6 febrUARI 2013
Typografenstaking Januari 1913 Pagina 4
Nieuwe directeur Persmuseum Pagina 8
ui t g a v e v o o r v r i e n d e n v a n h e t
Laurens ten Cate
Biografie Friese hoofdredacteur Pagina 7
GPD opgeheven
Einde regionale nieuwsdienst Pagina 10
Nieuwe naam, zelfde blad De PersMus. Na jaren van ‘PersmuseumNieuws’ en vijf afleveringen van ‘BladSpiegel’ heeft de redactie van dit elektronisch magazine besloten de titel opnieuw te veranderen. Ons digiblad heet voortaan ‘de PersMus’. ‘t Klinkt warmer en huiselijker, het sluit nauw aan bij ons Museum en appelleert aan vlugschriftjes. Een persmus is ook het sympathieke broertje van de persmuskiet; het twittert en trippelt. Kortom: ‘t is allemaal iets minder zwaarwichtig en pretentieus. Het blad blijft hetzelfde, op kwartoformaat. De inhoud blijft serieus en toch luchtig. Alleen bovenin ziet u enige verandering. De redactie
Inktspotprijs 2012 in Persmuseum
FOTO: YELKE VAN VREE / HENK VEENEMAN
Onhandig en naïef tekent Pieter de waan van de week De tekenaar Pieter Geenen heeft de Inktspotprijs 2012 gewonnen voor de beste politieke spotprent van het jaar. De tekenaar is vooral bekend van zijn strips in Trouw en Vrij Nederland. Alle inzendingen voor de prijs zijn nu te zien in het Persmuseum. DOOR MARCELLA VAN DER WEG
G
een haar op zijn hoofd die eraan dacht. “Je stuurt zo’n tekening in, maar bij zo’n prijs gaat het er toch meer om dat je elkaar jaarlijks weer even ziet, het is altijd supergezellig. En dan plotseling… Het was écht een verrassing.” Geenen kreeg de prijs voor Daredevils, een strip die vorig jaar in Vrij Nederland werd gepubliceerd. Daarin halen gewone burgers opgewekt levensgevaarlijke toeren uit in een circus. Zij trekken zich ondertussen weinig aan van de politieke realiteit van de dag. De jury noemde de humor van Geenen haarscherp en vond het verrassend dat de prent niet over politici gaat, maar over het volk. Volgens de jury analyseert Geenen “op een bedrieglijk naïeve poppenkastmanier de waan
Pieter Geenen en Kees van Kooten. van de week en de hype van de dag.” Dat Kees van Kooten deze keer voorzitter was, maakte het voor Geenen nog nét even mooier. “Als hij niet in de jury had gezeten had ik de prijs denk ik niet gewonnen.” Uit de woorden van Van Kooten maakte Geenen op dat de voorzitter aandachtig naar zijn werk heeft gekeken en er ook iets voor voelt. “Dat maakt de prijs helemaal goed. Het was niet zo maar een vriendelijkheidje. Kees van Kooten is een insider, hij houdt van humor en heeft een kijk op meningen.” En hij deelt misschien wel Geenens satirische doch hoopvolle kijk op de dingen. Onnozel In de aanloop naar de prijsuitreiking vroeg
NRC-kunstredacteur Pieter van Os zich af waar Daredevils eigenlijk over gaat. “Kritiseert de prent een viering van onnozelheid?”, zo wierp hij op. En daar baalde Geenen toch een beetje van. “Het gaat helemaal niet over de onnozele burger! Integendeel! De strip gaat er juist over dat je prima kunt leven zonder al die Pauw & Wittemannen en die kranten. Natuurlijk, het land moet gerund worden, maar dat wil niet zeggen dat alle mensen daar van minuut tot minuut mee bezig moeten zijn. Je kunt prima gelukkig zijn en een goed en constructief leven leiden zonder dat je weet wie de fractievoorzitter van GroenLinks is.
A Lees verder op pagina 2
2
PersMus
ook hebben over het gebrek aan vertrouwen in verschillende instituties, dat leeft langer.” Ondanks dat brede aanbod zijn er toch wel eens “afschuwelijke momenten” waarop Geenen zonder inspiratie zit. “Ik teken zes keer per week voor Trouw en een keer per week voor Vrij Nederland. Dat is best veel en je wilt toch elke keer weer lekker vers zijn, niet voorspelbaar worden.” Voordeel is wel dat hij, mocht het eens niet lukken, zich direct de volgende dag kan revancheren. “Die tekening blijft dan niet een week hangen.” De jury prees Geenen ook om zijn beeldgrappen – zie de borsten van Luchtige Lia. De tekenaar noemt zijn eigen tekenstijl onhandig, wat naïef – maar dat is heel bewust. “Die kinderlijke stijl vind ik mooi en ik ben nog steeds op zoek naar hoe ik die het beste kan tekenen. Ik zoek het ontroerende, het aandoenlijke. In het begin tekende ik doelbewust een onzeker lijntje, een beetje bibberig, dat leek me daarbij passen. Maar daar ben ik van teruggekomen, je kunt ook op een andere manier onhandig zijn. Ik ben niet argeloos, maar die stijl zoek ik wel.” ■
Politiek in Prent D De winnende prent van Pieter Geenen. “Journalisten denken vaak dat de politiek het centrum van de wereld is, maar dat wordt gewoon overschat en je bent niet onnozel als je dat niet op de voet volgt. Misschien ben je juist wel een beetje idioot als je dat allemaal zit bij te houden en voortdurend ingezonden brieven schrijft. Mensen zijn allemaal op hun eigen manier druk bezig, met hun kinderen, met hun werk, met van elkaar te houden. Dat is helemaal niet dom of asociaal. Integendeel, het is eerder een bevrijding om te kunnen zeggen: daar houd ik me even niet mee bezig.” De blik van de burger spreekt Geenen het meest aan, maar begrip voor de politicus heeft hij ook. “Je hebt als politicus ook te maken met een werkelijkheid waarmee je moet dealen. Iedereen begreep dat er bezuinigd moest worden, maar toen Rutte en Samson net aan de slag gingen riep iedereen: Ja, prima, maar niet bij mij. Terwijl zij toch ergens moeten beginnen. Dus ik probeer voor iedereen
begrip te hebben, maar als tekenaar moet je een kant kiezen, anders nuanceer je het dood. Dat werkt niet. En af en toe woedend worden is ook lekker.” Chroniqueur Geenen ziet zichzelf eerder als een satirisch chroniqueur van het huidige tijdsgewricht dan als een politiek tekenaar pur sang. Het moderne leven is zijn bron. “Ik heb ooit een tekst uit een boek van de Amerikaanse auteur Tom Wolfe overgeschreven: ‘Look, this is how people live today’. Dat is mijn terrein: van Estelle Gullit en Badr Hari tot de kwantumtheorie en alles daartussenin, dus dat is heel breed.” Maar zijn tekeningen gaan altijd over de actualiteit. “Ik hink op twee soorten actualiteit: die van de dag en die van de tijdgeest. Vandaag gaat het over de Fyra, dat is over een week waarschijnlijk weer voorbij. Maar je kunt het
e tekeningen van alle genomineerden voor de Inktspotprijs 2012 zijn nu te zien in het Persmuseum, aan de Zeeburgerkade te Amsterdam. De tentoonstelling Politiek in Prent kan er tot en met zondag 17 maart worden bezocht. Tijdens de opening van de expositie op 14 februari is ook de winnaar van de Junior Inktspotprijs bekendgemaakt, waarvan de jury bestaat uit leerlingen van het voortgezet onderwijs. Voor de tweede achtereenvolgende keer werd de tekenaar Argus (René Leisink) winnaar, deze keer met een actuele prent over het boerkaverbod. We zullen er in het komende nummer van de PersMus uitgebreid aandacht aan besteden.
