Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL
Richtlijnen milieueffectrapportage
Gecombineerde gas- en stoomturbine cyclus (CCGT) van Nest-Energie SA in Evergem
Nest-Energie SA Bischoffsheimlaan 11 B5 1000 Brussel
29 juni 2010
PRMER-0503-RL
1. Inleiding Dit milieueffectrapport wordt opgemaakt met het oog op bouw en exploitatie van een nieuwe CCGTeenheid met een nominaal thermisch vermogen van ongeveer 1.610 MWth door Nest-Energie SA op de industriezone ’Nest’ in Evergem, op de westelijke oever van het kanaal Gent-Terneuzen. Voor de uitvoering van het project zijn volgende vergunningen nodig: een milieuvergunning, een stedenbouwkundige vergunning, en een captatievergunning voor oppervlaktewater uit het kanaal GentTerneuzen. Overeenkomstig de huidige inzichten is deze activiteit onderworpen aan de MER-plicht volgens rubriek 2a van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 (BS 17/02/2005), met name: “Thermische centrales en andere verbrandingsinstallaties met een warmtevermogen van ten minste 300 megawatt”;
De initiatiefnemer is Nest-Energie SA (een dochterbedrijf van de groep EDF Belgium SA). De eenheid zal gebouwd worden op een terrein het industrieterrein ‘De Nest’ in Evergem. De zone wordt in het oosten begrensd door het kanaal Gent-Terneuzen. In het westen bevindt zich een groengebied (bufferzone en koppelingsgebied). De Dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid heeft het kennisgevingsdossier volledig verklaard op 4 maart 2010. Het gemeentebestuur van Evergem heeft dit dossier terinzage gelegd van 18 maart 2010 tot 19 april 2010. Het stadsbestuur van Gent heeft de kennisgeving terinzage gelegd, wat facultatief gevraagd werd, en wel van 23 maart 2010 tot 23 april 2010. Parallel werden adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Dienst Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen werden hierin verwerkt (zie overzicht in bijlage).
2. Vorm en presentatie Algemeen met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer: − de inhoudsopgave een logische en homogene structuur te geven die bovendien analoog is voor de verschillende disciplines; − de titels en de inhoud van de diverse delen en paragrafen te laten overeenstemmen; − recent kaartmateriaal (bij voorkeur minimum A4-formaat) te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk dienen de grenzen van het bedrijfsterrein duidelijk aangegeven te zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; − voor de topografische kaart een aangepaste schaal te gebruiken zodat de figuur goed leesbaar is; − een duidelijk intern plan te voorzien van het bedrijfsterrein met een precieze ruimtelijke situering en aanduiding van de installaties en hun onderdelen; − een verklarende woordenlijst, lijsten met figuren en tabellen, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen;
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 2 van 17
− − − − − − −
eventuele achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; te letten op het gebruik van internationaal aanvaarde benamingen, notaties en eenheden (SI, IUPAC,…); volledige afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting; de juistheid van de diverse verwijzingen en nummeringen (figuren, tabellen) na te gaan; bij de erkenningen van de deskundigen ook de erkenningsnummers en einddata te vermelden;
dat de definitieve versie van het MER eveneens in digitale vorm op CD-rom wordt aangeleverd; dat de eindversie van het rapport door de initiatiefnemer en door alle deskundigen wordt ondertekend.
3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7.§ 1,1°, a en b
Het rapport zal in een afzonderlijk deel aandacht besteden aan de verantwoording en doelstelling van het geplande project. De benodigde en aan te vragen vergunningen, inclusief een korte beschrijving van de te volgen procedure en de rol van het MER hierin, dienen te worden vermeld. Naast een stedenbouwkundige vergunning, milieuvergunning en captatievergunning dient, indien bemaling nodig is tijdens de constructiefase en indien het bemalingswater geloosd wordt op het kanaal Gent-Terneuzen, een lozingsvergunning aangevraagd te worden. In de kennisgeving wordt ondermeer als verantwoording van het project gewezen op een verwachte stijging van de elektriciteitsvraag, en op de noodzaak voor vervanging van oudere eenheden van het Belgische productiepark. Deze aspecten dienen uitgebreider uitgewerkt te worden in het project-MER, hiervoor kan de studie van de FOD economie geraadpleegd worden. Tevens dient het geplande regime van de centrale waarbij bijna dagelijks een opstart zal gebeuren, meer onderbouwd te worden.
