Afstudeerscriptie
Geen krimp geven! “Een advies aan de gemeente Tynaarlo over de effecten op de voorzieningen door de demografische ontwikkelingen”
Student: Hanouk Lunter Datum: 12 december 2012
gemeente Tynaarlo
Geen krimp geven! “Een advies aan de gemeente Tynaarlo over de effecten op de voorzieningen door de demografische ontwikkelingen”
Afstudeerscriptie
Student: Hanouk Lunter Studentnummer: 313912/246198 Opleiding: Bouwkunde (richting Planologie) Studiejaar: 2011-2012, vierdejaarsstudent Groep: 27 12 december 2012 te Vries Organisatie: Gemeente Tynaarlo Afstudeerdocent: Dhr. A.H.W. Groen Afstudeerbegeleider: Dhr. P. Kamps Lezer: Dhr. P. J. Postma
gemeente Tynaarlo
Auteursrechten Onder verwijzing naar artikel 3.21 van het studentenstatuut worden de Hanzehogeschool en eventuele externe opdrachtgevers vrijgesteld van copyright voor alle voorkomende projecten als bedoeld onder dit reglement.
Colofon Organisatie: Gemeente Tynaarlo Kornoeljeplein 1 9481 AW VRIES Tel.: 0592-266 662 Fax: 0592-266 600 E-mail:
[email protected] /
[email protected] Afstudeerbegeleider is dhr. P. Kamps School: Hanzehogeschool Groningen Academie voor Architectuur, Bouwkunde & Civiele Techniek Zernikeplein 11 9747 AS Groningen Tel.: (050) 5954573 Afstudeerdocent is dhr. A.H.W. Groen Lezer is dhr. J.P. Postma Afstudeercoördinator is dhr. H.T. Haagsma Auteur: Hanouk Lunter Foto: Dhr. E. Ketelaar, Techn. Medewerker BWT Afdeling Vergunningverlening Gemeente Tynaarlo Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Voorwoord Het laatste onderdeel van mijn studie aan de Hanzehogeschool Groningen is de afstudeerscriptie. In de vier jaar dat ik bouwkunde heb gestudeerd heb ik veel geleerd. Door de jaren heen ontdekte ik dat ik bouwkunde erg interessant vind, maar dat planologie uiteindelijk meer mijn richting is. Ik heb dan ook voor de specialisatie planologie aan de Rijksuniversiteit Groningen gekozen en ik heb de ambitie na het afstuderen te beginnen met de masteropleiding sociale planologie. Door deze keuze was het voor mij mogelijk de afstudeerscriptie te schrijven in een planologische richting. Vanaf februari 2012 ben ik bezig met mijn afstudeerscriptie bij de gemeente Tynaarlo te Vries. Met het aanbieden van deze afstudeerscriptie vraag ik officieel de afstudeerverdediging aan. Tijdens deze verdediging zal ik dit rapport toelichten aan de afstudeercommissie en vragen beantwoorden. Verder hoop ik dat deze scriptie de start is van een uitdagend en nieuw proces bij de gemeente Tynaarlo. Ik wil dan ook de gemeente aanraden de in dit rapport genoemde adviezen verder uit te werken. Dit onderzoek is tot stand gekomen met hulp van vele mensen. Ten eerste wil ik mijn begeleiders bedanken. Arjan Groen, vanwege de snelle, scherpe en opbouwende kritiek waar ik goed mee uit de voeten kon. Paul Kamps, niet alleen vanwege uw hulp bij mijn scriptie maar ook voor de interessante stagetijd die ik heb gehad. Daarnaast wil ik alle geïnterviewden ontzettend bedanken voor de leuke en inspirerende gesprekken. Overal werd ik verwelkomd met kopjes koffie en iedereen was bereid mij veel te vertellen over de effecten van de demografische ontwikkeling op de voorzieningen in het gebied en hoe hier tot nu toe mee om is gegaan. Vaak leverden de gesprekken informatie op die ik van tevoren niet had verwacht. Als laatste wil ik Didie van Bommel en Maite Laméris bedanken voor hun visie en positieve commentaar op de scriptie waardoor ik hem nu met een tevreden gevoel kan inleveren.
Vries, 12 december 2012
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Samenvatting De demografische ontwikkelingen brengen grote veranderingen met zich mee. Zo gaat Nederland van een groeiend inwoneraantal naar bevolkingskrimp en treden er daarnaast grote verschuivingen op in de bevolkingssamenstelling. Verschillende voorzieningen ondervinden hier effecten van, welke positief maar ook negatief kunnen zijn. Gemeenten worden gevraagd, door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gedurende de periode 2011 tot en met 2015 een paragraaf demografische ontwikkeling in zowel de begroting als het jaarverslag op te nemen. Met dit verkennend onderzoek naar de demografische ontwikkelingen en het effect daarvan op de voorzieningen zijn verschillende gemeenten en regio’s in Nederland bestudeerd. Door de aanpak en oplossingen van deze gemeenten en regio’s te analyseren is uiteindelijk onderzocht of een vergelijkbare aanpak aan de gemeente Tynaarlo is te adviseren. Het doel is om met deze aanbevelingen de gemeente Tynaarlo de verschillende mogelijkheden voor te leggen. Dit is bereikt door een literatuurstudie maar ook met behulp van meerdere interviews en bijeenkomsten. De demografische ontwikkelingen zoals deze nu zijn zullen doorzetten in de toekomst en uiteindelijk een evenwicht bereiken. De bevolkingskrimp wordt vaak beschouwd als nadelig voor gemeenten. Het biedt echter ook vele kansen, en door deze kansen te benutten zullen de nadelen minder ingrijpend worden. Het is in dit opzicht belangrijk te aanvaarden dat wat betreft de voorzieningen kwaliteit belangrijker is dan kwantiteit. De voorzieningen voor onderwijs en sport ondervinden effecten van de ontgroening. Hierdoor is er minder draagvlak en zal dit in de toekomst doorzetten met het gevolg dat verschillende sport en onderwijs voorzieningen dicht moeten. Bij de zorgvoorzieningen is een omgekeerde beweging te zien als gevolg van de vergrijzing in Nederland. Er zal meer zorg nodig zijn, maar door de dalende beroepsbevolking wordt het lastig dit in de toekomst te kunnen organiseren. De cultuurvoorzieningen kunnen te maken hebben met een groeimarkt, mits de programma’s worden aangepast op de groter wordende groep ouderen. De kleinere cultuurvoorzieningen, zoals bibliotheken, zullen moeten gaan bundelen. De detailhandel is continu in verandering, maar dit komt meer door trends en gewoonten dan door demografische ontwikkelingen. Over het algemeen is de verandering in de detailhandel een relatief autonoom proces. Er wordt tegenwoordig veel gediscussieerd over de demografische ontwikkelingen en hun invloed op de voorzieningen door onder anderen gemeenten, inwoners, besturen van voorzieningen en het maatschappelijk middenveld. Gemeenten zijn de demografische ontwikkelingen in de eigen gemeente aan het analyseren en onderzoeken ook het verschil tussen vraag en aanbod in voorzieningen. Het is al bekend dat er verschil tussen vraag en aanbod is maar oplossingen hiervoor zijn nog niet genoemd. Het is dan ook verstandig voor de gemeente Tynaarlo om te beschikken over een goed geanalyseerd statistisch rapport waarin de verschillende trends en ontwikkelingen naar voren komen. Met behulp van een dergelijk rapport is het gemakkelijker de demografische ontwikkelingen en hun effecten op de voorzieningen naar anderen over te brengen. De bewustwording van de te verwachten effecten is een lastig en lang proces.
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Inhoudsopgave Blz.
1.
Introductie 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
………………………………………………………………………..………… Inleiding ……………………………………..……….………… Probleem geschetst …………………………………………… Doelstelling en onderzoeksvragen ..……………………….…… Aanpak van het onderzoek ……………………………… Onderzoeksgebied verantwoording……………………………… Gemeente Tynaarlo …………………………………………… Opbouw van het rapport ……………………………………………
1 1 1 2 2 3 4 5
2.
Ontwikkelingen ………………………………………………………………………..………… 2.1 Demografische ontwikkelingen ……………………………
6 6
2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6
2.2
Landelijke wet- en regelgeving 2.2.1 2.2.2 2.2.3
2.3 3.
Effecten op de voorzieningen 3.1 Inleiding 3.2 Onderwijs
3.3
Zorg 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4
3.4 3.5
9
12 13 13 13
Kwaliteit van het onderwijs Angst bewoners voor de leefbaarheid Conclusie effecten onderwijs
…………………………………...………………………………
14
Meer ouderen Beroepsbevolking Verpleeghuizen en thuiszorg Conclusie effecten zorg
15 16
Dorpshuizen Theater & Bioscoop Bibliotheken Harmonie & Fanfares Conclusie effecten cultuur
Detailhandel 3.6.1 3.6.2 3.6.3
3.7
…………………………….……………....……… …………………………………………………..…… ……………………………………………………..…
Sport …………………..…..…………………………..……………… Cultuur …………………………………...……………………………… 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4 3.5.5
3.6
……………………………
Knelpunten wet- en regelgeving De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De aankomende Omgevingswet
Beleidsstrategieën ………………………………………………..…
3.2.1 3.2.2 3.2.3
4.
Krimp Wijziging in samenstelling bevolking Wijziging in samenstelling huishoudens Toekomst verwachtingen Voor- of nadeel Krimp- en anticipeerregio’s
……………………...………………………………
17
Buurtsupermarkt & leefbaarheid Vergrijzing & beroepsbevolking Conclusie effecten detailhandel
Meeste druk op het onderwijs
.……………………………
18
Aanpakmogelijkheden effecten op voorzieningen …………………………… 4.1 Methodiek beleidsstrategieën …………..………………… 4.2 Aanpak demografische ontwikkelingen ……………….……
20 20 20
4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.2.7
Demografische ontwikkelingen in beeld Bijeenkomsten voor bewustwording Gemeente als regisseur Samenwerking Bouwen en slopen Bundeling Benut kwaliteiten
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
4.2.8 4.2.9 4.2.10 4.2.11
4.3
Onderwijs 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5
4.4
Zorg 4.4.1 4.4.2 4.4.3
4.5
Sport 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.5.4
4.6
5.
…………………………………...………………………………
24
…………………..…..…………………………..………………
25
Zwembaden Samenwerking stimuleren Te veel voetbalvelden Rol gemeenten
26
Bibliotheken Dorpshuizen, gemeente Schouwen Duiveland Schouwburg, gemeente Oude IJsselstreek
……………………...………………………………
27
Bundeling Dorpswinkel Detailhandel in de regio Brandenburg (Duitsland)
Goede aanpak? ……………………….…..…………………………… Gebruik voorbeelden ……………..……………………………
28 29
Conclusie en aanbevelingen ………………………………………….…………… 5.1 Conclusie …………………………………………………………………
30 30
5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.1.6 5.1.7 5.1.8 5.1.9
5.2 6.
23
Daling beroepsbevolking Nieuwe wensen en meer zorg nodig Rol gemeenten
Detailhandel 4.7.1 4.7.2 4.7.3
4.8 4.9
…………………………………………………………
Scholen sluiten Scholen fuseren De groep Joep Splitsen van groepen Rol gemeenten
Cultuur …………………………………...……………………………… 4.6.1 4.6.2 4.6.3
4.7
De functie ‘Ontmoeten’ Masterplan voorzieningen Nieuwe weg politiek Mobiliteit & bereikbaarheid
De nieuwe groei heet krimp Kwaliteit belangrijker dan kwantiteit Voldoende handjes aan het bed Samenwerken met de tegenstanders Krimp, of toch groeimarkt Relatief autonoom proces Wet- en regelgeving in beweging Methodiek beleidsstrategieen Bereikbaarheid de oplossing
Aanbevelingen gemeente Tynaarlo ……….…………………
33
Individuele reflectie ………………………………………….………………………… 6.1 Reflectie afstudeertraject …………………………………………
35 35
6.1.1 6.1.2 6.1.3
6.2
Reflectie Projectplan Reflectie Interviews Reflectie Afstudeerscripte
Competenties
……………………………………………………………
38
Referentielijst Bijlagen Bijlage 1, Bijeenkomsten en presentaties Bijlage 2, Demografische ontwikkelingen in de gemeente Tynaarlo
Bijlage 3, Knelpunten wet- en regelgeving volgens Regioplan (2011) Bijlage 4, Opgaven Nationaal Belang regio volgens SVIR (2012) Bijlage 5, Omgevingswet
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
1
Introductie
1.1 Inleiding De foto op de voorkant van dit rapport is genomen op de Zuidlaardermarkt tijdens de paardenmarkt 2011. Op de foto geven twee mannen elkaar de hand en staat een jongetje te kijken. Dit illustreert de drie generaties waarbinnen de ontwikkelingen momenteel het grootste effect op de voorzieningen hebben. Namelijk de demografische ontwikkelingen vergrijzing, ontgroening en daling van de beroepsbevolking. Deze begrippen zijn in hoofdstuk 2 nader toegelicht. Voor langere tijd heeft Nederland in het teken van een groeiend inwoneraantal gestaan. De bevolking is sinds de jaren dertig verdubbeld, het tij is echter gekeerd van groei naar krimp op verschillende locaties in Nederland. Binnen de term krimp wordt onderscheid gemaakt tussen krimpregio’s en anticipeerregio’s. In Nederland zijn drie krimpregio’s door het Rijk benoemd, te weten Eemsdelta, Parkstad Limburg en ZeeuwsVlaanderen. De overige gebieden in Nederland behoren tot de zogenoemde anticipeerregio’s. Deze regio’s zullen in een later stadium en in een andere mate met de bevolkingsdaling te maken krijgen. Toch is het verstandig om als anticipeerregio al acties te ondernemen om voorbereid te zijn op de te verwachten bevolkingsdaling. De gemeente Tynaarlo behoort tot de anticipeerregio’s en zal de komende decennia dan ook te maken krijgen met demografische veranderingen. De bevolking zal hier in beperkte maat krimpen, maar vooral veranderen. Er zullen in de toekomst grote verschuivingen in de bevolkingssamenstelling optreden. Dit zal gevolgen hebben op onder andere de voorzieningen in de gemeente. De titel van de scriptie ‘Geen krimp geven’ sluit perfect aan bij de demografische ontwikkelingen van tegenwoordig, we moeten namelijk de moed niet opgeven. Er is gekozen om deze analyse van het krimpproces van de gemeente Tynaarlo te starten met dit verkennende onderzoek, waarin gekeken is naar de effecten van de ontwikkelingen op de voorzieningen: onderwijs, zorg, sport, cultuur en detailhandel. Omdat de gemeente Tynaarlo niet de eerste gemeente is die zich bezig houdt met de demografische ontwikkelingen hoeft het wiel niet opnieuw te worden uitgevonden. Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek is dan ook het analyseren van aanpakken buiten de gemeentelijke grenzen. Met behulp van diepte- interviews zullen gemeenten en regio’s worden gevraagd naar hun ervaringen op het gebied van de hiervoor genoemde voorzieningen. Een ander onderdeel is het informatie verzamelen via documenten, rapporten en onderzoeken over demografische ontwikkelingen. Hiernaast worden er tegenwoordig veel bijeenkomsten georganiseerd en presentaties gegeven over de bevolkingsdaling, welke voor dit onderzoek zijn bijgewoond.
1.2 Probleem geschetst Gemeenten worden gevraagd gedurende de periode 2011 tot en met 2015 een paragraaf demografische ontwikkeling in zowel begroting als jaarverslag op te nemen (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2010). De eerste paragraaf van deze scriptie zal beginnen met een analyse van de demografische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de gemeente Tynaarlo. Vervolgens wordt ingegaan op het voorgenomen beleid. Het opnemen van een paragraaf ’demografische ontwikkeling’ is op vrijwillige basis. Dat wil zeggen dat er vooralsnog geen voorschriften worden opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV), zoals bij andere begrotingsparagrafen wel het geval is. Dit onderzoek moet beschouwd worden als een studie naar de demografische ontwikkelingen en is dan ook verkennend van aard. De gemeente Tynaarlo heeft geen paragraaf demografische ontwikkeling in het jaarverslag of in de begroting. Er is ook nog geen beleid gemaakt op de demografische ontwikkelingen. Het krimpproces staat in de startblokken en er zal grensoverschrijdend naar oplossingen moeten worden gezocht. De hoofdvraag van het onderzoek luidt als volgt: ‘Welke effecten hebben de demografische ontwikkelingen ten aanzien van diverse voorzieningen, te weten: onderwijs, zorg, sport, cultuur en detailhandel, en hoe kan de gemeente Tynaarlo hier het beste op inspelen?’ Deze hoofdvraag is beantwoord met behulp van de acht onderzoeksvragen uit paragraaf 1.3.
Geen krimp geven! December 2012
-1-
gemeente Tynaarlo
1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen Het doel van dit rapport is om met behulp van externe analyse een advies voor de gemeente Tynaarlo op te stellen die duidelijkheid biedt. Hierin is zowel aangegeven waar vanaf nu de aandacht naar toe zou moeten gaan. Eveneens worden de effecten op de verschillende voorzieningen benoemd en de manier waarop de gemeenten hier op in kan spelen. Om de hoofdvraag te beantwoorden en de doelstelling te behalen zijn er voorafgaand acht onderzoeksvragen geformuleerd, namelijk: 1. Welke demografische ontwikkelingen zijn van toepassing op de gemeente Tynaarlo? 2. Welke demografische ontwikkelingen spelen tegenwoordig een grote rol? 3. Op welke manier wordt er in de huidige en nieuwe wet- en regelgeving ruimte geboden om gemakkelijk in te kunnen spelen op de demografische ontwikkelingen? 4. Welke beleidsstrategieën kunnen worden onderscheiden? 5. Welke effecten hebben de demografische ontwikkelingen op de voorzieningen zorg, onderwijs, detailhandel, cultuur en sport? 6. Hoe gaan andere gemeenten en regio’s in Nederland om met de demografische ontwikkelingen? 7. Hoe spelen andere gemeenten en regio’s in Nederland in op de effecten van de demografische ontwikkelingen op de voorzieningen zorg, onderwijs, detailhandel, cultuur en sport? 8. Welke beleidsstrategieën passen andere gemeenten en regio’s in Nederland toe bij de demografische ontwikkelingen? De eerste vijf deelvragen worden behandeld in hoofdstuk 2 en de laatste drie deelvragen in hoofdstuk 3.
1.4 Aanpak van het onderzoek Het onderzoeksproces is begonnen met het projectplan. Deze bevat onder meer een plan van aanpak en een projectomschrijving. Verder is een globale procesplanning gemaakt en zijn de competenties en meetbare resultaten behandeld. Tijdens de peiling op 21 maart 2012 is dit projectplan gepresenteerd en goedgekeurd als afstudeerscriptie. Vervolgens kwam de verdieping in het onderwerp, gevolgd door de interviews. De onderzoekstechnieken vormen het gereedschap waarmee data worden gegenereerd, vastgelegd, geordend en geanalyseerd (Jonker & Pennink, 2000). Dit is een kwalitatief onderzoek, wat betekent dat het onderzoek berust op motieven, denkbeelden, gedrag en emoties. De basis van het onderzoek is gevormd door een literatuurstudie in hoofdstuk 2. De begrippen, beleidsstrategieën en landelijke wet- en regelgeving rondom de demografische ontwikkelingen worden onder de loep genomen aan de hand van literatuur en verschillende bijeenkomsten en presentaties. In bijlage 1 ‘Bijeenkomsten en presentaties’ is een lijst te vinden met de verschillende bijeenkomsten die zijn bezocht. Het onderzoek bevat een beknopt theoretisch kader: het proces om te komen tot de analyse van de verschillende gemeenten en het uitvoeren van de analyse vormen het grootste deel van het onderzoek. Bij het zoeken naar criteria is de grens niet getrokken bij een bepaald aantal gemeenten. Er is voor iedere voorziening een gemeente gevonden die een interessante oplossing voor deze voorziening heeft met betrekking tot de demografische krimp. Door middel van diepte- interviews met deze gemeenten is onderzocht hoe ze anticiperen op de demografische ontwikkelingen in relatie met de voorzieningen. De vragenlijst die hierbij is gebruikt bevat informatie uit de eerder verkregen informatie uit het literatuuronderzoek. Naast gemeenten zijn er ook regio’s meegenomen in het onderzoek. In paragraaf 1.5 is een verantwoording van het onderzoeksgebied te vinden waar alle geïnterviewde locaties zijn aangegeven. In het Addendum Geïnterviewden ‘Rondgang buiten de gemeentelijke grenzen’ is het gehele proces omschreven vanaf de voorbereiding van de ontmoetingen tot en met de interviews zelf. Uiteindelijk zijn alle verzamelde data gesorteerd en geordend, waarvan het resultaat nu voor u ligt. De opbouw die hiervoor is gebruikt heeft verband met de vragenlijst van de interviews. Tijdens de afstudeerverdediging zal de gehele afstudeerscripte worden gepresenteerd, waarna er ruimte zal zijn om vragen te stellen. Deze scriptie en bijbehorende documenten zullen daarnaast ook overhandigd worden aan de gemeente Tynaarlo. Hopelijk wordt de urgentie van de effecten van de demografische ontwikkelingen op de voorzieningen ingezien en zal het advies ter harte worden genomen.
Geen krimp geven! December 2012
-2-
gemeente Tynaarlo
1.5 Onderzoeksgebied verantwoording Met behulp van de diepte- interviews is buiten de gemeentelijke grenzen gekeken naar de demografische ontwikkelingen en effecten op de voorzieningen. Uiteindelijk zijn er acht interviewafspraken gemaakt, in figuur 1.1 zijn deze in kaart gebracht. De getallen geven de chronologische volgorde van de interviews aan. Het aantal interviews is voldoende voor het onderzoek en zal een representatief beeld van Nederland geven omdat de locaties over heel Nederland verspreid zijn. In de Addendum geïnterviewden: ‘Rondgang buiten de gemeentelijke grenzen’, die toebehoort aan dit rapport staat het proces van voorbereiding tot de uitgewerkte interviews vermeld. Hierin is uitgebreid aandacht besteed aan de selectie van de regio’s en gemeenten.