PersMus
3
Krasseknarrenkrantjes Ineens schieten ze overal uit de grond: digitale blaadjes van en voor exwerknemers van kranten en tijdschriften. Een overzicht van enkele van deze knarrenkrantjes. DOOR BERT STEINMETZ
E
ind januari verscheen het eerste nummer van de Paroliebol, orgaan voor (u voelt hem al) voormalige medewerkers van Het Parool. Bijna tikte ik het geëigende cliché ‘rolde van de persen’, maar dat is er nu juist niet bij. Geen persen, niks rollen. De Paroliebol wordt als pdf-bestand rondgemaild naar lieden uit de doelgroep en andere belangstellenden. Het initiatief is genomen door eindredacteur Paul Westink en opmaakredacteur Lucy Prijs, die eind 2012 als 60-plussers gebruik maakten van een vertrekregeling; onderdeel van een inkrimping van de Paroolredactie. “Lucy gaf een afscheidsborrel thuis, begin december, en kwam daar met het idee”, vertelt Westink. “Dat leek me heel leuk, en we zijn meteen begonnen. Maar het blijft een aardigheidje hoor, we zijn niet zo ambitieus.” Ze mikken voorlopig op eens per maand; het eerste nummer heeft al zo’n honderd adressen bereikt. Prijs, die voordat zij bij Het Parool kwam als vormgeefster bij de Volkskrant werkte, kende van daar de Volksknar, een soortgelijk digitaal blaadje voor journalisten die bij die krant hebben gewerkt. Jacques de Jong, drijvende kracht achter de Volksknar, kreeg Lucy op bezoek om van hem te horen hoe je zo’n blaadje in elkaar moet zetten. Dat leidde eind december meteen tot een interview met Prijs in aflevering 209 van de Volksknar, plus de aankondiging van het verschijnen van de Paroliebol. Zo’n zuiver geval van kruisbestuiving kom je zelden tegen. Trouwens, een paar maanden eerder kreeg De Jong ook al bezoek om dezelfde informatie. Bert Bommels, in 2000 bij Elsevier vertrokken, en zijn collega Jan-Maarten de Winter
(sinds 2010 weg) wilden voor hun lotgenoten het ‘digiblad’ XELSE4 maken. Om de verknoping nog gordiaanser te maken: Bommels is ook oud-verslaggever van Het Parool. Hoe het ook zij, ineens zijn er al drie van dit soort blaadjes. En de trouwe lezer van dit Persmuseum-orgaan kan het niet zijn ontgaan, dat ook de PersMus geïnspireerd is door de Volksknar... Jacques de Jong (nu 74) was al jaren weg bij de Volkskrant, toen hij het zat begon te worden: je zag allerlei oud-collega’s bij feesten van de krant en bij begrafenissen, en verder niet. “Ik had jarenlang tekeningen gemaakt van de collega’s, en wilde die eens kwijt. Zo ging ik die per mail versturen, en daar schreef ik dan een stukkie bij, over wat die collega nu aan het doen was.”
In april 2005 verscheen aldus de eerste Volksknar, toen nog maar één A4-tje. Maar een half jaar laten meldde Han van Gessel (nu 71) zich bij hem, die wel een idee had hoe je zo’n blaadje kon aanpakken. Zo kreeg het de vorm die het uiteindelijk nog nog steeds heeft, met doorgaans vier A4-tjes. “Het was allemaal hobby”, vertelt De Jong, “liefdewerk oud papier. Ik heb me die opmaakprogramma’s helemaal eigen moeten maken. Joh, daar zitten uren studie in. Nu vraag ik toch wel een kleine bijdrage, anders gaat het me te veel kosten; vooral de reizen.” En hij heeft ook nog twee postabonnees; een daarvan is Remco Campert. De oplage bedraagt inmiddels zo’n driehonderd adressen; het aantal lezers is veel groter. De Jong: “Het aardigste vind ik dat het ook op de redactie van de Volkskrant wordt gevreten!” Dat is geen wonder, maar in de roerige tijden rond het avontuur met de Britse sprinkhaaninvesteerder Apax en de overname van PcM door de Belgische Persgroep viel in de Volksknar menigmaal informatie te lezen die de abonnees van de Volkskrant niet te weten kwamen. De Volksknar heeft in al die nu al bijna acht jaar een waanzinnige frequentie weten vol te houden: elke twee weken. “Maar we gaan nu het tempo wat minderen”, kondigt De Jong aan. “Veel medewerkers kunnen het niet meer bijbenen. Maar ja, ik vind het leuk en doe het graag.” Bert Bommels (ook 74) hoorde vorig jaar van het bestaan van de Volksknar, en dacht meteen: dat zouden wij voor de ex-Elsevierders ook moeten maken. “Maar ja, Jan-Maarten en ik zijn beiden niet zo bedreven op de computer, dus we laten de opmaak door de studio van Elsevier doen. We denken een keer of zes per jaar een blaadje te maken.” In december verscheen nummer 2, vijf pagina’s, en nu al is de oplage een kleine tweehonderd. “We waren verbaasd over het enthousiasme waarmee de XELSE4 ontvangen werd”, zegt Bommels. Ook zijn uitgave vindt gretige lezers op de redactie van het weekblad. Jacques de Jong vindt het fantastisch dat zijn Volksknar steeds meer navolging krijgt. En ook al wordt het allemaal voor de lol gedaan, deze digitale blaadjes schrijven ook persgeschiedenis. Ze worden dan ook mooi bewaard in het Persmuseum. ■
PersMus
FOTO’S: SPAARNESTAD PHOTO / ARCHIEF ‘HET LEVEN’
4
De lege zetterszaal met letterkasten bij drukkerij De Spaarnestad te Haarlem.
Typografen zegevieren na vier weken staking Honderd jaar geleden brak een typografenstaking uit. Zetters en drukkers van alle gezindten wonnen en de rechter vond de staking nog redelijk ook. Maar Bijltje van De Standaard zag gehoorzaamheid en tucht teloor gaan. DOOR PAUL ARNOLDUSSEN
E
en jaar van felle klassenstrijd” was 1913, schrijven Ger Harmsen en Bob Reinalda in hun boek ‘Voor de bevrijding van de arbeid’. Sigarenmakers, bouwvakkers, textielarbeiders en anderen zorgden voor een ongekend aantal stakingen van 427 en een record van bijna een miljoen stakingsdagen. In Amsterdam droegen de typografen bij: op 6 januari brak een staking uit die vier weken zou duren, waar z’n negenhonderd typografen aan deelnamen en die werd gewonnen: een opsteker na een verloren staking in 1900. Uiteraard ging het in eerste plaats om het loon, en daarbij om vakantiedagen, om doorbetaling bij huwelijk en sterfgeval. Maar de
patroons , goeddeels georganiseerd in de Amsterdamsche Drukkers Vereeniging ADV waren doodsbang dat het ook ging om een verschuiving van de machtsverhoudingen in de branche ten koste van de werkgevers. Maar zo hoog heeft het niet opgespeeld, de situatie werd niet revolutionair. De Standaard Bij het Algemeen Handelsblad en het Telegraafbedrijf duurde de staking amper een dag, de directies capituleerden vrijwel meteen. Maar dagblad De Standaard verscheen niet tot 31 januari. Veel boeken liepen vertraging op, een heleboel periodieken moesten een nummer overslaan.