4. Voorgenomen project en alternatieven art.4.3.7.§ 1,1°,c, d en e
De volledig verklaarde kennisgeving beschrijft het voorgenomen project op een voldoende wijze. Volgende verduidelijkingen/aanvullingen dienen bij de projectbeschrijving dienen te worden aangebracht: -
De constructiefase zal besproken worden in het MER. Het is niet duidelijk of het projectgebied reeds bouwklaar is en of (en hoeveel) bomen dienen gerooid te worden. Het MER zal aangeven welke ingrepen nog gepland worden alvorens met de aanleg van de centrale kan gestart worden.
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 3 van 17
-
Alle activiteiten en deelactiviteiten in het kader van het voorgenomen project zullen volledig beschreven worden in het rapport en op een duidelijke manier weergegeven worden m.b.v. de nodige (stroom)schema’s. Op deze stroomschema’s zal reeds aangegeven worden wat de voornaamste emissies van elk onderdeel zijn en welke emissiereducerende maatregelen hierbij worden voorzien.
-
De industriële activiteiten in de nabije omgeving van het projectgebied dienen kort besproken te worden.
-
Zoals aangegeven in de kennisgeving zullen twee scenario’s onderzocht worden, namelijk een reële scenario van 5.500 uren vollastequivalent per jaar (ongeveer 200 opstarten), en een continue werking (8.000 uur/jaar). Indien tijdens de milieueffectrapportage bijkomende scenario’s naar voren komen, dienen deze ook meegenomen te worden.
-
De dimensies van de verschillende eenheden (zoals hoogte van de hybride koelcellen en andere gebouwen) dienen in het MER opgenomen te worden evenals de uitvoering/gebruikte materialen (gebouwen, …).
-
De waterbalans dient herbekeken te worden: de voorbehandeling van ruw water waarna het gebruikt wordt als koelwater ontbreekt (fig 3.3.1 van de kennisgeving). Tevens dienen er correcte debieten vermeld te worden in de tekst (§ 3.3.3.2.4 ivm procesafvalwater) en in de figuren (fig. 3.3.2). Fig. 3.3.2 van de kennisgeving dient verduidelijkt te worden wat de behandeling van de reststroom en de spui afkomstig van de ketelwaterbereiding betreft.
-
Wat de opslag van chemicaliën betreft, dient ook voor opslag van kleine hoeveelheden lekbakken voorzien te worden.
-
Een afvalstoffenregister dient bijgehouden te worden.
-
Het tracé voor de leidingen voor captatie van koelwater en lozing van afvalwater in het kanaal Gent-Terneuzen moet op kaart worden aangegeven. De impacten dienen besproken te worden.
-
Er dient besproken te worden wat de huidige capaciteit is van het bestaande hoogspanningsnet, of deze capaciteit volstaat voor toekomstige injectie van elektriciteit, en of er aanpassingen vereist zijn. Tevens dient bekeken te worden op welke manier op dit bestaande hoogspanningsnet zal aangesloten worden. Indien nog verschillende opties open zijn, dienen deze beschreven te worden. Mogelijke randvoorwaarden en knelpunten dienen besproken te worden. Daarnaast dient besproken te worden hoe aangesloten zal worden op bestaande Fluxys leidingen, of er aanpassingen aan het tracé nodig zijn en ook hierbij dienen de eventuele randvoorwaarden en knelpunten aangegeven te worden. Het optreden van mogelijk cumulatieve effecten bij de aansluiting op deze infrastructuur dient minstens kwalitatief bekeken te worden. De nadruk ligt hierbij op de aansluiting, ligging en tracées van deze gas- en elektriciteitsleidingen op het terrein zelf, de eventuele effecten ervan dienen mee te worden opgenomen in het MER.
-
Het MER zal beschrijven welke maatregelen genomen worden om de visinnames via het koelwaterinnamepompstation te vermijden.
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 4 van 17
Volgende opmerkingen gelden voor de bespreking van de alternatieven: -
Het nulalternatief zal in het MER duidelijk worden omschreven.
