GEKLEURDE BREI Surinaamse studenten en Het Hoger Kunstonderwijs
William H. Johnson American Art Museum 1945
ArteZ Hogeschool voor de Kunsten Studentnummer 1507434 Master Kunsteducatie Begeleiders: Ariane Vervoorn en Maeve O‟ Brien Datum 06 juni 2011 Tekst : Joan Hooplot 1
Voorwoord Als beeldend kunstenaar en theaterregisseur vind ik het leuk om kinderen van verschillende culturen kennis te laten maken met kunst. Een brug slaan tussen verschillende culturen en kunst fascineert mij. Als tiener heb ik moeten overleven in de schoolbanken om te passen binnen het schoolsysteem. Het gevoel van alles te moeten was een verstikkend gevoel. Op de middelbare school werd het enige lichtpuntje gevormd door mijn tekenjuf, van haar heb ik geleerd om mezelf te uiten door middel van mijn tekeningen.
Zij gaf mij de ruimte en vrijheid om zelf te ontdekken wat ik mooi vond. . Later ben ik terecht gekomen op de kunstacademie en kwam ik tot de ontdekking dat ik hier als Surinamer een vreemde eend in de bijt was. Waar waren al die Surinaamse studenten die ook zo graag tekenden? Waarschijnlijk is die ervaring en die vraag een motor geworden voor mijn onderzoek.
Als afsluiting van de Master Kunsteducatie ligt voor u mijn scriptie over de manier(en) waarop Hogescholen voor de Kunsten de toetreding van Surinaamse studenten tot kunstacademies kunnen verhogen. Het onderwerp van deze scriptie heeft mij van het begin tot het einde gefascineerd.
Ik heb het traject echter niet zonder kleerscheuren overleefd en vooral het onafhankelijk doen van onderzoek heb ik als zeer moeilijk ervaren. Maar ik heb me erdoorheen weten te slaan, niet in de laatste plaats omdat het onderwerp me zeer aansprak. De belangen van Surinaamse kunstenaars en het in leven houden van de Surinaamse cultuur liggen mij na aan het hart.
2
Desalniettemin had ik het alleen niet gered.Ik wil daarom van dit voorwoord gebruikmaken om een aantal mensen te bedanken. Dit zijn: Ariane Vervoorn en Maeve O´Brien van de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, Patrick Cramer van Codarts, de experts en de geinterviewden.
3
Managementsamenvatting Deze opdracht doe ik in het kader van mijn afstuderen voor de Master Kunsteducatie. Het onderzoek zal verricht worden naar de toestroom van Surinaamse (S) aankomende studenten en de knelpunten in deze huidige toestroom. Mijn casestudy betreft twee kunstacademies, de Hogescholen voor de Kunsten Codarts (C) en de Willem de Kooning (WDKA) te Rotterdam. Aanbevelingen zullen voor deze twee hogescholen geschikt zijn.
Het aanmeldingspercentage van S studenten voor een van de opleidingen van de kunstacademies is relatief laag. De oorzaken hiervan en de mogelijke oplossingen dienen onderzocht te worden. Uit de bovenstaande probleemomschrijving komt er een voor dit onderzoek relevante doelstelling naar boven:
Inzicht verkrijgen op welke manier(en) de toetreding van Surinaamse studenten tot kunstacademies verhoogd kan worden, teneinde gerichte aanbevelingen te doen aan de Hogescholen voor de Kunsten voor een beter wervingsbeleid.
Daarbij staat de volgende hoofdvraag centraal:
Welke aanpassingen in het wervingsbeleid van hogescholen voor de kunsten zijn nodig om de toetreding van Surinaamse studenten tot het Hoger Kunstonderwijs te vergroten?
De methode van onderzoek is kwalitatief, onderbouwd met kwantitatief onderzoek van het CBS. De deelvragen zullen worden beantwoord na analyse van de uitkomst van de gegevens van het CBS, literatuurstudie en de interviews van de respondenten en de experts.
4
Het is een goede strategie om S kunstvakdocenten in te zetten binnen de Kunstacademies om S potentiële studenten te motiveren voor een van de opleidingen. Diezelfde docent kan eventueel de gastlessen verzorgen binnen het voortgezet onderwijs zodat de S leerlingen er bekend mee raken en ze geïnteresseerd kunnen raken voor een van de opleidingen
Een bepaald gedeelte van de S jongerencultuur kan bereikt worden door op een horizontale cultuurontwikkeling in te zetten en niet op onderwijs waarin het genie naar boven moet komen in een grote afvalrace. De algemene desinteresse binnen de Surinaamse gemeenschap voor kunstacademies komt doordat zij zich niet kunnen identificeren met de opleidingen. Het inzetten van S kunstvakdocenten kan dienen als een voorbeeld voor de S jongeren. Verder de succesverhalen van de S kunstenaars, theatermakers, hoe zij leven en financieel rondkomen zal een positief effect hebben op de motivatie van S jongeren een kunstopleiding te volgen
5
Inhoudsopgave Voorwoord
2
Managementsamenvatting
4
1.
Inleiding
9
1.2
Casestudy
10
1.3
Huidig probleem
10
1.4
Doelstelling, hoofd- en deelvragen
11
1.5
Data en Methode
13
2.
Profilering Surinamers
15
2.1
Inleiding
15
2.2
Achtergrond Surinaamse leerlingen.
16
2.3
Sociaal economische status Surinaamse leerlingen
17
2.4
Aantal ingeschreven Surinaamse studenten aan de Kunstacademies
21
2.5
Onderzoek motivatie Surinaamse leerlingen.
22
2.6
Methoden en resulten samenvatting interviews
24
City College en Zuiderpark College.
3.
2.6.1 Inleiding
24
2.7
27
Samenvatting interviews Havo leerlingen.
2.7.1 Inleiding
27
2.8
30
Samenvatting en conclusie
Codarts en de Willem de Kooning Academie
34
3.1
Inleiding
34
3.2
Actuele cultuurbeleid Hogescholen voor de Kunsten.
35
3.3
Codarts
38
3.4
Willem de Kooning Academie
39
3.5
De huidige strategie en het huidige aannamebeleid van Codarts Willem de Kooning.
3.6
3.7
40
Huidige cijfers van de S en A studenten die een opleiding volgen aan Codarts en de WDKA
43
Samenvatting interviews C en de WDKA.
43
6
3.7.1 Inleiding
43
3.8
Samenvatting Interviews C en WDKA
48
3.9
De mate van betrokkenheid van Surinaamse Kunstvakdocenten binnen het Hoger Kunst Onderwijs.
50
3.10 Samenvatting en conclusie. 4.
51
Inleiding Interviews Kunsteducatieve instellingen en Theater Zuidplein
51
4.1
Respondenten: experts
53
4.2.
Vragen van de interviews
53
4.3
Analyse interviews Kunst educatieve instellingen
54
4.4
Analyse interview sleutelfiguur Theater Zuidplein
60
4.5
Samenvatting en conclusie
62
5.
Kunsteducatieve projecten Rotterdam
63
5.1
Kunst en Cultuur voor iedereen.
63
5.2
Surinaamse Kunstamateur
68
5.3
Surinaamse Beeldend Kunstenaars
70
5.4
Surinaamse Theatermakers
71
5.5
Surinaamse Dansers
72
5.6
Surinaamse Kunstvakdocenten binnen de
78
Kunsteducatieve projecten 5.7
Surinaamse musici
79
5.8
Surinaamse kunstvakdocenten
80
5.9
Samenvatting en conclusie
82
6.
Discussie
83
7.
Conclusie en aanbevelingen
85
8.
Nawoord
88 7
9.
Literatuurlijst
89
10.
Bijlagen
92
Bijlage 1 Keuze van de leerlingen VO Bijlage 3 Interviews deelnemers
8
1. Inleiding 1.1
Onderwerp
Henry Louis Gates Jr., hoofd van het Department of Afro-American Studies van de Harvard University signaleerde een tweede opleving van de zwarte cultuur in de jaren tachtig. Een opleving van de zwarte cultuur die vergelijkbaar was met de „Harlem Renaissance‟. Deze eerste bloeiperiode vond plaats tussen 1910 en 1930 toen Harlem bijna van de ene op de andere dag het energieke, artistieke centrum werd voor schrijvers, dichters, muzikanten, dansers, entertainers en kunstenaars. Dit werd voornamenlijk veroorzaakt door de kortstondige economische opleving van het noorden waardoor zwarten voor het eerst sinds de afschaffing van de slavernij onmisbaar werden voor de arbeidsmarkt.
Ook Nederland heeft met zijn koloniale verleden een grote groep mensen binnen de gelederen die zich in de loop van de twintigste eeuw in Nederland hebben gevestigd. Dit zijn bijvoorbeeld de Antillianen, Surinamers en Indonesiërs. Zij hebben gebruiken en rituelen naar Nederland meegenomen die ervoor gezorgd hebben dat Nederland een multiculturele samenleving is geworden. Dat wil niet zeggen dat er een mix van culturen is ontstaan, een soort fusie heeft plaatsgevonden, maar vooral dat Nederland door zijn verleden een land is waarin veel culturen naast en met elkaar leven
De invloed van de kunststromingen binnen de verschillende culturen in Nederland moet bewaard en voortgezet worden. Daartoe zijn kunsteducatieve projecten nodig, maar ook kunstacademies waarin jongeren van verschillende culturen leren deze cultuur uit te dragen en vorm te geven in onze tijd.
9
Kunstacademies zijn nodig om jonge kunstenaars de noodzakelijke methoden en technieken aan te reiken om hun talent verder te kunnen ontwikkelen en hun cultuur verder te ontwikkelen. Het blijkt echter, dat Nederlandse kunstacademies weinig aanmeldingen krijgen van etnische minderheden. Eén specifieke etnische minderheid en haar blokkades om zich aan te melden bij één kunstacademie zullen daarom worden besproken in dit onderzoek.
1.2
Casestudy
De opdracht is in het kader van mijn afstuderen aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten. Mijn richting is de Master Kunsteducatie. Aan twee van de kunstacademies, de Hogescholen voor de Kunsten Codarts (C) en de Willem de Kooning (WDKA) te Rotterdam, zal onderzoek verricht worden naar de toestroom van Surinaamse (S) aankomende studenten en de knelpunten in deze huidige toestroom. Aanbevelingen zullen voor deze twee hogescholen geschikt zijn.
Codarts is een kleinschalige internationale school die hoogwaardig kunstvakonderwijs aanbiedt op het gebied van muziek, dans en circus Het onderwijs bij Codarts wordt verzorgd door het Rotterdams Conservatorium (muziek), de Rotterdamse Dansacademie (dans) en Rotterdam Circus Arts (circus). Codarts telt ongeveer 1.100 studenten, met 60 nationaliteiten, en circa 340 medewerkers.
Het Rotterdams Conservatorium (RC) staat hoog aangeschreven in binnenen buitenland en is ook onderdeel van Codarts. Die goede naam dankt het aan de topkwaliteit die het biedt in een breed aanbod van studierichtingen.
10
Het RC bestaat uit vijf academies; de Rotterdam Classical Music Academy, de Rotterdam en Jazz Academy, de Rotterdam Pop Academy, de Rotterdam World Music Academy en De Rotterdamse Dansacademie (RDA). Laatstgenoemde is één van de meest toonaangevende vakopleidingen voor eigentijdse dans in Europa. Het „Instituut Willem de Kooning Academie Hogeschool Rotterdam‟ biedt bachelor- en masteropleidingen op het gebied van de visuele cultuur – kunst, vormgeving en vakdocentschap – plus een bacheloropleiding in vrijetijdsmanagement. De academie heeft een groot aanbod van interessante studierichtingen, die voorbereiden op een carrière als kunstenaar, ontwerper, maker en uitvoerder, docent, organisator of als onderzoeker
1.3
Huidig probleem
Bij beide instellingen zijn er weinig aanmeldingen van Surinaamse studenten voor een van de opleidingen van de kunstacademies. De totale populatie van de Surinaamse gemeenschap in Nederland bedraagt 2% van de totale bevolking. De Surinaamse gemeenschap bestaat voor 43% uit Surinaamse Hindoestanen, 48% uit Creools Surinamer en 9% Javanen en Joden. De verhouding tussen autochtone en Surinaamse studenten op de Kunstacademies is echter geen representatieve afspiegeling van deze verhouding tussen de bevolkinggroepen: maar 0.6% van de leerlingen op de Kunstacademies is van Surinaamse afkomst.
1.4
Doelstelling, hoofd- en deelvragen
Uit de bovenstaande probleemomschrijving komt een voor dit onderzoek relevante doelstelling naar boven;
Inzicht verkrijgen op welke manier(en) de toetreding van S studenten tot kunstacademies verhoogd kan worden, teneinde gerichte aanbevelingen te doen aan de hogescholen voor de kunsten voor een beter wervingsbeleid.
11
Daarbij staat de volgende hoofdvraag centraal:
Welke aanpassingen in het wervingsbeleid van hogescholen voor de kunsten zijn nodig om de toetreding van Surinaamse studenten tot het Hoger Kunstonderwijs te vergroten?
Daarbij behoren de volgende deelvragen:
1. Welke mogelijke oorzaken noemt de literatuur voor het uitblijven van motivatie om kunstonderwijs te volgen bij Surinamers/allochtonen?
2. Hoe groot is de groep aankomende S aankomende studenten?
3. Hoe denken S studenten over een opleiding aan de Kunstacademie? 4. Welke oorzaken noemt de doelgroep voor hun desinteresse?
5. Wat is de huidige strategie van de C en WDKA om de Surinaamse aankomende studenten te interesseren voor de opleidingen? 6. Worden er vanuit de beroepspraktijk S kunstenaars betrokken bij de Kunstacademie?
7. Welke succesfactoren noemen geslaagde Surinaamse kunstenaars?
8. Welke van de genoemde veranderingen kunnen doorgevoerd worden door C en WDKA?
9. Hoe kunnen Kunstacademies aankomende S studenten voor hun opleidingen Interesseren en erbij betrekken?
12
1.5
Data en Methode
Voor mijn onderzoek maak ik gebruik van gegevens van het Centraal Bureau van de Statistiek. De landelijke resultaten uit de cijfers van het Centraal Bureau vergelijk ik met en toets ik aan de hand van de literatuur en de gegevens van de Kunstacademies en de Zuiderpark HAVO en de Havo van het City College.
Vervolgens bevraag ik experts; directeuren van de scholen, docenten en kunstbeoefenaars op het gebied van de verschillende kunstdisciplines. Dit zijn de disciplines; theater, dans, muziek, beeldende kunst en de docentenopleiding. De betreffende scholen zijn: C, de WDKA en de HAVO scholen in Rotterdam.
1.6. Leeswijzer In hoofdstuk 2 beschrijf ik de sociaal economische status van de Surinaamse leerlingen. Ook ga ik verder in op hoe zij denken over het volgen van een opleiding aan de Hogeschool van de Kunsten. De deelvragen 1, 2, 3 en 4 worden beantwoord.
In hoofdstuk 3 gaat over het huidige aannamebeleid en de strategie van C en de WDKA ten opzichte van Surinaamse studenten die ik beschrijf op basis van interviews en literatuurstudie. Verder wordt het actuele kunstbeleid van de hogescholen beschreven. De deelvragen 5 en 6 worden beantwoord.
In hoofdstuk 4 geef ik de theoretische verantwoording door middel van literatuurstudie in het licht van de actuele maatschappelijke ontwikkelingen en aan de hand van een analyse van de interviews. De resultaten hieruit worden theoretisch onderbouwd.
13
In hoofdstuk 5 beschrijf ik de kunsteducatieve projecten in Rotterdam die gericht zijn op het samenwerken met of gemaakt door Surinaamse beeldende kunstenaars, theatermakers, musici, dansers en kunstamateurs. De succesverhalen van de Surinaamse kunstenaars kunnen het nut van kunsteducatief onderwijs duidelijk maken voor de Hogescholen voor de Kunsten. Deelvraag 7 wordt hierin beantwoord.
In hoofdstuk 6, de conclusie en samenvatting zal ik de deelvragen 8 en 9 beantwoorden en een aanbeveling doen voor de Codarts en de WDKA.
14
2.
Profiel Surinaamse leerlingen
2.1
Inleiding
Doelstelling van dit hoofdstuk is duidelijk beeld te krijgen van de Surinaamse leefgemeenschap in Nederland. Verder is het doel om de kenmerken van de Surinaamse leerlingen in kaart te brengen. In dit hoofdstuk ga ik beschrijven welke oorzaken er aan ten grondslag liggen waardoor er weinig animo is voor het volgen van een Kunstacademie. Aan de hand van literatuur en theorie van Renshaw. Claudia Ruitenberg beleidsmedewerker en onderzoeker Jeroen Slot ga ik onderzoeken wat er over wordt gezegd. Vervolgens ga ik kijken of die oorzaken ook daadwerkelijk overeenkomen.
De volgende onderwerpen worden besproken in de volgende paragrafen: In paragraaf 2.2 beschrijf ik de achtergrond van de Surinaamse leerlingen. In paragraaf 2.3 beschrijf ik de sociaal economische status van de Surinaams leerlingen. Ook ga ik verder in op hoe zij denken over het volgen van een opleiding aan de Hogeschool van de Kunsten.
In paragraaf 2.4 noem ik het aantal ingeschreven Surinaamse studenten. aan de kunstacademies. In paragraaf 2.5 zet ik de terugkoppeling aan het City College en Zuiderparkcollege uiteen. In paragraaf 2.6 geef ik een samenvatting van de interviews met de HAVO leerlingen. Dit hoofdstuk zal afgesloten worden met een samenvatting en de beantwoording van de deelvragen 1, 2 , 3 en 4 aan de hand van de theorie van Renshaw.
De stakeholders behorende bij dit hoofdstuk zijn; Codarts, De Willem de Kooning Academie, HAVO scholen in Rotterdam, de Surinaamse leerlingen, en de Surinaamse (culturele) gemeenschap in haar totaliteit.