De staking werd geleid door de Algemeene Nederlandsche Typografenbond, die toen nog niet, maar later dat jaar wel, was aangesloten bij het NVV. En dus ook geen financiële steun kreeg van de landelijke vakvereniging. Afdelingen en individuele leden gingen wel met steunlijsten rond. Bijzonder voor die tijd: de samenwerking met de gelovigen. De Christelijke typografenvereniging Nut en Genoegen sloot zich aan en de Rooms Katholieke Grafische Bond. Hun woordvoeder Van Eijndthoven: “Wanneer wij vroeger als katholieken een staking zouden geproclameerd hebben, zouden wij een pak slaag hebben gekregen. Doch sinds de encycliek Rerum Novarum (1891, - red.) verscheen, is ons de
PersMus
5
De zetters gingen na één dag staking echter alweer aan het werk. plicht opgelegd op te komen voor onze vakbelangen. Wij zijn verplicht met majesteit voor onze lotsverbetering te strijden. Wij zullen echter nooit iets doen, wat in strijd is met de rechtvaardigheid.” Een staking gaat gepaard met posters, stakers die hun ‘maffende’ collega’s proberen over te halen aan de staking deel te nemen. Ze kwamen aan de orde in een artikel in dagblad Het Volk. Aanleiding was een klacht van ‘Bijltje’ – het pseudoniem waaronder Standaard-directeur R.C. Verwyck in zijn eigen krant schreef – dat er geen gehoorzaamheid en tucht meer was in de verhouding van de arbeider tot de patroon. Nou, er was enorm veel tucht, stelde de krant vast. De ‘typo’s’, zoals ze in zeer hedendaags aandoend jargon werden genoemd, “gehoorzamen stipt aan de bevelen die hun worden verstrekt; maar alleen aan bevelen van de organisatie. Die deelt de lakens uit. Als die zegt ‘posten!’ , dan wordt er gepost, nacht en dag, weer of geen weer; de mannen staan in sneeuwjacht en in regen; in modder en in wind, precies zo lang als de organisatie het beveelt.” Ontslagen De patroons stelden tegenover de staking het wapen van de uitsluiting. Ontslag op staande voet, de arbeiders noemden het een ‘rancu-
Werkgever: “De mens in de arbeider is mij niets, het werkbeest is mij alles”
Een enkeling ging nog wel ’s avonds naar huis, begeleid door twee politiemannen en een r.k. geestelijke. Daar ontstond rumoer. Het zou, aldus De Tijd, hier gaan om een jongen die in een tehuis zat, daar verplicht moest terugkeren en de geestelijke was zijn vaste begeleider daar.
nemaatregel’, maar het was destijds een nog redelijk geaccepteerde zaak, onderdeel van de ‘onderlinge solidariteit’ van de werkgevers. De uitgevers maakten afspraken over die ontslagen, en ook, landelijk, over tijdelijke overname van elkaars klanten. Daar reageerden typografen dan weer op met een weigering ‘besmet’ werk te doen. De strijd was hevig bij Het Kasteel van Aemstel waar De Tijd werd gemaakt. De katholieke krant bleef verschijnen dankzij werkwilligen die, uit angst voor de posters, dag en nacht op het bedrijf aan de Nieuwezijds Voorburgwal te Amsterdam vertoefden. Daar werden ‘de onderkruipers’, aldus het socialistische Het Volk, “getrakteerd op biefstuk en pudding.” “Terwijl een loonsverhoging werd geweigerd die in het gezin der typo’s waarlijk nog geen overdaad brengt, hebben zij een nieuwe kijk kunnen krijgen op de aard van de patroonsliefde. Werkgever Wierdels verkondigde van de daken de moraal: de mens in de arbeider is mij niets, het werkbeest is mij alles.”
Vrijwaring Tijd-directeur Ferdinand Wierdels stuurde brieven naar stakers waarin hij met ontslag dreigde, maar bij inkeer bereid was de arbeider “per rijtuig laten afhalen”. Dat was weer om de posters te ontlopen. “Tegen verlies van bijdrage uit de stakingskas zal ik, bij uw komst, u vrijwaren.” Een ander mocht terugkeren maar slecht “nadat hij zijn spijt had betuigd”. De uitsluiting werd wel een precaire zaak, hoewel Het Volk vaststelde dat een patroon nogal slordig met de ontslagbrieven omsprong. “Hij gaf ze, ongetekend en ongeadresseerd, gebonden in een rolletje, aan een der posters, met het verzoek ze maar uit te delen. Wel een aanwijzing, dat de patroons het zelf met deze brievenschrijverij niet zo ernstig menen.” Dat viel toch tegen. Terwijl er al overeenstemming was over de arbeidsvoorwaarden dreigde de staking toch voortgezet te worden door het aantal ontslagen. Uiteindelijk vond men op 3 februari een compromis: 43 collega’s die door de staking werkloos waren geworden
6
PersMus
Het stakingscomité in vergadering bijeen. en het nog steeds waren zouden zo spoedig mogelijk bij hun voormalige werkgever of elders terecht kunnen. “Om dit te bevorderen zal overwerk achterwege blijven, en zal geen Amsterdams werk in de provincie worden gemaakt. Werklieden van buiten zullen niet worden aangenomen.” Het Algemeen Handelsblad kon op 8 februari melden dat in de meeste drukkerijen het gehele personeel teruggenomen was, “terwijl enkele firma’s zelfs het aantal hunner werklieden hebben uitgebreid. Behalve voor de afwikkeling der lopende zaken, functioneert het stakerscomité thans ook als arbeidersbeurs.” Loonsverhoging De uitkomst van de staking: een ruime salarisverhoging. Een ervaren machinezetter ging minimaal 17 gulden en 10 cent per week verdienen, dat was oorspronkelijk15 gulden; een handletterzetter ging van 13 gulden 20 naar 14 gulden 82. Bij een werkweek van 57 uur overigens. (De gulden van toen heeft nu een koopkracht van zo’n 22 euro.) Het aantal vakantiedagen ging van drie naar vier. De staking had nog twee opmerkelijke staartjes. B.C.E. Zwart, voorzitter der Amsterdamsche Drukkers Vereeniging en directeur van drukkerij Ellerman en Harms, werd door zijn eigen club geroyeerd. Hij had geen arbeiders
uitgesloten en had ook geen werk van derden geaccepteerd. En op 21 februari sprak de Amsterdamse kantonrechter rechter Hiltermann zich uit. Enige drukkerijen, waaronder De Bussy, hadden van stakende arbeiders schadevergoeding geëist. Hiltermann verwierp de eis, en noemde de staking in zijn vonnis ook redelijk en verschoonbaar. Daar kwam nogal wat kritiek op, onder meer van het Algemeen Handelsblad. Maar ook van David Wijnkoop die zich toen nog sociaaldemocraat noemde en later legendarisch communistenleider werd. Wijnkoop: “Het Handelsblad heeft slechts bezwaar tegen dit vonnis, omdat het niet in het voordeel der patroons uitviel. Het blad weet dat het in het algemeen op de rechterlijke macht voor zijn klasse kan rekenen. Het vertrouwt hun daarom de uitspraak in maatschappelijke vragen in het algemeen terecht met grote gerustheid toe. Het proletariaat komt evenwel, ondanks de gunstige uitzondering van dit ene geval, op tegen de praktijk, dat de rechterlijke macht zich tot een beoordelaar van sociale kwesties opwerpt. Wij eisen de lekenrechtspraak, de volksjury.” De discussie over de rol van de rechter bij stakingen is in de eeuw daarna niet geluwd. ■
De beroepsonderkruiper en de typografenstaking, een tekening van Albert Hahn: “Nee, in Amsterdam is het niks voor me. Daar mot je nou leze kenne.”