-
Zoals aangegeven in de kennisgeving zal het MER dieper ingaan op het locatieselectieproces. De gevolgde stappen om te komen tot de uiteindelijke locatiekeuze dienen beter uitgewerkt te worden in het ontwerp-MER. Indien mogelijk zal een overzicht toegevoegd worden van de terreinen die werden overwogen en de criteria die werden gehanteerd om tot de uiteindelijk keuze te komen. Eveneens moet aangegeven worden om welke redenen het terrein geschikt is voor de voorziene eenheid.
-
Een globale vergelijking met andere opties voor elektriciteitsproductie dient opgenomen te worden in het MER (wind, water, photovoltaïsch, biomassa, kolen, nucleair). Er dient ingegaan te worden op de voor-en nadelen, en op de redenen waarom gekozen wordt voor een CCGT. Hierbij dient de nadruk gelegd te worden op milieu-aspecten.
-
In het MER dienen de realistische (technisch, economisch) alternatieven voor koeling met elkaar vergeleken te worden. Voor de niet realistische alternatieven dient te worden gemotiveerd waarom deze niet realistisch zijn. Wanneer uit de effectbespreking blijkt dat gebruik van de gekozen koelingtechniek (hybride koelcellen) significante milieueffecten veroorzaakt, dienen alternatieven meer in detail uitgewerkt te worden.
-
Wat betreft de uitvoeringsalternatieven dienen de geplande processen en installaties geëvalueerd te worden ten opzichte van de relevante passages uit de Vlaamse BBT-studies (VITO) en de Europese BREF-documenten. Hierbij dienen zowel de sectorspecifieke als de zogenaamde ‘horizontale’ BBT-documenten te worden gescreend op toepasselijke delen. Aan de gang zijnde herzieningen dienen te worden opgevolgd tijdens het m.e.r.-proces.
-
Alle alternatieven of emissiereducerende technieken die volgens deze bronnen als BBT worden beschouwd zullen in het MER worden opgelijst. De impact van het inzetten van deze technieken op de verwachte milieueffecten zal zoveel mogelijk kwantitatief worden uitgedrukt. De overwogen criteria om de alternatieve reductiemaatregelen te evalueren zullen duidelijk in beeld gebracht worden.
5. Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7.§ 1,f
De volledig verklaarde kennisgeving schetst in de vorm van een matrix voldoende het juridisch/beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of het juridische/beleidsmatige kader onderzoekssturend kan zijn, dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide.
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 5 van 17
Volgende juridische en beleidsmatige randvoorwaarden dienen mee opgenomen te worden in het juridisch en beleidsmatig kader waaraan tevens voorliggend project moet getoetst worden: - Het Legionellabesluit - Reductieprogramma gevaarlijke stoffen (2005) - alle relevante RUP’s die in ontwikkeling zijn of reeds goedgekeurd dienen opgenomen te worden in de tabel - Er dient nagaan te worden of in de herziene versie van de IPPC richtlijn (Richtlijn industriële emissies, nu nog in ontwerp) strengere grenswaarden m.b.t. de emissies naar lucht zijn opgenomen.
Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken van deze randvoorwaarden op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een uitgesproken ruimtelijke component dienen cartografisch gepresenteerd te worden.
6. Bestaande toestand en milieueffecten 6.1
Algemene methodologische aspecten
art.4.3.7.§ 1,1°, g
Als referentiesituatie dient het gebied met de omgeving te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met de beslissingen, die worden verwacht te zijn uitgevoerd, vooraleer het voorgenomen project zal aanvangen. De kennisgeving geeft een goede beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande gegevens daarvoor zullen gebruikt worden. De referentiesituatie wordt in het kader van dit project gedefinieerd als de huidige situatie. De referentiesituatie is eveneens het nulalternatief. Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. Tijdens het opstellen van het MER dient ook gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie. Relevante ontwikkelingsscenario’s dienen te worden uitgewerkt in het MER vermits cumulatieve effecten mogelijk zijn met andere, mogelijk nog niet gerealiseerde projecten in de omgeving (Centrale Knippegroen, Centrale Langerbrugge, Centrale Rodenhuize, Centrale SPE Ringvaart, Biomassacentrale Stora Enso, Alco Biofuel), dit voornamelijk wat de aspecten koelwaterlozingen en thermische impact betreft en impact op de luchtkwaliteit. De kennisgeving bevat in §6 een oplijsting van mogelijke aandachtspunten m.b.t. de verwachte effecten door uitvoering van het project. Deze opsomming dient aangevuld te worden met de impact naar fauna en flora en de impact op verkeer tijdens de bouwfase.
