GEDICHTEN blz. 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
© Bijbelverhalen.nl
Complex Danklied Er was eens een klein kikkertje Kinderverzuchting Wat een geheim Ik sta aan de deur van je leven Het lied van de kleine Joodse timmerman God neemt mij aan Uitkomst Troost De mussen Wederom geboren Paradepaard De regenboog 's Morgens denkt de kikker Zul je niet vergeten? Status Torenbouw Volg Mij De zee Waarom ? Raadseltje Welzalig het volk Zoals jij Stad Jeruzalem Voetstappen in het zand
Complex Laag na laag Huid en ondershuids Kriebels op je lijf, Maar ook in je buik, Onrust van kop tot tenen, lachen en wenen. Ach zo complex Jaarringen afgepeld, Ontwikkeling niet meegeteld, Als in alle culturen Luimen en kuren Links en ultrarechts Heilige en heks Wanhopig complex Voorhoofd en achterkamer Donker of licht Buitenkantje Binnenbrandje Vastgeroest Of opgepoetst Neurotransmitters complex. Snelheidsmaniak En slak, Listen en lusten, Oppervlakkig en platvloers Diepgevoelig en jaloers Compleet complex. Als ik mijzelf zo weinig doorgrond U bent de kenner Reeds voor ik bestond Wil u mij dan leiden Spier en reflex Voor u niet complex.
Danklied Toen ik was een kind, onwetend en klein, hebt gij mij getrokken om van U te zijn. Dus breng ik u glorie, aanbidding en eer, want nog zal mij sterken, mijn Heiland en Heer. Gij bracht mij de boodschap van vrede en kracht. Dat deed u door heiligen, licht in mijn nacht. Ik dank U voor allen, verschillend was elk, die mij leerden drinken van Uw goede melk. Verkondig de wonderen, de luister geef stem. Die mateloos liefheeft, want ik ben van Hem.
Er was eens een klein kikkertje Er was eens een klein kikkertje, dat had een grote wens. Hij vertelde het aan niemand, nee echt, aan geen enkel mens. Hij schreef hem op een briefje en gooide het in de zee De grote golven namen het al deinend met zich mee.. Het kikkertje had tranen maar liet ze niemand zien. Hij wachtte rustig af en telde zacht tot tien. Tot op een dag, geloof me maar een andere kikker kwam, Ze werden vriendjes van elkaar en gingen naar de kust. Daar trapten ze een balletje, het was een lieve lust. De kleine vroeg : 'Zeg vriendje, Hoe wist je wat ik wou?' De grote kikker zuchtte diep: 'doordat ik van je hou!'
Kinderverzuchting O, was ik maar niet klein, o, was ik maar niet klein, dan zouden die gemenerds de baas niet zijn. O, was ik maar niet klein. O, was ik maar heel groot. O, was ik maar heel groot. Dan sloeg ik alle monsters dood. O, was ik maar heel groot. O, was ik maar niet klein, O, was ik maar niet klein, Dan ging ik heel ver met de trein. O, was ik maar niet klein. Mijn kind, al ben je klein, 'k Wil juist jouw herder zijn. Ik heb die wolven wel gezien. Ik jaag ze wel, Ik tel tot tien. Mijn schaapje schuil bij mij. Ik maak je leven blij. O, Jezus, lieve Heer, ik huil al niet meer. Al ben ik klein. U bent toch groot. U bent een schuilplaats in de nood. In al mijn verdriet, bent U het die me ziet.
Wat een geheim Wat een geheim is dit kindje klein, Handjes zo zacht, Vingertjes fijn. 'n Hartje dat klopt, een voetje dat schopt. Kindje jij krijgt de zegen van God. Wat een geheim, dat dit kindje klein, In het gezin tot zegen mag zijn. Daar zal het leren, de ouders te eren, Kindje, jij krijgt de zegen van God. Wat een geheim, dat dit kindje klein, ook in de wereld een lichtje zal zijn. Daar zal het lijden, leren te strijden. Kindje, jij krijgt de zegen van God. Wat een geheim, dat dit kindje klein, kind in de Gemeente mag zijn. Hier leert het leven. Hier leert het geven. Kindje, jij krijgt de zegen van God.