Legenda: Gemeenten
Regio’s
1. Parkstad Limburg 2. Nuth 3. Borger- Odoorn 4. Eemsdelta
5. Zeeuws- Vlaanderen 6. Schouwen- Duiveland 7. Oude IJsselstreek 8. Dongeradeel
Figuur 1.1, Interviews in kaart (Bron: Google Maps)
Geen krimp geven! December 2012
-3-
gemeente Tynaarlo
1.6 Gemeente Tynaarlo De gemeente Tynaarlo ligt in het noorden van de provincie Drenthe en is omringd door de gemeenten Groningen, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Aa en Hunze, Assen en Noordenveld. In figuur 1.2 is te zien aan welke kant deze gemeenten grenzen. Op 1 februari 2012 had de gemeente 32.359 inwoners 1 (225 inwoners per vierkante kilometer) . Momenteel wordt er vanuit verschillende invalshoeken onderzoek gedaan naar de demografische ontwikkelingen in de gemeente Figuur 1.2, Aangrenzende gemeenten (Bron: Wikipedia) Tynaarlo. Ten behoeve van het onderwijsbeleid op gemeentelijk niveau is een prognose opgesteld van leerlingenaantallen voor de periode van 2012 tot en met 2032. Alle basisscholen in de gemeente Tynaarlo zijn hierin meegenomen. In deze ‘Leerlingenprognose en ruimtebehoefte basisonderwijs’ (gemeente Tynaarlo, 2012) is een duidelijke afname te zien in het aantal leerlingen in de komende 20 jaren. Momenteel tellen alle basisscholen bij elkaar 3250 leerlingen en over 20 jaar zal dit aantal volgens de prognose afnemen naar 2958 leerlingen. Dit zijn dus 292 leerlingen minder. Uit de prognose van de permanente ruimtebehoefte per school is een daling van 9 klassen te zien binnen nu en 20 jaar. De komende 5 jaar zal de ruimtebehoefte nog toenemen waarna hij vervolgens langzaam zal dalen. Het gemiddelde aantal groepen per school is momenteel ongeveer 6,3. In 2032 zal er dan gemiddeld anderhalve school minder gevuld kunnen zijn. Naast deze leerlingenprognose wordt er ook aandacht besteed aan de demografische ontwikkelingen in de ‘Ontwerp Structuurvisie wonen gemeente Tynaarlo 2012’. In deze ontwerpversie komt naar voren dat in de gemeente Tynaarlo het aantal inwoners groeit. Dit is echter geen natuurlijke groei meer omdat het komt door de vergrijzing. Het geboortecijfer ligt onder het sterftecijfer. Het aantal natuurlijke aanwas is een negatief cijfer en dit wordt bovendien steeds minder. Als suburbane woongemeente kent de gemeente Tynaarlo vanouds een vertrek onder jongeren vanwege studie/werk of de voorkeur voor een meer stedelijke woonomgeving. Gevolg is wel dat de uitstroom van jongeren, die gewoon doorgaat, in de bestaande kernen niet meer gecompenseerd wordt door de instroom van gezinnen. Dit leidt tot een versterkte vergrijzing van de bevolking in de kernen buiten Eelderwolde/Ten Borch. Op termijn zal een lichte afname te zien zijn door sterfteoverschot en lager migratiesaldo. Het aantal huishoudens groeit overigens nog wel. Het aantal gezinnen met kinderen krimpt met ruim 10%. Het aantal kinderen tot 15 jaar dat tot deze huishoudens behoort, krimpt nog harder (25%). Het aantal 60- plussers neemt toe met een groei van 25%. Deze ontwikkelingen zullen grote gevolgen hebben voor de behoefte aan kindvoorzieningen op het gebied van onderwijs, sport en cultuur/welzijn. Daarentegen zal de behoefte aan voorzieningen voor ouderen sterk toenemen. In de gemeente Tynaarlo is er sprake van de volgende kwalitatieve aspecten: ontgroening, vergrijzing en selectieve migratie. Deze selectieve migratie gaat om de leeftijdsgroep tussen de 15 en 24 jaar. In bijlage 2 ‘Demografische ontwikkelingen in de gemeente Tynaarlo’ zijn een aantal grafieken en tabellen te vinden met de exacte aantallen afkomstig uit de Leerlingenprognose en de Structuurvisie wonen. Volgens het rapport ‘Bevolkingsprognose XVIII provincie Drenthe’ (Provinciale staten van Drenthe, 2012) zullen de bevolkingsaantallen in de gemeente Tynaarlo tussen 2010 en 2040 afnemen van 32.420 inwoners naar 28.680 inwoners. Deze totalen laten duidelijk de bevolkingskrimp zien. Er is daarnaast gekeken naar leeftijdsgroepen van 5 jaar en daar valt het volgende op: tussen de leeftijd 0 tot 64 nemen de leeftijdsgroepen over het algemeen af en vanaf 65 jaar nemen de leeftijdsgroepen toe. In figuur 2.10 in bijlage 2 zijn de gegevens duidelijk weergegeven.
1
CBS Statline, Tabel: Bevolking; maandcijfers per Gemeente en overige regionale indelingen, 1 februari 2012, Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen. Geen krimp geven! December 2012
-4-
gemeente Tynaarlo
1.7 Opbouw van het rapport In dit eerste hoofdstuk is het onderwerp kort ingeleid en de probleemstelling duidelijk gemaakt. In het volgende hoofdstuk is nader ingegaan op het onderwerp demografische ontwikkeling. Daarbij zijn de definities, landelijke wet- en regelgeving en verschillende beleidsstrategieën behandeld. In hoofdstuk 3 is ingegaan op de effecten van de demografische ontwikkelingen op de voorzieningen. Er is aandacht besteed aan de voorzieningen onderwijs, zorg, sport, cultuur en detailhandel. Tot slot is één voorziening benoemd tot de voorziening die het meest onder druk staat. Vervolgens zijn in hoofdstuk 4 verschillende aanpakmogelijkheden genoemd bij de verschillende voorzieningen. Deze mogelijkheden zijn ter sprake gekomen bij de verschillende interviews. Ook is in dit hoofdstuk gekeken of dit effectieve of minder effectieve aanpakken zijn en of er veel gebruik is gemaakt van andere voorbeelden tijdens deze aanpakken. De conclusie van het gehele onderzoek is te vinden in hoofdstuk 5, samen met de aanbevelingen voor de gemeente Tynaarlo. Tot slot is in het laatste hoofdstuk, nummer 6, aandacht besteed aan de competenties en leerdoelen. Hierin is kritisch gekeken naar het gehele proces en is dit geëvalueerd. Bij deze scriptie behoort nog een tweetal addenda. Allereerst het Addendum geïnterviewden: ‘Rondgang buiten de gemeentelijke grenzen’, waarin de voorbereiding en selectie tot en met de uitgewerkte interviews zijn omschreven. In deze scriptie is vaak geciteerd uit deze uitgewerkte interviews. Ten tweede is er het ‘Projectplan Afstuderen’, waarin op een vroeg stadium in het proces een plan van aanpak is gemaakt. Verder is hierin een globale planning te vinden en is de eerste richting van het onderzoek aangegeven. In hoofdstuk 6 zal tijdens het bespreken van de behaalde competenties en leerdoelen worden teruggekeken naar hetgeen in het Projectplan Afstuderen is besproken.
Geen krimp geven! December 2012
-5-
gemeente Tynaarlo
2
Ontwikkelingen
In dit hoofdstuk vindt u een opsomming van theorie die benodigd is voor het verdere rapport. Allereerst is gekeken naar verschillende demografische ontwikkelingen en de definities ervan. Vervolgens is de landelijke wet- en regelgeving behandeld. Deze is voornamelijk gefilterd op mogelijkheden om in te kunnen spelen op de demografische ontwikkelingen. Als laatste zijn vier beleidsstrategieën behandeld.
2.1 Demografische ontwikkelingen Volgens socioloog en schrijver Geert Mak (1996) is de belangrijkste ontwikkeling van de twintigste eeuw de massale trek van mensen van het platteland naar de stad. In China, Brazilië en India barsten de steden uit hun voegen en in Europa maken we groei, stagnatie en krimp tegelijkertijd mee. In Nederland is de trek naar de steden ook te zien. Steden als Amsterdam en Utrecht groeien, terwijl op het platteland de aantallen afnemen. Door een hogere levensverwachting en de komst van immigranten blijft het inwoneraantal in Nederland de komende 20 jaar nog stijgen tot een top van ongeveer 17,5 miljoen inwoners (de Groot & Schonewille, 2012). Hierna zal de bevolking qua omvang afnemen door het achterblijven van het aantal benodigde geboortes. In Parkstad Limburg, de Eemsdelta en Zeeuws- Vlaanderen is al een aantal jaren sprake van bevolkingsdaling ofwel demografische krimp (van Dam & Verwest, 2010). De komende jaren is ook een verandering in de samenstelling van de bevolking te analyseren. Nederland heeft te maken met onder andere ontgroening en vergrijzing.
2.1.1 Krimp Sinds het thema krimp enkele jaren geleden in de schijnwerpers terecht kwam, zijn er verschillende definities en interpretaties de ronde gegaan. Dit maakt het lastig en soms zelfs regelrecht verwarrend. Van Dale heeft het over samentrekking en verkleining, de initiatiefnemers voor het Centrum voor Bevolkingsdaling spreken consequent over een ‘structurele daling van de bevolking’ (BNA, 2009). Deze daling komt in verschillende steden en gebieden in Nederland al decennia lang voor, maar is lang gemaskeerd doordat de huishoudenverdunning door bleef gaan. Hierdoor nam de vraag naar bijvoorbeeld woningen niet substantieel af. Een tweede maskerende factor is de samenhang met de economische ontwikkeling. Zo daalt de bevolking van welvarende steden al de nodige jaren, maar heeft dit niet geleid tot grote problemen omdat de economische ontwikkeling hier positief was (BNA, 2009). De term ‘bevolkingsdaling’ of ‘krimp’ wordt gebruikt voor een breed scala aan verschijnselen. Om een gepaste analyse te kunnen maken van de gevolgen van bevolkingsdaling, is het belangrijk deze verschillende verschijnselen te onderscheiden. Hieronder is dit in figuur 2.1 weergegeven (Raad voor het openbaar bestuur & Raad voor de financiële verhoudingen, 2008).
Figuur 2.1, Verschijnselen bevolkingsdaling Hieronder een korte omschrijving van de verschijnselen: Ontgroening: Een daling van het aandeel jongeren. Vergrijzing: Een stijging van het aandeel ouderen. Verkleuring: Een stijging van het aandeel allochtonen. Verdunning: Een daling van het aantal personen per huishouden. Selectieve migratie: Het wegtrekken van specifieke inkomensgroepen of huishoudens in een bepaalde levensfase. De selectieve migratie kan een migratietekort als gevolg hebben. Dit is het geval wanneer er meer mensen uit een gebied vertrekken dan dat erbij komen. Geen krimp geven! December 2012
-6-
gemeente Tynaarlo
Wanneer wordt gesproken over bevolkingsdaling, dan wordt meestal gedoeld op een daling van het aantal inwoners. Daling van het aantal huishoudens is meestal minder in beeld. Onderscheid tussen deze beide aspecten van bevolkingsdaling is echter zeer essentieel (Raad voor het openbaar bestuur & Raad voor de financiële verhoudingen, 2008). Ze hebben namelijk verschillende gevolgen. Om een goede analyse te maken is het van belang om onderscheid te maken tussen de verschillende verschijnselen die vallen onder de noemer ‘bevolkingsdaling’. De verschillende aspecten van bevolkingsdaling hebben vanzelfsprekend onderlinge relaties. Zo kan bevolkingsdaling ontgroening en vergrijzing versterken. In dit advies ligt de nadruk op de meer kwalitatieve aspecten van bevolkingsdaling en in mindere mate op de kwantitatieve aspecten. Dit komt door de inhoudelijke benadering op de verschillende beleidsterreinen van dit advies.
2.1.2 Wijziging in samenstelling bevolking In de vorige paragraaf zijn drie verschillende factoren genoemd die invloed hebben op de samenstelling van de bevolking, namelijk ontgroening, vergrijzing en verkleuring. Volgens Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) moet hier de daling van de beroepsbevolking als factor bij komen, omdat dit de belangrijkste verandering is waar Nederland de komende jaren mee te maken krijgt. Ontgroening De daling van het aantal geboorten gaat in een golf-beweging. Zo komt het voor dat er in een jaar meer kinderen worden geboren dan verwacht. Door sommigen wordt dan gedacht dat dit een eind aan de krimp is, maar dit is helaas niet het geval, er zit over het algemeen een dalende lijn in volgens Jan Merks. Er worden minder kinderen geboren wanneer het slecht gaat met de economie. Wanneer mensen meer vertrouwen krijgen in de toekomst zal de kinderwens groter worden. Hierin is een parallel te zien, vertelt Jan Merks. Vergrijzing Door de zogenaamde babyboomers is er in Nederland tegenwoordig sprake van vergrijzing. Ook worden mensen steeds ouder en is de zorg beter als vroeger. Jan Merks benadrukt dat er meer sterfgevallen zijn wanneer het een extreem koude winter of een extreem warme zomer is. Er komt een eind aan de vergrijzing wanneer de babyboomers overleden zijn. Verkleuring Frank Arets (Addendum geïnterviewden blz. 19) ziet steeds meer dat er invloeden van buitenaf de regio inkomen. Deze beweging in de gemeente Nuth is natuurlijk niet te vergelijken met de Randstad, maar door deze verandering zullen er in de toekomst andere behoeften bijkomen. Bij alle acht interviews kwam naar voren dat er sprake van verkleuring is, maar dat deze nooit echt is vastgesteld of onderzocht. Daling beroepsbevolking De daling van de beroepsbevolking is volgens onder andere Jan Merks een belangrijke ontwikkeling waar Nederland mee te maken krijgt. Met behulp van figuur 2.2 is deze verandering als volgt uit te leggen. De beroepsbevolking zijn de mensen die het geld verdienen voor de jongeren en ouderen. Wanneer de beroepsbevolking daalt komt er minder geld binnen om de anderen te onderhouden. Nu we weten dat er sprake is van vergrijzing en een daling van de beroepsbevolking, zien we dat het maatschappelijke kostenplaatje uit evenwicht zal raken. Het is erg belangrijk hierbij stil te blijven staan, vertelt Jan Merks. Wanneer we bijvoorbeeld naar 2040 kijken zullen de meeste babyboomers overleden zijn en zal de categorie 65- plussers afnemen en zal daar minder geld nodig zijn.
Kosten geld 0 jaar
24 jaar
65 jaar Levert geld op Figuur 2.2, Maatschappelijke kosten per leeftijd (Jan Merks)
Geen krimp geven! December 2012
-7-
gemeente Tynaarlo
2.1.3 Wijziging in samenstelling huishoudens In paragraaf 2.1.1. ‘Krimp’ zijn twee verschillende factoren genoemd die invloed hebben op de samenstelling van de huishoudens, namelijk verdunning en selectieve migratie. Hieronder worden deze twee factoren behandeld. Verdunning Mensen gaan nog altijd samenwonen. Tegenwoordig is dit echter niet meer voor het leven. Het aantal echtscheidingen is vooral in de jaren zeventig sterk gestegen (Latten, 2004). De toename in de eenpersoonshuishoudens is het grootst door de alleenstaande ouders. Hierdoor zullen veel bestaande woningen in de toekomst niet meer aansluiten bij de behoefte van alleenstaande ouders. Als alleenstaande ouder heb je niet veel aan een woning met drie slaapkamers, zegt Marleen Vermeer (Addendum geïnterviewden blz. 33). Als mens hebben we wel behoefte aan meer leefruimte dan vroeger het geval was. We denken meer vierkante meter nodig te hebben. Selectieve migratie De drie krimpregio’s geven aan dat daar sprake is van selectieve migratie. Voornamelijk de jongeren trekken hier weg om te gaan studeren of werken. Dit is overigens een ontwikkeling die voor de bevolkingskrimp al te zien was. Volgens Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) is dit erg vreemd als men kijkt naar het aantal hogescholen en universiteiten in de omgeving. De studenten die in de regio Parkstad Limburg komen studeren blijven helaas niet in deze omgeving wonen en werken na de studie. In de regio komen ook veel Duitse jongeren studeren maar zij blijven in Duitsland wonen. Volgens Frank Arets (Addendum geïnterviewden blz. 19) komen de weggetrokken jongeren na het studeren niet terug omdat er geen bedrijvigheid is in de omgeving. Momenteel wordt in Zuid-Limburg gewerkt aan de infrastructuur en de bereikbaarheid. De grootste reden hiertoe is om de bedrijvigheid aan te trekken, vertelt Frank Arets. Niet alleen in de drie krimpgebieden, maar ook in veel anticipeerregio’s is deze selectieve migratie te zien. De anticipeergemeenten bevestigden dit, tijdens de interviews, omdat er in deze regio’s simpelweg geen hogeschool of universiteit in de gemeente aanwezig zijn.
2.1.4 Toekomst verwachtingen Het is natuurlijk lastig om in de toekomst te kijken, maar over het algemeen kwamen uit de interviews vergelijkbare verwachtingen. De krimp zal volgens Jan Merks in heel Nederland plaatsvinden, met uitzondering van een aantal hotspots. De ontwikkelingen zoals deze nu zijn zullen doorzetten, maar er zal uiteindelijk een evenwicht worden bereikt. Het is lastig aan te geven wanneer dit evenwicht er zal zijn, maar dit zal nog lang duren. Tot dit evenwicht is bereikt zal de ontwikkeling steeds in een langzamer tempo gaan. Dit is uit te leggen met behulp van figuur 2.3. Ida Snippe (Addendum geïnterviewden blz. 23) geeft hierbij de volgende uitleg: “Wanneer je 100 mannen en 100 vrouwen hebt in de gemeente dan zijn dit in totaal 200 mensen. Die mensen krijgen 1,8 kind want dit is het geboortecijfer in de gemeente Borger-Odoorn. Dan zouden er 180 mensen overblijven wanneer dit evenwichtig verdeeld is over de geslachten. Dit zijn 20 mensen minder en de keer daarop nog maar 18 minder. Dus je zult zien dat die daling zich langzaam doorzet aan de onderkant van het figuur”. 100 mannen
100 vrouwen
200 totaal geboortecijfer = 1.8
90 mannen
90 vrouwen
180 totaal geboortecijfer = 1.8 81 mannen
81 vrouwen
162 totaal geboortecijfer = 1.8 Etc.
Figuur 2.3, Voorbeeld geboortecijfer (Ida Snippe)
Geen krimp geven! December 2012
-8-
gemeente Tynaarlo
2.1.5 Voor- of nadeel De bevolkingsdaling wordt door inwoners als negatief gezien omdat bijvoorbeeld voorzieningen weg zullen vallen, vanwege de leegstand in de woningmarkt en de woningprijzen die gaan dalen. De jongeren die wegtrekken gaan studeren en hebben ambities, en degenen die achterblijven hebben iets minder slagkracht, vertelt Laura Been (Addendum geïnterviewden blz. 28). Wanneer Frank Arets (Addendum geïnterviewden blz. 19) naar de veranderingen in de bevolkingssamenstelling kijkt, ziet hij vrijwel alleen maar nadelen. Je hebt volgens Frank Arets een bepaalde mix in de samenstelling nodig. Wanneer er vooral 50-plussers zijn dan is dit niet gezond. De krimp brengt zoveel negatieve emoties en gevolgen met zich mee dat het voor een gebied een nadeel is. Toch kunnen de demografische ontwikkelingen niet worden tegenhouden en zullen de ontwikkelingen moeten worden gezien als een verrijking. Het merendeel van de geïnterviewden beschouwt de krimp niet als een nadeel. Het omgaan met en het begeleiden van de krimp wordt vaak gezien als een uitdaging. Wanneer er 10% minder mensen zijn moet je ervoor zorgen dat de overige 90% een leefbare omgeving heeft, vindt Ida Snippe (Addendum geïnterviewden blz. 23). Het is nu mogelijk fouten uit het verleden op te lossen. Zo heeft Parkstad Limburg in de jaren ’50 en ’60 een enorme groei mee gemaakt door de mijnen. Er zijn toen een aantal beekdalen en andere mooie landschappen onder de grond gestopt om de huisvesting te regelen. Tegenwoordig wordt er gekeken of een aantal van deze gebieden weer terug kunnen worden gehaald. Op die manier levert de krimp meer levenskwaliteit op. Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) vindt de krimp vooral erg leuk. Het “standaard praatje” van overheden is dat de bevolkingsdaling niet als nadeel, maar als kans moet worden gezien. Dit is lastig wanneer aan de negatieve bijkomstigheden wordt gedacht. Niemand vindt het leuk wanneer belangrijke voorzieningen dicht moeten. Uit de interviews bleek dat het geen zin heeft om de demografische ontwikkelingen tegen te gaan door bijvoorbeeld extra inwoners te lokken. Nu dit duidelijk is geworden, heeft het geen zin om lang stil te blijven staan bij de negatieve gevolgen, maar moet worden nagedacht over oplossingen om de demografische ontwikkelingen zo goed mogelijk te laten verlopen. De bevolkingsdaling is een nadeel dat desondanks vele kansen biedt, en door de kansen te benutten zullen de nadelen minder ingrijpend worden.
2.1.6 Krimp- en anticipeerregio’s Binnen de term krimp wordt onderscheid gemaakt tussen krimpregio’s en anticipeerregio’s. In Nederland zijn drie krimpregio’s benoemd, te weten Noord-Oost Groningen, Parkstad Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. Deze regio’s worden al enige tijd geconfronteerd met één of meerdere vormen van de demografische krimp. Eemsdelta krimpt van deze regio’s het snelste (CBS, 2012). De rest van Nederland behoort tot de zogenaamde anticipeerregio’s. Dit zijn regio’s die nu nog niet met een structurele bevolkings- of huishoudenafname te maken hebben, maar die tussen nu en 2030 waarschijnlijk wel met een omslag van groei naar krimp worden geconfronteerd (Planbureau voor de Leefomgeving, 2010). De gemeente Tynaarlo behoort tot de anticipeerregio’s.
2.2 Landelijke wet- en regelgeving De wet- en regelgeving in Nederland is altijd in beweging en bezig met veranderingen en verbeteringen. Dit heeft natuurlijk ook gevolgen voor een gemeente, om in te kunnen blijven spelen op demografische ontwikkelingen. Zo is het belangrijk naar de huidige wet- en regelgeving te kijken. Op 13 maart 2012 is er een nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld en volgens de planning van het ministerie Infrastructuur en Milieu zal in 2014 de Omgevingswet in werking treden. Dit zijn belangrijke veranderingen en het is dan ook verstandig hier rekening mee te houden.
2.2.1 Knelpunten wet- en regelgeving In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft Regioplan in samenwerking met Holland van 2 3 Gijzen Advocaten en Notarissen LPP een onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek zijn een negental knelpunten benoemd welke niet ‘krimpbestendig’ zijn. Tijdens de rondgang buiten de gemeentelijke grenzen van de gemeente Tynaarlo zijn deze knelpunten ook geanalyseerd bij de acht interviews (Addendum geïnterviewden).