15
2.2
Achtergrond Surinaamse gemeenschap
De Surinaamse gemeenschap in Nederland telt ruim 350.000 leden, waarvan velen rond de onafhankelijkheid in 1975, na de militaire coup van 1980 of na de Decembermoorden van 1982 uit Suriname vertrokken. 1 De motieven voor vertrek uit Suriname waren; een binnenlandse oorlog, een slechte economische situatie, een onzekere politieke situatie, matige gezondheidszorg en het ontbreken van goede onderwijsinstellingen.2 In Suriname zelf wonen op dit moment 475.000 mensen.
De meeste Surinamers in Nederland hebben een Nederlands paspoort en het overgrote deel is met succes in de Nederlandse samenleving geïntegreerd. Vanaf de jaren twintig en dertig kwamen ook minder gefortuneerde Surinamers op zoek naar een betere opleiding, werk of een beter leven naar Nederland. 3 Geschat wordt dat ongeveer 48% van de Surinaamse bevolking in Nederland tot de Creolen behoort en 43% tot de Hindoestanen. De overige 9% zijn de andere bevolkingsgroepen zoals joden en Javanen.4 Creolen vestigden zich vooral in Amsterdam en Rotterdam.
Een deel van de Surinamers in Nederland kan inmiddels worden gerekend tot de „middenklasse „, qua opleiding en werk doet deze groep het „even goed „ als autochtone Nederlanders.5 Helaas gaat het op sommige punten minder goed met de Surinamers. Terwijl het beeld van de Surinaamse groep positief is en de Surinaamse gemeenschap niet als „probleem‟ groep wordt gezien.6 Er is sprake van onderwijsachterstand, oververtegenwoordiging binnen het speciaal onderwijs en een hoge schooluitval onder Surinamers.
1
Rooijendijk, L(2000) interculturalisatie, p 33-34 www.abckenniscentrum.nl Surinamers in Nederland 2010 i3 ibidem 4 ibidem 5 ibidem 6 ibidem 2
16
Surinaamse basisonderwijsleerlingen stromen vaker door naar een VMBO of MAVO opleiding dan autochtone leerlingen. Ze stromen minder vaak door naar een HAVO of VWO opleiding dan hun autochtone medeleerlingen. Dit heeft te maken met de onderwijsachterstandspositie van de allochtonen in Nederland.
Projecten zoals taalachterstand en onderwijsachterstand waar aandacht en geld voor nodig is, worden door het uitblijven van de erkenning van de problemen daarom ten onrechte niet aan de Surinaamse doelgroep besteed.
Reflectie
Ook in Nederland is de Surinaamse gemeenschap zeer divers van samenstelling. De grote etnische verschillen in achtergronden zorgen ervoor dat men niet kan spreken over „de Surinamer‟. Verder is duidelijk dat de Surinamers niet erkend worden als een probleemgroep waardoor zij onzichtbaar opgaan in de samenleving. Schooluitval is echter hoog en de oververtegenwoordiging in het speciaal onderwijs en de onderwijs achterstand in het algemeen zijn van belang voor mijn onderzoek.
2.3
SES Surinaamse leerlingen
Uit de achtergrond van de autochtone scholieren is reeds eerder gebleken dat factoren als beroep en opleiding der ouders, hun houding jegens onderwijs, de woonsituatie en dergelijke, gezien mogen worden als factoren die van zeer groot belang zijn voor het cognitief ontwikkelingsniveau van de Surinaamse
leerlingen
en
daardoor
de
7
schoolprestaties.
7
Vries, de, drs. M. H. (1981) Waar komen zij terecht?, MinvanOCW.
17
reeds
eerder
genoemd
Het is duidelijk zijn dat er tussen de Surinaamse en autochtonen een duidelijk verschil is in de afkomst en het leefmilieu. Door het verschil in leefmilieu is er sprake van grote maatschappelijk en sociale verschillen. Over het algemeen genomen heeft de Surinaamse leerling in Nederland een lage sociaal economische positie.8
Die positie is langzaam aan het veranderen omdat er ook een Surinaamse bovenlaag (elite) aan het ontstaan is. Dat gaat veelal om de tweede generatie Surinamers die veelal hoger opgeleid is. Enkele belangrijke verschillen tussen autochtone- en Surinaamse milieus.
1. Veelal een lagere economische status. 2. De gebrekkige beheersing van het Nederlands; 3. Een mogelijke achteruitgang van de eigen taal (van het land van afkomst); 4. Een gebrekkige of in het geheel geen opleiding; 5. Een afstotende ofwel ambivalente houding tegen het onderwijs in Nederland;
De culturele participatie van de ouders is van grote invloed op de culturele reproductie door de kinderen; dat wil zeggen dat ouders hun culturele gedrag overdragen op hun kinderen. In onderzoek van Ganzenboom (2001) wordt positief verband gevonden tussen de mate van culturele participatie van ouders en het opleidingsniveau en de mate van culturele participatie van kinderen. Cultuurdeelname van de ouders is naast het opleidingsniveau de belangrijkste determinant van cultuurparticipatie voor jongeren voor zowel de autochtone als allochtone groep.
8
Ieperen, W. (2003) Verschillen cultuurdeelname allochtone en autochtone jongeren
18
Uit de cijfers van het CBS.9 blijkt heel duidelijk dat niet-westerse allochtone leerlingen oververtegenwoordigd zijn in de lagere opleidingsniveaus ten opzichte van de autochtone leerlingen. In onderstaande tabel een overzicht van S leerlingen in de leeftijd van 15 tot en met 18 jaar over de jaren 2008 tot en met 2009. Dit houdt automatisch in dat zij zijn ondervertegenwoordigd in de hogere opleidingsniveaus, in tegenstelling tot de autochtone leerling die over het algemeen gelijk verdeeld is over de diverse opleidingsniveaus.
Vmbo
Totale
Autochtonen Allochtonen
Niet
Surinamers
Rest
westerse
groep 3-4
allochtonen 2009/2010
207.488
70%
6%
18%
3%
2008/2009
212.213
71%
7%
18%
3% 1%
In onderstaande tabel een overzicht van de S leerlingen tussen de 16 en 18 jaar en het percentage dat heeft gekozen voor het profiel Cultuur en Maatschappij. Het betreft de jaren 2008 tot en met 2010 Hier komt weer naar voren dat relatief weinig S leerlingen op een Havo zitten. Het betreft 25% van het totaal aantal Surinaamse leerlingen van het landelijk gemiddelde.10
9
Maat, A en Doorn, S. (2003) Allochtonen binnen het onderwijs Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2011
10
19
1%
Havo 4-5
Her
Autochtonen
Westerse
Niet
Surinam
Profiel
komst
Allochto-
westerse
ers
Cultuur &
groepen
nen
allochton
Maatscha
en
ppij S
totaal
leerlingen 2008/
105.883
80%
6%
12%
1,5%
0,5%
108.710
81%
7%
10,5%
1%
0,5%
2009
2009/2010
Het percentage niet-westerse allochtone studenten is de afgelopen jaren toegenomen. 11 De allochtone studenten blijven jaarlijks wel 4 procent achterlopen bij de demografische ontwikkelingen ten opzichte van de autochtone studenten. Het potentieel aan studenten in deze bevolkingsgroep wordt nog niet optimaal benut.
Reflectie
De allochtone groep op een Vmbo is groot de Surinaamse leerlingen maken 3% uit van het totaal aantal leerlingen op het Vmbo. Dit is percentage is twee keer zo hoog als het relatieve aandeel Surinaamse leerlingen op de Havo. In vergelijking met de voorgaande jaren zie je dat het percentage gelijk blijft. Deze cijfers hebben betrekking op het gehele Vmbo te weten kader en theoretische leerweg (TL). Deze cijfers zijn van belang voor mijn onderzoek omdat hierin wordt aangetoond dat er meer S leerlingen een VMBO opleiding volgen in tegenstelling tot de Havo. Verder maakt het tabel duidelijk dat een derde van de S leerlingen op het Havo als profiel voor Cultuur en Maatschappij kiest. Dat verklaart ook dat zij relatief weinig kiezen voor een kunstacademie.
11
Onderwijsverslag 2009, hoger onderwijs en allochtonen
20
De achterstand van de allochtone groep ten opzichte van de autochtone groep wordt gedeeltelijk bepaald door het opleidingsniveau en de cultuurparticipatie van de ouders. De allochtone groep heeft een achterstand ten op zichte van de autochtone groep.
Leerlingen die van huis uit weinig cultuur meekrijgen voelen zich minder goed thuis op school en worden bovendien door onderwijsgevenden achtergesteld in de lessen omdat ze toch niet mee kunnen komen. Dit onderzoek betreft de culturele ontwikkeling van de Surinaamse leerlingen.
2.4
Taalachterstand Surinaamse leerlingen.
Jeroen Slot van de Dienst Onderzoek en Statistiek in Amsterdam geeft aan dat Surinaams-Nederlandse kinderen in Amsterdam laag scoren voor de Cito toets, die ter afsluiting van de basisschool wordt afgenomen.12 De taalachterstand is nog steeds aanwezig, maar speelt een minder prominente rol. De Surinaamse leerlingen lopen dit langzaam in. Het gaat beter dan de eerste generatie.
Dat de leerlingen een achterstand hebben is duidelijk, concludeert ook Jeroen Slot. Hij noemt een aantal oorzaken. Dat kan de thuissituatie zijn of de kwaliteit van de scholen of een wisselwerking van beide. Wel concludeert Jeroen Slot een lichte stijging van het aantal tienermoeders.. De problemen moeten gericht aangepakt worden. Als ik dit terugkoppel aan mijn onderzoek dan wordt duidelijk dat de Surinaamse gemeenschap problemen heeft maar deze problemen worden niet aan de kaak gesteld.
12
Slot, J. Dienst Onderzoek en Statistieken in Amsterdam, 2011
21
Reflectie
Slot geeft in dit stukje duidelijk zijn bezorgdheid weer door een aantal oorzaken te noemen waardoor de achterstand komt bij de S leerlingen. Deze bezorgdheid onderbouwt de lage cito scores en de taalachterstand. Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat deze informatie ook aangeeft waarom er minder S leerlingen doorstromen naar het Hoger onderwijs.
2.5
Aantal ingeschreven Surinaamse studenten aan de Kunstacademies
De Surinaamse kunstwereld kenmerkt zich als een ´mannenwereld. 13. Een ander kenmerk is dat de Surinaamse kunstwereld wordt gedomineerd door persoonlijke relaties. Dit betekent dat het netwerk eenvoudig is en bestaat uit maker, verkoper en koper.
Dit vloeit voort uit het feit dat de Surinaamse kunstwereld een kleine gemeenschap is. De Surinaamse kunstenaars zijn ondervertegenwoordigd in de maatschappij. De Surinaamse kunstwereld is erg verschillend ten opzichte van de Nederlandse kunstwereld die groot en gecompliceerd is wat betreft de omvang en netwerken.14 De Surinaamse kunstwereld bestaat uit kleinere kunstwerelden die elk zijn eigen kunstvorm heeft te weten:
1. Voor een toeristenmarkt. 2. De workshopkunstenaar die leeft van het geven van workshops, is geschoold of autodidact. 3. De academische of internationale kunst, de Surinaamse kunstenaar heeft een Kunstacademie gevolgd.
13 14
Van Stipriaan, 2001 Ibidem
22
4. Populaire kunst, een dynamische cultuur met eigen symbolen, beeldende kunst, muziek, dans, theater en leefstijl. Een voorbeeld daarvan is graffitikunst. 15
De kunstacademies kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de multiculturele samenleving door ervoor te zorgen dat de afkomst van de leerlingen representatief is voor de bevolkingssamenstelling. Dit geldt ook voor Surinaamse studenten. De aanmeldingen van 2009, 2010 en 2011 geven aan dat 0,6% van het totaal aantal studenten van Surinaamse afkomst is, wat alleen „laag‟ is omdat de Surinamers als bevolkingsgroep (of in de leeftijd van 18-25 jaar) meer dan 1% van de bevolking uitmaken.
In onderstaand tabellen wordt duidelijk hoe de samenstelling van de studenten op dit moment is. Het toont het landelijk gemiddelde van de ingeschreven studenten tussen de 18 en 25 jaar, zowel man en vrouw aan de Kunstacademie onderzocht door het Centraal Bureau van de Statistiek, van de autochtone studenten ten opzichte van de Surinaamse Studenten 2010/2011 en 2009/2010.16 Dit blijkt uit de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat de instroom van S studenten naar Kunstopleidingen de afgelopen jaren op 0,6% is blijven steken. De totale Surinaamse populatie bedraagt 2% in Nederland.
Studie-
Herkomst
Autoch
Westerse
Niet
Surinaam
Richting
Groepen
Tonen
Alloch-
Westerse
se tuden-
Vrije
Totaal
Tonen
Alloch-
ten 2e
Tonen
generatie
Kunsten Beeld.
11.210
73%
7%
18%
0,6%
7.140
56%
28%
10%
0,5%
Rest
1,5%
Kunst
Uitvoeren de Kunst
*Inschrijvingen Dans, Drama, Muziek en Docentenopleiding 2010/2011 15 16
Van Stipriaan, 2001 p282 Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2011
23
5,5%
Studie-
Herkomst
Autoch
Westerse
Niet
Surinaam
Richting
Groepen
Tonen
Alloch-
Westerse
se tuden-
Vrije
Totaal
Tonen
Alloch-
ten 2e
Tonen
generatie
Kunsten Beeld.
Rest
11.371
72%
18%
8%
0,6%
1,4%
7.057
65%
30%
11%
0,6%
2,4%
Kunst
Uitvoeren de Kunst
*Inschrijvingen Dans, Drama, Muziek en Docentenopleiding 2009/2010
Reflectie De cijfers geven een heel duidelijk beeld dat er in 2010/2011 dat ongeveer 65% autochtonen een Kunstacademie volgden, tegenover 0,6% Surinaamse studenten. In 2009/2010 gaven de cijfers voor de Autochtonen ongeveer een percentage van ongeveer 70%. Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat er 0,4% Surinaamse studenten geen Kunstacademie volgt. Waar ligt het aan? ligt het aan het geringe aantal Surinamers in Nederland of zijn er andere factoren die dit lage aantal veroorzaken?
2.6
Methode en resultaten van samenvatting interviews City College en Zuiderpark College
2.6.1 Inleiding De interviews zijn afgenomen als gewone gesprekken met de respondenten. Er zijn open vragen gesteld om te ontdekken of het City College en Zuiderpark College S leerlingen op de Havo hebben met het profiel Cultuur en Maatschappij (kunst algemeen). De interviews beslaan tien hoofdvragen.
24
Elk interview heeft ongeveer een half uur geduurd. Het eerste gedeelte van het interview gaat over het referentiekader van de S leerlingen binnen de kunstvakken en/of er belangstelling is voor het volgen van een opleiding aan de Kunstacademie en op welke wijze de SES van invloed is op het maken van die keuze.
In het tweede gedeelte wordt getracht te achterhalen hoeveel leerlingen kunst algemeen als eindexamen doen. Tot slot of er binnen de CKV lessen aandacht wordt besteed aan diversiteit en of er Surinaamse kunstvakdocenten werkzaam zijn binnen de scholen. Verder of er voorlichting wordt gegeven over de Kunstacademies.
Dhr Vonk van City College zegt: “Van de S leerlingen stromen er relatief weinig uit naar een Kunstacademie” Het City College is een scholengemeenschap voor Havo, Atheneum Gymnasium. Het is een zwarte school. Op het City College was het niet mogelijk om de leerlingen te interviewen omdat zij in het examenjaar van de HAVO zitten en de directeur antwoord op mijn vraag kon geven.‟
Hoe het komt dat Surinaamse leerlingen niet doorstromen naar een van de opleidingen aan de Kunstacademie. Dhr. Vonk gaf aan dat er weinig S leerlingen in het eindexamen jaar Havo zitten en dat zij niet kiezen voor een vervolgopleiding aan de Kunstacademie.
De interesse is er gewoonweg niet voor. Zij hebben ook geen Surinaamse kunstvakdocenten in dienst en zij besteden niet expliciet aandacht aan diversiteit. Surinaamse leerlingen kiezen veelal economische opleidingen. Dhr. Vonk geeft verder aan dat het er waarschijnlijk er mee te maken heeft dat zij in een economische opleiding veel meer brood zien. 25
Vanuit de beroepspraktijk trekken zij niet expliciet S kunstvakdocenten aan. Als het toevallig zo uitpakt is het meegenomen. Als de leerlingen van huis uit niet met de paplepel ingegoten hebben gekregen is het ook onbekend terrein voor hen. De kunstwereld blijft een abstract begrip voor ze omdat zij er nooit kennis mee hebben gemaakt vanuit hun opvoeding.
Dhr. Clancy van Zuiderpark College zegt:
“S leerlingen kiezen voor economie” Het Zuiderpark College is een scholengemeenschap voor Vmbo en Havo in Rotterdam Zuid. Het zuiderpark College is een zwarte school. Op het Zuiderpark College gaf dhr.Clancy, locatiedirecteur aan dat er slechts vier S leerlingen zich op de school bevinden. Zij hebben geen S kunstvakdocenten in dienst en zij worden ook niet vanuit de beroepspraktijk er bij betrokken. Verder besteden zij in de lessen CKV geen tijd aan het onderwerp diversiteit in de kunsten. Dhr. Clancy geeft aan dat de voorkeur van de 4 Havo S leerlingen uit gaat naar een economische opleiding in plaats van een Kunstacademie.
Reflectie
De populaire vakken zijn altijd nog economie zoals Dhr. Vonk van het City college en dhr. Clancy van het Zuiderpark College aangeven. Economie blijft populair omdat je daar veel geld mee kunt verdienen zoals er geredeneerd wordt binnen de S kringen. Dit is belangrijk voor mijn onderzoek want het onderschrijft het belang voor scholen om met de kunstvakken aan te sluiten bij de leefwereld van de S leerlingen en de S leerlingen gebruik te laten maken van elkaars talenten en creativiteit.