Ik sta aan de deur van je leven Ik sta aan de deur van je leven. Als je Mijn stem hoort laat Mij dan in. 'k Wil met je eten, 't Verleden vergeten. En dat betekent een nieuw begin. Zie, Ik ben met je tot het einde. Ja, Ik kom spoedig, zie naar mij uit. Het kleed dat je aandoet, de weg die je gaan moet... Zie, Ik ben met je, Mijn eigen bruid. Komt allen tot Mij die overbelast zijt Komt toch tot Mij, want Ik geef je rust. Kom met je zorgen, wacht niet tot morgen. Kies nu vandaag. Kies nu bewust. Ik ben de Herder, Goede Herder. Bij Mij is leven en overvloed. Ja, ik ken je. Zeg, waar ben je? En Ik kocht jou met mijn eigen bloed. Ik ben het licht, Licht der wereld Kom uit je duister, Kom in het licht. Ben je zo bang weer? Dat duurt niet lang meer. Ik geef de blinden weer het gezicht.
Het lied van de kleine Joodse timmerman Vandaag kreeg ik een meetstok van mijn vader. Nu meet ik alles wat ik zie. De plank, de deur, de kast met laden. Ik meet de tafel, een, twee, drie. Mijn vader doet het voor. Zo moet je meten. Dit is een el, een span, een voet, een duim. Puh! Net of ik dat niet zou weten. Hij zegt: Die plank is twee span..... ruim. Ik vind het leuk en meet de gekste dingen. M'n neus, een steen, en vaders grote teen. Ik meet het visje, dat de buurkinderen vingen. De hond zijn staart en m'n vriendjes been. Nu zit ik in de schaduw uit te rusten. Op een grote steen en ik denk na. Zijn er ook dingen die je niet kunt meten? Zal ik het vragen aan mijn pa? Pa, kun je alles meten? De zee, de bergen en elk ding? En had God ook een meetstok, toen Hij alles maken ging? Maar vader zegt: Vlug, jongen, de Sabbath komt eraan. En jij hebt helemaal nog niet Je mooie jasje aan. Even later in de synagoge hoor ik het antwoord in een lied. Gods trouw is hoger dan de wolken. En Zijn liefde eindigt niet.
God neemt mij aan Weet je waar het musje schuilt als de poes het jaagt? Weet je waar het vosje kruipt voor een regenvlaag? Weet je waar de klipdas woont, en waar de berggeit huist? Waar is het holletje van de uil? En waar schuilt nu de muis? Weet je waar een kindje is voordat het is geboren? En weet je waar je vriendje is? Of is hij soms verloren. Als een kleuter angstig is kruipt hij in moeders armen maar als je een internaatskind bent moet je jezelf verwarmen. Bij vader of bij moeder Zou ik wel kunnen schuilen. Maar als je nu een weesje bent, waar moet je dan uithuilen? En als je moeder je niet begrijpt en jij het niet kunt vertellen? Moet je dan in je narigheid Bij vreemden aan gaan bellen? Mijn schuilplaats is bij God de Heer. Naar Hem kan ik veilig gaan. Al kent mijn vader mij niet meer TOCH NEEMT DE HEER MIJ AAN.
Uitkomst We zijn allemaal kneusjes, gedeukt en geknakt, acterend als reusjes, converseren bekakt. We hebben allemaal plekjes vol pijn en verdriet, maar strekken de nekjes met charme en chique. De een heeft een trauma, de ander een tic. De stille gebruikt pillen, de kleine doet komiek. We botsen op elkander als ijzer op steen, met stompende handen en trappend been. Maar wat een genade dat Jezus ons kent. Hij weet wat ons drijft, welk monster ons ment. Voor Hem geen geheimen maskerade of fake, als Hij met Zijn woord alle rigor verbreekt. Dan lachen de engelen Het schatert en schalt. Omdat zulk nieuw leven De Vader bevalt.
Troost Als ik roep tot God en mijn ziel weigert zich te laten troosten, antwoordt Hij. Luister toch, mijn kind. Ben ik niet jouw herder? Ben Ik niet jouw schepper en Heer? Waarom dan bedroefd, Durf je soms niet verder? Denk maar aan de dagen van weleer. Kijk mij nu eens aan. Kijk Mij in de ogen. Zie, Ik ben de sterke die je draagt. Waarom dan zo bang? 'k Ben met je bewogen. Als je maar in alles naar mij vraagt. Wees toch niet bevreesd, In Mij ben je geborgen. Heus, mijn kind, ik ken je nood en pijn. En mijn trouwe zorg is er elke morgen. Eenmaal zul je stralend bij mij zijn. Kind, Ik heb je lief. 'k Zeg het duizend keren. 'k Zeg het in de preek en profetie. Kom sta op, mijn bruid. 'k Zal je juichen leren, 'k Spreek je over hemelpoëzie.