PersMus
7
‘Frijbûtser’ en gevreesd commentator Laurens ten Cate, socialistisch journalist Laurens ten Cate (19221984) was journalist én politiek activist. Als hoofdredacteur van de Friese Koerier maakte hij indruk met zijn opinieartikelen. “Wil er ooit nog iets veranderen, dan moeten er permanent een paar mensen woedend zijn. En daar hoor ik bij.” Ayolt de Groot schreef een biografie. DOOR HENK SCHAAF
FOTO: JOHANNES DOEDES DE JONG
R
echts zal zijn vingers niet aflikken bij dit verhaal. Want Laurens ten Cate was een uitgesproken linkse journalist en een geëngageerd partijganger. Maar links hoeft zijn vingers hier ook niet bij af te likken, want hij was een horzel in de pels van de PvdA. Gevreesd werd hij, om zijn vlijmscherpe commentaren in ‘zijn’ Friese Koerier en (later) de Leeuwarder Courant. Als journalist past hij in de naoorlogse rij Romme (Volkskrant), Klaas Voskuil (Vrije Volk), Maarten Vrolijk (NRC). Hoofdredacteuren van verzuilde kranten, “bekende persoonlijkheden met een mening die er toe deed”, aldus Piet Hagen in zijn boek ‘Journalisten in Nederland’. Maar nu, ruim 25 jaar na zijn dood is Ten Cate in de journalistieke geschiedenis tot voetnoot gereduceerd, stelt Ayolt de Groot vast. Hij heeft met dit portret de Friese ‘frijbûtser’ alsnog een plek in de pershistorie gegeven. “De enige regionale journalist met landelijk gezag”, noemde Martin van Amerongen hem ooit, ondanks het feit dat zijn krant nooit veel meer dan twintigduizend abonnees telde.
Heerenveen Het socialisme was de dokterszoon uit Bolsward zeker niet met de paplepel ingegoten. Via een linkse dominee, een vriend van de familie, maakte Ten Cate er als jongeman kennis mee. Toen hij in augustus 1945 voor de journalistiek koos, belandde hij allereerst als leerling bij Het Vrije Volk. Zijn ster rees snel nadat hij er in was geslaagd de oorlogsmisdadiger Arnold Meijer op te sporen. In 1952 keerde Ten Cate terug naar Friesland en betrad er de Heerenveense burelen van de Friese Koerier, als adjunct-hoofdredacteur. Het Tweede Kamerlid Fedde Schurer was hoofdredacteur. En
hij voelde er zich direct thuis. De Koerier was links, maar absoluut geen partijorgaan. Het blad was tegendraads en sloot daarmee nauw aan bij de lezers, eenvoudige boeren en arbeiders in de Zuidoosthoek. Met honderden abonnees voerde Ten Cate gesprekken, om daarna de formule van de krant om te bouwen en “ons publiek een krant te leveren die het waardeert”. Hij voedde zijn redacteuren op tot échte journalisten, leerde hen kort en helder te schrijven. Toch was hij er de man niet naar om zijn dagen te slijten op het redactiekantoor. Hij trad op in radioprogramma’s, was verbonden aan
8
PersMus
het satirisch tv-programma ‘Marimba’ en gaf lezingen in het land. Ten Cate, daar kon je niet omheen. Ook in fysieke zin niet. Imposante baard, priemende ogen, een stem als een bronzen klok. Partijpolitiek Ten Cate leverde dagelijks een bijdrage aan het debat met zijn hoofdartikel dat “meer [was] dan alleen maar een kanttekening bij de gebeurtenissen van alledag”. Zijn denkwereld verschilde wel sterk van die van de meeste lezers. Hij was de super-intellectueel die zich omringde met de gebundelde lessen van erkende filosofen. Hij bewonderde de atoompacifist Bertrand Russell en volgde diens ethische en politieke opvattingen. Sommige van Ten Cates commentaren over de grote wereldproblemen gingen de modale abonnee ‘Jonker uit Jubbega’ dan ook ver boven de pet. De linkse journalist stortte zich ook in de partijpolitieke arena. Hij ondertekende het
pamflet ‘Tien over Rood’ van de groep Nieuw Links in de PvdA. De “messias uit Oranjewoud met zijn Domela Nieuwenhuis-achtige baard” (aldus André van der Louw) mengde zich voluit in de discussie over noodzakelijke partijvernieuwing. Maar hij ontwikkelde een haat-liefdeverhouding tot de PvdA en toonde zich jarenlang een verklaard tegenstander van Joop den Uyl. Zowel in de krant als op ledencongressen trok Laurens ten Cate van leer tegen de behoudzucht. Hij zou later als columnist van de Haagse Post hier een extra dimensie aan toevoegen. Het waren opmerkelijke bijdragen aan de opinies in het liberaal getinte HP. Ayolt de Groot vertelt hoe Ten Cate zijn eigen redactie overviel toen hij in 1969 zelf het initiatief nam tot een volledige fusie van de noodlijdende Friese Koerier met de Leeuwarder Courant. De Koerier verdween, de linkse opinies bleven behouden, met instemming van de liberale hoofdredacteur Eddy Evenhuis. Ten Cate zou, ook nadat hij in 1972 een ernstig
verkeersongeluk had gekregen, zijn commentaren blijven schrijven. Niet meer dagelijks, en ook niet meer uit het hoofd. De Groot: ”Want dat fenomenale geheugen, dat hem bij zijn altijd zo goed van pas was gekomen, was hij kwijt.” Scriptieprijs Ayolt de Groot (Leeuwarden, 1984) studeerde economie en journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Met de biografie heeft hij de Villamedia Scriptieprijs 2011 gewonnen. Het meest opmerkelijk is het hoofdstuk over de studententijd van Ten Cate. Hij tekende in 1943 als student de loyaliteitsverklaring en heeft dit lang angstvallig verzwegen. “Een ongemakkelijk oorlogsgeheim”, noemt de auteur dit terecht. ■ “Laurens ten Cate. Portret van een socialistisch journalist”; 180 blz. Uitg. Bert Bakker. € 19,95.
Nieuwe directeur Niels Beugeling is per 1 maart de nieuwe directeur van het Persmuseum. Beugeling (47) is sinds 2003 hoofd collecties, projectleider en samensteller van vele tentoonstellingen in het Persmuseum.
N
iels Beugeling volgt Angelie Sens op, die per 1 januari na tien jaar directeurschap bij het Persmuseum is vertrokken. Beugeling werd toen al aangesteld als tijdelijk directeur. Niels Beugeling ziet zijn nieuwe functie als een grote uitdaging, zeker nu het Persmuseum het met minder subsidie moet doen. Beugeling: “Het lijkt me geweldig het Persmuseum te laten meegroeien in het museumlandschap dat de komende jaren gaat veranderen en waarin nieuwe vormen van samenwerking
Niels komt, Angelie gaat. zullen ontstaan.” Niels Beugeling werd in 2012 al voorzitter van de Stichting Pers en Prent die jaarlijks de Inktspotprijs voor de beste politieke prent uitreikt. Voordat hij bij het Persmuseum kwam, werkte Beugeling als conservator bij Slot Zuylen bij Utrecht en bij diverse musea in Nijmegen (onder andere Het Valkhof) en Kleef. Angelie Sens werd op 22 januari uitgeluid in een drukbevolkt en feestelijk versierd Persmuseum. Van de museumstaf, het bestuur,
de leiding van het IISG en de Vrienden kreeg ze een koffer met voldoende papiergeld voor een mooie reis samen met haar man Marien. Ze kan thuis bovendien een wand vullen met de speciaal voor haar gemaakte prenten van al die tekenaars die in het museum zo’n warm welkom kregen. Peter van Straaten deed zelfs een klemmend beroep op Sens toch maar te blijven. Daarop werd met veel instemming gereageerd. Maar toen was nog niet bekend wie haar opvolger zou worden. ■
PersMus
9
GPD verdwijnt na driekwart eeuw
De titel verdwijnt van de gevel van het redactiegebouw te Rijswijk.