26
Ik denk dat in het kader van mijn onderzoek de interesse gewekt kan worden als zij succesverhalen horen en zien. Verder als de financiële kant benaderd wordt en zij een duidelijk beeld krijgen dat het kunstenaarschap een beroep is, zal dat ook een ander licht werpen op het vak. Culturele opvoeding door de familie , school en vrienden is cruciaal. De opvoeding blijft wel een essentieel punt als het gaat om culturele opvoeding en bagage.
Vanuit mijn onderzoeksvraag is dit wel een brug die de onderwijsgevenden kunnen inslaan richting potentiële Surinaamse leerlingen om ze kennis te laten maken met kunst door in bijvoorbeeld de CKV lessen voorbeelden aan te halen van hun eigen cultuur . Zij zien het kunstenaarschap als een hobby en het beeld moet veranderen naar dat het ook een beroep is waar je je geld mee kunt verdienen.
2.7
Samenvatting interviews Havo leerlingen
2.7.1 Inleiding
De interviews zijn afgenomen als gewone gesprekken in de vorm van een focusinterview met de respondenten. De vragen die ik heb gesteld waren semi-gestructureerd. Er zijn open vragen gesteld om te ontdekken hoe zij denken over het volgen van een opleiding aan een Kunstacademie. De interviews beslaan tien hoofdvragen. Het interview heeft ongeveer een uur geduurd. Het interview bestond uit drie delen. Het eerste gedeelte van het interview gaat over het referentiekader van de S leerlingen binnen de kunstvakken. Het tweede gedeelte ging over kunst algemeen als examenvak. Tot slot hoe zij denken over zwarte rolemodels in de kunsten. De geïnterviewden voelden zich een beetje ongemakkelijk. Zij gaven aan dat zij anoniem wilde blijven.
27
Serghino (16) HAVO, Cherry An (15) HAVO (Surinaamse afkomst). Tijdens het groepsgesprek in het Hip Hop Huis bleek dat de leerlingen moeite hadden het kunstvak in een voor zichzelf herkenbare referentiekade rte plaatsen. Serghino gaf aan later absoluut iets met dans te willen gaan doen. In zijn omgeving; daarmee wordt bedoeld familie en vrienden wordt er hierop niet positief gereageerd omdat zijn omgeving het meer ziet als een hobby dan een echt beroep.
Cherry Ann moet er nog over nadenken wat ze later wil gaan doen. Cherry Ann heeft geen kunstvakken in haar pakket. Verder gaven de leerlingen aan weinig kennis te hebben van de Kunstacademie en wat je er precies mee kan worden. De naam Codarts of de WDKA werpt voor hen meteen een hoge drempel op.
Zij denken er niet over na omdat de drempels te hoog zijn en zij eerder zouden kiezen voor een MBO dans of theateropleiding als ze voor een kunstopleiding zouden kiezen. De populaire kunst herkennen zij wel omdat het laagdrempeliger is en het aansluit op hun eigen cultuur en identiteit Tijdens het gesprek kwamen de volgende punten naar voren ;
1. De S leerlingen hebben duidelijke vooroordelen over de Kunstacademie, dat het voornamelijk klassiek geschoold is, dat het iets is voor blanke leerlingen, en dat het geen inkomsten oplevert, dat het niet serieus wordt genomen door je omgeving, familie en vrienden.
2. Dat de leerlingen geen voorbeelden kennen, nieuwsgierig zijn naar de succesverhalen en vooral hoe kunstenaars en kunstvakdocenten .er hun bestaan van kunnen opbouwen
3. De toelating streng is en dat er hoge eisen gesteld worden aan de studenten. Zij denken dat zij daar niet aan kunnen voldoen. 28
De leerlingen gaven aan dat er in de lessen op school weinig aandacht aan de zwarte cultuur wordt besteed waardoor de Kunstacademie iets is voor de westerlingen maar niet voor henzelf. Door het gesprek kwamen de leerlingen erachter dat zij veel vooroordelen hebben over de Kunstacademie, maar geen duidelijk beeld hebben wat het behelst. De twee interviews gaven verdieping in de beweegredenen van Surinaamse studenten. Ze zijn natuurlijk niet bij voorbaat representatief voor de populatie. Maar omdat de cijfers van het CBS de staat van de toetreding van Surinaamse studenten tot kunstacademisch onderzoek al hebben laten zien, bevestigen het beeld dat uit de cijfers van het CBS naar voren komt.
Reflectie Ik heb twee leerlingen geïnterviewd. Na deze interviews werd het voor mij duidelijk dat zij er niet over nadenken om überhaupt een Kunstacademie te volgen, omdat het in hun optiek te hoog gegrepen is en dat je er niet echt je boterham mee kunt verdienen.
Zij houden allebei van dansen maar zien dit vooralsnog als een hobby. De Kunstacademie is veel meer voor klassieke danser dan voor Urban. Dit onduidelijke beeld geeft aan dat de educatie van kunst binnen het onderwijs van groot belang is en ook de voorbeeldfuncties van Surinaamse kunstvakdocenten, theatermaker, dansers, musici en beeldend kunstenaars. De vakdocenten zijn van belang omdat zij meteen als voorbeeld kunnen dienen.
De Kunstacademie is geen opleiding die zij zouden volgen omdat zij er niet bekend mee zijn en geen duidelijke voorbeelden zien in de maatschappij en in hun directe omgeving, familieleden en op school.
29
De feedback van de respondenten is van belang voor mijn onderzoek omdat hierin wordt aangetoond dat zoals in paragraaf 2.5 beschreven staat dat Surinaamse leerlingen wel degelijk zijn gemotiveerd maar weinig kennis en inzicht hebben van wat er mogelijk is op een Kunstacademie.
2.8
Onderzoek motivatie Surinaamse leerlingen
Peter Renshaw is een consultant op het gebied van kunst en onderwijs. Voorheen was hij werkzaam als Professor Muziek en Drama. Renshaw onderscheidt de verticale en horizontale.17 cultuurontwikkeling. Verticaal is de richting omhoog; individuele excellentie bereiken. De horizontale cultuur is gericht op zoveel mogelijk bereik, zoals de kunst workshops. Renshaw geeft aan dat niet elk optreden zal plaatsvinden op een concertpodium, waarom dan uitsluitend streven naar dat (technische) kwaliteitsniveau? En hoe vaak word je nou echt overdonderd door die optredens? Op onverwachte plekken, op straat, in de tram, waar gespeeld wordt met de ruimte, daar word je geraakt. Die verticale lijn is eigenlijk een afvalrace, met veel verliezers en een enkele winnaar.
Diegene die doorstroomt naar een Kunstacademie wint de prijs en bestijgt het podium. Zijn theorie is belangrijk voor mijn onderzoek omdat Renshaw niet streeft naar een massacultuur maar oog heeft voor het individu dat getalenteerd is.
Om antwoord te geven op de deelvragen 3 en 4 authenticiteit en identiteit zijn belangrijke waarden in de kunst, volgens Renshaw en moeten die waarde de ruimte krijgen op kunsteducatieve instellingen. Veel S jongeren beoefenen de populaire kunst. Populaire kunst is een cultuur met eigen symbolen, muziek, dans, autonome kunst en leefstijlen. Een voorbeeld hiervan is graffitikunst.
17
Verslag Conferentie kunsteducatie, paragraaf: De Brit en de olifant Verslag ledencongres De Kunstconnectie/VKV 10-11 mei 2006, Den Haag
30
De Surinaamse jongeren verliezen hun interesse doordat de Kunstacademies veelal de verticale cultuur hanteren. Volgens Renshaw moet die horizontale ontwikkeling, ook op Kunstinstellingen en Kunstacademies de ruimte krijgen.
Claudia Ruitenberg is beleidsmedewerker bij de Rotterdamse Kunststichting. Zij heeft kwalitatief onderzoek gedaan in opdracht van het SKVR naar de deelname en motivatie van het vrijetijdsaanbod van kunsteducatie-instellingen met het oog op deelname van allochtonen Daaruit bleek dat de Surinaamse jongeren die al cursussen volgen, zo‟n tweederde wel degelijk het huis uitkomt voor het algemene westerse aanbod. Er is een grote groep die naast school een cursus theater, dans, of muziek volgt. De motivatie en deelname is er. Het is niet automatisch zo: allochtoon, dan ook een allochtoon aanbod.
Reflectie
Dit stuk toont aan dat de Surinaamse jongeren wel kunsteducatieve projecten bezoeken. Het aanbod is Westers maar zij vinden toch aansluitingbij de projecten. Dit stuk is belangrijk voor mijn onderzoeksvraag omdat hieruit blijkt dat Surinaamse leerlingen wel degelijk buiten school gemotiveerd zijn om kunstvakken te volgen. De horizontale cultuur sluit hier op aan omdat de potentiële Surinaamse studenten meer ruimte krijgen om hun talenten te ontwikkelen en meer kansen krijgen om toegelaten te worden zoals Renshaw aangeeft.
31
2.9
Samenvatting en conclusie
In hoofdstuk 2 heb ik eerst de Surinaamse gemeenschap beschreven hoe zij in Nederland terecht zijn gekomen en wat hun SES is. In de overige paragrafen heb ik Surinaamse Havo leerlingen geïnterviewd en twee HAVO scholen geïnterviewd. Tot slot heb ik aan de hand van literatuur de motivatie omtrent het volgen van kunst buiten school uiteengezet Om de deelvragen te beantwoorden heb ik de theorie van Renshaw geanalyseerd en het onderzoek van Claudia Ruitenberg en Jeroen Slot ernaast gehouden.
Om antwoord te geven op deelvraag 1 en 2: de groep Surinaamse studenten die zich heeft ingeschreven heeft op een Kunstacademie, bedraagt ongeveer 0,6% van het totale aantal inschrijvingen. De totale Surinaamse populatie bedraagt 2% in Nederland waarvan 0,6% een opleiding aan de Kunstacademie volgt. Dit aantal is laag in verhouding met de autochtonen. Dit sluit aan op het interview dat ik heb afgenomen met de Surinaamse Havo leerlingen. Zij geven expliciet aan dat het beoefenen van kunst niet als beroep erkend wordt in hun omgeving en zij weinig kennis en inzicht hebben op wat een Kunstacademie hun te bieden heeft. Verder geven zij aan dat zij geloven in de vooroordelen dat; de kunstacademie vooral voor de klassiek geschoolde is en dat er sprake is van een strenge toelating.
Voor dit onderzoek is het belangrijk een breder perspectief aandacht te geven: actief, receptief en reflectief in verschillende lagen van de samenleving. Renshaw pleit voor de opwaardering van de straatcultuur: de beleving. Met het doel meer aandacht te geven aan de horizontale cultuur. Om antwoord te geven op deelvragen 3 en 4: we zien dat de Surinaamse aankomende studenten relatief zelden een Havo opleiding volgen. De grootste groep van Surinaamse leerlingen bevind zich op het speciaal onderwijs en het Vmbo. Zij willen wel een Kunstacademie volgen maar de drempel is te hoog. Wel geven zij aan populaire kunst te beoefenen. De
32
Kunstacademie zouden zij wel willen volgen, alleen hebben zij deze mogelijkheid nooit overwogen. Dat komt omdat zij het niet zien als een opleiding die geschikt zou kunnen zijn voor hen, omdat volgens de leerlingen de inhoud van de opleiding niet voldoende zou aansluiten op hun identiteit.
De meerwaarde van kunst en cultuur zit ook in de breedte. Alleen al geconfronteerd worden met je eigen voorstellingsvermogen is een grote waarde van kunst. Het opsporen van fascinaties en passie naast het opsporen van „talent‟ is een van de belangrijke functies van kunsteducatie. Ik vind dat een mooi voorbeeld van Renshaw om niet alleen talentontwikkeling de kans te geven, maar ook de populaire kunst op straat te zien als een waardevolle ontwikkeling die aandacht verdient en een waardevolle brug richting de Kunstacademies.
33
3.
Codarts en Willem de Kooning
3.1
Inleiding
Doelstelling van dit hoofdstuk is om een duidelijk beeld te krijgen van de casestudies C en WDKA en het actuele cultuurbeleid binnen de Hogescholen voor de Kunsten. De theorie van Jenkins, Renshaw en het rapport Onderscheiden –verbinden en vernieuwen van de commissie Dijkgraaf worden hierin verwerkt. Verder is het doel om de actuele ontwikkeling binnen de Hogescholen voor de kunsten in kaart te brengen.
De volgende onderwerpen worden besproken in de volgende paragrafen: In paragraaf 3.2 beschrijf ik de achtergrond Codarts In paragraaf 3.3 beschrijf ik de achtergrond van WDKA. In paragraaf 3.4 beschrijf ik wat het huidige strategie van C en WDKA is. Tevens beantwoord ik deelvraag 4 In paragraaf 3.5 beschrijf ik hoe het huidige aannamebeleid van C en WDKA is. In paragraaf 3.6 geef ik de huidige cijfers weer van de Surinaamse studenten die een opleiding volgen aan C en WDKA. Tevens beantwoord ik deelvraag 5..
In paragraaf 3.7 geef ik een samenvatting van de sleutelfiguren van C en WDKA. In paragraaf 3.8 beschrijf ik of er Surinaamse docenten werkzaam zijn in het Hoger Kunstonderwijs. In paragraaf 3.9 ga ik verder in of er vanuit de beroepspraktijk Surinaamse kunstenaars betrokken worden bij de Kunstacademies. Hierin beantwoord ik deelvraag 6. Dit hoofdstuk zal afgesloten worden met een samenvatting.
34
3.2
Actuele ontwikkelingen binnen de Hogescholen voor de Kunsten
In het rapport Onderscheiden-verbinden-vernieuwen heeft de minister van OCW de HBO-raad gevraagd om een sectorplan op te stellen voor de toekomst van het kunstonderwijs. Het sectorplan is tot stand gekomen op basis van een advies dat de toekomst analyseert18. Het kunstonderwijs geeft aan welke onderdelen en actiepunten het sectorplan moet bevatten alsook de verantwoordelijkheden en rollen van de betrokken actoren. De HBO-raad 19heeft een externe commissie ingesteld die de hogescholen adviseert over de inhoud en aard van dat plan. De commissie is gevraagd om aanbevelingen te doen over onder meer de positionering van het kunstonderwijs, zowel in de nationale als internationale context, de verbindingen tussen de opleidingen en de kunstpraktijk, de toewijding naar het kunstonderwijs en de versterking van de kwaliteit van de docenten, vanuit een analyse van de ontwikkelingen in kunst, cultuur en creatieve industrie en hun betekenis voor het kunstonderwijs.
Voor het sectorplan is daarom een aantal duidelijke criteria gesteld voor de profilering van de Hogescholen. De profilering van de hogescholen moet een verbinding met de kunstpraktijk zijn. Het sectorplan bestaat uit verschillende thema‟s. Enkele thema‟s van de hogescholen die passen binnen het kader van mijn onderzoek zijn;
1. Uit het thema profilering: De profilering van het KUO samen zal moeten hangen met de kwaliteiten en de competenties waarop men de talenten selecteert en met de ambities die de Hogescholen voor de aankomende studenten heeft.
18 19
Rapport adviescommissie Dijkgraaf (2010) Onderscheiden-verbinden-vernieuwen, p 11 Rapport adviescommissie Dijkgraaf (2010) Onderscheiden-verbinden-vernieuwen
35
2. De wijze waarop hogescholen met KUO hun internationalisering vormgeven, samen de partijen buiten het HBO en buiten Nederland.
3. De wijze waarop hogescholen hun taak als opleiders van docenten in kunst en cultuur nieuw leven inblazen in het brede zin van het woord.
4. Uit het thema ambitie: De realisatie van nieuwe vormen van KUOaanbod in samenwerking met relevante opleidingen elders in het HBO, WO en MBO, technologisch, educatief, multidisciplinair, liberal arts en dergelijke.
5. De ontwikkeling van het docentencorps, de veranderende samenleving, vergrijzing, multiculturele samenleving en de snelle veranderingen in de beroepspraktijk.
Het KUO leidt getalenteerde jonge mensen op voor een sector en beroepen die wereldwijd aan het veranderen zijn. De kunsten zijn aan het veranderen op elk vlak zowel op het gebied van demografie, technologie en identiteit. De kunstacademies kunnen met het Kunstbeleid van Commissie Dijkgraaf kansen creëren om verschillende doelgroepen aan te trekken voor de Kunstacademie.20
Het KUO moet mensen selecteren en vormen die op een uitzonderlijke manier aan het werk gaan in de kunstpraktijk. Deze uitdagingen en de kansen die Hogescholen bieden, herkennen en oppakken is voor het sectorplan KUO essentieel.
20
Rapport Onderscheiden-verbinden en vernieuwen p39
36
De commissie ziet drie partijen die onderling en met elkaar tot initiatieven en afspraken dienen te komen om hun rol concreet in te vullen:
1. De hogescholen, zowel zij die KUO-opleidingen aanbieden als de overige; 2. De kunst- en cultuursector en hun vertegenwoordigers, waaronder ook nieuwe partners. 3. KUO in de beroepspraktijk van deze tijd; het beroep „kunstenaar‟ als professie, inclusief het leraarschap en educatieve beroepen
Reflectie In dit stukje tekst uit het rapport Onderscheiden-verbinden-vernieuwen van de Commissie Dijkgraaf hebben de thema‟s een, drie, vijf en zes betrekking op mijn onderzoeksvraag, hoe hogescholen voor de kunsten talenten gaan binnen halen. Er moeten kansen gecreëerd worden om nieuwe doelgroepen te bereiken binnen het kunstonderwijs omdat de samenleving aan het veranderen is. De vraag wat de veranderingen binnen het kunstvakonderwijs betekenen voor de aankomende allochtone student komt naar voren.
De hogescholen voor de kunsten zullen met de tijd mee moeten gaan en zichzelf inzicht moeten verschaffen in de snelveranderende leefwereld van de allochtone aankomende studenten. De sociaal economische status speelt een belangrijke rol bij de motivatie om zich aan te melden bij de Kunstacademies voor de S potentiële studenten.