De mussen Op een klein balkonnetje boven op het hek, zitten zeven mussen, want ze hebben trek. Ze wachten daar op Romeo, met zijn plankje kruim. Eén mus zit te tsilpen met zijn kopje schuin. Twee maken tsjilpend ruzie om wat oude koek. Een wipt steeds maar verder tot de andere hoek. Een vliegt ongeduldig weg. Twee erachterna. Maar ze komen snel terug. De deur is opengegaan. Zeven dikke mussen brutaal en ook wat bang, pikken alle kruimels op. Och, het duurt niet lang. Dan vliegen ze weer verder naar 't volgende adres. Als Romeo ze tellen wil, ziet hij er nog maar zes. Fluitend gaat hij aan zijn werk en hij denkt heel blij: God die voor de mussen zorgt, Zorgt nog meer voor mij.
Wederom geboren In de nacht op het dak klinken stemmen, zachte stemmen. En de wind van de Geest waait die woorden waar Hij wil. Oog en oor, Zie en hoor. Tong verloren, wederom geboren. Slang in de woestijn Jezus moet het zijn. Nicodemus van zonden rein. Stem van de Heer, capituleer, Hands up voor Jezus, Nicodemus. Wapens neer, feliciteer, want je vader is de Heer.
Paradepaard Paradepaard, niks meer waard. Uitzichtsloos, Vreselijk boos. Misgegaan, Foutgedaan, Te ver gegaan. Achteraan. Onderuit, Vuilgespuit, Versmade bruid, Kapotte huid. Wanhoopsdaad, Roddelpraat, Rondom haat. Eeuwig woord, Ongestoord Aangehoord. Nieuwe start, Nooit meer zwart, Vaderhart!
De regenboog Rood, oranje, geel groen blauw, indigo en violet. O, wat heeft de Heer dat gauw. Netjes op een rij gezet. Alle kleuren op hun plaats en geen kleurtje zit er naast. Vraag je soms hoe komt dat nou? 't Is eenvoudig, God blijft trouw. Stel je voor dat je zou horen, 't Rode licht zit op de toren. Nee, dat was een gek gezicht. 't Rood blijft rustig in het licht. Stel dat er in de krant zou staan, 't Geel is naar de maan gegaan. Was dat dan geen mal idee? Nee, het geel doet rustig mee. Kom, vandaag zegt violet, blijf ik maar een keer in bed. Groen en blauw doen wat ze willen. Ja, dan zou je toch gaan gillen. God heeft al die kleuren nodig en geen kleur is overbodig. Samen vormen zij het teken, Dat God nooit Zijn woord zal breken.
's Morgens denkt de kikker 's Morgens denkt de kikker: ''Ik zie het vandaag niet zitten, 'k wou liever verder pitten dan naar die saaie school. 's middags gaat het door hem heen, 't valt allemaal wel mee. Mijn vriend en ik die kwaken zo geinig en in koor. We pesten leuke meiden daar ben je een kikker voor. Maar als het 's avonds donker wordt, dan wordt de kikker blue, Zijn kwaakjes worden gevoelig, zijn lijf is zwaar en hoe 't Is maar zelden dat de kikker nog na elven lacht. Zijn kop is duf, z'n ogen suf Hij laat zich wat vermaken Zit achter de computer kreten te slaken, en als het beeldscherm eindelijk ver over twaalven dooft.. Dan heeft ons kikkertje zichzelf voor morgen een betere dag beloofd. Groetjes van oma.
Zul je niet vergeten? Zul je niet vergeten dat de Heer je kent? Dat jij in Zijn ogen de allerliefste bent? Zul je niet vergeten dat de Heer je ziet? Hij is altijd bij je en verlaat je niet. Zul je niet vergeten dat de Heer je plant? Heel je jonge leven houdt Hij in Zijn hand. Zul je niet vergeten dat de Heer regeert? En je eenmaal, later naar Hem wederkeert? Zul je niet vergeten, nooit en nimmermeer: Jij behoort bij Jezus, Jezus is jouw Heer!