Op 31 december 2012 hebben GPD-journalisten afscheid genomen van hun persdienst. Verzameld in de werkkamer van hoofdredacteur Jos Timmers werd het allerlaatste stuk op het net gezet – een onwerkelijke handeling. DOOR MAURICE WILBRINK
O
nwerkelijk: de GPD was een journalistieke machine waarbij, zoals het nieuwsproces dicteert, er nooit sprake kon zijn van ‘een laatste stuk’. Er was áltijd weer morgen, en nieuw nieuws, 76 jaar lang. Toen in juni 2012 het pijnlijke besluit was gevallen om de Geassocieerde Persdiensten op te heffen drong door dat er een instituut verloren ging. Collega’s van aangesloten regionale dagbladen beschreven in brieven met hoeveel plezier zij ooit mooie klussen voor de GPD hadden gedaan, er een leerzame detacheringsperiode hadden doorgebracht, of jarenlang hun krant hadden verrijkt met GPDkopij. Veel woordvoerders beseften ook dat een belangrijke journalistieke organisatie in het medialandschap verloren ging. Met de GPD bereikten ze een bijna landelijke dekking, de GPD was een betrouwbare dienst, produceerde transparante stukken en gaf feiten voorrang boven meningen.
En de GPD’ers zelf realiseerden zich in een lange, waardevolle traditie te staan: de persdienst was sinds de jaren dertig van de 20ste eeuw een succesvol samenwerkingsmodel geweest waarmee volwassen dagbladen konden worden gemaakt. Miljoenen lezers van Friesland tot in Vlaanderen plukten daar dagelijks de journalistieke vruchten van. Uitwisseling De GPD, in 1936 opgericht als Groote Provinciale Dagbladen en twee jaar jonger dan het ANP, was een instrument van regionale kranten die wilden concurreren met de landelijke dagbladen. Het was een middel tot samenwerking – samen ben je sterker – kosten delen, expertise-uitwisseling, personeelsuitwisseling. Via de GPD wisselden de kranten ook hun eigen artikelen uit en de GPD-redactie zorgde voor landelijke en internationale kopij. De GPD had inkoopkracht: ze hield veel freelancers aan het werk en kon grote enquêtes
FOTO: GPD
Regionale persdienst kon concurreren met landelijke dagbladen
10 PersMus
laten uitvoeren over actuele onderwerpen. De grootste bloei beleefde de GPD in de jaren ‘90. Steeds meer regionale kranten sloten zich aan, en hoofdredacteuren van GPD-kranten wisten extra budget los te krijgen dat deels naar de GPD ging. Die ontwikkelde tal van initiatieven ter versterking van de dienstverlening aan de kranten: deelredacties konden steeds meer specialismen erop na houden, het correspondentennetwerk werd versterkt, er ontstond een speciaal geëquipeerd team voor oorlogs- en crisisverslaggeving. Collega’s van de aangesloten kranten konden zich bij de GPD laten detacheren. Tientallen regio-verslaggevers maakten zo kennis met landelijke journalistiek, en keerden met nieuwe ervaring terug naar hun redactie waar ze vervolgens vaak een hogere functie kregen. Er werden regelmatig ad hoc-projecten opgezet waar GPD-verslaggevers intensief samenwerkten met specialisten van de kranten. Het leverde waardevolle artikelen op en versterkte de band tussen de Haagse GPD en de regionale redacties. VNU-bladen De toetreding van de VNU-kranten, die begin deze eeuw door Wegener werden overgenomen, vormde een bekroning voor de positie die de GPD in de voorliggende tijd had weten in te nemen. De GPD werd er echt landelijk door, en bediende 1,8 miljoen abonnees. Het bedrijf bood tientallen journalisten een veelheid aan functies, en veel redactionele vrijheid en carrièrekansen. De professionalisering van het vak kon ook op de GPD-redactie plaats vinden: al in de jaren negentig was duidelijk geworden dat ze zich diende te onderscheiden van het ANP, en moest zoeken naar dagelijkse toegevoegde waarde. Met die aanpak werd de werkrelatie tussen de kranten en de GPD hechter en minder vrijblijvend. De kranten, die hun inkomsten zagen
slinken, gingen meer leunen op de club in Den Haag. Hele pagina’s waren GPD-gekleurd. Dat gaf de journalisten bij de GPD ook de verantwoordelijkheid die zij wilden: “Er werd op ons gerekend.” Dat bleek vanouds bij uitstek in crisismomenten: als een prins onder een lawine verdween, een kabinet viel, een Joegoslavische president werd gearresteerd en overgebracht naar het oorlogstribunaal, of op 11 september 2001. De GPD-redactie mobiliseerde op dat soort momenten enorm veel energie, en de lezers profiteerden. Bij zulke ingrijpende nieuwsfeiten werden in een etmaal bergen verzet. Dat was op te brengen, omdat men zeker wist dat die kopij zo de krant in zou lopen. Dat was bij de reguliere kopij altijd afwachten, en dat hinderde de GPD-verslaggevers ook wel eens. Bronnen begrepen niet altijd waarom de ene krant een stuk wel, en de andere het niet opnam. De GPD had toch voldoende gespecialiseerde verslaggevers beschikbaar om journalistiek voorop te lopen in allerlei dossiers. Dat heeft talloze stille primeurs opgeleverd: verhalen die de rest van journalistiek Nederland pas later zou oppikken. Ze werden lang niet altijd naar waarde geschat door de aangesloten kranten, en dat was ook een beetje de tragiek van de GPD. Ze kon haar kwaliteit minder goed etaleren als andere landelijke media. De GPD verdwijnt op een kritiek moment in de Nederlandse dagbladjournalistiek. Het is de vraag hoe regionale dagbladen alle internetuitdagingen en de veranderende mediapreferenties bij lezers zullen overleven. De les uit de rijke GPD-geschiedenis is dat samenwerking daarbij loont. ■ Maurice Wilbrink werkte van 1990 tot eind 2012 bij de GPD als algemeen verslaggever, politiek-departementaal redacteur, chef buitenland en redacteur economie. Hij is nu woordvoerder bij PGGM.
Bij de GPD waren tot eind 2012 aangesloten: Het Belang van Limburg (te Hasselt), BN/De Stem, Brabants Dagblad, Dagblad van het Noorden, Eindhovens Dagblad, Gazet van Antwerpen, De Gelderlander, Haarlems Dagblad / Leids Dagblad / De Gooi- en Eemlander, Leeuwarder Courant, Limburgs Dagblad / De Limburger, Nederlands Dagblad, Noordhollands Dagblad, Het Parool, Provinciale Zeeuwse Courant PZC, De Stentor, Twentse Courant Tubantia.