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 6 van 17
6.2
Specifieke opmerkingen per discipline
art.4.3.7.§ 1,2°, a, b, c
De kennisgeving geeft een goede beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat in de tekst van het MER voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet en dat er wordt gestreefd naar een maximale kwantitatieve beschrijving van het effect. Binnen elke discipline moet het gehanteerde toetsingskader worden aangegeven. Tevens zal aangegeven worden op basis van welke criteria een effect als significant of als niet significant beoordeeld wordt. Alle relevante fases (afbraakfase, aanlegfase, exploitatiefase en onderhoudsfase) dienen binnen alle relevante disciplines aanbod te komen.
Ter aanvulling van de kennisgeving worden per discipline volgende opmerkingen gemaakt die in het project-MER behandeld zullen worden:
Lucht Indien uit de effectbespreking blijkt dat het gekozen studiegebied o.v.v. een straal van 5 km (zoals beschreven in de kennisgeving) rondom de site onvoldoende groot is en er over een groter gebied milieueffecten kunnen optreden, dient het studiegebied uitgebreid te worden (ook afhankelijk van de schouwhoogte).
Voor de emissiesituatie zal uitgegaan worden van de ‘worst case’ benadering waarbij de emissiegrenswaarden net gehaald worden. Indien uit leveranciersgaranties of gegevens van gelijkaardige eenheden zou blijken dat lagere concentraties haalbaar zijn, zal dit aangegeven worden en zal de keuze voor de uiteindelijk gehanteerde waarde gemotiveerd worden.
Er zijn op dit ogenblik nog geen gegevens met betrekking tot de schoorsteenhoogte. In het MER zal een schoorsteenhoogte conform de bepalingen van Vlarem II worden uitgevoerd. De berekende schoorsteenhoogte zal worden getoetst aan de specificaties van de leveranciers en de technische haalbaarheid. De bijdrageberekening en beoordeling zal worden uitgevoerd voor een realistische schoorsteenhoogte.
Er dient getoetst te worden aan de richtwaarde voor NOx voor de nieuwe MBO elektriciteitscentrales. De noodzaak tot DeNOx dient onderzocht te worden i.f.v. de impact en er dient een eerste inschatting van de eenheidsreductiekost voor NOx te gebeuren.
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 7 van 17
Cumulatieve effecten van bestaande eenheden in het studiegebied zitten vervat in de meetgegevens van de actuele luchtkwaliteit. De deskundige gaat na of bepaalde nieuwe installaties, die tot cumulatieve effecten aanleiding zouden kunnen geven, op stapel staan en in hoeverre hierover al gegevens beschikbaar zijn. Er dient verduidelijkt te worden dat voor een gasgestookte centrale emissies van fijn stof minder relevant zijn, tenzij voor de noodstroomdiesel.
Wat betreft de milderende maatregelen kan een checklist van het VITO gebruikt worden en zal duidelijk aangegeven worden welke maatregelen voorzien zijn. Voor de niet-voorziene maatregelen dient uitgebreid geargumenteerd te worden waarom deze niet weerhouden werden.
Water Wanneer bemalingswater tijdens de constructiefase (zie verder bij discipline grondwater) geloosd zou worden in het kanaal Gent-Terneuzen, dient de impact hiervan bekeken te worden (peilbeheer, waterkwaliteit). Zoals aangegeven in de kennisgeving zal het sanitair afvalwater op de riool geloosd worden. Het MER zal nagaan of voor de verschillende bedrijfafvalwaterstromen een lozing op het kanaal GentTerneuzen mogelijk is, of geloosd dient te worden op de riolering. In dit laatste geval dient getoetst te worden aan de criteria van de ministeriële omzendbrief en dient de impact op werking van overstorten bekeken te worden. Zoals aangegeven in de kennisgeving zal bij lozing in de Gent-Terneuzen de impact op de waterkwaliteit en op de watertemperatuur beoordeeld worden. Vermits op verschillende locaties zal geloosd worden (deels in koelwaterstroom, deels in oppervlaktewater) zal op elk van deze stromen een meetconstructie voorzien moeten worden t.b.v. controles in kader van de milieuwetgeving en om meetcampagnes toe te laten. Bespreek met welke frequentie deze meetcampagnes georganiseerd dienen te worden.