Status Beladen verleden, Contacten vermeden, Zonden beleden! Perspectief. Bericht van de Koning Eeuwige Woning, Handenvol honing Productief. Voor eeuwige tijden, Volmaakt te belijden Met alle bevrijden: Zender Actief!
Torenbouw Een toren, een toren, een toren, hoog in de lucht. We bouwen een hoge toren En God in de hemel zucht. We bouwen, we bouwen, een toren met zweet en met kracht, We bouwen boven de wolken, Maar God in de hemel lacht. Geef stenen, geef stenen, De top in de Hemel reikt, Het asfalt dient tot leem, maar God buigt zich voorover en kijkt. Wat zeg je, wat zeg je? 'k Weet niet waarom je me sart. Ik kan je niet verstaan, Want God heeft de taal verwart. We horen, we horen, Een nieuwe Pinksterspraak. Gods Liefde daalt nu neder. We bouwen aan Jezus' zaak.
Volg Mij Mat. 8:18-22 Ik wil U volgen, Heer. Zegt U het maar. Straks staat echter mijn middagmaal klaar. Het bed is behaaglijk. Het huis is er dagelijks. Vijf kamers, een keuken, Mijn vrienden zijn leuk en Verzekerd mijn leven. Wat kan ik U geven? 'k Heb wat gestudeerd, de Thora aangeleerd. Uw Woord aan de jeugd. Beetje last, beetje vreugd. 'k Word zachtjesaan ouder, de wereld vertrouwder. Maar U boeit mij zo zeer. Mag ik mee, lieve Heer? .... Wat bedoelt U met vossen holen en bossen? Vogels en nesten? .... Is U volgen dan tòch zonder rest? En Uw "Volg Mij!" mij alles in 't leven?
De zee Daar is de zee, groot en wijd en vissen zonder tal. Paling, haring, schol en bot Allen krijgen ze eten van God. Maar God zorgt voor ons veel meer, veel meer, want wij zijn kinderen van de Heer. Hij geeft ons zijn Woorden, omdat wij bij Hem horen. Daar is het bos, groot en diep. En dieren zonder tal. Tijgers, beren, vos en muis. Allen krijgen van God een huis. Maar Hij zorgt voor ons veel meer, veel meer, Want wij zijn kinderen van de Heer. Hij geeft ons ook Zijn Woorden, omdat wij bij Hem horen. Daar zijn de bergen, hoog en kaal en vogels zonder tal. Arend, havik en distelvinken, Allen krijgen van God te drinken. Maar Hij zorgt voor ons, veel meer, veel meer, Want wij zijn kinderen van de Heer. Hij geeft ons ook Zijn woorden, omdat wij bij Hem horen.
Waarom ? Waarom zou je zitten zeuren Als de Heer je op wil beuren? Waarom zou je tranen schreien, Als de Heer je tranen droogt. Waarom zou je armoe lijden Als Hij je 't Koninkrijk belooft?
Raadseltje Ik ken een tafelkleedje, Zo fijn als poppenhaar. En wie het kleedje maakte Is een echte kunstenaar. Dat kleedje vangt het eten Voor wie het heeft gemaakt. En als het kleedje stuk is, Dan heeft het goed gesmaakt! Opl. Een spinnenweb. Ik ken een heel klein diertje, dat tafelkleedjes weeft, 't Brengt uit een piepklein kliertje Een draadje voort, dat kleeft. Maar nu wil ik graag weten, Wie het weet die zegt het maar ... Wie maakte toch dat kleedje en wie die kunstenaar? Opl.: Een spin en God.
Welzalig het volk Geschreeuw op de pleinen, gebrul in de nacht. En achter gordijnen het angstspook, dat lacht.
Geschonden schepping, water dat stinkt, het voedsel bedenkelijk. Het kistkalf hinkt.
Welzalig het volk, welks God is de Heer. Hij is onze burcht, wij vrezen niet meer.
Welzalig het volk, welks God is de Heer. Hij geeft ons echt leven. Wij vrezen niet meer.
De kranten vermelden ramp na ramp. Politici schelden. Soldatengestamp.
Gij, koningssoldaten, de wapenen gordt aan. Wij zullen 't niet laten de vijand te slaan.
Welzalig het volk, welks God is de Heer. Hij is onze schuilplaats. Wij vrezen niet meer.
Welzalig het volk, welks God is de Heer. Hij geeft ons de strijdlust. Wij vrezen niet meer.