Elfstedentocht ´63
D
e barre Elfstedentocht van 1963, nu vijftig jaar geleden, is onderwerp van een speciale expositie die het Persmuseum heeft opgezet in het WTC-Expo in Leeuwarden. Het Persmuseum levert krantenartikelen, vooral uit Het Parool, Het Vrije Volk en De Waarheid, en in het bijzonder de tekening die Peter van Straaten toen maakte voor de voorpagina van Het Parool. Maar ook tal van andere culturele instellingen doen mee. Beeld en Geluid heeft een filmverslag van de bijzondere tocht samengesteld, op basis van alle fragmenten die zijn verzameld voor de spraakmakende uitzending van Andere Tijden Sport. De erfgoedbewaker Het Tresoar en het Fries Museum stellen materiaal ter beschikking, zoals dertig groot afgedrukte foto’s en kruisjes, stempelkaarten en soortgelijke parafernalia. Het Persmuseum is zeer gelukkig met deze samenwerking, alsof na de financiële kaalslag door het kabinetsbeleid de cultuursector spontaan heeft besloten elkaar te helpen waar dat maar kan. ‘Barre Elfstedentocht 1963’ is tevens de eerste reizende tentoonstelling van het Persmuseum van dit jaar. Ervaringen de afgelopen jaren hebben bewezen dat op deze manier de door de rijksoverheid geëiste verdubbeling van de bezoekersaantallen prima valt te bereiken. De tentoonstelling in Leeuwarden is 25 januari geopend en nog tot 25 februari te zien.
Gijzeling In BladSpiegel 5 (kerstnummer december 2012) stond een verhaal over de gijzeling van vier journalisten: Hans Smits, Jos Schneider, Trix Betlem en Henja Schneider door een Algerijnse terrorist in 1963. Bij de eindredactie zijn ten onrechte twee alinea’s ingekort en vervolgens samengevoegd tot één alinea. Daardoor lijkt het nu alsof Smits bij Het Vrije Volk werkte en over zijn angstig avontuur verslag uitbracht aan de hoofdredactie van HVV. Hij was echter verslaggever bij Het Parool. Jos Schneider daarentegen werkte bij Het Vrije Volk, zoals ook elders uit het artikel blijkt.
PersMus
11
Agenda Persmuseum Politiek in Prent 2012
Koningin Beatrix en de Politieke Prent
A
Tot en met zondag 17 maart is in het Persmuseum de tentoonstelling Politiek in Prent 2012 te zien. De beste politieke tekeningen van het afgelopen jaar zijn hier te zien, met natuurlijk Pieter Geenen, winnaar van de Inktspotprijs 2012 en Argus (Rene Leijsink), de winnaar van de Junior Inktspotprijs, gekozen door middelbare scholieren uit heel Nederland. Project X, Badr Hari, Syrië, het regeerakkoord, het komt allemaal langs in dit overzicht van confronterende, scherpe en hilarische cartoons van Neerlands beste politiek tekenaars.
Natuurlijk besteedt het Persmuseum ook aandacht aan de abdicatie van koningin Beatrix en wel met een kleine reizende tentoonstelling van politieke prenten waarin de majesteit een rol speelt. De tentoonstelling Koningin Beatrix en de Politieke Prent, met tekeningen van onder andere Peter van Straaten en Bas van der Schot zal van 16 maart t/m 31 maart te zien zijn in Historisch Museum De Casteelse Poort in Wageningen, van 1 april t/m 6 mei in Internationaal Centrum Nieuwspoort, van 23 april t/m 12 mei in het Haus der Niederlande in het Duitse Münster en van 13 april t/m 9 juni in het Stedelijke Museum Zutphen.
Eppo Doeve
Verdachte portretten
A
A
Iets om naar uit te kijken is de overzichtstentoonstelling over Eppo Doeve die het Persmuseum organiseert en die van 14 juni tot en met 14 juli te zien zal zijn in kunstenaarssociëteit Arti et Amicitiae in Amsterdam. Van 28 maart tot en met 1 september kunt u al in het Persmuseum terecht voor de meer specifieke tentoonstelling Eppo Doeve en de crisis. Hou onze website www.persmuseum.nl in de gaten voor actuele informatie!
A
De reizende tentoonstelling Verdachte Portretten is op 11 februari op haar eindstation beland: het justitiegebouw ‘De Bunker’ aan de Parnassusweg 220 in Amsterdam. Dan is die expositie met rechtbanktekeningen van vroeger en nu anderhalf jaar langs alle gerechtsgebouwen in het land getrokken. Het is waarschijnlijk de best bezochte tentoonstelling die het Persmuseum ooit heeft gerealiseerd. Alleen in 2012 zijn er al 37.000 kijkers geteld; alweer een voorbeeld hoe goed een reizende expositie kan bijdragen aan hogere bezoekersaantallen. ‘Verdachte Portretten’ werd in september 2011 in het Persmuseum zelf ten doop gehouden door Paul Vugts, misdaadverslaggever van Het Parool, en Carla Eradus, president van de Amsterdamse rechtbank. Eind 2011 begon het overzicht van rechtbanktekeningen – van onder meer Oosterwijk, Roodbeen en Urban – zijn rondreis langs de vaderlandse rechtbanken. En dan sluit nu de Amsterdamse rechtbank de tournee af, zodat de cirkel rond is. De tentoonstelling is er nog te zien is tot en met 25 maart. Via de webshop van het Persmuseum is het boek ‘Verdachte portretten’ met rechtbanktekeningen te koop (€ 17,50). Het boek bevat ook interviews met de tekenaars en gaat in op de historische en juridische kanten van de rechtbanktekening. Auteur: Paul Arnoldussen.
12 PersMus
Harde lessen van Gerard Mulder Gerard Mulder (1947) werkte voor diverse dag- en opiniebladen, waaronder NRC Handelsblad, Vrij Nederland, HP/De Tijd en Het Vrije Volk. In een serie met terugblikken trekt hij daar de harde lessen uit. In deel 5: Het harde nieuws was bij de Zwolsche Courant niet in veilige handen.
Vanuit de kroeg kijken naar de brand ik net zo’n luie donder was gebleken als de rest, die hot news negeerde om de bitterballen maar niet koud te hoeven laten worden. Nu denk ik dat er iets anders aan de hand was. We gedroegen ons als spelers van een volleybalploeg die elkaar radeloos staan aan te kijken terwijl de bal tussen hen in ploft. Voor het verslaan van nieuws heet van de naald was eenvoudig niets geregeld. Een chef nieuwsdienst was er niet, die zou pas jaren later komen.
Jan Stappenbeld, fotograaf in actie.
A
chteraf zie ik pas wat een geweldige opstap de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant naar het vak was. Dat lag in de eerste plaats aan de fantastische lessen in journalistieke taal en stijl van chef provincie Schothorst, waarvoor ik hem altijd dankbaar zal blijven. Leerlingjournalisten bij andere kranten klaagden steen en been dat er op hun redactie niemand naar hen omkeek, en dat zij maar wat moesten aanklooien. Dat had mij bij de Zwolsche ook kunnen overkomen als Schothorst er niet was geweest, want intern was de sfeer behoorlijk anarchistisch. Zodra tegen één uur ’s middags de krant was gezakt, viel het gezelschap uiteen. Mensen haastten zich naar hun schnabbels, want er werd geschnabbeld bij het leven; alles werd goedgevonden, als het maar niet op de krant gebeurde. Daarom belde Schothorst de noteringen van de veemarkt Zwolle altijd fluisterend door naar zijn schnabbel het ANP, want hij kon moeilijk de deur uit met een in lood gezette krantenpagina onder zijn arm. De achterblijvers amuseerden zich met het uithalen van melige of wrede grappen per telefoon (met een zwaar boerenaccent de samensteller van de weekenddienstenlijst bellen en snikkend uitbrengen dat je lievelingspaard dood is door een fout in de veeartsenlijst). Dan werd het tijd voor de verplaatsing naar café De Harmonie aan de Grote Markt.