2 3
Op weg naar een krimpbestendige omgevingswet: Toetspunten voor het voorontwerp (2011) Zie ook bijlage 3 ‘Knelpunten huidige wet- en regelgeving volgens Regioplan (2011)
Geen krimp geven! December 2012
-9-
gemeente Tynaarlo
Alleen de tijdrovendheid van de procedures is bij beiden benadrukt. In deze paragraaf worden de knelpunten benoemd die tijdens de interviews naar voren kwamen. Tijdrovendheid van procedures Omdat de realiteit verandert, is het belangrijk dat je als gemeente goed kan inspelen op de actualiteiten. Dit is lastig voor gemeenten omdat de procedures tijdrovend zijn. Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) ziet graag dat de procedures sneller worden om op die manier schadeclaims te vermijden. Flexibeler De wet- en regelgeving moet volgens Laura Been (Addendum geïnterviewden blz. 28) flexibeler worden omdat in krimpgebieden er al zoveel tegen je werkt. Wanneer de wet- en regelgeving flexibeler wordt, kunnen de kansen die hierdoor ontstaan ook benut worden. Lokaal afwegend De wet- en regelgeving moet zo transparant zijn dat degenen die het moeten toepassen ook voldoende ruimte krijgen om in te kunnen spelen op lokale en regionale situaties. Er moet de beste oplossing voor een locatie kunnen worden toegepast, benadrukt Laura Been. Meer subsidiestromen Ida Snippe (Addendum geïnterviewden blz. 23) zou graag meerdere subsidiestromen zien, omdat er veel geld nodig is om de krimp goed te begeleiden en een hoog kwaliteitsgehalte te realiseren. Om de omgeving leefbaar te houden zullen onder andere leegstaande panden gesloopt moeten worden en dit levert vervolgens geen nieuw geld op. Te ingewikkeld Doordat de demografische ontwikkelingen kantelen van groei naar krimp zijn er misschien nieuwe regels nodig. We weten het alleen niet zeker omdat we hier geen ervaring mee hebben. Maar wie kent de regelgeving zo goed dat hij of zij de knelpunten kan aanwijzen? Jan Merks heeft de indruk dat de wet- en regelgeving zo complex is gemaakt dat je er niet meer mee kan spelen. Volgens Frank Arets (Addendum geïinterviewden blz. 19) is het vertrouwen in de mensen en de logica achter de regels zoek. Mensen snappen niet meer waarom er bepaalde regels zijn. Grensoverschrijdend Wanneer in de regio Parkstad Limburg wordt gekeken zitten ze vlakbij Aken, Duitsland. In Aken alleen al studeren jaarlijks meer ingenieurs af dan in heel Nederland. Er moet door het Rijk dan ook grensoverschrijdend worden gekeken en niet alleen maar binnen de grenzen van Nederland. Volgens Jan Merks en Frank Arets zal ruimte moeten worden geboden om verder te kijken dan de Nederlandse grenzen, ongeacht het een krimp- of groeiregio betreft. Ook Marleen Vermeer (Addendum geïnterviewden blz. 33) benadrukt dit wanneer ze vertelt dat kinderen in België gratis naar de kinderopvang gaan. Daar wordt in de regio Zeeuws-Vlaanderen dan ook veel gebruik van gemaakt. Dit is een voorbeeld van wat beter afgestemd zou kunnen worden op Europees niveau. Tom Beskers (Addendum geïnterviewden blz. 42) vertelt dat wellicht de samenwerking met Duitsland waaraan de gemeente Oude IJsselstreek grenst beter kan, bijvoorbeeld op het gebied van de infrastructuur. Aandacht op groeiregio’s Vanuit het Rijk is de aandacht meer gevestigd op de groeiregio’s en de mainports als Schiphol, vertelt Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13). Het landelijk beleid zorgt ervoor dat er weinig wordt geïnvesteerd in krimpregio’s en werkt aan de andere kant de krimp in de hand. Jan Merks vindt dat het Rijk de belangrijkste bijdragen heeft geleverd aan de krimp in Nederland. Opheffingsnorm In de Wet op het primair onderwijs (1998) wordt de opheffingsnorm van minimaal 23 en maximaal 200 leerlingen genoemd. Basisscholen die drie achtereenvolgende jaren onder de opheffingsnorm komen worden opgeheven. In de situatie dat er sprake is van een continue daling van leerlingen kan deze opheffingstermijn echter onredelijk nadelig uitwerken. De opheffingsnormen worden iedere vijf jaar herzien. Om besturen meer ruimte te bieden is mevrouw J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart (minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) bezig een wetsvoorstel voor te bereiden om scholen pas op te heffen als zij vijf jaar onder de opheffingsnorm zitten, in plaats van de huidige drie jaar. Ze verwachtte dit wetsvoorstel omstreeks Geen krimp geven! December 2012
- 10 -
gemeente Tynaarlo
de zomer van 2012 te doen toekomen (J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2011). Tot op heden is nog geen wetsvoorstel gedaan. Tom Beskers (Addendum geïnterviewden blz. 42) geeft aan dat de opheffingsnorm een handig hulpmiddel is om scholen met weinig leerlingen te kunnen sluiten. Wanneer deze regelgeving er niet zou zijn is het lastig om aan te geven waarom een school dicht moet. Daarentegen maakt de gemeente Schouwen-Duiveland zich zorgen over dit Rijksbeleid op het gebied van kleine scholen. Je ziet dat het minimum aantal leerlingen steeds naar beneden wordt bijgesteld en dit draagt niet bij aan de wens om meer samenwerking tussen scholen te stimuleren. Marlys Schild (Addendum geïnterviewden blz. 37) heeft zelf het idee dat er een bepaald volume aan leerlingen nodig is om kwaliteit te kunnen bieden. Of in ieder geval continuïteit te bieden. Het is natuurlijk zo dat de verantwoordelijkheid over de kwaliteit van het onderwijs bij de scholen zelf ligt, maar volgens de gemeente Schouwen-Duiveland moet de opheffingsnorm hoger worden. Sytske Raap (Addendum geïnterviewden blz. 48) stelt voor de opheffingsnorm naar 30 leerlingen op te schuiven. En dan betwijfelt ze nog of 30 leerlingen voldoende is om de kwaliteit van het onderwijs te behouden. Om beter op de demografische ontwikkelingen in te kunnen spelen zou het verstandig zijn om de opheffingsnorm naar boven te verschuiven. De gemeente Borger-Odoorn heeft dan ook de opheffingsnorm zelf naar 50 leerlingen verschoven, in plaats van de 23 leerlingen. Ida Snippe (Addendum geïnterviewden blz. 23) vindt dat wanneer je gekwalificeerd onderwijs wil geven, je voldoende leerlingen nodig hebt om een referentiekader te hebben. De kwaliteit van het onderwijs is belangrijker dan de kwantiteit.
2.2.2 De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Minister Schultz van Haegen heeft op 13 maart 2012 de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze is opgesteld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
In de SVIR worden de ambities voor Nederland in 2040 geschetst. Er zijn drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028), namelijk: Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijkeconomische structuur van Nederland. Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. In de SVIR zijn beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij de burgers en bedrijven gebracht. Zo krijgen provincies en gemeenten de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Meer ruimte betekent ook minder en eenvoudigere regels en procedures. De SVIR is de start van ruimtelijke ordening in andere tijden, met een nieuwe rol voor alle overheden, volgens minister Schultz van Haegen. In de Structuurvisie wordt aandacht gegeven aan de demografische ontwikkelingen maar wat opvalt, is dat de ambities en nationale belangen gericht zijn op de groei(regio’s). In de vorige paragraaf werd het knelpunt genoemd dat de aandacht vanuit het Rijk teveel op de groeiregio’s is gericht. Deze structuurvisie benadrukt dit knelpunt. De nationale belangen voor de regio Noord-Nederland waarbinnen de gemeente Tynaarlo hoort, zijn in bijlage 4 te vinden.
2.2.3 De aankomende Omgevingswet Het huidige omgevingsrecht is te ingewikkeld geworden, volgens minister Schultz van Haegen. Momenteel zijn er 60 sectorale wetten, 100 AMvB’s en honderden regelingen op het gebied van de leefomgeving. Daarom werkt minister Schultz van Haegen aan één samenhangende Omgevingswet die de regels vereenvoudigt en bundelt. Eenvoudig Beter dus. In de Kabinetsnotitie Stand van zaken ontwikkeling Omgevingswet van het ministerie van Infrastuctuur en Milieu (2012) wordt de volgende informatie gegeven. De Omgevingswet is een ingrijpende vernieuwing, maar ook een logisch vervolg op eerder in gang gezette veranderingen met de Waterwet, Wro, Wabo, Sneller & Beter en de Crisis- en herstelwet. De ambitie is: minder regels, gestroomlijnde plannen en procedures, meer ruimte voor lokaal maatwerk en particulier initiatief, minder onderzoekslasten en betere besluitvorming. Er worden vijftien bestaande wetten geheel geïntegreerd in de Omgevingswet. In bijlage 5 zijn deze Geen krimp geven! December 2012
- 11 -
gemeente Tynaarlo
wetten benoemd. Hiernaast blijven er zes instrumenten over, namelijk: Omgevingsvisie, Programma, Algemene regels voor activiteiten in de leefomgeving, Omgevingsverordening, Omgevingsvergunning en Projectbestuit. Minister Schultz van Haegen zegt dat de Omgevingswet in 2014 klaar zal zijn. Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) hoort geluiden dat dit pas 2018 zal zijn en dit vindt hij een betere schatting. Momenteel kunnen we alleen maar hopen dat de Omgevingswet krimpbestendig gemaakt kan worden.
2.3 Beleidsstrategieën De veranderde demografische trends leiden in beginsel tot vier mogelijke beleidsstrategieën (Bureau voor beleidsonderzoek, 2010): preventie (voorkomen of bestrijden), mitigatie (veranderen of begeleiden), adaptatie (accepteren of ‘laten gebeuren’) en ontkennen. Hieronder zijn deze vier behandeld. Preventie Met deze strategie probeert men de demografische ontwikkelingen te voorkomen. Dit gebeurt door de ontwikkeling af te remmen of om te buigen. De strategie is gericht op groei van de bevolking door voornamelijk migratie. Dit kan door de regio aantrekkelijk te maken voor wonen en werken, bijvoorbeeld door aantrekkelijke woningen te bouwen of de voorzieningen proberen in stand te houden. Een ander voorbeeld is het promoten van de regio wat bijvoorbeeld de regio Zuid- Limburg doet aan de hand van onder andere reclamespotjes op de televisie. Mitigatie Met deze strategie probeert men de gevolgen te beperken. Men verandert als het ware mee met de ontwikkelingen. Deze strategie is voornamelijk gericht op kansen. Een voorbeeld van deze strategie kan zijn een economische kans zien in de vergrijzing. Er wordt geprobeerd de kwaliteit van het wonen, recreëren en de voorzieningen op het platteland in stand te houden. Adaptatie Met deze strategie worden de ontwikkelingen geaccepteerd zoals ze zijn. Er wordt geprobeerd zich aan te passen aan de realiteit. Men concentreert zich op zaken die een goede kans maken te blijven bestaan en niet op zaken die niet meer levensvatbaar zijn. Dit kan bijvoorbeeld een beleid tot gevolg hebben dat in de regio leegstaande woningen gaat slopen. Ontkennen Deze strategie kan niet echt als een strategie worden gezien aangezien er niets wordt gedaan. Als er niets verandert in een regio is dit een prima oplossing. De demografische ontwikkelingen brengen veel veranderingen met zich mee en deze zullen genegeerd worden met deze strategie. Toen het fenomeen krimp of bevolkingsdaling een aantal jaar geleden een belangrijk onderwerp werd, is door velen deze strategie gehanteerd. Er werd gezegd: ‘In onze gemeente zal het niet gebeuren’. Deze strategie zal verder in dit advies niet aan de orde komen omdat het totaal niet relevant is voor de gemeente Tynaarlo. De keuze van een strategie is onder andere afhankelijk van de uitgangssituatie. Zo zal een regio waar bevolkingsgroei plaatsvindt anders moeten reageren dan een krimpregio. In de praktijk wordt vaak een combinatie van strategieën toegepast.
Geen krimp geven! December 2012
- 12 -
gemeente Tynaarlo
3
Effecten op de voorzieningen
Wanneer het aantal inwoners daalt dan vermindert het draagvlak voor voorzieningen, die daarmee onder druk komen te staan. In dit hoofdstuk is gekeken naar de effecten van de demografische ontwikkelingen op de voorzieningen: onderwijs, zorg, sport, detailhandel en cultuur.
3.1 Inleiding Het verdwijnen van de bakker op de hoek wordt vaak in verband gebracht met bevolkingsdaling. Dit is echter niet helemaal correct. Deze voorzieningen verdwenen ook al toen het aantal inwoners nog groeide. Dit komt door het veranderen van behoeften en het gedrag van mensen door de jaren heen. De effecten van de bevolkingsdaling komen hier natuurlijk bovenop, wat het lastig maakt het hoofd boven water te houden voor de éénpitters. Grijs is de kleur van de bevolkingskrimp: er komen steeds meer ouderen en het aantal kinderen en jongeren neemt af (zie ook paragraaf 2.1). De eerste voorzieningen die de gevolgen van bevolkingsdaling zullen ondervinden zijn verbonden met de daling van het aantal jongeren. Deze leeftijdscategorie is namelijk één van de sterkste dalers. Hierbij kan gedacht worden aan de voorziening onderwijs, maar ook bij de sportvoorzieningen zal hierdoor de draagkracht afnemen. Aan de andere kant is er, wanneer naar de demografische ontwikkeling wordt gekeken, niet alleen sprake van bevolkingsdaling. Wat net zo sterk mee telt, of misschien nog wel sterker, is de vergrijzing die speelt. Die ontwikkeling zal voornamelijk grote gevolgen hebben voor de zorgvoorzieningen.
3.2 Onderwijs De effecten van de demografische ontwikkelingen op het basisonderwijs zijn groot. Minder leerlingen betekent minder inkomsten terwijl de kosten voor huisvesting en personeel grotendeels gelijk blijven. De ontgroening zal eerst te zien zijn bij de lagere groepen van het basisonderwijs en zal langzaam doorschuiven naar het voortgezet onderwijs. Regelmatig staan er artikelen in de kranten over basisscholen die dicht moeten. Zo ook in de Sp!ts op donderdag 21 juni 2012 met de volgende kop: ‘Dit is meer dan alleen een school’. Er komen vaak emoties bij kijken bij ouders, kinderen en dorpelingen. In het artikel in de Sp!ts worden de volgende punten genoemd door protesterende ouders en dorpelingen: “Het hoeft niet te verdwijnen en het is onpraktisch” of “De laatste kruidenier ging vorig jaar met pensioen. Een school is zoveel meer dan alleen maar een school” of “Doodzonde is het, geef ons een kans” (Sp!ts, 21 juni 2012, p.6). Tijdens het interview met Marleen Vermeer (Addendum geïnterviewden blz. 33) wordt benadrukt dat er veel emoties komen kijken bij het sluiten van een school. In deze paragraaf wordt dan ook aandacht besteed aan de kwaliteit van het onderwijs en de angst voor het verdwijnen van scholen.
3.2.1 Kwaliteit van het onderwijs Het effect van de demografische ontwikkelingen op de kwaliteit van het onderwijs is belangrijk omdat dit zorgt voor een extra druk op scholen naast de leerlingafname. Onderwijsinspectie signaleert al jaren dat kleine scholen vaker zwak scoren. Dat heeft onder meer te maken met de hoge werkdruk van het personeel, het feit dat kinderen op een kleine school met veel leerjaren in een combinatieklas zitten en dat zij weinig leeftijdgenoten hebben. Uit het rapport ‘De staat van het onderwijs’ (2012) blijkt dat vooral scholen die in de afgelopen vijf jaar sterk zijn gekrompen, vaker zwak of zeer zwak zijn. Een deel van de besturen van scholen in krimpregio’s lukt het niet om de kwaliteit van het onderwijs op peil te houden, mede omdat ze geconfronteerd worden met teruglopende financiën en minder personeel. De kwaliteit van het basisonderwijs in de drie noordelijke provincies van Nederland blijft achter bij de rest van Nederland (Stuurgroep Wonen en Voorzieningen van de Eemsdelta, 2011). In het onderzoek ‘Krimpen met perspectief’ (STAMM, 2012) komt naar voren dat steeds meer schoolbesturen zich afvragen wat de gewenste minimum omvang is. Hierbij staat de kwaliteit van het onderwijs centraal. STAMM geeft aan dat veel schoolbestuurders het wenselijk vinden dat er op een school minimaal vier combinatieklassen zijn. Een school zou daarvoor minimaal 80 tot 100 leerlingen moeten hebben, anderen noemen de ondergrens van 50. In de Wet op het primair onderwijs (1998) wordt de opheffingsnorm van minimaal 23 en maximaal 200
Geen krimp geven! December 2012
- 13 -
gemeente Tynaarlo
leerlingen genoemd. Deze opheffingsnorm is al eerder benoemd in paragraaf 2.2 ‘Landelijke wet- en regelgeving’.
3.2.2 Angst bewoners voor de leefbaarheid Inwoners zijn vaak bang dat een dorp zonder school minder leefbaar wordt. Deze angst is vrijwel bij alle acht interviews benoemd. Ook is dit in verscheidene rapporten en onderzoeken terug te vinden (o.a. STAMM, 2012). In het interview met Laura Been (Addendum geïnterviewden blz. 28) over de Eemsdelta regio wordt verteld dat iedereen in het gebied wel weet dat er scholen gaan sluiten. Toch roepen de ouders allemaal dat de school niet weg mag. Mensen vinden het afschuwelijk en hebben het idee dat de leefbaarheid van het dorp sterk achteruit zal gaan wanneer er een school zal verdwijnen. Laura Been: ‘De ouders hebben simpelweg weinig zin om de kinderen verder weg naar school te brengen’. Tijdens het interview met Marleen Vermeer (Addendum geïnterviewden blz. 33) over de regio Zeeuws-Vlaanderen vertelt ze dat inwoners een school willen behouden in het dorp met de leefbaarheid als doel in plaats van het onderwijs. Uit het onderzoek ‘Onderwijs ons goed’ (2010) kwam naar voren dat mensen over het algemeen als eerste kiezen voor een school dichtbij en wanneer deze er niet is wordt gekeken naar de kwaliteit van het onderwijs. Het onderzoek van STAMM (2012) toont aan dat er geen direct verband is met leefbaarheid: de aanwezigheid van een school in een dorp is geen voorwaarde voor een goede leefbaarheid. Wel is het van belang dat inwoners van een dorp elkaar ergens kunnen ontmoeten. Tom Beskers (Addendum geïnterviewden blz. 42) vertelt dat wanneer de school sluit, de ouders samen afspraken maken over het ophalen en wegbrengen van de kinderen. Dit is goed voor de sociale cohesie. Volgens Tom Beskers is het allemaal niet zo’n groot probleem om een school te sluiten, mits de bereikbaarheid goed geregeld is zodat iedere burger de school kan bereiken.
3.2.3 Conclusie effecten onderwijs De demografische ontwikkelingen, voornamelijk de ontgroening, zal als effect op het onderwijs een daling van het aantal leerlingen hebben. Één gevolg kan zijn dat hierdoor de kwaliteit van het onderwijs minder zal worden omdat de groepen te klein worden. Wanneer de opheffingsnorm uiteindelijk zal worden bereikt zullen er ook scholen dicht moeten gaan. De vraag is alleen of deze norm niet te laag is om nog kwalitatief goed onderwijs te kunnen geven. We kunnen er niet omheen dat er scholen gaan sluiten en dit is een ander gevolg van de demografische ontwikkelingen. Uit de ervaringen van anderen kan worden gezegd dat hier vele emoties bij komen kijken. Het is belangrijk te bedenken dat de kwaliteit van het onderwijs voor de kwantiteit moet staan.
3.3 Zorg Wanneer naar de zorg wordt gekeken zien we hele andere dingen gebeuren dan bij het onderwijs. Er zijn twee krimpgerelateerde ontwikkelingen die effecten hebben op de zorgmarkt. Enerzijds de vergrijzing, waardoor er meer vraag naar zorg is. Anderzijds is er de daling van de beroepsbevolking waardoor het lastig zal zijn om in de toekomst de benodigde zorg te kunnen aanbieden. Naast deze twee ontwikkelingen is er een trend te zien dat ouderen thuiszorg prefereren boven verpleeghuizen.
3.3.1 Meer ouderen Ouderen maken groot gebruik van de zorg. Met de leeftijd neemt de kans op ziekten toe. Volgens H. Rosendal en A.J.J. Voorham (2008) heeft 50% van de mensen van 55-64 jaar last van een of meer chronische ziekten en bij 75- jarigen is dit al 75%. Op basis van dergelijke cijfers wordt ervan uitgegaan dat de zorgvraag toeneemt wanneer er in Nederland sprake van vergrijzing is. Hiermee neemt de vraag naar plaatsen in verpleeg- en verzorgingstehuizen flink toe. Door de nieuwe wensen van ouderen om thuis te worden verzorgd zal het met de nieuw te bouwen zorgvoorzieningen meevallen. Wel zullen woningen geschikt gemaakt moeten worden voor zorg. Ida Snippe (Addendum geïnterviewden blz. 23) vraagt zich af in hoeverre een omgeving nog leefbaar is wanneer meer dan 50% van de inwoners 65-plussers zijn. Dit staat Nederland op verschillende locaties namelijk te wachten.
3.3.2 Beroepsbevolking Tegelijk met de toename van het aantal ouderen en de daarmee samenhangende toename van de behoefte aan zorg neemt de beroepsbevolking af. Minder mensen moeten voor meer mensen zorgen. Volgens Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) is de afname van de beroepsbevolking de demografische ontwikkeling met de grootste gevolgen voor de zorg. Geen krimp geven! December 2012
- 14 -
gemeente Tynaarlo
Dit heeft ten eerste grote gevolgen voor de beschikbaarheid van werknemers voor de zorg. Wanneer de beroepsbevolking kleiner wordt, is het lastig om voldoende mensen in de zorg te krijgen. Jan Merks vertelt dat er mensen zijn die de werklozen in de zorg willen laten werken. Dit zou natuurlijk een mooie oplossing zijn maar het werkt niet zo simpel. Je wilt niet verzorgd worden door iemand die hier eigenlijk geen zin in heeft. Er zal dus in de zorg een arbeidsprobleem ontstaan. Het tweede gevolg van de dalende beroepsbevolking is al eerder in figuur 2.2 geschetst. Wanneer de beroepsbevolking afneemt is het lastig om de toenemende 65-plussers te financieren. De beroepsbevolking bestaat uit diegenen die het geld voor de ouderen verdienen.
3.3.3 Verpleeghuizen en thuiszorg Tegenwoordig is er een trend te zien dat de ouderen de zorg het liefste thuis willen hebben. Hierdoor is een omslag van het ouderwetse verpleeghuis naar een verzorgingshuis. Maar zo zijn er bijvoorbeeld ook appartementen waar zorg geboden wordt. Naar een modern woon/zorg complex zal in de toekomst meer vraag komen. Het ouderwetse verpleeghuis zoals we deze nu kennen zal gaan verdwijnen volgens Marlys Schild (Addendum geïnterviewden blz. 37).
3.3.4 Conclusie effecten zorg Er zal straks minder geld en een afname van de beroepsbevolking zijn in de zorg terwijl er meer mensen verzorgd moeten worden door de toenemende vergrijzing. De grote uitdaging voor de zorg als gevolg van de demografische ontwikkelingen is het bieden van een adequaat antwoord op de behoefte aan zorg en ondersteuning, vooral in de eigen woonsituatie van ouderen, met een geringer beslag op beschikbare arbeidscapaciteit van professionals in de zorg. De zorg zal op termijn onbetaalbaar worden. Tegenwoordig hebben ouderen meer de behoefte om zo lang mogelijk thuis verzorgd te worden. Hierdoor zullen de ruimtelijke gevolgen wat betreft nieuwbouw minder dan verwacht zijn. Dit zal een tekort aan seniorenwoningen tot gevolg hebben. Marleen Vermeer (Addendum geïnterviewden blz. 33) vertelt dat er minder voorzieningen voor jongeren nodig zijn en meer voor ouderen. Terwijl de emoties van inwoners juist zeggen dat de voorzieningen voor jongeren moeten blijven, omdat we de jongeren in de regio willen behouden. Hierin moeten keuzes worden gemaakt.
3.4 Sport
4
Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft recentelijk een uitgebreide studie uitgevoerd naar de sportdeelname onder de Nederlandse bevolking. De frequentie sportdeelname (minstens 40 weken per jaar) is het hoogst onder jongeren: 75% van de 6-11-jarigen doet aan sport, bij de 12-17-jarigen is deze 63%. Jongeren sporten vrijwel altijd in georganiseerd verband: 90% is lid van een sportvereniging. Ze maken daardoor naar verhouding e ook veel gebruik van officiële binnen- en buitensportaccommodaties. Vanaf het 18 jaar blijft de deelname aan ste sport lange tijd redelijk constant: rond de 46% van de 18-64-jarigen doet aan sport. Na het 65 jaar begint de sportdeelname echt af te nemen: 38% van de 65-74-jarigen en 15% van de 75-plussers doet nog minstens 40 weken per jaar aan sport. Het succes van verenigingen heeft te maken met het aantal inwoners van een gebied, maar ook met de aanwezigheid van mensen met enthousiasme, de ‘trekkers’ die het initiatief willen nemen (Stuurgroep Wonen en Voorzieningen van de Eemsdelta, 2011). Door de bevolkingsafname is al te zien dat er minder leden bij verenigingen zijn. Maar wat een nog sterker effect heeft op de sportvoorzieningen is de ontgroening. Dit betekent dan ook dat de leeftijdgroep die het meeste sport kleiner wordt. Sportvereniging zullen hierdoor minder draagvlak hebben waardoor het lastig wordt het hoofd boven water te houden. Het zal dan ook lastig worden de voorzieningen voor sport op hetzelfde niveau in stand te houden. Door de vergrijzing komen er meer 65-plussers in Nederland maar in deze leeftijdsgroep wordt het minste gesport. De sportverenigingen houden het over het algemeen nog vol, maar staan wel onder druk. Je merkt dat verenigingen heel sterk gericht zijn op het behoud van de vereniging. Andere verenigingen worden alleen op de accommodaties toegelaten wanneer er een wedstrijd is. Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) zegt:
4
Rapportage Sport 2010, Sociaal Cultureel Planbureau
Geen krimp geven! December 2012
- 15 -
gemeente Tynaarlo
“Nu krijg je dat er door het krimpverhaal ook wel eens een andere vlag in de stokken zou moeten hangen omdat er verenigingen de accommodaties zullen gaan delen”.