Vernieling, verkrachting, een kind in de knel. Verdwenen verwachting, een eenzame cel.
Wij tellen de tekenen, verlangend zien uit naar niet te berekenen bazuingeluid.
Welzalig het volk, welks God is de Heer. Hij geeft ons een toekomst, wij vrezen niet meer.
Welzalig het volk, welks God is de Heer. Hij maakt alles nieuw. Wij vrezen niet meer.
Zoals jij Zoals jij is er maar één. Zoals jij kijkt, kijkt er geen. Zoals je lacht, je handen zo zacht. Jij bent uniek en heel speciaal, zoals je brabbelt in babytaal... Eenmaal ging je hartje kloppen. Eenmaal gingen je voetjes schoppen. Eenmaal geschrei en daar was jij! Jij bent uniek en heel apart al ben je blank of bruin of zwart. Wie heeft jou zo mooi geweven? Wie heeft jou zulk haar gegeven? Zeg eens gauw: Wie maakte jou? Jij bent uniek en heel bijzonder. En voor mij ben jij een wonder. Eens was jij een heel klein popje. Eens zo groot als een speldeknopje. In het begin een heel klein ding. Jij bent uniek en exclusief. Zelfs als je huilt ben je nog lief. En nu word je zonder vragen in de gemeente opgedragen. Kijk maar tevree, de zegen krijg je mee. Jij bent uniek en buitengewoon, want... voor jou gaf God Zijn zoon!
Stad Jeruzalem Heerlijke stad, begeerlijke stad. De Here heeft Sions poorten verkoren. Woning van Jacob, stad van God. Hier zijn wij geboren. Ontheemden en vreemden, hier wordt vermeld. De Heer heeft u bij zijn kinderen geteld. Ben je verlaten, verlangend of klein, Hier is de stad waar je thuis zult zijn. Jan, Piet en Maarten, Jezus bewaart hen. Marta, Maria en Magdaleen, Carla en Christa, Bert en Mariska... Hier zijn ze nimmer alleen. God stichtte een stad op heilige bergen. Heerlijke dingen zijn van haar te zeggen Vrede en gerechtigheid kussen elkaar. De allerhoogste bevestige haar. Uit Delft en Den Haag, uit Beesterszwaag, Rotterdam, Schiedam, Breda en Maasluis, Capelle en Moordrecht, IJsselmonde en Dordrecht, In Sion horen ze thuis. Zing en wees blij, dans in de rij. Al onze bronnen, o Sion, o, Sion, Zing en wees blij, dans in de rij. Al onze bronnen zijn binnen in Hem.
VOETSTAPPEN IN HET ZAND Ik droomde eens van een wandeling met Jezus langs het strand ’t was eb, het zand was nat, we liepen hand in hand. We waren blij en spraken over alle dingen We lieten sporen achter in het zand, waar we maar gingen Een spoor van stappen, twee aan twee. Dat we alles samen deden, daar was ik happy mee. We klommen op een heuveltop en keken hijgend naar beneden Daar liep het spoor ik volgde het met mijn ogen Het was mijn levensweg van baby’tje tot heden Ik zag mezelf weer zitten in de klas en voelde weer hoe gefrustreerd ik was. De leuke dagen vóór mijn ouders gingen scheiden. Maar ook de blijdschap toen ik paard mocht rijden. De kampweken met de christelijke club en het feesten met de fans van de voetbalclub Mijn eerste liefde en de tranen toen het uitging. Mijn huwelijksdag en het krijgen van de trouwring Ik zag mijn leven zoals het was geweest. Droefheid en blijdschap, rouw en feest. De voetstap van de Heer was altijd naast de mijne. Behalve… wacht eens… daarginds een enkel spoor. Was de Heer toen weg? Waar kwam dat door? Hoe kan dat nou! Juist toen ik depressief was, in mijn diepst verdriet Waarom was Jezus er toen niet? Ik keek hem aan de vraag stond in mijn ogen, Heer, waar was u toen ik zo werd bedrogen? Heel even was het stil, Hij was het niet vergeten Maar wel verbaasd, dat ik het wilde weten. Plots voelde ik zijn hartenklop en hoorde het antwoord op mijn vragen. ‘Mijn lieve kind, weet je het niet meer? Toen heb Ik jou gedragen?" (Variatie van Josine de Jong op “Voetstappen in het zand. Auteur onbekend”)