Al het verkeer in Zwolle, van fietsers tot stadsbussen, wurmde zich toen nog over dit plein, dus zittend achter het enorme raam van De Harmonie konden we onszelf wijsmaken dat we onder het ouwehoeren de vinger aan de pols van de stad hielden. Om de hoek, voor een ander groot raam, stonden elke dag oude mannetjes met de fiets aan de hand te kijken naar het draaien van de pers. Steekvlammen Keerzijde van de medaille van vrolijke vrijheid en chaos was dat de omgang van de Zwolsche met echt nieuws uitgesproken moeizaam verliep. Ik was erbij toen er op een middag in een winkel aan de Grote Markt brand uitbrak. Achter het raam van De Harmonie keken redacteuren stad, provincie, binnen- en buitenland en sport toe hoe een paar felle steekvlammen uit de gevel schoten. Niemand kwam in actie, ook ik niet. Statenverslaggever Kees Post ging gewoon door met het ophalen van herinneringen aan zijn gouden jaren als scheepvaartredacteur bij het christelijke dagblad De Rotterdammer. Toen werd elke tewaterlating – en dat waren er nogal wat, want de naoorlogse wederopbouw vierde hoogtij – volgens hem omlijst met een orgie aan hoeren en snoeren op kosten van de rederij. Gek, dit detail weet ik nog wél, maar niet meer welke winkel er afbrandde. Na die brand voelde ik me schuldig, omdat
Trein ontspoord Dit organisatorische gebrek bestond al lang. Maanden voordat ik arriveerde – ik meen in het pinksterweekeinde van 1966 – zonken in een storm een stuk of wat Urker vissersboten. Het was een tragedie van landelijke proporties, maar hoewel Urk in het verspreidingsgebied van de Zwolsche lag, had de krant er aanvankelijk geen verslaggever heen gestuurd. Ja, er stond er wel een op de kade, maar die was er voor zijn schnabbel, het Algemeen Dagblad. Keer op keer werd de krant bij primeurs op eigen terrein geklopt door De Telegraaf. Ik weet niet meer of Harry Muller toen al de correspondent van die krant in de regio was, maar in elk geval was er een andere nieuwsjager actief: fotograaf (toen nog parttime) Jan Stappenbeld, toevallig de zoon van de eigenaar van De Harmonie. Soms tapte Jan ons, de concurrentie, grijnzend nog een pilsje. Nadat de zoveelste beschamende afgang had geleid tot een donderpreek van de directie, liepen er bij een ontspoorde trein in ’t Harde zo veel redacteuren van de Zwolsche elkaar in de weg dat er niemand beschikbaar was om verslag te doen van het omslaan van de pont over het Zwarte Water bij Genemuiden. De Zwolsche en het grote nieuws: het was geen gelukkig huwelijk. Veiliger was het gewoon op de redactie de trein- en busbrieven af te wachten. Nieuws was wat men ons opstuurde. Net als in de negentiende eeuw. DE LES: Hoofdredacteuren moeten niet denken dat iedere journalist een neus voor nieuws heeft. Deze misvatting is gebaseerd op weer een andere, namelijk dat mensen journalist worden omdat zij nieuwsgierig zijn. Mijn ervaring is dat de nieuwsgierigen in het vak in de minderheid zijn.
PersMus
13
Ver van Scheltema
Fel debat over ontgroening
DOOR SYTZE VAN DER ZEE
V
oor elke leerling-journalist kwam er een eerste keer. Een eerste keer dat hij of zij door een oudere collega naar het café werd meegenomen. Op een druilerige namiddag vroeg mijn collega Pieter van der Vliet mij achteloos of ik zin had met hem een pilsje te gaan drinken. Samen fietsten we van het Utrechtse Kanaleneiland, waar de redactie van Het Nieuw Utrechts Dagblad in de drukkerij Boekhoven Bosch was gevestigd, naar café De Vriendschap aan het Wed. In het begin van de jaren zestig, toen ik mijn eerste wankele schreden in de journalistiek zette bij het NUD als een kopblad van Het Parool, bestonden er immers nog geen redactievergaderingen of evaluatiebijeenkomsten. Ook de koffieautomaat moest nog worden uitgevonden. Vandaar dat het café een cruciale plaats innam. Om de dingen met elkaar uit te praten, plannen te beramen, flink te roddelen, en soms ook om contact te leggen met mensen uit andere lagen van de bevolking. Maar pas als een oudere collega je meevroeg, hoorde je er echt bij. De stamgasten van De Vriendschap bestonden overwegend uit buurtbewoners, ambtenaren van het naburige Paleis van Justitie, journalisten en studenten. Een van die studenten was Peter Koch, de zoon van Pyke Koch, vermaard schilder en representant van het magisch realisme, van wie iedereen vooral wist dat hij in de oorlog fout was geweest. Met de zoon, lid van het elitaire studentendispuut HOP, voerden we in 1965 verhitte discussies over wat toen de Utrechtse roetkap- of Tresaffaire heette. Tijdens het ontgroeningsritueel van het adellijke studentengezelschap Tres Faciunt Collegium kregen eerstejaars een roetkap opgezet die met een koord om de hals was vastgebonden. Jaren ging het kennelijk goed, tot in april van dat jaar een student stikte. Terwijl wij
vonden dat een dergelijk middeleeuws ritueel eens en voorgoed moest worden verboden, verweet Peter Koch ons dat wij een ongelukje tot onmetelijke proporties opbliezen. Wat mij van deze affaire is bijgebleven, is dat de betrokkenen er met een boete af kwamen. Klassejustitie heette dat toen al. Roltabak De Vriendschap was niet het enige café dat we in die tijd veelvuldig bezochten. Andere geliefde kroegen waren Willem Slok in een zijstraatje van het Vredenburg, Dikke Dries in Wijk C en de Tregter aan de Oudegracht. Willem Slok was een vriendelijke reus afkomstig uit Amsterdam. Eens in de zoveel tijd verzamelden zich in zijn café de leerling-journalisten van de diverse kranten en redacties die Utrecht nog telde: het Utrechts Nieuwsblad, het katholieke Centrum, het NUD en verder van de plaatselijke redacties van Het Vrije Volk, Trouw, het Algemeen Dagblad, De Telegraaf. Wat Willem Slok zo aantrekkelijk maakte, was dat er op de stamtafel een doos met roltabak stond. Dit bij wijze van service aan de klanten die er onbeperkt gratis shaggies mochten rollen. Weliswaar bespraken we tijdens onze periodieke bijeenkomsten de toestand in de wereld en andere boeiende onderwerpen, maar aan het einde kwamen we altijd uit op ons meest geliefde thema: de slechte salariëring en de vaak beroerde arbeidsvoorwaarden. Al zou niemand een ander beroep hebben willen kiezen.