3.5 Cultuur Het begrip cultuur wordt in verschillende betekenissen gebruikt. In brede zin wordt het gebruikt voor alles wat door de samenleving wordt voortgebracht; ‘cultuur’ wordt dan tegenover ‘natuur’ gesteld (Libbrecht, 1995). In enge zin wordt het, volgens Libbrecht (1995), gebruikt voor kunstuitingen of voor kunst en wetenschap. 5 Cultuurpolitiek houdt zich bezig met drie beleidsterreinen (Wikipedia, 2012): 1. cultureel erfgoed , 2. media, letteren, bibliotheken en 3. kunsten. Op de eerste twee hebben de demografische ontwikkelen weinig tot geen effecten. Deze hebben niet een bepaald draagvlak nodig met uitzondering van de bibliotheek. Bij het derde terrein ‘kunsten’ zijn wel effecten te zien. Onder kunsten vallen organisaties zoals theaters, musea, festivals en dergelijke. In deze paragraaf worden bij de verschillende culturele voorzieningen de effecten van de demografische ontwikkelingen geanalyseerd. Marleen Vermeer (Addendum geïnterviewden blz. 33) vindt dat sociale cohesie ook onder cultuur valt omdat mensen dit zelf maken. De effecten van de demografische ontwikkelingen op de sociale cohesie hebben niet een direct effect en hierdoor is deze verder niet meegenomen. Dit heeft namelijk meer te maken met persoonlijkheden. Het is voor een gemeente vaak al lastig om een cultuurvoorziening te onderhouden en in stand te houden zonder nog te kijken naar de bevolkingsdaling, vertelt Sytske Raap (Addendum geïnterviewden blz. 48). Wanneer de bevolkingsaantallen dalen is de verwachting dat het draagvlak minder zal worden voor de cultuurvoorzieningen. Daarentegen kan Tom Beskers (Addendum geïnterviewden blz. 42) zich voorstellen dat de verandering in het draagvlak bij de voorzieningen cultuur niet echt te maken hebben met de bevolkingsdaling maar meer met de verandering in de bevolkingssamenstelling. Hierin zit een omgekeerde beweging in vergelijking met de sportvoorzieningen, omdat ouderen over het algemeen meer gebruik maken van de cultuurvoorzieningen. Aangezien het aantal ouderen toeneemt door de vergrijzing, zou je kunnen denken dat de cultuur een groeimarkt is, vertelt Tom Beskers.
3.5.1 Dorpshuizen Bijna ieder dorp in Nederland heeft wel een dorpshuis. Er kunnen voor de dorpshuizen drie functies worden onderscheiden (Nota Dorpshuizenbeleid Schouwen- Duiveland, 2008). De ontmoetingsruimte voor de sociale contacten van de kernbewoners. De ruimtebiedende functie voor groepen en instellingen met een eigen programma van activiteiten op het gebied van zorg, recreatie en educatie. De activiteitenfunctie om ruimte te bieden aan sociaal- culturele activiteiten met een open karakter. Volgens de demografische ontwikkelingen neemt het aantal senioren toe. Het effect hiervan is dat voor deze groep op verschillende tijdstippen van de dag, bepaalde op de doelgroep toegesneden activiteiten worden gevraagd. Ida Snippe (Addendum geïnterviewden blz. 23) ziet dat dorpshuizen nog maar mondjesmaat worden bezet. Uit de rondgang buiten de gemeentelijke grenzen komt naar voren dat de functie ‘ontmoeten’ erg belangrijk is voor de inwoners van dorpen. Wanneer er voorzieningen verdwijnen uit dorpen kan een dorpshuis ervoor zorgen dat de functie ‘ontmoeten’ in het dorp aanwezig blijft.
3.5.2 Theater & Bioscoop Een ander type cultuur zijn de theaters. Een aantal jaren terug sprak Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) met de directeur van een theater en vroeg: “Wat gaan de demografische ontwikkelingen nu allemaal voor u betekenen?”. Waarop de directeur antwoordde: “Niets. Ja, ik krijg minder jongeren maar die had ik toch al weinig. Het is wel belangrijk dat de groep ouderen groter wordt, wat betekent dat mijn publiek groter wordt. Het hoeft helemaal niet slecht te gaan maar ik moet er rekening mee houden dat ik een goed programma heb voor de mensen die het geld houden. Het theaterpubliek is over het algemeen een grijs publiek”. Er is dus sprake van een groeimarkt. Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) vindt dit een logische reactie en volgens hem klopt dit ook wel. Ook Laura Been (Addendum geïnterviewden blz. 28) heeft het gevoel dat als er
5
Onder cultureel erfgoed valt o.a. monumenten en ook immateriële zaken zoals sommige tradities.
Geen krimp geven! December 2012
- 16 -
gemeente Tynaarlo
meer ouderen zijn door de vergrijzing, het theater een groeimarkt kan zijn. In Delfzijl is een theater en volgens Laura Been loopt dit niet zo heel goed. Het theater heeft te leiden onder de krimp. Wellicht dat wanneer het programma meer wordt gericht op ouderen het beter zal gaan. In Terneuzen is een schouwburg vlakbij een groot industrie gebied. De bedrijven hebben ervoor gezorgd dat deze schouwburg daar is gekomen met behulp van het bijleggen van geld. Ze hebben hier voordeel aan omdat ze graag personeel naar de regio willen krijgen. Op een dergelijk moment moet je jezelf afvragen wat je het personeel te bieden hebt, vertelt Marleen Vermeer (Addendum geïnterviewden blz. 33). In de gemeente Oude IJsselstreek is een theater gebouwd in de hoop dat de jongeren niet meer weg zouden trekken. Of dat ze weer terug komen na het studeren. Volgens Tom Beskers (Addendum geïnterviewden blz. 42) werkt dat niet op deze manier. Die voorzieningen hebben ze namelijk in studentensteden ook. In de gemeente Schouwen-Duiveland zijn de cultuurvoorzieningen niet echt meer goed aanwezig. De inwoners van de gemeente gaan voor de bioscoop of het theater naar de grotere steden in de omgeving, vertelt Marlys Schild (Addendum geïnterviewden blz. 37).
3.5.3 Bibliotheken Bij de bibliotheken is al te zien dat het draagvlak vermindert. Dit komt overigens niet zo zeer door de demografische ontwikkelingen maar meer door de digitalisering. Je ziet steeds vaker dat bibliotheken gaan fuseren.
3.5.4 Harmonie & Fanfares Tijdens de interviews in Limburg kwamen de harmonie en fanfares ter sprake, die daar natuurlijk veel aanwezig zijn. Frank Arets (Addendum geïnterviewden blz. 19) vertelt dat je bij de fanfares en harmonieën een verandering in de samenstellingen ziet. Je blijft hier vaak je gehele leven bij dus er is nog voldoende draagvlak voor. Uiteindelijk zullen ze toch ook gaan krimpen in leden met als gevolg dat ze het hoofd niet meer boven water kunnen houden. Dit zal als eerste in de kleinere kernen gaan gebeuren, verwacht Frank Arets. Het is lastig om verschillende verenigingen samen te voegen omdat het te maken heeft met de identiteit van de mensen. Op dit moment zijn er besturen van verenigingen die nog liever kapot gaan dan gaan samenwerken met een ander, vertelt Frank Arets. Het is een beetje hetzelfde idee als wanneer Feyenoord en Ajax samen moeten gaan werken. Toch zullen de demografische ontwikkelingen het samenwerken noodzakelijk maken want, zoals Jan Merks zegt, heb je mensen nodig om muziek te maken.
3.5.5 Conclusie effecten cultuur Wanneer de bevolking in aantal daalt, zal dit ook gelden voor het draagvlak voor cultuurvoorzieningen. Cultuur is altijd al lastig voor gemeenten om te onderhouden en door andere ontwikkelingen als de economische crisis daalt het aantal bezoeken bij de voorzieningen. Toch is er kans op een groeimarkt voor verschillende cultuurgelegenheden wanneer het programma wordt aangepast aan de toenemende groep ouderen.
3.6 Detailhandel De detailhandel verandert snel. De drie belangrijke ontwikkelingen die deze veranderingen tot gevolg hebben zijn de vergrijzing, het internet en de schaalvergroting (Majolée & Sipma, 2011). De kleinere winkels in dorpen staan hierdoor het meest onder druk. Door de bevolkingskrimp zijn er minder consumenten, maar die ontwikkeling heeft minder grote veranderingen tot gevolg. In de periode van groei moest bijvoorbeeld de bakker in het dorp zijn deur al sluiten. Het probleem in de detailhandel komt niet zo zeer door de demografische ontwikkelingen, merkt Marleen Vermeer op. Ook Sytske Raap (Addendum geïnterviewden blz. 48) ziet dat de kleine winkeltjes niet overleven door de gewoontes van mensen en niet zo zeer door de demografische ontwikkelingen. Laura Been vertelt dat in veel kernen in de Eemsdelta de winkels verspreid zijn over de kern. Dit komt voornamelijk omdat er al veel winkels gesloten zijn. In de gemeente Tynaarlo is het aandeel leegstaande winkelmeters veel kleiner dan gemiddeld in het land (9,7%) en ook kleiner dan de frictieleegstand (4-6%) die nodig is om de winkelmarkt goed te laten functioneren 6 . Te weinig leegstand kan leiden tot inflexibiliteit en weinig dynamiek. Door de bevolkingskrimp is de kans
6
Internet: http://www.dtnp.nl/leegstandsbarometer/
Geen krimp geven! December 2012
- 17 -
gemeente Tynaarlo
7
groot dat de leegstand in de gemeente Tynaarlo zal toenemen . Vooral kleine centra en aanloopstraten kunnen te maken krijgen met enige leegstand.
3.6.1 Buurtsupermarkt & leefbaarheid De buurtsupermarkt wordt als erg belangrijk beschouwd door de inwoners. Wanneer de buurtsupermarkt zijn deuren moet sluiten vindt iedereen dat de leefbaarheid van het dorp achteruit gaat. Als niemand meer gebruik van de supermarkt maakt (met uitzondering van de vergeten boodschappen) kan het simpelweg niet blijven bestaan. Marleen Vermeer (Addendum geïnterviewden blz. 33) voegt hieraan toe dat het vaak lastig is voor dorpswinkelhandelaren om een opvolger te vinden omdat niemand de hele dag in een winkel wil staan om twee eieren en één brood te verkopen. Volgens Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) hoeft de leefbaarheid niet achteruit te gaan wanneer er bijvoorbeeld een buurtsupermarkt dicht gaat. Wat je dan ziet gebeuren is dat de mensen die niet meer bij de supermarkt kunnen komen een boodschappenlijstje meegeven aan anderen. Voor de supermarkteigenaar verderop ontstaat een kans om zelf de lijstjes op te halen en vervolgens de boodschappen rond te brengen. In de gemeente Dongeradeel is eigenlijk alle detailhandel in één stad gevestigd. De bewoners van de dorpen zijn niet anders gewend dan om hier heen te gaan om te winkelen. Ze hebben ook niet de behoefte een supermarkt in het dorp te hebben, vertelt Sytske Raap (Addendum geïnterviewden blz.48).
3.6.2 Vergrijzing & beroepsbevolking De vergrijzing heeft logischer wijs een verandering van het aanbod tot gevolg. Er ontstaat een kans voor regionale bedrijven, mits zij hun producten en diensten afstemmen op de veranderende vraag van ouderen. Hiernaast zullen bedrijven het steeds moeilijker krijgen om werknemers te vinden omdat de beroepsbevolking daalt. Vooral de jongeren werknemers zullen schaarser worden.
3.6.3 Conclusie effecten detailhandel De veranderingen in de detailhandel komen niet zo zeer door de bevolkingsdaling, maar door gewoonten van de mensen zelf. Je ziet dat het aantal vierkante meters detailhandel afneemt en de kleinere winkels in kleine dorpen dicht moeten. Wanneer deze winkels dicht gaan hoeft de leefbaarheid van het dorp niet achteruit te gaan. Door de vergrijzing zal er een kans ontstaan voor bedrijven wanneer de producten hierop worden afgestemd. Er zal steeds meer via het internet gekocht worden waardoor er minder werknemers nodig zijn. Omdat de beroepsbevolking daalt, zal dit niet direct tot problemen leiden.
3.7 Meest onder druk Allereerst is het belangrijk te realiseren dat alle genoemde voorzieningen onder druk staan. Volgens Jan Merks en Frank Arets (Addendum geïnterviewden blz. 19) is er niet zo zeer één voorziening die het meest te verduren krijgt. Het blijkt erg lastig te zijn om één voorziening aan te geven. Toch is het onderwijs vaak genoemd als de voorziening die het meest onder druk staat. Hieronder een aantal redeneringen. Laura Been (Addendum geïnterviewden blz. 28) verwacht dat het onderwijs het nu specifiek zwaar heeft omdat de scholen zullen moeten gaan concentreren. Ze hoopt dat wanneer het aantal scholen is teruggebracht, de druk ook minder zal worden op deze voorziening. Wat ook mee telt, volgens Marleen Vermeer, is dat onderwijs altijd dicht bij mensen is omdat het eigenlijk iedereen aangaat. Of je hebt een kind dat naar school gaat of je weet het nog van je eigen jeugd. Voor de voorziening cultuur moet je interesse hebben en dat geldt ook voor sport. Zorg hebben we natuurlijk ook op een gegeven moment allemaal nodig maar hier staan we niet altijd bij stil. Sytske Raap denkt dat de effecten op het basisonderwijs nu even lastig zijn, maar dat dit snel is opgelost. De voorziening zorg is nu nog voldoende geregeld maar hier zal natuurlijk nog verandering in komen. Tot die tijd kan dit allemaal goed voorbereid worden waardoor dit mee zal vallen. Volgens Sytske Raap zullen de sportvoorzieningen het echt lastig krijgen. De verenigingen hebben het nu al lastig te blijven bestaan en wanneer ze samen gaan werken zullen er velden over blijven. Je komt als gemeente voor lastige vragen waarbij de oplossingen nog lastiger zijn, vertelt Sytske Raap.
7
Internet: http://www.dtnp.nl/leegstandsbarometer/
Geen krimp geven! December 2012
- 18 -
gemeente Tynaarlo
Er is geen twijfel over mogelijk dat alle voorzieningen effecten gaan ondervinden van de demografische ontwikkelingen. Het is lastig aan te geven welke voorziening het meest onder druk zal komen. Momenteel is het de voorziening onderwijs die het moeilijk heeft, maar over een aantal jaar zou het gemakkelijk een andere voorziening kunnen zijn. Dit komt voornamelijk door de verandering in de bevolkingssamenstelling.
Geen krimp geven! December 2012
- 19 -
gemeente Tynaarlo
4
Aanpakmogelijkheden effecten op voorzieningen
In dit hoofdstuk vindt u de aanpakmogelijkheden die tijdens de interviews naar voren kwamen. Allereerst is een methodiek in de volgorde van beleidsstrategieën te zien, welke in paragraaf 4.1 nader is uitgelegd. Vervolgens is de algemene aanpak van de verschillende geïnterviewden op een rij gezet. Daarna zijn per voorziening de mogelijkheden behandeld. Tot slot is gekeken of deze aanpakken effectief zijn en of er gebruik van voorbeelden is gebruikt tijdens het proces.
4.1 Methodiek beleidsstrategieën In paragraaf 2.3 ‘Beleidsstrategieën’ is onderscheid gemaakt tussen vier mogelijke strategieën: preventie, mitigatie, adaptatie en ontkennen. Uit de acht interviews is een methodiek te zien in de volgorde van toegepaste strategieën. Als eerste wordt vaak de ontkenningsstrategie toegepast. Op deze manier blijf je bij de discussie of er sprake is van krimp in plaats van dat je naar oplossingen kijkt. Het is belangrijk deze fase zo snel mogelijk af te sluiten en niet te roepen dat het allemaal wel mee zal vallen. Dit bewustwordingsproces kan jaren lang duren. Vervolgens komt de preventiefase, waarbij wordt geprobeerd de demografische ontwikkelingen te voorkomen. Deze strategie is gericht op groei van bevolking door met name migratie. Er wordt dan gepraat over het aantrekkelijker maken van de dorpen en het aantrekken van meer werkgelegenheid. Op een gegeven moment wordt ingezien dat de demografische ontwikkelingen niet te voorkomen zijn. Dit proces duurt vaak langer bij de politiek. Hierna komt een mengvorm van mitigatie en adaptatie. Er wordt geprobeerd te begeleiden waar het kan en te accepteren dat er krimpregio’s zijn waar de overheid niets meer aan kan veranderen. Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) denkt dat Parkstad Limburg is aangekomen bij de adaptatie. Hij gebruikt bewust het woord ‘denken’ omdat je telkens weer ziet dat we het ‘groei denken’ niet los kunnen laten. Het blijft lastig om in termen van krimp te denken. Laura Been (Addendum geïnterviewden blz. 28) ziet ook in de regio Eemsdelta dat er binnen een gemeentelijke organisatie nog mensen zijn die de ontwikkelingen willen voorkomen. Volgens haar moeten vooral de negatieve effecten van de krimp beperkt worden om te voorkomen dat deze nog groter worden. Marlys Schild (Addendum geïnterviewden blz. 37) ziet nog verschillende politieke partijen die de krimp willen bestrijden. Uiteindelijk hoopt ze dat gemeenten voor het begeleiden gaan kiezen. Ook Tom Beskers (Addendum geïnterviewden blz. 42) vertelt dat het moeilijk was de politiek in de gemeente Oude IJsselstreek bewust te laten worden van de demografische ontwikkelingen.
4.2 Aanpak demografische ontwikkelingen Tijdens de interviews zijn verschillende belangrijke aanpakken benoemd, welke in deze paragraaf te vinden zijn.
4.2.1 Demografische ontwikkelingen in beeld Het is erg belangrijk te weten wat er precies speelt in de gemeente. Bij de gemeente Borger-Odoorn worden alle cijfers ieder jaar netjes naast elkaar gezet en geanalyseerd in het statistisch jaarboek. Ida Snippe (Addendum geïnterviewden blz. 23) vindt dit een handig hulpmiddel om de bevolkingsdaling en veranderingen in bevolkingssamenstelling duidelijk aan te geven. Hiernaast is het gemakkelijk het beleid hierop aan te passen. Alle gegevens zijn aanwezig bij gemeenten, maar deze worden zelden naast elkaar gezet en geanalyseerd.
4.2.2 Bijeenkomsten voor bewustwording Het is een goede zaak om bijeenkomsten te organiseren om bewustwording bij de mensen te creëren. Frank Arets vertelt dat in de gemeente Nuth de inwoners niet bewust zijn van het feit dat ze zelf zorgen dat de voorzieningen niet in stand kunnen worden gehouden. Ida Snippe ziet juist dat het bewustzijn al meer aanwezig is bij de inwoners dan bij het maatschappelijk middenveld. Zo reageren de inwoners dat ze wel weten dat de voorzieningen zullen verdwijnen en dat ze juist in het dorp zijn gaan wonen voor de mooie omgeving en rust. Het is bij deze bijeenkomsten belangrijk de integrale benadering te kiezen, alle belangen moeten worden afgewogen. De regio Zeeuws-Vlaanderen beschouwt het gehele bewustwordingstraject als
Geen krimp geven! December 2012
- 20 -
gemeente Tynaarlo
zwaarwegend. Na alle bijeenkomsten zijn evaluatieformulieren meegegeven en hieruit blijkt dat informeren erg belangrijk is voor de bewustwording.
4.2.3 Gemeente als regisseur Allereerst is het belangrijk te vermelden dat de bevolkingsdaling niet op te lossen is door de overheid. Je kan immers niemand verplichten meer kinderen te krijgen. De problemen die bij de gemeente terecht komen als gevolg van de demografische ontwikkelingen in het algemeen zijn lastig op te lossen. Sommige hiervan zijn ook niet op te lossen door de gemeente. Hiernaast is er minder geld ter beschikking, maar wil je als gemeente wel een hogere kwaliteit op voorzieningen niveau. Ook Marleen Vermeer (Addendum geïnterviewden blz. 33) vertelt/bevestigt dat de bevolkingsdaling niet is op te lossen door de overheid. Wel is het te managen wanneer je op zoek gaat naar nieuwe kansen. Het is belangrijk bewust te zijn van de verandering in bevolkingssamenstelling, zodat de omgeving kwalitatief aantrekkelijker kan worden gemaakt voor de mensen. Ida Snippe (Addendum geïnterviewden blz. 23) ziet dat inwoners vaak zelf ook willen meedenken en helpen. Uit het onderzoek ‘Werk aan de winkel’ (Laura Been, 2012) komt dan ook naar voren dat de zelfredzaamheid van burgers groter is dan de gemeenten denken. Bewoners kunnen zelf met oplossingen komen voor problemen die ontstaan door de verdwijning van voorzieningen. Het grootste deel van de bevolking redt zich wel bij het verdwijnen van een voorziening omdat er vele oplossingen ontstaan en men elkaar helpt. Het is verstandig om als gemeente gebruik te maken van de zelfredzaamheid van de burgers. Laura Been snapt dat dit overkomt als een simpele oplossing voor gemeenten maar ze heeft met veel bewoners gesproken. Het is niet zo dat je als gemeente hierop moet gokken, maar het is zeker belangrijk hier rekening mee te houden. Het is belangrijk te proberen de inwoners te stimuleren en faciliteren. De gemeente Schouwen-Duiveland heeft in een aantal kernen samen met de bewoners dorpsvisies opgesteld. Op deze manier is geprobeerd de bewoners te activeren om zelf na te denken over de toekomst van de kern. Dit verliep natuurlijk in de ene kern beter dan in de andere kern. Hiernaast is de visie ‘Tij van de Toekomst’ (2011) opgesteld, waarin naar voren komt dat samenwerking belangrijk is. Met deze samenwerking wordt iedereen op het eiland Schouwen-Duiveland bedoeld. Iedereen moet de verantwoordelijkheid op zich nemen die het dichtst bij hem ligt. Het plaatje dat de gemeente de baas is kan niet meer worden waargemaakt omdat de gemeente niet meer overal de oplossingen voor heeft. Als gemeente kun je de juiste mensen aan tafel krijgen zodat er over oplossingen nagedacht kan worden. Je krijgt dan als gemeente een regisserende rol. De regio Zeeuws-Vlaanderen ziet veel energie in het maatschappelijk middenveld. Deze vindt zelf namelijk dat er iets moet veranderen en willen daar ook in ondernemen.