37
3.3
Codarts
Codarts is een kleinschalige internationale school die hoogwaardig kunstvakonderwijs aanbiedt op het gebied van muziek, dans en circus Het onderwijs bij Codarts wordt verzorgd door het Rotterdams Conservatorium (muziek), de Rotterdamse Dansacademie (dans) en Rotterdam Circus Arts (circus).
Codarts telt ongeveer 1.100 studenten, met 60 nationaliteiten, en circa 340 medewerkers. Het Rotterdams Conservatorium (RC) staat hoog aangeschreven in binnen- en buitenland. Die goede naam dankt het aan de topkwaliteit die het biedt in een breed aanbod van studierichtingen. Het RC bestaat uit vijf academies; de Rotterdam Classical Music Academy, de Rotterdam Jazz Academy, de Rotterdam Pop Academy, de Rotterdam World Music Academy en De Rotterdamse Dansacademie (RDA). Laatstgenoemde is één van de meest toonaangevende vakopleidingen voor eigentijdse dans in Europa.
Studenten komen uit de hele wereld om aan de RDA te studeren. Hier kun je rekenen op een actuele en individueel gerichte voorbereiding op een professionele carrière als danser, choreograaf of docent dans. Door de nadruk te leggen op excellentie streeft de RDA naar het afleveren van hooggekwalificeerde danskunstenaars die aan de slag kunnen op de internationale arbeidsmarkt
Codarts beschikt ook over een vooropleiding die een tot twee jaar duurt om het vergelijkbare niveau van de HAVO te halen. Deze opleiding is bedoeld om je voor te bereiden voor de opleiding. Verder werkt Codarts ook nauw samen met de SKVR, Music Matters en de Brassbandschool om talenten te werven voor de Codarts.
De talenten doen een voortraject bij SKVR in de vorm van het MBO of het behalen van het muziekdiploma HaFa (Harmonie/Fanfare)-opleiding. De HaFa is landelijk gecertificeerd. 38
Het diploma bestaat uit vier onderdelen Muziekdiploma A tot en D. Muziek diploma D is het hoogst haalbare en geef direct toegang tot Codarts. Het diploma is vergelijkbaar met een middelbaar beroepsonderwijs.
Verder besteedt Codarts veel aandacht aan onderzoek om talenten te werven en om zich nog beter te positioneren. Een voorbeeld hiervan is onderzoek is een onderzoek van student Jeanneke de Boer21 over de studie Noord Indiaanse klassieke dans/muziek in opdracht van De Codarts. De afgelopen jaren heeft deze studie minder studenten aangetrokken. Deze informatie is belangrijk voor mijn onderzoeksvraag omdat hier en brug wordt geslagen tussen een kunst educatieve instelling SKVR en de Hogeschool voor de Kunsten.
3.4
Willem de Kooning Academie
Het „Instituut Willem de Kooning Academie Hogeschool Rotterdam‟ biedt bachelor- en masteropleidingen op het gebied van de visuele cultuur – kunst, vormgeving en vakdocentschap – plus een bacheloropleiding in vrijetijdsmanagement.
Het Instituut Willem de Kooning Academie kent vier 'Schools'. Drie daarvan bieden bachelor- en masteropleidingen. De gebieden zijn: beeldende kunst en vormgeving, en educatie daarin: de School of Fine Art; de School of Media & Design en de School of Education in Art & Design. Daarnaast is er de School of Leisure met een bacheloropleiding Vrijetijdsmanagement.
De WDKA leidt op tot een carrière als kunstenaar, ontwerper, maker en uitvoerder, docent, organisator of als onderzoeker. Tijdens de opleiding biedt de WDKA ruimschoots gelegenheid om ervaring op te doen in de beroepspraktijk doordat je deelneemt aan praktijk-opdrachten, projecten en stages - een werkwijze die binnen de Hogeschool bekend staat als 'Outside In-Inside Out' (OI-IO). 21
Boer, J, inventory of RWMA policies and education, specially focused on how to connect with SurinamHindustani Codarts, 2009.
39
Dit is bedoeld om de praktijk binnen de Hogeschool te halen zodat studenten nog meer uit hun opleiding kunnen halen en studenten hun ambities kunnen waarmaken.
3.5
De huidige strategie en het aannamebeleid van aankomende studenten op C en de WDKA
Een analyse van het sectorplan van de Commissie Dijkgraaf levert de volgende randvoorwaarden die van belang voor de Hogescholen. De profilering van de hogescholen moet een verbinding met de kunstpraktijk vormen. Het sectorplan moet heldere afspraken bevatten over wie wat gaat doen om dit samen waar te maken. Verscheidenheid biedt nieuwe kansen voor Hogescholen en zij zullen daarop in moeten zetten om te kunnen acteren in de globalisering.
Het aanname beleid van zowel C als de WDKA stemt overeen. De aanmeldingsprocedure voor het kunstvakonderwijs wijkt echter af van de gebruikelijke procedure in het hoger onderwijs. Voordat je toegelaten wordt moet je eerst auditie doen. Dan wordt onderzocht of je voldoet aan de toelatingseisen zoals die op de academiepagina's beschreven staan. Iedere studierichting kent een eigen toelatingsprocedure met bijbehorende selectiecriteria en aanvullende eisen.
De inhoud van de audities is afgestemd op de eisen die de opleidingen en de latere beroepsuitoefening aan de student stellen. De Rotterdamse Pop Academy hanteert bijvoorbeeld een voorselectie op basis van digitaal audiomateriaal. Naar aanleiding hiervan wordt de aankomende student uitgenodigd om auditie te komen doen. De inhoud van de audities is afgestemd op de eisen die de opleiding en het werkveld aan de student stellen. De audities worden afgenomen door een commissie die is samengesteld uit docenten van Codarts. 40
De toelating van de Codarts geschiedt per richting. De aankomende studenten dienen mimimaal in het bezit te zijn van een HAVO of MBO diploma. De aankomende studenten dienen vooraf testen en audities te doen afhankelijk van de richting die ze hebben gekozen. De toelating van de WDKA geschiedt op basis van minimaal een Havo of Mbo niveau 4 met het juiste vakkenpakket. Verder moet de aankomende student een toelatingsgesprek voeren van ongeveer 20 minuten. Aan de hand van minimaal 20 meegebrachte werkstukken, plus twee thuis uitgewerkte opdrachten.
De werkstukken moeten door de aankomende student gemotiveerd en onderbouwd worden en dienen naast eigen werk, foto‟s, dia‟s en eventuele 3D werkstukken te bevatten. Tijdens het gesprek zijn ook de houding, opstelling en de mate waarin de aankomende student zich actief en overtuigend mondeling presenteert zeer belangrijk. De aankomende student wordt na een aantal weken bericht of hij/zij is toegelaten tot C of de WDKA.
De Codarts biedt de potentiële S studenten meerdere wegen om toegang te verkrijgen op een van de opleidingen binnen de Kunstacademie. De wegen zijn ondermeer via de SKVR, Music Matters en de Vooropleiding van de Codarts. Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat Codarts een brug probeert te slaan tussen de Codarts en de Surinaamse leefwereld. Dit doen zij door zich zichtbaar te profileren op de kunsteducatieve instellingen zoals de SKVR die nauw samenwerkt met de Codarts.
Codarts geeft zelf aan dat zij een begin te hebben gemaakt met het slaan van een brug richting de potentiele S studenten. Dit hebben zij gedaan door onder andere S studenten te werven via SKVR waar zij nauw mee samenwerkt.
41
Codarts geeft aan dat zij er nog lang niet zijn, omdat zij niet dezelfde cultuurtaal spreken als de S leerlingen om de S leerlingen, en zodoende het belang van het volgen van een opleiding te laten inzien. De Surinaamse groep die niet de juiste vooropleiding heeft leert het beste door informeel te leren.22 Interculturaliteit op een positieve manier invullen. Zo wordt er gezegd dat leraren die informeel, alledaags leren kunnen integreren met formeel leren er beter in slagen om de kennis over te brengen aan leerlingen uit diverse sociale groepen. Die groepen zijn op die manier beter te bereiken.
Reflectie Renshaw geeft aan dat authenticiteit en identiteit wat hem betreft op de eerste plaats komen als het gaat om het kunstonderwijs. Techniek komt daarna. En hij legt uit dat om contact te leggen tussen de horizontale en verticale cultuurrichting, de organisatie moet verplatten. Dat vraagt ook om nieuwe vormen van leiderschap.23 De horizontale cultuur is gericht op zoveel mogelijk bereik zoals bijvoorbeeld Coca Cola en de verticale cultuur is omhoog, hier gaat het erom om individuele excellentie te bereiken. Voor mijn onderzoek is het belangrijk omdat er niet alleen ingezet wordt op het talent, maar ook aan alle drie de componenten van kunsteducatie in een breder perspectief aandacht wordt besteed. De drie componenten zijn: actief, receptief en reflectief in verschillende lagen van de samenleving.
Renshaw pleit voor de opwaardering van de straatcultuur: de beleving. Met het doel meer aandacht te geven aan de horizontale cultuur. Dit is ook belangrijk voor mijn onderzoek omdat S leerlingen vaak niet de juiste vooropleiding hebben. De theorie van Renshaw zou een doorbraak zijn in mijn onderzoek dat Kunstacademies in de horizontale cultuur werven zoals Codarts dat doet zodat je meer S studenten kunt interesseren voor een van de opleidingen. 22 23
SDL p23
, Verslag Conferentie kunsteducatie, paragraaf: De Brit en de olifant Verslag ledencongres De Kunstconnectie/VKV 10-11 mei 2006, Den Haag
42
3.6
De huidige cijfers van Surinaamse studenten die een opleiding volgen aan C en de WDKA
De exacte gegevens zijn niet bekend bij zowel C als de WDKA, omdat alle studenten op basis van nationaliteit worden ingeschreven. Zowel C als de WDKA registeren de aankomende studenten op basis van nationaliteit en niet op basis van de culturele achtergrond. Op de WDKA zijn op dit moment vier Surinaamse studenten ingeschreven die de richtingen vormgeven en de docentenopleiding volgen. Bij C is zijn dat ongeveer vijf studenten op de 1100 studenten. Het is moeilijk om de S studenten in kaart te brengen omdat zij op nationaliteit worden ingeschreven. Als we het aantal landelijke inschrijvingen van de Kunstacademies bekijken van 0,6% wordt het duidelijk dat het percentage op C en WDKA onder de 0,6% moet liggen.
3.7
Samenvatting interviews C en WDKA
3.7.1 Inleiding
De interviews zijn als gewone gesprekken met de respondenten gevoerd. Er zijn open vragen gesteld om te ontdekken of C en WDKA beleid voeren om Surinaamse studenten te werven. Het interview beslaat tien hoofdvragen en een subvraag. Elk interview heeft ongeveer een uur geduurd. Het eerste gedeelte van het interview gaat over het beleid en strategie van C en WDKA en wat zij vinden van het huidige cultuurbeleid.
43
In het tweede gedeelte wordt getracht te achterhalen of er S studenten ingeschreven staan en hoe groot die groep is en hoe de toelating verloopt. Het laatste gedeelte van het interview heeft betrekking of de inhoud en aansluiting van de opleiding past bij de Surinaamse studenten en welk beleid er ingezet zou kunnen worden om Surinaamse studenten te werven.
Dhr. Cramer zegt:
“Talent is de belangrijkste drijfveer om studenten aan te nemen”
Codarts werkt samen met Stichting SKVR. SKVR slaat een brug tussen Rotterdamse jongeren en kunst en cultuur. Dhr. Cramer is secretaris bij Codarts. De samenwerking bestaat uit het aanbieden van docenten voor diverse projecten binnen de SKVR. Verder uit het werven van talenten bij de mbo opleiding van de SKVR en de workshops beeldende kunst, dans, theater, en muziek. Codarts heeft geen specifiek beleid om S potentiële studenten te werven.
Zij streven er wel naar om onder andere S aankomende studenten te betrekken bij het kunstonderwijs en dat het mogelijk moet zijn gezien het huidige cultuurbeleid. Codarts heeft een directe lijn met SKVR als daar leerlingen zijn die uitblinken is het mogelijk om een overstap te maken naar Codarts om daar een van de opleidingen te volgen met speciale begeleiding. SKVR werkt met kunstamateurs die op basis van talent toegelaten kunnen worden bij Codarts. SKVR is gevestigd onder het centrale bureau van Codarts.
44
SKVR verbindt zoveel mogelijk (jonge) Rotterdammers met kunst en cultuur. Je kunt bij SKVR lessen en cursussen volgen in onder andere beeldende kunst, dans, fotografie, theater, muziek. Een voorbeeld daarvan is de student Chico. Chico heeft meegewerkt aan de documentaire Rauw en Puur van Mildred Roethof. In die documentaire heeft hij zijn danstalenten laten zien en is na het programma van Roethof toegelaten tot de dansacademie bij Codarts en danst op dit moment zelf in het Scapino Ballet.
Chico had een Vmbo achtergrond. Chico is in staat om de opleiding te volgen omdat Codarts Chico extra ondersteuning en begeleiding geeft vanuit de opleiding. Dhr. Cramers geeft aan dat het wel pittig is voor hem, maar het gaat goed. Codarts hanteert de benadering om kunst te beleven vanuit je eigen identiteit. S en A kunstenaars worden bij Codarts betrokken middels projecten zoals Brass. Hip Hop. Concluderend kan gesteld worden dat Codarts al vooruitstrevend bezig is omdat zij samenwerken met het SKVR.
Op dit moment zijn de cijfers niet inzichtelijk van het aantal Surinaamse studenten binnen C. De aantallen zijn gering- en de opleiding waar zij zich vaker inschrijven is de dansopleiding. De inschrijvingen geschieden op basis van nationaliteit. Codarts geeft een antwoord op deelvraag 5 hoe zij onder andere Surinaamse aankomende studenten ontmoeten en eventueel motiveren om een opleiding te volgen.
45
Reflectie
Codarts is heel innovatief bezig om talenten zoals Chico te laten doorstromen naar de dansopleiding binnen Codarts. Codarts is een voorbeeld omdat zij werken met kunsteducatieve instellingen en de S leerlingen een kans willen geven om via een andere route toch op de kunstacademie een van de opleidingen te volgen. Dit is relevant voor mijn onderzoek omdat Codarts gebruik maakt van de theorie van Renshaw, de horizontale cultuur om S studenten te werven.
Dhr. Lagendaal zegt:
“Wij hanteren het reguliere aannamebeleid voor alle studenten van alle nationaliteiten”
Instituut Willem de Kooning heeft geen specifieke beleid als het gaat om het werven van Surinaamse studenten. Dhr. Lagendaal is manager bedrijfsvoering. WDKA geeft aan dat zij daar geen beleid op hebben omdat zij iedereen gelijk behandelen. Alle potentiële studenten die zich aanmelden hebben gelijke kansen.
Er wordt gekeken naar de talenten die de studenten hebben. Zij geven aan niet te werven bij kunstinstellingen en buurthuizen. Dit geldt ook voor de beroepsbeoefenaars die zij betrekken bij de Academie. De beroepsbeoefenaar traceren zij in het werkveld van de kunstenaars.
Op dit moment hebben zij geen S kunstvakdocenten. De S studenten die zijn ingeschreven bij de WDKA zijn minimaal. Op dit moment zijn er 4 S studenten ingeschreven die opleidingen Vormgeving en Docent Beeldende Vorming volgen. 46
Concluderend geeft de WDKA aan niet expliciet beleid te gaan voeren om S aankomende studenten te motiveren om aan de WDKA een van hun opleidingen te volgen. Zij geven aan dat alle studenten die een opleiding willen volgen binnen de WDKA het reguliere traject moeten volgen. Het reguliere traject houdt in dat de Surinaamse aankomende studenten de juiste vooropleiding genieten en beschikken over de juiste talenten voor de toelating.
Reflectie
WDKA geeft expliciet aan dat aankomende studenten moeten beschikken over de juiste vooropleidingen om toegelaten te worden. Zij gaan absoluut niet werven of kijken bij kunsteducatieve instellingen waardoor zij geen contact maken met de kunst op straat oftewel de amateurkunst. Een voorbeeld hiervan is theater in de wijk. De kunst op straat wordt ook wel de populaire kunst genoemd en wordt veelal beoefend door lager opgeleiden die hun eigen identiteit verwerken in hun kunstuitingen zoals bijvoorbeeld graffiti
De groep die studeert aan de WDKA is niet groot . De drempel om de WDKA te volgen voor S potentiële studenten ligt hoog omdat er geen brug wordt geslagen naar de leefwereld van de Surinaamse potentiële studenten.
De Amerikaanse onderzoeker Henry Jenkins24 omschrijft de huidige samenleving als een participatiesamenleving. De mensen zijn inventief en actief. De competenties; spelen, presenteren, simuleren, aanpassing, multi tasking, doorgeven van kennis, collectieve intelligentie en beoordeling die hij aangeeft zijn voor mijn onderzoek belangrijk omdat ze veel meer op het delen van kennis is gebaseerd, het collectief wordt naar voren geschoven. 24
Jenkins, H.. (2006) [et al.]Confronting the challenges of participatory culture : media education for the 21 st century : an occasional paper on digital media and learning / Chicago : MacArthur Foundation.
47
De onderwijsinstellingen, docenten zijn verantwoordelijk voor de aansluiting met deze jongeren in de huidige samenleving.
3.8
Surinaamse kunstvakdocenten werkzaam binnen de Hogescholen voor de kunsten.
3.8.1 Inleiding
De interviews zijn als gewone gesprekken met de respondenten gevoerd. Er zijn open vragen gesteld aan Bennie Semil. De locatie was de haven voor het Hip Hophuis. Het interview bestond uit tien hoofdvragen. Het interview heeft ongeveer een uur geduurd. Het eerste gedeelte van het interview gaat over personalia en gevolgde opleidingen en of er een platform is voor S kunstbeoefenaars. In het tweede gedeelte wordt getracht te achterhalen hoe zij over het huidige cultuurbeleid denken of er genoeg wordt gedaan voor de Surinaamse kunstvakdocent.
