Gebeden, gedichten en liederen (aansluitend bij het oecumenisch leesrooster: Genesis 12, 1-8; Psalm 32; Lucas 19, 1-10) Genesis 12, 1-8 Abram naar Kanaän 121 De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. 2 Ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn. 3 Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou bespot, zal ik vervloeken. Alle volken op aarde zullen wensen gezegend te worden als jij.’ 4-5 Abram ging uit Charan weg, zoals de HEER hem had opgedragen. Hij was toen vijfenzeventig jaar. Hij nam zijn vrouw Sarai mee en Lot, de zoon van zijn broer, en ook alle bezittingen die ze hadden verworven en de slaven en slavinnen die ze in Charan hadden verkregen. Zo gingen ze op weg naar Kanaän. Toen ze daar waren aangekomen, 6 trok Abram het land door tot aan de eik van More, bij Sichem. In die tijd werd het land bewoond door de Kanaänieten. 7 Maar de HEER verscheen aan Abram en zei: ‘Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.’ Toen bouwde Abram op die plaats een altaar voor de HEER, die aan hem verschenen was. 8 Daarvandaan trok hij naar het bergland dat oostelijk van Betel ligt, en ergens ten oosten van Betel en ten westen van Ai sloeg hij zijn tent op. Hij bouwde er een altaar voor de HEER en riep er zijn naam aan. 9 Steeds verder reisde Abram, in de richting van de Negev. Psalm 32 321 Van David, een kunstig lied. Gelukkig de mens van wie de ontrouw wordt vergeven, van wie de zonden worden bedekt. 2 Gelukkig als de HEER zijn schuld niet telt, als in zijn geest geen spoor van bedrog is. 3 Zolang ik zweeg, teerden mijn botten weg, kreunend leed ik, de hele dag. 4 Zwaar drukte uw hand op mij, dag en nacht, mijn kracht smolt weg als in de zomerhitte. sela 5 Toen beleed ik u mijn zonde, ik dekte mijn schuld niet toe, ik zei: ‘Ik beken de HEER mijn ontrouw’ –
en u vergaf mij mijn zonde, mijn schuld. sela 6 Laten uw getrouwen dus tot u bidden als zij in zichzelf een zonde vinden. Stormt dan een vloed van water aan, die zal hen niet bereiken. 7 Bij u ben ik veilig, u behoedt mij in de nood en omringt mij met gejuich van bevrijding. sela 8 ‘Ik geef inzicht en wijs de weg die je moet gaan. Ik geef raad, op jou rust mijn oog. 9 Wees niet redeloos als paarden of ezels die met bit en toom worden bedwongen, dan zal geen kwaad je treffen.’ 10 Een slecht mens heeft veel leed te verduren, maar wie op de HEER vertrouwt wordt met liefde omringd. 11 Verheug u in de HEER, rechtvaardigen, en juich, zing het uit, allen die oprecht zijn van hart. Lucas 19,1-10 191 Jezus ging Jericho in en trok door de stad. 2 Er was daar een man die Zacheüs heette, een rijke hoofdtollenaar. 3 Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. 4 Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer hij voorbijkwam. 5 Toen Jezus daar langskwam, keek hij naar boven en zei: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.’ 6 Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis. 7 Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: ‘Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.’ 8 Maar Zacheüs was gaan staan en zei tegen de Heer: ‘Kijk, Heer, de helft van mijn bezittingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst vergoed ik het viervoudig.’ 9 Jezus zei tegen hem: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham. 10 De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.’