Toen ik na mijn leerlingentijd als stadsverslaggever bij de Haagsche Courant belandde, was daar om de hoek van het krantengebouw Willem Koek het stamcafé. Elke middag na vieren liep het vol, hoewel de kastelein, voormalige ADO-keeper Willem Koek, zich niet echt inspande om het zijn klanten naar de zin te maken. Meestal hing hij uitgezakt op de tapkast en als hij het niet eens was met wat zijn klanten bespraken, zag hij er geen been hen ruw in de rede te vallen: ‘Zeg, wat zitten jullie nou toch stom te lullen!’ Norse Appie En dan nu toch nog iets over café Scheltema: Uit ongeveer hetzelfde hout was de kastelein gesneden met wie ik na mijn vertrek bij de Haagsche Courant als verslaggever van het Algemeen Handelsblad kreeg te maken: Appie Scheltema. Ik kan me niet herinneren dat ik hem ooit iets vriendelijks heb horen zeggen. En poffen was er al helemaal niet bij. Niettemin beschouwde ik Scheltema als de gezelligste plek op aarde. En nadat ik vanaf 1969 correspondent in het buitenland was geworden, dacht ik vaak als ik ’s avonds laat een stuk zat te tikken, vol nostalgie: ‘Nu zit iedereen lekker in Scheltema.’ Maar toen ik een keer onverwacht in Amsterdam moest zijn en ’s avonds om negen uur bij Scheltema binnenliep, was de zaak helemaal leeg. Geen mens te zien. Op de nieuwe kastelein en de opvolger van Appie, Willem de Lange, na. Hij zat rustig aan de ronde marmeren tafel bij de tapkast een krant te lezen. ■
FOTO: WEBSITE DOR.ST
Scheltema aan de ‘Nieuwezijds’ had de naam, maar er waren en zijn wel meer journalistencafés. In Utrecht zetelde Willem Slok en in Den Haag Willem Koek.
Bezoekersinformatie Persmuseum Zeeburgerkade 10, 1019 HA Amsterdam T 020-692 88 10 F 020-468 05 05 E
[email protected] W www.persmuseum.nl
Openingstijden Dinsdag – vrijdag 10.00 –17.00 uur Zondag 12.00 –17.00 uur Het museum is gesloten op zaterdag, maandag en op feestdagen.
Toegangsprijzen Volwassenen 13 - 18 jaar, 65+ Groepen vanaf 10 personen Stadspas Cultuurkaart / CJP Studenten met collegekaart 0 - 12 jaar, Museumkaart ICOM, Vrienden
€ 4,50 € 3,25
Bus 48: vanaf Station Sloterdijk via Centraal Station Amsterdam. Vertrekhalte bij Centraal Station is voor de Sint Nicolaaskerk te vinden. De bus neemt een prachtige route langs het IJ. Rij mee tot halte Borneolaan en loopt dan verder de C. Van Eesterenlaan af. Direct over de brug loopt u links de (Zeeburger) kade op. Bus 65: vanaf Station Zuid (via Amstelstation) richting KNSM Eiland, halte Veelaan. U vind het Persmuseum aan de kadekant, bij het water. U kunt zich oriënteren op de vlaggen. Meer informatie: www.9292ov.nl
onderwijsprogramma’s en rondleidingen Informatie over en prijzen van onze onderwijsprogramma’s en rondleidingen vindt u op www.persmuseum.nl
Vanaf Centraal Station: één van de hiernaast genoemde bussen Vanaf Station Muiderpoort: lopend (ca. 15 minuten). U loopt de Insulindeweg op (oostelijke richting) en gaat na ongeveer 500 meter links op de Molukkenstraat. Deze loopt u af tot u het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis bereikt (pakhuis recht voor u). Aan de achterzijde van dit gebouw bevindt zich het Persmuseum. Meer informatie: www.ns.nl/reisinfo
Auto
Tram € 2,50 € 2,75 € 2,25 gratis
Trein
Tram 14 naar het Javaplein (5 minuten lopen) Tram 10 naar de Van Eesterenlaan (5 minuten lopen) Tram 7 naar de Molukkenstraat (10 minuten lopen) Meer informatie: www.9292ov.nl
Vanaf de rondweg (A10) afslag Zeeburg (S114). De borden Zeeburg volgen. Voor de Piet Heintunnel linksaf, richting Indische Buurt. Bij de eerste stoplichten na de brug rechtsaf. Vervolgens de tweede rechts. Bij de rotonde de tweede afslag nemen (= doodlopend) om op de Zeeburgerkade te komen. Deze geheel uitrijden (ca. 400 m.), aan het einde bevindt zich het Persmuseum.
Het Persmuseum is goed toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Het museum beschikt over een aangepast toilet en de expositieruimte bevindt zich op 0-niveau.
Bus 22: vanaf Centraal Station richting Indische Buurt, halte Veelaan (iedere 20 minuten). Vertrekhalte bij Centraal Station is voor de Sint Nicolaaskerk te vinden. Loop naar het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (groot grijs pakhuis). Aan de achterzijde van dit gebouw bevindt zich het Persmuseum.
Word Vriend van het persmuseum!
De PersMus is als digiblad de voortzetting van PersmuseumNieuws en BladSpiegel. Een uitgave van het Persmuseum, die mede mogelijk wordt gemaakt door de Stichting Vrienden van het Persmuseum. Redactie: Paul Arnoldussen, Sjoukje Posthuma, Henk Schaaf, Bert Steinmetz, Marcella van der Weg Vormgeving: Bildermann.nl Redactieadres: Persmuseum Zeeburgerkade 10 1019 HA Amsterdam T 020-6928810
[email protected] Aan dit nummer werkten mee: Gerard Mulder, Maurice Wilbrink en Sytze van der Zee De PersMus verschijnt ca. 10 maal per jaar. Deze krant wordt per e-mail kosteloos verstrekt aan Vrienden en relaties van het Persmuseum. Vrienden die prijs stellen op een papieren editie, kunnen deze aanvragen. Bij de balie van het museum zijn ook geprinte exemplaren te verkrijgen.
Toegankelijkheid
Routebeschrijving Bus
Colofon
Amsterdam
© Persmuseum Op gesigneerde artikelen berust het auteursrecht. Overname is slechts toegestaan na toestemming van de redactie.
En steun de aandacht voor persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en het behoud van het journalistiek erfgoed. De Stichting Vrienden van het Persmuseum stelt zich ten doel de bloei en de naamsbekendheid van het Persmuseum te bevorderen en extra inkomsten te verwerven ten behoeve van collectieaankopen en activiteiten.
Voor minimaal € 50,- per jaar krijgt u tevens: • een gratis publicatie/catalogus
U bent al Vriend met een bijdrage van minimaal € 25,00 per jaar!
U kunt ook Vriend voor het leven worden door eenmalig een bedrag van € 500,- te doneren. U geniet dan altijd van alle voordelen die een Vriend(in) van het Persmuseum heeft.
Een vriend van het Persmuseum krijgt: • gratis toegang tot het Persmuseum • 10% korting op uitgaven van het Persmuseum • uitnodigingen voor openingen en andere speciale activiteiten • 10 x per jaar het digitale blad Bladspiegel
Word of maak nu een Vriend! Vul het aanvraagformulier in op www.persmuseum.nl onder het kopje ‘Vrienden’. U kunt telefonisch (020-6928810), of per e-mail (info@persmuseum. nl) het aanvraagformulier ‘Word of maak een Vriend’ opvragen.
Een donatie is ook altijd welkom! Postbank 5761042 t.n.v. Stichting Vrienden van het Persmuseum o.v.v. ‘donatie’
Het Persmuseum is hét levendige en herkenbare landelijke centrum van de Nederlandse pers en de politieke prent, met een breed scala aan activiteiten. Het Persmuseum is uniek in Nederland. Al meer dan honderd jaar beijvert het Persmuseum zich om de geschiedenis, het heden en de toekomstige ontwikkelingen van de Nederlandse pers te documenteren, te bestuderen en toegankelijk te maken.