Het laatste gedeelte van het interview heeft betrekking op de vraag of de S kunstvakdocenten betrokken worden bij het onderwijs en van welke netwerken zij afhankelijk zijn.
Bennie Semil zegt:
“Je afkomst is je kracht als het gaat om performen”
Bennie Semil (39) is van Surinaamse afkomst en is geboren in Nederland. Hij leidt en initieert projecten voor allochtonen. Verder is hij een van de oprichters van het Hip Hop Huis in Rotterdam. Vanaf zijn achtste jaar speelt hij drums en danst hij. Elk jaar geeft hij les als gastdocent dans bij Codarts. 48
Zijn achtergrond is sportleraar. Hij is een van de oprichters van het Hip Hop Huis in Rotterdam. Bennie is gaan dansen toen de hip hop cultuur in de jaren tachtig vanuit Amerika overwaaide naar Nederland. Vanuit huis werd dans niet als een serieus beroep erkend.
Door de bezuinigingen in het kunst cultuurbeleid zullen er nog meer talenten verloren gaan. “De talenten zullen in de kelder doorgaan met dansen.” Aldus Semil. Hij heeft nooit de Kunstacademie gevolgd, als hij daar de kansen voor had gekregen had hij het absoluut gedaan Bennie denkt dat het ook absoluut te maken heeft met alle vooroordelen die er zijn binnen de S gemeenschap dat kunst geen geld in het laatje brengt. S krijgen kunst en cultuur niet mee vanuit huis waardoor het nog moeilijker wordt om die stap te maken naar een Kunstacademie.
Om toch een opleiding aan de Kunstacademie te kunnen volgen heb je juiste opleiding nodig en een dikke huid om door te zetten. De Surinaamse gemeenschap kijkt namelijk toch met andere ogen naar kunst en er zal altijd gevraagd worden wat nu je echte professie is Bennie moest opboksen tegen de vooroordelen als danser en dansdocent binnen zijn eigen cultuur. Bennie vindt het zeer waardevol dat hij als gastdocent acte de presence mag geven binnen Codarts om op die manier als rolmodel te fungeren binnen zijn eigen cultuur.
Verder fungeert Bennie als spreekbuis voor diverse kunsteducatieve instellingen zoals het Koorenhuis in Den Haag en meest recentelijk de te openen kunsteducatieve instelling Kroepoek in Vlaardingen. Het kunst en cultuurbeleid in Nederland kan nog meer middelen inzetten om allochtone talenten te bereiken.
49
Hij geeft aan dat het op dit moment lastig wordt met de bezuinigen. Hij geeft al tien jaar les aan diverse scholen waaronder Codarts verder geeft hij ook dansworkshops. In de toekomst zou hij graag als kunstvakdocent op een Kunstacademie willen werken. Het advies wat hij alle Surinaamse jongeren wil geven dat je afkomst je kracht is maak er positief gebruik van
Reflectie
Bennie is een multi-talent dat alles doet voor de Surinaamse jongeren om ze te inspireren en te motiveren op cultureel vlak. Hij geeft aan dat wanneer hij als spreekbuis fungeert om de allochtone jongeren aan te spreken, de jongeren nauwelijks te bekennen zijn binnen de kunsteducatieve instellingen. De scholen zijn wel de meest centrale plaats om jongeren te inspireren en te motiveren als het gaat om kunst en identiteit.
3.9
De mate van betrokkenheid van Surinaamse kunstenaars bij Hogescholen voor de Kunsten?
Codarts trekt Surinaamse dansers en musici aan vanuit de beroepspraktijk om binnen de opleiding te doceren. Bennie Semil is gastdocent dans bij Codarts en is daar een goed voorbeeld van. De WDKA betrekt geen Surinaamse kunstenaars aan vanuit de beroepspraktijk. Zij netwerken onder gekwalificeerde kunstenaars die een toegevoegde waarde hebben voor de Academie.
Zij gaan niet specifiek op zoek naar de Surinaamse kunstenaars. Bennie Semil is een prachtig voorbeeld van iemand die communiceert met allochtone jongeren in dezelfde culturele taal. Hij slaat een brug tussen amateurkunst en zijn eigen Hip Hophuis, Codarts en de projecten die hij doet voor diverse allochtone Kunstamateurs. 50
Hij communiceert met personen uit verschillende culturen. Dit betekent dat Bennie communiceert met mensen met verschillende achtergronden, uit verschillende sociaal-economische groepen en subculturen. Om het verschil in referentiekader te overbruggen is het noodzakelijk om kennis te nemen van elkaars waarden en normen om beter te communiceren. Kunstacademies kunnen allochtone kunstvakdocenten inzetten binnen een van de opleidingen en hen nauw samen laten werken met docenten Community Art om de allochtone groep te bereiken en de noodzaak in te laten zien voor het volgen van een van de opleidingen om meer te kunnen profiteren van hun beroep..
Het kunstbeleidsplan van de Commissie Dijkgraaf springt hier op in zij hebben hogescholen voor de kunsten de opdracht gegeven om te vernieuwen en door nieuwe combinaties uit te proberen de samenleving de Kunstacademies binnen te halen. Codarts is absoluut inventief bezig om die brug te slaan om een afspiegeling van de samenleving te bereiken en te interesseren voor een van de opleidingen binnen Codarts.
3.10 Samenvatting en conclusie
Codarts en WDKA hebben als doel het werven van talentvolle studenten met de juiste vooropleiding. WDKA kijkt bij het aannemen van talentvolle aankomende studenten naar vooropleiding, terwijl C kijkt naar de talenten van potentiële studenten, ook wanneer zij niet de juiste vooropleiding hebben. De danser Chico is er een goed voorbeeld van: dat het met de juiste begeleiding haalbaar is om aan de Kunstacademie een opleiding te volgen. De multiculturele samenleving is een reflectie van de samenleving. De Kunstacademies kunnen ook die samenleving weerspiegelen in hun aannamebeleid. Codarts is absoluut inventief bezig om die brug te slaan en alle jongeren ongeacht hun afkomst te interesseren voor een van de opleidingen binnen Codarts.
51
Om deelvraag 6 te beantwoorden zie je dat Codarts ook S docenten vanuit de beroepspraktijk benaderd. Dit inspireert de S aankomende studenten enorm omdat zij een rolmodel zien. De WDKA doet het daaren tegen niet op die manier. Kunstacademies kunnen allochtone kunstvakdocenten inzetten binnen een van de opleidingen en hen nauw samen laten werken met docenten die bekend zijn met Community Art om de allochtone groep te bereiken en de noodzaak in te laten zien voor het volgen van een van de opleidingen. Hierdoor profiteren zij meer van hun bestaan van deze groep die als allochtoon kunstvakdocent als voorbeeld zullen fungeren voor de Surinaamse gemeenschap.
4.
Inleiding interviews kunsteducatieve instellingen en Theater Zuidplein
Doelstelling van dit hoofdstuk is om een duidelijk beeld te geven op welke wijze ik de interviews heb afgenomen en welke respondenten ik heb geinterviewd. In paragraaf 4.2 geef ik een overzicht van de respondenten die meegewerkt hebben aan mijn onderzoek. In paragraaf 4.3 geef ik aan welke vragen van belang waren voor mijn onderzoek. In paragraaf 4.4 zet de methode van de analyse uiteen. In paragraaf ken 4.5.1 en 4.5.2 zet ik de uitkomsten van de analyse van de kunsteducatieve instellingen en Theater Zuidplein uiteen. Tot slot in hoofdstuk 4.6 de samenvatting en conclusie.
52
4.1
Respondenten: Experts
De respondenten die hebben meegewerkt aan mijn onderzoek waren: Dhr. Cramers
Codarts
Dhr. Lagendaal
WDKA
Dhr. Vonk
City College
Dhr. Clancy
Zuiderpark College
Serghino en Cherry Ann
Havoscholen in Rotterdam en Arnhem
Mevr. van de Linden
Stichting Kosmopolis
Dhr. Lucas
Centrum Beeldende Kunst Rotterdam
Dhr. Lenstra
Music Matters
Mevr. Bechtold
SKVR (Stichting Kunst voor Rotterdammers)
Mevr. Siepel
Theater Zuidplein
Dhr. Creton, Dhr. Vrede. Dhr. Marica
Beeldend Kunstenaars
Dhr. Semil
Danser, muzikant en docent dans
Mevr. Willems
Docent dans en danser
Dhr. Boerleider
Theatermaker en acteur
4.2
Vragen van de interviews
De vragen die beantwoord die van belang waren voor mijn onderzoek waren of C en WDKA beleid voeren om potentiële Surinamaamse studenten te motiveren voor een van hun opleidingen. Wat de cijfers zijn van het aantal S studenten die een opleiding volgen aan de Kunstacademie. Aan de andere kant wilde ik de succesverhalen inventariseren van Surinaamse kunstenaars, dansers, musici en theatermakers als onderdeel van mijn onderzoek. Verder wilde ik erachter komen of er een platform is voor Surinaamse kunstenaars, theatermakers, dansers en musici en weten of het onderwijs een koppeling maakt met de Surinaamse kunstenaars uit beroepspraktijk.
53
Tot slot welke mogelijkheden S potentiële studenten hebben om alsnog een kunstacademie te volgen als zij niet de juiste vooropleiding genieten. Kunsteducatieve instellingen kunnen een brug kunnen slaan richting de Kunstacademies omdat de S jongeren wel de weg weten te vinden naar kunsteducatieve instellingen25.
De interviews zijn als gewone gesprekken met de respondenten gevoerd. Er zijn open vragen gesteld. Het interview beslaat drie gedeeltes en de vragen beslaan tien hoofdvragen. Elk interview duurde ongeveer een uur. Het eerste gedeelte van het interview gaat over de vraag hoeveel S kunstvakdocenten werkzaam zijn binnen de kunsteducatieve instellingen en of de activiteiten gericht zijn op de Surinaamse groep. Tot slot wat zij vinden van het huidige cultuurbeleid en welke weg aankomende S kunstbeoefenaars moeten bewandelen om een plekje te veroveren in de kunstwereld.
4.3
Analyse interviews Kunst educatieve instellingen
Liane van der Linden zegt:
“Ergens thuis horen, dat is waar velen naar op zoek zijn. Dat is waarom we ook de weg moeten bewandelen van de populaire kunst” . Stichting Kosmopolis is een door het Rijk gesubsidieerde instelling. Kosmopolis gebruikt Kunsten Cultuur om mensen uit verschillende culturennieuwsgierig naar elkaar te maken. Op die manier wil Kosmopolis verbanden leggen in de wijken en de overeenkomsten binnen culturen herkenbaar maken voor iedereen.
25
Zie vragenlijst stichting CBK en theater Zuidplein
54
In een interview heeft de directeur van Kosmopolis Liane van der Linden aangegeven voor diverse projecten te werken met gediplomeerde kunstenaars en theatermakers. Zij geeft expliciet aan dat er geen platform bestaat voor S kunstenaars. Als zij S kunstenaars wil inzetten voor de projecten is zij afhankelijk van sleutelfiguren .
Reflectie
Dat betekent dat de S kunstenaars onzichtbaar tenzij zij in doelgerichte projecten worden georganiseerd. De sleutelfiguren binnen het netwerk van de S kunstenaars kunnen fungeren als spreekbuis voor kunstinstellingen. Zij kunnen een voorbeeld voor de Hogescholen voor de Kunsten zijn. Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat op die manier een voorbeeldfunctie richting de S studenten geschapen kan worden en de Kunstacademies om op die manier meer S studenten kunnen werven.
Ove Lucas zegt:
“Het Centrum Beeldende Kunsten is een centrum voor Rotterdammers van Rotterdammers”
Het Centrum Beeldende Kunst (CBK) voert geen beleid om S kunstenaars te betrekken. Zij hebben wel allerlei projecten geïnitieerd voor S kunstenaars. Een van die projecten is het project Paramaribo Perspective. Het was een groepstentoonstelling waarin een jonge zelfbewuste generatie Surinaamse en Nederlandse kunstenaars samen kwam.
55
Paramaribo Perspectives presenteerde actuele Surinaamse kunst, toonde de inspiratie die Rotterdamse kunstenaars in Suriname vonden en onderzoekt de relatie tussen Nederland en Suriname. In installaties, schilderijen, foto‟s, sculpturen en video‟s belicht de tentoonstelling thema‟s als geschiedenis, geheugen, politiek, mythes, religie en populaire cultuur in Suriname en Nederland. Naast de tentoonstelling heeft TENT- events als film- en debatavonden geprogrammeerd.26 Dhr Lucas gaf aan dat er geen platform is voor S kunstenaars bij het CBK. Wel werken zij met vaste S kunstenaars die al decennia lang voor het CBK werken.
Een van die kunstenaars is Anton Vrede zijn interview wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 7. De groep Surinaamse kunstenaars is niet groot dat is te herleiden uit het feit dat de Surinaamse populatie 2% is van de Nederlandse samenleving. En dat 0,6% Surinaamse studenten staan ingeschreven aan de Kunstacademies in Nederland.. Tot slot geeft het CBK aan altijd geïnteresseerd te zijn in nieuwe projecten voor Surinaamse kunstenaars. Met name projecten gericht op de koloniale achtergrond tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen. Verder geeft dhr. Lucas aan dat dit ook geldt voor andere culturen die hij bijzonder interessant vindt. De Surinaamse kunstenaars stappen regelmatig binnen omdat het CBK laagdrempelig is voor Rotterdammers.
Reflectie
Het CBK doet veel voor Surinaamse kunstenaars en heeft de deur open staan voor initiatieven van S kunstenaars. Dit is belangrijk voor mijn onderzoek omdat het CBK laagdrempelig is en regelmatig projecten heeft voor allochtonen in de Stad Rotterdam. De projecten bij het CBK kunnen een startpunt zijn voor Hogescholen voor de Kunsten om te werven onder S amateurkunstenaars.
26
www.tentrotterdam.nl
56
Beerend Lenstra zegt:
´ Music Matters is een sterk lerende organisatie’,
Er is bij Music Matters geen platform voor Surinaamse musici. Binnen de organisatie werken vier Surinaamse musici en op de Brassbandschool is het merendeel A musici verder verschilt het per project. Music Matters zet diverse projecten voor kinderen en jongeren uiteen waarin muziek en ontmoeting centraal staan. Succesvolle projecten worden ook uitgezet in andere deelgemeenten.
Een aantal projecten is bijvoorbeeld; Multi Jam, Kinderkoor Spangen, Brassband, Spot a Song. De Surinaamse docenten die werkzaam zijn bij de Brassbandschool hebben geen opleiding genoten aan het conservatorium. Music Matters heeft een traject gestart dat de docenten de mogelijkheid bied om alsnog door te stromen naar het conservatorium. Het traject is het behalen van het muziek diploma van de fanfare, het diploma bestaat uit vier delen van A tot en met D, zo dat de docenten die daar werkzaam zijn na het behalen van het muziekdiploma kunnen doorstromen naar Codarts.
De enige voorstelling die binnen Music Matters valt is de Multi Jam. Music organiseert in samenwerking met het World Music & Dance Centre en de SKVR vanaf september de Multi Jam voor Rotterdamse basisscholen. De Multi Jam leert kinderen niet-westerse muziek en muziekinstrumenten kennen. De Multi Jam, wordt geleid door Surinaamse muzikant Winston Scholsberg. Er is niet specifiek een beleid voor Surinaamse musici, maar wel voor jonge musici in het algemeen en daar vallen de Surinaamse musici ook onder.
57
In 2009 startte in opdracht van de dienst Kunst en Cultuur van de Gemeente Rotterdam een evaluatieonderzoek om de in Rotterdam opgedane ervaringen inzichtelijk en overdraagbaar te maken. Onderzoeker Sandra Trienekens: „De onderzoeksresultaten geven inzicht in de achtergrond van de deelnemers van de drie onderzochte projecten,de methodieken die docenten inzetten en de muzikale en sociale effecten van de projecten voor de deelnemers en hun omgeving. 27 Samenvattend: Music Matters staat goed op de Rotterdamse kaart als opkomend instelling voor laagdrempelige en innovatieve muziekeducatie voor alle Rotterdammers.
De kracht van Music Matters zit in de breedte van het netwerk: van klassiek tot Urban, van gevestigd tot nieuwkomer en van non-profit tot commercieel. Dit is van groot belang voor mijn onderzoek omdat Music Matters een groot publiek dient en de taal van de jongeren in de samenleving spreekt waardoor het laagdrempelig en de Surinaamse jongeren op een informele manier kunst kunnen beoefenen.
De tweede grote kracht van Music Matters is het vermogen in bilateraal verband nieuwe praktijken te ontwikkelen die aanslaan. Omdat Music Matters werkt in een cultureel zeer diverse stad waar allochtonen het grootste deel van de bevolking uitmaken, is het vanzelfsprekend daar ook rekening mee te houden. Music Matters beoogt met haar projecten juist ook niet allochtone Nederlanders te bereiken en pogen ook in het docentenbestand een goede afspiegeling van de Rotterdamse bevolking te bewerkstelligen.
27
Trienekens,S. en Pruijser ,M (2010)Deelrapportage van de HvA in het kader van het onderzoek naar Music Matters i.s.m. Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen en het Centrum voor Interculturele Studies
58
Reflectie
Wat hier naar voren komt is dat er organisaties in Rotterdam zijn die hier juist een positieve rol in spelen. Als docent/kunstenaar moet je je bewust zijn, waar dit mogelijk door komt. In wezen moet je zelf kennis en inzicht over de mogelijke extra competenties hebben die je nodig hebt om die allochtone doelgroep te bereiken. De meeste kunsteducatieve instellingen zijn laagdrempelig en zoeken de communicatie op met de jongeren in de wijk zoals de projecten van Music Matters dat is van belang voor mijn onderzoek omdat Kunstacademies bij die projecten aansluiting kunnen vinden.
Mart Bechtold zegt:
“De SKVR is een grote instelling op het gebied van cultuureducatie”
Het SKVR verzorgt cursussen in de vrije tijd aan kinderen en volwassenen en bedienen 90% van alle basisscholen. Ook komen er steeds meer vragen vanuit het voortgezet onderwijs. De docenten die zij in dienst hebben op hun Kunstscholen werken bijna allemaal op freelance basis. Daar zitten ook Surinamers tussen.