Er dient zowel getoetst te worden t.o.v. de kwaliteitsdoelstellingen als de actuele waterkwaliteit. Minstens volgend debietsscenario dient doorgerekend: 10 percentieldebiet (10% laagste debiet) van het kanaal in combinatie met maximaal te verwachten/te vergunnen concentraties/debieten/vrachten van de verschillende parameters, cfr. Europees aanvaarde ‘reasonable worst case scenario’. Tevens dienen mogelijke effecten van opconcentratie van de verschillende parameters aanwezig in het kanaalwater onderzocht te worden, niet enkel hetgeen toegevoegd wordt in het opgenomen water. Indien NaOCl als biocide in het koelwater wordt gebruikt, dient de impact op AOX vorming onderzocht te worden.
Indien voor het koelwatercircuit gebruik gemaakt wordt van materialen, behandeld met antifouling producten, moet de mogelijke uitloging van deze antifouling producten bekeken worden.
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 8 van 17
Bodem en Grondwater Door middel van kaartmateriaal zal aangegeven worden waar kernen van verontreiniging van bodem en/of grondwater zich bevinden. Eventueel grondverzet dat gepaard gaat met de geplande infrastructuurwerken dient te worden besproken, rekening houdend met de toepasselijke reglementering. Hierbij moet aangegeven worden of er een netto grondoverschot te verwachten valt. De netto vraag aan delfstoffen moet begroot worden. Eveneens moet nagegaan worden of er mogelijkheden kunnen aangegrepen worden om een efficiënt en duurzaam voorraadbeheer te stimuleren. Er dient duidelijk aangegeven en onderbouwd te worden in hoeverre het voorgenomen project eventuele saneringsscenario’s voor bodem en grondwater kan beïnvloeden en hoe hier eventueel rekening mee gehouden zal worden. Er dient bekeken te worden of bemaling nodig zal zijn tijdens de constructiefase, afhankelijk van de stand van het grondwater en de mogelijke gevolgen hiervan (invloedstraal, kwantiteit en kwaliteit opgepompt grondwater,…). De verschillende mogelijkheden voor lozing van bemalingswater dienen bekeken te worden rekening houdende met de kwaliteit van het bemalingswater, onder andere het risico op verontreiniging met metalen dient bekeken te worden. Indien er een risio op verontreiniging is, dient het bemalingswater gezuiverd te worden voorafgaand aan lozing. Effecten dienen onderzocht te worden van mogelijke incidenten/lekken bij het productieproces, bovenen ondergrondse leidingen en bij opslag en overslag. Verzurende deposities moeten begroot worden. Hierbij moet duidelijk aangegeven worden hoe groot het gebied omhelst onder invloed van deze depositie. Bij de beoordeling verdient het aanbeveling rekening te houden met de doelstellingen van het MINA-plan.
Geluid Naar aanleiding van opmerkingen tijdens de richtlijnenbespreking worden de meetpunten duidelijk gesitueerd op kaart (zie figuur in bijlage). Langdurige omgevingsmetingen worden uitgevoerd op volgende locaties: - MP1: woning Doornzeelsestraat 54 - MP2: woning Wildestraat 28 - MP3: woning Langerbruggekaai 28 Minstens 1 meetpunt ligt op 200 m van de perceelsgrens. De nodige interpolatie naar relevante locaties dien te gebeuren in het MER. Mogelijke effecten van trillingen op omliggende gebouwen (vnl. tijdens de constructiefase) dienen onderzocht te worden. De algemene geluidsnormen van VLAREM II dienen nageleefd te worden.
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 9 van 17
Het risico op piekgeluiden bij de opstart dient onderzocht te worden, zeker voor cycling mode werkregime. Het meest recente consensus-significantiekader dient gebruikt te worden (zoals afgesproken in de betreffende werkgroep van de MER-deskundigen ‘geluid en trillingen’).
