenden/Waas fonds geleidelijke participatie verdeeld over 5 jaar; aangaande de reserves een geleidelijke participatie gespreid over 10 jaar.
Art. 2. Deze beslissing bekend te maken aan Interwaas en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 6. GEMEENTELIJKE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING (GECORO): GOEDKEURING HUISHOUDELIJK REGLEMENT.
De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, inzonderheid titel I, hoofdstuk 3, afdeling 3. Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening; Gelet op het besluit van 19 mei 2000 van de Vlaamse regering tot vaststelling van de nadere regels voor de samenstelling, de organisatie en de werkwijze van de provinciale en gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening; Gelet op de omzendbrief BB2007/03 man-vrouw verhouding GECORO van de Vlaamse minister van binnenlands bestuur, stedenbeleid, wonen en inburgering; Overwegende dat het voornoemd decreet van 18 mei 1999, inzonderheid artikel 9, bepaalt dat een adviesraad voor ruimtelijke ordening wordt opgericht op het niveau van de gemeente, de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening genoemd ; Overwegende dat de gemeenteraad, conform het decreet, de voorzitter, de leden, de plaatsvervangers en de vaste secretaris benoemt ; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 26 februari 2013 houdende samenstelling van de geledingen van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening als volgt: Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 25 juni 2013 houdende de benoeming van de leden van de nieuw samen te stellen gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening; Gelet op het besluit van de Deputatie van 1 augustus 2013 houdende goedkeuring van het gemeenteraadsbesluit van 25 juni 2013; Overwegende dat de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening een huishoudelijk reglement dient aan te nemen conform de bepalingen van het voornoemd besluit van 19 mei 2000 van de Vlaamse regering; Overwegende dat het huishoudelijk reglement is aangenomen met unanimiteit van stemmen in de zitting van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening van 6 februari 2014; Overwegende dat de gemeenteraad het presentiegeld en de reis- en verblijfsvergoedingen bepaalt voor de leden van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening; Besluit met unanimiteit van stemmen. Art.1. Het huishoudelijk reglement van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (GECORO) van de gemeente Moerbeke goed te keuren zoals gevoegd in bijlage bij dit besluit. Art.2. Aan de leden van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening volgende presentiegelden toe te kennen:
-
voorzitter: 125 euro leden: 38 euro
Art.3. Aan de leden van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening de reis- en verblijfsvergoedingen toe te kennen die van toepassing zijn op het gemeentepersoneel overeenkomstig het gemeenteraadsbesluit van 29 mei 2006. Art. 4. Dit besluit ter kennis te brengen van de Gouverneur van de Provincie OostVlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse gewest, van het administratief toezicht op de gemeenten. GEHEIME ZITTING 1. GEMEENTELIJKE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING (GECORO): AANDUIDING ONDERVOORZITTER. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, inzonderheid titel I, hoofdstuk 3, afdeling 3. Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening; Gelet op het besluit van 19 mei 2000 van de Vlaamse regering tot vaststelling van de nadere regels voor de samenstelling, de organisatie en de werkwijze van de provinciale en gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening; Gelet op de omzendbrief BB2007/03 man-vrouw verhouding GECORO van de Vlaamse minister van binnenlands bestuur, stedenbeleid, wonen en inburgering; Overwegende dat het voornoemd decreet van 18 mei 1999, inzonderheid artikel 9, bepaalt dat een adviesraad voor ruimtelijke ordening wordt opgericht op het niveau van de gemeente, de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening genoemd ; Overwegende dat de gemeenteraad, conform het decreet, de voorzitter, de leden, de plaatsvervangers en de vaste secretaris benoemt ; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 26 februari 2013 houdende samenstelling van de geledingen van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening als volgt: Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 25 juni 2013 houdende de benoeming van de leden van de nieuw samen te stellen gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening; Gelet op het besluit van de Deputatie van 1 augustus 2013 houdende goedkeuring van het gemeenteraadsbesluit van 25 juni 2013; Overwegende dat in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, titel I, hoofdstuk 3, afdeling 3, artikel 1.3.3 § 3, wordt bepaald dat de gemeenteraad onder de leden van
de gemeentelijke commissie ondervoorzitter kan aanwijzen;
voor
ruimtelijke
ordening
(GECORO)
een
Gelet op de voordracht van de heer Patrick Dieleman, deskundig lid van de GECORO als ondervoorzitter, tijdens de zitting van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening van 6 februari 2014; Gaat over tot de geheime stemming, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art.1. De heer Patrick Dieleman, deskundig lid van de GECORO, aan te duiden als ondervoorzitter. Art. 2. Dit besluit ter goedkeuring voor te leggen aan de Deputatie van de Provincieraad van Oost-Vlaanderen en ter kennis te brengen van de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse gewest, van het administratief toezicht op de gemeenten.
Namens de gemeenteraad De secretaris
De burgemeester-voorzitter