Zo hebben zij de Brassbandschool waar een aantal Antilliaanse docenten actief is. De Brassbandschool is onderdeel van Music Matters. Zij zien de Surinamers niet anders dan andere bevolkingsgroepen. Zij hebben wel speciale activiteiten voor deze groepen. De platvormen voor deze groepen zijn uiteraard wel in deze stad maar niet voldoende zichtbaar. SKVR geeft aan op de vraag hoe hogescholen zich beter kunnen richten op andere bevolkingsgroepen dat zij meer gebruik moeten maken van informele wegen.
59
Verder ligt het soms ook aan het aanbod dat er is. Wanneer er op onze Hogescholen voor de Kunsten op een heel erg Westerse manier les gegeven wordt, is het ook niet vreemd dat daar weinig interesse voor is van andere bevolkingsgroep
4.4. Analyse interview Theater Zuidplein
Doro Siepel zegt:
“Theater Zuidplein is een bruisende volkstheater voor alle Rotterdammers van NU”.
Voor dit onderzoek heb ik een interview gehad met Doro Siepel. Zij Is directrice van het Theater Zuidplein. Het theater is een bruisend volkstheater voor alle Rotterdammers van NU. Dit betekent dat Theater Zuidplein zich richt op de grootste groep Rotterdammers, namelijk die met een opleidingsniveau tot en met mbo niveau. In die groep is een grote diversiteit aan culturele achtergronden zoals bijvoorbeeld de Surinaamse Rotterdammers.
Theater Zuidplein heeft de afgelopen twee jaar geprobeerd met Surinaamse makers een platform op te richten. Dat is niet gelukt. Men bleek toch teveel individuele wensen te hebben. In het theater werken geen spelers/makers, maar zij treden er wel op. Doro Siepel vertelt dat zij in 2010 42 voorstellingen van Surinaamse theatermakers hadden. De producties zijn divers en bestaan uit; toneel, cabaret, zang, musical, muziektheater, dans, festivals etcetera. Het aantal S producties op jaarbasis is ongeveer 11,3% .De S theatermakers zijn niet altijd gediplomeerd.
60
Opleiding is geen voorwaarde voor succes Theater Zuidplein merkt op dat de doelgroep “Rotterdammer < 28 jaar” breed georiënteerd is. Voor wat betreft het aanbod (onafhankelijk welke culturele achtergrond de Artiest heeft). Boven de 28 jaar is er meer sprake van monoculturele belangstelling. Een deel van het aanbod is gezien de taal of accent alleen gericht op doelgroepen die dezelfde taal of dialect spreken. S theatermakers worden ook ingezet voor projecten op school als zij rondom voorstellingen randprogrammering aanbieden. Dan is het mogelijk dat zij daarbij genoemde makers/spelers inzetten, maar dan meer omdat ze een link hebben met het aanbod.
Concluderend geeft het Theater Zuidplein aan dat er wel degelijk S theatermakers zijn maar dat zij door de gemeenten niet altijd serieus worden genomen als het aankomt op subsidies dit in tegenstelling tot de autochtone HBO theatermaker. De S theatermakers zijn vaak autodidact. Theater Zuidplein geeft aan dat zij kijken of de voorstellingen het publiek boeit waardoor zij laagdrempelig zijn voor S theatermakers. Tot slot luidt het advies van Theater Zuidplein aan toekomstige theatermakers dat zij partners moeten zoeken die wel blij worden van hun aanbod.
Overigens vinden de S theatermakers regelmatig zelf de weg naar het theater voor alle Rotterdammer geeft Doro Siepel aan. Intercultureel talent staat dikwijls voor gesloten deuren omdat zij niet beschikken over de vereiste diploma‟s en zij dikwijls geen subsidie kunnen ontvangen omdat zij niet geschoold zijn.
Reflectie
Voor mijn onderzoek ben ik zoek gegaan naar theaters die een open houding hebben, vertrouwen, loslaten en denken en doen buiten de gevestigde kaders. Dit is belangrijk voor mijn onderzoek. Theater Zuidplein beantwoordt aan dit beeld. Wat ik heel interessant vond in dit gesprek dat 61
Theater Zuidplein kijkt of een voorstelling boeiend genoeg is en ook al is de S theatermaker niet gediplomeerd ze die toch vertrouwen geven.
Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat er op die manier kansen worden gecreëerd voor aankomende S studenten om een opleiding te laten volgen aan een Kunstacademie. Omdat de Kunstacademies bij het Theater Zuidplein kunnen werven naar potentiële S studenten. Renshaw haalt in zijn theorie de horizontale cultuur aan die kansen biedt voor andere doelgroepen om ook een Kunstacademie te volgen. De horizontale cultuur werft de talenten in de breedte zodat er meer S jongeren de kans krijgen om toegelaten te worden tot een Kunstacademie. Deze horizontale cultuurvisie is een mogelijke nieuwe weg voor Hogescholen om meer studenten te vinden die vanuit de straatcultuur toestromen Theater Zuidplein is ook weer een mooi voorbeeld hoe een theater ook autodidactische S theatermakers aantrekt. Op die manier kunnen zij ook als een brug fungeren richting de Kunstacademies.
4.5 Samenvatting en conclusie
De theorie van Renshaw komt steeds weer terug als het gaat om de authenticiteit en identiteit van de amateurkunstenaar die ook een plekje wil veroveren op de Kunstacademies. Renshaw legt andere wegen uit die mogelijk zijn om te bewandelen om toegang te verkrijgen op een Kunstacademie. De wegen zijn de horizontale cultuur dat er ook naar de potentie gekeken moet worden in plaats van alleen naar de verticale cultuur zodat de afvalrace kleiner wordt voor potentiële S studenten.
62
5.
Kunsteducatieve projecten
5.1
Inleiding
Doelstelling van dit hoofdstuk is om een duidelijk beeld te krijgen van de kunsteducatieve instellingen, het cultuurbeleid van en de S kunstenaars, dansers, theatermakers en beeldendkunstenaar. Dit in het kader van mijn onderzoeksvraag. In paragraaf 5.2 wordt Kunst voor iedereen besproken. In paragraaf 5.3 gaat het over de Surinaamse kunstamateur. In paragraaf 5.4 gaat het over de Surinaamse kunstenaars. In paragraaf 5.5 geeft een samenvatting van de interviews weer met de Surinaamse kunstenaars. In de paragrafen 5.5, 5,7 en 5.8 wordt een overzicht weergegeven van de Surinaamse theatermaker, musici en kunstvakdocent binnen de kunsteducatieve instellingen..
5.2
Kunst voor iedereen
Het Fonds voor Cultuurparticipatie stimuleert dat veel mogelijk mensen actief aan kunst en cultuur doen. l28 Kunst en cultuur voor en door iedereen, dat is wat het Fonds voor Cultuurparticipatie nastreeft. Om dat te realiseren zijn er subsidies voor projecten die actieve kunst- en cultuur beoefening bevorderen. Het Fonds bestaat sinds januari 2009 en is nog volop in ontwikkeling. Het beste van twee werelden is een deelregeling die professionele cultuurinstellingen motiveert en stimuleert om zichtbaar bij te dragen aan de ontwikkeling van de amateursector en talentontwikkeling. De nadruk ligt op de culturele diversiteit. Het fonds steunt vernieuwende projecten.29
28 29
www.cultuurparticipatie.nl Ministerie van Buitenlandse zaken (2010) St. fonds voor cultuurparticipatie
63
Talentontwikkeling30 is een begrip dat de laatste jaren een grote vlucht heeft genomen. Een flink aantal uiteenlopende activiteiten en initiatieven voor allerlei verschillende doelgroepen wordt met „talentontwikkeling‟ aangeduid.
Sommigen vinden dat talentontwikkeling zelfs een containerbegrip is geworden. Mede om deze reden is bijvoorbeeld het VSB-fonds gestopt met aparte aandacht voor talentontwikkeling en spreekt hooguit nog over „culturele competentie-ontwikkeling‟ (bij amateurs).
In samenwerking met de Hogescholen voor de kunsten ligt hier een kans om aankomende Surinaamse studenten te interesseren door ze op amateurniveau aan te spreken en ze te interesseren voor een van de opleidingen. Gelukkig komen genoeg jongeren op een andere manier met kunst en theater in aanraking. Bijvoorbeeld via het buurthuis of amateur gezelschappen. Hogescholen voor de kunsten zouden zich kunnen afvragen of hun referentiekaders afgesteld zijn op de diversiteit aan studenten.
Daar ligt een kans voor de hogescholen. Om deelvraag acht te beantwoorden gaan we dieper in op welke manier er kansen liggen voor de hogeschool voor de kunsten om te werven in buurtcentra en amateur theatergezelschappen en meer rolmodellen te betrekken bij het onderwijs.
Concluderend kan ik vaststellen dat als een brug wordt geslagen tussen de Hogescholen voor de Kunsten en de amateurkunsten je diverse doelgroepen bereikt en nieuwe kunstvormen en cultuur zich zullen ontwikkelen binnen de kunstacademie.
In het gemeentelijk kunstbeleid van Rotterdam is de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan de sterke toename van de allochtonenbevolking enerzijds en de ver achterblijvende cultuurdeelname anderzijds.
30
Peter van der Zant, regelingen voor talenten gescout(2010) 64
In de nota De kunst en de stad, schets voor het Rotterdams kunstbeleid in de jaren ‟90 (1993), concludeert de gemeente dat de kunstwereld niet meer om de demografische veranderingen heen kan. Instellingen moeten zich daarom extra concentreren op deze moeilijk bereikbare groep. In juni 2006 stelde van der Laan een aantal concrete acties voor om diversiteit te stimuleren. Het nieuwe Programma voor Culturele dialoog was erop gericht om bruggen te slaan tussen de verschillende culturen in Nederland. De overheid kwam met project het Huis van de Culturele dialoog een platform waar burgers meer over elkaars cultuur, achtergrond en waarden kunnen leren. Stichting Kosmopolis31 vervult die in de vier grote steden.
De aandacht voor culturele diversiteit keert telkens weer terug in het beleidsplannen van de overheid. Commissie Dijkgraaf stelt dat de Hogescholen diversiteit als een kans moeten zien. Het rapport Differentiëren van de commissie Veerman biedt KUO daarbij een handvat. Dialoog met de omgeving en nieuwe actoren in de omgeving moeten worden ingezet bij het sectorplan. Er moet durf komen voor het maken van nieuwe combinaties binnen het hoger onderwijs.32 Dat betekent dat het hoger onderwijs buiten kaders moet kunnen denken om op die manier bijvoorbeeld andere doelgroepen te werven.
De focus is veranderd van de individuele ontwikkeling en expressie naar betrokkenheid bij de samenleving. Waar eerder een terughoudende passieve houding gewenst was, staan nu initiatief en innovatie hoog in het vaandel. Commissie Dijkgraaf constateert drie gaten, „gaps‟, in de huidige samenleving die wanneer ze niet worden overbrugd voor ingrijpende problemen kunnen zorgen.
31 32
www.kosmopolis.nl Onderscheiden, verbinden en vernieuwen (2010) p.15
65
Om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren deze gaten overbruggen heeft hij elf vaardigheden beschreven: spelen, presenteren, simuleren, aanpassing, multi tasking, doorgeven van kennis, collectieve intelligentie, beoordeling, transmedia navigeren, netwerken en overleggen. De Amerikaanse onderzoeker Henry Jenkins33 omschrijft de huidige samenleving als een participatiesamenleving. Meer dan vroeger zijn burgers actief betrokken bij ontwikkelingen en processen in de samenleving.
Reflectie
De aandacht voor culturele diversiteit komt steeds weer terug in de beleidsplannen van de overheid. De onderwijsinstellingen- en docenten zijn verantwoordelijk voor de aansluiting met deze jongeren in de huidige samenleving. Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat daar een kweekvijver van S talenten te ontdekken is en de onderwijsinstellingen een belangrijke bijdrage leveren als het gaat om S aankomende studenten te motiveren.
Dit zelfde geldt ook voor Kunsteductieve stichtingen zoals Stichting Kosmpolis, zij spelen hierin een belangrijke rol in. Stichting Kosmopolis is door de overheid in de vier grote steden aangesteld als het Huis van de Culturele dialoog. Het is een platform waar burgers meer over elkaars cultuur, achtergrond en waarden kunnen leren. Zij kunnen fungeren als een brug richting Kunstacademies.
INNOVEREN PARTICIPEREN
Onderwijsinstelling moeten aansluiting vinden met de S leerlingen door te participeren in de samenleving en leefwereld van Surinaamse leerlingen. Dat is de manier voor onderwijsinstellingen om te innoveren zoals vermeld is in het rapport van Commissie Dijkgraaf. 33
Jenkins, H.. (2006) [et al.]Confronting the challenges of participatory culture : media education for the 21 st century : an occasional paper on digital media and learning / Chicago : MacArthur Foundation.
66
In navolging van het project Cultuur en School in 199734 bracht de Raad voor Cultuur een van zijn adviezen uit aan het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen (OCW) onder het motto “innoveren participeren!”. 35 Het werkterrein van de Raad omvat de volgende aandachtsgebieden: media en informatie, cultureel erfgoed en kunst. Burgerschap en maatschappelijke participatie zijn in een tijdperk van migratie, globalisering en heterogenisering van de samenleving sterk onder druk komen te staan, aldus het rapport.
Reflectie De noodzaak van “innoveren en participeren” wordt onderstreept door de Raad van cultuur. De tijd is aangekomen om te participeren om mensen van verschillende culturen ook deel te laten nemen aan culturele activiteiten. Er zal een brug geslagen moeten tussen die veranderende samenleving en de nieuwe ideeën die daaruit voortvloeien. Vanuit OCW is Burgerschap, participatie en cultuur een belangrijk speerpunt geworden. Voor mijn onderzoeksvraag is dat van belang omdat de tijd is rijp voor meer participatie in de leefomgeving in relatie tot kunst en cultuur.
Uit dit rapport wordt de noodzaak duidelijk dat er aan diversiteit geen ontkomen meer aan is. De allochtone bevolkingsgroep groeit gestaag. Om dezelfde taal te blijven spreken en aansluiting te vinden en te houden met jongeren van de verschillende achtergronden.
De hokjes maatschappij belemmert de openheid en de nieuwsgierigheid naar andere kunstvormen en uitingen van, etniciteit en identiteit. De discussies over de veranderende samenleving en het veranderende kunstlandschap worden op die manier erg bemoeilijkt.
34
35
http://www.minocw.nl/cultuurparticipatie/772/Cultuur-en-school.html www.cultuur.nl/files/pdf/vooradvies0912/innoveren_participeren.pdf
67
Een nieuwsgierige en openstaande leidinggevende van de Hogescholen voor de kunsten door middel van het zoeken naar aansluiting in de samenleving, vissen in een kweekvijver van talenten. Het belang om aansluiting te houden met de S jongeren spreekt daar uit voort. Ook het besef van de jongeren elkaars talenten en creativiteit op een positieve kunnen inzetten om elkaar te inspireren en als rolmodellen te fungeren.
5.3
Surinaamse kunstamateurs
Allochtonen zijn wel degelijk met amateurkunst bezig, maar ze komen niet naar de gesubsidieerde instellingen. Het Platform voor Amateurkunst (PAK) liet onderzoeken hoe dat komt en waar de allochtone amateur kunstenaar terechtkomt. 36 Allochtonen zijn nauwelijks terug te vinden in de activiteiten van instellingen voor amateurkunst. Hans Onno van den Berg zocht op verzoek van het PAK naar de oorzaken van de povere gekleurde deelname aan het autochtone circuit. In elk geval constateerde van de Berg dat de allochtone- Nederlander net zo vaak en net zoveel enige vorm van amateurkunst beoefent als de autochtone Nederlander.
De Surinaamse jongeren dansen, spelen toneel , maken muziek, geven workshops. Als mogelijke oorzaken voor de povere gekleurde deelname aan het autochtone circuit noemt hij:
1. Een andere kunstinhoudelijke opvatting. 2. Een andere invulling van het begrip amateur. 3. Onbekendheid met het begrip vereniging en vrijwilliger. 4. Gebrek aan kennis en inzicht bij de autochtone instellingen.
36
Kunst & Educatie (1977) jaargang 6 nummer 6
68
De amateurkunsten in Nederland worden gesubsidieerd, maar de allochtonen profiteren daar niet van. Anette de Vries is bij het PAK binnengehaald om het PAK bij te staan in het formuleren van een multicultureel beleid. Zelf is zij werkzaam als actrice, regisseur, docent en schrijver.
Reflectie
Men maakt het voor kunsteducatieve instellingen mogelijk om alle lagen van de bevolking in contact te brengen met elkaar. Dit is belangrijk ter ondersteuning van mijn onderzoeksvraag, kunsteducatieve instellingen kunnen een brug slaan richting Hogescholen van de Kunsten als zij dezelfde taal spreken als de doelgroep en hun aanspreken met het aanbod en de S amateurkunstenaar de ruimte geven om te exploreren.
Er zijn er die door hun achtergrond niet veel kansen hebben gehad om hun affiniteit met kunst en cultuur aan te boren, er zijn legio redenen waarom mensen aan deze processen deelnemen. Dat vergt een diversiteit aan kennis van deze diverse doelgroep. Omgekeerd ligt er voor de Hogescholen voor de Kunsten een kans om de kleine groep S amateurkunstenaars te bereiken.
69
5.4
Surinaamse kunstenaars
In Nederland zijn er ook kunstenaars van S afkomst. Het precieze aantal is niet bekend. S kunstenaars hebben geen platform van waaruit zij opereren. Een aantal bekende namen is Frank Creton, Anton Vrede en Dwight Marica.