4.2.4 Samenwerking De gemeente Borger-Odoorn is bezig met een regionale visie waarin kwaliteit voor kwantiteit zal gaan. Er wordt gekeken naar de kwaliteiten van bepaalde gebieden en op welke manier deze kunnen worden behouden. Deze samenwerking tussen de gemeenten in de regio verloopt erg goed en het is daarom niet nodig een adviesbureau hiervoor in te schakelen. De gemeenten binnen de Eemsdelta hebben in 2008 een bestuursakkoord gesloten, genaamd het ‘Pact Eemsdelta’. In de hierop volgende jaren is een gebiedsinventarisatie gedaan welke is samengevoegd in het rapport ‘Wonen en leven in de Eemsdelta, Regio atlas bevolkingsontwikkeling, wonen, voorzieningen en leefbaarheid’ (2011). Dit hebben de gemeenten door externe bedrijven laten opstellen. Laura Been vertelt dat de gemeenten binnen de Eemsdelta veel samen werken, maar toch zie je een duidelijk verschil in houding en ideeën. Met het hier bovengenoemde rapport uit 2011 is geprobeerd een eensgezinheid tussen de gemeenten te creëren. Er worden regionale beleidslijnen uitgezet, maar ze staan er allemaal net iets anders in. De ene gemeente is wat actiever en de andere vindt het vreselijk en laat het allemaal maar gewoon gebeuren. Volgens Laura Been zijn er gemeenten die wel wat meer gas mogen geven om de demografische ontwikkelingen aan te pakken. De regio Achterhoek is bezig met de atlas van de Achterhoek. Dit wordt gedaan door een extern bedrijf en zal vooral de vraagstukken in kaart brengen in plaats van al naar oplossingen te kijken. De gemeenten wachten eigenlijk een beetje op de antwoorden vanuit de regio atlas, maar stil staan kan ook niet. Het kan dus Geen krimp geven! December 2012
- 21 -
gemeente Tynaarlo
gebeuren dat er nu bijvoorbeeld de verkeerde zwembaden worden gesloten. Er is met de gemeenten afgesproken regionaal te gaan samenwerken. Volgens Tom Beskers (Addendum geïnterviewden blz. 42) is dit gemakkelijk om af te spreken omdat dit eigenlijk nog niets zegt. Zo is er in de regio één zwembad welke Zorg Water heeft. Het is een goede voorziening en het is particulier, dus niet van de gemeente. Dit zwembad ligt in de gemeente Bronkhorst en het wordt vanuit de gehele regio bezocht. Nu zie je dat iedere regio een centrumgemeente heeft, voor de achterhoek is dat Doetinchem. Doetinchem vindt dan ook dat zo’n voorziening als zorgwater daar gevestigd moet zijn. Vorig jaar hebben ze besloten om zorgwater aan te gaan leggen in de gemeente en dat zal betekenen dat er minder mensen naar de gemeente Bronkhorst zullen gaan. Hierdoor zijn de gemeente Bronkhorst en zijn de eigenaren van het zorgwater zwembad boos, wat Tom Beskers begrijpelijk vindt. Dit is natuurlijk niet echt regionale samenwerking zoals je het zou willen.
4.2.5 Bouwen en slopen Voor de gehele Parkstad Limburg regio geldt het volgende: Wanneer je een woning gaat bouwen, zul je er ook één moeten slopen. Op sommige locaties geldt zelfs dat als je één woning bouwt, je er twee voor moet slopen. Dit moet goed geregeld worden omdat het vaak lastige discussies zijn, vertelt Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13). Marlys Schild (Addendum geïnterviewden blz. 37) vindt het belangrijk dat als je gaat bouwen, dit functieloos gebeurd. Op deze manier is gemakkelijker in te spelen op de behoeften.
4.2.6 Bundeling De gemeente Borger-Odoorn is momenteel bezig verschillende voorzieningen te bundelen. Hierbij moet goed worden gekeken naar de bereikbaarheid. De gemeente is onderverdeeld in vier leefgebieden waar gebiedsgericht beleid voor wordt gemaakt. Ieder leefgebied heeft een gebiedscoördinator die als schakel tussen de bevolking en gemeente fungeert. Ida Snippe (Addendum geïnterviewden blz. 23) van de gemeente Borger-Odoorn vertelt dat het gedrag van de inwoners al laat zien dat de voorzieningen in het woongebied worden gebruikt. Hier zijn de vier leefgebieden op gebaseerd. Hiernaast is de gemeente Borger-Odoorn bezig met meerdere multifunctionele accommodaties (mfa’s), wat een goede manier is om voorzieningen te bundelen op één locatie. In het begin denken de inwoners vaak dat het onzin is om een nieuwe mfa te bouwen, maar als hij er eenmaal is wordt er dankbaar en goed gebruik van gemaakt. Dit is volgens Ida Snippe een prachtige oplossing om in te spelen op de demografische ontwikkelingen. De regio Zeeuws-Vlaanderen heeft gekozen voor een herschikking van de voorzieningen en een transformatie van de bestaande voorzieningen.
4.2.7 Benut kwaliteiten De gemeente Schouwen- Duiveland heeft in haar visie ‘Tij van de Toekomst’ (2011) de gemeente als vakantie eiland neergezet, zowel voor de inwoners als voor de toeristen. Daarnaast wil de gemeente inzetten op de watereconomie. Hiermee worden watersporten bedoeld, maar ook water gerelateerde bedrijven of havens. Hiervoor is gekozen omdat de gemeente Schouwen Duiveland als geheel omringd is door water. Momenteel wordt gekeken of er een soort waterkenniscentrum op het eiland zou kunnen komen.
4.2.8 De functie ‘Ontmoeten’ Uit het onderzoek naar leefbaarheid in de gemeente Borger-Odoorn genaamd; ‘Leefbaarheid is mensenwerk’ (Stamm CMO, 2012) blijkt dat de functie ‘ontmoeten’ het belangrijkste is voor de leefbaarheid in een dorp. Deze functie moet in ieder dorp aanwezig zijn en dan hoeft niet aan gebouwen gedacht te worden maar echt aan de functie. Deze kan in het dorpshuis zijn maar ook in bijvoorbeeld de bibliotheek. Verder is in het leefbaarheidonderzoek naar voren gekomen dat het dreigende verlies van voorzieningen als erger wordt ervaren, dan wanneer de voorziening al langere tijd weg is. Uit de ‘Sociale Staat van Zeeland (2009) komt naar voren dat het aantal voorzieningen in een dorp niet per definitie een goede leefbaarheid betekent. Met andere woorden: de aanwezigheid van voorzieningen in een dorp hoeft dus niet altijd voor een hogere leefbaarheid te zorgen.
4.2.9 Masterplan voorzieningen De regio Zeeuws-Vlaanderen heeft een masterplan voorzieningen gemaakt waarin de vraag en het aanbod van de voorzieningen in de regio zijn afgewogen. Op die manier is getracht duidelijk te maken dat de
Geen krimp geven! December 2012
- 22 -
gemeente Tynaarlo
inwoners er zelf voor zorgen dat de voorzieningen niet meer kunnen blijven bestaan. Hierin is vastgesteld dat het niet mogelijk is om alle voorzieningen te behouden. De gemeente Schouwen Duiveland gaat ook een masterplan voorzieningen maken op een vergelijkbare manier als het masterplan voorzieningen Zeeuws-Vlaanderen (2011). Dit wordt gezien als een vertaling van de statistische visie en moet ervoor zorgen dat er nu voldoende voorzieningen zijn, maar ook in de toekomst.
4.2.10 Nieuwe weg politiek Het is lastig om vanuit de oude politiek een nieuwe weg in te slaan. Tegenwoordig is het behoud van de kernen nog steeds erg belangrijk in Zeeuws-Vlaanderen voor een aantal partijen, terwijl in het Masterplan voorzieningen (2011) is afgesproken dat het niet meer mogelijk is de voorzieningen in alle kernen te behouden. Het wordt nog lastiger wanneer wethouders ook voorzitter zijn van bijvoorbeeld de voetbalvereniging die zal moeten sluiten. Tom Beskers (Addendum geïnterviewden blz. 42) ziet dat de demografische ontwikkeling nog niet het aandachtspunt is waar de gemeente dagelijks mee bezig is. Hier zou meer tijd voor moeten komen.
4.2.11 Mobiliteit & bereikbaarheid Eigenlijk kan de mobiliteit en bereikbaarheid steeds als de kapstok gezien worden als oplossing. Het is de oplossing om de leefbaarheid in een gebied te behouden. Als gemeente moet je continu kijken of het vervoersaanbod klopt met de vraag, vertelt Marleen Vermeer (Addendum geïnterviewden blz. 33). Wanneer er minder voorzieningen zijn is het belangrijk dat de voorzieningen bereikbaar zijn. Bereikbaarheid gaat, volgens Tom Beskers, niet alleen over afstand maar ook over geld.
4.3 Onderwijs Scholen kampen met dalende leerlingaantallen. Dit stelt het basisonderwijs voor grote vraagstukken, met name op het gebied van financiën en onderwijskwaliteit. Om goed onderwijs bereikbaar te houden voor alle kinderen, zullen schoolbesturen en gemeenten snel in actie moeten komen en gezamenlijk op zoek gaan naar oplossingen. Dat blijkt uit het rapport ‘Krimpen met perspectief’ (STAMM, 2012) dat op 26 april 2012 is gepresenteerd op de conferentie in het Provinciehuis te Assen. Dit rapport roept schoolbesturen en gemeenten op om snel in actie te komen en gezamenlijk op zoek te gaan naar oplossingen. Het rapport geeft een beeld van de vraagstukken en van mogelijke oplossingsrichtingen, zoals samenwerken in bovenschoolse onderwijsteams of het clusteren van scholen.
4.3.1 Scholen sluiten In de gemeente Borger-Odoorn zijn al vier basisscholen gesloten. De overblijvende ruimten zijn gebruikt als dorpshuis of als ruimte waar activiteiten worden georganiseerd. Hiernaast zijn sommige in de verkoop gegaan. Ida Snippe (Addendum geïnterviewden blz. 23) vertelt dat het pure kapitaalvernietiging is wanneer gebouwen die nog geen tien jaar staan gesloopt worden. Natuurlijk zijn de oudere locaties wel gesloopt. In de gemeente Oude IJsselstreek zijn drie scholen samen gevoegd in één nieuw gebouw. Op de overgebleven locaties zouden nieuwe woningen worden gebouwd zodat het geld op zou leveren voor de bouw van de nieuwe school. Uiteindelijk is in het kader van de demografische ontwikkeling, economische crisis, etc. besloten om geen woningbouw meer te doen op deze locaties. Het ene terrein is op dit moment braakliggend en hier is besloten dat zolang er niets mee gebeurt alles er mag groeien. Het tweede terrein is gesloopt en is nu tijdelijk een parkeerplaats geworden door er grind te storten. In de toekomst moet hier nog iets nieuws voor bedacht worden. De derde locatie is blijven staan want dat is een historisch monument. Het plan was deze te verkopen zodat mensen hier een kantoor in konden vestigen, maar niemand wil het hebben. Het wordt nu door de gemeente zelf gebruikt als bouwkeet voor de buitendienst, het Gelders archief en de opslag voor oude bureaustoelen. Tom Beskers vindt dit erg zonde want het is een mooi gebouw, maar je kan er niets anders aan doen. Dit betekent dus ook dat de gemeente inkomsten misloopt.
4.3.2 Scholen fuseren Wanneer scholen gaan fuseren zijn ouders vaak niet blij omdat ze de kinderen dan verder weg naar school moeten brengen. Als dit eenmaal is gebeurd zijn de ouders zich ervan bewust dat het zo toch beter is. In de gemeente Oude IJsselstreek zie je nieuwe scholen die worden gebouwd en waar dan twee of meerdere oude scholen in gaan. Deze scholen zijn dan ook kleiner qua oppervlakte dan de oude twee scholen bij elkaar
Geen krimp geven! December 2012
- 23 -
gemeente Tynaarlo
4.3.3 De groep Joep Wethouder Bruintjes (gemeente Borger-Odoorn) heeft het vaak over de groep Joep. Hierbij is Joep het enige jongetje in de klas en hij heeft dan ook geen referenties. Wanneer hij naar het voortgezet onderwijs gaat krijgt hij het pas echt lastig. Mede hierdoor heeft de gemeente Borger-Odoorn ervoor gekozen de opheffingsnorm naar 50 leerlingen heeft verschuiven. De gemeente Oude IJsselstreek hanteert ook een ondergrens van 50 leerlingen omdat een school dan pas financieel rendabel is. De kwaliteit van het onderwijs is het belangrijkste uitgangspunt hiervan. Dit laat de gemeente Oude IJsselstreek wel aan de schoolbesturen zelf over. Er zijn dan ook besturen die hebben gezegd dat een school geen kwaliteit meer kan hebben wanneer het minder dan 50 leerlingen heeft. Wanneer het aantal hieronder zakt zullen ze de school dicht doen en dat besluit is aan hen. Als gemeente moet je vervolgens wel organiseren wat er met het leegstaande gebouw moet gaan gebeuren.
4.3.4 Splitsen van groepen Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) vertelt over een gebeurtenis in de regio Parkstad Limburg. In een klein dorpje was een school die bijna onder de opheffingsnorm kwam. De bliksem sloeg erin en de gemeente wilde de school niet herbouwen. De bewoners waren het hier niet mee eens en na veel overleg is besloten door de schoolhoofden om de groepen 1 en 2 te combineren met een peuteropvang die al niet meer rendabel was. Door deze beslissing was iedereen in het dorp weer blij. Maar wat je toen zag gebeuren is dat ouders hun kinderen niet meer naar de school deden. Wanneer ouders namelijk meer dan één kind hebben en de oudste gaat naar groep 3, dan moeten ze de kinderen ’s ochtends op twee locaties afzetten. Dan brengen ze liever beide kinderen naar de school in de grotere kern. Je ziet dus dat de inwoners zelf voor de ontwikkeling zorgen dat de voorzieningen in het dorp verdwijnen.
4.3.5 Rol gemeenten Als gemeente heb je eigenlijk weinig te zeggen over scholen omdat deze vaak eigendom van schooldirecteuren zijn. Wel hebben gemeenten vaak een voorkeur voor een locatie wanneer scholen gaan samenvoegen. Dit kun je alleen maar proberen te stimuleren. Ook kun je als gemeente de juiste mensen met elkaar in contact brengen zodat ze samen beslissingen kunnen nemen. Laura Been (Addendum geïnterviewden blz. 28) benadrukt dat de communicatie goed moet verlopen en dat je hier als gemeente bovenop moet zitten. Het is belangrijk om duidelijk en vroegtijdig aan te geven waarom een school weg zal moeten, zodat mensen zich hierop kunnen voorbereiden. De gemeente Oude IJsselstreek heeft drie keer per jaar overleg met de scholen en daarin proberen ze vooral de demografische ontwikkeling op de agenda te zetten. Op deze manier zal voor iedereen duidelijk zijn dat er minder leerlingen komen en er keuzes gemaakt moeten worden. Deze keuzes worden gemaakt door de schoolbesturen, maar de gemeente heeft natuurlijk ook ideeën die tijdens deze gesprekken worden toegelicht. Ook de gemeente Dongeradeel probeert de schoolbesturen en ouders voor te bereiden op het sluiten van scholen met behulp van bijeenkomsten. Sytske Raap (Addendum geïnterviewden blz.48) merkt dat ze hier niets over willen horen. Iedereen vindt het verschrikkelijk als de school dicht zou moeten. Toch proberen we iedereen alvast te laten wennen aan het idee.
4.4 Zorg In de toekomst zal er meer vraag komen naar zorgvoorzieningen door de vergrijzing. Daar komt bij dat de beroepsbevolking daalt, terwijl er meer mensen nodig zijn in de zorg.
4.4.1 Daling beroepsbevolking In de regio Parkstad Limburg is sinds kort een zorgacademie geopend waar verschillende lijnen bij elkaar komen. Zo hebben ze het MBO, HBO, service trainingen en het bedrijfsleven op één locatie gevestigd. Omdat er meer mensen in de zorg nodig zijn wordt hier gebruik gemaakt van studenten. Op deze manier wordt het werk zo licht mogelijk gemaakt. In de zorgacademie kan via het onderwijs iets aan het arbeidsknelpunt gedaan worden. Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) verwacht niet dat de studenten na de studie in de regio zullen blijven om te werken. In de regio Eemsdelta loopt een zorg experiment in de rurale gebieden. Hiermee wordt geprobeerd de marktwerking tussen onderlinge partijen beter te maken. Nu komt het voor dat er bijvoorbeeld drie mensen zorg nodig hebben en dat er dan ook drie verschillende auto’s van drie verschillende organisaties het
Geen krimp geven! December 2012
- 24 -
gemeente Tynaarlo
gebied in rijden. Dat kan gebundeld worden wanneer de organisaties meer gaan samenwerken. Hierdoor kan tijd worden bespaard en dat is nu erg nodig door het dalen van de beroepsbevolking. Ook in de gemeente Borger-Odoorn en omgeving wordt geprobeerd de zorg efficiënter te regelen. In de regio Eemsdelta zijn ze met behulp van kamergesprekken in verschillende dorpen erachter gekomen dat mensen elkaar best willen helpen, mits ze rugdekking krijgen. Je kunt je voorstellen dat als je de buurvrouw al twee jaar verzorgt en je hebt hier nu geen tijd meer voor, dat dit lastig is om te melden. Dit schept een verplichting, wat de keuze om hieraan te beginnen lastig maakt. Het moet niet als een verplichting voelen. Toch is er meer burgerkracht dan de gemeenten zelf denken.
4.4.2 Nieuwe wensen en meer zorg nodig De gemeente Borger-Odoorn heeft de woningbouwcoöperaties opdracht gegeven meer levensloopbestendige woningen te creëren. Op deze manier kunnen ouderen langer thuis blijven wonen. In de regio Zeeuws-Vlaanderen zal een verzorgingshuis worden gebouwd op basis van oude prognoses. Nu komen ze erachter dat de vraag naar verzorgingshuizen afneemt. Dit betekent dat je als gemeentebestuur in een breder verband moet kijken naar maatschappelijke en demografische ontwikkelingen. Het is dan ook nodig om een visie te maken op het thema zorg. In de gemeente Oude IJsselstreek zijn de verzorgingshuizen aan het nadenken om te decentraliseren. Op deze manier zijn er minder grote panden die veel geld kosten nodig. Hiernaast is de gemeente in gesprek met de woningbouwstichting en de verzorgingshuizen om te kijken wat de mogelijkheden zijn om mensen zo lang mogelijk thuis te kunnen laten wonen. Er wordt gekeken naar het aanbod en wat er extra gebouwd moet worden. In de gemeente is het nu zo dat wanneer mensen uit hun huis moeten, ze vaak naar een andere kern moeten verhuizen. De gemeente is nu aan het zoeken naar oplossingen die ervoor kunnen zorgen dat deze verhuizing binnen de eigen woonomgeving kan. Ook de gemeente Dongeradeel probeert ervoor te zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Dit doen ze door de technologie die ouderen in huis nodig hebben te installeren in de eigen woningen, maar ook door extra nieuwe woningen te bouwen die geheel voldoen aan de behoeften. Het is verstandig wanneer je extra zorgvoorzieningen wil bouwen hier niet tien jaar mee te wachten. De gemiddelde houdbaarheid van een zorggebouw is zo’n 40 jaar. Wanneer met de bouw tien jaar wordt gewacht bestaat de kans dat deze gebouwen de laatste twintig jaar niet meer nodig zullen zijn omdat de vergrijzing dan afneemt. Voor mensen die zorg nodig hebben wil je niet iets regelen met semi permanente woningen. Dit is na een tijd echt niet meer fris en netjes, zegt Tom Beskers (Addendum geïnterviewden blz. 42).
4.4.3 Rol gemeenten Gemeenten hebben niet echt de verantwoordelijkheid bij de voorziening zorg. Natuurlijk heb je als gemeente wel altijd een verantwoordelijkheid naar de inwoners toe maar de grote spelers in de zorgmarkt regelen de zorg. Door de Wet maatschappelijke ondersteuning (afgekort Wmo) hebben gemeenten meer verantwoordelijkheid en daarom is de gemeente Schouwen-Duiveland in gesprek met zorgaanbieders. Als gemeente krijg je duidelijke geluiden te horen over wat er aan zorg nodig is. Dit communiceert de gemeente Schouwen Duiveland met de zorgaanbieders. Je ziet dat de zorgorganisaties moeten wennen aan een gemeente die meer te zeggen krijgt.
4.5 Sport Momenteel merken de sportverenigingen de bevolkingskrimp nog niet echt. En wanneer ze het zouden merken willen ze dit niet aangegeven omdat ze dan als zwakste worden gezien. Deze vereniging zal dan het eerst sluiten en daar zitten de andere verenigingen op te wachten. Frank Arets (Addendum geïnterviewden blz. 19) ziet dan ook dat het wachten is op de eerste die toegeeft. Uiteindelijk willen de gemeenten het aantal accommodaties terug gaan brengen omdat het niet meer te betalen is.
4.5.1 Zwembaden In de regio Zeeuws-Vlaanderen is een overaanbod aan zwembaden in Terneuzen. Het kost de gemeente met zwembad ongeveer 15 euro per zwembadbezoeker, vertelt Marleen Vermeer (Addendum Geen krimp geven! December 2012
- 25 -
gemeente Tynaarlo
geïnterviewden blz. 33). Op het moment dat mensen uit de buurt willen dat een zwembad blijft omdat deze er altijd al is geweest krijg je te maken met emoties. Wanneer je de ratio erbij betrekt en zegt dat met die 15 euro overheidsgeld ook andere dingen gedaan kunnen worden, krijgt het gesprek vaak een andere richting. Met behulp van cijfers kun je een gesprek van emotioneel naar ratio laten gaan en dit is erg belangrijk, volgens Marleen Vermeer (Addendum geïnterviewden blz. 33) bij het overbrengen van een boodschap als gemeente. Momenteel wordt besloten in welke kern een zwembad zal blijven door onder anderen te kijken naar welke accommodatie het minste onderhoud nodig heeft. Wanneer dit besluit is genomen zullen de andere zwembaden dicht gaan. Het zwembad dat overblijft zal bijvoorbeeld een leuke nieuwe glijbaan krijgen doordat de gemeente de kosten van de andere zwembaden niet meer zal hebben.
4.5.2 Samenwerking stimuleren Als gemeente moet je volgens Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) vooral verenigingen stimuleren om samen te gaan werken. In de regio Parkstad Limburg is bijvoorbeeld een gemeente waar twee verenigingen een kunstgrasveld willen. Toen heeft de gemeente besloten bij één vereniging het nieuwe kunstgrasveld te plaatsen en wanneer de andere vereniging hier gebruik van wil maken, er moet worden samengewerkt. Deze samenwerking blijkt toch erg lastig te zijn. Sytske Raap (Addendum geïnterviewden blz. 48) ziet in de gemeente Dongeradeel dat er een verschil is tussen verenigingen en gemeenten die besluiten een vereniging te sluiten. Zo was er een sportvereniging die werd gesloten door het bestuur zelf omdat er te weinig leden waren om het rendabel te houden. Dit ging erg gemakkelijk. Momenteel is er een gymzaal die maar één dagdeel in de week in gebruik is en er wordt dus gesproken over het sluiten van deze zaal. Dit willen de dorpsbewoners liever niet en de school is hier al helemaal op tegen. De kinderen moeten dan verder weg voor de gymlessen. De gemeente Dongeradeel is bezig te kijken of ze het vervoer willen regelen naar een andere gymzaal. De vraag is alleen of dit wel een taak van de gemeente is. Wanneer je de besturen van verenigingen probeert te stimuleren en hen zelf de beslissingen laat maken scheelt dit een hoop negatieve reacties.
4.5.3 Te veel voetbalvelden De gemeente Oude IJsselstreek heeft veel voetbalvelden in de gemeente en die hebben ook nog eens te veel velden per accommodatie. Uit berekeningen blijkt dan ook dat er te veel velden zijn voor het aantal leden per vereniging. Er zijn bijvoorbeeld van de acht velden maar zes nodig en de overige twee kunnen worden gesloten. Over tien jaar zien we al dat er nog maar vier velden nodig zijn. Deze velden zouden weggehaald of niet meer onderhouden kunnen worden door de gemeente. Hierover moet de gemeente Oude IJsselstreek nog gesprekken gaan voeren met de verenigingen, die hier naar verwachting niet blij mee zullen zijn. Waarschijnlijk is het verstandig hier externen voor in te schakelen.