Geluidsvermogenniveaus van de verschillende bronnen zullen worden ingeschat op basis van leveranciersen ervaringsgegevens en gegevens van Nest-Energie SA voor gelijkaardige installaties die al in werking zijn. Het MER dient een voorstel tot monitoring te bevatten.
Mens Het aantal bijkomende voertuigbewegingen per dag dat verwacht wordt, dient besproken te worden.
Bij de bespreking van de referentiesituatie dient gebruik gemaakt te worden van de gegevens en resultaten van het Humane Biomonitoringsonderzoek in de Gentse Kanaalzone (2002 – 2006) van het Steunpunt Milieu en gezondheid.
Met betrekking tot veiligheid dient rekening gehouden te worden met: -
Risico op het zich voordoen van bepaalde incidenten
-
Interactie met andere bedrijven in de omgeving
-
Impact op interventieplanning
Effecten van pluimvorming, mist, … dienen besproken te worden. Indien meerdere alternatieven voor koeling worden beschouwd, dienen deze allemaal voor deze aspecten bekeken te worden.
Zoals aangegeven in de kennisgeving zal de nodige aandacht besteed worden aan de gezondheidsaspecten van de omwonenden. Naast de beschreven aandachtspunten zoals impact door emissie van polluenten, mogelijke geluidshinder en verkeersaspecten, zal ook het mogelijke risico op het voorkomen van Legionella besproken te worden.
Er dient tevens onderbouwd te worden of er een risico op geuremissies bestaat.
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 10 van 17
Fauna en Flora Indien een oppervlak aan bos gerooid dient te worden om het terrein bouwrijp te maken, dient dit aspect in deze discipline behandeld te worden. Bij de beoordeling m.b.t. impacten via lucht dient vooral rekening gehouden te worden met de depositie t.o.v. de kritische lasten voor de verschillende habitats, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen.
De impact van pompen en lozen van het koelwater op het gedrag van het visbestand enerzijds en op het vlak van directe en indirecte vismortaliteit (impingement) anderzijds dient nagegaan te worden. Verschillende systemen om intrekken van vissen tegen te gaan, dienen besproken te worden (werking, efficiëntie, kostprijs …) en de optimale keuze voor deze locatie dient voorgesteld te worden.
Indien voor de aansluiting op het Elia transmissienet bovengrondse hoogspanningsleidingen noodzakelijk zouden zijn, dient de impact ervan op migratie van vogels te worden nagegaan. Ook dient bekeken te worden of andere hoge constructies een impact hebben op trekvogelroutes.
Er dient bekeken te worden of een impact verwacht kan worden op het gedrag van soorten tgv eventuele pluimvorming van de koelcellen;
6.3
Vergelijking van de alternatieven
art.4.3.7.§ 1,2°, e
De uitvoeringsalternatieven dienen ten gronde te worden beschreven en geëvalueerd op hun milieuimpact. De gebruikte productieprocessen dienen afgewogen te worden t.o.v. de BBT bepalingen en criteria zoals voorgesteld in alle relevante BREF-documenten en Vlaamse BBT-studies. In functie van de resultaten van het effectenonderzoek kunnen bijkomende alternatieven geformuleerd worden, eventueel onder de vorm van milderende maatregelen.
7
Leemten in de kennis
art.4.3.7.§ 1,4°
Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt tussen leemten m.b.t. project en aangaande methode en inzicht.
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 11 van 17
Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.
8
Grensoverschrijdende effecten
Gezien de geplande locatie van de CCGT-eenheid op ongeveer 10 km van de Nederlandse grens worden geen grensoverschrijdende effecten verwacht.
9
Monitoring en evaluatie
art.4.3.7.§ 1,2°, d
In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de milieuvergunningsreglementering.
10 Integratie en eindsynthese art.4.3.7.§ 1,2°, e
In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen.
11.
Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen
art.4.3.7.§ 1,3°
In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. Indien dit nog niet bij de projectbeschrijving het geval is geweest, zal in dit hoofdstuk aangegeven worden welke materialen voor dit project zullen worden gebruikt.
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 12 van 17
12.
Niet-technische samenvatting
art.4.3.7.§ 1,5°
De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het rapport contact te houden met de Dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking in het MER van hun adviezen.