„In de westerse kunstwereld wordt niet-westerse kunst nog wel eens als louter een exotisch genoegen gezien‟37
De Surinaamse kunstwereld werd gedomineerd door de blanke en de lichtgekleurde elite in Suriname. Later kwam daar verandering in. Dat gebeurde in 1950 en 1960. De traditionele kunstvormen deden hun intrede in de Surinaamse kunstwereld.38
De Surinaamse kunstwereld geeft geen totaal beeld van de gehele Surinaamse Antilliaanse bevolking. De hindoestaanse bevolkingsgroep vormen in deze groep een klein percentage terwijl zij in Suriname de grootste bevolkingsgroep zijn. 39 De creoolse kunstenaars zijn in de kunstwereld ondervertegenwoordigd. De Surinaamse kunstwereld kenmerkt zich als een ´mannenwereld´. Kunstenaars onderling helpen elkaar onderling om onderdeel van de kunstwereld te zijn.40
Popular Art in the non western World are all those expressions which have came to substitute, supplement, or expand former area of the folk dimensions of traditional art, particulary in settings, where as a result of urbanization, a variety of local cultures interact with each other and with global culture.´41 37
Luyckx (1996) trouw Van Stipraan (2001) 39 Ibidem 40 Ibidem 41 Van Stipriaan 2001 p. 282 38
70
Populaire kunst is dynamisch en maak gebruik van eigen symbolen en tekens. Het ontstaat in een sociale context met eigen concrete doelen. Dit is belangrijk voor mijn onderzoek omdat daar de S jongeren zich bevinden.
5.5
Samenvatting interviews Surinaamse kunstenaars
Frank Creton zegt:
“Je schildert met alles - met je neus, met je oren, met je enthousiasme,”
Frank Creton (70) is van Surinaamse afkomst en leeft van een bescheidenAOW. Hij woont vanaf 1962 in Nederland en hij is in 1941 geboren. Hij schildert vanaf zijn jeugdjaren in Suriname Door te tekenen toen hij nog jong was in Suriname kon hij wat bijverdienen. Hij tekende foto‟s na. Fotografisch tekenen noemt hij dit zelf. Die tekeningen uit zijn tienertijd waren vaak te zien in de etalage van het grootste en bekendste warenhuis C. Kersten & Co.
Zijn achtergrond speelt een hele belangrijke rol bij het vervaardigen van zijn kunstwerk. Frank Creton geeft expliciet aan dat hij geen minderwaardigheidscomplex heeft en dat hij trots is op zijn afkomst en dat ook verwerkt in zijn schilderijen. Hij schildert voornamelijk zwarte mensen. Hij is vroeger vaak op tv geweest en Prins Claus van Amstberg heeft vroeger een bezoek gebracht aan zijn atelier op het Prinseneiland in Amsterdam.
71
Hij heeft in diverse galeries en musea geëxposeerd. Hij vindt dat hij vanwege zijn afkomst vaak afgewezen is voor subsidies en hij gelooft absoluut dat zijn huidskleur er iets mee te maken had. Frank Creton heeft veel zwarte collega‟s zien stranden met het kunstenaarschap. Je moet een hele dikke huid hebben om door te gaan met het kunstenaarschap als je zo wordt tegengewerkt.
Het kunstbeleid vindt hij helemaal niets, vooral de bezuinigingen zijn een regelrechte ramp en allochtonen worden betutteld. Commissie Dijkgraaf zou er volgens Creton goed aan doen ook allochtonen commissieleden aan te stellen ten aanzien van het kunstbeleid zodat er echt een input komt vanuit een interculturele hoek. Frank Creton is een autodidact hij heeft zijn opleiding gevolgd aan de volksuniversiteit waar hij les kreeg van Martin Krabbé (vader van filmacteur en schilder Jeroen Krabbé) Hij heeft van Martin Krabbe een paar jaar les gehad in anatomische verhoudingen en kleurenkennis.
Vrijwel zijn gehele oeuvre is uitgevoerd in olieverf met af en toe een uitstapje naar een andere techniek. Zijn stijl omschrijft hij als realistisch. Hij heeft nog nooit les gegeven omdat hij vindt dat hij daar niet de juiste opleiding voor heeft genoten. Hij heeft vele malen het verzoek gekregen om gastlessen te verzorgen op kunstacademies en scholen maar durfde het niet omdat hij zich zelf daartoe niet in staat achtte. Tegenwoordig schildert hij veel in zijn atelier en overweegt hij om een zaal te huren in de kerk om daar lessen te verzorgen voor iedereen die daar in is geïnteresseerd. Hij weet dat er veel mensen op af zullen komen omdat hij elke dag die vraag weer krijgt. Ik heb aangegeven dat ik de eerste zal zijn die in rij zal staan. Het advies wat hij geeft aan S aankomende studenten is dat je sterk in je schoenen moet staan en leer heel goed tekenen dan kom je er wel.
72
Reflectie
Ik was ontzettend nieuwsgierig naar dit interview omdat Frank Creton een indrukwekkend oeuvre heeft. Hij haalt een wezenlijk punt aan dat als je allochtone kunstenaars vanuit het werkveld in de commissie kunstbeleid plaatst je een in hele andere input heb die belangrijk is voor mijn onderzoek. Dit is belangrijk voor mijn onderzoek omdat daar ook een kans ligt om allochtone kunstenaars deel te laten nemen in het werkveld commissie om op die manier naar elkaar beter te begrijpen.
Frank Creton, ZT, 1992
73
Anton Vrede zegt:
`Door het huidige kunstbeleid breken er sombere tijden aan`
Anton vrede is op Curaçao geboren uit een Antilliaanse moeder en Surinaamse vader en in 1961 naar Nederland verhuisd. Hij heeft de WDKA gevolgd en afgerond in de toenmalige richting TSO (tekenen, schilderen en ontwerpen). Het was een pittige tijd op de Academie omdat hij als enige Antilliaanse student daar rond liep en zeker in 1970. Een dikke huid is absoluut gewenst als je de kunstacademie gaat doen en vervolgens als S of A kunstenaar aan de slag gaat omdat niet iedereen altijd meewerkt omdat je andere afkomst hebt.
Hij maakt etsen, schrijft gedichten,beeldhouwt en schildert. Zijn werk omschrijft hij als expressionistisch en figuratief. Zijn collecties zijn te bewonderen in diverse artotheken, CBK en musea. Hij is afhankelijk van de galeries en artotheken en omdat dit moment op het nieuwe kunstbeleid de bkr regeling heeft afgeschaft , ziet hij het somber in. Al dertig jaar wordt hij bestookt met interviews zoals die ik met hem heb afgenomen vanwege zijn afkomst. Daar wordt hij onderhand wel moe van. Het Nederlandse kunstbeleid vindt hij helemaal niks.
De commissie heeft totaal geen idee wat zich afspeelt op de werkvloer zij nemen maar besluiten zonder stil te staan bij de gevolgen ervan. Hij daar is meteen de dupe met dit Kunstbeleid. Het is moeilijk rondkomen. Exposities die niet verkopen kortom het is een moedeloze tijd. Op dit moment heeft hij geen adviezen voor de aankomende S studenten omdat hij het op dit moment in deze tijd van bezuinigingen niet meer leuk vindt.
74
Reflectie
Bij de Surinaamse kunstenaars speelt de afkomst wel degelijk een rol heel veel Surinaamse kunstenaars willen niet aangesproken worden op hun afkomst maar op hun kwaliteiten. Dit punt is belangrijk in mijn onderzoek omdat Hogescholen voor de Kunsten de identiteit van de S kunstenaars op een positieve manier kunnen inzetten in de Nederlandse gemeenschap.
Anton Vrede, ZT, 2000
75
Dwight Marica zegt:
“Surinaamse ouders sturen hun kinderen eerder naar een HBO opleiding bedrijfskunde”
Dwight Marcena (38) Surinaamse kunstenaar geboren in Nederland.Hij heeft de De WDKA gevolgd. Vanaf dat hij jong was wist hij al dat hij kunstenaar wilde worden. Hij is de eigenaar van Stichting Cucosa in Rotterdam waar diverse kunstenaars bij elkaar komen en exposeren.
Hij heeft er nooit over nagedacht om een platform voor S kunstenaars te starten. Die mogelijkheid heeft hij wel. De behoefte is er volgens Dwight absoluut maar iemand moet er mee beginnen. Hij denkt erover na. Hij had het geluk dat zijn ouders vierkant achter hem stonden en hem de ruimte en mogelijkheden boden om te doen wat hij graag wilde worden in het leven. Dwight heeft nooit overwogen om voor de klas te staan. Hij is wel bevoegd om les te geven maar het is niet zijn ding. Wel zou hij het leuk vinden om gastcolleges te geven maar in de vorm van een dialoog. Op de opleiding heeft hij niet nagedacht over zijn referentiekader binnen de opleiding. Hij gaf aan dat zijn wereld de opleiding is zijn atelier de plek is waar hij zich goed thuis voelt.
Verder heeft hij geen mening over het huidige cultuurbeleid. Als kunstenaar heeft hij een aantal prijzen gewonnen van de WDKA de drempelprijs Autonoom in 1997. Verder exposeert in diverse galeries. De netwerken zijn heel erg belangrijk als kunstenaar dat is ook tevens zijn advies richting aankomende kunstenaars.
76
Reflectie
In het gesprek met Dwight Marica viel mij op dat hij heel rustig, open en vriendelijk sprak. Hij had vanuit huis kreeg hij alle steun die hij nodig had om de Kunstacademie te gaan. Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat Dwight een voorbeeld is van een stimulerende omgeving waarin hij zich goed kon exploreren als kunstenaar. De thuissituatie is ook van grote invloed op de keuze van de S studenten.
Dwight Marica, ZT, 2010
77
5.6
Surinaamse Theatermaker
Als Surinaamse theatermaker in een postkoloniale omgeving heb je geen keuze in de manier waarop er theater gemaakt wordt. In een theaterstuk zal de essentie altijd zijn om mensen van verschillende culturen bij elkaar te brengen, uitwisseling en cohesie tussen mensen en hun culturen willen stimuleren. Alle theatermakers willen intercultureel communiceren, mensen raken, mensen aan het denken zetten.
Urias Boerleider zegt:
“Etniciteit en kunstvak beoefenen is kunst maken”
Urias Boerleider (39) is Surinaamse theatermaker en acteur van Surinaamse komaf. Hij heeft de particuliere Theateropleiding de Trap in Amsterdam gevolgd. Binnen de opleiding herkende hij geen referentiekader. Hij had een heel duidelijk doel voor ogen en dat was na dat hij als theatermaker en acteur aan de slag wilde. Hij is geïnspireerd geraakt door een workshoptheater die hij heeft gevolgd doordat hij door een kennis op het idee is gebracht. Op de middelbare school had hij geen voorbeelden.
Urias maakt maatschappelijk verantwoorde stukken die een duidelijke boodschap overbrengen richting het publiek. Een voorbeeld hiervan is dat je altijd moet doorzetten als je iets wilt bereiken en dat je etniciteit geen belemmering moet vormen maar een doorgang. Als advies geeft hij alle S leerlingen dat je vooral moet gaan creëren en de juiste mensen moet gaan opzoeken om weer verder te kunnen. Durf risico‟s te nemen.
78
Reflectie
De maatschappelijke boodschap die Urias in zijn toneelstukken door laat schemeren kan een hele brede doelgroep van S jongeren inspireren. Omdat hij als S theatermaker onderwerpen aansnijdt die herkenbaar zijn in de S cultuur en uiteraard ook daar buiten. Wat leuk is aan zijn stukken is, dat hij hoopt allochtone jongeren te kunnen inspireren om ook iets met theater te doen omdat hij in het verleden door het volgen van een theaterworkshop geïnspireerd is geraakt. Dit snijdt de kern van mijn onderzoeksvraag aan dat kennismaken met kunstworkshops van essentieel belang zijn als het gaat om het motiveren van aankomende S studenten.
5.7
Surinaamse Musici
Bennie Semil
“Je afkomst is je kracht als het gaat om performen”
Bennie heeft geen muzikantenopleiding gedaan hij drumt vanaf zijn achtste jaar. Zij passie is begonnen door de muziekcultuur die hij van huis heeft meegekregen. Hij speelt in een Jazz Funk formatie en speelt als drummer. Hij integreert zijn muziek met dans en reist heel Nederland door om jongeren uit alle lagen van de bevolking te inspireren. Bennie heeft geen muziekopleiding gevolgd en is volledig autodidact.
Hij is afhankelijk van de netwerken van kunsteducatieve instellingen zoals het SKVR, Het Koorenhuis. Het cultuurbeleid kan beter op punten waar het gaat om amateurkunst. Er zijn veel potjes maar hoe krijg je het voor elkaar dat je mee kunt partiperen met de subsidies.
79
Bennie geeft aan: “ hoe weet ik zeker dat niet alles op voorhand is verdeeld onder de Westerse musici”. Zijn achtergrond is van invloed op het muziek wat hij maakt. Funk en Jazz. Hij geeft op dit moment geen muziekworkshops maar zou dat erg leuk vinden om te doen. Zijn tips richting aankomende S musici is dat je gebruik moet maken van goede netwerken.
Reflectie
Netwerken is ontzettend belangrijk om mee te kunnen participeren in de muziekwereld. Dat wordt duidelijk in het interview met Bennie dat potentiële S studenten voor de Kunstacademies moeten uitkijken naar de rolmodellen. Deze Amerikaanse onderzoeker Jenkins geeft aan dat huidige samenleving als participatiesamenleving fungeert. De samenleving is collectief gericht en is ingericht om kennis te delen. Dit is belangrijk voor mijn onderzoek omdat de S kunstvakdocenten kunstonderwijs overbrengen in de vorm van lessen. Verder zijn ze verantwoordelijk voor de aansluiting met de Surinaamse jongeren in de huidige samenleving.
5.8
Surinaamse kunstvakdocent binnen de Kunsteducatieve projecten.
Rashida Willems zegt: “Door hard te werken kun je je doelen bereiken”
De cijfers van het aantal inschrijvingen van de S studenten op een Kunstacademie is beduidend laag in Nederland. Dat verklaart ook waarom je weinig tot geen kunstvakdocenten kunt vinden. Na lang zoeken kwam ik Rashida Willems op het spoor. 80
Rashida (25) is werkzaam als dansdocent bij zowel het Hip Hop Huis als het SKVR. Zij verzorgt de lessen met energie en met verve. Het Hip Hop Huis is een dansschool voor kunstamateurs die na schooltijd de lessen komen volgen. Zij is al drie jaar werkzaam bij het Hip Hop school en werkt vier jaar voor de SKVR dat was tevens haar eerste baan.
Verder werkt zij ook voor andere dansscholen zoals bij Noes Fiolet. Zij is begonnen met het showballet en ging al snel over naar Lucia Marthas vervolgens wilde zij meer dan ballet en ging zij over op Hip Hop. Opvallend was dat groep leerlingen van Rashida van Surinaamse afkomst klein was. Rashida komt uit Suriname en danst vanaf het moment dat zij zeven jaar was. Voor haar was het al vroeg duidelijk wat zij later zou worden, danser.
Dansen maakt een essentieel deel van haar leven uit omdat werkt als dansdocent en als danser. Als danser werkt zij freelance bij Nederhop groepen. Dat zijn groepen zoals de Jeugd van Tegenwoordig. Zij ziet zichzelf als een Surinaamse danser en vindt het niet erg om als Surinaamse getypeerd te worden omdat het nu eenmaal zo is en zij daar ook de voordeel mee kan doen zoals wat zij nu doet Hip Hop, een dans van de zwarte cultuur.
Zij heeft de opleiding mbo docent dans gevolgd bij de CIOS in Zeeland, Lucia Marthas en de docent dansopleiding bij de SKVR. Zij is al zes jaar werkzaam als docent Hip Hop. Als student kon zij zich heel goed met de opleiding identificeren omdat het om jazz en moderne dans ging.
Rashida gaf wel aan dat je maar weinig S studenten aantrof op de opleiding. Haar succes meet zij door naar volle lessen te kijken en trouwe leerlingen die elke week weer komen. Zij denkt dat er niet expliciet een beeldvorming is over S dansers omdat ze denkt dat je daar niet te lang bij stil moet staan.
81
Als dansdocent is zij een rolmodel en een inspiratie voor andere allochtonen. Allochtone dansdocenten participeren niet voldoende in het kunst- en cultuurbeleid geeft ze aan. Er zijn absoluut verschillen als je kijkt naar de Westerse danswereld. Deze wordt serieuzer genomen, omdat de Westerse danswereld werkt met dansers die een Dansacademie hebben gevolgd. Met de bezuinigen wordt het er niet beter op geeft zij aan. De tips en adviezen die zij aankomende Surinaamse dansdocenten wil geven is dat je vooral hard moet werken en je ding moet doen.
Reflectie
Rashida geeft aan dat er in het cultuurbeleid niet voldoende rekening worden volgens haar gehouden met S dansers. Autochtone geschoolde dansers worden volgens haar absoluut voorgetrokken als het gaat om subsidies of projecten. Als ik naar Rashida kijk dan zie ik een S dansdocent die op eigen krachten heeft bereikt wat ze tot nu toe doet. Dit is belangrijk voor mijn onderzoek omdat Rashida fungeert als rolmodel en een voorbeeld zou kunnen zijn voor het Voortgezet onderwijs en de Kunstacademies,
Zij heeft er voor moeten knokken om te komen waar ze nu is. Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat je naast de mogelijkheden die geboden worden om een kunstacademie te volgen een hele sterke persoonlijkheid nodig hebt om het doel te bereiken.
5.9
Samenvatting en conclusie
Kunstacademies moeten uitkijken naar Surinaamse rolmodellen binnen hun Academie. De S rolmodellen komen niet veel voor op de Kunstacademies als je de landelijke cijfers bekijkt. De S rolmodellen zijn er wel maar niet zichtbaar in de huidige participatiesamenleving.