4.5.4 Rol gemeenten De boodschap die gemeenten moeten overbrengen aan de verenigingen is erg lastig omdat ze de demografische ontwikkelingen nog nauwelijks merken. Het komt niet echt aan omdat je alleen maar aangeeft dat ze in de toekomst hiermee te maken zullen krijgen. Wel zie je dat de verenigingen bij de gemeenten komen vragen of ze in de toekomst blijven betalen. Door de bezuinigingen zijn ze bang dat de gemeenten gaan zeggen dat ze de velden niet meer willen onderhouden. De gemeente Nuth is al aan het anticiperen en verenigingen zullen worden samengevoegd. De verenigingen zijn hierover boos en willen helemaal niet samenvoegen. Tot nu toe zijn er nog geen knopen doorgehakt bij de gemeente Nuth. De gemeente Borger-Odoorn is momenteel bezig de sportvelden en accommodaties te analyseren. Ook is de beleidsafdeling nu met de verenigingen in gesprek om te kijken in hoe verre het met de bereikbaarheid zit bij samenwerking. Veel kinderen sporten bij verenigingen en hebben nog geen rijbewijs. Je wilt ze ook niet alleen in het donker laten fietsen dus als gemeente moet je voor vervoer gaan zorgen. De gemeente Schouwen-Duiveland heeft in voorgaande jaren de sportaccommodaties overgedragen aan de verenigingen zelf waardoor de gemeente ook eigenlijk minder te vertellen heeft.
4.6 Cultuur Momenteel wordt er bij de meeste gemeenten nog niet gekeken naar oplossingen voor de cultuurvoorzieningen. Dit komt aan de ene kant omdat de drie voorgaande voorzieningen grotere effecten hebben. Aan de andere kant heeft de gemeente vaak weinig te zeggen over de cultuurvoorzieningen. Toch zijn
Geen krimp geven! December 2012
- 26 -
gemeente Tynaarlo
er op het gebied van de bibliotheken, dorpshuizen en schouwburgen acties naar voren gekomen tijdens de interviews.
4.6.1 Bibliotheken Volgens Ida Snippe (Addendum geïnterviewden blz. 23) zullen bibliotheken ook moeten bundelen en het is belangrijk dat ze voor iedereen bereikbaar blijven. In Zeeuws-Vlaanderen is een systeem voor de bibliotheken ontworpen. Met behulp van een pasje kun je in de bibliotheek komen en boeken lenen. Op deze manier is er geen personeel meer nodig om de bibliotheek te bemannen.
4.6.2 Dorpshuizen, gemeente Schouwen Duiveland De gemeente Schouwen Duiveland heeft in 2007 de stap gezet om alle dorpshuizen over te dragen aan de woningbouworganisaties omdat ze van mening zijn dat dit niet een taak van de gemeente is. Ze hebben nu in plaats van negen dorpshuizen in eigen beheer en met negen dorpshuizen een subsidierelatie nog maar met vijf dorpshuizen een subsidierelatie. Er is één dorpshuis gesloten omdat er betonrot was geconstateerd en toen is met de eigenaar en de dorpsbewoners gecommuniceerd wat er in het dorp opnieuw kon worden gebouwd. Volgens Marlys Schild (Addendum geïnterviewden blz. 37) is het beter om gelijk met de bewoners te participeren over de mogelijke oplossingen en dan vervolgens een visie op te stellen. De bewoners weten namelijk het beste wat er in het dorp speelt. Dit heeft als consequentie voor de bewoners dat wat ze bedenken, ze ook zelf moeten uitvoeren. De gemeente Schouwen-Duiveland wil wel meehelpen fondsen te werven of advies te geven maar de uitvoering is aan het dorp zelf.
4.6.3 Schouwburg, gemeente Oude IJsselstreek In de regio Achterhoek is een schouwburg in Doetinchem die wordt gebruikt door de gehele regio. Nu heeft de gemeente Oude IJsselstreek een mfa gebouwd waar onder andere ook een schouwburg in is gevestigd. Dat betekent dat de schouwburg in Doetinchem minder klanten heeft en dit vinden ze natuurlijk niet leuk. De nieuwe mfa heeft het in het begin moeilijk gehad maar dit kwam voornamelijk door de horecavoorziening die hierin is geplaatst. Deze voorziening is verbeterd, waardoor de mfa nu positief draait. Toch zal het nog een aantal jaren positief moeten draaien om de verliezen uit het verleden weer op te heffen. De coalitie partijen zijn nog steeds blij met de nieuwe mfa maar de oppositie partijen vinden dat er veel te veel geld heen gaat. De meningen onder de inwoners zijn ook verdeeld, vertelt Tom Beskers (Addendum geïnterviewden blz. 42).
4.7 Detailhandel Het is verstandig beleid af te stemmen op de wijzigingen in de markt. Het kan nodig zijn om keuzes te maken in de structuur en incourant aanbod te saneren. Vooral in lang gerekte kernen liggen de winkels steeds verder uit elkaar doordat er winkels tussenuit vallen. Verder hebben gemeenten eigenlijk weinig grip op de detailhandel. Het vestigingsproces van ondernemers verloopt uit zich zelf al goed omdat ondernemers kiezen voor goede, logische locaties. Volgens Ida Snippe (Addendum geïnterviewden blz. 23) kun je als gemeente weinig invloed uitoefenen op de vestiging van bedrijven. Het is wel belangrijk dat er een goed vestigingsklimaat is. Zo kunnen bijvoorbeeld procedures in plaats van achtereenvolgend in de toekomst wellicht parallel aan elkaar lopen. Op deze manier kan veel tijd worden gewonnen. Het is ook mogelijk om bepaalde dingen als gemeente te faciliteren in overleg met het bedrijfsleven. In de gemeente Terneuzen is een sociaal economisch akkoord gesloten. Één deel hiervan is te kijken hoe de teruglopende detailhandel kon keren. Uiteindelijk kostte dit de gemeente teveel geld en is het project stopgezet.
4.7.1 Bundeling In de Eemsdelta zien ze dat, voornamelijk binnen het centrum, de winkels dichtbij elkaar moeten zitten. Zo ontstaat een compact winkelgebied. Binnen de regio Eemsdelta wordt geprobeerd de winkels zo te verplaatsen zodat ze dichterbij elkaar komen. Hiernaast wordt ook nagedacht over de afstemming tussen de verschillende winkelcentra. Dit speelt vooral in Delfzijl en Appingedam sterk omdat ze concurreren met elkaar. Op sommige punten versterken zij elkaar omdat mensen beiden meenemen op één dag. Er loopt momenteel een onderzoek of het beter is om bijvoorbeeld een complementair aanbod te creëren. Of dat het juist belangrijk is
Geen krimp geven! December 2012
- 27 -
gemeente Tynaarlo
dat beide kernen de basis moeten behouden zodat de inwoners van de kern zelf alles in de eigen stad kunnen halen. Laura Been (Addendum geïnterviewden blz. 28) vindt het lastig om te voorspellen welke kant dit op zal gaan maar ze denkt dat het uitkomt bij de gulden middenweg. Met behulp van het kopen van panden en die weer door te verkopen proberen de gemeenten in de Eemsdelta ervoor te zorgen dat de detailhandel op de goede plek gevestigd wordt en blijft. Hier wordt actief beleid op gevoerd en erg meegedacht met de winkeliers. Parkstad Limburg heeft een Retailstructuurvisie 2010-2020 (2011). Hierin komt naar voren dat de dagelijkse boodschappen zo dicht mogelijk bij de mensen thuis te halen moeten zijn en het echt winkelen wordt gebundeld. Op deze manier krijg je een gradatie van verschillende type winkelcentra. In die ontwikkeling zit Parkstad Limburg nu en het centrum van Heerlen is aangewezen als het shoppingcentrum van deze regio. Ook de gemeente Oude IJsselstreek heeft één kern aangewezen die de winkelkern is. Hier wordt nog steeds op gestuurd maar wanneer er initiatiefnemers zijn die zich op een andere locatie willen vestigen dan moet dit ook mogelijk zijn. De verantwoordelijkheid voor het wel of niet overleven als onderneming is natuurlijk voor de eigenaar. Wel geeft de gemeente Oude IJsselstreek advies wanneer het geen gunstige locatie is om een bedrijf te vestigen. Over het algemeen zie je dat de goede plekken worden uitgekozen.
4.7.2 Dorpswinkel In de gemeente Schouwen-Duiveland hebben ze het deelproject ‘Hart voor de dorpswinkel’ (2010). Door de eigenaar van de dorpswinkel is gevraagd of er met behulp van de gemeente een nieuwe impuls aan de dorpswinkel kon komen. Na een half jaar bleek al dat de winkel niet levensvatbaar was. Met behulp van enquêtes onder de dorpsbewoners zag je dat de winkel niet echt gemist zou worden. Er werden geen dagelijkse boodschappen in de dorpswinkel gedaan, en omdat de mobiliteit goed is gebeurt, dat in de grotere kernen. De gemeente heeft er wel voor gezorgd dat de SRV-wagen (SeRVice- wagen) nu drie keer op een dag door het dorp rijdt sinds de dorpswinkel is gesloten.
4.7.3 Detailhandel in de regio Brandenburg (Duitsland) In Duitsland is de detailhandel afgestemd op de wet ‘Baugesetzbuch 2007’ (o.a. Harkink, 2010). Het doel van deze wet is de binnenstad te versterken door diversificatie van functies en maakt de binnenstedelijke planning sneller en eenvoudiger. Voor grootschalige detailhandel geldt een verplichte concentratie in 15 aangewezen groeikernen. Dit garandeert, ook met het oog op demografische ontwikkelingen, een goede bereikbaarheid van het aanbod aan niet- dagelijkse voorzieningen. De burgers ondernemen actie om hun boodschappen te kunnen blijven doen. In een aantal dunbevolkte gebieden rijden kleine busjes die worden gereden door de bewoners zelf. Een voorbeeld is de ‘Bürgerbus Hoher Fläming’. Deze bus is beschikbaar gesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening van Brandenburg. Een bank ondersteunt het project financieel.
4.8 Goede aanpak? Uit alle acht interviews komt naar voren dat de gemeenten en regio’s over het algemeen vinden een goede aanpak te hebben. Toch worden er wel een aantal aandachtspunten genoemd. Zo zou het naar buiten brengen van informatie bij Parkstad Limburg kunnen verbeteren. Volgens Laura Been (Addendum geïnterviewden blz. 28) zouden de gemeenten in de Eemsdelta beter kunnen samenwerken, en dan ook vanuit de gehele organisatie. Het zou goed zijn wanneer er meer draagvlak komt binnen de gemeenten voor het gehele proces. Ook is het belangrijk om de bewoners te motiveren en stimuleren en dit zou in de Eemsdelta nog veel beter kunnen. De drie gemeenten in de regio Zeeuws Vlaanderen zijn nog wat terughoudend. Ze zouden de burger meer kunnen betrekken bij het proces en zouden hier nu nog verandering in kunnen aanbrengen. Toch komt uit de evaluaties van de bewoners naar voren dat de gemeenten gemiddeld een acht krijgen. De gemeente Borger-Odoorn had graag meer tijd willen hebben om met de bevolking in gesprek te gaan en naar haar gedachten te luisteren. Op die manier hadden ze kunnen wennen aan het gehele bevolkingsdaling vraagstuk. Door de financiële druk moest de gemeente Borger Odoorn doorpakken en snel handelen. Volgens Tom Beskers (Addendum geïnterviewden blz. 42) zou bij de gemeente Oude IJsselstreek er wel wat meer haast mogen zijn. Er wordt gekeken naar 2024 en dan moet alles aangepast zijn aan de ontwikkelingen. Dit is sneller dan je denkt, vertelt Tom Beskers. De gemeente Dongeradeel heeft zich in het begin voornamelijk gefocust op de bevolkingsdaling en de effecten
Geen krimp geven! December 2012
- 28 -
gemeente Tynaarlo
op het wonen. Later kwamen ze erachter dat verschillende voorzieningen nog belangrijker zijn om naar te kijken.
4.9 Gebruik voorbeelden Er wordt momenteel veel gesproken en geschreven over de bevolkingsdaling en volgens Frank Arets (Addendum geïnterviewden blz. 19) is het niet verstandig het wiel opnieuw uit te vinden. Samenwerken met andere gemeenten is erg belangrijk omdat je het als gemeente alleen niet redt. Het lijkt volgens Laura Been (Addendum geïnterviewden blz. 28) logisch dat wanneer je allemaal dezelfde vraag wil beantwoorden je elkaar ook gebruikt om tot een antwoord te komen. Marlys Schild (Addendum geïnterviewden blz. 37) merkt in de regio Zeeuws Vlaanderen dat het besef bij gemeenten komt dat je het niet alleen kan doen en de samenwerking wordt dan ook steeds beter. Bij de gemeente Schouwen-Duiveland wordt veel gekeken naar Parkstad Limburg, maar ook naar de Eemsdelta en Zeeuws Vlaanderen. De gemeente Dongeradeel komt op veel ideeën en oplossingen door te kijken naar bijvoorbeeld Zeeland of de gemeente Borger-Odoorn. Sytske Raap (Addendum geïnterviewden blz. 48) vindt het belangrijk om niet alleen naar de goede voorbeelden te kijken maar ook naar slechte. Regio Parkstad Limburg kan weinig gebruik maken van voorbeelden omdat ze in Nederland de enige krimpregio zijn met een stedelijk karakter. De andere zijn voornamelijk plattelandsregio’s. Jan Merks (Addendum geïnterviewden blz. 13) vindt dit leuk omdat ze zelf alles moeten uitzoeken. Hierdoor wordt Parkstad Limburg wel vaak als voorbeeld gebruikt voor andere regio’s. Wanneer naar het buitenland wordt gekeken is de bevolkingsdaling vaak nog een graadje erger. Hier komen natuurlijk wel ideeën uit voort maar het blijft een ander soort gebied. Ook de gemeente Borger-Odoorn en regio Eemsdelta worden vaak gebruikt als voorbeeld. Wethouder Bruintjes van de gemeente Borger-Odoorn houdt presentaties door heel Nederland over de demografische ontwikkelingen. Deze gemeente is zelfs internationaal gegaan in het onderzoek demografic changes (Declining, Ageing and Regional Transformation (DART)). Dan zie je dat deze gemeente erg vooruitstrevend is en in de maatregelensfeer nieuw is. Andere gemeenten worden niet als voorbeeld gebruikt omdat de gemeenten zelf al lang met het onderwerp bezig zijn.
Geen krimp geven! December 2012
- 29 -
gemeente Tynaarlo
5
Conclusie en aanbevelingen
In dit onderzoek staat het effect van de demografische ontwikkelingen op de voorzieningen centraal. In hoofdstuk 2 is nader ingegaan op het onderwerp demografische ontwikkelingen met behulp van theorie. Vervolgens zijn in hoofdstuk 3 de effecten op de voorzieningen meegenomen, waarna in hoofdstuk 4 naar de verschillende aanpakmogelijkheden is gekeken met behulp van externe analyse. In dit hoofdstuk worden de bevindingen van dit onderzoek beschreven in de conclusie, gevolgd door de aanbevelingen die hieruit voortkomen.
5.1 Conclusie De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Welke effecten hebben de demografische ontwikkelingen ten aanzien van diverse voorzieningen, te weten: onderwijs, zorg, sport, cultuur en detailhandel, en hoe kan de gemeente Tynaarlo hier het beste op inspelen? In deze conclusie is antwoord gegeven op het eerste gedeelte van de hoofdvraag. In paragraaf 5.2 ‘Aanbevelingen’ is het laatste gedeelte behandeld.
5.1.1 De nieuwe groei heet krimp In Nederland is een structurele daling van de bevolking te zien, ofwel bevolkingskrimp. Er zijn verschillende verschijnselen te onderscheiden die onder de term bevolkingskrimp kunnen vallen. We hebben in Nederland voornamelijk te maken met ontgroening, vergrijzing en een dalende beroepsbevolking. Het gevaar van deze verandering in de samenstelling van de bevolking is dat het maatschappelijke kostenplaatje uit evenwicht raakt. De beroepsbevolking verdient het geld voor de kinderen en ouderen. Hiernaast zijn er wijzigingen in de samenstelling van de huishoudens te zien, met name een verdunning en de selectieve migratie van de jongeren. De demografische ontwikkelingen zoals deze nu zijn, zullen doorzetten in de toekomst, maar uiteindelijk een evenwicht bereiken. Het is lastig aan te geven wanneer dit evenwicht er zal zijn maar dit duurt nog lang. De bevolkingskrimp is een nadeel dat desondanks vele kansen biedt, en door deze kansen te benutten zullen de nadelen minder worden.
5.1.2 Kwaliteit belangrijker dan kwantiteit Door de demografische ontwikkelingen, voornamelijk de ontgroening, zal het onderwijs een daling van het aantal leerlingen zien. Wanneer de groepen te klein worden zal de kwaliteit van het onderwijs achteruit gaan. De opheffingsnorm zorgt er in deze gevallen voor dat de school zal moeten sluiten. De vraag is echter of deze grens van minimaal 23 leerlingen per school niet te laag is om nog kwalitatief goed onderwijs te geven. Er zijn meerdere gemeenten die de norm naar minimaal 50 leerlingen heeft gedaan. Minder voorzieningen maar dan wel met meer kwaliteit. Het heeft geen zin om met weinig middelen een school in stand te houden terwijl met hetzelfde geld ook een kwalitatief betere locatie gemaakt kan worden. Uit de ervaringen van anderen kan worden gezegd dat er veel emoties komen kijken bij het sluiten van scholen. Het sluiten van scholen zal namelijk een gevolg van de demografische ontwikkelingen zijn. Inwoners zijn bang dat een dorp zonder school minder leefbaar is. Uit onderzoek (STAMM, 2012) blijkt dat er geen direct verband is met de leefbaarheid en de school. Met andere woorden: De aanwezigheid van een school in een dorp is geen voorwaarde voor een goede leefbaarheid. Wel is het van belang dat inwoners elkaar ergens kunnen ontmoeten. Het is belangrijk om aan de inwoners aan te geven dat de kwaliteit van het onderwijs voor de kwantiteit moet gaan. Wat bewoners vaak een goede oplossing lijkt, is het splitsen van groepen. Toch pakt dit vaak averechts uit. Zo heb je bijvoorbeeld groep 1 tot en met 3 in het eigen dorp en de rest in een ander dorp. Uiteindelijk heeft de school in het dorp geen kinderen meer omdat ouders met meer dan één kind liever de kinderen op één locatie brengt. Dan kiezen de ouders voor de school in de grotere kern waar ook de boodschappen worden gehaald. De inwoners zorgen dus zelf voor de ontwikkeling dat voorzieningen in dorpen verdwijnen. Als gemeente heb je eingelijk weinig te zeggen over de scholen omdat deze vaak eigendom van schooldirecteuren zijn. Het belangrijkste dat de gemeenten vroegtijdig aangeven wat er te wachten staat en waarom een school weg moet. Het is beter om schoolbesturen te laten beslissen een school dicht te doen omdat de inwoners dit beter oppakken. Op deze manier komen er minder emoties bij kijken.
Geen krimp geven! December 2012
- 30 -
gemeente Tynaarlo
5.1.3 Voldoende handjes aan het bed Er zijn twee krimpgerelateerde ontwikkelingen die effect hebben op de zorgmarkt. Enerzijds de vergrijzing, waardoor er meer vraag naar zorg is. Anderzijds is er de daling van de beroepsbevolking waardoor het lastig zal zijn om in de toekomst de benodigde zorg te kunnen aanbieden. Naast deze twee ontwikkelingen is er een trend te zien dat ouderen thuiszorg prefereren boven verpleeghuizen. Wanneer er plannen zijn om extra zorgvoorzieningen te bouwen is het verstandig daar niet tien jaar mee te wachten. De gemiddelde houdbaarheid van een zorggebouw is ongeveer 40 jaar dus wanneer er over 10 jaar één wordt gebouwd zal deze de laatste twintig jaar niet meer nodig zijn. Dit komt doordat het grote aantal ouderen dan al flink is afgenomen door sterfte. Door de daling van de beroepsbevolking zullen zorgaanbieders effectiever moeten (samen)werken. Gemeenten hebben niet echt de verantwoordelijkheid bij de voorziening zorg omdat de grote spelers in de zorgmarkt de zorg regelen. Door de WMO hebben gemeenten meer te maken met de zorg en moeten meer met de zorgaanbieders van het gebied in gesprek. De zorgorganisaties moeten wennen aan een gemeente die meer te zeggen krijgt.
5.1.4 Samenwerken met de tegenstanders Momenteel merken de sportverenigingen de bevolkingskrimp nog niet erg. In de toekomst wordt het lastig de verenigingen in stand te houden door bijvoorbeeld de ontgroening. Nu krijg je dat er door het krimpverhaal ook wel eens een andere vlag in de stokken zou moeten hangen omdat verenigingen de accommodaties zullen gaan delen. Het is voor gemeenten financieel gezien in de toekomst niet meer mogelijk om sportaccommodaties te onderhouden. Wanneer een accommdatie dicht moet is het verstandig de boodschap duidelijk over te brengen en de ratio door gebruik te maken van een statistisch rapport. Het is beter om een goed onderhouden sportaccommodatie te hebben dan twee slechte. Het is momenteel erg lastig de krimpboodschap over te brengen omdat de verenigingen de demografische ontwikkelingen nog nauwelijks merken. Als gemeente is het verstandig om de samenwerking tussen verenigingen te stimuleren zodat ze zelf de beslissingen nemen. Dit scheelt namelijk veel negatieve reacties van bewoners. De sportvoorzieningen staan minder onder druk dan bijvoorbeeld het onderwijs. Wat wel erg lastig is, is een nieuwe functie te geven aan sportaccommodatie die gesloten wordt. Een zwembad is bijvoorbeeld moeilijker om te toveren naar een dorpshuis dan een schoolgebouw.
5.1.5 Krimp, of toch groeimarkt Het is voor een gemeente vaak al lastig om een cultuurvoorziening te onderhouden en in stand te houden zonder nog te kijken naar de bevolkingsdaling. Wanneer de bevolkingsaantallen dalen is de verwachting dat het draagvlak minder zal worden voor deze voorzieningen. Het publiek voor cultuurvoorziening is over het algemeen een grijs publiek dus met het oog op de vergrijzing kan hier op ingespeeld worden. Hierin is een omgekeerde beweging te zien vergeleken met de sportvoorzieningen. Wanneer de cultuurgelegenheden het programma aanpassen aan de toenemende groep ouderen hebben ze te maken met een groeimarkt. Momenteel wordt er bij de meeste gemeenten nog niet gekeken naar oplossingen voor de cultuurvoorzieningen omdat de effecten bij andere voorzieningen groter zijn. De gemeenten hebben vaak weinig te zeggen over de cultuurvoorzieningen. Uiteindelijk zullen deze voorzieningen moeten gaan bundelen en het is dan ook belangrijk om in een groter verband te kijken dan een gemeente. Er zal dan als regio één plan gemaakt moeten worden waar welke cultuurvoorziening in stand gehouden zal worden. Ook is het belangrijk de eigenaren van de voorzieningen, maar ook de bewoners, bewust te laten worden van de ontwikkelingen. De bewoners weten namelijk het beste wat er speelt en waar behoefte aan is. Dit heeft als consequentie voor de bewoners dat ze zelf meer moeten ondernemen om de cultuurvoorzieningen te onderhouden. Bij grote cultuurvoorzieningen als bioscopen of theaters is de behoefte niet dat deze dichtbij zitten. Deze zitten gevestigd in de steden, welke meestal goed te bereiken zijn. Voor kleinere cultuurvoorzieningen als bibliotheken is aan bundeling niet te ontkomen. Dit heeft ook te maken met trends want vroeger werd hier meer gebruik van gemaakt. Tegenwoordig is er veel op het internet te vinden. Wat betreft de dorphuizen is te zien dat deze nog maar mondjesmaat bezet worden. Toch zijn dorpshuizen goed als ontmoetingsplek in dorpen en hierin zullen de bewoners zelf het initiatief moeten nemen. De cultuurvoorzieningen hebben van de onderzochte voorzieningen niet de hoogste prioriteit nodig. Wanneer er rekening wordt gehouden met de vergrijzing zullen deze voorzieningen een groeiend publiek hebben. Cultuur is erg afhankelijk van de identiteit en interesses van de bewoners. Dit kan sterk verschillen per regio en het is dan ook belangrijk dit goed aan te voelen als gemeente.