Gebeden
Tussen alles door Tussen alle roepen door, tussen stemmen die elkaar overstemmen door, is er het gefluister van de mens die haast geen kracht meer heeft. De zachte roep van de gebroken stem die vraagt om gehoord te worden: luister naar mijn fluisteren. Tussen alle rennen door, tussen allen die zichzelf voorbij hollen door, is er het geschuifel van de mens die nog maar langzaam vooruit komt. Het haast niet meer bewegen van de voeten die vragen om een eindje mee te lopen. Luister naar het geschuifel. Tussen alle zekerheden door, tussen alle woorden van hen die zo zeker lijken door, is er de aarzelende vraag van de mens die vol vragen in het leven staat. De aarzelende vraag in de ogen vraagt om gezien te worden. Luister naar de vragen. Tussen alle bedrijven door, tussen het druk zijn met van alles en nog wat door, is er dat onophoudelijke verlangen, van de mens die vraagt om ontmoeting. Het onophoudelijke verlangen in het gezicht vraagt om gehoord te worden: Geef mij een hart dat het verlangen verneemt. Geef mij ogen die de vragen zien. Geef mij oren die het gefluister horen. Schenk mij de ontmoeting die geneest. Marinus van den Berg
Uit Een nieuw begin, gebeden en gedichten, uitg. Kok
We willen als U zijn Help ons om steeds meer iemand als U te zijn, die met ogen van liefde kijkt, iemand die niet alleen op de regels wijst, die niet als eerste naar stenen grijpt. U kijkt ons aan, U bent met ons begaan. Zijn wij echt begaan met elkaar? We willen als U zijn. Help ons te verstaan wat U vraagt. We willen als U zijn, we willen als U zijn! Help ons om steeds meer iemand als U te zijn die met ogen van liefde kijkt, en die de ander eerst in de ogen kijkt, en daarmee sprekend op Jezus lijkt. U kijkt ons aan, U bent met ons begaan. van de cd Zeeën van recht, www.schrijversvoorgerechtigheid.nl Gebed van een Twijfelaar Op mijn tafel ligt het brood van de overvloed terwijl anderen niet worden gevoed. In mijn hand draag ik de beker van de welvaart, terwijl anderen nog geen druppel water wordt gereikt. Boven mijn hoofd welft het dak van een veilig thuis, terwijl anderen dakloos, vluchteling en vreemde zijn. Om mijn schouders hangt de mantel van de verzorgingsstaat, terwijl anderen niet méér hebben dan het naakte bestaan. Voor mijn gezondheid is een systeem dat levenslang waakt, terwijl anderen aan breekbaarheid zijn overgeleverd. Rond mijn leven straalt een lichtkring van vrijheid en veiligheid, terwijl anderen hun dagen in knellende banden slijten. Alles loopt zó verwarrend door elkaar, dat ik niet meer weet wat te doen of wie te zijn. Leer mij daarom hoopvol en hoopgevend in leven te staan. Alfred C. Bronswijk
Luthers avondgebed
Heer, blijf bij ons, want het is avond en de nacht zal komen. Blijf bij ons en bij uw ganse Kerk aan de avond van de dag, aan de avond van het leven, aan de avond van de wereld. Blijf bij ons met uw genade en goedheid, met uw troost en zegen, met uw woord en sacrament. Blijf bij ons wanneer over ons komt de nacht van beproeving en van angst, de nacht van twijfel en aanvechting, de nacht van de strenge, bittere dood. Blijf bij ons in leven en in sterven, in tijd en eeuwigheid. Amen.
Dankzegging voor ondervonden trouw Uw trouw is het geschenk van ons leven. Uw trouw licht op waar wij elkaar aanvaarden. Daarom danken wij U voor elkaar, voor onze ouders en voor onze kinderen, reisgenoten, vrienden op de weg, waarop uw liefde ons leidt. In hen allen blijkt ons uw trouw zelf. Bovenal danken wij U voor Christus Jezus, die ons vooruitgaat en ons de weg van een pelgrim wijst met zijn liefde en trouw. Hij gaf zijn én ons leven de waarde die U altijd voor ogen staat. Hij onderschreef het
met ontferming, met zichzelf. Dat Hij voor ons de weg blijft, en nóg ons voorgaat en bij U brengt. Dat wij zijn naam met ere dragen! Sytze de Vries