Wanneer tijdens de opmaak van het MER contact wordt opgenomen met een van de adviserende administraties, wordt er op aangedrongen de Dienst MER schriftelijk (e-mail) op de hoogte te brengen van eventuele afspraken die werden gemaakt. Dit teneinde misverstanden bij de beoordeling van het MER te vermijden.
29 juni 2010 Het afdelingshoofd,
Paul Van Snick Algemeen Directeur
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 13 van 17
Bijlagen -
Bekendmaking en terinzagelegging in Gemeente Evergem en Stad Gent
Er werden geen inspraakreacties ontvangen. -
De volgende instanties hebben schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen bezorgd (zij zullen een ontwerptekst ontvangen): VMM
T.a.v. mevr. M. Rosier
VMM
Buitendienst Gent
OVAM Provincie OostVlaanderen Fluxys N.V.
Stationsstraat 110 Dienst 82 - Milieuhygiëne t.a.v. Roger Degryse
Alfons Van de 9320 Erembodegem Maelestraat 96 (Aalst) t.a.v. Bart Vervae- Maaltecenter Blok E ke T.a.v. de Philip Wieme Kunstlaan 31
Derbystraat 9051 SINT135 DENIJSWESTREM
2800 MECHELEN Gouvernementstraat 1 9000 GENT 1040 Brussel
Vlaams Agentschap Afd Toezicht Volksgezond- t.a.v. Stefan Acke Elfjulistraat 45 Zorg en Gezondheid heid, team milieugezondheidszorg Gemeente Evergem t.a.v. Corry Van de Woesyne Fortune de Koker- 9940 Evergem laan 11 Stad Gent t.a.v. Joke Verhenne Stadhuis Botermarkt 1
9000 Gent
9000 Gent
Volgende instanties hebben laten weten geen opmerkingen te hebben: ANB
t.a.v. Steven Laureys
Gebr. Van Eyckstraat 4-6
VMM
Afdeling Operationeel Water- Graaf de Ferrarisbeheer, T.a.v. Bram Vogels gebouw 2de verdieping
9000 GENT
(ontvangt een ontwerptekst)
Koning Albert IIlaan 20 Bus 16
1000 Brussel
(ontvangt een ontwerptekst)
9000 Gent
(ontvangen geen ontwerptekst)
Afd. Land en Natuurlijke Rijkdommen t.a.v. Jean-Paul Van Elfjulistraat 39b Bodemberblok A Buitendienst Oost-Vlaanderen Liefferinge scherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen Maritieme Toe- t.a.v. Kenneth Verbraeken Tavernierkaai 3 2000 Antwerpen gang
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 15 van 17
(ontvangt een ontwerptekst)
Van de volgende instanties werd geen reactie ontvangen: LNE
LNE
LNE Agentschap Ruimte en Erfgoed Agentschap Ruimte en Erfgoed Vlaams Energieagentschap LNE
Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Afdeling Milieuvergunningen Onroerend erfgoed
Dienst Lucht en Klimaat
Graaf de Ferrarisgebouw
Koning Albert 1000 BRUSII-laan 20 Bus 8 SEL
Dienst Hinder en Risicobeheer
Graaf de Ferrarisgebouw
Koning Albert 1000 BRUSII-laan 20 Bus 8 SEL
Apostelhuizen 9000 GENT 26K Buitendienst Oost- Gebr. Van EyckVlaanderen straat 4-6
Ruimtelijke Ordening
Buitendienst Oost- Gebr. Van EyckVlaanderen straat 4-6
Koning Albert IIlaan 20 bus 17
1000 Brussel
Afdeling Milieu-, Na- Dienst VR tuur- en Energiebeleid
Koning Albert II – laan 20 bus 8
9000 GENT 9000 GENT
1000 Brussel
Op basis van bovenstaande lijst wordt gevraagd 12 exemplaren van de ontwerptekst van het MER toe te sturen. Gelieve ook een digitale versie van de ontwerptekst te voorzien.
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 16 van 17
Bijlage: meetlocaties discipline Geluid:
MP 2
MP 3
MP 1
Richtlijnen milieueffectrapportage Nest-Energie SA (PRO503)
Pagina 17 van 17