Geen krimp geven! December 2012
- 31 -
gemeente Tynaarlo
5.1.6 Relatief autonoom proces De detailhandel verandert snel door de vergrijzing, het internet en de schaalvergroting. De bevolkingskrimp zorgt voor minder consumenten maar die ontwikkeling heeft minder grote veranderingen tot gevolg. In de periode van groei moest bijvoorbeeld de bakker in het dorp ook al zijn deur sluiten. De vergrijzing heeft logischer wijs een verandering van het aanbod tot gevolg. Er ontstaat een kans voor regionale bedrijven, mits zij hun producten en diensten afstemmen op de veranderende vraag van ouderen. Hiernaast zullen bedrijven het steeds moeilijker krijgen werknemers te vinden omdat de beroepsbevolking daalt. Voornamelijk de jongere werknemers zullen schaarser worden. Als gemeente is het verstandig beleid af te stemmen op de wijzigingen in de markt. Het kan nodig zijn om keuzes te maken in de structuur en incourant aanbod te saneren. Vooral in lang gerekte kernen liggen de winkels steeds verder uit elkaar doordat er winkels tussenuit vallen. De winkels moeten op een bepaalde plek gebundeld worden en hier moet als gemeente op gestuurd worden. Meestal kiezen de nieuwe winkels een locatie tussen de andere winkels, omdat dit simpelweg de beste locatiemogelijkheden zijn. Zorg ervoor dat de randvoorwaarden goed zijn in de gemeente en dat winkeliers van elkaars aanwezigheid kunnen profiteren. Wanneer de kleine winkels uit het dorp verdwijnen, moeten de producten wel bereikbaar blijven voor de inwoners. De ‘Bürgerbus Hoher Fläming’ in Duitsland is hier een goed voorbeeld van. De veranderingen in de detailhandel komen niet zo zeer door de bevolkingsdaling maar door gewoonten van de mensen zelf. Je ziet dat het aantal vierkante meters detailhandel afneemt en de kleinere winkels in kleine dorpen dicht moeten. Het is een relatief autonoom proces. Wanneer de winkels dicht gaan hoeft dit niet te betekenen dat de leefbaarheid in het dorp achteruit gaat.
5.1.7 Wet- en regelgeving in beweging De wet- en regelgeving in Nederland is altijd in beweging en bezig met veranderingen en verbeteringen. Momenteel is het tij gekeerd bij de demografische ontwikkelingen van groei naar krimp. Dit zal wellicht nieuwe wet- en regelgeving nodig hebben. Knelpunten die krimp- en anticipeerregio’s ondervinden zijn de tijdrovendheid van procedures, de aandacht op groeiregio’s en de opheffingsnorm voor kleine scholen. De wet- en regelgeving moet flexibeler, lokaal afwegender, grensoverschrijdender. Het is te ingewikkeld geworden en de logica achter de regels is zoek. In krimpregio’s werkt er al zoveel tegen je dat het fijn zou zijn als de wet- en regelgeving meer mee zou werken. Het is belangrijk dat er sneller gereageerd kan worden op ontwikkelingen die te zien zijn. Om beter op de demografische ontwikkelingen in te kunnen spelen zou het verstandig zijn dat bovenstaande knelpunten meegenomen worden in de nieuwe Omgevingswet. Deze zal volgens minister Schultz van Haegen in 2014 klaar zijn maar volgens schattingen pas in 2018. In maart is de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Hierin is aandacht besteed aan de demografische ontwikkelingen maar het valt op dat de ambities en nationale belangen sterk gericht zijn op de groei(regio’s).
5.1.8 Methodiek beleidsstrategieen De veranderde demografische ontwikkelingen leiden in beginsel tot vier mogelijke beleidsstrategieën, namelijk: preventie, mitigatie, adaptatie en ontkennen. Er is een methodiek te zien in de volgorde van toegepaste strategieen bij krimpregio’s. Het begint met de ontkenningsfase en voordat er bewustwording is kunnen er jaren voorbij gaan. Deze strategie is niet werkzaam bij de demografische ontwikkelingen van tegenwoordig, omdat de veranderingen wel degelijk aanwezig zijn. Hierna is vaak de preventiefase aan de beurt en worden dorpen aantrekkelijker gemaakt om mensen en werkgelegenheid aan te trekken. Op een gegeven moment wordt ingezien dat de ontwikkelingen niet te voorkomen zijn en dit resulteert uiteindelijk in een mengvorm van mitigatie en adaptatie. Er wordt geprobeerd te begeleiden waar het kan en te accepteren dat er krimpregio’s zijn waar de overheid niets meer aan kan veranderen. Het is belangrijk de eerste twee strategieën over te slaan omdat deze veel tijd innemen en niet effectief blijken te zijn. Er wordt tegenwoordig door overheden veel gepraat en nagedacht over de bevolkingskrimp en er worden dan ook veel vraagstukken geconstateerd. Aan de oplossingen voor deze kwesties zal in de toekomst wel aandacht aan wordenbesteed.
5.1.9 Bereikbaarheid de oplossing Als gevolg van de demografische ontwikkelingen zal het voorzieningenniveau opschalen. Dit betekent dat we een grotere afstand moeten afleggen om naar een bepaalde voorziening te gaan. Het is erg belangrijk dat wanneer een voorziening verdwijnt er een andere bereikbaar is. Wanneer je tussen alle
Geen krimp geven! December 2012
- 32 -
gemeente Tynaarlo
voorzieningen goede verbindingen maakt is het mogelijk om de voorzieningen verder van huis te hebben gevestigd. Hierdoor wordt de bereikbaarheid van voorzieningen steeds belangrijker dan de aanwezigheid van een voorziening in ieder dorp. Bewoners hebben liever een goede voorziening die bereikbaar is dan een slechte voorziening dichtbij.
5.2 Aanbevelingen gemeente Tynaarlo In de gemeente Tynaarlo is geen krimp maar wel vergrijzing. Terugkijkend op het onderzoek mag verwacht worden dat de behoefte aan onderwijs en sportvoorzieningen minder wordt. In het bijzonder in de kleine dorpen kan hier sprake van zijn. Tegelijkertijd zal de vraag naar zorgvoorzieningen groter worden door de vegrijzing. Tijdens de interviews zijn meerdere aanbevelingen aan de gemeente Tynaarlo genoemd. Hieronder staan de belangrijkste aandachtspunten welke voor de gemeente Tynaarlo zijn te overwegen. Met deze aanbevelingen is antwoord gegeven op het laatste gedeelte van de hoofdvraag van dit onderzoek.
Het belang van cijfers Het is zeer belangrijk om te beschikken over goed geanalyseerd demografisch cijfermateriaal. Deze demografische gegevens heeft de gemeente Tynaarlo ter beschikking maar deze worden nauwelijks naast elkaar gezet en onderzocht. Het is aan te bevelen om jaarlijks een statistisch rapport te maken waarin de gegevensstroom wordt onderzocht op bepaalde trends en ontwikkelingen. Dit rapport is een goed hulpmiddel om gesprekken met bewoners aan te gaan over de demografische ontwikkelingen en om bewustwording te creëren. Op deze manier kan tijdens het gesprek van emotioneel naar de ratio van het rapport worden geschakeld. Uit dit rapport zal naar voren komen bij welke leeftijdsgroep naar alle verwachting een probleem kan ontstaan. Vervolgens kan de voorziening bekeken worden die hier de gevolgen van ondervindt. Waarschijnlijk zal geconstateerd worden dat er problemen ontstaan bij de groep jongeren, wat als gevolg heeft dat de prioriteit bij de onderwijs- en sportvoorzieningen moet liggen.
Masterplan voorzieningen Het maken van een Masterplan voorzieningen is een lang proces maar het werkt erg goed om bewustwording te krijgen. Het is het vervolg op het cijfermateriaal in bijvoorbeeld een statistisch jaarboek. In het masterplan voorzieningen is in beeld gebracht welke voorzieningen er zijn, hoeveel ze kosten voor de gemeente en hoeveel bezettingsgraad het heeft. Het is handig alle verschillende voorzieningen op een rij te zetten; op die manier is het gemakkelijk te zien waar het probleem ligt. In een vervolg op het masterplan kan naar oplossingen worden gezocht.
De gemeente Tynaarlo als regisseur De gevolgen van de demografische ontwikkeling en de beschikking over minder geld om voorzieningen te onderhouden zorgen voor een nieuwe rol voor de gemeente. De effecten zijn niet op te lossen door de gemeente maar wel te managen wanneer op zoek wordt gegaan naar nieuwe kansen. Het is verstandig om gebruik te maken van de zelfredzaamheid van burgers. Bewoners kunnen zelf met oplossingen komen voor de problemen die ontstaan door de verdwijning van voorzieningen.
Ga het gesprek aan Het is een goede zaak om bijeenkomsten te organiseren om bewustwording bij de mensen te brengen. Het is lastig om een krimpboodschap zodanig over te brengen en ervoor te zorgen dat mensen met een open visie hiernaar kijken. De bewustwording dat er voorzieningen gaan sluiten heeft nou eenmaal tijd nodig, dus begin hier vroegtijdig mee. Wanneer bijvoorbeeld wordt gesproken over basisscholen is het belangrijk dat de juiste mensen rond de tafel zitten. Deze gesprekken worden vaak gevoerd met de ouders, maar degenen die het echt iets aan gaat hebben nu nog geen kinderen. Wanneer er wordt gekeken naar de langere termijn zitten vaak de verkeerde mensen om tafel.
Kijk op een hoger schaalniveau De gemeente Tynaarlo zal samen met andere gemeenten in de regio moeten kijken naar oplossingen voor de toekomst. Wanneer er voorzieningen gaan sluiten, zal op een hoger schaalniveau gekeken moeten worden. De problematiek zal onbehapbaar groot worden wanneer er niet wordt samengewerkt. Nu ligt de gemeente
Geen krimp geven! December 2012
- 33 -
gemeente Tynaarlo
Tynaarlo op een goede locatie, tussen Assen en Groningen, zodat de grote voorzieningen altijd in de buurt blijven.
Weg met het groei denken Het is belangrijk om open te staan voor nieuwe ontwikkelingen en de focus op de langere termijn te hebben. Het is vooral lastig om verder te kijken dan de huidige raadsperiode maar dit moet gebeuren omdat het een meerjarenplan is. Momenteel wordt er teveel in termen van groei en bouwen gedacht en dit moet echt veranderen. De gemeente zal zich flexibeler moeten opstellen en er moet minder streng worden gekeken naar wat wel en niet is toegestaan op een locatie. Het is belangrijk te kijken of je een aanvraag op een locatie wil want uiteindelijk zou meer mogelijk moeten zijn met het oog op flexilisering. Wanneer je bijvoorbeeld vasthoudt dat op een bestemming wonen alleen gewoond mag worden terwijl er geen mensen zijn die daar willen wonen, blijft het leegstaan. Er moet out of the box worden gedacht. Wanneer je als gemeente iets in gang zet, moet je de vaart erin houden omdat anders misschien de betrokkenen niet meer mee willen werken. Zorg ervoor dat het doel realistisch is. Probeer een visie of beleid zo flexibel mogelijk te maken. Niemand weet precies wat er gaat komen in de toekomst omdat het prognoses zijn. Over vier jaar kunnen de prognoses weer helemaal anders zijn waardoor ruimte voor maatwerk en creativiteit erg belangrijk is.
Geen krimp geven! December 2012
- 34 -
gemeente Tynaarlo
6
Individuele reflectie
In dit hoofdstuk is de leerontwikkeling weergegeven tijdens het afstudeertraject. In het begin van dit traject is een projectplan gemaakt waarin competenties zijn gekozen. Vervolgens zijn de te behalen resultaten benoemd waaruit moet blijken dat de gekozen competenties daadwerkelijk verworven zijn. In paragraaf 6.1 is een reflectie gegeven op het gehele afstudeerproces met daarin onder andere punten die beter konden of punten waarvan van te voren niet is gedacht deze tegen te komen. Daarnaast is aandacht besteedt aan een reflectie op het projectplan, de interviews en de afstudeerscriptie. paragraaf 6.2 de competenties op een rij gezet met daarbij aangegeven waar de resultaten te vinden zijn.
6.1 Reflectie afstudeertraject Bij de reflectie is gebruik gemaakt van de STARR-methode (Situatie, Taak, Actie, Resultaat en Reflectie). Allereerst komt het projectplan aan bod gevolgd door de interviews. Tot slot is gereflecteerd op de afstudeerscriptie.
6.1.1 Reflectie Projectplan Situatie Het afstudeertraject is begonnen met het maken van het projectplan. Hierin is duidelijk gemaakt wat ik zal gaan doen en onderzoeken. Het vormt een concrete uitwerking van de projectomschrijving. Met het aanbieden van dit projectplan is officieel de peiling aangevraagd. Tijdens de peiling is het projectplan toegelicht aan de peilingcommissie. Op 21 maart 2012 heeft de peiling plaatsgevonden is het projectplan goedgekeurd. Taak De taak was het projectplan duidelijk te schrijven en deze toe te lichten tijdens de peiling. Toch zat ik in een andere positie als mijn medestudenten die afstudeerden. Ten eerste deed ik het afstuderen niet in groepsverband waardoor ik zelf verantwoordelijk voor het geheel. Daarnaast hadden mijn medestudenten alleen het afstuderen te voltooien terwijl ik naast het afstuderen nog een aantal vakken moest afronden. Hierdoor had ik mijn aandacht maar drie dagen in de week op het afstuderen gevestigd. Toch verwachtte ik van mezelf dat ik tegelijkertijd met de andere groepen mijn peiling moest doen. Ten derde heeft mijn afstudeerscriptie een planologische richting in plaats van bouwkunde waardoor ik extra druk voldoelde om dit succesvol en duidelijk te onderzoeken. Ik had het idee dat ik me dubbel moest bewijzen om met zo’n onderwerp te willen slagen. Tot slot had ik een andere positie als mijn mede afstudeerders omdat het onderzoek voor de gemeente Tynaarlo is, waardoor ik eigenlijk twee opdachtgevers heb waar rekeningen mee moet gehouden worden. Ze hebben beide andere verwachtingen van mij en deze wil ik zo goed mogelijk proberen waar te maken en na te komen. Actie Het projectplan in tot stand gekomen met het benodigde overleg met begeleiders vanuit school en de gemeente Tynaarlo. Zodat de verwachtingen van biede opdrachtgevers duidelijk waren en dit is uiteindelijk samengevoegd in het projectplan. Verder is veel tijd en aandacht besteed aan het projectplan en de presentatie hiervan bij de peiling. Voor het eerst heb ik gebruik gemaakt van een Prezi presentatie in plaats van het standaard gebruikte PowerPoint programma. Hierdoor zag de presentatie, in mijn ogen, er professioneel en vernieuwd uit waardoor ik alle aandacht had. De peiling heb ik opgenomen zodat ik later de notulen kon opstellen. Resultaat In de inleiding van mijn presentatie tijdens de peiling begon ik over China en dit verschil met de gemeente Tynaarlo was wel erg groot. Dhr. J.P. Postma had dan ook liever gezien dat er bij Nederland was begonnen. Verder was de presentatie erg duidelijk volgens de peilingcommissie. De peilingcommissie heeft aan aantal aandachtspunten genoemd voor het projectplan. Zo waren bijvoorbeeld de onderzoeksvraag en probleemstelling nog niet concreet en helder genoeg. Daarnaast is het projectplan in de ik-vorm geschreven terwijl het actiever en steviger omschreven wanneer dit niet wordt gedaan. Alle aandachtspunten zijn in de notulen van de peiling terug te vinden en hier moest in vervolg rekeningen mee worden gehouden. Toch kreeg ik in één keer een GO, wat betekende dat ik door mocht met het onderzoek zoals deze is omschreven in het projectplan.
Geen krimp geven! December 2012
- 35 -
gemeente Tynaarlo
Reflectie Ik vond het erg lastig om mijn onderzoek, en de aanpak daarvan, duidelijk te noteren in het projectplan. Omdat het onderzoek nog niet is gedaan weet je nooit hoe het zal verlopen. Het onderzoek bevat vele acties en onderzoeken waardoor het lastig is te vermelden wat nou precies het onderzoek is. Toch vind ik dat ik hier goed in ben geslaagd. De bedoeling van mijn afstudeerscriptie is duidelijk overgekomen waarvan de GO het gevolg was. Er zijn tips gegeven over bepaalde noteringen waarmee ik verder uit de voeten kon. Wanneer ik het projectplan over mocht schrijven zou ik niet veel veranderen. De kennis van het onderwerp is nog gering op dat moment en het is niet mogelijk in de toekomst te kijken. Uiteindelijk zijn in de scriptie wel een aantal punten aangepast maar dat is logisch het tijdstip waarop het projectplan is gemaakt. De presentatie, gegeven tijdens de peiling, had ik goed voorbereid waardoor ik er een goed gevoel over had. Toch was ik op het moment zelf erg zenuwachtig en hierdoor viel ik in het begin van de presentatie helemaal stil. Ik wist niet meer wat ik allemaal had willen vertellen. Wanneer ik terug kijk naar de presentatie heb ik lang niet alles wat voorbereidt was verteld. De volgende keer dat ik moet presenteren ben ik van plan om kaartjes te maken met de belangrijkste punten die ik wil vertellen. Ik hoop hiermee te voorkomen dat ik geen gedeelten oversla of stil zal vallen. Het doel om een GO te krijgen is bereikt dus hierom mag ik ook gewoon tevreden zijn. Dit vind ik altijd lastig omdat ik achteraf altijd veel anders had willen doen. Ik weet dat dit het beste resultaat was op dat moment gekeken naar de het stadium van het onderzoek.
6.1.2 Reflectie Interviews Situatie Omdat de gemeente Tynaarlo niet de eerste gemeente is die zich met de bevolkingsdaling bezig houdt, is het niet nodig het wiel opnieuw uit te vinden. Een groot onderdeel van mijn afstudeerscriptie bestaat dan ook uit het analyseren van andere gemeenten en regio’s. Met behulp van interviews zijn andere gemeenten en regio’s gevraagd naar hun ervaringen op het gebied de demografische ontwikkelingen. De uitkomsten van de interviews komen veelvoudig terug in de scriptie en hebben uiteindelijk een groot gedeelte van de conclusie en aanbevelingen gevormd. In het projectplan is de eis gesteld om drie gemeenten te interviewen. Taak De het eerste wat moet gebeuren bij interviews is de voorbereiding. Deze bestaat uit de selectie, het contact maken, interview samenstelling, afspraak maken. Vervolgens vindt dan het echte interview plaats waar ik de interviewer ben. Tot slot moet alle informatie van de interviews worden samengevat en geanalyseerd. Ik wou graag een zo representatief mogelijk beeld geschetst krijgen van de situatie buiten de gemeentelijke grenzen van de gemeente Tynaarlo. Hierdoor vond ik dat ik aan drie gemeenten niet genoeg had en was ik van mening dat er meer nodig was om een goed beeld te krijgen. Verder wist ik van mezelf dat ik het lastig vind om contact te maken met nieuwe mensen en dit is echt nodig bij interviewen. Ik verwacht dat dit steeds beter zal gaan na ieder interview wat ik doe. Actie Het gehele interviewtraject is terug te vinden in de Addendum geïnterviewden: Rondgang buiten de gemeentelijke grenzen. De acties die zijn gedaan zijn de selectie, benaderingsmethode, contactpersonen, aandachtspunten bij interviews, de vragenlijst maken en de uitgewerkte interviews. Tijdens de interviews is het gesprek opgenomen waardoor dit later terug te beluisteren was. De gesprekken zijn in zijn geheel op papier gezet in het addendum. Resultaat Het resultaat van de uiteindelijk in totaal 8 interviews is zeer leerzaam en interessant geweest. Het waren acht heel verschillende gesprekken die samen een goed beeld van de situatie lieten zien. In de Addendum geïnterviewden zijn al deze gesprekken uitgewerkt. Dit is een schat aan informatie voor de gemeente Tynaarlo. De interviews hebben uiteindelijk geresulteerd tot de definitieve scriptie. Reflectie Ik vond zelf dat het gehele interviewproces erg goed is verlopen en uiteindelijk was ik zeer tevreden met het resultaat. Door deze onderzoeksmethode toe te passen heb ik een aantal competenties erg kunnen verbeteren. De eerste keer dat ik bijvoorbeeld telefonisch contact zocht om een interviewafspraak te maken was dit erg spannend en dit heb ik dan ook een beetje uitgesteld tot dat er echt niets anders meer te doen was. Toen ik dit eenmaal had gedaan gingen de daaropvolgende gesprekken veel soepeler. Zo was ik ook Geen krimp geven! December 2012
- 36 -
gemeente Tynaarlo
erg zenuwachtig voor het eerste interview. Deze was met Parkstad Limburg dus ik had een goede lange treinreis om de zenuwen steeds hoger te laten worden. Zo was ik bijvoorbeeld bang dat mijn vragenlijst te kort zou zijn waardoor het gesprek zomaar afgelopen zou zijn. Of dat de geinterviewde te moeilijk zou vertellen waardoor ik het niet zou begrijpen. Toen ik daar vijf minuten zat merkte ik al meteen dat ik met de juiste persoon aan tafel zat en dat het vooral erg leuk en leerzaam was. Doordat het eerste interview zo vanzelf verliep vertrouwde ik erop dat dit in het vervolg ook zo zou gaan. Gelukkig klopte dit waardoor mijn zenuwen na ieder interview minder werden. Hier heb ik van geleerd dat ik wat meer op mezelf kan vertrouwen en dat ik meer kan dan ik vaak zelf denk. Wanneer ik het interviewproces over zou mogen doen zou ik dit hetzelfde aanpakken omdat ik zeer tevreden ben met het resultaat. Wanneer ik naar mijn eis van drie interviews kijk zou het wellicht verstandig zijn geweest me hier ook aan te houden. Uiteindelijk hebben de interviews ontzettend veel tijd gekost en dit had ik van te voren niet zo verwacht. Wat vooral erg tijdrovend was, was het uittypen van alle interviews. Op dat moment van mijn afstudeertraject was het voor mij al duidelijk dat ik niet de normale deadline zou halen als mijn mede afstudeerstudenten. Dit omdat ik simpelweg minder tijd dan zij hadden besteedt aan het afstuderen. Wanneer ik op dat moment door had dat ik gewoon met de rest mee kon doen had ik waarschijnlijk niet alle gesprekken in geheel uitgetypt. Dit was het moment waarop ik moest beslissen om mijn onderzoek af te raffelen of dat ik gewoon de tijd zou nemen en een product te maken waar ik trots op kan zijn. Er is gekozen voor het laatste. Ik ben blij dat ik de tijd heb genomen voor het leukste onderdeel van mijn onderzoek, het interviewen. Met veel plezier zat ik me in de trein voor te bereiden en reisde ik het gehele land door. Dankzij alle acht geinterviewden heb ik mijn eigen competenties kunnen verbeteren en een het maximale uit mijn scriptie kunnen halen.