Uit Bij gelegenheid II, Woorden voor gedenkwaardige dagen, uitg. Meinema ////////// Wij willen u danken, Heer, omdat wij u mogen kennen, weten van uw trouw en uw genade. U schenkt ons in Christus het ene nodige en nog zoveel gaven bovendien. Wij danken u voor de zon en de zee, de vogels en de vissen. voor mensen om ons heen en voor onze geliefden, voor de gemeente waarin wij meeleven, voor de liederen en gebeden, de doop en het avondmaal, voor de toekomst die we verwachten en voor leven met zin. Wij begrijpen dat u loven en ons leven dicht bij elkaar horen. Maak ons vrij om wegen te zoeken, waarop we het welzijn van allen kunnen dienen en allen u danken. Barend Wallet
Uit Help ons U te vinden, 101 nieuwe gebeden, Protestantse Kerk
Liederen
Abraham refrein Abraham, Abraham, verlaat je land, verlaat je stam! Abraham, Abraham, verlaat je land, verlaat je stam! 1. Abraham, je moet gaan wonen in het land dat Ik zal tonen. Tel de sterren in de nacht, zo groot wordt jouw nageslacht. refrein 2. Ik zal jou mijn zegen geven, je geleiden allerwegen, en de volkeren tezaam, vinden zegen in jouw naam. refrein 3. Met een woord gaat hij het wagen. Zonder verder iets te vragen staat hij op en gaat op reis, langs de weg die God hem wijst. refrein lied 805 in Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk, uitg. BV Liedboek
De laatsten worden de eersten 1. De laatsten worden de eersten, wie knielde krijgt een troon, de knechten mogen heersen, de dienaar heet een zoon. 2. O Heer, o eerstgeboren van allen uit de dood, Gij zoekt wat is verloren, Gij maakt het leven groot. 3. Wie zelf zich hoog verheffen,
die slaat zijn oordeel neer, de bergen worden vereffend, de zee zwijgt voor de Heer. 4. Maar wie zich heeft gebogen voor wat Hij geboden heeft, die zal Hij ook verhogen zo waar Hij eeuwig leeft. Willem Barnard
lied 990 in Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk, uitg. BV Liedboek
Vernieuw Gij mij, o eeuwig Licht 1. Vernieuw Gij mij, o eeuwig Licht! God, laat mij voor uw aangezicht, geheel van U vervuld en rein, naar lijf en ziel herboren zijn. 2. Schep, God, een nieuwe geest in mij, een geest van licht, zo klaar als Gij; dan doe ik vrolijk wat Gij vraagt en ga de weg die U behaagt. 3. Wees Gij de zon van mijn bestaan, dan kan ik veilig verder gaan, tot ik U zie, o eeuwig Licht, van aangezicht tot aangezicht. lied 834 in Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk, uitg. BV Liedboek
Er is geen plaats 1. Er is geen plaats, er is geen plaats, Zacheüs is te klein. Maar haastig klimt hij in een boom, om er toch bij te zijn. 2. Daar zit die kleine tollenaar, daar zit hij, hoog en droog. De mensen kunnen hem niet zien, maar Jezus kijkt omhoog. 3. ‘Zacheüs, waarom schuil je weg, zo angstig als een muis?
Zacheüs, kom vlug uit je boom en breng mij in jouw huis.’ 4. Zacheüs gaat met Jezus mee, de mensen zijn verrast, Zacheüs is een tollenaar, en Jezus is zijn gast. 5. Want Jezus die de mensen kent, Hij roept ze bij hun naam: de ware Zoon van Abraham laat niemand buiten staan! lied 186 in Liedboek, Zingen en bidden in huis en kerk, uitg. BV Liedboek
Geloofsbelijdenis Ik geloof in God, die mens en wereld heeft geschapen, die mij een plaats geeft om te wonen, adem om te leven, oor om te luisteren, stem om te spreken, geest, levenskracht en moed om mijn weg op aarde te gaan. Ik geloof dat God zich kennen laat in Jezus Christus, die trouw is aan de Eeuwige, aan zichzelf, aan zijn roeping, die geduldig is in de omgang met mensen, vrouwen, mannen, kinderen, hen uit laat spreken, tot hun recht laat komen, die geduldig is in zijn lijden, in de weg die hij moest gaan, door vernedering en dood, onder en aan het kruis, opdat geen mens verloren zou gaan in zonde en schuld. Ik geloof in Christus Jezus, die de opstanding is en het leven, de Rechtvaardige, die mij en alle mensen oproept tot daden van gerechtigheid, strokend met Gods bedoelingen voor deze wereld. Ik weet, dat ik mij voor hem heb te verantwoorden voor wat ik zeg en denk, voor wat ik doe en nalaat, en ik vertrouw dat ik bij hem vergeving vind wanneer ik faal. Ik geloof in God, die naar mij taalt en op mij rekent, mij bij de hand genomen heeft, mij wil leiden door zijn Geest en mij zal bergen in de eeuwigheid. Ja dat geloof ik, Amen Geloofsbelijdenis van Margriet Gosker uit Kort Credo 150 geloofsbelijdenissen bij tijd, uitg. Meinema 1990.