82
6. Discussie
In dit onderzoek zijn verschillende mogelijkheden besproken om de toetreding van S aankomende leerlingen te motiveren ook al hebben zij niet de gewenste vooropleiding. In hoofdstuk 2 heb ik de achtergrond van de S leerlingen uiteen gezet en de cijfers van het aantal S leerlingen die een Havo opleiding volgen. In hoofdstuk 3 heb ik de twee kunstacademies te weten de C en WDKA onderzocht en mijn bevinden in de reflecties uiteengezet. In hoofdstuk 4 heb de kunstenaars, theatermakers, musici en kunstvakdocenten geïnterviewd. Tot slot zijn in hoofdstuk 5 de activiteiten van de kunsteducatieve instellingen voor onder andere de S jongeren uiteengezet.
De totale populatie van de Surinaamse gemeenschap beslaat 2% van de Nederlandse gemeenschap. De Surinaamse gemeenschap is echter ondervertegenwoordigd op het kunstacademisch onderwijs. Slechts 0.6% van de leerlingen in dit type onderwijs is Surinaams. Verscheidene sociaal culturele en economische factoren spelen hierin een rol.
De positieve punten zijn, dat Surinaamse jongeren buiten school kunsteducatieve instellingen bezoeken voor het uitoefenen van een kunstdiscipline. Codarts fungeert als voorbeeld als het gaat om de aansluiting met de kunsteducatieve instelling SKVR. De Surinaamse potentiële studenten staan open om een opleiding te volgen aan een Kunstacademie als de weg er naar toe laagdrempeliger zou zijn.
En dat mensen op straat geraakt kunnen worden door een performance uit de straatcultuur door S jongeren. De kunstacademies geven de potentiële S studenten op die manier de mogelijkheden om een van de opleidingen te kunnen volgen als zij de horizontale cultuur hanteren.
83
Er is dus zeker hoop wanneer we kijken hoe de Surinaamse jongeren op dit moment met kunst omgaan. Er is volop creativiteit, alleen wordt deze creativiteit niet gekanaliseerd binnen kunstacademies. Dit betekent dat er een veel horizontalere cultuurontwikkeling optreedt, wat volgens Renshaw een positieve bijdrage levert aan de participatiemaatschappij. Tegelijkertijd moeten we oppassen dat kunst daardoor niet vervlakt en dat kunstonderwijs zich richt op het perfectioneren van technieken en niet alleen op het vergroten van het amateurisme binnen de kunsten
De zwakke punten zijn dat er voornamelijk autochtone kunstvakdocenten doceren op een Kunstacademie. De sociaal economische status van de S leerlingen is dikwijls laag en ze hebben een taalachterstand. Dat is een van de redenen dat de Surinaamse leerlingen meer voorkomen op een Vmbo en speciaal onderwijs dan op een Havo. De Surinaamse leerlingen zijn niet bekend met de Kunstacademie omdat zij geen rolmodellen waarnemen.
De Surinaamse gemeenschap in haar totaliteit is niet overtuigd van het nut van kunstacademisch onderwijs, omdat het financiële nut ervan onduidelijk is, de potentiële S studenten een hoge drempel ervaren om zich in te schrijven voor een Kunstacademie. En vanuit de opvoeding geen rolmodellen aangedragen worden van succesvolle Surinaamse kunstenaars. Tenslotte is de Surinaamse kunstenaarswereld een mannenwereld en zijn er weinig vrouwelijke rolmodellen te vinden.
84
7.
Conclusies en aanbevelingen
Mijn bevindingen uit de analyse van het onderzoek uit de twee casestudies van C en WDKA, het literatuuronderzoek en de gesprekken met experts zijn dat jongeren graag actief willen participeren in kunsteducatieve instellingen. Als de mogelijkheid zich voordoet om een opleiding te volgen aan een Kunstacademie, zullen de Surinaamse jongeren dit met beide handen aanpakken. Als zij meer voorbeelden zouden zien van Surinaamse kunstvakdocenten zoals Rashida en Bennie kan dat absoluut een trigger zijn voor de Surinaamse leerlingen om anders te denken bij het kiezen van hun eindexamenvakken.
De Surinaamse leerlingen die buitenschool bijvoorbeeld op dans zitten in een brassbandspelen zijn een belangrijke inspiratie voor de Surinaamse leerlingen die er niet bekend mee zijn. De docenten zouden die talenten interdisciplinair in kunnen zetten bij bijvoorbeeld de CKV lessen. Codarts heeft een bijzonder interessant traject ingezet om onder andere Surinaamse aankomende studenten te werven door samen te werken met SKVR.
Het is een goede strategie om Surinaamse kunstvakdocenten in te zetten binnen de Kunstacademies om Surinaamse aankomende studenten te motiveren voor een van de opleidingen. Diezelfde docent kan eventueel de gastlessen verzorgen binnen het voortgezet onderwijs zodat de S leerlingen er bekend mee raken en ze te interesseren voor een van de opleidingen.
De Surinaamse jongeren kunnen bijvoorbeeld ook instromen via het voortraject omdat de leerlingen van Surinaamse afkomst meestal niet de juiste vooropleiding genieten. De kunstacademies kunnen verder ook de manier van auditeren bekijken of dat aansluit bij de veranderende samenleving.
85
Naar aanleiding van dit onderzoek kunnen daarom de volgende conclusies worden getrokken:
1. Dat maar 0,6% van de studenten op kunstacademies Surinaams is terwijl de totale populatie 2% uitmaakt van de Nederlandse bevolking.
2. De Kunstacademies kunnen werven onder de potentiële S studenten bij kunsteducatieve instellingen. 3. Er een groot potentieel is in de horizontale cultuur. Een cultuur dat is gericht op het aanspreken van grote groepen zoals bijvoorbeeld Coca Cola dat doet. Beide instellingen, in het bijzonder de WDKA spreek nog onvoldoende de horizontale cultuur aan. 4. Het potentieel onder S jongeren beter benut zou worden wanneer rolmodellen op de academies geplaatst worden die de jongeren overtuigen van het nut van kunstacademisch onderwijs. 5. Er vanuit de Havo en de opvoeding positiever gekeken moet worden naar het kunstenaarschap. Er moet eerder begonnen worden jongeren te motiveren
In dit onderzoek is besproken wat de verschillende oorzaken zijn van het feit dat er relatief weinig aanmeldingen zijn door S jongeren voor de Hogescholen voor de Kunsten. Binnen de visie van Codarts om SKVR te betrekken bij Codarts om op die manier potentiële S studenten te werven speelt een grote rol bij het beantwoorden van mijn onderzoeksvraag, deelvraag 9.
86
Surinaamse jongeren gaan de deur uit om kunstzinnige activiteiten te volgen buiten school. Dit is voor de Kunstacademies een belangrijk aspect waar rekening mee gehouden moet worden. Hierin is een belangrijke slag te maken om zoveel mogelijk getalenteerde S leerlingen op een kunstinstelling te krijgen omdat daar een kans kan liggen om over te stappen naar een opleiding van de Codarts of de WDKA.
87
8. Nawoord
Na afronding van dit onderzoek zijn er verassende resultaten naar buiten gekomen en heb ik met plezier aan deze scriptie gewerkt. Bij deze wil ik graag iedereen bedanken die heeft meegeholpen aan mijn onderzoek. Het was een lange weg maar absoluut leerzaam. Ik heb veel steun gehad aan mijn begeleiders en de geïnterviewden. Bedankt voor al jullie hulp, interesse, inspiratie, gezelligheid en steun.
88
9.
Literatuurlijst
Boeken
S. Doorn en A. Maat, Onderwijs en Niet Westerse Allochtonen, Enschede: Saxion Hogeschool 2003
J. Eggleston, Arts Education for a multicultural society, London: Trentham books 1995 H. Ganzenboom e.a, Onderzoeksdesigns en de muze. Nieuwe gegevens over effecten van kunsteducatie in het voortgezet onderwijs, Utrecht: Cultuur Netwerk 2001 H. Gates e.a, Harlem Renaissance Lives, London, London: Oxford University Press 2009 W.Ieperen, Verschillen cultuurdeelname allochtone en autochtone jongeren, Utrecht: Cultuurnetwerk 2003
L. Rooijendijk, Interculturalisatie Cultuur en verschillen als basis voor begeleiden in de welzijnssector, Baarn: Edu‟Actief 2003 A. Stipriaan, Roads to the Roots or Stuck in the Mud, Leiden: KITLV 2001 S. Hall, Black Diaspora Artists in Britain Three Moments in Post War History, London: Oxford University Press 2006 M.H. de Vries, Waar komen zij terecht?, ‟S Gravenhagen: MINOCW 1983 V. Waal, Uitdagend leren. Culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving, Bussum: Coutinho 2003
89
Artikelen en Tijdschriften
S. Trienekens, Zicht op Kunst, Cultuurnetwerk Nederland Utrecht, 2006
Ministerie van Buitenlandse zake, St. fonds voor cultuurparticipatie, 2010
Kunst & Educatie, 1977 nr. 6 S. Luyckx, Emanicipatie niet-westerse kunst vordert traag, Amsterdam: Trouw 1996 Verslagen van bijeenkomsten
Onderwijsverslag (2009) hoger onderwijs en allochtonen H. Jenkins, Confronting the challenges of participatory culture and media education for the 21st century, an occasional paper on digital media and learning-Chicago, MacArthur Foundation Verslag Conferentie kunsteducatie, paragraaf: De Brit en de olifant, 2006
Onderzoeksrapporten
D. Benali, De kunst kunst van in- en uitsluiting : de relatie van beeldende kunstenaars van Surinaamse, Turkse en Marokkaanse afkomst tot de Nederlandse gevestigde kunstwereld, Rottterdam: Erasmus Universiteit 2001
J. Boer, Inventory of RWMA policies and education, specially focused on how to connect with Surinam-Hindustani, Rotterdam: Codarts 2009.
Rapport adviescommissie Dijkgraaf, Onderscheiden-verbinden-vernieuwen „Gravenhage: MINOCW 2010
90
Meijer zu Schlochtern, TH. En Cozier, Chr.Paramaribo SPAN: hedendaagse beeldende kunst in Suriname: Amsterdam KIT, 2009 Slot, J. Dienst Onderzoek en Statistieken in Amsterdam: , 2011
S. Trienekens e.a, Deelrapportage van de HvA in het kader van het onderzoek naar Music Matters i.s.m. Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen en het Centrum voor Interculturele Studies, Amsterdam: HvA 2010
P.Zant, Regelingen voor talenten gescout, Utrecht: Cultuurnetwerk 2010
M. Vogelzang e.a, Gezamenlijk of afzonderlijk: een inventariserend onderzoek naar het migrantenbeleid van de gemeente Rotterdam en de culturele instellingen binnen de Rotterdamse Kunstensector: Rotterdam: Erasmus Universiteit 1995 Websites http://www.mconline.nl/mconline/index.xql?id=/mc/theater http://donthitmama.nl/ http://www.interartlab.nl/ www.cultuurparticipatie.nl http://www.rrkc.nl/ http://www.cultuur.nl/ www.tentrotterdam.nl www.kosmopolis.nl www.abckenniscentrum.nl Surinamers in Nederland 2010 www.cultuur.nl/files/pdf/vooradvies0912/innoveren_participeren.pdf 1 http://www.minocw.nl/cultuurparticipatie/772/Cultuur-en-school.html www.cbs.nl (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2011
91
10. Bijlagen
Bijlage 1. Keuze van de leerlingen VO Bijlage 3. Interviews deelnemers INTERVIEW VRAGEN WILLEM DE KOONING EN CODARTS
1. Heeft de Willem de Kooning een beleid om Surinaamse studenten binnen te halen en wat is de huidige strategie? 2. Hoe groot is de groep S studenten die reeds studeren op de Willem de Kooning Academie? 3. Welke opleiding is populair bij de S studenten ? 4. Zijn er S docenten werkzaam binnen de Willem de Kooning ? 5. Is er voldoende belangstelling voor de Kunstacademies onder de Surinaamse studenten ? 6. Is er verschil in de toelating voor de S studenten ten opzichte van de Autochtone studenten? 7. Sluit de inhoud van de opleiding voldoende aan bij de achtergrond van de S studenten? 8. Wordt er vanuit de beroepspraktijk S kunstenaars betrokken bij de Kunstacademie? 9. Hoe kunnen kunstacademies S studenten interesseren voor de opleiding? 10. Welk beleid zou er ingezet kunnen worden om de S studenten Eventueel te motiveren voor de Kunstacademie ? 11. Zijn er Kunstvak docenten werkzaam binnen de verschillende disciplines binnen jullie Academie ?
92
INTERVIEW VRAGEN SLEUTELFIGUREN BINNEN HET VO
1. Hoe denken S potentiële studenten over een opleiding aan de Kunstacademie? Is er voldoende referentiekader voor de S leerlingen binnen de Kunstvakken op de HAVO/VWO? 2. Is er voldoende belangstelling voor de Kunstacademies bij de S HAVO/VWO leerlingen? 3. Hoeveel S leerlingen doen eindexamen in een kunstvak ? 4. Waarom kiezen relatief weinig S HAVO/VWO leerlingen voor de Kunstacademie? 5. Op welke wijze speelt de SES een grote rol ? 6. Worden er S kunstenaars vanuit de beroepspraktijk bij het onderwijs betrokken ? 7. Worden er binnen de CKV lessen aandacht besteed diversiteit binnen de lessen kunst en cultuur ? 8. Op welke wijze wordt er voorlichting gegeven over de Kunstacademies ? 9. Zijn er bij jullie op school S kunstvakdocenten werkzaam?
INTERVIEW VRAGEN STICHTING KOSMOPOLIS, STICHTING ARTROPA , STICHTING BEELDENDE KUNST ROTTERDAM en Stichting SKVR
1. Is er een platform voor S Kunstenaars in Rotterdam? 2. Hoeveel S kunstenaars zijn er werkzaam binnen Stichting ? 3. Zijn de S kunstenaars gediplomeerd? 4. Welke richting binnen de Kunstacademie hebben zij veelal gevolgd? 5. Welke activiteiten voeren de S kunstenaars uit binnen jullie organisatie uit? 6. Hebben jullie ook exposities van S kunstenaars? 7. Zijn de activiteiten van de S kunstenaars alleen gericht op de allochtone groep? 93
8. Is er een beleid om S kunstenaars te profileren? 9. Wat vindt van het Nederlandse kunstbeleid? 10. Op basis van literatuuronderzoek is gebleken dat kunstenaars, theatermakers en musici worden uitgesloten binnen de kunstwereld. Hoe jullie omgaan met uitsluiting binnen het werkveld? 11. Op basis van een beleidsnota van de stad Rotterdam van 1990 concludeert de Gemeente dat instellingen allochtone kunstenaars in kunstwereld moet betrekken ondanks dat deze groep moeilijk bereikbaar is wat vindt u daarvan? 12. Worden de S kunstenaars ingezet voor de projecten op school? 13. Welke weg moet een aankomende S kunstenaar bewandelen om zich te profileren binnen de kunstenaarswereld?
INTERVIEW VRAGENTHEATER ZUIDPLEIN
1. Is er een platform voor Surinaamse theatermakers/spelers in Rotterdam? 2. Wat is ongeveer het percentage S theatermakers/spelers dat werkzaam is binnen Jullie theater ? 3. Wat is ongeveer het percentage aan producties dat op jaarbasis wordt gedaan door S theatermakers/spelers? 4. Zijn de S theatermakers/spelers gediplomeerd? 5. Welke richting binnen de Kunstacademie hebben zij veelal gevolgd? 6. Welke producties voeren de S theatermakers/spelers uit binnen theater Zuidplein? 7. Hebben jullie ook voorstellingen van S theatermakers/spelers? 8. Zijn de voorstellingen van de S theatermakers/spelers alleen gericht op de allochtone groep? 9. Is er een beleid om S theatermakers/spelers te profileren? 10. Wat vindt u van het Nederlandse kunstbeleid?
94
11. Op basis van literatuuronderzoek is geconcludeerd dat er sprake is van uitsluiting binnen het werkveld van S kunstenaars, theatermakers en spelers Zo ja hoe gaan jullie er mee om?
12. Op basis van een beleidsnota van de stad Rotterdam van 1990 concludeert de Gemeente dat instellingen Allochtonen Kunstenaars en theatermakers in kunstwereld moet betrekken ondanks dat deze groep moeilijk bereikbaar is wat vindt u daarvan?
13. Worden de S theatermakers/spelers ingezet voor de projecten op school?
14. Welke weg moet een S theatermaker/speler bewandelen om zich te profileren binnen de theaterwereld?
INTERVIEW VRAGEN S KUNSTENAARS (Beeldend, Dans, Muziek, Theater en Kunstamateur) en KUNSTVAK DOCENTEN VANUIT DE BEROEPSPRAKTIJK Persoonsgegevens
1. Geslacht 2. Leeftijd 3. Afkomst
Opleiding
1. Welke opleidingen heeft u genoten na de basisschool en welke opleiding(en) in het bijzonder met betrekking tot uw huidige beroep? 2. Hebt u bewust voor dit beroep gekozen of bent u min of meer toevallig in dit vak terechtgekomen? 3. Bent u naast kunstenaar ook eerstegraads of tweedegraads bevoegd? 95
4. Bent u naast uw beroep als kunstenaar zelf ook nog werkzaam als docent of actief betrokken op scholen het gebied van kunst en cultuur? 5. Kon u als student zich identificeren met de opleiding? 6. Had u als student voldoende persoonlijke bagage om de opleiding te volgen? 7. Hoe succesvol bent u wat betreft uw beroep? 8. Van welke netwerken bent u afhankelijk? 9. Speelt u achtergrond een rol bij het maken van kunstwerken? 10. Wat vindt u van het Nederlands kunstbeleid?
Werkervaringen
1. Wat was uw eerste baan als kunstenaar/kunstvakdocent ? 2. Hoe bent u begonnen? 3. Heeft hiervoor op andere scholen kunsteducatie gedoceerd? 4. Hoe bent u terecht gekomen op deze school, als Kunstvak docent? 5. Hoe lang geeft u les op deze school? 6. Geeft u alleen les aan de bovenbouw of ook aan de onderbouw? 7. Geeft u momenteel ook les op andere scholen? Vervult u nog andere functies naast het doceren ? 8. Welke tips en adviezen zou u aankomende S studenten willen geven?
96