6.1.3 Reflectie Afstudeerscriptie Situatie Het laatste studieonderdeel van mijn studie is het afstuderen. Het belangrijkste eindproduct is de afstudeerscriptie waarin het gehele onderzoek wordt neergezet. Taak De omvang van het verslag mag maximaal 60 pagina’s zijn inclusief titelblad, inhoudsopgave, literatuurlijst en exclusief bijlagen. Mijn rol was om al mijn bevindingen duidelijk samentevatten en op te schrijven in de afstudeerscriptie. Er werd van me verwacht dat er naast het afstudeeronderwerp een een individuele zelfreflectie in het verslag aanwezig is. Zelf wilde ik de gemeente Tynaarlo bereiken met mijn scriptie. Aangezien dit onderzoek nog maar het begin is zal er in het vervolg op dit onderwerp worden doorgegaan. Mijn twee doel wat ik wilde bereiken was dat ik iets kon inleveren waar ik zeer tevreden en trots op was. Actie Allereerst heb ik me verdiept in het onderwerp met behulp van literatuur en het bijwonen van presentaties en bijeenkomsten. Dit is gelijk verwerkt in de eerste paar hoofdstukken van deze scriptie. Toen ik voor mezelf het idee had dat mijn kennis voldoende was ben ik verder gegaan met de volgende stap, het interviewen. Dit bestond uit een lang proces wat in paragraaf 6.1.2. al eerder is omschreven. Wanneer ik alle interviews had verwerkt in de Addendum geïnterviewden kon ik weer verder met de afstudeerscriptie zelf. Voor de hoofdstukken 3 en 4 is veel gebruik gemaakt van die interviews en uiteindelijk is de conclusie en aanbevelingen in hoofdstuk 5 het resultaat van de studie naar het onderwerp en de interviews. Resultaat Het resultaat van het afstuderen is deze scriptie die hier voor u ligt maar het resultaat van de scriptie moet nog bekend worden tijdens de afstudeerverdediging. Op dat moment krijg ik namelijk te horen of mijn afstudeergeheel voldoende op niveau is. Reflectie Over het eerste gedeelte van de afstudeerscriptie ben ik zeer tevreden. Dit omvatte de studie naar het onderwerp met behulp van literatuur en het bijwonen van presentaties en bijeenkomsten. Ik heb hier veel plezier aan beleefd omdat er veel nieuwe dingen op me af kwamen. Aan dit gedeelte van mijn onderzoek zou ik niets willen veranderen wanneer ik dit opnieuw zou mogen doen.
Geen krimp geven! December 2012
- 37 -
gemeente Tynaarlo
Het laatste gedeelte van de afstudeerscriptie kwam iets trager tot stand. Ik heb het nu over het traject dat na de interviews plaatsvond. Ik was op dat moment al erg achter op mijn planning omdat ik had besloten dat ik het liever perfect afmaakt op een manier zodat ik er trots op kan zijn in plaats van het afstuderen snel af te ronden. In februari zou mijn nieuwe studie pas beginnen dus eigenlijk had ik tot dan de tijd. De studie naar het onderwerp en het interviewen vond ik erg leerzaam en leuk om te doen. Hieruit kon ik veel energie halen waardoor ik maar door ging met mijn scriptie. Daarna moest ik al deze bevindingen op een juiste manier noteren zodat het voor een ieder te begrijpen was. Omdat ik zo ontzettend veel informatie had verkregen vond ik dit erg lastig om in logische volgorde in een scriptie te verwerken. Ik had steeds het gevoel dat het over twee weken af zou zijn maar dat bleek dan weer niet zo te zijn. Op een gegeven moment heb je dan ook minder plezier in het schrijven van de scriptie en dat maakt het nog moeilijker hier mee door te gaan. Wat een erg lastige combinatie hiermee is, is dat ik het zo goed mogelijk wilde afronden. Ik weet van mezelf dat als ik iets doe het ook goed moet, met andere woorden: ik ben perfectionistisch. Hier heb ik, voornamelijk met de laatste lootjes aan de scriptie, veel last van gehad. Omdat ik geen echte deadline meer had bleef ik mezelf maar verbeteren. Ik ben nu dan ook zeer tevreden met mijn scriptie en vind dat de tijd daar is om dit proces af te gaan ronden. Ik heb erg veel geleerd tijdens mijn afstuderen. Wanneer ik het geheel over zou mogen doen zou ik iets later begonnen zijn. Het was erg lastig om de aandacht te verdelen tussen het afstuderen en de opdrachten en tentamens die nog ingehaald moesten worden. Ik heb in die tijd enorm veel gepreseteerd waardoor ik mezelf voorbij ben gelopen en hier kwam ik later pas achter. Als ik nu terugkijk op het gehele proces ben ik erg trots op mezelf en vind ik dat het maximale is gepreseteerd.
6.2 Competenties In het begin van het afstudeertraject zijn een aantal competenties gekozen die ik tijdens het afstuderen eigen wil maken. Deze competenties zijn vastgesteld tijdens de peiling op 21 maart 2012 in het ‘Projectplan Afstuderen’ (bijlage 6). Bij iedere competentie is toen aangegeven op welke manier deze uiteindelijk aangetoond zal worden. Dit is natuurlijk erg lastig om voorafgaand te bepalen en hier zijn dan ook een aantal wijzigingen in gemaakt. Op de volgende pagina’s volgen de competenties zoals eerder afgesproken. De laatste kolom is aan het eind van het afstudeertraject ingevuld.
Geen krimp geven! December 2012
- 38 -
gemeente Tynaarlo
Geen krimp geven! December 2012
- 39 -
gemeente Tynaarlo
Geen krimp geven! December 2012
- 40 -
gemeente Tynaarlo
Geen krimp geven! December 2012
- 41 -
gemeente Tynaarlo
Referenties Literatuurvermelding
Arcadis (2011). Herstructurering bedrijventerreinen in een krimpregio. Bedrijventerreinmanagement Parkstad Limburg. Beek, Janssen Grafimedia. Arcadis (2012). Ontwerp Structuurvisie Wonen 2012 gemeente Tynaarlo. Been, L.A. (2012). Werk aan de winkel. Over de relatie tussen leefbaarheid en voorzieningen in plattelandsdorpen in het Eemsdeltagebied. Groningen, Weusthuis en Partners. van Bijsterveldt- Vliegenthart, J.M. (Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)(2011). Schriftelijk overleg inzake de beleidsagenda openbaar onderwijs. Beantwoording Kamervragen 22 december 2011. BMC Advies management (2011). De demografische toekomst van Schouwen- Duiveland. BNA (2009). Ruimte maken voor krimp. Ontwerpen voor minder mensen. Resultaten en aanbevelingen uit Ontwerplab Krimp. Ouderkerk aan de Amstel, Rotor Offsetdruk. BRO Ruimte om in te leven (2011). Structuurvisiebesluit Wonen en Retail. RO- instrumentarium Herstructurering – thema wonen. Bureau voor beleidsonderzoek (2012). Kansen Spreiden om maatschappelijke armoede te vermijden. Gevolgen van demografische ontwikkelingen in Noardwest Fryslân. Bureau PAU & Rijksuniversiteit Groningen & NIDI (2010). Beleidsaanpak bevolkingskrimp in het buitenland. Noordoost Schotland, Nord-Pas-de-Calais en Brandenburg. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. DHV (2011). Oude IJsselstreek in 2025. Effecten van demografische veranderingen op voorzieningen. Amersfoort, DHV B.V. Gemeente Delfzijl (2011). Notitie Wonen & Leven afrondingsfase 1 en 2. Gemeente Dongeradeel (2010). Discussienota Krimp. Eerste stap naar een aangepast beleidskader voor Wonen en Voorzieningen. Gemeente Dongeradeel (2011). Beleidsprogramma leefbaarheid en wonen 2011-2016. Gemeente Dongeradeel (2012). Samenvatting Discussienota Krimp. Eerste stap naar een aangepast beleidskader voor Wonen en Voorzieningen. Gemeente Dongeradeel (2012). Voortgangsrapportage leefbaarheid en wonen 2012-2016. Gemeente Nuth (2009). Vergrijzing in Nuth, Van Zilver naar Goud. Demografische ontwikkelingen: De gevolgen voor gemeente Nuth. Gemeente Nuth (2011). Discussienota Bevolkingskrimp. De gemeente als verbindende factor! Gemeente Schouwen- Duiveland (2008). Leefbare stads- en dorpskernen Schouwen- Duiveland. Ondersteuning dorpshuizen met beleid. Gemeente Schouwen- Duiveland (2011). Tij van de toekomst. Visie Schouwen- Duiveland 2011-2040. Gemeente Schouwen- Duiveland (2012). Samen sterk! Wmo beleid 2012 tot en met 2014. de Groot, N. & Schonewille, J. (2012). Krimp in beeld. De sociale gevolgen van demografische veranderingen. Bunnink, Drukkerij Libertas Hanzehogeschool Groningen (2011). Afstudeerreglement. Academie voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek. Hekkema, A. & Broeksma, P. (2010). Competentieprofiel Bouwkunde. Academie voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek. Groningen, Hanzehogeschool Groningen Kilsdonk, H. (2010). De dorpswinkel, nostalgie? Deelproject ‘Hart voor de dorpswinkel’. Gemeente SchouwenDuiveland. Latten, J. (2004). Trends in samenwonen en trouwen. De schone schijn van burgelijke staat. Centraal Bureau voor de Statestiek. Libbrecht, U. (1995). Geen muren rond culturen. Leuven, Davindsfonds. Majolée, M.R. & Sipma, N.J. (2011). De consument centraal. Detailhandelsontwikkelingen richting 2020. Almere, Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland. Mak, G. (1996). Hoe God verdween uit Jorwerd. Amsterdam, Atlas. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2010). Handreiking paragraaf demografische ontwikkeling. Ministerie van Infrastuctuur en Milieu (2012). Stand van zaken ontwikkeling Omgevingswet. Kabinetsnotitie maart 2012. Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen (1998). Wet op het primair onderwijs. Artikel 154: Opheffingsnorm. Nicis Institute (2009). De nieuwe groei heet krimp. Een perspectief voor Parkstad Limburg. Den Haag, Senz grafische media. Parkstad Limburg & gemeente Landgraaf (2009). Intergemeentelijke structuurvisie Parkstad Limburg. “Ruimte voor park & stad”. Parkstad Limburg (2011). Retailstructuurvisie 2010-2020 Parkstad Limburg. Eindrapportage.
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Parkstad Limburg & Gemeente Nuth (2011). Intergemeentelijke structuurvisie Parkstad Limburg. Aanvulling Nuth. “Ruimte voor park & stad” Parkstad Limburg (2012). Jaarplan 2012 Pronexus (2012). Leerlingenprognose en ruimtebehoefte basisonderwijs 2012 gemeente Tynaarlo. Provinciale staten van Drenthe (2012). Bevolkingsprognose XVIII Provincie Drenthe. Assen, provincie Drenthe Raad voor het openbaar bestuur & Raad voor de financiële verhoudingen (2008). Bevolkingsdaling. Gevolgen voor bestuur en financiën. Rijksuniversiteit Groningen (2011). Didactische Visie, Bachelor Technische Planologie. Leidraad voor docenten van de Basiseenheid Planologie, Achtergronddocument voor studenten van de opleiding Ba Technische Planologie. Roeters, A.S. (Inspecteur- generaal van het Onderwijs)(2012). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2010/2011. Rosendal, H. & Voorham, A.J.J. (2008). Chronische ziekten: aantallen en ziektelast. Den Haag, Lemma. RPCZ & Scoop Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling (2010). Onderwijs ons goed. Afnemende leerlingenaantallen in Zeeland. Middelburg, Drukkerij Meulenberg. Scoop Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling (2009). De Sociale Staat van Zeeland. In het kort. Middelburg, Drukkerij Meulenberg. Scoop Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling (2009). Sociale Staat van Zeeland: gemeentelijk rapport Schouwen- Duiveland. Middelburg, Drukkerij Meulenberg. Scoop Zeeuws Instituut voor sociale& culturele ontwikkeling (2011). Masterplan Voorzieningen ZeeuwsVlaanderen. Amersfoort, Hospitality Consultants. Scoop Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling (2012). Demografische en sociaal- economische gegevens van Zeeland. Regionale Volksgezondheid Toekomstverkenning Zeeland 2012. Sociaal Cultureel Planbureau (2010). Rapportage Sport 2010. Sport: een lang leven. Stamm CMO (2012) Leefbaarheid is mensenwerk. Onderzoek leefbaarheid gemeente Borger Odoorn. Assen, Buro voor beeld. Steehouder, M. & Jansen, C. & Maat, K. & van der Staak, J. & de Vet, D. & Witteveen, M. & Woudstra, E. (2006). Leren Communiceren. Handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie. Groningen/Houten, WoltersNoordhoff bv. Stuurgroep Wonen en Voorzieningen van de Eemsdelta (2011). Wonen en leven in de Eemsdelta. Regio atlas bevolkingsontwikkeling, wonen, voorzieningen en leefbaarheid. Concept Regio- Atlas. Voogd, H. & de Roo, G. (2007). Methodologie van planning. Over processen ter beïnvloeding van de fysieke leefomgeving. Bussum, Coutinho. Walrave, E. & Vermeer, M. (2012). Tussenevaluatie ‘Hart van leefbaarheid’. Middelburg, Scoop Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling.
Internet referenties
Centraal Bureau voor de Statistiek (2012). Eemsdelta krimpt het snelst (Artikel). Geraadpleegd op 11-07-2012 via http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-bevolking-krimpart.htm Encyclopedie geraadpleegd op 01-03-2012 via http://www.multiscope.nl/kennis/begrippen-s-z.html. Sp!ts (21 juni 2012) ‘Dit is meer dan alleen een school’ pagina 6 Wikipedia geraadpleegd op 03-07-2012 via http://nl.wikipedia.org/wiki/Tynaarlo_(gemeente) Wikipedia geraadpleegd op 12-07-2012 via http://nl.wikipedia.org/wiki/Cultuur
Interviews
Arets, F. (2012), interview over demografische ontwikkeling in de gemeente Nuth, door: Lunter, Nuth, 05-06-‘12 Been, L.A. (2012), interview over demografische ontwikkeling in de Eemsdelta, door: Lunter, Groningen, 07-06-’12 Beskers, T. (2012), interview over demografische ontwikkeling in de gemeente Oude IJsselstreek, door: Lunter, Gendringen, 14-06’12 Merks, J. (2012), interview over demografische ontwikkeling in Parkstad Limburg, door: Lunter, Heerlen, 05-06-‘12 Raap- de Groot, S. (2012), interview over demografische ontwikkeling in de gemeente Dongeradeel, door: Lunter, Dokkum, 20-06-‘12 Schild, M. (2012), interview over demografische ontwikkeling in de gemeente Schouwen- Duiveland, door: Lunter, Zierikzee, 12-06-‘12 Snippe- Hoijting, I. (2012), interview over demografische ontwikkeling in de gemeente Borger Odoorn, door: Lunter, Exloo, 07-06-’12 Vermeer, M. (2012), interview over demografische ontwikkeling in Zeeuws- Vlaanderen, door: Lunter, Middelburg, 12-06-‘12
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Bijlagen
Bijlage 1, Bijlage 2, Bijlage 3, Bijlage 4, Bijlage 5,
Bijeenkomsten en presentaties Demografische ontwikkelingen in de gemeente Tynaarlo Knelpunten wet- en regelgeving volgens Regioplan (2011) Opgaven Nationaal Belang regio volgens SVIR (2012) Omgevingswet
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Bijlage 1 Bijeenkomsten en presentaties Hieronder is een lijst te zien met bijeenkomsten en presentaties in chronologische volgorde. 10 januari 2012: Raadsvergadering gemeente Tynaarlo Presentatie van de Woningbouwcijfers door Arcadis 9 februari 2012: Krimpcafé “Hebben dorpen toekomst?” door prof. dr. Gert-Jan Hospers 14 februari 2012: Workshop “Kansen voor krimpregio’s met het vernieuwde omgevingsrecht” Ministerie Infrastructuur en Milieu 8 maart 2012: Krimpcafé “Wat kunnen we leren van andere regio’s over krimp?” door prof. dr. Leo van Wissen 12 april 2012: Krimpcafé “Van krimp naar kwaliteit” door Marcel Tankink 10 mei 2012: Krimpcafé “Het maken van voorzieningspreidingsplannen” door m.m.v. van Grontmij, BMC en Weusthuis en STAMM 14 juni 2012: Krimpcafé “Een sociologische perspectief op bevolkingsdaling” door Nol Reverda
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Bijlage 2 Demografische ontwikkelingen in de gemeente Tynaarlo
Figuur 2.1, Herkomst bewoners vrijgekomen woningen 2005-2011
Figuur 2.2, Herkomst en leeftijd hoofdbewoners
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Figuur 2.3, Woningen betrokken door vestigers in gemeente Tynaarlo
Figuur 2.4, Bevolkingsontwikkeling gemeente Tynaarlo
Figuur 2.5, Migratie naar leeftijd 2005-2009
Figuur 2.6, Prognose bevolkings- en huishoudensontwikkeling
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Figuur 2.7, Bevolkingsopbouw gemeente Tynaarlo 2000 en 2010
Figuur 2.8, Waargenomen en geschatte aantallen leerlingen per school
De tellingen van 1 oktober 2011 zijn weergegeven onder 2012 Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Figuur 2.9, Ontwikkeling ruimtebehoefte (groepen) per school permanent
Figuur 2.10, Overzicht van de bevolking naar leeftijd, 2010-2040
Bron: Bevolkingsprognose XVIII provincie Drenthe (Provinciale staten van Drenthe, 2012)
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Bijlage 3 Knelpunten wet- en regelgeving volgens Regioplan(2011) De rondgang langs vele betrokkenen bij het krimpbeleid in zowel krimpgebieden als anticipeergebieden, heeft een negental knelpunten en daaraan gekoppelde toetspunten voor de opstellers van de Omgevingswet opgeleverd. Het betreft de behoefte om: Procedures kort en flexibel te houden Aansluiting te zoeken met de Crisis- en herstelwet ten behoeve van de ontwikkelingsgebieden/ gebiedsontwikkelingsplannen Flexibel gebruik van grond en gebouwen (experimenteerruimte, (langdurige) tijdelijke bestemmingen, afwerkingniveau na functieverandering) mogelijk te maken Mogelijkheden te krijgen om kosten bovenplans te verevenen Plancapaciteit te kunnen reduceren zonder het risico van schadeclaims Deze aanbevelingen vloeien voort uit knelpunten die we krimpspecifiek hebben bevonden, onder meer omdat ze in krimpgebieden veel vaker optreden en daar aanzienlijk grotere negatieve consequenties hebben. De 9 knelpunten zijn hieronder opgesomd. Knelpunt 1, Tijdrovendheid van procedures Knelpunt 2, Financiële risico’s bij wegbestemmen plancapaciteit Knelpunt 3, Onteigenen is moeilijk en kostbaar Knelpunt 4, Onderzoeksverplichtingen zijn talrijk Knelpunt 5, Rigide bestemmingsplannen Knelpunt 6, Te weinig mogelijkheden voor nieuw beleid via experimenteerruimtes Knelpunt 7, Kostendragers voor sloop ontbreken Knelpunt 8, Eisen bouwbesluit Knelpunt 9, Afschrijvingstermijnen te kort
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Bijlage 4 Opgaven Nationaal Belang regio volgens SVIR(2012) Het Rijk is verantwoordelijk voor het boeken van resultaten bij de 13 nationale belangen. Deze belangen worden in de SVIR genoemd maar hebben geen directe relatie met dit onderzoek. Om de samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, heeft het Rijk gebiedsgericht gekeken. Zo is er onderscheidt gemaakt tussen: Noordwest- Nederland, Utrecht, Zuidvleugel/Zuid-Holland, Brabant & Limburg, Oost-Nederland, Noord-Nederland, Zuidwestelijke Delta, Noordzee & kust en het Caribisch Nederland & Caribische Exclusieve Economische Zone. De gemeente Tynaarlo is gelegen in Drenthe en behoort tot de regio Noord-Nederland. De opgaven die van nationaal belang zijn in deze regio zijn: *Het versterken van Energyport Nederland als internationaal energieknooppunt en kenniscentrum voor energievoorziening en –transitie. *Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbinding, buisleidingen en het hoofdenergienetwerk. *De ontwikkeling van een robuust kustlandschap en zoetwatersysteem ter vergroting van de waterveiligheid en waterzelfvoorziening en het voorkomen van verdroging. *Het tot stand brengen en beschermen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 200-gebieden en het Werelderfgoed (de Waddenzee).
Figuur 4.1, Kaart Noord-Nederland
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo
Bijlage 5 Omgevingswet Was
Wordt
Belemmeringenwet Privaatrecht Crisis- en Herstelwet Interimwet stad- en milieubenadering Ontgrondingenwet Planwet verkeer en vervoer Spoedwet wegverbreding Tracéwet Waterwet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wet beheer rijkswaterstaatswerken Wet bodembescherming Wet geluidhinder Wet inzake de luchtverontreiniging Wet ammoniak en veehouderij Wet geurhinder en veehouderij Wet milieubeheer Wet ruimtelijke ordening
Omgevingswet
Figuur 5.1, Wetten in de Omgevingswet
Gekozen is om van de grond af aan een nieuw, samenhangend stelsel van omgevingsrecht te ontwerpen. Vijftien bestaande wetten (bijvoorbeeld de Waterwet, de Crisis- en herstelwet, de Wet ruimtelijke ordening) worden geheel geïntegreerd in de Omgevingswet. Twee wetten (Wet ammoniak en veehouderij) worden in zijn geheel ingetrokken, omdat de verantwoordelijkheid voor dit beleid verschuift naar provincies en gemeenten. Hiernaast is een tabel te vinden met welke wetten in de Omgevingswet geïntegreerd gaan worden. Volgens de planning zal de nieuwe Omgevingswet pas in 2014 inwerkingtreden. Een groot voordeel van de Omgevingswet is dat de instrumenten vereenvoudigen. Tientallen rechtsfiguren op het gebied van omgevingsrecht vervallen. Er blijven zes instrumenten over. De term bestemmingsplan verdwijnt, maar de functies blijven behouden, onder meer in de omgevingsverordening. De instrumenten die overblijven zijn:
Omgevingvisie: Dit is een strategisch plan waarin een bestuursorgaan keuzes in de fysieke leefomgeving in samenhang beschrijft. De integrale gebiedsdekkende omgevingsvisie komt in de plaats van de huidige vijf wettelijke sectorale plannen: de structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en het natuurbeleidsplan. Programma: Een programma wordt opgesteld daar waar actieve overheidsbemoeienis nodig is om normen te halen. Voorbeeld van een dergelijk programma is een Actieplan Geluid. In enkele gevallen zijn programma’s wettelijk voorgeschreven ter implementatie van Europese richtlijnen. Algemene regels voor activiteiten in de leefomgeving: Waar mogelijk wordt een beroep gedaan op algemene regels en zorgplichten. De regels worden versoberd, geüniformeerd en geïntegreerd. Omgevingsverordening: Op grond van de Omgevingswet maakt elke gemeente, waterschap en provincie één gebiedsdekkende verordening voor de leefomgeving. Op gemeentelijk niveau vervangt de omgevingsverordening een grote hoeveelheid bestemmingsplannen en verordeningen. Sommige gemeenten hebben nu meer dan honderd bestemmingsplannen. Omgevingsvergunning: Er komt één omgevingsvergunning en één bijbehorende procedure daar waar voor het uitvoeren van een activiteit een voorafgaande vergunning nodig blijft. De zelfstandige vergunningstelsels worden geïntegreerd, zoals die voor water, ontgrondingen en voor werkzaamheden aan en rond spoor en wegen. Daardoor ontstaat meer gebruiksgemak voor initiatiefnemers. Projectbesluit: Het projectbesluit komt in de plaats van diverse sectorale besluiten, zoals het inpassingplan en het tracébesluit. Daardoor wordt het omgevingsrecht overzichtelijker en kunnen besluiten over gebiedsontwikkelingsprojecten sneller worden genomen. De stroomlijning van het omgevingsrecht houdt ook in dat onderzoek ter onderbouwing van besluiten sneller en doelmatiger wordt. Zo wordt de procedure voor de m.e.r. geïntegreerd in de procedure voor het projectbesluit. Ook wordt de houdbaarheid van onderzoeksgegevens verlengd en komt er meer zekerheid over de status van de gegevens. Onderzoeksgegevens kunnen gemakkelijker opnieuw worden gebruikt. Sommige onderzoeksverplichtingen worden geschrapt. Al deze punten zullen positieve gevolgen hebben voor gemeenten om in te spelen op de demografische ontwikkelingen. Vooral de betere en snellere besluitvormingsprocessen en de integratie van wetgeving zijn winstpunten.
Geen krimp geven! December 2012
gemeente Tynaarlo